33 210 Raming der voor de Tweede Kamer in 2013 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Nr. 3 BEGROTINGSTOELICHTING (UITGAVEN EN ONTVANGSTEN)1

1. Leeswijzer

Artikel 3 «Wetgeving en controle Tweede Kamer» is ingedeeld in de volgende paragrafen:

1.

Algemene doelstelling

2.

Speerpunten 2013

3.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid en begrotingsvoorstellen

4.

Operationele doelstellingen

5.

Risico’s

6.

Kengetallen

7.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

Bij de artikelen 2 «Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer, alsmede leden van het Europees Parlement» en 4 «Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer» is gekozen voor een afwijkende opbouw teneinde een herhaling van speerpunten, algemene/operationele doelstellingen en bedrijfsvoeringaspecten (zie hiervoor artikel 3) te voorkomen. Bovengenoemde indeling wijkt in verband met de bijzondere staatsrechtelijke positie van de Staten-Generaal op enkele punten af van de in de Rijksbegrotingvoorschriften (Rbv) voorgeschreven sjabloon/richtlijnen. Hieronder wordt dit toegelicht.

Bij het opstellen van deze Raming is het uitgangspunt dat het controlerende en wetgevende proces onverkort doorgang moet blijven vinden. Bij de behandeling van de Raming 2012 is de Kamer toegezegd, een overzicht te geven van de voorgestelde invulling van de inspanningsverplichting. Deze treft u aan in deze toelichting en op meer detailniveau in de bijgevoegde tabel.

Speerpunten

Net zoals in de ontwerpbegroting 2012 is een paragraaf Speerpunten opgenomen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Begrotingsvoorstellen

Deze subparagraaf bevat de begrotingsvoorstellen van de Tweede Kamer.

Juridisch verplicht

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid is geen regel met «juridisch verplicht» opgenomen. Met juridisch verplicht wordt bedoeld inzichtelijk te maken voor welk deel van de begroting al juridisch afdwingbare verplichten zijn aangegaan. Bij de Tweede Kamer zijn de verschillende budgetten te beschouwen als apparaatskosten; de vrij beïnvloedbare ruimte daarvan is beperkt.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

Deze paragraaf schetst de ontwikkelingen ten aanzien van de bedrijfsvoering. Gezien de aanzienlijke overlap tussen de speerpunten 2013 en de accenten in de bedrijfsvoering, die vermeld zouden kunnen worden in de bedrijfsvoeringsparagraaf, is volstaan met een verwijzing naar paragraaf 4.

Voor de goede orde vermelden wij dat tussen de Eerste en Tweede Kamer en het kabinet afspraken zijn gemaakt over het financieel beheer (29 833, nr. 17 bijlage).

Afwijking door de regering van de door de beide Kamers opgestelde ramingen kan in beginsel niet aan de orde zijn, tenzij een evident zwaarwegende reden zich hiertegen verzet.

Voorafgaand aan het vastleggen van deze afspraken is het begrip «evident zwaarwegende reden» nader toegelicht door de minister van Financiën tijdens de behandeling van de wijziging van de Comptabiliteitswet in de Eerste Kamer (EK 29 833, nr. C):

«In het licht van het met de Tweede Kamer gevoerde plenaire debat over het onderhavige wetsvoorstel heeft het kabinet besloten om algemene efficiencytaakstellingen voortaan niet meer door te vertalen naar de begrotingen van de beide kamers. De aangehaalde, eerdere opmerking van de regering waaraan wordt gerefereerd, moet thans zo worden geïnterpreteerd dat zowel een toets op passendheid in het budgettaire beleid als een toets op doelmatigheid, waarbij ook naar de kostenonderbouwing wordt gekeken, slechts op zeer marginale wijze zullen plaatsvinden».

Uitgangspunt daarbij is dat de Eerste en Tweede Kamer in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het beheer en dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zich strikt beperkt tot de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet 2001.

Controle achteraf is daarbij een instrument om te beoordelen of de Colleges bij hun beheer binnen de grenzen blijven die de Comptabiliteitswet stelt. Daartoe worden de administraties van de Colleges jaarlijks gecontroleerd door de Rijksauditdienst en vindt periodiek overleg plaats met deze dienst

In zijn algemeenheid geldt dat paragrafen die niet van toepassing zijn geheel zijn weggelaten.

Financiële uitgangspunten

Het uitgangspunt voor de Raming 2013 is het meerjarencijfer voor dat jaar zoals opgenomen in hoofdstuk IIA van de rijksbegroting voor 2012 met betrekking tot de artikelen 2 «Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer», 3 «Wetgeving en controle Tweede Kamer» en 4 «Wetgeving en controle Eerste Kamer en Tweede Kamer» (32 123-IIA). Daarnaast is de Raming 2013 gecorrigeerd voor die bedragen die niet door het ministerie van BZK zijn overgenomen uit de Raming 2012 in de ontwerpbegroting voor Hoofdstuk IIA voor 2012. Tevens wordt de generieke taakstelling verlaagd met dat deel dat betrekking heeft op de niet-beïnvloedbare politieke artikelen (Schadeloosstelling, reis- en overige kosten van de leden en pensioenen en wachtgelden voor de oud-leden). Ten slotte wordt de resterende taakstelling gerealloceerd naar artikel 10 «nominaal en onvoorzien» totdat de Tweede Kamer de generieke taakstelling zelf heeft verwerkt op de ambtelijke en beïnvloedbare politieke artikelen.

