33 576 Natuurbeleid

Nr. 99 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 april 2017

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de tweede Voortgangsrapportage Natuur van de provincies. Daarbij zal ik ingaan op mijn toezegging, gedaan tijdens de begrotingsbehandeling van 3 december 2015, dat ik met de provincies in overleg zal gaan om te komen tot een eenduidige systematiek en definities voor het bepalen van de hectares Natuurnetwerk en de uitkomsten daarvan op te nemen in een overzichtskaart (Handelingen II 2015/16, nr. 33, item 8). Tevens informeer ik u over de uitvoering van de motie Leenders/Geurts over natuurvrijwilligers (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 113) en van de motie Leenders/Jacobi over het verbinden van mooie maatschappelijke initiatieven uit de nota Groen en water in de stad met de Natuurtop en met het groene onderwijs (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 83).

Tweede Voortgangsrapportage Natuur

Bijgaand ontvangt u de tweede Voortgangsrapportage Natuur van de provincies over de uitvoering van het Natuurpact in 2015 (zie ook http://www.ipo.nl/beleidsvelden/natuur), die ik van de provincies heb ontvangen1.

De provincies hebben al veel bereikt in de uitvoering van het Natuurpact.

Een aantal resultaten in de voortgangsrapportage springt in het oog. Zo is de invoering van het agrarisch natuurbeheer in 2015 succesvol afgerond en is het Programma Aanpak Stikstof (PAS) goed van start gegaan. De provincies hebben het voortouw genomen bij de beheerplannen van 109 Natura 2000-gebieden. Daarnaast hebben de provincies veel inzet geleverd voor het opzetten van gebiedsgerichte uitvoeringsorganisaties, is er veel energie gestoken in de implementatie van de Wet Natuurbescherming en is een basis gelegd voor een maatschappelijke uitvoeringsagenda van het natuurbeleid.

Een belangrijk onderdeel van de voortgangsrapportage is de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland. In 2015 is door provincies totaal 1.747 ha grond verworven of van functie gewijzigd (bijvoorbeeld particulier beheer) en 3.141 ha ingericht als natuur. Dat brengt het totale oppervlak sinds 1 januari 2011 door provincies nieuw ingerichte natuur op 28.435 ha. De uitvoering van de inrichting van 80.000 ha natuur uit het Natuurpact, af te ronden in 2027, ligt hiermee goed op schema.

Toezegging

Op 3 december 2015 heb ik uw Kamer toegezegd dat ik met de provincies in overleg zou gaan om te komen tot een eenduidige systematiek en definities voor het bepalen van de hectares Natuurnetwerk en de uitkomsten daarvan op te nemen in een overzichtskaart (Kamerstukken 30 825 en 33 576, nr. 215). In het Algemeen Overleg EHS/Natuurbeleid op 23 maart 2016 zijn door de rapporteurs «Groot Project EHS» (de leden Ziengs en Van Veldhoven) vragen gesteld over de eerste Voortgangsrapportage Natuur van de provincies (Kamerstuk 33 576, nr. 58) en de zevende Rapportage Groot Project EHS (Kamerstukken 30 825 en 33 576, nr. 214). Voor de Kamer is deze informatie van belang om een besluit te kunnen nemen over het in gang zetten van de procedure ter beëindiging van de grootprojectstatus van de EHS. Op 4 juli 2016 bent u geïnformeerd over de afspraken die ik met provincies heb gemaakt (Kamerstuk 33 576, nr. 85). Deze afspraken zijn door de provincies verwerkt in onderhavige tweede Voortgangsrapportage Natuur.

Op mijn verzoek hebben de provincies deze tweede voortgangsrapportage aangevuld met informatie over de kwantitatieve voortgang van het Natuurnetwerk Nederland waarvoor de provincies verantwoordelijk zijn. De overzichtskaart en de overzichtstabel van het Natuurnetwerk Nederland treft u aan op pagina 20 en 21 van de voortgangsrapportage. Dit biedt meer inzicht ten opzichte van de eerste voortgangsrapportage, die voornamelijk informatie gaf over de realisatie van de in het Natuurpact overeengekomen ontwikkelopgave van 80.000 ha. Uit deze tweede voortgangsrapportage blijkt dat de kwantitatieve omvang van het Natuurnetwerk Nederland na afronding van deze ontwikkelopgave zal uitkomen op in totaal 668.000 ha. Deze omvang betreft het Natuurnetwerk Nederland op het land (dus exclusief Noordzee en Grote Wateren).

Bij het bepalen van deze omvang is geen rekening gehouden met natuur die provincies, in aanvulling op het Natuurnetwerk Nederland en de afspraken uit het Natuurpact, zelf realiseren met andere middelen of instrumenten. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de provincies in welke omvang en op welke locatie zij deze provinciale natuur realiseren. Ik ben met de provincies in gesprek om deze provinciale opgave in de volgende voortgangsrapportage in beeld te krijgen.

Daarnaast hebben de rapporteurs gevraagd of de genoemde oppervlaktes beheer, grondverwerving en inrichting uit de eerste Voortgangsrapportage Natuur aansluiten op de zevende Rapportage Groot Project EHS. Deze aansluiting is te maken, maar omdat het Natuurnetwerk kleiner in omvang is en bovendien anders is gesitueerd dan de voormalige Ecologische Hoofdstructuur, was daarvoor een nadere analyse noodzakelijk.

Deze analyse heb ik uitgevoerd door de gedigitaliseerde kaartbeelden van het Natuurnetwerk Nederlanden de voormalige Ecologische Hoofdstructuur met elkaar te vergelijken. Op deze wijze is het mogelijk de verschillen nader te duiden en bij benadering kwantitatief te onderbouwen.

Natuur in beheer

Volgens de zevende Rapportage Groot Project EHS was er 546.106 ha natuur in beheer binnen de grenzen van de voormalige Ecologische Hoofdstructuur op 1-1-2014. In de eerste Voortgangsrapportage Natuur geven de provincies een omvang van 583.340 ha natuurbeheer binnen het Natuurnetwerk Nederland per 1-1-2015. Een verschil derhalve van 37.234 ha. Uit de analyse komt naar voren dat deze toename indicatief als volgt kan worden verklaard:

  • 1. Groei (+ 55.500 ha):

    Er is sprake van een toename als gevolg van de areaalgroei in 2014, het meenemen in het NNN van delen van in beheer zijnde gronden buiten de EHS, het meenemen van delen van Grote Wateren en het hanteren van een verbeterde systematiek om bestaande natuur in beeld te brengen.

  • 2. Krimp (– 22.000 ha):

    Provincies hebben de oppervlakte natuur in beheer in het Natuurnetwerk verkleind ten opzichte van de voormalige EHS. Het gaat daarbij om de oppervlakte natuurbeheer die wel in de EHS was gelegen, maar niet in het Natuurnetwerk is opgenomen. Dit is onder andere het geval voor het agrarisch natuurbeheer.

  • 3. Technische correctiefactoren (+ 3.700 ha):

    Voor een juiste vergelijkingsanalyse op basis van de gedigitaliseerde kaartbeelden zijn twee technische correctiefactoren noodzakelijk. Het betreft een rekenkundige correctiefactor voor de oppervlakte agrarisch natuurbeheer en een technische correctiefactor als gevolg van methodische verschillen om de oppervlakte in beheer te bepalen.

Grondverwerving en inrichting

Ten aanzien van de verwerving en inrichting is door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een vergelijking gemaakt tussen de rapportages Groot Project EHS en de eerste Voortgangsrapportage Natuur2.

De provincies hebben conform de afspraken in het Natuurpact een Natuurnetwerk Nederland begrensd dat kleiner is dan de voormalige EHS. PBL heeft de eerste Voortgangsrapportage Natuur vergeleken met de zevende rapportage Groot Project EHS en concludeert dat door deze herbegrenzing 6.150 ha verworven grond en 1.400 ha ingerichte grond buiten het Natuurnetwerk is komen te liggen.

In de eerste Voortgangsrapportage Natuur geven de provincies aan dat in de periode 2011–2014, als onderdeel van de ontwikkelingsopgave van 80.000 ha, in totaal 11.508 ha is verworven en 25.294 ha is ingericht.

PBL concludeert dan ook dat de toename in verworven oppervlakte in de periode 2011–2014 ca. 5.300 ha (11.508 – 6.150) bedraagt en de toename in ingerichte oppervlakte ca. 23.900 ha (25.294 – 1.400).

De provincies zetten de verworven en ingerichte gronden, die door de herbegrenzing buiten het Natuurnetwerk zijn komen te liggen, conform de afspraken in het Natuurpact in voor het realiseren van natuurdoelen.

Met deze nadere duiding over de vergelijkbaarheid tussen de cijfers uit de eerste Voortgangsrapportage Natuur en de zevende rapportage Groot Project EHS, beschouw ik de toezegging hieromtrent als afgedaan en de vragen van de rapporteurs Ziengs en van Veldhoven in het kader van de grootprojectstatus EHS als beantwoord.

Motie Natuurvrijwilligers

In de motie (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 113) wordt de regering verzocht om binnen drie maanden heldere afspraken te maken met de provincies en maatschappelijke partijen over de financiering van activiteiten voor natuurvrijwilligers en daarover de Kamer in het voorjaar van 2017 te informeren.

Ik heb eerder aangegeven dat voor het toekomstbestendig maken van de ondersteuning van groene vrijwilligers een inhaalslag nodig is (Kamerstuk 33 576, nr. 93). Een financiële bijdrage aan dit programma van het Rijk heb ik gekoppeld aan voldoende duidelijkheid over de inhoud van het programma en commitment bij natuurorganisaties en de provincies. Deze inhaalslag is aanvullend op de bestaande aandacht die provincies besteden aan groene vrijwilligers, bijvoorbeeld met eigen regelingen, gericht op publieksparticipatie en via verschillende prestatieafspraken die met groene organisaties gemaakt worden.

Op 10 maart jl. hebben verschillende partijen het Manifest «De kracht van de groene vrijwilliger» ondertekend (bijlage 23). Het Manifest, een initiatief van LandschappenNL, SoortenNL en het IVN, markeert de start van de inhaalslag die nodig is en de afspraken over de financiering daarvan. Dit is de eerste stap in de uitvoering van de motie. Besluitvorming over het programma, de concrete invulling van activiteiten en financiële bijdragen van alle partijen vindt later dit jaar plaats.

Met ondertekening committeren de partijen zich aan de doelstellingen van het Manifest en zijn ze bereid de inspanningen te verrichten aan de verdere uitwerking van het programma en afspraken te maken over de financiering er van. Het is de ambitie van deze partijen dat ook andere organisaties die met groene vrijwilligers werken, zoals de andere grote natuurbeheerders, zich bij dit Manifest aansluiten.

Om een vliegende start te maken heb ik vooruitlopend op de verdere uitwerking een eenmalige financiële bijdrage beschikbaar gesteld voor onderzoek. Met nieuwe, actuele kennis kunnen we met het programma de juiste stappen zetten.

Motie Leenders/Jacobi

In de motie van de leden Leenders/Jacobi (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 83) wordt de regering verzocht de provincies te verzoeken om de mooie maatschappelijke initiatieven, die genoemd zijn in de nota Groen en water in de stad, een plaats te geven in de natuurtop die in het voorjaar zal worden georganiseerd. Tevens wordt de regering verzocht de genoemde maatschappelijke initiatieven ten voorbeeld aan te reiken aan het onderwijs, waaronder het groen onderwijs en het onderwijs voor stedenbouwkundigen en planologen.

Op 7 december 2016 heb ik tijdens een bestuurlijk overleg met de provincies en het IPO uw wens overgebracht om de mooie maatschappelijke initiatieven een plaats te geven in de natuurtop. Provincies en IPO hebben aangegeven hier bij de organisatie van de natuurtop rekening mee te houden. De natuurtop staat medio september 2017 gepland.

Het groen onderwijs en relevante netwerken heb ik op 10 februari jl. per mail geïnformeerd over de nota Groen en water in de stad en de maatschappelijk uitvoeringsagenda natuurvisie met daarbij het verzoek de voorbeelden van maatschappelijke initiatieven te betrekken in het onderwijs. Met het groen onderwijs wordt binnen de context van de ontwikkelagenda groen onderwijs een themabijeenkomst georganiseerd over groen onderwijs voor vergroening van stad en regio. Hiermee is uitvoering gegeven aan de motie.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Voortgang realisatie nationaal natuurbeleid http://edepot.wur.nl/400062 (hoofdstuk 2)

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven