29 446 Uitvoering Flora- en Faunawet

Nr. 86 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 december 2013

Op 4 december 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) ontheffingen van provincies Fryslân en Noord-Holland voor het gebruik van lichtbakken bij de bestrijding van vossen, vernietigd. Volgens de Afdeling was de ontheffing in strijd met de Benelux-overeenkomst Jacht en Vogelbescherming. De overheid ging er totnogtoe vanuit dat de bepalingen van deze overeenkomst niet van toepassing waren op activiteiten in het kader van beheer en schadebestrijding in de zin van de Flora- en faunawet. De Afdeling schuift dit uitgangspunt terzijde. Dat heeft gevolgen voor de effectieve en efficiënte uitvoering van beheer en schadebestrijding.

De overeenkomst bevat afspraken tussen België, Luxemburg en Nederland gericht op de bescherming van in het wild levende dieren tegen stroperij. De Benelux-overeenkomst wijst 48 verschillende diersoorten aan als wildsoort, waaronder het wild zwijn, de vos en de grauwe gans. Voorts behelst de overeenkomst dat lidstaten het gebruik van het jachtgeweer verbieden tussen 1 uur na zonsondergang en 1 uur vóór zonsopgang, evenals het gebruik van jachtmiddelen en methoden die de stroperij kunnen ondersteunen, zoals kunstmatige lichtbronnen. In de overeenkomst is bepaald dat het Comité van Ministers van de Benelux Unie bij beschikking een lijst vaststellen van de middelen die lidstaten voor de jacht toestaan. De overeenkomst biedt slechts beperkte ruimte om op nationaal niveau van deze afspraken af te wijken.

De Afdeling oordeelt dat de bepalingen van de overeenkomst niet alleen gelden voor de uitoefening van het jachtrecht, maar ook bij afschot van wilde dieren bij beheer of schadebestrijding. De Afdeling volgt daarin het Gerechtshof van de Benelux Unie, dat in maart 2013 over de zaak oordeelde naar aanleiding van vragen van de Afdeling. Het Gerechtshof oordeelde dat jacht op de in de overeenkomst aangewezen wildsoorten ook omvat het bestrijden van vossen ter bescherming van de weidevogelstand. Dat het gebruik van het jachtrecht tegen vossen in de Nederlandse wetgeving verboden is en uitsluitend beheer of schadebestrijding wordt toegestaan, doet daar niets aan af.

De toepassing van de Benelux-jachtregelgeving heeft consequenties voor de wijze waarop gedeputeerde staten invulling kunnen geven aan hun taken voor beheer en schadebestrijding. Dit vind ik niet wenselijk. Indien de provincies de populaties van de aangewezen wildsoorten niet langer effectief kunnen beheren, ontstaan er risico’s voor publieke belangen zoals verkeersveiligheid en dierziektebestrijding. Bovendien veroorzaakt een deel van de aangewezen soorten jaarlijks aanzienlijke schade aan landbouwgewassen, vee en visserij.

De beperkingen die de Benelux-overeenkomst aan de uitoefening van beheer en schadebestrijding oplegt, zijn mijns inziens ook niet nodig. Beheer en schadebestrijding is in de Flora- en faunawet gebonden aan strikte voorwaarden die voortvloeien uit de Europese vogel- en habitatrichtlijn.

Deze zomer heb ik de problematiek, die nu voor Nederland dreigt te ontstaan, onder de aandacht gebracht van de Secretaris-generaal van de Benelux Unie en de andere Benelux-partners. De partijen van de Benelux Unie zijn het onderling vooralsnog met Nederland eens dat de afspraken in de Benelux-overeenkomst niet bedoeld waren om regels te stellen over de uitvoering van beheer en schadebestrijding (Beschikking van het Comité van Ministers van 24 april 2012).

Wijziging van een Benelux-overeenkomst neemt tijd in beslag. Het wijzigings-besluit van het Comité van Ministers kan alleen in werking treden nadat de nationale parlementen de wijziging hebben geratificeerd. Gedeputeerde staten, verantwoordelijk voor de uitvoering en bekostiging van beheer en schadebestrijding, kunnen de uitkomst van een dergelijke procedure niet afwachten. Zij hebben nu duidelijkheid nodig, willen zij hun taken efficiënt en effectief kunnen uitoefenen. Mede gelet op wat hiervoor al over de kaders van de Flora- en faunawet werd opgemerkt, vind ik dat gedeputeerde staten de huidige praktijk van beheer en schadebestrijding binnen de kaders van de Flora- en faunawet moeten kunnen voortzetten, waar nodig in afwijking van de bepalingen van de Benelux-overeenkomst.

Daarom heb ik vooruitlopend op de uitspraak van de afdeling de Secretaris-generaal van de Benelux Unie schriftelijk medegedeeld dat Nederland een beroep zal doen op het recht van lidstaten om van de overeenkomst af te wijken indien dat nodig is voor natuurbeheer of ter voorkoming of bestrijding van schade.

De overeenkomst staat dit toe onder voorwaarde dat het Comité van Ministers van de Benelux Unie daarmee binnen 3 maanden na de mededeling heeft ingestemd (artikel 13 van de Benelux-overeenkomst). Mijn inzet richt zich erop om die toestemming te krijgen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven