33 210 Raming der voor de Tweede Kamer in 2013 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 22 juni 2012

Inhoudsopgave

blz.

     

1.

Inleiding

1

2.

Leeswijzer

2

3.

Budgettaire gevolgen van beleid

3

4.

Operationele doelstellingen

8

5.

Risico's

15

6.

Kengetallen

15

7.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

15

8.

De staat van de Tweede Kamer

17

Het Presidium dankt de fracties voor hun inbreng. Geconstateerd mag worden dat de door het Presidium ingezette lijn en voorgestelde speerpunten kunnen rekenen op steun in de Tweede Kamer. De economische situatie dwingt ons tot terughoudendheid. Dat wordt gereflecteerd in de voorstellen. Uit de inbreng van de fracties blijkt betrokkenheid bij en tevredenheid over de eigen organisatie. Dat is verheugend.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming der voor de Tweede Kamer in 2013 benodigde uitgaven, de bij de raming gevoegde bijlagen, alsmede van de staat van de Tweede Kamer over het jaar 2011.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de raming en de bijbehorende staat van de Tweede Kamer (2011). Zij zijn het Presidium erkentelijk voor de heldere wijze waarop het de koers voor de komende periode uitzet en de doelen daarbij stelt. De aan het woord zijnde leden hebben enkele opmerkingen en vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben bij de speerpunten 2 en 5 enkele opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de raming voor 2013 en de staat van de Tweede Kamer, die het Presidium aan de Kamer heeft voorgelegd. Deze leden onderschrijven het uitgangspunt van het Presidium, dat er gelet op de financieel-economische situatie, ook in 2013 een koers moet worden gevaren waarbij de ondersteuning van leden onverkort aanwezig blijft, maar met een terughoudende instelling ten aanzien van intensiveringen en innovaties.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de raming en «De staat van de Tweede Kamer». Zij hebben hierover enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken betreffende de raming van de Tweede Kamer. Zij hebben naar aanleiding hiervan op dit moment nog enkele vragen.

2. Leeswijzer

2a. Budgettaire gevolgen van beleid

De leden van de PvdA-fractie lezen in de toelichting bij de raming (p. 2) dat afwijkingen door de regering van de door beide Kamers «in beginsel niet aan de orde is, tenzij een evident zwaarwegende reden zich hiertegen verzet». De aan het woord zijnde leden kunnen zich in deze woorden vinden. Ervaart het Presidium nog een spanning tussen regering en parlement daar waar het gaat om het vaststellen van de eigen begrotingen? Zo ja, welke spanningen betreft dit?

De leden van de CDA-fractie vragen welke bedragen door de regering uit de raming 2012 niet zijn overgenomen in de ontwerpbegroting voor Hoofdstuk IIA voor 2012. Waarom zijn deze niet overgenomen?

In antwoord van de vragen van de PvdA en CDA-fractie merkt het Presidium het volgende op. Regering en parlement werken altijd in een zekere spanning tot elkaar, ook waar het gaat om het vaststellen van de eigen begrotingen. Dat is verklaarbaar en niet zorgwekkend, immers dit is de staatsrechtelijke verhouding waarin beide partijen tot elkaar staan.

Wel mag geconstateerd worden dat in tijden van financiële krapte eerder sprake is van spanningen en discussies. In de begroting voor hoofdstuk IIa voor 2012 is een aantal bedragen niet één op één overgenomen uit de raming 2012. De afspraak dit wel te doen is vastgelegd in de beheersafspraken.

De verschillen betreffen het volgende. In de begroting heeft BZK de intentie van de Kamer om een inspanningsverplichting op zich te nemen, omgezet in een concrete ombuigingstaakstelling met daarbij een verdeling over de artikelen. Bij het opstellen van de raming 2013 is rekening gehouden met de effecten van de toen nog verwachte verkiezingen in 2015, in concreto een verhoging in 2015 en 2016 van artikel 2.2 «pensioenen en wachtgelden oud-leden» met 1 mln. in beide jaren en een verhoging van artikel 3.4 «tegemoetkoming in de kosten van de fracties» ad 2 mln. in beide jaren. De raming 2013 is opgesteld voor de val van het kabinet en er zullen na de nu bekende verkiezingsdatum een aantal mutaties moeten plaatsvinden. De verhogingen van de meerjarencijfers hebben betrekking op de verwachting destijds dat er halverwege 2015 verkiezingen zouden gaan plaatsvinden.

In verband hiermede heeft de Kamer het meerjarencijfer voor Pensioenen en wachtgelden voor de oud-leden in de jaren 2015 en 2016 met 1 miljoen euro’s verhoogd (totaal 2 miljoen verhoging). Daarnaast is het artikel tegemoetkoming in de kosten van de fracties voor de jaren 2015 en 2016 met 2 miljoen euro’s verhoogd (totaal 4 miljoen verhoging).

2b. Facilitering outplacement

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de uitgaven voor de facilitering van outplacement in 2011 bijna € 195 000 beliepen en dat de vrijwillige outplacementregeling voor oud-Kamerleden is komen te vervallen (p. 4). Het is de aan het woord zijnde leden niet duidelijk waarom de outplacementfaciliteit nog in de raming staat vermeld en of er nog budgettaire verplichtingen zijn die vanwege de outplacementfaciliteit op de begroting drukken. Zij ontvangen graag een toelichting op dit punt.

De leden van de SP-fractie constateren dat voor outplacement per deelnemer € 15 000 is uitgetrokken. Deze leden ontvangen graag een nadere toelichting waaraan dit geld is besteed en welke resultaten zijn behaald. Hoe veel is met deze investering bespaard op de uitgaven aan wachtgeld?

Door de invoering van het Besluit sollicitatieplicht Appa voor gewezen politieke ambtsdragers, van 30 november 2010 (2010 Stb. 788) zijn er regels gesteld rondom de begeleiding door een re-integratiebedrijf en de eventuele planmatige begeleiding en ondersteuning (outplacement). De vrijwillige outplacementregeling voor oud-Kamerleden is hiermee vervallen. De kosten van de nieuwe regeling komen echter ook ten laste van de raming. Budgettair verandert er daardoor nagenoeg niets.

De outplacement regeling wordt ingezet voor planmatige loopbaanbegeleiding van oud-Kamerleden door een erkend outplacementbureau. In de nieuwe regeling bewaakt Loyalis de effectiviteit van deze inzet. De besparing die het oplevert is lastig aan te geven. Navraag bij het bureau dat de meeste oud-Kamerleden begeleidt, levert de volgende gegevens op:

Bij dit bureau hebben 19 oud-Kamerleden een traject doorlopen. Tijdens deze begeleiding zijn 6 oud-Kamerleden een zzp-schap aangegaan, zijn er 6 in (gedeeltelijke) loondienst gegaan en hebben er 5 nog geen baan (of niet meer inmiddels) en 2 een gedeeltelijke invulling (commissariaten/bestuurdersrollen).

(Het betreft gegevens van oud-Kamerleden die sinds de Kamerverkiezingen in juni 2010 door dit bureau begeleid zijn)

3. Budgettaire gevolgen van beleid

3a. Begrotingsvoorstellen

Lezen de leden van de VVD-fractie de alinea onder 3a op pagina 4 van Kamerstuk 33 210, nr. 3 juist, wanneer zij vaststellen dat in 2012, 2013 en 2014 per jaar 2,3 mln. zal worden aangewend voor aanpassingen van het gebouw van de Tweede Kamer en voor het ontvangen van bezoekers? En zo ja, welke aanpassingen zullen dit dan zijn? En meent het Presidium deze bedragen daarvoor te kunnen reserveren zonder in de raming aan te geven waaraan dit geld exact zal worden uitgegeven? Of is wellicht sprake van een misverstand aan de zijde van de VVD-leden?

Zoals bij eerdere ramingen van de Kamer aan de orde is geweest, heeft de Kamer ingestemd met het op termijn bestemmen van het bedrag dat is vrijgevallen op de raming, omdat de in Nederland gekozen leden van het Europees Parlement in overgrote meerderheid sinds de laatste verkiezingen voor dat parlement rechtstreeks vanuit Brussel worden gehonoreerd voor de instandhouding van ProDemos, het Huis voor democratie en rechtsstaat. Het gaat hier om een bedrag van maximaal 2,3 mln. De definitieve overboeking ervan vindt plaats ultimo 2015. Tot die tijd worden enkele zogenoemde proeftuinen van ProDemos hieruit gefinancierd, bijvoorbeeld de debattenreeks over parlement en rechtsstaat.

Eerder is aan de Kamer gemeld dat de verbetering van de toegang voor gasten en groepen, in het bijzonder die vanuit ProDemos tot ons komen, wordt gefinancierd vanuit dit budget. Zo is de ingang Lange Poten aangepast, is er een nieuwe ingang voor groepen gemaakt nabij de zogenoemde Koninginne-ingang aan de Hofplaats, is het Statenlokaal gerealiseerd en is de ontvangstbalie bij de ingang van Plein 2 verbeterd. In het aanstaande zomerreces zullen bij deze ingang nog aanpassingen worden aangebracht ter verbetering van de toegang van gasten en van de controle daarop. Op deze manier hoopt het Presidium in staat te zijn de door de Kamer uitgesproken ambitie om naast de andere bezoekers, jaarlijks plm. 180 000 scholieren te ontvangen, te kunnen accommoderen.

De leden van de PvdA-fractie hebben veel waardering voor de inzet die is gepleegd om het aantal bezoekers aan de Kamer te verhogen. Alle Nederlanders, maar ook bijvoorbeeld buitenlandse toeristen die de Kamer willen bezoeken, zouden we zo goed mogelijk ten dienste moeten zijn. Hoewel deze leden de beperkingen van het Kamergebouw kennen, zouden ze toch graag meer inzicht willen hebben hoe andere parlementen dat hebben opgezet en welke handige oplossingen daarvan in Nederland toepasbaar zijn. Zij denken daarbij aan hun eigen ervaringen bij bezoeken aan o.a. het Lagerhuis in het Verenigd Koninkrijk, het Lagerhuis in Canada, het Capitool in de VS en de Bondsdag in Duitsland. De bezoekersaantallen daar liggen veelal hoog en de toegang is laagdrempelig georganiseerd.

Het Presidium geeft aan dat het met interesse kennis heeft genomen van de bezoekmogelijkheden die er door de door de fractie van de PvdA genoemde parlementen (de VS, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Canada) worden geboden. Het constateert dat alle landen mogelijkheden bieden aan (buitenlandse) bezoekers om het parlement te bezoeken, en dat alle parlementen te maken hebben met aanmeldprocedures, veiligheidschecks en wachttijden. In sommige gevallen zijn er kosten verbonden aan een dergelijk bezoek. Ook de Tweede Kamer der Staten-Generaal biedt (buitenlandse) toeristen mogelijkheden om een bezoek te brengen, onder andere via ProDemos, Het Bezoekerscentrum Binnenhof en (zij het in beperkte mate) door de Kamer zelf. In samenwerking met ProDemos wordt voortdurend gezocht naar mogelijkheden om dit aanbod te verbeteren en af te stemmen. Het Presidium wijst er voorts op dat het aantal bezoekers aan de Tweede Kamer in de afgelopen vijf jaar is verdubbeld van 90 059 in 2006 naar 181 561 in 2011.

Tot 2013 wordt de vrijval van de schadeloosstelling van de Europarlementariërs aangewend voor aanpassingen in het gebouw van de Tweede Kamer voor het ontvangen van bezoekers, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Welke aanpassingen worden in 2013 en 2014 uit deze middelen bekostigd? Is het Kamergebouw naar verwachting in 2015 adequaat ingericht om de gewenste bezoekersstromen te verwerken?

In antwoord op de vragen van de leden van de CDA-fractie over de aanwending van de vrijval van de schadeloosstelling van de Europarlementariërs moet opgemerkt worden dat op dit moment nog geen concrete voorstellen voor 2013 zijn vastgesteld. Dit gebeurt pas in het najaar, wanneer de jaarplannen van de diensten vastgesteld zijn. In de afgelopen jaren zijn investeringen gedaan die in lijn liggen met de geoormerkte bestemming van deze middelen. Voorbeelden zijn de uitrol van een openbaar wifinetwerk, het Statenlokaal en het vierstromen-toegangsbeleid. De plannen voor 2013 en verder zijn nog in voorbereiding maar liggen in lijn met bovengenoemde zaken. Zo wordt overwogen zogeheten metropoortjes te plaatsen teneinde de toegang te versnellen maar ook veiliger te maken.

In dit verband vragen deze leden of voor groepen scholieren die worden ontvangen door de Haagse Tribune, een ander beveiligingsregime geldt dan voor groepen scholieren die worden ontvangen door fracties. Zo ja, waarom?

Er is geen verschil in het controleregime bij ontvangst van groepen scholieren uitgenodigd vanuit de Fracties of georganiseerd vanuit de Haagse Tribune. Dergelijk groepen worden altijd ontvangen onder het zogeheten «Scan» (maximale) controleregiem. Afwijken van deze methode is mogelijk, na overleg vooraf, en afhankelijk van de risicoanalyse. Bijvoorbeeld: bij erg jonge kinderen, een namenlijst vooraf bekend is en er, maximale begeleiding is van buitenaf en uit de Kamer.

Kamerbewoners en bezoekers worden bij de ingang Plein sinds enkele maanden begroet door tal van beveiligers en hostesses. De leden van de CDA-fractie vragen het Presidium de achtergrond van dit experiment nader toe te lichten. Ook vragen deze leden of de eerste ervaringen in de praktijk aan de verwachtingen voldoen, zowel voor de Kamerorganisatie, de stagiaires als de bezoekers.

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat goede pogingen zijn ondernomen om de Kamer publieksvriendelijk te maken ondanks alle beveiligingsmaatregelen, bijvoorbeeld via de «gastvrouwen» bij Plein 2. Zij vragen of er inzicht bestaat hoe het publiek de toegankelijkheid inmiddels waardeert.

De eerste ervaringen met entreemanagement lijken positief te zijn. Hoewel er nog geen formele onderzoeken (bijvoorbeeld enquêtes) hebben plaatsgevonden (onderzoeken hieromtrent worden gehouden tussen medio april en eind juni 2012, waaronder ook een onderzoek bij het publiek, de bezoeker, de gast), zijn de signalen vanuit het publiek positief te noemen. Mensen ervaren een voelbaar en merkbaar prettige ontvangst, vooral op service- en klantgerichtheid. Ook de «fysieke» uitstraling van het personeel, aankleding van de balie en de ontvangsthal worden als erg positief ervaren. De stagiaires participeren in het experiment, enerzijds vanwege het feit dat de Beveiligingsdienst een ECABO gecertificeerd Leerbedrijf is en de Kamer Maatschappelijk verantwoord ondernemen wil blijven uitdragen, en anderzijds, vanwege het feit dat het experiment extra «menskracht» nodig had en de organisatie dit «kostenneutraal» wenste te doen.

Artikel 3: Wetgeving en controle Tweede Kamer

De ambtelijke diensten

De leden van de PvdA-fractie verwijzen op dit punt naar hun opmerkingen bij de beschouwing over de staat van de Tweede Kamer, par. 8.2. De Kamer als medewetgever.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de ambtelijke organisatie een operationeel plan heeft om in voorkomende gevallen te kunnen uitwijken naar een externe vergaderlocatie. De afgelopen weken zijn Kamerleden en medewerkers geconfronteerd met een omvangrijke storing in het Vodafone-netwerk. Heeft de ambtelijke organisatie ook een operationeel plan om te kunnen uitwijken naar een ander mobiel netwerk? Vodafone heeft bij de herstelwerkzaamheden voorrang gegeven aan telefoon en sms en het dataverkeer achtergesteld. Hoe staat het in dit verband met de aanleg van een wifinetwerk in het gehele Kamergebouw, dat bij de recente storing een aantal problemen zou hebben ondervangen.

Het Presidium antwoordt als volgt op de vraag van de leden van de CDA-fractie of de ambtelijke organisatie een operationeel plan heeft om te kunnen uitwijken naar een ander mobiel netwerk.

Naar aanleiding van de langdurige uitval van Vodafone in april 2012 is als nieuwe dienstverlening aan leden en fractiemedewerkers de mogelijkheid geboden over te stappen naar een nationaal «roaming»-abonnement, waardoor bij calamiteiten bij één mobiele provider meer garantie op bereik ontstaat via de netwerken van ander providers. Hiermee is het Presidium van mening voldoende te hebben gedaan om calamiteiten in het mobiele verkeer op te vangen.

Naar aanleiding van de opmerking van de CDA fractie dat Vodafone bij de herstelwerkzaamheden voorrang heeft gegeven aan telefoon en sms en het dataverkeer heeft achtergesteld en de daarbij gestelde vraag hoe het in dit verband staat met de aanleg van een wifinetwerk in het gehele Kamergebouw, dat bij de recente storing een aantal problemen zou hebben kunnen ondervangen, merkt het Presidium het volgende op. Op basis van een eerder besluit van het Presidium (23 september 2010) is in 2011 wifi aangelegd op de volgende locaties: Nieuwbouw begane grond, eerste en tweede etage (alle vergaderzalen, plenaire zaal, Ledenrestaurant, Statenrestaurant, Pleinrestaurant, Statenpassage), Binnenhof 1A (Oude Zaal, Rooksalon, Schrijfkamer), Enquêtezaal en fractiekamers. In april heeft het Presidium besloten om het draadloze wifinetwerk van de Kamer nog uit te breiden, zodat een, in overleg met de fracties benoemde, vijftal knelpunten voor het zomerreces 2012 opgelost zijn. Het Presidium is van mening dat bij door het CDA genoemde calamiteiten, het bestaande draadloze netwerk binnen de Kamer voldoende ondersteuning biedt om dataverkeer via de mobiele apparaten mogelijk te maken. Het Presidium acht het in het huidige economische klimaat niet gewenst en noodzakelijk een grote investering te doen in de uitbreiding van het draadloze netwerk binnen de gehele Kamer. Uitbreiding van het draadloze netwerk vergt een hoge investering. tegenstrijdig genoeg zitten de meeste investeringskosten in de aanleg van de bekabeling binnen de gebouwen. Gezien het feit dat het om monumentale gebouwen gaat betekent dit dat er hoge eisen worden gesteld aan de plaatsing van de bekabeling. Daarnaast zijn de gebouwen verschillend van aanleg waardoor het bereik niet overal gelijk is en er ook daar meer bekabeling voor dient te worden aangelegd. De totale investering is onderbouwd beraamd op 1,2 miljoen met een doorlooptijd van 1,5 jaar. Het Presidium is van mening dat totale aanleg van een draadloos netwerk niet aan de orde is in de krapper worden budgetten van de Kamer, te meer daar de ICT budgetten toenemen als gevolg van de intensiteit van het ICT gebruik binnen de Kamer. Wel heeft het Presidium al in een eerder stadium besloten iedere fractie te voorzien van een gezamenlijke plek waar WiFi ontvangst aanwezig is. Dit is in het meireces ook aangelegd. Verdere gedeeltelijke uitbreiding naar de fracties van het WiFi netwerk verdeelt over de verschillende locaties binnen de Kamer wordt evenmin gezien als een oplossing. Dit vergt een hogere investering en werkt onrechtvaardige verdeling over de Kamerleden in de hand. Ook geeft het minder flexibiliteit bij verhuizingen, hetgeen in november van dit jaar weer aan de orde is.

De leden van de SP-fractie constateren dat in 2013 minder geld wordt uitgetrokken voor Artikel 3: Wetgeving en controle Kamer. Het gaat om een vermindering van 7 mln. Waar slaat deze bezuiniging neer en wat voor gevolgen heeft dit, zo vragen deze leden.

Het verschil ten aanzien van artikel 3 «Wetgeving en controle Tweede Kamer» tussen de jaren 2012 en 2013 bedraagt bijna 7,0 mln. In 2012 is 99,703 mln. en in 2013 is 92,707 mln. beschikbaar.

Hiervoor zijn twee verklaringen:

  • A) Verhoging 2012 ten opzichte van de basis. Het budget in 2012 is incidenteel verhoogd met de eindejaarsmarge 2011 ad 1,265 mln. en de compensatie voor de voorgeschoten uitgaven ten behoeven van de Parlementaire enquête financieel stelsel ad 1,085 mln.

  • B) Afloop kasschuif in 2013. In 2009 liep een aantal projecten vertraging op waardoor we afstevenden op een onderuitputting van 9,2 mln. De begroting van 2009 is dat jaar daarom verlaagd met 9,2 mln. met de bedoeling deze 9,2 mln. in de jaren daarna weer toe te voegen aan de begroting. Dit bedrag is in de jaren 2010 t/m 2012 toegevoegd aan de begrotingen met resp. 1,2 mln. in 2010, 4,0 mln. in 2011 en 4,0 mln. in 2012. Deze kasschuif is voor de jaren 2011 en 2012 ingezet voor het project Audiovisuele faciliteiten. Deze budgetmutaties verklaren een lagere begroting in 2013 van 6,350 mln. ten opzichte van 2012. Feitelijk is 2012 een verhoogd budget ten opzichte van de reguliere meerjarencijfers.

De leden van de SP-fractie constateren dat het de afgelopen maanden erg druk is bij het Bureau Wetgeving. Zij zijn zeer tevreden over de geleverde kwaliteit, maar zien ook dat de werkdruk van de medewerkers zeer hoog is. Daardoor kan het niet anders dan dat amendementen soms pas vlak voor een debat klaar zijn, of zelfs tijdens een debat worden aangeleverd. Hebben de bezuinigingen ook gevolgen voor het Bureau Wetgeving? Waarom is niet gekozen voor een extra investering in het Bureau Wetgeving?

Het Presidium is verheugd te vernemen dat geen discussie bestaat over de door Bureau Wetgeving geleverde kwaliteit. Het Presidium deelt de zorg ten aanzien van de werkdruk bij Bureau Wetgeving.

Het Bureau Wetgeving bestaat thans uit vier vaste wetgevingsjuristen. Daarnaast zijn twee wetgevingsjuristen in opleiding, die parttime werken, en een ondersteunend medewerker werkzaam bij Bureau Wetgeving. De medewerkers zijn generalisten en geen specialisten. Met deze beperkte bezetting is Bureau Wetgeving de laatste jaren meer werk gaan verrichten. Waar in het verleden de taken van Bureau Wetgeving meer lagen op het gebied van de controle van de door de wetgevingsjuristen van de ministeries aangeleverde teksten van amendementen en initiatiefwetsvoorstellen, is de nadruk nu steeds meer komen te liggen op het meer arbeidsintensieve concipiëren van wetsteksten en op het doen van bijpassend juridisch onderzoek. Dit op nadrukkelijk verzoek van de leden zelf.

De bezuinigingen zullen derhalve geen gevolgen hebben voor Bureau Wetgeving

Zoals hierboven aangegeven deelt het Presidium de zorg ten aanzien van de werkdruk bij het Bureau Wetgeving. Aan mogelijke oplossingen, zoals het werken met vaste formats, waarin de aanvrager aangeeft wat hij met het gevraagde amendement beoogt, wordt momenteel gewerkt.

4. Operationele doelstellingen

Speerpunten

Toekomst- en onderzoeksagenda

De leden van de PVV-fractie zijn enthousiast over het in speerpunt 2 genoemde relatief nieuwe instrument van de Toekomst- en onderzoeksagenda. Deze leden verwachten hier veel van.

AV-faciliteiten

De leden van de VVD-fractie vragen of een deel van het bedrag dat in par. 3a voorzien is voor aanpassingen in het gebouw, kan worden aangewend om in het hele gebouw wifibereik te realiseren? In het STOI is meegedeeld dat de kosten hiervoor hoger dan 2 mln. zouden uitvallen in verband met speciale voorzieningen die noodzakelijk zouden zijn om de historische waarde van bepaalde delen van de behuizing van de Tweede Kamer niet aan te tasten. Kan worden aangegeven of niet een aanmerkelijk goedkopere minimumvariant mogelijk is, die de ernstigste knelpunten qua bereik wegneemt?

In antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie of kan worden aangegeven of de uitbreiding van het draadloze netwerk binnen de gehele Kamer in een goedkope minimumvariant mogelijk is, die de ernstigste knelpunten qua bereik wegneemt, merkt het Presidium het volgende op.

Op basis van een eerder besluit van het Presidium (23 september 2010) is in 2011 wifi aangelegd op de volgende locaties: Nieuwbouw begane grond, eerste en tweede etage (alle vergaderzalen, Plenaire zaal, Ledenrestaurant, Statenrestaurant, Pleinrestaurant, Statenpassage), Binnenhof 1A (Oude Zaal, Rooksalon, Schrijfkamer), Enquêtezaal en fractiekamers. In april heeft het Presidium besloten om het draadloze wifinetwerk van de Kamer nog uit te breiden, zodat een, in overleg met de fracties benoemde, vijftal knelpunten voor het zomerreces 2012 opgelost zijn. Het Presidium acht het in het huidige economische klimaat niet gewenst en noodzakelijk een grote investering te doen in de uitbreiding van het draadloze netwerk binnen de gehele Kamer.

Lezen de leden van de VVD-fractie de laatste zin van de laatste alinea ad 4 op pagina 8 van Kamerstuk 33 210, nr. 3 juist, wanneer zij vaststellen dat in 2013 alle openbare vergaderingen ontsloten zullen zijn, met andere woorden dat ook alle in kleine zalen plaatsvindende commissievergaderingen voor het publiek via de Kamersite te volgen zullen zijn?

De vraag van de VVD-fractie of zij kunnen vaststellen dat in 2013 alle openbare vergaderingen (dus ook die in kleine zalen) ontsloten zullen zijn voor het publiek via de Kamersite beantwoordt het Presidium bevestigend.

Tot slot vragen deze leden hoe het Presidium aankijkt tegen de ontwikkeling voor de Kamer van zogenoemde apps of applicaties voor bijvoorbeeld Parlis, nu het gebruik van iPads en iPhones gemeengoed is geworden in de Tweede Kamer.

In antwoord op de vraag van de leden van de VVD fractie, hoe het Presidium aankijkt tegen de ontwikkeling voor de Kamer van zogenoemde apps of applicaties voor bijvoorbeeld Parlis, nu het gebruik van iPads en iPhones gemeengoed is geworden in de Tweede Kamer, meldt het Presidium het volgende. Het Presidium onderkent de ontwikkeling die door deze leden wordt geschetst. Tegelijkertijd ontbreekt de budgettaire ruimte om zelfstandig aan app-ontwikkeling te doen. Het Presidium heeft mede om die reden besloten om openbare vergaderinformatie op een zodanig wijze beschikbaar te stellen dat deze informatie beter integreert met mobiele apparatuur. Om het ontwikkelen van Apps door derden te stimuleren wordt kort na het zomerreces een evenement georganiseerd waarbij App-ontwikkelaars, in samenwerking met de Kamerorganisatie, binnen één dag een aantal Apps ontwikkelen gebaseerd op de openbare informatie van de Kamer zoals beschikbaar in bijvoorbeeld Parlis. Deze werkwijze is eerder toegepast bij onder andere de gemeente Amsterdam en heeft daar tot bruikbare resultaten geleid. Dit evenement kent een wedstrijdcomponent en omvat de verkiezing van de beste App.

De leden van de CDA-fractie juichen het toe, dat beeld en geluid vanuit de Kamer breed ter beschikking zullen worden gesteld aan fracties, publiek en professionele afnemers. In dit verband vragen deze leden, waarom de agenda's van procedurevergaderingen niet van alle commissies openbaar zijn. Hoe beoordeelt het Presidium de suggestie om in het Reglement van Orde vast te leggen, dat agenda's van procedurevergadering in principe openbaar zijn?

De agenda's van procedurevergaderingen zijn in principe al openbaar. De agenda's zullen na de zomer van 2012 ook voor het publiek en voor andere afnemers online raadpleegbaar zijn als een groot deel van de content van Parlis beschikbaar wordt gesteld via het web.

De agenda’s van de procedurevergaderingen zijn openbaar, als de vergadering zelf dat ook is (commissies kunnen nog steeds besluiten om achter gesloten deuren over een procedurevoorstel te spreken). Niet alle commissies doen echter aan actieve openbaarmaking via het internet. Vooruitlopend op de implementatie van het project Parlis naar de website hebben enkele commissies dit al wel gedaan. Na implementatie geldt het voor alle commissies.

Deze leden constateren dat op dit ogenblik niet alle vergaderzalen vanaf de werkplekken in het Kamergebouw te volgen zijn (bijv. de Oude Zaal en de commissiezalen op de begane grond van de nieuwbouw). Wordt er verschil gemaakt tussen beschikbaarheid van beeld en geluid via de website en via intranet? Wordt er in de planning rekening mee gehouden, dat de debatten in een aantal zalen op dit ogenblik in het geheel niet te volgen zijn vanaf de werkplek in het Kamergebouw? Zo nee, waarom niet? In 2013 zullen de openbare vergaderingen ontsloten zijn (beleidstoelichting, blz. 8). Zal dat in het begin van 2013 of aan het eind van 2013 zijn?

Op de vraag van de fractie van het CDA of er verschil wordt gemaakt tussen de beschikbaarheid van beeld en geluid via de website en via intranet, antwoordt het Presidium er geen verschil wordt gemaakt tussen doorgifte via het internet en het intranet. Wel is het zo dat de bestaande voorzieningen het momenteel nog niet mogelijk maken om beeld en geluid uit alle zalen beschikbaar te stellen. Dit is vooralsnog slechts permanent mogelijk bij de Troelstrazaal, de Thorbeckezaal en de Groen van Prinstererzaal. Bij het gebruik van de Oude Zaal als vergaderruimte voor een commissievergadering moet voor directe doorgifte opname- en regieapparatuur worden geïnstalleerd. Derhalve wordt in deze gevallen per gelegenheid een kostenafweging gemaakt.

Op de vraag van de fractie van het CDA of er in de planning rekening mee wordt gehouden dat de debatten in een aantal zalen op dit ogenblik in het geheel niet te volgen zijn vanaf de werkplek in het Kamergebouw, merkt het Presidium op dat dit het geval is. De openbare commissievergaderingen zullen worden ontsloten via het internet (www.tweedekamer.nl) en het interne televisiecircuit. Naar de doorgifte via het intranet wordt met het oog op de capaciteit onderzoek gedaan. Alle openbare commissievergaderingen zullen begin 2013 ontsloten zijn, zo mogelijk eerder.

De leden van de CDA-fractie vragen verder, of de streams van plenaire debatten en AO's ook kunnen worden gebruikt op de websites van Kamerleden en politieke partijen. Is het (technisch) mogelijk dat Kamerleden en politieke partijen live streams en oude streams (debatgemist.tweedekamer.nl) van plenaire debatten en AO's op hun websites zetten? Nu is het op debatgemist.tweedekamer.nl al mogelijk om van een debat bijvoorbeeld alleen de inbreng van een specifiek Kamerlid of bewindspersoon te bekijken. Kunnen Kamerleden en politieke partijen gebruikmaken van dergelijke fragmenten beeldmateriaal? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer komt die mogelijkheid beschikbaar? Verder vragen deze leden of het beeldmateriaal als fysiek bestand beschikbaar gesteld kan worden. Of kan het alleen worden «embedded» worden gebruikt?

Op de vraag van de fractie van het CDA of de live streams van plenaire debatten en AO's ook gebruikt kunnen worden op de websites van Kamerleden en politieke partijen, antwoordt het Presidium dat de livestreams op www.tweedekamer.nl niet zonder meer kunnen worden opgenomen in de websites van Kamerleden en politieke partijen. Wel bestaat de mogelijkheid tot een verwijzing naar de betreffende pagina op www.tweedekamer.nl (het zogenaamde deeplinken). Op de vraag van het CDA of oude streams (debatgemist.tweedekamer.nl) op deze websites geplaatst kunnen worden, merkt het Presidium op dat het doel is om in de toekomst plaatsing van (delen van) debatten op websites van Kamerleden en politieke partijen mogelijk te maken. Op de vragen van het CDA of Kamerleden en politieke partijen fragmenten van beeldmateriaal kunnen gebruiken, en of dit beeldmateriaal als fysiek bestand beschikbaar wordt gesteld, antwoordt het Presidium bevestigend. De fracties zullen worden betrokken bij de uitwerking van dit onderdeel.

De leden van de PVV-fractie weten dat fotograferen vanaf de publieke tribune momenteel niet is toegestaan. Zij begrijpen dat voortdurende flitsen vervelend zijn, maar waarom mogen er zonder flitsgebruik geen audiovisuele opnamen gemaakt worden?

Het Presidium heeft er geen bezwaar tegen als bezoekers vanaf hun zitplaats zonder gebruik te maken van flitsapparatuur foto's maken. Daarbij wijst het Presidium er wel op dat groepen jongeren/scholieren geen mobiele telefoons mee mogen nemen naar de tribune, omdat het verleden heeft geleerd dat deze dan ook gebruikt worden, wat overlast veroorzaakt.

Inrichting plenaire zaal

Over speerpunt 5 merken de leden van de PVV-fractie op dat wat hen betreft de inrichting van de plenaire zaal prima is. De herkenbaarheid van de plenaire zaal is goed en een ingrijpende verandering zien deze leden niet zitten. Zij staan evenwel niet afwijzend tegenover het onderzoeken van de mogelijkheden om stopcontacten aan te laten brengen ten behoeve van het tijdens debatten kunnen opladen van telefoons, tablets en/of andere apparatuur.

Het Presidium kondigt, zo lezen de leden van de CDA-fractie, een onderzoek aan naar de inrichting van de plenaire zaal. In hoeverre passen dit onderzoek en de daaruit voortvloeiende voorstellen voor verbeteringen en aanpassingen binnen een terughoudende instelling ten aanzien van intensiveringen en innovaties? De leden van de CDA-fractie hechten eraan, dat het Presidium het onderzoek plaatst binnen een sober kader en dat de noodzaak en de urgentie van voorstellen voor verbeteringen en aanpassingen uitdrukkelijk worden gemotiveerd.

De leden van de CDA-fractie merken op dat naar hun mening verbeteringen en aanpassingen in de plenaire zaal terughoudend en sober moeten worden uitgevoerd. De leden van de fractie van de PVV vinden ingrijpende veranderingen niet nodig.

Het Presidium kan de leden van beide fracties geruststellen. Het onderzoek naar de plenaire zaal betreft vooral een verbetering van de zichtlijnen, de verlichting en andere aanpassingen, met name de ruimte in en rond de cirkel die omsloten wordt door de eerste rij bankjes, de interruptiemicrofoons, het voorzittersverhoog, het spreekgestoelte en de zit- en spreekplaatsen voor het kabinet. Er zal gezocht worden naar simpele en slimme veranderingen. Dit zal geschieden op een zo sober mogelijke manier tegen minimale kosten. Voorstellen voor beperkte aanpassingen zullen in het Presidium worden besproken.

Het presidium kan de leden van de PVV-fractie antwoorden dat op dit moment een voorlopig ontwerp gemaakt wordt voor het aanbrengen van 220 volt voeding in de bankjes. De werkzaamheden hiervoor worden in het zomerreces uitgevoerd.

200 jaar Staten-Generaal

De leden van de PvdA-fractie vragen of enige indicatie kan worden gegeven van de kosten die nodig zijn voor de herdenking van het 200-jarig bestaan van de Staten-Generaal in 2015 en de kosten die ter voorbereiding daarvan in 2012 en 2013 al worden gemaakt.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn benieuwd of inmiddels nadere plannen bekend zijn over 200 jaar Staten-Generaal. Welke activiteiten zullen worden ontplooid? Zij vragen ook, daar België destijds (in 1815) tot het Koninkrijk der Nederlanden behoorde en met ingang van dat jaar er de eerste vijftien jaren sprake was van een parlement dat afwisselend in Den Haag en Brussel vergaderde, op welke wijze dat element wordt meegenomen. Zijn er contacten geweest met onze zuiderburen hierover en wat is de aard daarvan?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar de voorbereidingen van de viering van het 200-jarig bestaan van de Staten-Generaal.

Voor het zomerreces zal het Presidium een voorstel ontvangen dat op dit moment ambtelijk wordt voorbereid door de Eerste en de Tweede Kamer. De nadruk van dit voorstel zal liggen op een sobere viering met veel educatie en weinig feest. Over de activiteiten die ontplooid gaan worden, valt nog niets te zeggen. Het ligt niet in de bedoeling om België uitgebreid bij de activiteiten te betrekken. Vanzelfsprekend zullen in mogelijke publicaties of tentoonstellingen over de vroege geschiedenis van het Koninkrijk de relatie met België en overigens ook Luxemburg aan de orde komen.

Over de kosten is, zoals de leden van de fractie van de Partij van de Arbeid vragen, gezien het bovenstaande nog niets te zeggen. De fractie van de Partij van de Arbeid vraagt nog naar de kosten die in 2012 en 2013 zullen worden gemaakt. De Tweede Kamer fungeert, evenals de Eerste Kamer, en de ministeries van Algemene Zaken en BZK, als gedeeld opdrachtgever bij een promotieonderzoek naar de geschiedenis van het Binnenhof als «lieu de memoire» met nadruk op de geschiedenis vanaf de vorming van het Koninkrijk. In 2012 kost dit de Tweede Kamer € 20 000. Voor 2013 zijn vooralsnog geen kosten op dit terrein voorzien.

Diversiteitsbeleid

De leden van de PVV-fractie zijn tegen het voortzetten van het diversiteitsbeleid en willen hier zo spoedig mogelijk mee stoppen.

Concrete invulling inspanningsverplichting voor 2013

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af waarom de bezuinigingen in hoofdlijn via de kaasschaafmethode zijn verdeeld: zowel de ambtelijke organisatie als de fracties moeten 6% bezuinigen. Uit de raming blijkt dat binnen de ambtelijke organisatie een groot deel wordt gevonden in slimme bezuinigen op inkoop, abonnementen, beperking van dienstverlening en dat er wordt uitgegaan van zo min mogelijk verlies aan banen. Voor de fracties geldt dat bijna 90% van de middelen ter ondersteuning van de fracties aan personeel wordt uitgegeven. Dat betekent voor de fracties dat de personeelsformatie verkleind moet worden of zelfs mensen ontslagen moeten worden. Tegelijk moeten alle fracties, bestaande uit 1 tot 31 leden, de gehele rijksoverheid controleren met gemiddeld 1,5 fte aan ondersteuning per Kamerlid. Deze leden vragen het Presidium nader in te gaan op de effecten van deze bezuiniging en hard te maken dat dit niet ten koste gaat van de kwaliteit van het parlementair proces.

De leden van de PvdA-fractie vragen nader in te gaan op de effecten van de bezuinigingen. Daarover het volgende. De Kamer heeft een inspanningsverplichting aanvaard op de beïnvloedbare delen van haar begroting. Dat zijn de ambtelijke artikelen en de fractiekostenregeling. Het Presidium wil opmerken dat de personele taakstelling uit het kabinet-Balkenende II volledig is neergeslagen bij de ambtelijke ondersteuning die in totaal zo’n 30 fte heeft ingeleverd. Tegelijkertijd zijn de fracties in staat gesteld 75 fte extra aan te stellen. Met een aantal bezuinigingen kan worden voorkomen dat de kwaliteit van het parlementaire proces wordt geschaad. Tegelijkertijd doen bezuinigingen overal pijn.

Een post die de leden van de PvdA-fractie nadrukkelijk willen noemen, zijn de zogenaamde dagvergoedingen op buitenlandse reizen. Op reizen van de Kamer wordt voorzien in vervoer, overnachting en veelal een vol programma. Waarvoor dient dan nog de aparte dagvergoeding? Deze leden onderkennen het belang van buitenlandse reizen in Kamerverband, maar zouden die ook sober en doelmatig willen vormgeven in tijden van bezuinigingen en vragen het Presidium of een heroverweging van de dagvergoeding hieraan een bijdrage kan leveren.

De vergoeding van reis- en verblijfskosten van leden die deelnemen aan buitenlandse reizen van de Kamer vindt plaats op basis van het zogenaamde Reisbesluit Buitenland 1994. Deze rijksbrede regeling wordt vastgesteld door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De leden van de PvdA-fractie pleiten ervoor de ambities om tot een papierarm parlement te komen, nieuw leven in te blazen. In veel gemeenteraden en Provinciale Staten en ook in de Eerste Kamer zijn inmiddels positieve ervaringen opgedaan met papierloos vergaderen. Ook binnen de fracties in de Kamer wordt serieus gewerkt met papierloos vergaderen. De aan het woord zijnde leden denken dat er een besparing kan worden bereikt in papierverbruik, wat leidt tot zowel minder werk, minder kosten en minder milieubelasting. Een laagdrempelige, goed geïntegreerde manier van verstrekken van Kamerstukken, die kunnen worden gekoppeld aan agenda's (bijvoorbeeld door middel van speciale applicaties voor moderne communicatiemiddelen), zou volgens deze leden voorzien in een grote behoefte en maakt het werk van de Kamer ook eenvoudiger te volgen voor belangstellende burgers. Daarom vragen deze leden aan het Presidium om het papierloos vergaderen te faciliteren.

Het Presidium merkt op in antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie, die ervoor pleiten de ambities om tot een papierarm parlement te komen nieuw leven in te blazen, dat de Kamer al sinds enige tijd de mogelijkheid biedt om papierarm te werken. Zij laat het echter aan de individuele leden over of zij met vergaderstukken op papier of met een mobiel apparaat willen vergaderen. Een besparing op printers en papierverbruik, wat zou leiden tot zowel minder werk, minder kosten en minder milieubelasting wordt dus aan de fracties overgelaten.

De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat diensten van de Kamer hun activiteiten intern beter op elkaar mogen afstemmen.

Het komt regelmatig voor dat agenda's worden rondgestuurd waarbij binnen korte tijd wijzigingen worden doorgevoerd. Verder zou het prettig zijn als de agenda wat minder vaak verandert. Wellicht kan gepoogd worden iets verder vooruit te plannen.

In het algemeen kan gesteld worden dat een meerderheid van de Kamer zelf de agenda bepaalt. Dit geldt niet alleen voor de plenaire agenda, maar ook voor de commissieagenda's. Wijzigingen die gedurende de vergaderweek worden aangebracht in de agenda zijn het gevolg van de besluitvorming van de Kamer, dikwijls naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen en veranderende actualiteit. De Voorzitter poogt telkens een op iets langere termijn vastgelegde en daarmee stabielere agenda voor te stellen. Zij is echter wel afhankelijk van de bereidheid van de Kamer om daaraan vast te houden. In het verleden is wel eens geprobeerd om een tweewekelijks vergaderschema te maken, maar gebleken is dat een dergelijk schema in bijna alle gevallen niet te handhaven is, en vooral verwachtingen oproept – niet in de laatste plaats in de maatschappij – waaraan de Kamer uiteindelijk niet kan voldoen.

De leden van de CDA-fractie constateren dat onder de paraplu van de stuurgroep Inspanningsverplichting drie ambtelijke werkgroepen voorstellen hebben voorbereid, waaronder een werkgroep Slimmer werken. Op welke wijze wordt de kennis en kunde van de afnemers van producten en diensten, in dit geval Kamerleden en fractiemedewerkers, bij de voorbereiding van voorstellen betrokken?

De leden van de CDA-fractie vragen hoe zij worden betrokken bij de voorbereiding van voorstellen voor slimmer werken. Hierover heeft inmiddels een overleg met een aantal ambtelijk secretarissen van de fracties plaatsgehad. Informatievoorziening en besluitvorming zal verlopen binnen de afgesproken kaders.

Het Presidium constateert dat het werk in de ambtelijke organisatie is toegenomen: in de ondersteuning van het primaire proces lijken de grenzen van het haalbare en toelaatbare te zijn bereikt. Kan het Presidium aangeven, waar de grenzen van het haalbare liggen en waar de grenzen van het toelaatbare liggen?

Waar liggen de grenzen van het haalbare en toelaatbare? Zo vragen de leden van de CDA-fractie. Een haarscherpe grens wordt bepaald door de voorschriften in de Arbeidstijdenwet. Geconstateerd mag worden dat het steeds drukker is geworden in de Kamer. Het aantal activiteiten van commissies is gegroeid. Tegelijkertijd is er sprake geweest van een personele bezuiniging vanuit Balkenende II. Dat maakt dat geconstateerd kan worden dat de werkdruk soms erg hoog ligt. Daarom is het streven er steeds op gericht om het aantal late avond- en nachtvergaderingen te beperken.

De leden van de CDA-fractie lopen regelmatig aan tegen de hoge werkdruk bij Bureau Wetgeving. Op welke wijze werkt het Presidium aan de oplossing van dit probleem?

In de antwoorden op vragen van de SP-fractie is reeds aangegeven dat het Presidium bekend is met de toegenomen werkdruk bij Bureau Wetgeving.

De leden van de SP-fractie constateren met tevredenheid dat de mogelijkheid wordt genoemd om diensten in eigen beheer te nemen, in plaats van uit te besteden. Deze leden hebben hier al jaren voor gepleit. Toch constateren deze leden tevens dat wordt bekeken of taken kunnen worden uitbesteed. Wat is nu het beleid, wel of niet in eigen beheer nemen?

De leden van de SP-fractie vragen naar het uitbesteden van diensten. Het Presidium merkt op dat het geen principieel standpunt heeft tegen het uitbesteden van diensten.

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat de Kamer de inspanningen om de taakstelling voor de uitgaven te realiseren waarschijnlijk in goede orde kan afronden. De omstandigheid dat de bezuinigingen betrekkelijk vlot konden worden gerealiseerd, roept de vraag op om welke reden deze maatregelen niet eerder zijn getroffen. Was dit niet mogelijk? Was er niet voldoende attentie om zo zuinig mogelijk met publieke middelen om te springen? Graag ontvangen zij hierop een toelichting.

De leden van de fractie van de ChristenUnie stellen vast dat de bezuinigingen betrekkelijk eenvoudig konden worden gerealiseerd. Deze stelling is niet juist. Achter de schermen is ambtelijk vele maanden gerekend en gepuzzeld om te komen tot haalbare en realistische voorstellen die geen schade doen aan het vergaderproces. De suggestie dat er niet voldoende attentie is om zuinig om te springen met publieke middelen wordt niet door feiten onderbouwd.

De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich enige zorgen over de beheerskracht van de Dienst Automatisering om ingrijpende ICT-projecten door te voeren. Bij de realisering van de nieuwe werkplek is bijvoorbeeld sprake geweest van aanzienlijke vertragingen ten opzichte van het aanvankelijk gepresenteerde tijdpad. Met de kanttekening dat de inspanningen om hiervan een succes te maken, zeer groot zijn geweest, rijst toch de vraag of er voldoende overzicht is geweest van alle mogelijke gevolgen.

Naar aanleiding van de zorgen van de fractie van de ChristenUnie over de beheerskracht van de Dienst Automatisering om ingrijpende ICT-projecten door te voeren, wil het Presidium aangeven dat dergelijke ingrijpende ICT-projecten onvermijdelijk gepaard gaan met overlast voor de gebruikers. Natuurlijk vragen de ICT-projecten binnen de Kamer veel van de Dienst Automatisering. Er wordt dan ook veel geïnvesteerd in de kennis en kunde van de medewerkers. Het Presidium constateert dat de ontwikkelingen op het gebied van de ICT snel gaan en veel vergen van de beheerskracht van de Dienst Automatisering. Niettemin weet de dienst in voldoende mate de projecten tot een succes af te ronden. Om die reden is het Presidium van mening dat het zich geen zorgen hoeft te maken over de kwaliteit van de ICT-dienstverlening.

5. Risico's

De leden van de PvdA-fractie vragen waaraan concreet wordt gedacht als het gaat om de behoefte aan «exogene financiering» in het geval er onverwachte verkiezingen komen. Naar deze leden aannemen zal dat dan toch financiering betreffen die dient te worden gevonden binnen de rijksbegroting?

Met exogene financiering wordt in dit verband gedoeld op financiering buiten de begroting van de Tweede Kamer maar wel binnen de rijksbegroting.

6. Kengetallen

---

7. Bedrijfsvoeringsparagraaf

De leden van de CDA-fractie vragen wat wordt bedoeld met Bijdrage Rijksarchief (beleidstoelichting, blz. 13)? Waarom is daarvoor geen bedrag in de raming opgenomen?

Het ministerie van BZK heeft gemeld dat het Rijksarchief problemen heeft met de opslagcapaciteit. Hiervoor heeft het Rijksarchief een voorziening moeten treffen waarvoor de kosten volgens een verdeelsleutel worden omgeslagen naar de ministeries en de Hoge Colleges. De Tweede Kamer is op dit moment – via BZK – in discussie met het Rijksarchief over de aannames van de verdeelsleutel. Het juiste bedrag is op dit moment nog niet bekend. Deze mutatie gaat onderdeel uitmaken van de mutaties naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2012 en heeft een structurele doorwerking naar de jaren daarna.

Voorts vragen zij aandacht voor de fractiekosten. Voor een goede bedrijfsvoering binnen de fracties is het van belang dat de kosten transparant zijn en dat de Kamer zorg draagt voor een sluitend systeem van autorisatie van uitgaven. Voor automatiseringsuitgaven is dat goed geregeld, maar voor restaurantuitgaven en repro-uitgaven nog niet. Voor de kostenbeheersing binnen de fracties is dit een noodzakelijk instrument. Graag ontvangen deze leden op dit punt een toezegging van het Presidium.

Het Presidium is van mening dat de verantwoordelijkheid voor dit vraagstuk in eerste instantie binnen de eigen fractie ligt.

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen een vraag over de fractiebudgetten. Een van de componenten daarvan, het nominale bedrag van € 22 000 dat is toegevoegd om de leden en de fracties iets tegemoet te komen ter zake van de werkdruk in verband met nieuwe media en dergelijke, is sinds de invoering ervan nooit aangepast of geïndexeerd. Gelet op de prijsontwikkeling wordt het nominale bedrag derhalve elk jaar iets minder waard. Zij vragen of er voornemens zijn dit bedrag alsnog te indexeren, teneinde te waarborgen dat de doelstellingen van die verruiming gerealiseerd kunnen blijven worden.

Een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de ambtelijk secretarissen, de stafdienst FEZ en de Auditdienst Rijk werkt momenteel aan een herziene regeling waarin mede aandacht wordt besteed aan de berekeningsmethodiek van het zetelbedrag. Het Presidium zegt toe dat de werkgroep aandacht schenkt aan het vraagstuk van indexering van nominale bedragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de stand van zaken met betrekking tot de plannen om, zoals bij de staat van de Unie, een jaarlijks zittingsmoment te creëren waarop de leden van de parlementen van de overige landen van het Koninkrijk ook spreekrecht hebben, zoals ook de Europarlementariërs dat hebben bij de behandeling van de staat van de Unie. Zo krijgen ook vertegenwoordigers van die parlementen gelegenheid om hun zienswijze in dit huis in te brengen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de stand van zaken met betrekking tot de plannen om zoals bij de staat van de Unie een jaarlijks zittingsmoment te creëren waarop de leden van de parlementen van de overige landen van het Koninkrijk ook spreekrecht hebben, zoals de Europarlementariërs dat hebben bij de behandeling van de staat van de Unie. Zo krijgen ook vertegenwoordigers van die parlementen gelegenheid om hun zienswijze in dit huis in te brengen.

In reactie op een daartoe strekkende aangenomen motie van de leden Hachchi en Koolmees (TK 2011–2012, 33 004, nr. 11) heeft de commissie voor de Werkwijze een voorstel voor een dergelijke regeling geformuleerd. Dit voorstel ligt nu ter becommentariëring voor bij de parlementen van de drie landen in het Caribische deel van het Koninkrijk.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen voorts om geïnformeerd te worden op welke wijze de BES-belangen het beste in dit parlement kunnen worden vertegenwoordigd. We hebben nu eenmaal te maken met een situatie waarbij de geografische afstand en de onmogelijkheid om op eigen gelegenheid een vertegenwoordiger te kiezen in het parlement, gemakkelijk voor een gevoel kan zorgen niet vertegenwoordigd te zijn.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke wijze de BES-belangen het beste in dit parlement kunnen worden vertegenwoordigd. Deze leden wijzen erop dat we nu eenmaal te maken hebben met een situatie waarbij de geografische afstand en de onmogelijkheid om op eigen gelegenheid een vertegenwoordiger te kiezen in het parlement, gemakkelijk voor een gevoel kan zorgen niet vertegenwoordigd te zijn.

Ons systeem van parlementaire democratie voorziet erin dat alle kiesgerechtigde Nederlanders, ook die op de BES-eilanden, ieder hun stem op een kandidaat kunnen uitbrengen. In die zin is er geen verschil tussen het Europese en het Caribische deel van Nederland.

Aan de vaste commissies is het om zogenaamde «BES-onderwerpen» die op het terrein van de desbetreffende commissie liggen, op een manier te behandelen die recht doet aan het desbetreffende onderwerp en de daarbij betrokken belanghebbenden. Een goede communicatie daarover met de belanghebbenden, zeker ook die op de BES-eilanden, is daarbij van groot belang. Voorts kunnen vaste commissies in hun keuzes met betrekking tot ontvangsten en werkbezoeken zelf mede aandacht besteden aan BES-onderwerpen. Afstand kan daarin een rol spelen, maar die hoeft niet doorslaggevend te zijn. Zo zouden bijvoorbeeld gesprekken kunnen worden gepland tijdens de zogenaamde «BES-weken», wanneer vertegenwoordigers van de BES-eilanden toch al in Nederland zijn.

Daarnaast is het uiteraard aan de fracties, c.q. de individuele Kamerleden, om de contacten met hun achterban te onderhouden, waaronder de achterban op de BES-eilanden.

Het Presidium wijst erop dat ook met behulp van videoconferencing overleg mogelijk is.

8. De staat van de Tweede Kamer

8.1. Algemene opmerkingen

Ten aanzien van de beschouwing over de staat van de Tweede Kamer maken de leden van de VVD-fractie de volgende opmerkingen.

In de staat van de Tweede Kamer trekt het Presidium de conclusie dat «(...) in ieder geval niet gezegd kan worden dat de waan van de dag, voor zover het aantal spoed- (of dertigleden-)debatten daarvan een graadmeter is, steeds meer grip krijgt op de Kameragenda». De VVD-fractie heeft ten aanzien van deze stelling een aantal indringende vragen. Is het Presidium met de VVD-fractie van mening dat eventuele interessantere c.q. relevantere graadmeters de volgende kunnen zijn:

  • hoeveel dertigledendebatten worden aangevraagd op basis van een nieuwsbericht of tweet?

  • hoe vaak wordt een dertigledendebat daadwerkelijk gehouden, nadat het is goedgekeurd?

  • hoeveel aanvragen van dertigledendebatten worden omgezet in een (spoed-)AO?

  • welk percentage schriftelijke vragen is gebaseerd op een nieuwsbericht of tweet?

  • hoe vaak worden niet gehonoreerde aanmeldingen voor het vragenuur omgezet in een verzoek voor een dertigledendebat of brief van de regering en hoeveel van deze vragen zijn gebaseerd op het nieuws van de dag?

  • hoe vaak wordt een debat aangevraagd op basis van een rapport dat nog niet verschenen is?

  • hoe vaak wordt een debat aangevraagd over kwesties die nog onder de rechter zijn?

  • hoeveel debatten worden aangevraagd, terwijl de Kamer of het kabinet over het betreffende onderwerp geen zeggenschap heeft, bijvoorbeeld omdat de aan de orde gestelde problematiek door een gemeente, schoolbestuur, ziekenhuis of corporatie moet worden behandeld?

  • Ook zijn er volgens de leden van de VVD-fractie graadmeters in de staat van de Tweede Kamer die wel degelijk een eventueel signaal geven dat de waan van de dag regeert. Zij verzoeken het Presidium om een reactie op deze graadmeters:

  • het aantal moties stijgt gemiddeld met 35% per jaar (pag. 5, tabel 5);

  • het aantal schriftelijke vragen stijgt tussen 2005 en 2011 (pag. 9, tabel 9);

  • de vraag naar brieven van de regering stijgt tussen 2005 en 2011 (pag. 9, tabel 9);

  • het aantal mondelinge vragen stijgt explosief (pag. 9, tabel 9);

  • de gemiddelde duur van een plenair debat neemt af. In evenveel vergaderuren, worden er aanmerkelijk meer debatten gevoerd (pag. 3) en is er een toegenomen vergaderdruk.

Is de conclusie van het Presidium, dat er een toegenomen aandacht is voor de controlerende taak van de Kamer, wel te rechtvaardigen, zo vragen de leden van de VVD-fractie zich af, wanneer in beschouwing wordt genomen dat geen stijging van het aantal wetgevingsoverleggen is waargenomen?

Dat geen onderzoek kan worden gedaan naar de motieven die ten grondslag liggen aan het aanvragen van het fenomeen Algemeen Overleg (AO) is naar de mening van de VVD-leden betreurenswaardig, omdat daardoor op geen enkele wijze uitspraken te doen zijn over de effectiviteit van dit instrument. Deelt het Presidium de opvatting van de VVD-fractie dat het op z'n minst zorgelijk en merkwaardig is dat zoveel Kamervergadertijd verstrijkt, zonder dat het nut daarvan zelfs maar bij benadering op waarde valt te schatten?

Hoe laat zich de stelling van het Presidium dat niet gezegd kan worden dat de waan van de dag grip krijgt op de Kameragenda rijmen met de analyse van oud-topambtenaar Roel Bekker in diens onlangs verschenen boek «Marathonlopers rond het Binnenhof» dat politici in toenemende mate bezig zijn met incidenten? Deze leden ontvangen graag een reactie van het Presidium op deze punten.

De leden van de VVD-fractie staan uitvoerig stil bij de vraag of er al dan niet sprake van is dat de «waan van de dag» een grotere grip krijgt op de Kameragenda en betwijfelen of de stelling van het Presidium, dat dit in ieder geval niet gezegd kan worden op basis van het aantal dertigledendebatten, houdbaar is.

Het Presidium kan op grond van de cijfers niet anders dan concluderen dat het aantal dertigledendebatten (voorheen spoeddebatten geheten) in 2011 is afgenomen ten opzichte van 2009. Deze cijfers betreffen het aantal daadwerkelijk gehouden dertigledendebatten. Het komt het Presidium voor dat dit ook de enige reële graadmeter is. Uiteraard worden er veel meer dertigledendebatten aangevraagd. Deze worden deels niet gehonoreerd en deels, zoals deze leden terecht opmerken, als ze wel gehonoreerd zijn, uiteindelijk omgezet in een algemeen overleg van de commissie die het aangaat. Over concrete cijfers beschikt het Presidium niet; de regelingen van werkzaamheden worden niet cijfermatig geanalyseerd noch de follow-up die zij mogelijk krijgen in commissies.

Het Presidium wijst in dit verband op een verschijnsel waar het in de staat van de Tweede Kamer kort bij stil heeft gestaan (zie blz. 11) en dat betrekking heeft op de agendasetting in de Kamer, namelijk dat er vaak sprake is van een samenloop van parlementaire instrumenten. Dit uit zich ook in de regelingen van werkzaamheden, waar ook de leden van de CDA-fractie op attenderen. Vooral door meer de commissieroute te bewandelen kan onnodige samenloop worden voorkomen.

De leden van de VVD-fractie vragen ook of bekend is hoe vaak debatten zijn gebaseerd op een nieuwsbericht of op een rapport dat nog niet verschenen is. Een dergelijke analyse is recentelijk niet uitgevoerd. De Universiteit van Amsterdam heeft enkele jaren geleden (zie de vorige staat van de Tweede Kamer) geconstateerd dat de veronderstelling dat de meeste schriftelijke vragen zijn gebaseerd op de krant van gisteren, niet terecht is. Het Presidium vindt dit onderzoek dat de Kamer beter kan laten uitvoeren door een externe instantie, omdat aan de vraagstelling of invalshoek al een politieke kleuring kan worden gegeven. Overigens, uit de cijfers die het Presidium in tabel 2 heeft gepresenteerd, kan worden opgemaakt dat verreweg de meeste debatten, na de zogenoemde VAO's, nog altijd over wetsvoorstellen gaan, in 2011 zelfs vaker dan in 2009.

Het Presidium constateert, net als de leden van de VVD-fractie, dat het gebruik van een aantal instrumenten drastisch toeneemt, zoals moties, vragen en brieven. Anders dan deze leden ziet het Presidium dit echter niet als een uitdrukking van de «waan van de dag» maar als een uiting van een toegenomen informatiebehoefte, zoals het in zijn slotwoord heeft aangegeven. Hierboven heeft het Presidium al het vermoeden uitgesproken dat dit niet steeds op efficiënte wijze gebeurt. Het indienen van een motie en het stellen van vragen zijn echter individuele rechten, waar niemand aan wil tornen, zo veronderstelt het Presidium. Het kan de leden daarom slechts aansporen om zich in commissieverband te bezinnen op de informatiebehoefte en -verkrijging.

Het Presidium is met de leden van de VVD-fractie van mening dat een kwalitatieve analyse van de gedragingen van de Kamer, haar commissies en haar leden een betere basis biedt dan louter cijfers voor uitspraken over de effectiviteit ervan en over stellingen als dat er sprake zou zijn van een toename van de grip van de waan van de dag of incidentenpolitiek. Om die reden heeft het Presidium voorgesteld om dat aan een extern orgaan te vragen. De Kamer zelf zou een dergelijke analyse niet kunnen presenteren zonder het risico te lopen dat die analyse wordt beschouwd als de opvatting van de toevallige politieke meerderheid.

De leden van de PvdA-fractie lezen op p. 2 van de Staat van de Tweede Kamer dat het Presidium vast houdt aan de vijf reflectiepunten uit de eerste fase van het parlementair reflectieproces. De aan het woord zijnde leden willen graag weten hoe het Presidium concreet vorm geeft aan het punt van het «vermijden van incidentenpolitiek». Is er aanleiding om te veronderstellen dat er sprake is van incidentenpolitiek? Zo ja, welke concrete aanleiding of aanleidingen betreft dit? Welke instrumenten staan ter beschikking voor het vermijden van incidentenpolitiek? Hoe verhoudt het streven naar het vermijden van incidentenpolitiek zich tot de constatering van het Presidium dat de «waan van de dag» niet meer grip krijgt op de agenda van de Kamer? (p. 3)

De leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat het spoeddebat destijds bewust is ingevoerd om een «parlementair ventiel» te verzorgen, zodat kwesties die in de maatschappij leven ook in de Kamer aan de orde kunnen komen en om de rechten van minderheden in de Kamer te bewaken. De leden van de PvdA fractie hebben de dertigledenregel altijd gesteund, ook wanneer zij deel uitmaakten van de coalitie. Uit de cijfers over 2011 blijkt een gebruikelijk aantal dertigledendebatten te zijn gehouden, in de praktijk is echter sprake van een enorm «stuwmeer» aan aangevraagde debatten. Doordat het vaak maanden duurt voordat het aangevraagde (dertigleden)debat ingepland wordt, is de kwestie vaak al in commissieverband aan de orde geweest. Dit moet leiden tot de conclusie dat het normale aantal dertigledendebatten veel lager is dan wat de Kamer zou willen houden. Deze leden vragen zich dan ook af of de doelstellingen van het dertigledendebat, de rechten van parlementaire minderheden en het bieden van een ventielfunctie, niet onder druk staan. Daarnaast vragen deze leden of het Presidium hiervoor oplossingen ziet.

Waarom wordt in de praktijk het instrument «interpellatie» niet gebruikt in plaats van het spoeddebat/dertigledendebat, zo vragen de leden van de PvdA-fractie? Kan het instrument interpellatie een toegevoegde waarde hebben boven of naast het dertigledendebat? Zo ja, welke toegevoegde waarde?

Wat niet in de «staat van de Kamer» aan de orde is gekomen zijn de parlementaire omgangsvormen. Het blijkt dat in de huidige politieke verhoudingen de inzet door de oppositie van haar parlementaire instrumenten onder druk staat. Zo gebeurt het dat een zeer krappe meerderheid van de Kamer de wensen en soms zelfs rechten van de minderheid blokkeert bij de aanvraag van debatten, maar ook in procedurevergaderingen en zelfs bij het aanvragen van VAO's. De leden van de fractie van de PvdA spreken daarover hun zorg uit en zouden graag een reactie van het Presidium willen op deze ontwikkeling van de politieke mores in de Kamer.

De leden van de PvdA-fractie vragen het Presidium of het geen aanleiding meer ziet om stil te staan bij het «reflectiepunt» incidentenpolitiek, nu het van mening is dat dit verschijnsel wel meevalt. Het Presidium verwijst naar wat het hierboven heeft geantwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie: de cijfers wijzen niet op een toename van het verschijnsel; een inhoudsanalyse van Kamer- en commissiedebatten door een extern orgaan zou een genuanceerder beeld kunnen opleveren.

Deze leden vragen ook of het feit dat veel gehonoreerde dertigledendebatten op een wachtlijst terechtkomen, geen afbreuk doet aan de bedoeling van de introductie van dit type debat, namelijk om tegemoet te komen aan de behoefte van minderheden in de Kamer. Het Presidium begrijpt de vraag, maar weet hier geen oplossing voor. Hier geldt simpel dat de Kameragenda maar een beperkt aantal debatten per week kan bevatten. Overigens heeft het Presidium eerder besloten, naar aanleiding van deze problematiek, aan de behandeling van wetsvoorstellen in principe voorrang te verlenen. Overigens vermoedt het Presidium dat het wel meevalt met het aantal onderwerpen dat later aan bod komt dan de minderheid zou willen: veel debatten over die onderwerpen worden in feite al snel in commissieverband gevoerd (zie ook de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie).

Net als de leden van de PvdA-fractie weet ook het Presidium niet waarom het interpellatiedebat nauwelijks meer voorkomt. Vermoedelijk omdat het is verdrongen door het dertigledendebat (voormalige spoeddebat), waarmee het immers gemeen heeft dat het onderwerp «vreemd is aan de orde van de dag» maar wel urgent om aandacht vraagt. De structuur van een dertigledendebat wordt waarschijnlijk ook als prettiger ervaren, namelijk twee termijnen voor elke spreker.

In de staat van de Kamer wordt niet stilgestaan bij de «mores» in de Kamer en mogelijke veranderingen daarin, constateren deze leden terecht. Zoals het Presidium heeft aangegeven heeft het de oorspronkelijke reflectiepunten over het functioneren van de Kamer als invalshoek gekozen en daar maken de omgangsvormen geen deel van uit. De leden van de PvdA-fractie hebben vooral het oog op het verschijnsel dat de meerderheid soms een wens van een (aanzienlijke) minderheid blokkeert, bijvoorbeeld om een debat te voeren. Het Presidium heeft geen cijfers voorhanden over de mate waarin dit verschijnsel zich vroeger voordeed of zich thans voordoet, dus het kan er slechts op wijzen dat het dertigledendebat nu juist een recente vernieuwing is die is gebaseerd op de wens om minderheden een sterkere positie te geven en dat recente voorstellen om de regels daarvoor aan te scherpen zijn afgewezen.

De leden van de CDA-fractie zeggen het Presidium dank voor de tweede Staat van de Tweede Kamer. Deze leden onderschrijven het voorstel van het Presidium om eens in de vijf jaar een externe instantie te vragen om een analyse van de gegevens. Wel vragen deze leden, of die externe instantie niet in een eerder stadium moet worden betrokken bij de gegevensverzameling. Worden de relevante gegevens verzameld? Zijn er in wetenschappelijk opzicht lacunes?

Begin februari verspreidde de griffie een overzicht van de aangevraagde dertigledendebatten. Het waren er 33. De leden van de CDA-fractie vragen wat de actuele stand is. Voldoet het «dertigledendebat» als instrument voor de Kamer om een actuele kwestie met een spoedeisend karakter te agenderen? Het Presidium constateert dat de regeling van werkzaamheden meer tijd is gaan vergen door de aanvraag van dertigledendebatten. De leden van de CDA-fractie constateren, dat er bij de regeling van werkzaamheden zaken worden besproken die eigenlijk thuishoren in procedurevergaderingen, zoals het vragen van brieven aan de regering. Deelt het Presidium de constatering van deze leden, en zo ja, op welke wijze kan overbelasting van de regeling van werkzaam-heden worden voorkomen?

Begin mei bedroeg de stand is 29 dertigledendebatten. Gemiddeld worden er 6 dertigledendebatten per week aangevraagd en gehonoreerd. Het behoeft geen betoog dat de Kameragenda geen ruimte biedt om deze debatten die volgens de aanvragers vrijwel zonder uitzondering een spoedeisend karakter hebben, nog dezelfde vergaderweek of de week erna te agenderen. De Voorzitter weegt de urgentie. Is de uitkomst van deze weging negatief, dan wordt het dertigledendebat op een (wacht)lijst geplaatst.

Ten aanzien van verzoeken bij de regeling van werkzaamheden bestaan geen vereisten. Er kunnen diverse verzoeken gedaan worden: aanvragen van dertigledendebatten en debatten, rappelleren op beantwoording van schriftelijke vragen, afvoeren van onderwerpen op de agenda et cetera. Alleen voor het vragen van brieven is reglementair voorafgaande toestemming van de Voorzitter vereist. In het verleden gaf de Voorzitter in de regel geen toestemming, en verwees zij het betreffende lid naar een Kamercommissie. In de commissie voor Werkwijze is onlangs afgesproken dat, nu de voorzichtige indruk bestaat dat er een relatie is tussen het niet meer toestaan van verzoeken om informatie en het toegenomen aantal dertigledendebatten, de Voorzitter bij wijze van experiment soepeler om zou kunnen gaan met de toestemming. In de laatste weken voor het meireces zijn er aanmerkelijk minder dertigledendebatten aangevraagd, soms zelfs geen of slechts één per week. Het is echter nog te vroeg om hieraan definitieve conclusies te verbinden. Ook omdat diverse andere omstandigheden van invloed kunnen zijn.

Het is de mening van het Presidium dat het verbinden van meer vormvereisten aan verzoeken bij de regeling van werkzaamheden geen bijdrage zal leveren aan het verminderen van het aantal verzoeken en zal leiden tot druk op andere instrumenten van de Kamer. Zo is het vragen van een brief via een e-mailprocedure van een commissie een arbeidsintensieve exercitie en is het wachten op een reguliere procedurevergadering niet altijd een optie in verband met de tijdsdruk.

Het Presidium deelt de mening van de leden van de CDA-fractie dat een externe instantie op de eerste plaats zal moeten aangeven of het beschikbare cijfermateriaal volstaat om antwoord te geven op essentiële vragen over het functioneren van de Kamer. Het verwijst naar wat het in de inleiding bij de Staat hierover heeft gezegd en in antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie.

Ook de leden van de CDA-fractie vragen aandacht voor het dertigledendebat en vragen zich af of dit instrument inderdaad wordt aangewend voor het doel, namelijk een debat over een voor ten minste 30 leden actueel en/of belangrijk onderwerp. Het is die minderheid zelf die hierop toe kan zien. Het is niet aan het Presidium om uit te spreken, zo er al een inhoudsanalyse beschikbaar zou zijn, of het inderdaad altijd om actuele onderwerpen handelt. De Kamer heeft eerder zelf besloten dat alleen het criterium van 30 leden doorslaggevend is.

Wat betreft het verloop van de regeling van werkzaamheden verwijst het Presidium naar zijn antwoord op vragen van de VVD-fractie. Er is zeker een efficiencyslag te winnen als de commissieroute consequenter bewandeld zou worden.

Over welke cijfers met betrekking tot de kosten aan de zijde van de ministeries, die verband houden met de beantwoording van Kamervragen en met de ondersteuning bij Kamerdebatten, beschikt het Presidium (blz. 5)? Waardoor zijn lichte afwijkingen van de cijfers in de brief van de minister van BZK te verklaren?

De leden van de CDA-fractie vragen over welke gegevens het Presidium beschikt inzake de kosten aan de zijde van ministeries in verband met Kamervragen en -debatten. Deze gegevens heeft de CDA-fractie aangetroffen in de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die in december 2011 als Kamerstuk 31 490, nr. 84 is verschenen. Er bleken minieme verschillen te bestaan tussen de cijfers waarop de minister zijn antwoorden baseerde en de cijfers die de Kamer zelf hanteert, bijvoorbeeld over het aantal algemeen overleggen. De lichte afwijkingen ten opzichte van de cijfers in de brief van de minister van BZK zijn waarschijnlijk te verklaren uit het hanteren van andere definities voor de verschillende debatten (zo kent de Kamer zelf niet het «beleidsdebat»). Overigens, door de aanstaande beschikbaarstelling van alle Parlis-gegevens (zie verder paragraaf 8.5) aan derden, dus ook aan ministeries, is straks sprake van één bron. Het Presidium spreekt verder geen oordeel uit over de in de eerder genoemde brief van de minister van BZK gemaakte kostenberekening.

De leden van de SP-fractie constateren dat minder dertigledendebatten hebben plaatsgevonden. Toch is de lijst van debatten nog steeds erg lang. Waarom kunnen dit soort debatten alleen in de plenaire zaal worden gehouden en niet in een van de andere zalen in de Tweede Kamer? Veel leden zijn bereid een dertigledendebat om te zetten in een algemeen overleg, om de agenda van de plenaire zaal te ontzien. De leden van de SP-fractie constateren dat niet in alle commissies een meerderheid van de leden altijd bereid is aan deze oplossing mee te werken. Daarom stellen zij voor dat voor het omzetten van een dertigledendebat in een algemeen overleg niet meer de steun nodig is van een meerderheid van de commissie, maar volstaan kan worden met de steun voor een dertigledendebat.

Ook de leden van de SP-fractie vragen aandacht voor de dertigledendebatten en stellen een tweetal vragen. Ten eerste: kunnen die debatten gehouden worden in een andere zaal dan in de zaal voor de plenaire vergadering? Het Presidium meent dat dit niet gewenst is. Er zouden dan twee soorten plenaire vergadering ontstaan: één in de zaal die voor het plenum bestemd is en één in een zaal die voor een commissieoverleg bedoeld is. Op de tweede plaats kan er, zo heeft de Kamer zelf ooit bepaald, ten hoogste één commissievergadering, waar de regels gelden voor een plenaire vergadering (nu het wetgevings- en nota-overleg), samenvallen met een plenaire vergadering. De achterliggende reden hiervan is dat er rekening dient te worden gehouden met de belangen van kleine fracties. Het is niet aannemelijk dat de wachtlijst aan dertigledendebatten door dit voorstel van de SP-fractie sneller afneemt.

Ten tweede vragen deze leden of niet de regel kan worden dat steun voor een dertigledendebat automatisch leidt tot de opdracht aan een commissie om een algemeen overleg te voeren. Dit zou indruisen tegen de relatieve autonomie van een Kamercommissie. Het huidige stelsel zoals vastgelegd in het Reglement van Orde kent geen bindende «opdrachten» aan Kamercommissies.

8.2. De Kamer als medewetgever

De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen over de ondersteuning bij het maken van amendementen. De aan het woord zijnde leden ervaren de ondersteuning van het Bureau Wetgeving als vakkundig en klantvriendelijk. Deze leden lezen dat naar schatting echter slechts de helft van de gemaakte conceptamendementen daadwerkelijk wordt ingediend. Mede gezien de beperkte capaciteit van het Bureau Wetgeving vragen de leden van de PvdA-fractie zich af of en zo ja, in hoeverre Kamerleden terughoudender zouden kunnen zijn in het vragen om ondersteuning bij het maken van amendementen. Wat is de mening van het Presidium hierover?

De leden van de PvdA-fractie lezen (p. 7) dat ingevolge een overeenkomst tussen het Presidium en de regering, leden ook een beroep doen op departementsambtenaren bij het voorbereiden van amendementen. Het is echter niet bekend hoe vaak leden rechtstreeks een beroep op departementsambtenaren doen. Waaruit bestaat de genoemde afspraak precies? En hoe kunnen de leden departementsambtenaren inschakelen? Verloopt dit doorgaans via Bureau Wetgeving, die de departementsambtenaren kent en ze bij het voorbereiden van amendementen, met toestemming van de indiener, inschakelt? Of bestaat er ook de mogelijkheid dat leden zich zelf direct tot die ambtenaren richten? Indien het laatste het geval is: hoe wordt dit dan mogelijk gemaakt of gefaciliteerd?

Het recht van amendement is een recht dat de individuele leden ingevolge artikel 84 van de Grondwet hebben. Het is derhalve aan de leden in hoeverre zij terughoudend(er) willen zijn bij het verzoeken om ondersteuning bij de opstelling van amendementen. Het Presidium kan hierover niet oordelen. Volledigheidshalve dient te worden opgemerkt dat het recht van amendement en het recht van initiatief de kern vormen van de wetgevende taak die de Kamer ingevolge de Grondwet heeft.

De inschakeling van ambtenaren van ministeries bij het opstellen van amendementen verloopt doorgaans via Bureau Wetgeving. Deze vorm van ondersteuning bestaat reeds lange tijd. Bureau Wetgeving biedt een onafhankelijke en politiek neutrale ondersteuning bij het opstellen van amendementen. Het Presidium signaleert dat dientengevolge ten minste 40% van de amendementen binnenskamers door Bureau Wetgeving wordt opgesteld, zonder dat daarbij ambtenaren van het ministerie zijn betrokken. Deze ontwikkeling moet worden gezien als een versteviging van de rol van de Kamer als medewetgever, hetgeen vanuit het rapport over de parlementaire zelfreflectie ook als wenselijk wordt beschouwd.

De leden van de PvdA-fractie vragen het Presidium of het feit dat slechts ongeveer de helft van de concept-amendementen uiteindelijk wordt ingediend, niet aanleiding is om bij de leden aan te dringen op enige terughoudendheid bij het inschakelen van Bureau Wetgeving, dat immers veel capaciteit aanwendt om ondersteuning te bieden aan leden die overwegen een amendement in te dienen. Het Presidium begrijpt de gedachtegang. Wellicht kan het werken met een vast format, waarmee de aanvrager precies aangeeft wat hij met het gevraagde amendement beoogt, hierin een oplossing bieden. Het overweegt mede naar aanleiding van de volgende vragen van deze leden en de leden van de CDA-fractie een brief aan alle leden te sturen, waarin dit opgenomen kan worden.

De leden van de PvdA-fractie vragen namelijk ook hoe en hoe vaak leden zich tot een departement richten om ondersteuning te vragen bij het opstellen van amendementen. Op de vraag «hoe vaak?» kan het Presidium geen antwoord geven, om de simpele reden dat over het voornemen van leden om amendementen in te dienen strikte vertrouwelijkheid in acht genomen wordt. Ook Bureau Wetgeving doet geen mededelingen over concept-amendementen, ook niet over het aantal dat in voorbereiding is. Dit is ingegeven door de overweging dat amendementen pas in het politieke debat een rol kunnen spelen nadat zij zijn ingediend. Om dezelfde reden heeft de Kamer ook nooit de concept-motie willen introduceren.

De inschakeling van ambtenaren van een ministerie geschiedt doorgaans op advies van Bureau Wetgeving, als dat van oordeel is dat de vereiste inhoudelijke expertise alleen op het betrokken departement aanwezig is. Zeker bij complexe regelgeving is bijvoorbeeld de interne samenhang en consistentie van groot belang en zal het betrokken Kamerlid het op prijs stellen als hij daarin geadviseerd wordt. Dit geldt uiteraard ook voor leden die een initiatiefwetvoorstel voorbereiden. Mede in antwoord op vragen van de leden van de CDA-fractie wijst het Presidium op het «gentlemen's agreement» dat het in het verleden met het kabinet heeft gesloten, inhoudende dat, als een Kamerlid dat een amendement of een initiatiefwetsvoorstel overweegt ondersteuning vanuit een departement op prijs stelt, die ondersteuning in beginsel geleverd wordt, als de daarmee gemoeide ambtelijke capaciteit niet onevenredig groot is. Conflicten hierover hebben zich de laatste jaren niet voorgedaan. Mochten die zich voordoen dan zal het Presidium daarin een bemiddelende rol vervullen.

Hoe kan gebruik worden gemaakt van de genoemde interne regeling (p. 7) die voorziet «in een bescheiden financiering van hulp van externe deskundigen aan initiatiefnemers»? Waarom wordt er slechts op bescheiden wijze gebruik gemaakt van die regeling? Heeft dit mogelijk te maken met de onbekendheid van die regeling? Zo ja, wat gaat u doen om deze regeling bekender te maken?

Is het mogelijk, zo vragen de leden van de PvdA-fractie zich af, om ook bij initiatiefnota's ondersteuning van een departementsambtenaar te krijgen?

Zijn de ervaringen van de gebruikers van wetgevingsrapporten bekend? Zo ja, wat zijn die ervaringen en zo nee, wilt u dit laten onderzoeken?

De leden van de CDA-fractie vragen wat de inhoud is van de overeenkomst tussen het Presidium en de regering, op basis waarvan Kamerleden een beroep kunnen doen op ambtenaren van de ministeries bij de voorbereiding van amendementen, initiatiefwetgeving of initiatiefnota's.

De leden van de PvdA-fractie vragen ook of de bescheiden wijze waarop initiatiefnemers, of het nu gaat om een wetsvoorstel of een nota, gebruikmaken van de ondersteuningsregeling die het Presidium getroffen heeft, te maken heeft met de onbekendheid met de regeling. Het is niet ondenkbaar dat dit het geval is en ook om die reden overweegt het Presidium een brief aan de leden te sturen. De laatste maanden is het aantal conceptinitiatiefwetsvoorstellen en -nota's overigens stijgende. Het Presidium gaat ervan uit dat, ook als het om een nota gaat, initiatiefnemers zich tot het betrokken ministerie kunnen wenden, al dan niet met tussenkomst van Bureau Wetgeving.

Het Presidium is bereid om, zoals deze leden vragen, de ervaringen met wetgevingsrapporten te laten onderzoeken. Overigens heeft een dergelijk onderzoek enkele jaren geleden ook al plaatsgevonden, met als uitkomst dat deze rapporten als zeer nuttig werden ervaren. Het verwijst verder naar het antwoord, verderop, op een vraag van de leden van de SP-fractie (zie volgende paragraaf).

8.3. De Kamer als controleur

De leden van de PvdA-fractie menen zich te herinneren dat minister-president Rutte bij zijn aantreden te kennen gaf dat hij directe contacten tussen ambtenaren en Kamerleden niet als iets onwenselijks zag. Toch lezen de aan het woord zijnde leden nu (p. 9) dat de zogenaamde «oekaze-Kok» nog steeds geldt en dat overleg daarover niet tot gevolg heeft gehad dat er sprake is van een versoepeling van het beleid ten aanzien van het contact tussen Kamerleden en ambtenaren. Waarom heeft dit overleg niet tot resultaten geleid?

In 2011 was de eerste parlementaire enquête in bijna 10 jaar gaande in de Kamer, naar het financieel stelsel. Inmiddels is besloten tot een tweede parlementaire enquête naar de woningbouwcorporaties. De leden van de PvdA-fractie vragen zich af welke lessen het Presidium kan trekken uit de ervaringen van de commissie-De Wit en haar ondersteuning om toekomstige parlementaire enquêtes goed te kunnen ondersteunen.

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom het overleg tussen Kamer en regering over de zogenaamde oekaze-Kok niet tot resultaat heeft geleid. Het Presidium wil er op de eerste plaats op wijzen dat het niet geheel zonder resultaat is gebleven: Kamerleden kunnen nu altijd in contact komen met een ter zake kundige ambtenaar, zij het met tussenkomst van een vaste contactpersoon op elk ministerie; dit was op veel ministeries al staande praktijk, maar zal nu op elk ministerie de regel worden; het is aan de betrokken ambtenaar of hij de minister over dat contact informeert. Daarmee is wel een versoepeling in het beleid bereikt, maar niet de situatie dat Kamerleden vrij en ongelimiteerd informatie kunnen vragen aan ambtenaren in rechtstreekse contacten. Het kabinet ziet daartoe kennelijk, gegeven de (Wet op de) ministeriële verantwoordelijkheid, ook na meer dan eens met de Kamer overleg gevoerd te hebben, geen mogelijkheden en wenst de bestaande formele regel in stand te houden.

Deze leden informeren ook naar de ervaringen uit de parlementaire enquête Financieel stelsel. Het Presidium volstaat met te verwijzen naar wat de enquêtecommissie daar zelf over heeft opgemerkt in haar rapport en zal na ommekomst van het debat met Kamer en regering over het rapport zorg dragen voor een reactie op de aanbevelingen van de commissie, voor zover die betrekking hebben op de werkwijze van de Kamer zelf en op de Wet op de parlementaire enquête.

De leden van de PVV-fractie zijn te spreken over het toenemende aantal Kameractiviteiten en vinden dat de Kamer haar rol als controleur van de regering daarmee goed oppakt.

De leden van de CDA-fractie missen in de passage over de contacten met departementsambtenaren de brief van de minister-president (29 692, nr. 19). Hoe beoordeelt het Presidium het staatsrechtelijke aspect van dit vraagstuk?

De leden van de CDA-fractie zeggen een vermelding van een brief van de minister-president van 13 januari 2011 (Kamerstuk 29 692, nr. 19) te missen, vooral een opvatting van het Presidium hierover. Het Presidium wil daarover het volgende opmerken.

In zijn brieven van 13 januari 2011 (TK 29 692, nr. 19) en van 15 april 2011 (TK 32 500 III, nr. 10) heeft de Minister-president uiteengezet te willen streven naar een soepele hantering van de geldende Aanwijzingen inzake externe contacten rijksambtenaren, de zgn. «Oekaze-Kok». Deze brieven, en de naar aanleiding daarvan gestelde vragen en de daarop gegeven antwoorden, zijn door de vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken op 10 november 2011 in een algemeen overleg besproken met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

In dit overleg is het streven naar een soepele hantering bevestigd. In het VAO, dat vervolgens op 19 januari 2012 heeft plaatsgevonden, is de motie-Berndsen (TK 33 000 VII, nr. 111) ingediend, waarin de regering werd verzocht genoemde Aanwijzingen te wijzigen. Deze motie is op 24 januari 2012 door Uw Kamer verworpen en op grond daarvan meent het Presidium te moeten afzien van een nadere beschouwing over dit onderwerp.

De leden van de SP-fractie delen de zorg van de Raad van State over de toenemende delegatie van regelgeving van de wet naar algemene maatregelen van bestuur en ministeriële maatregelen. Die zorg geldt het risico dat materiële normen, die in de wet thuishoren, naar lagere regelgeving verdwijnen. Graag zouden zij het Presidium willen vragen om een reactie.

De leden van de SP-fractie geven te kennen de zorg van de Raad van State te delen dat materiële normen, die in de wet thuishoren, steeds vaker dreigen te worden gedelegeerd naar lagere regelgeving. Ook het Presidium deelt die zorg en heeft er daarom ook melding van gemaakt. Dit is overigens een onderwerp van aanhoudende zorg. Delegatiefiguren in een wetsvoorstel krijgen om die reden, al sinds de introductie van de wetgevingsrapporten die de griffiers opstellen, standaard een plaats in die rapporten, waarbij de griffiers erop zullen attenderen als voorgestelde delegatie onwenselijk is of dubieus, omdat materiële normen in het geding lijken. Daar zal dan ook de Raad van State ongetwijfeld al opmerkingen over gemaakt hebben in zijn advies, maar het is uiteindelijk de Kamer die al dan niet akkoord moet gaan met voorstellen tot delegatie.

8.4 Agendasetting in de Tweede Kamer

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de introductie van een toekomst- en onderzoeksagenda voor de Kamer heeft geleid tot een herwaardering van het parlementair onderzoeksinstrumentarium. Deze leden hebben echter de indruk, dat de Kamer zich met een jaarplanning van ten hoogste drie onderzoeken in een keurslijf laat dwingen. Deze leden zouden een flexibelere planning wensen voor de onderzoeken van de Kamer en de daarvoor benodigde ondersteuning. Ziet het Presidium daarvoor mogelijkheden?

De leden van de CDA-fractie vragen het Presidium of het mogelijkheden ziet om de afspraak met de Kamer dat er ten hoogste drie onderzoeken per jaar kunnen plaatsvinden in het kader van de eigen toekomst- en onderzoeksagenda, te laten vervallen; zij ervaren dat als een keurslijf. Het Presidium wil er echter voor pleiten om deze afspraak te handhaven omdat er voor deze afspraak uiteraard goede redenen waren en zijn. Juist de huidige situatie illustreert dat: er is in 2012 (peilmoment april!) sprake van vier onderzoekscommissies in het kader van de toekomst- en onderzoeksagenda (omdat één onderzoek uit 2011 nog niet was afgerond) en daarenboven van twee onderzoekscommissies (nota bene enquêtecommissies) op grond van de politieke actualiteit. Die samenloop legt niet alleen een groot beslag op middelen (personeel en financieel) maar ook op de fracties die de leden van deze commissies moeten aanwijzen, terwijl de gewone parlementaire werkzaamheden al een hoge druk leggen op de leden en de organisatie. De belangrijkste reden voor de «norm» van drie toekomst- en onderzoekscommissies is simpelweg de beheersbaarheid. In het geval onderzoeken van deze commissies onverhoopt langer dan een jaar duren, kan het Presidium zich zelfs voorstellen dat nieuwe toekomst- en onderzoeksvoorstellen worden getemporiseerd.

8.5 Tweede Kamer en de samenleving

De leden van de PVV-fractie vinden dat de Tweede Kamer niet over individuele gevallen moet spreken en geen onderwerpen moet agenderen als er geen nieuwe ontwikkelingen zijn, tenzij het uitblijven van nieuwe ontwikkelingen in strijd is met eerdere afspraken.

De leden van de CDA-fractie signaleren de wens van het Presidium dat fracties gegevens verzamelen en verstrekken over de werkzaamheden buiten Kamer- en commissieverband (blz. 12). Waarom is het wenselijk dat het Presidium een (in kwantitatief opzicht) completer beeld heeft van de relatie van de Kamer met de samenleving?

De leden van de CDA-fractie vragen waarom het Presidium er zoveel belang aan hecht als ook de fracties gegevens verzamelen en verstrekken over hun werkzaamheden. De reden is geen andere dan dat de staat van de Kamer zoals die nu voorligt uitsluitend is gebaseerd op de registratie van de formele werkzaamheden van de Kamer zelf, van de Kamercommissies en (voor een deel, namelijk wat betreft het vragenproces) de individuele leden. Het hoeft geen betoog dat er in dit huis veel méér gebeurt dan alleen wat formeel registreerbaar is. Zo zijn de ontvangst van individuele burgers en groepen van burgers in fractieverband, ombudsactiviteiten in fractieverband, hoorgesprekken in fractieverband, werkbezoeken in fractieverband enzovoorts van groot belang, maar blijven die buiten beeld. Een bijkomend maar niet onbelangrijk argument is verder dat de fracties door gegevens te verstrekken over de eigen werkzaamheden tevens verantwoording afleggen over de besteding van de toegekende openbare middelen. Het Presidium is er daarom verheugd over dat een aantal fracties overweegt op zijn oproep in te gaan en het wacht met belangstelling af welke vorm zij daarvoor kiezen.

De transparantie van het parlementaire proces zal worden vergroot wanneer vrijwel alle in Parlis opgeslagen informatie via de website van de Tweede Kamer benaderbaar is voor elke gebruiker (blz. 14). De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de informatie uit Parlis beschikbaar wordt gesteld. Is er voldoende aandacht voor de gebruikersvriendelijkheid van het zoeksysteem? In dit verband vragen deze leden het Presidium nader in te gaan op zijn eigen constatering, dat «er een toename [is] van concurrerende informatie, die bovendien eerder en sneller beschikbaar en in het algemeen steeds breder en gemakkelijker toegankelijk wordt» (blz. 17). Is dat geen aansporing om de eigen informatie eerder en sneller beschikbaar en breder en gemakkelijker toegankelijk te maken? Deze leden ontvangen graag een beschouwing van het Presidium op dit punt.

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de informatie uit Parlis beschikbaar wordt gesteld. De (niet vertrouwelijke) informatie uit Parlis zal in 2012 voor het publiek toegankelijk worden gemaakt via de website van de Kamer (www.tweedekamer.nl) . Het betreft onder andere de agenda's van plenaire en commissievergaderingen met de geagendeerde stukken. Maar ook moties, amendementen, wetgeving, brieven van de regering, stemmingsuitslagen en Kamervragen. Verder zal via de zogenaamde persoonlijke pagina van Kamerleden op de website toegang worden geboden tot de door het desbetreffende lid (mede) ingediende moties, amendementen en initiatiefvoorstellen, en de door hem gestelde vragen. Daarnaast zal deze informatie uit Parlis via een zogenaamde zoekbox worden ontsloten. De gebruiksvriendelijkheid van de ontwerpen is aan een professionele «usabilitytest» onderworpen en op grond van de uitkomst daarvan zijn aanpassingen verricht.

Het feit dat «concurrerende» informatie steeds breder en gemakkelijker toegankelijker wordt, is inderdaad mede een aansporing om de eigen informatie eerder en sneller beschikbaar te maken. Hieraan zal met het via de website beschikbaar stellen van de informatie uit Parlis worden voldaan, aangezien deze informatie als het ware rechtstreeks afkomstig is uit de bron en bijna «real time» op de website zichtbaar zal zijn. Dat kunnen andere (externe) informatiebronnen op dit moment niet realiseren.

8.6 Tweede Kamer, Europa en het overige internationale niveau

De leden van de PVV-fractie zijn te spreken over de initiatieven om de Europese besluitvorming vervroegd en geïntensiveerd in de gaten te kunnen houden. Wat dit betreft verdient de EU-staf een groot compliment. Ook over het instrument «Parlementair voorbehoud» zijn deze leden te spreken. Zij merken op dat in de tekst staat aangegeven dat het voorbehoud 7 keer is toegepast in 2011 en in de tabel het getal van 8 staat vermeld.

Het Presidium neemt met genoegen kennis van het compliment dat de leden van de PVV-fractie geven aan de «EU-staf» van de DCO's en beschouwt het compliment ook als een compliment voor de andere ondersteuners van de vaste commissies, die zich immers ook inzetten voor de EU-advisering. Het Presidium herinnert aan de eveneens positieve evaluatie die vorig jaar heeft plaatsgevonden van de werkwijze van de vaste commissie voor Europese Zaken en van de EU-staf.

Deze leden attenderen op een tikfout wat betreft het aantal «parlementaire voorbehouden» dat in 2011 is gemaakt: de begeleidende tekst noemt het aantal van 7, de bijbehorende tabel echter het aantal van 8. De tabel bevat de tikfout: 8 moet 7 zijn.

De Voorzitter, Verbeet

De Griffier, Biesheuvel-Vermeijden

Naar boven