Ook is rekening gehouden met de structurele doorwerking van de in het wijzigingsvoorstel naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2012 op te nemen mutaties. Aangezien de Raming bij de Kamer voorafgaat aan de afronding van de Rijksbegroting als geheel, zijn mogelijk uit het laatstgenoemde proces voortvloeiende generieke mutaties niet in deze staat verwerkt.

2. De artikelen

Artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer, alsmede leden van het Europees Parlement

1. Algemeen

Onder dit artikel worden rechtspositionele uitgaven aan leden en oud-leden van de Tweede Kamer, alsmede hun nagelaten betrekkingen, evenals de schadeloosstelling aan de Nederlandse leden van het Europees Parlement geraamd.

2. Activiteiten

2a. Zorg dragen voor uitbetalingen i.v.m. wettelijke regelingen

De Tweede Kamer draagt ingevolge de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer (Stb. 1997, 250), de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Stb. 1969, 594) en de Wet schadeloosstelling leden Europees Parlement (Stb. 1979, 379) zorg voor de uitgaven uit hoofde van:

  • schadeloosstelling leden Tweede Kamer (artikel 2.1);

  • reis- en overige kostenvergoedingen leden Tweede Kamer (artikel 2.1);

  • wachtgelden oud-leden Tweede Kamer (artikel 2.2);

  • pensioenen oud-leden en hun nabestaanden (artikel 2.2);

  • schadeloosstelling Nederlandse leden van het Europees Parlement (die niet door het Europees Parlement betaald worden) (artikel 2.3).

Aan deze activiteiten zijn de volgende kengetallen (aantallen gerechtigden) verbonden.

Aantallen deelgerechtigden

2008

2009

2010

2011

Pensioenen oud-leden

385

381

437

423

Wachtgelden oud-leden

82

57

90

72

Totaal

467

438

527

495

2b. Facilitering outplacement

Daarnaast is binnen dit artikel een budget ten behoeve van outplacement voor oud-leden van de Tweede Kamer opgenomen. Het doel van de outplacementfaciliteit is tweeledig:

  • 1. het bieden van een faciliteit voor oud-leden bij het zoeken naar een nieuwe functie;

  • 2. het verminderen van het beroep op de wachtgeldregeling.

De uitgaven in 2011 beliepen € 194 875 en hadden betrekking op 13 deelnemers.

In de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is in 2010 de sollicitatieplicht geïntroduceerd. Tevens is daarbij de ondersteuning en begeleiding met behulp van een outplacementbureau geregeld. De vrijwillige outplacementregeling voor oud-leden van de Tweede Kamer is komen te vervallen.

3. Budgettaire gevolgen van beleid

3a. Begrotingsvoorstellen

Vanaf de nieuwe zittingsperiode in het voorjaar van 2009 betaalt het Europarlement de schadeloosstelling voor de Europarlementariërs (en niet meer de Tweede Kamer). Twee herkozen Europarlementariërs hebben aangegeven nog wel via de Tweede Kamer hun schadeloosstelling te willen ontvangen. De vrijval van de schadeloosstelling van de Europarlementariërs (reallocatie van € 2 300 000 naar artikel 3.1 apparaat) zal worden aangewend voor ProDemos, het Huis voor Democratie en Rechtsstaat. Dit is voorzien in 2015. Tot het moment van overgang wordt de onderuitputting aangewend voor aanpassingen in het gebouw van de Tweede Kamer voor het ontvangen van bezoekers. In 2011 heeft deze overboeking incidenteel plaatsgevonden. Bij gelegenheid van de Voorjaarsnota 2012 zal deze reallocatie structureel worden verwerkt. In onderstaande tabel is deze reallocatie meegenomen.

De begroting voor pensioenen en wachtgelden is voor de jaren 2015 en 2016 in beide jaren verhoogd met € 1 000 000 in verband met een voorzien groter beroep op de pensioen- en wachtgeldregeling in verband met de Tweede Kamerverkiezingen in 2015.

Overzicht budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2: Uitgaven t.b.v. leden en oud-leden Tweede Kamer, alsmede leden van het Europees Parlement

           

Verplichtingen

           

Uitgaven

32 099

31 588

31 588

32 588

32 588

31 588

1. schadeloosstelling

21 743

21 743

21 743

21 743

21 743

21 743

2. pensioenen en wachtgelden

10 156

9 645

9 645

10 645

10 645

9 645

3. schadeloosstelling Europarlementariërs

200

200

200

200

200

200

Ontvangsten

86

86

86

86

86

86

4. Kengetallen

In onderstaand overzicht zijn als achtergrondinformatie de gerealiseerde uitgaven en gemiddelden van de artikelonderdelen 2.1, 2.2 en 2.3 opgenomen voor de jaren 2009–2011 en prognoses voor 2012 en 2013.

