33 348 Regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming)

U BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2015

Tijdens de plenaire vergadering van uw Kamer op 8 december 2015 over het wetsvoorstel natuurbescherming (Kamerstukken I 2014/15, 33 348, A) heeft het lid Koffeman een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht het gebruik van kunstlicht bij de vossenjacht te verbieden (Kamerstukken I 2015/16, 33 348, S). Tijdens het debat haalde het lid Koffeman een uitspraak aan van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is aangegeven dat het gebruik van kunstlicht niet is toegestaan op grond van Benelux-regelgeving over de jacht. Naar aanleiding daarvan heb ik gemeld dat ik hiernaar zou kijken.

In deze brief ga ik nader in op de verhouding tussen de Benelux-regelgeving, de Flora- en faunawet en het wetsvoorstel natuurbescherming en de jurisprudentie van de Afdeling.

Benelux-overeenkomst

De Benelux-overeenkomst op het gebied van de jacht en de vogelbescherming van 10 juni 1970 (Trb. 1970, 155) is tot stand gekomen onder het Benelux-Unieverdrag. Aan deze Benelux-overeenkomst is nader invulling gegeven in beschikkingen van het Comité van Ministers van de Benelux.

In artikel 4, tweede lid, van de Benelux-overeenkomst is geregeld dat bij de jacht op wildsoorten slechts gebruik mag worden gemaakt van bij Benelux-beschikking aan te wijzen wapens en munitie, andere middelen, tuigen en jachtmethoden. De beschikking van het Comité van Ministers van 2 oktober 1996 inzake de vaststelling van de middelen die toelaatbaar zijn bij de uitoefening van de jacht ((M(96)8), Trb. 1997, 252) voorziet hierin. In deze beschikking zijn lichtbakken niet aangewezen. Dat brengt mee dat op grond van de Benelux-overeenkomst bij de uitoefening van de jacht geen gebruik mag worden gemaakt van lichtbakken.

Flora- en faunawet

In Nederland is de jacht toegestaan op vijf wildsoorten: haas, konijn, wilde eend, houtduif en fazant (artikelen 31 en 32 van de Flora- en faunawet, artikel 3.20 van het wetsvoorstel natuurbescherming). De jacht op in het wild levende dieren van andere soorten, zoals vossen, everzwijnen, damherten, reeën, vossen en ganzen, is verboden.

Het vangen en doden van dieren van deze andere soorten is in Nederland wel toegestaan met het oog op populatiebeheer door faunabeheereenheden, op basis van een ontheffing van gedeputeerde staten (artikel 68 van de Flora- en faunawet, artikel 3. 17 van het wetsvoorstel natuurbescherming) en voor de bestrijding van schadeveroorzakende dieren door grondgebruikers op basis van een vrijstelling van de Minister van Economische Zaken of van provinciale staten (artikel 65 van de Flora- en faunawet, artikel 3.15 van het wetsvoorstel natuurbescherming). Dit geldt ook voor het vangen en doden van hazen, konijnen, wilde eenden, houtduiven en fazanten buiten de jacht, bijvoorbeeld als het jachtseizoen gesloten is.

Bij populatiebeheer is het vangen en doden van dieren toegestaan met het oog op publieke belangen als de volksgezondheid, de verkeersveiligheid en de veiligheid van het luchtverkeer. Bij schadebestrijding door de grondgebruiker gaat het om de voorkoming van schade aan bijvoorbeeld gewassen, vee of flora en fauna.

Nederland past de Benelux-overeenkomst over de jacht alleen toe op het vangen en doden van hazen, konijnen, wilde eenden, houtduiven en fazanten ter uitoefening van de jacht. Op het vangen en doden van in het wild levende dieren met het oog op populatiebeheer of schadebestrijding – buiten het kader van de jacht – past Nederland de Benelux-regelgeving niet toe.

Dat betekent bijvoorbeeld dat voor het vangen en doden van vossen ook middelen mogen worden toegepast die niet zijn aangewezen in een Benelux-beschikking, zoals lichtbakken. Dit is van belang voor een effectieve aanpak van populatiebeheer en schadebestrijding, zodat risico’s voor publieke belangen als verkeersveiligheid, dierziektebestrijding, de bescherming van eigendommen en de bescherming van flora en fauna zoveel mogelijk worden vermeden.

Jurisprudentie

Het Benelux-Gerechtshof heeft in een arrest van 11 maart 2013 (A 2011/2/10) op prejudiciële vragen van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 augustus 2011 voor recht verklaard dat de hiervoor aangehaalde Benelux-beschikking van toepassing is op de bestrijding van vossen in Nederland, ook al is de vos in de nationale wetgeving niet aangewezen als wild. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vervolgens in twee uitspraken van 4 december 2013 (nrs. 201012263/1/A3 en 201100944/1/A3-A) geoordeeld dat het op grond van de Benelux-overeenkomst niet is toegestaan om voor het vangen en doden van vossen gebruik te maken van kunstmatige lichtbronnen. De Afdeling vernietigde daarom in de genoemde uitspraken de ontheffingen voor populatiebeheer van gedeputeerde staten van de provincies Noord-Holland en Fryslân, waarin de faunabeheereenheden van de desbetreffende provincies toestemming werd verleend om kunstmatige lichtbronnen te gebruiken.

Wijziging Benelux-regelgeving

Die uitspraken hadden als ongewenste consequentie dat populatiebeheer en schadebestrijding niet effectief kunnen worden uitgevoerd (Kamerstukken II 2013/14, 29 446, nr. 86, blz. 2). Mijn ambtsvoorganger heeft daarom overeenkomstig artikel 13, eerste lid, van de Benelux-overeenkomst aan het Comité van Ministers van de Benelux Unie verzocht om toestemming te verlenen voor het voornemen van Nederland om de praktijk van beheer en schadebestrijding voort te zetten conform de kaders van de Flora- en faunawet, indien nodig, in afwijking van de relevante bepalingen van de Benelux-overeenkomst Jacht en Vogelbescherming. Het Comité van Ministers heeft deze toestemming verleend in zijn beschikking van 5 maart 2014 (M(2014)3). Hierover heeft zij de Tweede Kamer geïnformeerd bij brief van 18 maart 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 29 446, nr. 87).

Als gevolg van deze beschikking is de Benelux-overeenkomst alleen van toepassing op het vangen en doden van wild ter uitoefening van de jacht en niet op het vangen en doden van dieren voor het beheer van populaties of het bestrijden van schadeveroorzakende dieren. Gedeputeerde staten mogen dus het gebruik van lichtbakken toestaan bij het verlenen van ontheffingen voor het vangen en doden van vossen.

Zoals mijn ambtsvoorganger in voornoemde brief aan de Tweede Kamer heeft gemeld, is voor de langere termijn voorzien in een wijziging van de Benelux-overeenkomst zelf. Een Protocol tot wijziging van de Benelux-Overeenkomst op het gebied van de jacht en de vogelbescherming is daartoe in procedure gebracht. Op 1 december 2015 heeft Nederland dit protocol ondertekend. Ook Luxemburg heeft dit inmiddels gedaan. Zodra België het protocol heeft ondertekend, zal het in het Tractatenblad worden gepubliceerd. Daarna start de ratificatieprocedure door de nationale parlementen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven