33 625 Hulp, handel en investeringen

31 532 Voedingsbeleid

Nr. 227 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 september 2016

Tijdens de begrotingsbehandeling (Begroting Economische Zaken (onderdeel Landbouw en Natuur) op 3 december 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 33, items 4, 8 en 35) sprak ik met uw Kamer over de transitie die de agrarische sector inzet naar verduurzaming, meer kwaliteit, een hoger dierenwelzijn en een sterke nadruk op innovatie en hoe deze ontwikkeling kansen biedt voor de internationale markt. Ik heb uw Kamer toegezegd nader uit te werken hoe we Nederland het beste internationaal kunnen positioneren en hoe we «Made in Holland» daarbij kunnen invullen. Mede namens de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wil ik mijn visie delen hoe we de kracht van de Nederlandse agrofood sector en de export kunnen behouden en benutten voor toekomstige groei.

De transitie van de sector wordt gedragen door een toenemende belangstelling voor voedsel in de maatschappij. Steeds vaker willen consumenten een bewuste keuze kunnen maken voor gezonder en duurzaam voedsel en de aandacht voor de ecologische houdbaarheid van ons voedselsysteem is groot. Het kabinet zal een voedselagenda uitbrengen waarin alle facetten die rond voedsel spelen integraal worden gewogen en meer focus wordt aangebracht in het beleid langs de lijnen ecologische houdbaarheid en robuustheid. Aanpassingen in het voedselsysteem zijn noodzakelijk om op termijn voldoende, duurzaam en gezond voedsel te kunnen garanderen.

De internationale markt is een pilaar voor de versterking van het verdienmodel voor boeren en tuinders. Ons agrofood-complex geniet groot internationaal aanzien, gebaseerd op een sterke primaire sector, efficiënte verwerking, uitstekende agrologistiek en allerlei andere waarde toevoegende diensten. Tegelijkertijd brengt deze oriëntatie op het buitenland een zekere kwetsbaarheid met zich mee. De prijsvolatiliteit op internationale markten kan groot zijn en de Russische handelsmaatregelen toonden de kwetsbaarheid aan van met name de varkensketen, tuinbouw en zuivel. Concurrentie op prijs en volume alleen levert geen recept voor duurzame groei.

Mijn visie op de ontwikkeling en bevordering van de export vanuit de Nederlandse agrosector bevat drie elementen.

  • 1. De kracht van het huidige agro-complex is groot en essentieel voor de export. Nederlanders leven in een dichtbevolkte urbane delta. Om zich in deze kwetsbare omgeving te kunnen handhaven, hebben overheden, industrie, kennisinstellingen en burgers altijd samen integrale oplossingen ontwikkeld rond thema’s als energie, landbouw en water. Dat is de belichaming van de unieke Nederlandse werkwijze, waarbij cross-sectoraal samenwerken leidt tot robuuste, pragmatische en inspirerende oplossingen. Nederland is zo een formidabele en innovatieve grootmacht geworden als het gaat om agrofood en logistiek. Nieuwe kennis en technologie komen rap tot ontwikkeling waarbij de nabijheid van een sterke primaire sector fungeert als motor voor innovaties in alle volgende schakels van de keten (LEI, 2015)1. Voortdurend bedenken we nieuwe oplossingen om efficiënter en gezonder voedsel te kunnen produceren, te verwerken en zonder verlies van kwaliteit naar onze afnemers te brengen, in binnen- en buitenland. Het vraagt een dagelijkse inspanning en excellent ondernemerschap om deze kracht te behouden.

  • 2. Ik wil in de export van agrarische producten sterker inzetten op unieke, hoogwaardige en onderscheidende producten die duurzaam tot stand gebracht zijn. Duurzaamheidsprincipes die dicteren hoe we voedsel produceren voor de eigen markt gelden vanzelfsprekend voor heel ons aanbod. De intrinsieke kwaliteit van het Nederlandse product is waarop we concurrerend moeten zijn, niet de laagste kostprijs. In Nederland zijn grond en arbeid relatief duur ten opzichte van landen met onbenut areaal en lagere lonen. Prijs blijft altijd relevant en daarom blijft het van belang onze hoge productiviteit en efficiëntie te waarborgen en door innovatie ook te versterken. De grootste kans voor Nederland is als we dat hand in hand kunnen laten gaan met onderscheidende kwaliteit en de hoogste duurzaamheid. Immers, wereldwijd moet de productie groeien, moet duurzaamheid fors verbeteren en verlangen consumenten kwaliteit en betrouwbaarheid.

  • 3. Onze export zal zich nog meer moeten richten op agrarische kennis en technologie, kijkend naar de veranderingen in mondiale landbouwpraktijken en voedingspatronen. In al mijn bilaterale internationale contacten signaleer ik de enorme interesse vanuit het buitenland voor onze kennis en technologie. We kunnen wereldwijd onze bijdrage vergroten aan een voedselaanbod dat gevarieerd, veilig en gezond is en geproduceerd kan worden met respect voor de natuur en de leefomgeving. Dat past eveneens in mijn streven naar duurzame en waar mogelijk korte internationale waardeketens.

Met deze bovengenoemde elementen kunnen we de internationale pilaar onder ons agrarisch verdienmodel een impuls en een solide toekomst geven. In deze brief ga ik nader in op de drie elementen van mijn visie die complementair is aan het reeds ingezette beleid rond buitenlandse handel en de voedselproductie zoals onder meer uiteengezet in de kabinetsnota «Wat de wereld verdient» (Kamerstuk 33 625, nr. 1) en de kabinetsreactie op het WRR-rapport «Naar een voedselbeleid» (Kamerstuk 31 532, nr. 156).

Handel en investeringen

Uit de handelsstatistieken van de Comtrade database van de Verenigde Naties blijkt hoe vooraanstaand onze internationale positie is: we zijn al sinds 2004 de tweede exporteur ter wereld van landbouwproducten. De Internationaliseringsmonitor die het CBS in juni uitbracht, vermeldt dat inclusief landbouwgerelateerde producten zoals machines de agrarische export in 2015 uitkwam op bijna 90 miljard euro; niet minder dan 21 procent van de totale Nederlandse goederenexport, en die omvang groeit nog steeds. Ongeveer 56% van de totale export betreft verwerkte producten en dit aandeel is vrij constant door de tijd. Het aandeel van onbewerkte producten daalt licht en was 35% in 2015; het restant draait om landbouwgerelateerde producten. De toegevoegde waarde van het totale Nederlandse agrofood-complex ligt in de buurt van 50 miljard euro; van iedere euro toegevoegde waarde is zo’n 70 tot ruim 73 cent te danken aan opbrengsten uit export.2 De sector is goed voor 8,8% van de werkgelegenheid. Deze cijfers illustreren het belang van een sterke landbouwproductie, een innovatieve voedselverwerkende industrie en een krachtige logistieke sector.

De positie als een van de grootste voedselexporteurs maakt dat we als een spin in het web zitten in veel ketens, ook op het gebied van import en het toevoegen van waarde, zoals in de cacao en de sierteelt. De mondialisering van het voedselaanbod vraagt alertheid van het bedrijfsleven om in de toekomst in tal van regionale ketens een regierol te kunnen behouden. Investeringen in verre markten kunnen een alternatief zijn voor handel en versterken zo bovendien potentieel de veerkracht van een sector. Een groot aantal Nederlandse agrofoodbedrijven heeft productielocaties over de hele wereld en zij genereren in het buitenland een omzet die soms vele malen groter is dan in eigen land. Het gaat dan niet altijd om de traditionele multinationals; op mkb-niveau gebeurt dit bijvoorbeeld in de bloementeelt.

Export van duurzame landbouwproducten

Export brengt meer dan werkgelegenheid en een overschot op de handelsbalans: bedrijven die exporteren zijn vaak innovatiever dan andere bedrijven, aldus het CBS. Een deel van deze export is bestemd voor de verwerkende industrie, een deel dient als input voor primaire productie in andere landen zoals zaden en uitgangsmaterialen en een deel is bestemd voor buitenlandse consumenten. Nederland biedt uniforme en uitstekende kwaliteit waarachter een onafhankelijk, door de overheid geborgd kwaliteitscontrolesysteem zit dat vertrouwen wekt bij buitenlandse afnemers. De tijd ligt achter ons dat simpelweg het produceren van méér voedsel de enige drijfveer van de agrarische sector was en dat we met onze gesubsidieerde overschotten wel een prijsbewuste koper konden vinden. De beperkte omvang van ons landbouwareaal, de kosten van arbeid en de beperkingen die in ons dichtbevolkte land aan de wijze van de productie zijn gesteld, hebben ons andere keuzes ingegeven.

Ik wil mij inzetten voor de export van hoogwaardige, duurzaam geproduceerde voedselproducten die de transitie belichamen die agrarische ondernemers aan het maken zijn. In de EU waar driekwart van onze export heen gaat, is een groeiende groep afnemers en consumenten die naast de kwaliteit en de gezondheid van onze landbouwproducten de duurzaamheidskenmerken van onze productiemethoden ten volle weet te waarderen. De vermindering van het antibioticaverbruik in de veehouderij is een mooi voorbeeld van een productiewijze die beantwoordt aan de wensen van internationale consumenten. Nederland moet een koploper willen zijn in kwaliteit; onze toekomst is niet gelegen in de op een allerlaagste kostprijs gebaseerde productie die voor een spotprijsje op de onderste schappen van een hypermarkt komt te liggen. De innovatiekracht van de topsectoren AgriFood en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen moet in het bijzonder worden gericht op een onderscheidende kwaliteit die zich in de markt laat terugverdienen. De Nederlandse inzending op internationale beurzen zoals de Grüne Woche in Berlijn zal dit naar verwachting meer dan voorheen laten zien.

EU-Landbouwcommissaris Hogan heeft de afgelopen maanden missies geleid naar Midden-Amerika en het Verre Oosten ter onderstreping van de Europese exportambities. Maar grosso modo geldt ook voor markten buiten de EU dat we de onderscheidende kwaliteit van onze producten in de schijnwerper moeten plaatsen. «Made in Holland» moet een kwaliteitslabel zijn dat garant staat voor een goed, veilig en gezond product. De varkenshouderij bijvoorbeeld geeft aan dat een meer onderscheidend kwaliteitslabel Nederlandse producten zou helpen op de internationale markt. In het Actieplan Vitale Varkenshouderij is dit een van de benoemde speerpunten. Met «Windmill Pork» wordt daarmee op de Japanse markt geëxperimenteerd. De zuivelsector onderzoekt momenteel hoe een «Holland label» zou kunnen helpen ons product meer onderscheidend te maken op een geglobaliseerde markt. De RVO werkt aan het ontwikkelen van nieuwe Holland Branding programma’s. We zullen in de toekomst voor ons hele aanbod moeten nagaan hoe we kunnen helpen om kwalitatieve Nederlandse producten internationaal onderscheidend te laten zijn en dat te ondersteunen door middel van branding en marketing. Ik wil samen met de sector nadrukkelijk werken aan het sterker positioneren van duurzaam geproduceerde Nederlandse kwaliteitsproducten.

Onze ambassades zullen worden geïnstrueerd hun inzet te richten op de bovengenoemde prioriteiten. Dat betekent ook dat de producten die afdoen aan het imago dat Nederland neer wil zetten niet in de etalage worden gezet hoewel producenten uiteraard wel kunnen rekenen op de gebruikelijke ondersteunende dienstverlening.

Door de seizoensgebonden productie, de unieke kwaliteit en de snelle ontwikkeling van nieuwe variëteiten in ons land zal er ook in verre landen altijd vraag blijven naar onze producten; die behoefte is er nu eenmaal en blijft kansen bieden voor de internationaal georiënteerde agribusiness. Ook zijn er producten die hier als een minder gewaardeerd bijproduct gelden en elders als een delicatesse te boek staan en een goede markt vinden. Deze zogenaamde vierkantverwaarding kan ondanks soms smalle marges een belangrijke bron van inkomsten zijn in de dierlijke sector. Ook het Varken van Morgen heeft oren, poten en staarten die in eigen land weinig opleveren maar elders wel vraag ontmoeten. De uitdaging ligt bij het valoriseren van deze producten op de Europese markt. Dat kan bijvoorbeeld door consumenten oude recepten te laten herontdekken. Daarnaast kunnen we hiermee ook markten buiten de EU bedienen. Om deze redenen blijft veterinaire en fytosanitaire markttoegang van groot belang voor ons land om exportkansen te verzilveren. De Russische handelsboycot heeft het belang van markttoegang ten behoeve van de diversificatie van afzetmarkten nog eens aangetoond.

De fytosanitaire en veterinaire markttoegangsteams van mijn ministerie en landbouwraden vervullen een initiërende en ondersteunende rol in de onderhandelingen over markttoegang en de procedures die buiten de EU op allerlei exportbestemmingen aan de orde zijn. Ook uitgangsmaterialen hebben te maken met zulke barrières. De recent verkregen toegang voor de «slimme» Nederlandse aardappel in Kenia biedt de mogelijkheid daar de productie klimaatbestendig te verhogen, met minder water en kunstmest. Met het georganiseerd bedrijfsleven is er regelmatig overleg om de prioriteiten van de knelpunten in markttoegang vast te stellen. Onze inzet is erop gericht om bij de overheden van de importerende landen het vertrouwen in de veiligheid van producten uit ons land te garanderen (diergezondheid, plantgezondheid, voedselveiligheid). Cruciaal hierin is de rol van de NVWA.

Export van kennis en technologie

Op het innovatieve vermogen en het excellente ondernemerschap binnen het agrofood-complex zal de komende jaren een groot beroep worden gedaan, ten behoeve van de productie in Nederland én elders. Er liggen wereldwijd belangrijke maatschappelijke opgaven voor de landbouw op gebied van voedselzekerheid, gezondheid, klimaat en grondstoffenvoorziening. In 2050 bevolken negen miljard mensen deze aarde, ongeveer twee miljard mensen meer dan nu. In veel landen is sprake van ondervoeding terwijl elders mensen worstelen met problemen die samenhangen met obesitas. Klimaatverandering en veranderende dieetpatronen maken de uitdagingen aanzienlijk groter en kunnen in het kader worden geplaatst van enkele grote geopolitieke veranderingen: in fragiele streken waar de voedselproductie tekortschiet en er een gebrek aan perspectief voor de rurale bevolking heerst, kunnen bevolkingsgroepen makkelijk op drift slaan; zonder voedsel heeft vrede geen kans. Landbouwontwikkeling en het opzetten van lokale verwerkende capaciteit kunnen belangrijke factoren zijn om migratiestromen in te dammen. Met onze kennis en innovatiekracht kunnen en moeten we een bijdrage leveren aan een duurzame versterking van de lokale voedselzekerheid en de biobased economy, met minder verliezen in de keten en met respect voor de leefomgeving zoals we dat in eigen land nastreven. Met andere woorden: we zullen door moeten gaan met het vergroten van de efficiëntie in de productie maar tegelijk nog meer moeten inzetten op kwaliteit en duurzaamheid.

Kennis en technologie en de verwevenheid met de primaire sector liggen aan de basis van onze internationale koppositie. Zonder een sterk tuinbouwcluster was de moderne kassentechnologie in Nederland nooit zover ontwikkeld. Hetzelfde geldt voor de melkveehouderij waarvoor de melkrobot en de voerrobot zijn ontwikkeld, terwijl excellente agrologistiek de basis is van onze spilfunctie in de sierteelthandel. De private sector investeert dan ook meer dan gemiddeld in onderzoek en ontwikkeling. In de mondiaal leidende Nederlandse groentezadensector kan dat bijvoorbeeld oplopen tot wel 30% van de omzet.

Voor 2016 investeren publieke partijen in totaal € 89 mln en private partijen € 117 mln in publiek-private samenwerkingsprojecten. In 2017 zijn de investeringen respectievelijk € 82 mln publiek en € 117 mln privaat. Daarbij werken de groene topsectoren samen met andere topsectoren, van ICT en High Tech tot Creative Industries. Een dergelijke ontwikkeling van kennis en technologie past bij een modern toekomstgericht en innovatief Nederland dat zo een sterke internationale agrarische reputatie op een nieuwe leest kan schoeien. De website www.dutchfoodinnovations.com, een initiatief van Food Valley NL, maakt goed inzichtelijk welke thema’s de aandacht krijgen van Nederlandse bedrijven en onderzoekers. Het is dit innovatieve vermogen dat de kern vormt van een uniek verdienmodel dat ik wil versterken.

Kennis gaat de grenzen over

Kennisoverdracht is waar het om zal draaien in de toekomst. Het onlangs opgerichte Sino-Dutch Dairy Development Centre in China introduceert een nieuwe ontwikkelingsfilosofie voor de zuivelsector en dient als platform voor demonstratie, wetenschappelijk onderzoek, uitwisseling van technologie en vertaling van onderzoeksresultaten naar de praktijk in de Chinese zuivelsector. Op deze manier wordt de overdracht gefaciliteerd van Nederlandse zuivelkennis, geavanceerde voedermethoden, hoogwaardig fokkerijonderzoek en duurzame ontwikkeling. In Marokko, Algerije en Oekraïne zijn in nauwe samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken kenniscentra van de grond getild, ter versterking van de lokale voedselzekerheid én het Nederlandse exportperspectief. Zulke initiatieven van ondernemers vinden ook in eigen land plaats: de telersvereniging Prominent biedt internationale glastuinbouwbedrijven de mogelijkheid gebruik te maken van de kennis en expertise van de leden via de Prominent Glasshouse Academy. Hierbij maken zij gebruik van 35 moderne tuinbouwproductielocaties in Nederland.

De voortschrijdende technologische kennis en innovatie is niet altijd bestemd voor afnemers aan de top van de piramide. Met name in de tuinbouw zien we innovaties ontstaan die zijn gericht op toepassing in ontwikkelingslanden. Soilcares een prachtig voorbeeld van hightech data-analyse van bodemgesteldheid die toepasbaar is door kleine boeren in ontwikkelingslanden. Ik zal mij inzetten om deze trend verder te versterken conform de ambities van de regering om vanuit de geïntegreerde agenda voor hulp, handel en investeringen de samenwerking met en in ontwikkelingslanden te vergroten. Zo kunnen deze landen dan ook rekenen op Nederlandse steun vanuit de programma’s voor voedselzekerheid en private sectorontwikkeling. Het gaat daarbij om het terugdringen van ondervoeding en de ontwikkeling van lokale landbouw, de versterking van lokale waardeketens en het vergroten en verduurzamen van handel. Tegelijkertijd moedigt de regering het Nederlandse bedrijfsleven aan met innovatieve oplossingen te komen voor ontwikkelingsuitdagingen en biedt daartoe waar nodig financiële ondersteuning, gecoördineerd vanuit de RVO, en diplomatieke inzet op onze ambassades, zoals van landbouwraden en voedselzekerheidsexperts. Tijdens mijn recente bezoek aan Kenia en Tanzania heb ik in Moshi in de Kilimanjaro regio met eigen ogen kunnen zien hoe groot de bijdrage van Nederlandse bedrijven kan zijn, bijvoorbeeld door verduurzaming van teelten en een vergroting van het aanbod van groenten. Bedrijven als East-West Seed en Rijk Zwaan investeren daarbij nadrukkelijk in de kennis en kunde van lokale boeren. Succesfactoren zijn hierbij het demonstreren van nieuwe technologie op talloze locaties in het land in combinatie met het ontwikkelen van nieuwe variëteiten van lokale groentes.

Mijn ambitie om Nederland verder te ontwikkelen tot de Food Valley van Europa met een duurzaam én innovatief profiel, kan niet los gezien worden van de kracht van ons agrarisch kennissysteem. Wageningen UR is als onderzoekscentrum en universiteit vermaard in heel de wereld door een actieve bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van leven. Deze onderzoeks- en ontwikkelkracht heeft geleid tot de vestiging in Wageningen van het CGIAR Food Programma en tal van internationale samenwerkingsverbanden. Een groot aantal multinationals in (dier)voeding, zaadveredeling, diervaccins, etc. heeft ervoor gekozen hun onderzoek- en ontwikkelingsafdeling in ons land te huisvesten. De kracht van de kenniskolom reikt aanzienlijk verder dan de academische component daarin. Juist de sterke koppeling tussen onderwijs en onderzoek en de interactie met de praktijk van bedrijven staat aan de basis van de internationaal leidende positie van de topsectoren Agri/Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen.

Dat de groene kenniskolom over de grenzen actief is, versterkt onze kennispositie en daarmee indirect de concurrentiekracht van bedrijven. Zo ondersteunt het Ministerie van Economische Zaken het Borderless Network, een netwerk van de Topsectoren Tuinbouw & Uitgangsmaterialen en AgriFood, de Ministeries van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken en de groene onderwijsinstellingen (MBO, HBO en Wageningen Universiteit). Eén van de doelen van het Borderless Network is het leveren van een bijdrage aan capaciteitsontwikkeling binnen het domein van voedselzekerheid in lage- en middeninkomenslanden.

Ik stimuleer de betrokkenheid van kennis- en onderwijsinstellingen binnen internationale publiek-private samenwerkingsvormen, gezien de lange traditie van deelname aan capaciteitsopbouw in de vorm van institutionele ontwikkelingsprojecten, beurzenprogramma’s en trainingen.

Een sterke kenniskolom is een essentiële partner voor bedrijven die bij de afzet van technologie en het implementeren van systeemoplossingen onderkennen dat dit niet kan zonder kennisoverdracht en onderwijs. Dat gaat hand in hand. In de toepassing van het instrument Partners in International Business (PIB), uitgevoerd door de RVO in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse zaken in samenwerking met Economische Zaken, kunnen clusters van agrobedrijven zich gezamenlijk op buitenlandse markten begeven – en groene onderwijsinstellingen doen daar steeds vaker aan mee. Van de 72 PIB’s die sinds 2012 zijn goedgekeurd, zijn er 15 agrarisch van aard. De kenniskolom richt zich steeds meer op internationale samenwerking en buitenlandse afnemers. Want ook eigenstandig zijn er kansen: de overheid van India bijvoorbeeld financiert de totstandkoming van trainingsboerderijen waar kleine boeren onderwijs kunnen krijgen in het gebruik van Nederlandse tuinbouwtechnologie. Om internationale oriëntatie van de onderwijsinstellingen nog meer te ondersteunen, zal ik samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bezien hoe we de drempel voor onderwijsinstellingen om deel te nemen aan economische missies kunnen verlagen.

Sinds mijn aantreden heb ik op het departement veel buitenlandse bewindspersonen mogen ontvangen, veelal vergezeld door omvangrijke handelsdelegaties. Deze delegaties kwamen naar Nederland om zich te oriënteren op onze kennis en technologie; op de tuinbouwsystemen, op de aardappelketen, op de zuivel. Omgekeerd wil ik in uitgaande economische missies kennis, innovatie en technologie meer centraal stellen. Direct na mijn aantreden ben ik met een economische missie naar Zuid-Afrika geweest; het overgrote deel daarvan ging over kennis en technologie en ik kon ter plekke zien hoe onze bedrijven kunnen helpen om lokaal de voedselproductie op gang te helpen. Het bezoek dat ik aan Californië zal afleggen later dit jaar zal exclusief zijn gericht op de kansen die er zijn om ons verdienmodel te baseren op de export van kennis en technologie. Ook Zuid-Korea zal ik bezoeken en daar onze kennispositie onder de aandacht brengen. Mijn reis naar Argentinië diende om de Argentijnse overheid en het Argentijnse bedrijfsleven ervan te doordringen dat de eigen ambitie om de agroproductie fors te vergroten en export te verhogen gebaat zijn bij Nederlandse expertise op het gebied van landbouw, voedselverwerking, logistiek en waterbeheer.

Om de export van agrarische technologie en kennis te versterken, worden in 2017 drie specifieke technologische matchmakingsmissies voor bedrijven, onderzoeksinstituten en technologiecentra georganiseerd. Daarbij zal expliciet aandacht worden geschonken aan de internationalisering van Nederlandse technologie en kennis op landbouwgebied.

De bedrijven die voorop lopen in hoogtechnologische ontwikkelingen zijn soms pas in het recente verleden opgericht. Juist voor nieuwkomers op de markt, acht ik toegang tot internationale markten van groot belang om de expansie rugwind te geven. Het programma Starters International Business (SIB), uitgevoerd door de RVO in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in samenwerking met Economische Zaken is een belangrijk instrument voor deze categorie bedrijven. Van de buitenlandse netwerken zal een brede inzet op agrotech- en foodinnovatie worden gevraagd. Dat geldt in het bijzonder voor landbouw- en innovatieraden. In het bijzonder voor nieuwkomers en start-ups kunnen ambassades een bron zijn van deskundig advies bij het betreden van buitenlandse markten. Ik zal bezien hoe de deelname van start-ups en kleine innovatieve bedrijven aan handelsmissies gestimuleerd kan worden.

In het kader van de versterking van de economische diplomatieke dienstverlening op opkomende markten, bezie ik momenteel of we de specifieke landbouw- en innovatiekennis op ambassades buiten de EU kunnen versterken. Op de ambassade in Teheran zal binnenkort een landbouwraad worden geplaatst. Ook zal ik overgaan tot een detachering bij de Wereldbank in Delhi ten behoeve van landbouwontwikkeling en voedselzekerheid in India.

Tot slot

In de dichtbevolkte delta die Nederland is, heeft ons agrofood-complex een internationaal vooraanstaande positie weten te verwerven. De toekomst van onze land- en tuinbouw is een toekomst waarin onze voedselproductie in balans is met de natuur en de leefomgeving. De noodzaak om die balans beter te bewaken doet zich overal in de wereld voor. Door scherpe profilering van onze voedselproducten op thema’s als duurzaamheid en gezondheid blijven ook internationale markten een pilaar onder ons verdienmodel. De export van kennis en technologie heeft dezelfde functie.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven