34 000 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2015

Nr. 7 BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 oktober 2014

Een goede verantwoording begint bij een goede begroting. U ontvangt daarom van ons in deze brief enkele aandachtspunten van de Algemene Rekenkamer bij de begroting 2015 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).1 Wij hebben gekeken naar de mate waarin deze begroting informeert over extra geld, bezuinigingen, risico´s en de bijbehorende maatregel(en) en beoogde effecten.

De begroting 2015 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voldoet aan de regels die hiervoor zijn opgesteld in de Rijksbegrotingsvoorschriften. Maar wie in deze begroting informatie zoekt over het (extra) geld dat voor onderwijs beschikbaar is gekomen, en de koppeling van dit geld aan prestaties en beoogde effecten op maatschappelijk relevante terreinen, zal zich beperkt bediend voelen. Hetzelfde geldt voor wie inzicht zoekt in de risico’s die het departement loopt op de bedragen waarvoor het garant staat: aan de rijksbegrotingsvoorschriften is voldaan, maar voor een volledig inzicht is meer informatie nodig.

Onze aandachtspunten zijn in het kort:

  • Extra geld voor onderwijs: achtergrondkennis nodig voor goed overzicht

  • Meer duiding van uitstaande garanties gewenst

  • Geen informatie over realisatie en gevolgen bezuiniging op cultuur

  • Voorsprong op gebied van open data kan worden vergroot.

De begroting 2015 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap omvat € 36.042 miljoen aan uitgaven en € 1.256 miljoen aan ontvangsten. In de onderstaande tabel hebben we de uitgaven per artikel in kaart gebracht, en aangegeven in welke paragraaf van deze brief ze aan bod komen.

1. Extra geld voor onderwijs: achtergrondkennis nodig voor goed overzicht

Het kabinet heeft sinds 2013 op verschillende momenten extra geld aan de begroting van OCW toegevoegd. Dat bedrag loopt de komende jaren op tot ruim een miljard euro. Ten eerste leidde het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA), voortvloeiend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte/Ascher, tot een bedrag van € 25 miljoen in 2014, oplopend tot structureel € 689 miljoen in 2017. Vervolgens betekenden de Begrotingsafspraken 2014 (tot stand gekomen eind 2013) een extra bedrag van € 650 miljoen in 2013 en 2015, en € 600 miljoen in de daarop volgende jaren. Dit bedrag wordt vanaf 2015 aangevuld met € 277 miljoen (vanaf 2019 structureel € 275 miljoen), waarmee de bezuiniging op gratis schoolboeken ongedaan is gemaakt.

Onderstaande figuur bevat de oploop van de extra middelen.

Figuur 1: Extra middelen OCW (* € miljoen)

Figuur 1: Extra middelen OCW (* € miljoen)

De begroting 2015 is de eerste begroting waarin de bestemming van alle extra bedragen zichtbaar zou moeten zijn. Voor een volledig beeld van de intensiveringen is echter kennis vereist van de inhoud van aanvullende documenten2.

Daarnaast worden de NOA-middelen en de middelen uit de Begrotingsafspraken 2014 op verschillende manieren en op verschillende plaatsen toegelicht. Ook zijn er verschillende bestemmingen en bestedingsvoorwaarden opgenomen voor beide middelen. Zo worden de NOA-gelden zonder concrete bestemming toegevoegd aan de lumpsum voor onderwijs. En omdat de lumpsum geen specifieke bestedingsvoorwaarden kent, is het onzeker hoe dit extra geld in de praktijk wordt besteed aan onderwijs en onderzoek. Tegelijkertijd zijn aan een deel van de Begrotingsafspraken 2014 wel specifieke voorwaarden gesteld. En dit levert inherente spanning op tussen het budgetrecht van het parlement en de autonome schoolbesturen.

Gegeven deze verschillen in informatie over de bestemmingen van het (extra) geld voor de verbetering van de kwaliteit van onderwijs, en gegeven de bestedingsvrijheid die schoolbesturen hebben binnen de lumpsumfinanciering, mag worden verwacht dat het jaarverslag van de Minister van OCW over 2015 beperkt inzicht geeft in de besteding van de extra middelen.

De Minister van OCW heeft toegezegd uw Kamer in 2017 en 2020 te informeren over de voortgang van de intensiveringen in het PO en VO, volgend uit het NOA en de Begrotingsafspraken3. Wij zullen deze rapportages over de voortgang met belangstelling volgen, en komen hier in onze verantwoordingsonderzoeken op terug. Hieronder beschrijven we de uitwerking van NOA en Begrotingsafspraken in de begroting 2015.

Nationaal Onderwijsakkoord

Het Nationaal Onderwijsakkoord bevat onder andere afspraken over de verbetering van de kwaliteit van leraren (zie kader) en schoolleiders en bijscholing van bestaande docenten en schoolleiders. Een groot deel van het totale bedrag dat het NOA met zich meebrengt, was al toegezegd in het regeerakkoord van het kabinet-Rutte/Asscher. De verdeling van de NOA-middelen is opgenomen in bijlage 2 (het verdiepingshoofdstuk) van de begroting. In de begroting van 2014 was al € 25 miljoen NOA-geld opgenomen (voor onderzoek). In de begroting van 2015 wordt daar € 187 miljoen aan toegevoegd. Deze bedragen zijn cumulatief, in totaal is € 212 miljoen aan NOA-gelden begroot in 2015. Figuur 2 bevat de verdeling per sector.

In de begroting van het Ministerie van OCW is niet aangegeven welk deel van de NOA-middelen wordt besteed aan de kwaliteit van de leraren. Wel geeft artikel 9 «Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid» (een van de) informatie over de middelen hiervoor (zie kader).

NOA en verbetering kwaliteit leraren

De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van stimuleringsmaatregelen voor de ontwikkeling van de kwaliteit en professionaliteit van docenten en het bijdragen aan een aantrekkelijk beroep. Dit doet zij met:

  • Actieplan «LeerKracht van Nederland» (2007)

  • Actieplan «Leraar 2020, een krachtig beroep!» (2011)

  • «Lerarenagenda 2013–2020: de leraar maakt het verschil» (2013)

  • Overige convenanten en bestuursakkoorden.

Artikel 9 «Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid» geeft informatie over een deel van de middelen die worden ingezet voor het verbeteren van de kwaliteit van de leraren.

Figuur 2: Uitgaven extra middelen NOA 2015 (totaal € 212 miljoen).

Figuur 2: Uitgaven extra middelen NOA 2015 (totaal € 212 miljoen).

Bron: Algemene Rekenkamer, op basis van Begroting OCW 2015 (Beleidsagenda, tabel 4)

Begrotingsafspraken 2014

Eind 2013 heeft het kabinet-Rutte/Asscher met D66, ChristenUnie, SGP en de coalitiepartijen afspraken gemaakt over:

  • extra middelen voor onderwijs en onderzoek (€ 600 miljoen);

  • terugdraaien van de bezuiniging «afschaffen gratis schoolboeken» (vanaf 2015 € 277 miljoen, vanaf 2019 € 275 miljoen);

  • vertragen en halveren van de bezuiniging op de Nederlandse Publieke Omroep (€ 50 miljoen);

  • een rijksbrede herschikking en verlaging van subsidies. Het Ministerie van OCW leverde hierbij € 2,4 miljoen in.4

De beleidsagenda in de begroting geeft de verdeling van de middelen naar maatregelen weer. Het verdiepingshoofdstuk bevat de verdeling per beleidsartikel (zie figuur drie).

Eerdere berichtgeving van de Minister van OCW over de Begrotingsafspraken 2014 bevatte een specificering van de bestemming van de gelden. Deze specificering heeft de Minister ook in de Begroting 2015 opgenomen. Zie onderstaande tabel.

Eerdere berichtgeving van de Minister van OCW over de Begrotingsafspraken 2014 bevatte een specificering van de bestemming van de gelden. Deze specificering heeft de Minister ook in de Begroting 2015 opgenomen. Zie onderstaande tabel.

Figuur 3: Uitgaven extra middelen Begrotingsafspraken 2014 in het jaar 2015 (inclusief gratis schoolboeken). Totaal: € 854 miljoen.

Figuur 3: Uitgaven extra middelen Begrotingsafspraken 2014 in het jaar 2015 (inclusief gratis schoolboeken). Totaal: € 854 miljoen.

Bron: Algemene Rekenkamer, op basis van Begroting OCW 2015 (Verdiepingshoofdstuk).

De Begrotingsafspraken 2014 behelzen volgens het verdiepingshoofdstuk € 854 miljoen, en volgens de beleidsagenda € 927 miljoen. Het verschil wordt verklaard door enerzijds een vrijval op de lumpsumreeks (geld dat niet meer uitgegeven mag worden aan onderwijs, vanwege een korting door het Ministerie van Financiën omdat de prijzen minder hard stegen dan men van tevoren dacht) en anderzijds door een kasschuif (waarbij een deel van de te verwachten opbrengsten van het studievoorschot in 2018 naar 2015 worden gehaald). Zie onderstaande tabel.

Tabel 2: Doelstellingen Begrotingafspraken 2014 (Bron: Begroting OCW tabel 3)
 

2015

2016

2017

2018

2019

Kwaliteit onderwijs

         

Meer en betere handen/zittenblijven

155

155

175

175

175

Lumpsum

235

150

150

150

150

Matching

25

25

25

25

25

Passend onderwijs

         

Bezuinigingen ongedaan maken

11

21

21

21

21

Extra middelen samenwerk. Verb.

4

27

24

26

29

Afbouwpercentages

0

2

5

3

0

MBO praktijk/techniek

         

Verhogen budget technische opleidingen

75

75

75

75

75

Excellent vakmanschap

25

25

25

25

25

Onderzoek en innovatie

         

Cofinanciering

50

50

50

50

50

Matching

25

25

25

25

25

Open competitie

25

25

25

25

25

Incidentele middelen

20

20

     
           

Totaal

650

600

600

600

600

Publieke omroep

0

50

50

50

50

Schoolboeken

277

277

277

277

275

Totaal intensiveringen

927

927

927

927

925

Tabel 3: Verschil tussen verdiepingshoofdstuk en beleidsagenda (Bron: Algemene Rekenkamer, op basis van gegevens Ministerie van OCW)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Beleidsagenda

0

927.000

927.000

927.000

927.000

925.000

Vrijval lumpsum OCW

 

– 15.000

– 15.000

– 15.000

– 15.000

– 15.000

Vrijval lumpsum FIN

 

– 25.000

– 25.000

– 25.000

– 25.000

– 25.000

Kasschuif Studievoorschot

 

– 33.000

0

0

+ 33.000

0

Verdiepingshoofdstuk

0

854.000

887.000

887.000

920.000

885.000

Begrotingsafspraken en verbetering kwaliteit leraren

In onze brief van 16 oktober 2013 vroegen wij o.a. aandacht voor inzicht in de (extra) prestaties die worden verlangd voor de intensiveringen en de wijze waarop die worden gevolgd. Zoals te zien in tabel 2, worden de middelen voor de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs voor het grootste deel aan de lumpsum toegevoegd(zie figuur 4). Daarbinnen geldt bestedingsvrijheid voor de schoolbesturen.

Figuur 4: Middelen uit Begrotingsafspraken voor kwaliteit onderwijs (totaal € 415 miljoen)

Bron: Algemene Rekenkamer, op basis van Begroting OCW 2015

2. Meer duiding van uitstaande garanties gewenst

Vanaf het begrotingsjaar 2015 moeten alle begrotingshoofdstukken een overzicht van garanties en achterborgstellingen bevatten. Hierbij dient de Minister onder andere een toelichting op de uitstaande risico’s te geven. Een goede verantwoording over financiële risico’s die op de begroting van het Ministerie van OCW afgewenteld kunnen worden, komt de beheersing van deze risico’s ten goede. In de begroting van OCW zijn, conform de rijksbegrotingsvoorschriften, de Regeling Indemniteit Bruiklenen (uitstaand bedrag 2015: € 300 miljoen) en de Achterborgstelling Nationaal Restauratiefonds (uitstaand bedrag 2015: € 248,8 miljoen) toegelicht.

De toelichting op de financiële risico’s op de begroting van het Ministerie van OCW kan volgens ons verder aan informatiewaarde winnen als de andere garantieregelingen ook op deze wijze worden toegelicht. Uit de saldibalans over 2013 blijkt namelijk dat het ministerie in totaal voor meer dan € 2,5 miljard aan risicoregelingen op de begroting heeft staan. In de huidige beleidsagenda wordt een groot deel van dat bedrag niet toegelicht. Het gaat hier bijvoorbeeld om de leningen die onderwijsinstellingen in het kader van schatkistbankieren bij het Ministerie van Financiën hebben afgesloten en waarvoor OCW garant staat. Dat het hier om een zogenaamde interne garantie van OCW aan Financiën gaat, betekent niet dat deze regelingen zonder risico zijn. Op het moment dat een onderwijsinstelling zijn verplichting in dit verband aan het Ministerie van Financiën niet kan nakomen, moet de financiële schade op de begroting van OCW worden opgevangen. We geven de Tweede Kamer daarom in overweging om de Minister van OCW te vragen om ook dergelijke garantieregelingen op dezelfde wijze toe te lichten als de Regeling Indemniteit Bruiklenen en de Achterborgstelling Nationaal Restauratiefonds. Een aanvullende overweging kan zijn om de Minister van Financiën te vragen de rijksbegrotingsvoorschriften op dit punt aan te passen.

3. Geen informatie over realisatie en gevolgen bezuiniging op cultuur in begroting 2015

In 2010 kondigde het kabinet-Rutte/Verhagen aan dat een bezuiniging zou worden doorgevoerd op de uitgaven aan cultuurbeleid, die zou oplopen tot structureel € 200 miljoen in 2015. De bezuiniging heeft betrekking op zowel specifieke uitgaven als op de uitgaven binnen de basisinfrastructuur ten aanzien van subsidieverstrekking aan cultuur. De begroting 2015 bevat geen informatie over de realisatie en de gevolgen van de bezuiniging op cultuurbeleid in 2015.

De begroting bevat wel de realisatie van de uitgaven aan cultuur van het afgelopen jaar, de raming voor de uitgaven van dit jaar en een raming van de uitgaven voor de komende jaren. Hier ontbreekt echter een toelichting op hoe deze cijfers relateren aan de voorgenomen bezuiniging, waardoor niet duidelijk wordt in hoeverre deze is gerealiseerd5.

In haar brief Ruimte voor talent in het cultuurbeleid van 29 augustus 2014 geeft de Minister van OCW aan dat het kabinet voor de periode 2014–2016 in totaal € 5 miljoen vrij maakt voor talentontwikkeling. Deze middelen zijn afkomstig uit het budget voor Specifiek cultuurbeleid. In de begroting wordt dit budget niet tot op detailniveau uitgesplitst, waardoor deze uitgaven niet expliciet in de begroting terug te vinden zijn. Deze mate van detaillering is conform de rijksbegrotingsvoorschriften.

Begin 2015 komen wij met de publicatie Zicht op Bezuinigingen – Cultuursubsidies, waarin wij nagaan of de voorgenomen bezuiniging is gerealiseerd, en welke gevolgen deze bezuiniging heeft gehad.

4. Voorsprong op gebied van open data kan worden vergroot

De rijksoverheid moet meer het voortouw nemen in het actief digitaal beschikbaar stellen van de openbare data waar zij over beschikt. Daarmee neemt het inzicht in de besteding van belastinggeld toe, ontstaan kansen voor hergebruik van data en wordt de overheid gestimuleerd om te innoveren en efficiënter te werken. Hiervoor is het van belang dat de departementen weten over welke data zij beschikken en welk deel daarvan openbaar is en dus als open data kan worden aangeboden. Een en ander constateerden wij in ons Trendrapport open data (maart 2014).

Om het gebruik van open data een verdere impuls te geven, is inzicht in de beschikbare data, via bijvoorbeeld een data-catalogus of een data-inventarisatie, een belangrijke voorwaarde. Dit biedt niet alleen inzicht in welke data men in huis heeft, maar het is ook cruciaal voor het bepalen welke data al dan niet op korte termijn open kunnen en welke niet.

Wij merken op dat veel onderwijsdata al als open data via data.overheid.nl en data.duo.nl beschikbaar worden gesteld. Dit zijn de grootste bronnen van open onderwijsdata in Nederland. Een positieve ontwikkeling is ook dat de Inspectie van het Onderwijs voornemens is toezichtgegevens in de nabije toekomst als open data beschikbaar te stellen.6 Ook cultuurdata worden breed beschikbaar gesteld en benut in apps en websites. Zo ontsluit het Nationaal Archief via de website www.gahetna.nl veel archiefmateriaal, foto’s en kaarten.

In ons Trendrapport open data constateren we dat de data in de onderwijssector nagenoeg open zijn. In het onderzoek Bekostiging voortgezet onderwijs (Kamerstuk 31 289, nr. 193) bevelen we in aanvulling hierop aan om verder te investeren in een duurzame informatiehuishouding voor en over het voortgezet onderwijs, op basis van de principes van open data. Dit moet een doorlopend inzicht bieden op micro- en macroniveau in de publieke middelen voor het voortgezet onderwijs, de prestaties van de schoolbesturen en het evenwicht daartussen. Met name gegevens op microniveau (schoolbesturen en scholen) zouden nog wat meer open kunnen om een koppeling tussen bestanden beter mogelijk te maken.

Vensters voor verantwoording

Schoolbesturen kunnen op dit moment al via www.vensterspo.nl (voor primair onderwijs) en www.schoolvo.nl (voor voortgezet Onderwijs) inzichtelijk maken welke kwaliteitsimpulsen zij ambiëren en welke zij gerealiseerd hebben. Dat deze informatie openbaar is, is een goede zaak, maar de informatie voldoet nog niet aan de eisen van open data omdat deze niet computer-leesbaar zijn en voldoen aan de «open standaarden» (geen pdf, wel xml of csv). Ook is financiële informatie op bekostigingsniveau wel op schoolniveau als pdf beschikbaar (https://instellingsinformatie.duo.nl/public/websitecfi/) maar is de financiële verantwoording slechts als open data beschikbaar op het niveau van overkoepelende schoolbesturen.

Een volgende stap is wat ons betreft een publieke verantwoording op bestuurs- en/of onderwijsinstellingniveau in de vorm van open data

Een voorbeeld van data die op korte termijn door de Minister van OCW aanvullend opengesteld zouden kunnen worden zijn de beschikbare data bij Stichting Cito en de Stichting Leerplanontwikkeling Nederland (SLO). De te subsidiëren activiteiten van Cito en SLO worden na de herziening van de Wet houdende regels voor subsidiëring van landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (Wet SLOA) aangemerkt als dienst van algemeen belang. Daarbij is tevens bepaald dat de kennis die Cito en SLO mede op basis van gesubsidieerde activiteiten hebben vergaard, van belang is voor derden en algemeen toegankelijk moet worden gemaakt.

Wij bevelen de Tweede Kamer aan om de Minister van OCW te vragen om aan te geven welke beschikbare data van Cito en SLO op korte termijn open kunnen worden aangeboden. Ook bevelen wij aan de Minister te vragen om een data-inventarisatie uit te voeren naar alle aanwezige datasets van het ministerie en onderliggende bestuursorganen en aan te geven welke data nog meer op korte termijn open kunnen worden aangeboden.

5. Opvolging aanbevelingen Algemene Rekenkamer

We wijzen de Tweede Kamer op de stand van zaken bij het opvolgen van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Tot voor kort was er geen goed inzicht in de mate waarin de ministeries onze aanbevelingen opvolgen. Sinds 2013 vragen wij daarom de ministeries om ons te rapporteren welke acties zij hebben ondernomen naar aanleiding van onze onderzoeken. Voor het Ministerie van OCW betreft het voor de periode van januari 2012 tot en met juni 2014 negen rapporten met daarin 35 aanbevelingen. Op 24 van deze aanbevelingen hebben de bewindspersonen van OCW actie ondernomen, op de overige 11 dus niet, hoewel zij in 2 gevallen daartoe wel een toezegging hadden gedaan7. De bijlage van deze brief bevat een uitgebreidere rapportage van de resultaten voor het Ministerie van OCW8. Deze zijn ook digitaal te vinden op http://www.rekenkamer.nl/Publicaties/Opvolging_aanbevelingen. Zo kan uw Kamer zicht houden op de mate waarin ministeries daadwerkelijk aan de slag gaan met onze aanbevelingen en indien gewenst de bewindspersonen daarop aanspreken.

6. Reactie Minister

Op 10 oktober 2014 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschapgereageerd op een conceptversie van deze brief. De volledige reactie is te lezen op www.rekenkamer.nl.

Reactie Minister

De Minister van OCW geeft aan er begrip voor te hebben dat de Algemene Rekenkamer op een aantal punten nadere informatie in de begroting gewenst vindt. De Minister wijst er wel op dat de begroting in de eerste plaats een financieel document is, en in belangrijke mate de autorisatiefunctie dient. Ze geeft daarnaast aan dat de begroting van OCW voldoet aan de rijksbrede normen die door de Minister van Financiën zijn opgesteld.

De Minister geeft per onderdeel uit onze brief een reactie:

  • Extra geld onderwijs: De besteding en de voorwaarden waaronder deze middelen aan het veld beschikbaar worden gesteld, lopen via wet- en regelgeving (waaronder de begrotingswetten). Hierdoor wordt recht gedaan aan het budgetrecht van de Tweede Kamer.

  • Garanties: Over de risico’s die OCW loopt over garantiestelllingen tussen OCW en aan OCW-gelieerde instellingen (zoals de leningen die onderwijsinstellingen in het kader van schatkistbankieren hebben afgesloten met het Ministerie van Financiën), wordt informatie opgenomen in het jaarverslag. Dit is conform de rijksbegrotingsvoorschriften.

  • Bezuinigingen op cultuur: De ontwikkelingen in de cultuursector worden gemonitord in de jaarlijkse publicatie Cultuur in beeld. De gevolgen van de cultuurbezuinigingen worden in deze publicatie meegenomen. De Tweede Kamer ontvangt Cultuur in Beeld dit jaar op 1 december.

  • Open data: De gegevens uit Vensters PO worden als open data beschikbaar gesteld in 2015, wanneer de ontwikkeling van Vensters PO is afgerond. Met de VO-raad gaat de Minister over het beschikbaar stellen van de gegevens als open data in gesprek. Informatie over de bekostiging van schoolbesturen (en de relatie met de scholen) is nu via data.duo.nl beschikbaar in PDF-formaat. Het is de bedoeling van de Minister om deze data als open data beschikbaar te maken, na vereenvoudiging van de bekostiging in het VO.

  • Opvolgen aanbevelingen Algemene Rekenkamer: De Minister geeft aan zich te houden aan de RPE 2012, en meldt dat de NVAO reeds intensief gebruik maakt van de bestaande bevoegdheden om aanvullende vragen te stellen en zelf herbeoordelingen van scripties uit te voeren.

7. Tot slot

Met deze brief wijzen we op enkele relevante onderzoeken van de Algemene Rekenkamer:

  • Bekostiging voortgezet onderwijs (Kamerstuk 31 289, nr. 193)

    Een onderzoek naar de bekostigingssystematiek van het Voortgezet Onderwijs en de redenen waarom scholen wel of niet rondkomen.

  • Brief aan de Tweede Kamer tussenrapportage verzoekonderzoek bekostiging voortgezet onderwijs (Kamerstuk 31 289, nr. 176)

    Deze brief geeft de weerbarstigheid aan van de bekostigingssystematiek binnen het voorgezet onderwijs.

  • Kunnen basisscholen passend onderwijs aan? (Kamerstuk 31 497, nr. 106)

    Dit onderzoek laat zien hoe de relatie tussen de financiële gezondheid van scholen, samenwerkingsverbanden en het organiseren van het passend onderwijs er uit ziet.

Daarnaast verwachten we op het terrein van dit ministerie de volgende onderzoeken te publiceren:

  • Kwaliteit onderwijshuisvesting primair en voortgezet onderwijs (eerste kwartaal 2015)

  • Zicht op bezuinigingen: Cultuursubsidies (eerste kwartaal 2015)

Wij gaan graag met u in gesprek over de door ons geconstateerde aandachtspunten bij de begroting 2015.

Algemene Rekenkamer

drs. A.P. Visser, wnd. president

dr. Ellen M.A. van Schoten RA, secretaris

Bijlage: Recente aanbevelingen Algemene Rekenkamer

In de periode van 2012 tot en met juni 2014 hebben we 9 rapporten aan de Minister van OCW gericht, met daarin 35 aanbevelingen. Hieronder geven we de stand van zaken bij de opvolging van onze aanbevelingen.

Aantal acties naar aanleiding van aanbevelingen

In de volgende figuur vergelijken we de mate waarin onze aanbevelingen worden of zijn opgevolgd door het Ministerie van OCW met het rijksbrede gemiddelde.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vergeleken met de totale rijksoverheid


X Noot
1

Wij baseren ons op de begroting zoals deze op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstuk 34 000 VIII, nrs. 1 en 2).

X Noot
2

Een deel van deze bedragen is al opgevoerd in de begroting 2014, een deel in de incidentele suppletoire begroting 2013 en een deel in de voorjaarsnota 2014.

X Noot
3

Kamerstuk 33 940 VIII, nr. 3, Antwoord Kamervragen 1e suppletoire begroting 2014.

X Noot
4

Kamerstuk 33 750 VIII, nr. 16

X Noot
5

De Begroting 2014 bevat de ombuigingen en intensiveringen van het kabinet-Rutte/Verhagen, het Lenteakkoord 2013 en het kabinet-Rutte/Asscher.

X Noot
6

Bron: Jaarverslag 2013, Inspectie van het Onderwijs

X Noot
7

Dit zijn: 1) «Zorg voor betere beleidsdoorlichtingen: geef daarin aan voor welke beleidsonderdelen effectiviteitsmeting wel/niet mogelijk was en op welke beleidsuitgaven eventuele effectiviteitsuitspraken betrekking hebben.» uit ons onderzoek Effectiviteitsonderzoek bij de rijksoverheid (2012). Het Ministerie van OCW geeft aan dat dit een actie van het Ministerie van Financiën betreft en 2) de aanbeveling «Laat de NVAO meer gebruik maken van bestaande bevoegdheden om aanvullende vragen te stellen of zelf herbeoordelingen van scripties uit te voeren.» uit het onderzoek Kwaliteitsbewaking hoger onderwijs Nederland en Vlaanderen (2013). Het Ministerie van OCW geeft aan dit al te doen.

X Noot
8

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven