33 358 Marinierskazerne Zeeland

Nr. 9 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 september 2018

In het AO Materieel van 21 juni jl. (Kamerstuk 27 830, nr. 257) heb ik toegezegd de Kamer een verzamelbrief te sturen over de stand van zaken ten aanzien van de Michiel Adriaanszoon de Ruyterkazerne in Vlissingen, inclusief het verloop van het gerezen geschil in verband met de voorgenomen verhuizing en cijfers over irreguliere uitstroom van personeelsleden bij het Korps Mariniers. Met deze brief doe ik die toezegging gestand. Ik kom daarbij ook tegemoet aan het verzoek van de vaste commissie voor Defensie van 9 augustus jl., waarin de commissie mij heeft gevraagd in te gaan op het advies van het College voor Geschillen Medezeggenschap Defensie en de vervolgstappen die ik neem om de medezeggenschap beter te betrekken. Voor uw informatie voeg ik bij deze brief een afschrift van het advies1.

Tevens benut ik deze brief om op hoofdlijnen in te gaan op het gronddossier, zoals verzocht door de vaste Kamercommissie Defensie. Ik stuur u gelijktijdig met deze brief de antwoorden op de schriftelijke vragen die hierover op 11 juli jl. door diverse Kamerleden zijn gesteld (Kamerstuk 33 358, nr. 8, Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nrs. 1, 2, 3 en 4).

In het algemeen overleg van 21 juni jl. is ook opgemerkt dat het voorzieningenniveau op de kazerne, waaronder de oefen- en trainingsfaciliteiten, in deze brief aan de orde zou komen. Daar dit één van de hoofdonderwerpen is waarover nog verder wordt gesproken met de TRMC Verhuizing MARKAZ2 en dit gesprek nog moet worden voorbereid, kan ik daarop in deze brief niet inhoudelijk ingaan.

Advies College voor Geschillen Medezeggenschap Defensie

Het geschil was door de TRMC Verhuizing MARKAZ voorgelegd aan het Geschillencollege. De centrale vraag in het geschil was of de behoeftestelling en/of de outputspecificatie voor de nieuwe kazerne adviesplichtig zijn. Het College heeft hierover op 3 augustus jl. advies uitgebracht aan de Commandant Zeestrijdkrachten. Het College oordeelt dat het adviesrecht van de medezeggenschap – dat volgt uit artikel 29 lid 1 van het Besluit Medezeggenschap Defensie (BMD) – zich niet uitstrekt over deze behoeftestelling en outputspecificatie als zodanig. Het College geeft vervolgens aan dat het mogelijk is dat uit de outputspecificatie maatregelen voortvloeien die op grond van artikel 29 van het BMD wél voor een adviesaanvraag aan de TRMC Verhuizing MARKAZ in aanmerking zouden komen. Over deze voorgenomen maatregelen dienen partijen het overleg te voeren en uiteindelijk tot overeenstemming te komen.

Het College spreekt zich ook uit over de vraag of en in hoeverre sprake is van een reorganisatie. Het College constateert dat in het Voorlopig Reorganisatie Plan van 18 februari 2018 het kazernecommando en het exploitatiemanagement van elkaar worden gescheiden, wat ook gevolgen kan hebben voor arbeidsplaatsen van militairen. Hiermee is sprake van een reorganisatie. Het College oordeelt dat de formele medezeggenschap ten aanzien van een dergelijke reorganisatie bij de TRMC Verhuizing MARKAZ dient te liggen.

Alvorens het reguliere overleg met de TRMC Verhuizing MARKAZ voort te zetten, adviseert het College eerst een of meer bijeenkomsten te beleggen met alle betrokkenen, bij voorkeur onder procesbegeleiding door een onafhankelijke derde.

Reactie Defensie

De Commandant Zeestrijdkrachten heeft inmiddels besloten het advies over te nemen en het gesprek met de TRMC te hervatten en heeft het College hierover geïnformeerd. Met het oog op het te voeren overleg zijn inmiddels afspraken gemaakt waardoor de TRMC Verhuizing MARKAZ toegang krijgt tot de volledige outputspecificatie. Met de hervatting van het overleg en de afspraak over de informatievoorziening wordt gevolg gegeven aan de kritische kanttekening uit het advies dat participatie niet gelijkgesteld mag worden met formele medezeggenschap.

Wat de vorm van het overleg betreft, kan Defensie zich vinden in het advies van het College om het gesprek te voeren onder procesbegeleiding van een onafhankelijke derde. Deze onafhankelijke derde start binnenkort met zijn werkzaamheden, nadat zowel Defensie als de TRMC hiermee hebben ingestemd.

Veranderingen in en aanvullingen op de voorzieningen op de kazerne als gevolg van het overleg kunnen leiden tot veranderingen in de benodigde tijd en het benodigde geld. Hierover valt nu nog geen duidelijkheid te geven. Ik zal u indien hier sprake van is over informeren.

Uitstroomcijfers Korps Mariniers

In het AO van 21 juni jl. heb ik toegezegd u te informeren over de uitstroomcijfers van het Korps Mariniers. In onderstaand overzicht staat de irreguliere uitstroom bij het Korps Mariniers, in absolute getallen (tabel 1) en uitgedrukt als percentage van de gemiddelde personele bezetting gedurende het betreffende jaar (tabel 2). Ik doe u hierbij tevens de irreguliere uitstroomcijfers bij het Korps Commandotroepen en de Luchtmobiele Brigade toekomen. Voor het jaartal 2018 betreft het de uitstroom die per 26 augustus 2018 bij Defensie bekend was.3

Irreguliere uitstroom betreft een verzoek tot ontslag vanuit een militair zelf; bij onderstaande cijfers is reguliere uitstroom vanwege functioneel leeftijdsontslag en beëindiging van de reguliere aanstellingsduur niet meegenomen. De totale uitstroomcijfers (het totaal van reguliere en irreguliere uitstroom) liggen dus hoger.

Tabel 1 – Irreguliere uitstroom in absolute cijfers

Jaartal

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Korps Mariniers

42

71

82

77

96

103

127

114

157

Korps Commandotroepen

5

17

28

13

15

27

25

26

33

11 LMB

65

156

119

129

98

131

145

156

138

Tabel 2 – Irreguliere uitstroom als percentage van de bezetting

Jaartal

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Korps Mariniers

1,7%

2,9%

3,3%

3,2%

3,8%

4,0%

5,1%

4,6%

6,4%

Korps Commandotroepen

1,1%

3,6%

5,9%

2,7%

3,2%

5,6%

4,9%

5,1%

6,8%

11 LMB

3,1%

7,1%

5,5%

6,0%

4,5%

6,0%

6,8%

7,5%

6,8%

Uit de cijfers blijkt dat de irreguliere uitstroom over de gehele personele bezetting bij het Korps Mariniers iets lager is (0,4 procent) dan bij het Korps Commandotroepen en de Luchtmobiele Brigade. Voor de irreguliere uitstroom bij het Korps Mariniers en het Korps Commandotroepen geldt dat die de afgelopen jaren is toegenomen. Bij de Luchtmobiele Brigade is een gelijkmatiger beeld te zien de afgelopen jaren. Voor het Korps Commandotroepen en het Korps Mariniers liggen de uitstroomcijfers voor wat betreft de irreguliere uitstroom nu al hoger dan over heel 2017 bezien. Bij het Korps Mariniers is een verhoging van 37 procent te zien ten opzichte van 2017 en bij het Korps Commandotroepen een stijging van bijna 27 procent ten opzichte van 2017.

Uit nadere analyse van deze cijfers blijkt voor alle drie de eenheden te gelden dat de irreguliere uitstroom het hoogst is onder militairen met een FPS-2 contract in de categorie manschappen. Hierbij geldt dat voor het Korps Commandotroepen en het Korps Mariniers de irreguliere uitstroom bij onderofficieren en officieren procentueel (iets) hoger ligt dan bij de Luchtmobiele Brigade. Wat betreft leeftijd liggen de hoogste vertrekpercentages bij Korps Mariniers en de Luchtmobiele Brigade tussen de 25 en 35 jaar en bij het Korps Commandotroepen tussen de 30 en 40 jaar.

De (mogelijke) consequenties van deze irreguliere uitstroom heb ik eerder vermeld in de antwoorden op de schriftelijke vragen Popken van 10 april jl. (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 1725). Indien er sprake is van personeelstekort, kan Defensie ofwel de ondervulling accepteren, ofwel eenheden tijdelijk samenvoegen.

De Commandant Landstrijdkrachten (CLAS) heeft recent besloten om in specifieke gevallen eenheden tijdelijk stil te zetten vanwege de lage personele vulling. Het beschikbare personeel wordt dan tijdelijk toegevoegd aan de overige eenheden. Met deze maatregel kan het CLAS voldoen aan de huidige inzetverplichtingen. Het is momenteel niet nodig om een dergelijke maatregel bij het Korps Commandotroepen en de Luchtmobiele Brigade toe te passen. De Commandant Zeestrijdkrachten heeft vanwege de achterblijvende personele vulling bij het Korps Mariniers besloten om met ingang van augustus 2018 een Raiding Squadron tijdelijk stil te zetten.

Redenen van uitstroom

Daar waar gesprekken met vertrekkend personeel van het Korps Mariniers, het KCT en de Luchtmobiele Brigade zijn gevoerd, komt naar voren dat de redenen voor vertrek individueel en divers zijn. De keuze om Defensie te verlaten wordt vaak gemaakt op basis van een combinatie van factoren. Hierbij spelen onder andere ontevredenheid over de balans tussen werk en privé, over de bevorderingsruimte en over beloning en erkenning een rol, juist ten tijde van hoogconjunctuur en een lage werkloosheid. Daarnaast spelen zaken als een veranderende thuissituatie, de ontwikkel- en toekomstmogelijkheden en arbeidsvoorwaarden binnen en buiten Defensie mee. Door een aantal van de dit jaar vertrekkende mariniers wordt in deze gesprekken aangegeven dat ook de voorgenomen verhuizing naar Vlissingen een reden is om Defensie te verlaten.

Naast gesprekken met vertrekkend personeel, zijn door het bureau Trends, Onderzoek en Statistiek (TOS) van Defensie en door de provincie Zeeland dit voorjaar separate enquêtes gehouden onder mariniers. Daarbij werd specifiek gevraagd naar de verhuisbereidheid van de mariniers. Ook hebben de Minister en ik een brief van tweehonderd mariniers hierover ontvangen. Uit zowel de enquêtes als de brief blijkt dat veel mariniers overwegen Defensie te verlaten vanwege de voorgenomen verhuizing naar Vlissingen. In de enquête van TOS wordt de mariniers, die aangeven ander werk te zoeken of zeggen dit van plan te zijn, gevraagd wat de reden hiervoor is. Deze mariniers geven het vaakst de voorgenomen verhuizing naar Vlissingen aan. Als reden om ander werk te zoeken, worden in deze enquête ook arbeidsvoorwaarden en de balans tussen werk en privé genoemd.

Dat baart ons zorgen, mede omdat de cijfers van de irreguliere uitstroom nu toenemen. Vanwege het belang van de toekomstbestendigheid van het Korps zal ik daarom de daadwerkelijke uitstroomcijfers van het Korps Mariniers nauwlettend blijven monitoren.

Gronddossier

Ik kan mij voorstellen dat de externe berichtgeving over de verontreinigde grond voor zorgen bij het personeel hebben gezorgd. Laat duidelijk zijn dat voor alle huisvesting van Defensie een gezond werk- en leefklimaat de norm is. Bij grondverwerving in een dichtbevolkt land als Nederland is altijd onderzoek geboden naar wat in het verleden met en op die grond gebeurd is. Van het terrein aan de Buitenhaven in Vlissingen was van meet af aan bekend dat er het een en ander in de bodem zat dat nader onderzoek en mogelijk sanering of ander maatregelen zou vergen.

De gezamenlijke werkgroep van vertegenwoordigers van Zeeland en van Defensie heeft destijds geconcludeerd dat er op gebieden als vervuiling, geur en ruimtelijke ordening aandachtspunten waren, maar dat deze geen belemmeringen vormden voor de ontwikkeling van de locatie, aldus het rapport van de werkgroep dat op 10 april 2012 aan de Kamer is aangeboden (Kamerstuk 32 733, nr. 59). Die vervuiling zou door onderzoeken precies in kaart moeten worden gebracht, om te kunnen bepalen waar en wat er met het oog op de veiligheid en gezondheid van het personeel gesaneerd moest worden en wat daarvan de kosten zijn. Door sanering overeenkomstig wet- en regelgeving zou het goed functioneren van de kazerne kunnen worden gewaarborgd. De verontreinigde grond was dus geen reden af te zien van de voorgenomen bouw.

Deze uitgangspunten veranderden niet toen uit de onderzoeken bleek dat delen van het terrein verontreinigd zijn met zware metalen PAK’s, minerale olie, pcb’s en asbest. Defensie, de provincie Zeeland en de gemeente Vlissingen hebben in 2014, 2015 en 2016 verschillende bestuursovereenkomsten gesloten over de sanering van de grond, de erfpacht, de financiële bijdrage aan de erfpachtcanon, een afkoopsom voor het bouwrijp maken en de kostendeling voor het gronddossier. Die afspraken waren nodig om zo aan de normen te voldoen.

Defensie heeft hierover meermaals met de Kamer gecommuniceerd in Vastgoedrapportages en tijdens AO’s over het feit dat er onderzoeken zijn gedaan naar de precieze aard en omvang van de vervuiling van de grond, de aanwezige niet-gesprongen explosieven en hieraan verbonden gezondheidsrisico’s (Kamerstukken 33 763, nrs. 47, 79 en 106). Ook is aan de Kamer gemeld dat er gesprekken zijn geweest en afspraken gemaakt over de kosten- en risicoverdeling tussen Defensie en de regio (Kamerstukken 33 763, nrs. 35, 92, en 106). Deze bestuursovereenkomsten zijn gedeeld met provinciale staten en op internet geplaatst. Defensie heeft de Kamer geïnformeerd over de kern van de inhoud van deze overeenkomsten in de vastgoedrapportages (Kamerstuk 33 763, nrs. 122 en 127).

Het personeel en de medezeggenschap zijn op verschillende manieren en momenten, schriftelijk en mondeling, geïnformeerd dat er sprake was van bodemverontreiniging en de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven en dus van de noodzaak tot sanering. Ook zijn zij via verschillende kanalen op de hoogte gehouden van de gesprekken en afspraken tussen de regio en Defensie over de sanering. Voor de medezeggenschap geldt wel dat, zoals ook gesteld door de geschillencommissie, deze medezeggenschap in de hoedanigheid van de TRMC niet tijdig betrokken is in het algemene proces van het project MARKAZ. Hierdoor geldt dat in de periode waarin de meeste ontwikkelingen op het gronddossier plaatsvonden, tot en met 2016, er met name is gesproken met de (informele) voorlopers van de TRMC MARKAZ Verhuizing. Ten tijde van de instelling van de TRMC MARKAZ Verhuizing in 2017 vonden op het gronddossier minder ontwikkelingen plaats, waren over de verontreiniging afspraken met de regio gemaakt en was dit dossier daarmee minder een onderwerp van gesprek. We zullen er zorg voor dragen dat gedurende het vervolg van het overleg met de TRMC de medezeggenschap over de verdere ontwikkelingen in het gronddossier op de hoogte wordt gehouden en wij de formele procesgang hierin volgen.

Van de in totaal 70 hectare wordt twee hectare in ieder geval gesaneerd. Dit betreft een aantal ernstige verontreinigingen waarvoor sanering zonder meer noodzakelijk is en vervuilde grond waarop zeker zal worden gebouwd. Op drie hectare van het terrein lag de camping Zeelandia, op een afgedekte stortlocatie. De afdeklaag op dit perceel zal waar nodig worden hersteld. Hierop wordt niet gebouwd en hier mag niet worden gegraven. Op de overige 65 hectare komen enkele verontreinigingen voor die, gezien het beoogde gebruik, niet gevaarlijk zijn voor mens of milieu. Deze verontreinigingen worden niet gesaneerd, tenzij het ontwerp van het winnende consortium zou vereisen dat op die plaatsen de grond wordt geroerd, bijvoorbeeld voor graaf- of heiwerkzaamheden. In dat geval zal ook daar conform de wet moeten worden gesaneerd en overeenkomstig de eerder genoemde norm van een gezond werk- en leefklimaat van alle huisvesting.

In het saneringsplan, gebaseerd op de vigerende wet- en regelgeving, is opgenomen welke grond wel en niet gesaneerd dient te worden. Als laatste stap bij het uitvoeren van de saneringen worden nieuwe bodemonderzoeken uitgevoerd, waarmee zal moeten worden aangetoond dat het terrein volgens wet- en regelgeving een geschikte locatie is voor het beoogde gebruik en dat de bodemverontreinigingen die in de grond blijven zitten, met inachtneming van de gebruiksbeperking, geen bedreiging vormen voor de veiligheid en de gezondheid van het personeel.

Een aantal bouw-voorbereidende werkzaamheden, waaronder sanering van grond, stond gepland op uiterlijk 25 juni jl. Ik heb naar aanleiding van het AO van 21 juni jl. echter aangegeven dat ik nog verwacht met de Kamer te spreken over deze stand van zaken brief. Om dit proces ordentelijk te laten verlopen is Defensie, zoals ik eerder aan de Kamer heb gemeld in de commercieel vertrouwelijke brief van 5 juli jl., met de partijen die zich hebben ingeschreven voor het bouwrijp maken van de grond overeengekomen de gestanddoeningstermijn op te schorten tot uiterlijk 1 oktober 2018.

Tot slot

Met deze brief heb ik u geïnformeerd over de huidige stand van zaken. Een aantal zaken wordt de komende periode uitgewerkt of gemonitord, zoals de uitstroomcijfers onder de mariniers en de gevolgen voor de inzetbaarheid van het Korps. Ook vinden er nog gesprekken plaats met de regio over het gebruik van oefenterreinen en de beschikbaarheid hiervan. Uiteraard houd ik u op de hoogte van toekomstige ontwikkelingen, bijvoorbeeld een mogelijke verandering in tijd of geld naar aanleiding van het overleg met de TRMC.

De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Er zijn twee fora voor medezeggenschap: op 1 september 2015 is de Tijdelijke Reorganisatie Medezeggenschapscommissie MARKAZ Zeeland, hierna te noemen TRMC MARKAZ Zeeland, opgericht. Deze staat onder voorzitterschap van de Projectdirecteur MARKAZ. Op 20 juni 2017 is opgericht de Tijdelijke Reorganisatie Medezeggenschapscommissie Verhuizing Michiel Adriaanszoon de Ruyterkazerne, hierna te noemen TRMC Verhuizing MARKAZ. Deze staat onder voorzitterschap van de Groepsoudste mariniers.

X Noot
3

Hierbij gaat het om irreguliere uitstroom die dit jaar reeds heeft plaatsgevonden en toekomstige ontslagen die in 2018 geëffectueerd worden.

Naar boven