De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I wordt na onderdeel F een onderdeel ingevoegd, luidende:
Fbis
In artikel 5.2, eerste en tweede lid, wordt «4%» vervangen door: 2%.
Toelichting
Spaarders betalen thans 1,2 procent belasting over spaargeld dat uitkomt boven de
heffingsvrije grens van € 21.139 euro (€ 42.278 voor paren). Deze belasting staat
los van de werkelijke rente die spaarders ontvangen.
De fiscus gaat bij het vaststellen van de vermogensbelasting uit van een (fictief)
rendement van 4%, waarover vervolgens 30% belasting betaald moet worden. In de praktijk
komt dit neer op een jaarlijkse belasting van 1,2% over het vermogen boven de heffingsvrije
grens.
Indiener stelt vast, dat rond 40% van de belastingbetalers die te maken hebben met
de vermogensrendementsbelasting, hun gehele vermogen op een spaarrekening hebben staan,
en een spaarrente genieten die al jaren ruim onder de 4% ligt. Met de inflatie daar
nog bij gerekend resulteert de geheven vermogensrendementsheffing in een structurele
afname van gespaard vermogen. Beleggers met een bewust gekozen «defensief beleggingsprofiel»
komen eveneens veelal niet aan 4% rendement op het vermogen, waardoor ook zij vermogenserosie
ondervinden door de huidige vermogensrendementsheffing.
Indiener is van mening, dat de vermogensrendementsheffing in deze omvang grote groepen
spaarders en beleggers aanzet tot grote terughoudend bij hun bestedingen, respectievelijk
prikkelt tot risicovoller beleggingen. Deze ontwikkelingen zijn contraproductief voor
het consumentenvertrouwen, de consumptieve bestedingen, en de financiële moraal van
beleggers.
Op grond van deze overwegingen wordt voorgesteld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting
2001 het percentage voor de forfaitaire vermogensrendementsheffing te verlagen van
4% naar 2%.Halvering van de rendementsheffing leidt tot een budgettair beslag van
€ 2,1 miljard structureel. Dekking wordt verkregen door een structurele taakstellende
verlaging van de rijksbegroting met € 2,1 miljard.
Klein