Gemiddelde uitgaven per lid (in € 1 000)

2009

2010

2011

2012

2013

2: Uitgaven t.b.v. leden en oud-leden Tweede Kamer, alsmede leden van het Europees Parlement.

         

1. schadeloosstelling

21 476

21 909

22 166

21 743

21 743

gemiddeld per lid TK

143

146

148

145

145

2. pensioenen en wachtgelden

8 622

10 956

10 071

10 156

9 645

– totaal 1 en 2

30 098

32 865

32 237

31 899

31 388

gemiddeld per lid TK

201

219

215

213

209

3. schadeloosstelling leden Europarlement

1 451*

Nvt

Nvt

Nvt

Nvt

Gemiddeld per lid EP

88

Nvt

Nvt

Nvt

Nvt

* Vanaf de nieuwe zittingsperiode in het voorjaar van 2009 wordt de schadeloosstelling op twee leden na betaald door het Europarlement (en niet meer door de Tweede Kamer).

Artikel 3: Wetgeving en controle Tweede Kamer

1. Algemene doelstelling

Taak van de Tweede Kamer

De Tweede Kamer heeft naast de taak van volksvertegenwoordiging twee hoofdtaken: het controleren van de regering en (mede)wetgeving. Deze taken vloeien voort uit de grondwetsartikelen 50 (vertegenwoordiging van het gehele Nederlandse volk), 65 tot en met 72 (werkwijze), 81 tot en met 87 (wetgeving), 105 (begrotingen), 137 en 138 (grondwetgeving) en enkele andere (grond)wetsartikelen.

De ambtelijke diensten

De ambtelijke organisatie zorgt ervoor dat de leden worden ondersteund bij de uitvoering van de kerntaken van de Tweede Kamer: controle en (mede-) wetgeving.

De primaire aandacht van de ambtelijke organisatie gaat uit naar de 150 leden van de Kamer. Daarnaast heeft de Kamer een aantal stakeholders met een relatie tot het parlementaire proces. Dit zijn in willekeurige volgorde:

  • Kamerbewoners in de brede zin des woords;

  • burgers/kiezers;

  • journalisten/lobbyisten;

  • ministeries;

  • adviesorganen en onderzoeksinstituten en

  • maatschappelijke organisaties

Om de missie te vervullen zijn drie kerntaken van de ambtelijke organisatie belangrijk:

  • 1. de zorg voor procedurele en inhoudelijke instrumenten ter ondersteuning van de leden en hun vergaderingen;

  • 2. de zorg voor facilitaire ondersteuning;

  • 3. de zorg voor het vastleggen, ontsluiten en zichtbaar maken van de werkzaamheden van de Kamer.

Een belangrijk uitgangspunt is daarbij dat de Kamer te allen tijde moet kunnen vergaderen. De ambtelijke organisatie heeft een operationeel plan om in voorkomende gevallen te kunnen uitwijken naar een externe vergaderlocatie.

2. Speerpunten 2013

Gegeven de algemene doelstelling, de ambtelijke organisatie zorgt ervoor dat de leden worden ondersteund bij de uitvoering van de kerntaken van de Tweede Kamer: controle en (mede-) wetgeving, worden jaarlijks accenten gelegd. De speerpunten voor 2013 worden in paragraaf 4 nader toegelicht.

3. Budgettaire gevolgen van beleid

3a. Begrotingsvoorstellen

De uitgangspositie voor dit artikel is het meerjarencijfer 2013, bezien vanuit de ontwerpbegroting 2012 aangevuld met (structurele) doorwerking van de mutaties naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2012. Daarnaast zijn de cijfers gecorrigeerd voor de niet door BZK meegenomen mutaties uit de Raming 2012 (consequenties verkiezingen in 2015) en het niet door de Kamer accepteren van een taakstelling op de niet-beïnvloedbare politieke artikelen.

Bij gelegenheid van de Voorjaarsnota 2012 wordt artikel 3.1 apparaat verhoogd met een aantal structurele mutaties (in € 1000):

– Reallocatie van artikel 2.3 schadeloosstelling leden Europees Parlement (zie budgettaire gevolgen van beleid bij art. 2)

2300

– Reallocatie naar artikel 3.2 onderzoeksbudget

1400

– Doorwerking loonbijstelling 2011

980

Daarnaast is sprake van incidentele mutaties in 2012 op artikel 3.1

– Eindejaarsmarge 2011

1265

– Parlementaire Enquête Financieel Stelsel

1085

Het artikelonderdeel fractiekosten is voor de jaren 2015 en 2016 in beide jaren verhoogd met € 2 000 000 in verband met de Tweede Kamerverkiezingen in mei 2015. De financiële consequenties werken door tot midden 2016.

3.b Tabel budgettaire gevolgen van beleid

3: Wetgeving en controle Tweede Kamer (in € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

99 703

92 707

92 691

94 683

94 680

92 680

Uitgaven

99 703

92 707

92 691

94 683

94 680

92 680

1. apparaat

69 748

62 752

62 736

62 728

62 725

62 725

2. onderzoeksbudget

2 515

2 515

2 515

2 515

2 515

2 515

3. drukwerk

3 103

3 103

3 103

3 103

3 103

3 103

4. fractiekosten

23 892

23 892

23 892

25 892

25 892

23 892

5. uitzending leden

445

445

445

445

445

445

Ontvangsten

2 766

2 766

2 766

2 766

2 766

2 766

4. Operationele doelstellingen

Als speerpunten voor het jaar 2013 kiest het Presidium voor de volgende onderwerpen:

  • 1. uitvoeren inspanningsverplichting voor de komende periode;

  • 2. uitvoering van de Toekomst- en onderzoeksagenda als onderdeel van de Parlementaire Zelfreflectie;

  • 3. versterken beheer en onderhoud;

  • 4. modernisering Audiovisuele faciliteiten;

  • 5. studie naar de inrichting van de plenaire zaal.

De keuze voor deze speerpunten vloeit voort vanuit keuzes die in eerdere jaren, ook in de Raming zijn gemaakt. Zo is een belangrijk uitgangspunt dat het wetgevende en controlerende proces onverkort doorgang moet vinden.

Ad 1) Uitvoeren inspanningsverplichting voor de komende periode

2013 is het eerste jaar waarin de effecten van de door de Tweede Kamer aanvaarde inspanningsverplichting worden gerealiseerd. Vanaf begin 2013 wordt stapsgewijs een reductie gerealiseerd. In 2013 3%, in 2014 4,5% en uiteindelijk 6% in 2015. Al in 2012 moet de Tweede Kamer een begin maken met de voorbereiding en de uitvoering van de gemaakte keuzes: wat kan wel doorgaan en waarmee kan gestopt worden? In de afgelopen jaren is al een behoedzaam financieel beleid gevoerd. Er zijn geen claims ingediend voor uitbreidingsinvesteringen. Investeringen, zoals extra fractieondersteuning vanuit de Parlementaire Zelfreflectie, zijn bekostigd uit de begroting van de Tweede Kamer door reallocatie van middelen.

Een meer uitgebreide tabel treft u aan in de bijlagen2. Bovengenoemde besparingen betreffen de ambtelijke artikelonderdelen. De fracties dragen allemaal bij met een procentueel gelijke inspanningsverplichting.

Ad 2). Uitvoering van de Toekomst- en onderzoeksagenda als onderdeel van de Parlementaire Zelfreflectie

In 2010 heeft de Kamer aangegeven dat de zelfreflectie een doorlopend proces is. De verbeterpunten uit de Parlementaire Zelfreflectie uit 2009 zijn, met andere woorden, permanente aandachtspunten die te groeperen zijn rond drie thema’s: het instrumentarium van de Kamer als medewetgever en controleur van het regeringsbeleid, de rol van de Kamer in het formatieproces en de ondersteuning en begeleiding van Kamerleden.

De Toekomst- en onderzoeksagenda is een van de concrete resultaten uit de Parlementaire Zelfreflectie. Het is een jaarlijks terugkerend product, met in het kielzog daarvan, de onderzoeksactiviteiten voor en door de Kamer. Het betreft een relatief nieuw instrument met in potentie sterke doorwerking. Dat maakt dat dit onderdeel van de Parlementaire Zelfreflectie een speerpunt vormt.

Bij de stukken voor de Raming 2013 zal in «de Staat van de Tweede Kamer» opnieuw een overzicht worden gegeven van de uitvoering van de Toekomst- en onderzoeksagenda en andere activiteiten door de Tweede Kamer.

Om de investeringen in onderzoeksactiviteiten beter zichtbaar te maken is een structurele reservering ad 1,4 mln. van het artikelonderdeel «apparaatuitgaven» gerealloceerd naar het artikelonderdeel «onderzoeksbudget».

Ad 3) Versterken beheer en onderhoud

De aandacht zal in 2013 en de jaren daarna komen te liggen op het onderhoud en beheer van bestaande voorzieningen. Om deze ontwikkeling adequaat te managen zal in de organisatie gewerkt worden aan het opstellen van onderhouds- en vervangingsplannen. Tevens zal de budgetstructuur zo worden ingericht dat deze recht doet aan bovengenoemde prioriteitsstelling. Tegelijkertijd wordt er gezocht naar mogelijkheden om daar waar mogelijk gebruik te maken van de innovatieve mogelijkheden die voortvloeien uit de modernisering van de Audiovisuele faciliteiten.

Een bijzondere vervangingsinvestering betreft tenminste één van de twee rekencentra oftewel de serverruimten. Inmiddels is duidelijk dat onze gebouwen geen plek kunnen bieden voor een moderne, veilige en stabiele serverruimte. Daarvoor wordt een fysieke oplossing gezocht buiten de gebouwen van de Tweede Kamer, bijvoorkeur indien mogelijk in samenwerking binnen de Rijksoverheid. Vanzelfsprekend blijft de Tweede Kamer wel de enige beheerder die toegang heeft tot de eigen systemen. In de loop van dit jaar wordt de omvang van de investering duidelijk.

Ad 4) Modernisering Audiovisuele faciliteiten.

Het programma Audiovisuele faciliteiten is er op gericht om de huidige, verouderde audiovisuele infrastructuur en daarmee samenhangende productie en distributie van beeld- en geluidsignalen te renoveren en te innoveren. Deze vervanging van de AV-infrastructuur biedt tevens de mogelijkheid, de transparantie te vergroten door het breed ter beschikking stellen van beeld en geluid vanuit de Kamer aan fracties, publiek en professionele afnemers.

De voorbereidingen voor de uitvoering van het audiovisuele programma zijn in 2010 begonnen nadat het Presidium dit programma had vastgesteld en de Kamer bij de behandeling van de Raming voor 2011 hiermee akkoord is gegaan. In 2011 is een begin gemaakt met de bouw van een nieuwe centrale audiovisuele ruimte. In het jaar 2012 worden de eerste projecten uitgevoerd en in gebruik genomen. Meer commissiezalen zullen met camera’s worden ontsloten en er wordt een aanvang genomen met de overgang naar de high definition televisiestandaard van de centrale regieruimte en de infrastructuur voor de plenaire zaal.

In 2013 is de audivisuele infrastructuur vervangen zodat de openbare vergaderingen ontsloten zijn.

Ad 5) Studie naar de inrichting van de plenaire zaal

Mede in het licht van speerpunt 5, modernisering Audiovisuele faciliteiten moet de vraag gesteld worden of de inrichting van de plenaire zaal na 20 jaar nog voldoet aan de eisen van deze tijd om transparant en doelgericht te zijn.

Is de Kamer ook letterlijk voldoende zichtbaar? Worden de krachtsverhoudingen en relaties van de Kamer met het Kabinet ook voor de kijker inzichtelijk genoeg naar voren gebracht? Zijn de inrichting van en de faciliteiten in de plenaire zaal toegerust op de steeds verder voortschrijdende digitalisering?

Het Presidium is voornemens, daartoe een onderzoek te laten instellen en voorstellen voor verbeteringen en aanpassingen aan de Kamer voor te leggen. Het ligt in de rede hierbij ook de commissie voor de Werkwijze te betrekken.

Overige aandachtspunten voor 2013

Naast de bovengenoemde speerpunten die specifiek zijn voor 2013, is er een aantal andere onderwerpen dat aandacht behoeft. Het gaat om de volgende zaken:

200 jaar Staten-Generaal

In 2015 bestaan de Staten-Generaal in de huidige vorm 200 jaar. Dat moet herdacht en gevierd worden. In 2012 en 2013 worden daarvoor voorbereidende activiteiten in gang gezet. Over de kosten hiervan en de dekking hiervoor worden nadere voorstellen gedaan.

2014 NATO Assemblee

In 2014 is Nederland gastheer voor de jaarvergadering van de NATO Assemblee. Assembleeleden uit alle NATO-lidstaten komen in Nederland samen voor overleg. De gastheer, in dit geval de Tweede Kamer, neemt een groot deel van de kosten voor zijn rekening. De Eerste Kamer draagt gelijkwaardig bij. De kosten voor deze activiteit kunnen niet gedragen worden door de reguliere begroting van de Tweede Kamer. Een additionele claim zal nodig zijn. De hoogte van deze eenmalige claim is nu nog niet in te schatten. Dit is overigens in 2011 al in het Presidium besproken toen daar is besloten de jaarvergadering te organiseren.

Diversiteitsbeleid

Mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt

In het strategisch werkplan 2011–2015 van de Tweede Kamer is opgenomen: «De aandacht voor plaatsing van mindervaliden, gehandicapten en Wajongers in de ambtelijke organisatie blijft onverminderd van kracht.» In 2011 is rijksbreed de structurele quotumregeling voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt ingevoerd. De Tweede Kamer volgt deze rijksbrede 1%-regeling. De regeling houdt in dat 1% van het aantal fte beschikbaar wordt gesteld voor werkervaringsplaatsen. Inmiddels is het Restaurantbedrijf een samenwerking begonnen met Steinmetz de Compaan, waarbij op structurele basis een aantal (ongeveer vijf) mensen met een beperking in het Restaurantbedrijf van de Tweede Kamer kunnen werken.

Charter Talent naar de Top

In mei 2009 is het Charter Talent naar de Top ondertekend. Naar aanleiding daarvan is een plan van aanpak opgesteld met doelstellingen voor 2011 en voor 2014. De doelstellingen voor 2011, te weten vijf vrouwelijke diensthoofden (25%) en 17 vrouwelijke leidinggevenden (35%), zijn behaald. Aan de doelstellingen voor 2014, zeven vrouwelijke diensthoofden (33%) en 20 vrouwelijke leidinggevenden (40%) wordt de komende twee jaar aandacht besteed.

Ontwikkeltraject leidinggevenden

In het strategisch werkplan 2011–2015 van de Tweede Kamer is opgenomen «eind 2014 zijn alle leidinggevenden succesvol getraind en hun managementvaardigheden zijn doorontwikkeld». In 2012 wordt begonnen met dit ontwikkeltraject. Het is een vervolg op het MD-traject voor MT en diensthoofden dat in 2010/2011 heeft plaatsgevonden. De doelen van het traject zijn het vergroten van het onderlinge vertrouwen, de dienstoverstijgende samenwerking, kennis over leiding geven en praktische vaardigheden. Het traject loopt tot eind 2013.

Integriteit

De uitvoering van het integriteitsbeleid vanaf 2011 heeft onder meer geleid tot een gedragscode integriteit, een gedragscode sociale media en een communicatiebrochure. In 2012 en 2013 ligt de nadruk op vergroting van de bewustwording bij de ambtelijke organisatie door middel van dilemmatrainingen en -workshops.

Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E)

Conform de Arbeidsomstandighedenwet wordt in 2012 binnen de ambtelijke organisatie de RI&E uitgevoerd, waarbij specifiek aandacht wordt besteed aan de werkdruk. Dit levert een plan van aanpak op met aanbevelingen voor een veilige en gezonde werkomgeving. Deze aanbevelingen worden vanaf eind 2012 en in 2013 uitgevoerd.

Concrete invulling inspanningsverplichting voor 2013

Bij de behandeling van de Raming voor 2012 is aan de Kamer toegezegd dat er inzicht gegeven zou worden in de totstandkoming van de invulling van de taakstelling en de gemaakte keuzes.

Drie ambtelijke werkgroepen hebben onder de paraplu van de stuurgroep Inspanningsverplichting voorstellen voorbereid. Deze zijn voorgelegd aan het Presidium. Er waren drie werkgroepen:

  • 1. werkgroep minder dienstverlening;

  • 2. een zogenoemde vaktechnische werkgroep;

  • 3. een werkgroep slimmer werken.

De taakopdrachten van deze drie werkgroepen luidden als volgt:

Ad 1. Inventariseer welke structurele dienstverlening gestopt kan worden zonder dat dit verregaande consequenties heeft voor de (primaire) werkprocessen binnen de Tweede Kamer.

Ad 2. Onderzoek of er nog lucht in de begroting zit. Zijn er bezuinigingen mogelijk op contracten met derden? Zijn er taken in eigen beheer te nemen in plaats van uit te besteden? Zijn er extra inkomsten te genereren? Doen zich autonome bezuinigingen voor?

Ad 3. Is het mogelijk om bij gelijkblijvende producten en diensten de processen zo in te richten dat deze producten en diensten geleverd kunnen worden met inzet van minder personeel en minder kosten?

De eerder door Presidium en Kamer genoemde randvoorwaarde dat de medewetgevings- en controlemogelijkheden niet mogen worden aangetast, is daarbij voor de drie werkgroepen steeds leidend geweest.

De werkgroepen hebben zich ook rekenschap gegeven van het onderzoek van Bureau Berenschot dat enkele jaren geleden vaststelde dat de efficiency van de werkorganisatie op zich op orde is, maar dat verbeteringen daarin steeds mogelijk blijven.

Voorts hebben de werkgroepen de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • 1. Er wordt geen nieuwe dienstverlening geformuleerd. Bestaande dienstverlening wordt niet geïntensiveerd.

  • 2. Het beveiligingsniveau moeten blijven voldoen aan de daarvoor gestelde normen.

  • 3. Het uitbesteden van taken is aanvaardbaar om bezuinigingen te realiseren.

  • 4. Bezuinigingen op de IT-infrastructuur mogen niet leiden tot instabiliteit en/of reductie van de beschikbaarheid van systemen en applicaties.

  • 5. Bezuinigingen op onderhoud mogen over een aantal jaren niet leiden tot extra investeringen die met tijdig onderhoud voorkomen hadden kunnen worden.

  • 6. De ingeboekte bezuinigingen moeten rechtmatig en transparant zijn en achteraf moeten de effecten kunnen worden aangetoond.

  • 7. De personele effecten moeten helder zijn. Gedwongen ontslagen worden zo veel mogelijk voorkomen. De eventuele kosten van re-integratie worden betrokken bij de afwegingen.

De Raming voor 2013 is gemaakt op basis van de nu voorliggende voorstellen, waarbij een zeer beperkte en langs natuurlijk weg in te vullen personeelsreductie is voorzien. De uitvoering van een aantal maatregelen zal ook tot besparingen in de personele sfeer leiden; overigens lang niet allemaal al in 2013.

De feitelijke invulling treft u aan in bijgevoegde tabel waarbij opgemerkt moet worden dat het Presidium zich nog beraadt over de concrete invulling na 2013. Overigens is de werkgroep die zoekt naar verdere efficiencywinsten, de werkgroep slimmer werken gevraagd, een diepere analyse op te stellen voor de periode na 2013.

Al deze wijzigingen en veranderingen vinden plaats binnen de bestaande werkorganisatie. Dat legt een groot beslag op mens en middelen. De cijfers zoals deze in «de Staat van de Tweede Kamer» zijn gepresenteerd, laten zien dat er in de Tweede Kamer hard gewerkt wordt. Er zijn in vergelijking met een aantal jaren geleden veel meer commissieactiviteiten. Ook is het aantal mondelinge en schriftelijke vragen gestegen, evenals het aantal bezoekers. Geconstateerd kan worden dat het werk in de ambtelijke organisatie is toegenomen. In de ondersteuning van het primaire proces lijken de grenzen van het haalbare en toelaatbare te zijn bereikt. Een van de aandachtspunten voor 2013 zal dan ook zijn extra aandacht voor de toegenomen drukte in de gehele organisatie, maar met name in de ondersteuning van het primaire proces.

5. Risico’s

In 2008 heeft de Tweede Kamer ingestemd met een oplopende personele en materiële taakstelling op haar begroting. Het structurele effect hiervan op de begroting vanaf 2012 bedraagt een verlaging met 1,5 mln. Door deze taakstelling en het vanaf 2010 structureel intern financieren van de Parlementaire Zelfreflectie ad 5,5 mln. is de flexibiliteit uit de begroting van de Tweede Kamer feitelijk verdwenen. In geval van onverwachte verkiezingen en/of grote parlementaire onderzoeken zal noodzakelijkerwijs een beroep moeten worden gedaan op exogene financiering.

6. Kengetallen

De kengetallen zijn vanaf de Raming 2012 in een meer uitgebreide vorm opgenomen in «de Staat van de Tweede Kamer» en worden niet langer in dit document toegelicht.

7. Bedrijfsvoeringsparagraaf

De accenten in de bedrijfsvoering van de Tweede Kamer voor 2013 zijn in paragraaf 4 reeds toegelicht.

Artikel 4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

1. Algemeen

Het onder dit artikel opgenomen budget ten behoeve van wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer betreft de kosten van interparlementaire activiteiten.

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Er is geen sprake van wijzigen van de huidige meerjarencijfers

2b. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Overzicht budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)

4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

1 548

1 547

1 547

1 547

1 547

1 547

Uitgaven

1 548

1 547

1 547

1 547

1 547

1 547

3. interparlementaire betrekkingen

1 548

1 547

1 547

1 547

1 547

1 547

Ontvangsten

23

23

23

23

23

23

De raming van artikelonderdeel 03. «interparlementaire betrekkingen» heeft betrekking op de volgende onderdelen:

  • uitzending leden naar internationale organisaties;

  • aandeel Nederland in de kosten van interparlementaire organen;

  • contacten tussen de parlementen van het koninkrijk;

  • ontvangst van buitenlandse parlementsleden en delegaties van internationale organisaties;

  • de bijdrage aan de Nederlandse groep van de Interparlementaire Unie (IPU).

3. Kengetallen

In onderstaand overzicht zijn in meerjarig perspectief (2007–2011) de uitgaven met betrekking tot dit artikel opgenomen. Voorts zijn, afgeleid hiervan, gemiddelden per Kamerzetel (van Eerste en Tweede Kamer) opgenomen. Met ingang van 2009 maken de apparaatskosten van de Griffie Interparlementaire Betrekkingen geen deel meer uit van het gezamenlijk artikel met de Eerste Kamer (artikel 4 «Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer»). Deze uitgaven maken thans onderdeel uit van artikel 3 «Wetgeving en controle Tweede Kamer».

Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer (in € 1 000)

2007

2008

2009

2010

2011

totaal apparaat

486

435

gemiddeld per zetel (225)

2

2

Interparlementaire betrekkingen

1 282

1 392

1 194

1 075

1 066

totaal artikel 4

1 768

1 827

1 194

1 075

1 066

gemiddeld per zetel (225)

8

8

5

5

5

3. Het verdiepingshoofdstuk

Artikel 2. Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer, alsmede leden van het Europees Parlement.

Opbouw (verpl.=) uitgaven (in € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer, alsmede leden van het Europese Parlement

           

Stand ontwerpbegroting 2012:

34 123

33 014

32 614

32 414

32 354

32 354

2.1: schadeloosstelling

21 504

20 904

20 504

20 304

20 244

20 244

2.2: pensioenen en wachtgelden

10 133

9 624

9 624

9 624

9 624

9 624

2.3: schadeloosstelling Europarlementariërs

2 486

2 486

2 486

2 486

2 486

2 486

Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:

           

Artikelonderdeel 2.1: schadeloosstelling

           

Reallocatie taakstelling van artikel 10

 

600

1 000

1 200

1 260

1 260

Loonbijstelling 2011

239

239

239

239

239

239

Artikelonderdeel 2.2: pensioenen en wachtgelden

           

Tweede Kamerverkiezingen 2015

     

1 000

1 000

 

Loonbijstelling 2011

23

21

21

21

21

21

Artikelonderdeel 2.3: schadeloosstelling Europarlementariërs

           

Reallocatie naar artikel 3.1

– 2 300

– 2 300

– 2 300

– 2 300

– 2 300

– 2 300

Loonbijstelling 2011

14

14

14

14

14

14

Stand ontwerpbegroting 2013:

32 099

31 588

31 588

32 588

32 588

31 588

2.1: schadeloosstelling

21 743

21 743

21 743

21 743

21 743

21 743

2.2: pensioenen en wachtgelden

10 156

9 645

9 645

10 645

10 645

9 645

2.3: schadeloosstelling Europarlementariërs

200

200

200

200

200

200

Opbouw ontvangsten (in € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer

           

Stand ontwerpbegroting 2011

86

86

86

86

86

86

Artikel 3. Wetgeving en controle Tweede Kamer

Opbouw (verpl.=) uitgaven (in € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

3: Wetgeving en controle Tweede Kamer

           

Stand ontwerpbegroting 2012:

93 995

87 327

85 927

85 227

84 450

84 450

3.1: apparaat

65 724

59 056

57 656

56 956

56 179

56 179

3.2: onderzoeksbudget

1 096

1 096

1 096

1 096

1 096

1 096

3.3: drukwerk

3 026

3 026

3 026

3 026

3 026

3 026

34: fractiekosten

23 715

23 715

23 715

23 715

23 715

23 715

3.5: uitzending leden

434

434

434

434

434

434

Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:

           

Artikelonderdeel 3.1: apparaat

           

Eindejaarsmarge 2011

1 265

         

Parlementaire enquête

1 085

         

Bijdrage Rijksarchief

           

Reallocatie taakstelling van artikel 10

 

2 100

3 500

4 200

4 477

4 477

Reallocatie van artikel 2.3

2 300

2 300

2 300

2 300

2 300

2 300

Desaldering ontvangsten

       

500

500

Desaldering naar artikelonderdeel 3.2

– 1 400

– 1 400

– 1 400

– 1 400

– 1 400

– 1 400

Loon- en prijsbijstelling 2011

           

3.1

774

696

680

672

669

669

3.2

19

19

19

19

19

19

3.3

77

77

77

77

77

77

3.4

177

177

177

177

177

177

3.5

11

11

11

11

11

11

Artikelonderdeel 3.2: onderzoeken

           

Reallocatie van artikelonderdeel 3.1

1 400

1 400

1 400

1 400

1 400

1 400

Artikelonderdeel 3.4: fractiekosten

           

Gevolgen verkiezingen 2015

     

2 000

2000

 

Stand ontwerpbegroting 2013:

99 703

92 707

92 691

94 683

94 680

92 680

3.1: apparaat

69 748

62 752

62 736

62 728

62 725

62 725

3.2: onderzoeksbudget

2 515

2 515

2 515

2 515

2 515

2 515

3.3: drukwerk

3 103

3 103

3 103

3 103

3 103

3 103

3.4: fractiekosten

23 892

23 892

23 892

25 892

25 892

23 892

3.5: uitzending leden

445

445

445

445

445

445

Opbouw ontvangsten (in € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

3: Wetgeving en controle Tweede Kamer

           

Stand ontwerpbegroting 2012

2 766

2 766

2 766

2 766

2 766

2 766

Artikel 4. Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

Opbouw (verpl.=) uitgaven (in € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

4: Wetgeving en controle Eerste Kamer en Tweede Kamer

4.3: interparlementaire betrekkingen

           

Stand ontwerpbegroting 2012

1 547

1 446

1 446

1 446

1 446

1 546

Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:

           

Gastheer NAA

   

PM

     

Reallocatie taakstelling van artikel 10

 

100

100

100

100

100

Loonbijstelling 2011

1

1

1

1

1

1

Stand ontwerpbegroting 2013

1 548

1 547

1 547

1 547

1 547

1 547

Opbouw ontvangsten (in € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

4: Wetgeving en controle Eerste Kamer en Tweede Kamer

           

Stand ontwerpbegroting 2012

23

23

23

23

23

23

Stand ontwerpbegroting 2013

23

23

23

23

23

23

Artikel 10. Nominaal en onvoorzien

Opbouw (verpl.=) uitgaven (in € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

4: Wetgeving en controle Eerste Kamer en Tweede Kamer

4.3: interparlementaire betrekkingen

           

Stand ontwerpbegroting 2012

0

0

0

0

0

0

Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk:

           

Reallocatie naar artikel 2

 

– 600

– 1 000

– 1 200

– 1 260

– 1 260

Reallocatie naar artikel 3

 

– 2 100

– 3 500

– 4 200

– 4 477

– 4 477

Reallocatie naar artikel 4

 

– 100

– 100

– 100

– 100

– 100

Door de Kamer aangemerkt als niet-beïnvloedbaar (artikel 2)

 

600

1 000

1 200

1 260

1 260

Stand ontwerpbegroting 2013*

0

– 2 200

– 3 600

– 4 300

– 4 577

– 4 577

* Bij gelegenheid van de Voorjaarsnota 2013 zal het saldo van de cijferreeks «Stand ontwerpbegroting 2013» worden aangevuld door de taakstelling op de ambtelijke en de politiek beïnvloedbare artikelen (artikel 3 en artikel 4).


X Noot
1

De bijlage rapportage inhuur externen 2011 en de bijlage Formatieoverzicht Tweede Kamer der Staten-Generaal (01-01-2012) zijn ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven