33 752 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2014)

Nr. 71 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 november 2013

Tijdens de plenaire behandeling van het pakket Belastingplan 2014 op 13 november 2013 heb ik toegezegd om met betrekking tot de ingediende amendementen en moties aan te geven of ik deze ontraad, het oordeel aan de Kamer laat, de indiener verzoek het amendement of de motie in te trekken of de indiener verzoek om een motie aan te houden. In de bijlage treft u een overzicht aan van de ingediende amendementen en moties met daarbij mijn oordeel vermeld. De twee moties waarover reeds is gestemd, een van de heer Omtzigt en een van de heren Omtzigt en Bashir, (Kamerstuk 33 752, nrs. 18 en 19) zijn in dit overzicht niet meegenomen. De ingediende moties die door de indiener zijn ingetrokken of aangehouden zijn evenmin in dit overzicht opgenomen. Het gaat daarbij om twee aangehouden moties van de heer Klein (Kamerstuk 33 752, nrs. 34, 35) en een ingetrokken motie van de heren Koolmees en Klein (Kamerstuk 33 752, nr. 57).

Tijdens het plenaire debat heb ik aangegeven het oordeel over de motie van de heer Van Ojik bij het wetsvoorstel Belastingplan 2014 (Kamerstuk 33 752, nr. 56) schriftelijk te geven, omdat dit oordeel overleg met enkele van mijn collega’s behoefde. Dit oordeel is in het overzicht weergegeven en wordt hierna ook nader toegelicht. Voorts is na het plenaire debat nog een aantal amendementen ingediend. In aanvulling op het in de bijlage gegeven oordeel hierover, geef ik hierna per amendement nog een korte toelichting op dat oordeel. Hierbij zijn de amendementen meegenomen die zijn ingediend tot het moment van verzending van deze brief hedenmiddag. Ook tijdens het plenaire debat heb ik aangegeven bereid te zijn nog een reactie te geven op enkele concrete signalen die mevrouw Schouten mij na het debat heeft doen toekomen met betrekking tot de stamrechtvrijstelling. Deze reactie treft u hierna aan. Tot slot heb ik toegezegd in deze brief zo mogelijk meer informatie te geven over het extra beslag op de uitvoering dat het amendement van de heer Omtzigt op het wetsvoorstel Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit (Kamerstuk 33 754, nr. 11) zou hebben. Die extra informatie treft u hierna aan.

Motie Van Ojik inzake deponeringsplicht rechtspersonen (Kamerstuk 33 752, nr. 56)

De heer Van Ojik heeft een motie ingediend die ziet op de deponeringsplicht van rechtspersonen. Hij verzoekt daarin om de Kamer uiterlijk in 2013 te informeren over de verplichtingen die uit de wet volgen wat betreft het publiceren en deponeren van jaarstukken, aan te geven hoeveel bedrijven de afgelopen vijf jaar ten onrechte hebben verzuimd te voldoen aan deze verplichting en wat het kabinet gaat doen om het toezicht op deze verplichting te verbeteren. Zoals ik tijdens de plenaire behandeling heb aangegeven begrijp ik de vragen van de heer Van Ojik omtrent het (tijdig) deponeren van de jaarstukken. Deze liggen echter niet op mijn terrein. Ik heb daarom de Minister van Economische Zaken naar aanleiding van deze motie gevraagd aan te geven in hoeveel gevallen tijdig de jaarstukken worden gedeponeerd. De Kamer van Koophandel (KvK) geeft aan dat het percentage rechtspersonen/vennootschappen dat tijdig deponeert de afgelopen jaren een stijgende lijn vertoont. Het aantal deponeringsplichtigen ligt rond de 800.000. Over de boekjaren 2007 tot en met 2011 heeft een percentage van respectievelijk 60, 64, 67, 70 en 70 van hen tijdig de jaarstukken gedeponeerd. Het percentage dat uiteindelijk een jaarrekening deponeert ligt al vijf jaar rond de 90%. De KvK maakt overigens geen onderscheid tussen zogenoemde brievenbusmaatschappijen en andere deponeringsplichtigen. Op uw vraag in dit kader tijdens de plenaire behandeling of het nalevingsgedrag van eerstgenoemde groep afwijkt van het totaal heb ik dan ook geen antwoord. Het ten onrechte niet openbaar maken van de jaarrekening is een economisch delict. Bij constatering van dit delict maken de buitengewoon opsporingsambtenaren van de Belastingdienst proces-verbaal op en in zo’n 1200 tot 1500 gevallen per jaar sturen zij dit in naar het Functioneel Parket bij het Openbaar Ministerie. Het Functioneel Parket beslist over het strafrechtelijk vervolgtraject. Ondanks dat nu al wordt opgetreden wanneer niet tijdig wordt gedeponeerd heb ik de Minister van Economische Zaken verzocht bij de volgende wijziging van de Handelsregisterwet 2007 ook te bezien of een wijziging van de naleving van de deponeringsplicht noodzakelijk wordt geacht. Naar aanleiding van de vragen van de heer Van Ojik zal ik – in aanvulling op bovenstaande – in overleg treden met de Minister van Economische Zaken om te bezien welke verbeteringen op dit punt mogelijk zijn, en op welke termijn. In het eerste kwartaal van 2014 zal het kabinet uw Kamer informeren over de uitkomsten van dit overleg. Ik verzoek de heer Van Ojik dan ook om zijn motie tot die tijd aan te houden.

Na het debat ingediende amendementen

Amendement Klein inzake de oldtimervrijstelling (Kamerstuk 33 752, nr. 49)

Strekking: Uitstel tot 1 januari 2015 van de wijzigingen in het Belastingplan 2014 wat betreft de beperking van de vrijstelling MRB voor oldtimers.

Kanttekeningen: Het voorstel zoals opgenomen in het Belastingplan 2014 is een adequaat compromis dat op verzoek van uw Kamer, op basis van een door uw Kamer verleend mandaat en in nauw overleg met de oldtimerbranche is overeengekomen. Een jaar uitstel wijzigt de structurele gevolgen voor bijvoorbeeld diesel- en LPG-oldtimers niet maar kost wel € 123 miljoen in 2014. Het amendement voorziet niet in een dekking. Het jaar 2014 kent overigens enkele versoepelingen. Zo mag bijvoorbeeld in de maanden januari en februari van 2014 nog onbeperkt gebruik worden gemaakt van de weg.

Oordeel: Ontraden.

Amendement Klein inzake terugdraaien afschaffing werkbonus (Kamerstuk 33 752, nr. 52)

Strekking: Voorziene afschaffing werkbonus ongedaan maken

Kanttekeningen: Het amendement is niet gedekt, en leidt vanaf 2015 tot een budgettaire derving die oploopt tot € 210 miljoen structureel. Daarnaast heb ik in het schriftelijk overleg aangegeven dat het fiscaal stimuleren om langer door te werken niet langer noodzakelijk is. Langer doorwerken blijft lonend voor deze groep werkenden, mede door de forse verhoging van de arbeidskorting op het inkomenstraject waarop de werkbonus ziet.

Oordeel: Ontraden.

Amendement Van Ojik inzake bijtelling elektrische auto’s (Kamerstuk 33 752, nr. 59)

Strekking: Nihiltarief bijtelling voor volledig elektrische auto’s met een catalogusprijs van maximaal € 50.000. Voor volledig elektrische auto’s met een catalogusprijs van meer dan € 50.000 geldt voor de volledige prijs een bijtelling van 7%. Ter dekking wordt het bijtellingspercentage van 20% verhoogd naar 20,1%. Maatregel geldt voor een periode van 2 jaar.

Kanttekening: Het voorstel zoals opgenomen in het Belastingplan 2014 betekent feitelijk een verlaging van de bijtelling van 7% naar 4%. Het amendement voorziet derhalve in een verdergaande begunstiging dan waar het Belastingplan 2014 al in voorziet. Volledig elektrische auto’s zijn voorts al vrijgesteld van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) en motorrijtuigenbelasting (MRB). Bovendien kunnen ondernemers ook gebruik maken van de milieu-investeringsaftrek (MIA). Door de knip in de groep volledig elektrische auto’s bij een catalogusprijs van € 50.000 wordt de wetgeving complexer en zal de loonaangifte ingewikkelder worden. Het is nog onduidelijk of de (geautomatiseerde) loonadministraties tijdig (voor 1 januari 2014) aangepast kunnen worden. De maatregel zou dan wel eens contraproductief kunnen uitwerken. Overigens vormt het privégebruik met een ter beschikking gestelde volledig elektrische auto loon in natura dat op enigerlei wijze in de belastingheffing betrokken dient te worden.

Oordeel: Ontraden.

Amendement Omtzigt inzake aanpassingen heffingskortingen (Kamerstuk 33 752, nr. 62)

Strekking: Wijzigingen in de algemene heffingskorting en de arbeidskorting na 2014 worden teruggedraaid. De budgettaire ruimte die hierdoor beschikbaar komt, wordt ingezet door de maxima van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting te verhogen. De ondergrens van de arbeidskorting wordt na 2014 weer verhoogd tot € 550. De algemene heffingskorting wordt ook in de jaren na 2014 met 2% afgebouwd, en niet (zoals voorzien in het wetsvoorstel Belastingplan 2014) met 3% vanaf 2016.

Kanttekeningen: De in het wetsvoorstel Belastingplan 2014 voorziene aanpassingen in de heffingskortingen maken integraal deel uit van het evenwichtige inkomensbeleid van dit kabinet voor de komende jaren, en spelen daarbij een belangrijke rol. Het amendement maakt inbreuk op dit inkomensbeleid. Voorts gaat de inbouw van de ondergrens in de arbeidskorting ten koste van de ophoging van het maximum van de arbeidskorting en gaat het afbouwen met structureel 2% in plaats van 3% vanaf 2016 ten koste van de verhoging van het maximum de algemene heffingskorting. Met name de lagere inkomens ondervinden nadeel van dit amendement en met name de hoge inkomens hebben er voordeel van.

Oordeel: Ontraden.

Amendement Omtzigt inzake hardheidsclausule leidingwaterbelasting (Kamerstuk 33 752, nr. 65)

Strekking: Teruggaaf van leidingwaterbelasting voor bedrijven die als gevolg van seizoensinvloeden of omdat zij in de loop van 2014 zijn gestart, in het tweede helft van het jaar 2014 een aanzienlijk hoger waterverbruik hebben dan in de eerste helft van 2014.

Kanttekeningen: De gedachte achter het amendement kan op mijn sympathie rekenen. Ik ben dan ook bereid om daar – in overleg met het bedrijfsleven en de Belastingdienst – een beleidsbesluit voor uit te werken. Ik wil daar echter wel even de tijd voor nemen, met name om de omvang van het probleem te inventariseren en daar dan de meest adequate en efficiënte maatregel voor uit te werken. Ik hoop dat de heer Omtzigt mij daar de tijd voor gunt en zou hem dan ook willen verzoeken het amendement in te trekken. Het amendement kan – zonder wetenschap van de exacte problematiek – wellicht zijn doel voorbij schieten en is daarom mogelijk voorbarig.

Oordeel: Ik verzoek de heer Omtzigt zijn amendement in te trekken, anders moet ik het ontraden.

Amendement Omtzigt inzake definiëring leidingwaterbelasting bij AMvB (Kamerstuk 33 752, nr. 66)

Strekking: Voorkomen van dubbele belastingheffing bij onderlinge leveringen van reeds belast water door in een AMvB, die voor 30 maart 2014 aan beide Kamers moet worden gestuurd, vast te leggen wat precies onder de heffing valt.

Kanttekeningen: Ook hier vind ik de gedachte achter het amendement sympathiek. Dubbele belastingheffing dient uiteraard te worden voorkomen. Op dit moment heb ik echter geen zicht op de aard en de omvang van deze problematiek. Het amendement loopt mijns inziens op de zaken vooruit en verplicht mij tot het overhaast maken van een AMvB, zeer waarschijnlijk zonder dat ik voldoende kennis heb van aard en omvang van de problematiek. Ik zou de heer Omtzigt dan ook willen verzoek mij enige tijd te gunnen deze problematiek – in overleg met het bedrijfsleven – te onderzoeken zodat ik – naar ik verwacht nog voor 1 juli 2014 – een concrete oplossing hiervoor aan uw Kamer kan voorleggen. Alsdan zal ook duidelijk zijn of een AMvB hiervoor de meest geëigende oplossing is.

Oordeel: Ik verzoek de heer Omtzigt zijn amendement in te trekken, anders moet ik het ontraden.

Amendement Klein inzake lokaal duurzaam opgewekte energie; ook rechtspersonen (mits minderheid) deel van coöperatie (Kamerstuk 33 752, nr. 67)

Strekking: Rechtspersonen mogen ook lid zijn van een voor de regeling kwalificerende coöperatie, zolang de natuurlijke personen maar in de meerderheid zijn. De rechtspersonen krijgen echter niet direct toegang tot de fiscale faciliteiten waar natuurlijke personen aanspraak op maken.

Kanttekeningen: Ondanks het feit dat de rechtspersoon niet in aanmerking komt voor de korting op de energiebelasting, ontstaat er wel zeggenschap voor deze rechtspersoon. Deze uitbreiding leidt ertoe dat de regeling steeds verder komt te staan van het oorspronkelijk doel, te weten het fiscaal stimuleren van «door particulieren lokaal opgewekte duurzame energie». Omdat deze rechtspersonen indirect voordeel kunnen krijgen (bijvoorbeeld marketingvoordeel, klantenbinding) kan sprake zijn van staatssteun. Ik heb al toegezegd dat het komend jaar onderzocht gaat worden op welke wijze ondernemers bij deze regeling betrokken kunnen worden. Daarbij zal ook gekeken worden naar Europeesrechtelijke aspecten. We hebben nu een regeling uitgewerkt waaraan geen staatssteunaspecten zitten, zodat deze zonder problemen per 1 januari 2014 in werking kan treden. Laten we daar nu eerst mee aan de slag gaan.

Oordeel: Ontraden

Amendement Klein inzake vrijstelling zwembaden in leidingwaterbelasting (Kamerstuk 33 752, nr. 68)

Strekking: Openbare zwembaden worden vrijgesteld van de leidingwaterbelasting.

Kantekeningen:Het vrijstellen van welke sector dan ook doet afbreuk aan de doelstelling van de heffing om ook het grootverbruik in de heffing te betrekken. Een dergelijke vrijstelling schept een precedent, niet alleen naar andere recreatie- en sportactiviteiten maar ook naar heel andere sectoren. Hiermee erodeert de grondslag van de belasting en wordt de uitvoering bemoeilijkt. Zwembaden kunnen waterbesparende maatregelen nemen; een vrijstelling zou de prikkel daartoe wegnemen. Overigens zou al het water dat gebruikt wordt door de openbare zwembaden vrijgesteld worden, dus ook het water dat wordt gebruikt voor de douches, de toiletten en bijvoorbeeld het besproeien van ligweiden. Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat een vrijstelling voor een specifieke sector als publieke zwembaden staatssteunaspecten zou bevatten.

Oordeel: Ontraden

Stamrechten

In reactie op de signalen die ik doorgeleid heb gekregen van mevrouw Schouten over de stamrechtvrijstelling merk ik op dat er met betrekking tot de voorwaarde dat voor toepassing van de stamrechtvrijstelling een aanspraak op periodieke uitkeringen moet bestaan, sprake lijkt te zijn van een misverstand. Voor de toepassing van het overgangsrecht en in het bijzonder voor het voldoen aan de in dat kader gestelde voorwaarde van toekenning van een aanspraak op periodieke uitkeringen door de werkgever, is het voldoende dat werkgever en werknemer voor 1 januari 2014 vastleggen dat de werknemer de toegekende vergoeding alleen zal gebruiken voor periodieke uitkeringen ter zake van gederfd of te derven loon, zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964. Vastlegging van een afspraak dat de ontslaguitkering aangewend wordt voor een stamrecht bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964 is ook voldoende. De werkgever hoeft derhalve niet zover te gaan dat bijvoorbeeld vastgelegd wordt wanneer de periodieke uitkeringen zullen ingaan, hoeveel ze per uitkering zullen bedragen et cetera. De concretisering van die aspecten vindt dan vervolgens plaats binnen de wettelijke voorwaarden in een overeenkomst met een toegelaten aanbieder.

Beslistermijnen voorschotten toeslagen

In het plenaire debat met uw Kamer over het pakket Belastingplan 2014 heb ik toegezegd nadere informatie te verschaffen naar aanleiding van het amendement van de heer Omtzigt om de beslistermijn voor de Belastingdienst/Toeslagen op 9 weken te stellen1. Zoals ik in het debat heb aangegeven kleven er aan dit amendement bezwaren.

Door het amendement wordt een bezwaar- en beroepsmogelijkheid tegen de verlenging van de beslistermijn geïntroduceerd. Allereerst benadruk ik dat dit een afwijking van de Algemene wet bestuursrecht is (Awb). In de Awb is een verlenging van een beslistermijn nadrukkelijk niet voor bezwaar vatbaar, omdat het een feitelijke handeling betreft. Dat geldt dus voor het brede terrein van het bestuursrecht. Verder zou deze processtap in combinatie met het verkorten van de beslistermijn van 13 naar 9 weken extra werk opleveren, waarin in het wetsvoorstel niet is voorzien. De bezwaar- en/of beroepsprocedure kan in de praktijk overigens langer duren dan het verlengen van de beslistermijn. Aangezien het verlengen van de beslistermijn, naast het verruimen van de mogelijkheden voor de Belastingdienst/Toeslagen om aanvragen met een verhoogd frauderisico beter te controleren, mede beoogt om een aanvrager met een verhoogd frauderisico langer in staat te stellen zijn aanvraag nader te onderbouwen, lijkt een bezwaar- en beroepmogelijkheid hiertegen zijn doel voorbij te schieten.

Het is de verwachting dat jaarlijks bij ongeveer 6.500 nieuwe aanvragen de laatste stap in de behandeling van de aanvraag tussen de 9 en 13 weken na de aanvraag ligt. Het gaat dan om aanvragen met een verhoogd risico, waarvan op dat moment blijkt dat de aanvrager alsnog recht op een voorschot heeft. Verder is het de verwachting dat jaarlijks de behandeling van ongeveer 3.500 nieuwe aanvragen een doorlooptijd van langer dan 13 weken zal hebben terwijl uiteindelijk blijkt dat zij recht hebben op een voorschot. Ook dit betreft aanvragen met een verhoogd risico, maar het gaat dan met name om gevallen waarbij aanvragers langs moeten komen bij de balie.

Omdat het om aanvragers gaat die alsnog recht hebben op een voorschot, is de inschatting dat 75% van deze aanvragers bezwaar zal maken tegen de verlenging van de beslistermijn. Deze zouden normaal gesproken geen bezwaar maken en/of beroep instellen. Hiervoor zijn de genoemde extra 25 fte nodig. Een en ander leidt er toe dat het amendement dus met extra uitvoeringskosten gepaard gaat.

Overigens zal ik – zoals ik in het plenaire debat heb aangegeven – van tijd tot tijd de termijnen en de gemiddelde termijnen in de halfjaarsrapportages aan uw Kamer rapporteren.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers

Overzicht oordeel amendementen pakket Belastingplan 2014

Nummer

Korte omschrijving

Indiener(s)

Oordeel

Opmerking

Belastingplan 2014 (33 752)

33 752 nr. 23

Investeringszekerheid lokaal duurzaam opgewekte energie

Van Ojik

Ontraden

 

33 752 nr. 24

Parkeren oldtimers onder overgangsregeling

Bashir

Ontraden

 

33 752 nr. 32

Aanpassing postcoderoos lokaal duurzaam opgewekte energie

Schouten

Ontraden

 

33 752 nr. 33

Mogelijkheid lager tarief afvalstoffenbelasting

Omtzigt

Ontraden

 

33 752 nr. 38

Coöperaties mogen bv oprichten onder faciliteit lokaal duurzaam opgewekte energie

Van Ojik

Ontraden

 

33 752 nr. 39

Accijnsverhoging diesel terugdraaien

Omtzigt

Ontraden

 

33 752 nr. 40

Accijnsverhoging voor propaan terugdraaien, dekking in Wet normering topinkomens (WNT)

Omtzigt

Ontraden

 

33 752 nr. 44

Teruggaaf energiebelasting aan multifunctionele centra waar sport kan worden beoefend

Omtzigt, De Rouwe, Bruins Slot

Ontraden

Was nr. 42

33 752 nr. 45

Vijfde tariefschijf in inkomstenbelasting van 60% bij inkomen boven € 150.000

Bashir

Ontraden

 

33 752 nr. 46

Forfaitair rendement box 3 van 4% naar 2%

Klein

Ontraden

 

33 752 nr. 49

Maatregelen m.b.t. oldtimers één jaar uitstellen

Klein

Ontraden

 

33 752 nr. 52

Afschaffing werkbonus terugdraaien

Klein

Ontraden

 

33 752 nr. 58

«Oude» restschulden onder vrijstelling schenkbelasting, dekken door verschuiven tariefgrens in schenk- en erfbelasting

Schouten

Oordeel Kamer

Was nr. 43

33 752 nr. 59

Nultarief voor zero-emissie-auto’s tot € 50.000, bijtelling 20%-categorie naar 20,1%

Van Ojik

Ontraden

 

33 752 nr. 61

Diverse aanpassingen in eenmalig verhoogde vrijstelling schenkbelasting m.b.t. de eigen woning

Omtzigt

Ontraden

Was nr. 41

33 752 nr. 62

Aanpassingen heffingskortingen na 2014 terugdraaien, heffingskortingen wel verhogen

Omtzigt

Ontraden

 

33 752 nr. 63

Huurders onder faciliteit lokaal duurzaam opgewekte energie

Van Ojik

Ontraden

Was nr. 36

33 752 nr. 64

Ondernemers onder faciliteit lokaal duurzaam opgewekte energie

Van Ojik

Ontraden

Was nr. 37

33 752 nr. 65

Hardheidsclausule in leidingwaterbelasting

Omtzigt

Intrekken, anders ontraden

 

33 752 nr. 66

Definiëring leidingwaterbelasting bij AMvB

Omtzigt

Intrekken, anders ontraden

 

33 752 nr. 67

Rechtspersonen deel van coöperatie

Klein

Ontraden

 

33 752 nr. 68

Vrijstelling zwembaden in leidingwaterbelasting

Klein

Ontraden

 

Overige fiscale maatregelen 2014 (33 753)

33 753 nr. 11

Voorhangprocedure substance-eisen

Bashir, Merkies

Ontraden

 

33 753 nr. 13

Aanpassing integriteitsbepaling ANBI’s

Groot

Oordeel Kamer

Was nr. 12

Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit (33 754)

33 754 nr. 10

Voorschot toeslagen niet afhankelijk van partner

Omtzigt

Ontraden

 

33 754 nr. 11

Verkorten beslistermijnen voorschotbeschikking toeslagen

Omtzigt

Ontraden

 

33 754 nr. 12

Oogmerk opzettelijk niet betalen

Omtzigt

Ontraden

 

33 754 nr. 13

Verruiming boetebeleid ook voor fiscaliteit

Neppérus

Oordeel Kamer

 
Overzicht oordeel moties pakket Belastingplan 2013

Nummer

Korte omschrijving

Indiener(s)

Oordeel

Belastingplan 2014 (33 752)

33 752 nr. 25

Aanjagen economie door lastenverlichting

Van Vliet

Ontraden

33 752 nr. 26

Accijnzen niet verhogen

Van Vliet

Ontraden

33 752 nr. 27

Propaan loskoppelen van LPG

Van Vliet

Ontraden

33 752 nr. 28

Aanpassing overgangsrecht oldtimers

Van Vliet

Ontraden

33 752 nr. 29

Intrekken leidingwaterbelasting, belasting niet als instrument gebruiken

Van Vliet, Klever, De Graaf

Ontraden

33 752 nr. 30

Belastingopbrengsten diverse maatregelen pakket BP2014 evalueren

Van Vliet

Ontraden

33 752 nr. 31

Verhoging belasting- en invorderingsrente achterwege laten

Van Vliet

Ontraden

33 752 nr. 47

Overgangsregeling voor diesel en LPG-oldtimers

Bashir

Ontraden

33 752 nr. 48

Accijnsverhogingen monitoren

Bashir

Ontraden

33 752 nr. 50

Werkgeversheffing permanent maken

Bashir

Ontraden

33 752 nr. 51

Proportionaliteitstoets in integriteitsbepaling ANBI’s

Bashir

Ontraden

33 752 nr. 53

Handhaven kennisgeving vooraf, kennisgeving altijd naar belastingplichtige

Omtzigt

Ontraden

33 752 nr. 54

Overgangsregeling in 2014 voor diesel en LPG-oldtimers tussen 30 en 40 jaar

Omtzigt

Ontraden

33 752 nr. 55

Meevaller crisisheffing terugsluizen naar werkgevers

Van Ojik

Ontraden

33 752 nr. 56

Deponeringsplicht rechtspersonen

Van Ojik

Aanhouden


X Noot
1

Kamerstuk 33 754, nr. 11.

Naar boven