33 118 Omgevingsrecht

34 986 Aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet)

EL1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 17 oktober 2022

De leden van de vaste commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving2 en voor Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit3 hadden kennisgenomen van de brief van 26 augustus 20221 waarin de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de Kamer, conform enkele toezeggingen, informeerde over een vijftal onderwerpen ter voorbereiding op het plenaire debat over het ontwerpKB inzake de inwerkingtreding van de Omgevingswet. De leden van de fracties van GroenLinks, D66 en de PvdA wensten met het oog op de voorbereiding van de plenaire behandeling de regering een aantal vragen te stellen. De vragen van de leden van de fractie van GroenLinks werden mede gesteld door de leden van de fracties van de SP, de PvdD en 50PLUS. De vragen van de leden van de fractie van de PvdA werden mede gesteld door de leden van de fractie van 50PLUS. De leden van de fractie-Nanninga sloten zich bij de gestelde vragen aan.

Naar aanleiding hiervan is op 4 oktober 2022 een brief gestuurd aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

De Minister heeft op 14 oktober 2022 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van dit verslag, Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING EN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT / LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

Den Haag, 4 oktober 2022

De leden van de vaste commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving en voor Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben kennisgenomen van uw brief van 26 augustus 20224 waarin u de Kamer, conform enkele toezeggingen, informeert over een vijftal onderwerpen ter voorbereiding op het plenaire debat over het ontwerpKB inzake de inwerkingtreding van de Omgevingswet. De leden van de fracties van GroenLinks, D66 en de PvdA wensen met het oog op de voorbereiding van de plenaire behandeling de regering de volgende vragen te stellen. De vragen van de leden van de fractie van GroenLinks worden mede gesteld door de leden van de fracties van de SP, de PvdD en 50PLUS. De vragen van de leden van de fractie van de PvdA worden mede gesteld door de leden van de fractie van 50PLUS. De leden van de fractie-Nanninga sluiten zich graag bij de gestelde vragen aan.

1. Het functioneren van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO)

De leden van de fractie van GroenLinks wijzen erop dat de regering in haar brief constateert, evenals Deloitte in haar «Eindrapportage DSO LV Quickscan Go Live»5, dat er bij de Indringend Ketentesten in de eerste test minder partijen dan beoogd deelnamen. De regering verwoordt dit als volgt: «Het bleek in zorgvuldigheid en representativiteit op dit moment voldoende om met een kleine groep te testen».6 Echter, deze leden wijzen erop dat in de ketentestrapportage wordt gemeld dat het niet gelukt is meer overheden te betrekken vanwege gebrek aan mensenkracht en gereedheid van de lokale systemen. Dat lijkt toch een andere reden dan in de brief wordt vermeld, zo menen deze leden. Kan de regering hierop reflecteren?

De leden van de fractie van GroenLinks wijzen erop dat het Adviescollege ICT-toetsing in zijn advies «Advies Landelijke Voorziening Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO-LV)» van 14 februari 20227 adviseerde om vanaf 1 april 2022 «breed» te testen en het systeem uit te testen door indringend te testen. Deze leden constateren dat dit in de eerste fase niet is gebeurd. Dit lijkt geen keuze te zijn, maar een gevolg van de realiteit in het werkveld. De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering in hoeverre beperktere deelname bij de overige testen tot nu toe een rol heeft gespeeld. Daarbij vernemen deze leden graag welke conclusies ten aanzien van de invoeringsgereedheid van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) en het achterliggende uitvoeringsapparaat de regering hieruit trekt. Kan de regering in dit kader aandachtspunten formuleren?

De leden van de fractie van GroenLinks merken op dat het Adviescollege ICT-toetsing meermaals en dringend, laatstelijk in zijn advies van 14 februari 20228, adviseerde een kritieke-pad-planning op te stellen. De Kamer heeft hier nadien meerdere malen om verzocht en de regering heeft daarop aangeven dat de aangescherpte Hoofdroute 2022 als kritieke-pad-planning moest worden beschouwd.9 Naast de verschillende fracties in de Kamer, constateert Deloitte in haar rapport «Eindrapportage DSO LV Quickscan Go Live» nu ook dat de kritieke-pad-planning nog steeds ontbreekt, ook al is er de aangescherpte Hoofdroute 2022.10 Is de regering het met de leden van de fractie van GroenLinks eens dat ook hier de Kamer niet juist geïnformeerd is over de bruikbaarheid van de Hoofdroute 2022 als kritieke-pad-planning?

Kan de regering analyseren hoe het kan dat haar oordeel op dit punt zo afwijkt van het oordeel van zowel het Adviescollege ICT-toetsing, de leden van verschillende fracties van de Kamer en nu ook van Deloitte? Hoe wordt op dit moment geborgd dat er voldoende kennis en deskundigheid bij de programmaorganisatie aanwezig is opdat adviezen van het Adviescollege ICT-toetsing wel technisch adequaat worden opgevolgd?

Hetzelfde geldt voor de stand van zaken rond de Centrale Operationele Ketenregie. Het advies van het Adviescollege ICT-toetsing voor meer sturing op het operationeel beheer was ook niet nieuw11, maar blijkt dus ook tot ver in 2022 niet – als bedoeld door het Adviescollege ICT-Toetsing – opgevolgd. Hoe heeft de regering op dit moment geborgd dat de inschattingen en antwoorden over de juiste mate van regie van het Rijk bij de realisatie van het DSO voortaan wel aansluiten bij de werkelijkheid in het werkveld?

Recentelijk ontvingen de leden van de fractie van GroenLinks signalen dat in september 2022 bij het Kadaster zich problemen met de energievoorziening hebben voorgedaan en dat de back-up-systemen daarbij niet of niet goed hebben gewerkt. Als gevolg hiervan is de doorgifte van decentrale omgevingsplannen gestrand. Welke conclusies trekt de regering ten aanzien van de robuustheid en de stabiliteit van de systemen binnen het DSO-LV wanneer minder dan vier maanden voor de beoogde invoeringsdatum zowel de primaire als de back-up-systemen nog dit soort ernstige problemen geven? Kan de regering schetsen hoe de infrastructuur rondom het Kennis- en exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties (Koop) en het Kadaster er op dit moment uitzien? Wie is waar verantwoordelijk voor? Hoe is er nagedacht over «redundancy» daarin?

De leden van de fractie van D66 merken op dat in het rapport «Eindrapportage DSO LV Quickscan Go Live»12, van Deloitte erop wordt gewezen dat er geen kritieke-pad-planning is opgesteld. In de aangescherpte Hoofdroute 2022 zijn er wel kritische mijlpalen opgenomen. Daarbij is de optie opgenomen dat bij het niet halen van de betreffende mijlpaal er alternatieve maatregelen beschikbaar zijn. Kan de regering ingaan op de alternatieve maatregelen? Gaat het dan bijvoorbeeld over de tijdelijke alternatieve maatregel (TAM)? Hoe lang blijven de TAM’s beschikbaar voor de decentrale overheden?

De leden van de fractie van de PvdA merken op dat in voormelde rapportage van Deloitte is te lezen dat er geen kritieke-pad-planning is aangetroffen. Een belangrijk onderdeel van het advies van het Adviescollege ICT-toetsing is juist gebaseerd op het hanteren van een zogenaamde kritieke-pad-planning voor de keten als geheel. De leden van de fractie van de PvdA constateren dat er mogelijk verwarring bestaat over de interpretatie van de door het Adviescollege ICT-toetsing bedoelde kritieke-pad-planning. De regering stelt ervoor gekozen te hebben om de aanbeveling om een integrale kritieke-pad-planning op te stellen, in te vullen door het opstellen van de Hoofdroute 2022.13 Tijdens het mondeling overleg van 21 juni 2022 is vervolgens gesproken over het werken met een «kritisch tijdspad», maar geen kritieke-pad-planning omdat dit zou betekenen dat je, als je een kritieke datum niet haalt, automatisch voor uitstel zou moeten kiezen.14

  • 1. Kan de regering aangeven hoe zij tot deze interpretatie/definitie is gekomen? Deze leden verzoeken de regering hierbij gebruik te maken van het advies «Advies Landelijk Voorziening Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO-LV)» van 14 februari 2022 van het Adviescollege ICT-toetsing.15

De leden van de fractie van de PvdA lezen voormeld advies van de Adviescollege ICT-toetsing over «een zo integraal mogelijke kritieke-pad-planning» anders. Het Adviescollege ICT-toetsing doelt, naar het oordeel van deze leden, op de onderliggende noodzakelijke gegevens en inzichten over de diverse onderlinge en volgtijdelijke afhankelijkheden (tussen de activiteiten en de mijlpalen en tussen de verschillende betrokkenen) op basis waarvan een realistische integrale kritieke-pad-planning gemaakt kan worden en een nieuwe invoeringsdatum gekozen kan worden. Als voorbeeld wordt door het Adviescollege ICT-toetsing genoemd «het integreren van het kritieke pad voor de groep Bevoegd Gezagen die een TAM wil inzetten» en «een realistische marge voor ongeplande tegenvallers»16.

Gelet op het bovenstaande hebben deze leden de volgende vragen voor de regering:

  • 2. Kan de regering reflecteren op bovenstaande interpretatie van de term «kritieke-pad-planning»?

  • 3. Is zo’n onderliggende samenhangende analyse gemaakt alvorens er gekozen is voor de nieuwe invoeringsdatum voor de Omgevingswet van 1 januari 2023? Zo ja, is deze beschikbaar? Zo nee, waarom achtte de regering dit niet wenselijk?

2. Indringend Ketentesten

De leden van de fractie van D66 merken op dat in de rapportage «Rapportage Fase 1 Indringend Ketentesten Digitaal Stelsel Omgevingswet»17 wordt vermeld dat nog niet alle Omgevingswetinstrumenten in de planketen zijn getest. Ook zijn niet alle ketenstappen getest. Als redenen hiervoor wordt aangedragen dat nog niet voor alle instrumenten een functionaliteit beschikbaar is in de lokale software en dat bevoegde gezagen nog beperkt expertise en ervaring hebben opgebouwd. De leden van de fractie van D66 vinden het lastig om te overzien in hoeverre nu de functionaliteiten beschikbaar zijn en dus getest. Deze leden stellen de regering dan ook de volgende vragen om meer inzicht te verkrijgen:

  • 1. Gaat het om een proportioneel deel van instrumenten en functionaliteiten dat beschikbaar is en dus getest?

  • 2. Of is juist een proportioneel deel van instrumenten en functionaliteiten niet beschikbaar en dus niet getest?

De leden van de fractie van D66 constateren dat via de koepels van de bevoegd gezagen elders opgedane bevindingen als mogelijk belemmerend probleem kunnen worden aangedragen. Deze leden vinden dit een goede zaak. Kan de regering aangeven of deze belemmeringen echt in de haarvaten worden opgehaald? Hiermee bedoelen deze leden of de belemmeringen worden opgehaald bij (kleine) gemeenten of dat het inschattingen zijn van de koepels?

De leden van de fractie van de PvdA merken op dat het Adviescollege ICT-toetsing in voormeld advies van 14 februari 202218 adviseerde om het DSO gestructureerd en indringend te testen. Het doel daarvan is om zo meer zekerheid te verkrijgen over de werkbaarheid en beheersbaarheid van de DSO-keten als geheel. Het Adviescollege ICT-toetsing is zeer concreet in zijn aanbevelingen voor het testen met dekkende testscenario’s, constateren deze leden. Bijvoorbeeld over de niet-functionele aspecten op ketenniveau zoals prestatie-efficiëntie, betrouwbaarheid, foutbestendigheid en de herstelbaarheid als onderdeel van de betrouwbaarheid. De regering heeft aangegeven dit advies over te nemen middels het Integraal Ketentesten.

De leden van de fractie van de PvdA zijn benieuwd naar de uitgangspunten, opzet en doorlooptijd van het Integraal Ketentesten. Ook vernemen deze leden graag in hoeverre de aanbevelingen van het Adviescollege ICT-toetsing hierin zijn opgenomen. Daarnaast hebben deze leden de volgende vragen aan de regering te stellen.

  • 1. Op 13 april 2022 is het plan van aanpak voor het Integraal Ketentesten vastgesteld door het Opdrachtgevend beraad Beheer DSO-LV. Is de regering bereid om dit plan van aanpak met de Kamer te delen?

  • 2. In de rapportage «Eindrapportage DSO LV Quickscan Go Live»19 van Deloitte is te lezen dat er een teststrategie is gemaakt. Is de regering bereid om deze informatie te delen met de Kamer?

  • 3. Kan de regering aangeven welke aanbevelingen van het Adviescollege ICT-toetsing zijn verwerkt in de teststrategie en het plan van aanpak? Zijn er ook aanbevelingen niet overgenomen? Zo ja, welke en waarom zijn deze niet overgenomen?

  • 4. Bij brief van 3 juni 202220 heeft de regering aangegeven dat er sprake was van een fase 1 in het Integraal Ketentesten in de periode van 19 april 2022 tot 1 juli 2022 en van een fase 2 gedurende acht weken vanaf 1 juli 2022. Na afloop van deze twee testfasen zou dan, met een grondig getest DSO, volop geoefend kunnen worden met alle betrokken partijen. In voormelde rapportage van Deloitte lezen de leden van de PvdA-fractie ook over een fase 3 in het Integraal Ketentesten. Deze leden stellen de regering in dit kader de volgende vragen:

    • o Waarom is besloten tot een fase 3 bij het Integraal Ketentesten?

    • o Welke periode beslaat fase 3?

    • o Hoe verhoudt deze fase 3 zich tot het plan van aanpak en de teststrategie?

    • o En hoe verhoudt fase 3 van het Integraal Ketentesten zich tot de afspraken over de oefenfase van een half jaar?

De leden van de factie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de rapportage «Rapportage Fase 1 Indringend Ketentesten Digitaal Stelsel Omgevingswet».21 In deze rapportage is te lezen dat nog niet alles wat gepland was (in voldoende mate) getest is en dat het aantal deelnemers beperkter was dan gepland. Hierover hebben deze leden de volgende vragen aan de regering te stellen:

  • 1. Wat betekent dit voor de teststrategie en het plan van aanpak?

  • 2. In hoeverre is de oorspronkelijke testopzet, binnen de afgesproken termijn, nog haalbaar? Indien een en ander niet haalbaar is, is een aangepaste testopzet dan voorstelbaar? Zo ja, wat zijn hiervan de gevolgen?

Op enig moment moet, op basis van de resultaten van het Integraal Ketentesten, vastgesteld worden dat het DSO voldoende stabiel is voor de implementatie. Hierover hebben de leden van de fractie van de PvdA enkele vragen:

  • 3. Het adviescollege ICT-toetsing geeft als advies om «over de testresultaten te rapporteren in één totaalbeeld (inclusief de daaronder liggende details), in een onafhankelijke lijn naar het Opdrachtgevend Beraad»22.

    • o Is en wordt deze aanbeveling opgevolgd? Zo nee, waarom niet?

    • o Wat is de conclusie van het Opdrachtgevend Beraad naar aanleiding van de testresultaten? Is de regering bereid deze conclusie te delen?

  • 4. Wie neemt uiteindelijk het besluit of het DSO voldoende stabiel is voor de implementatie? Zijn de koepelpartners betrokken bij dit besluit?

  • 5. Op basis van welke informatie wordt dit besluit genomen? Is de regering bereid om de onderliggende ambtelijke adviesnota met de Kamer te delen?

3. De informatievoorziening aan de Kamer

De leden van de fractie van GroenLinks waarderen dat de regering ervoor heeft gekozen om openheid te betrachten over het feit dat bepaalde informatie de Kamer onvolledig of onjuist heeft bereikt. Deze leden erkennen dat dit in deze tijd geen eenvoudige positie is om in te nemen. Openheid is volgens deze leden echter wel een cruciale basishouding om de kwaliteit van het openbaar bestuur te kunnen verbeteren. De leden van de fractie van GroenLinks wensen de regering hiervoor te bedanken. Desalniettemin is de regering ervan op de hoogte dat de leden van de fractie van GroenLinks zich al langer zorgen maken over de mate waarin kan worden vertrouwd op de aan de Kamer verstrekte informatie. Gelet hierop wensen deze leden de regering de volgende vervolgvragen te stellen:

  • 1. In antwoord op de door het lid Moonen (D66) op 9 augustus 2022 overeenkomstig artikel 140 van het Reglement van Orde Eerste Kamer aan de regering gestelde schriftelijke vragen gaf de regering aan dat op 1 april jongstleden niet kon worden aangevangen met het Indringend Ketentesten omdat er nog wijzigingen aan het DSO-LV werden gedaan. De regering schrijft dat «De verwarring in de communicatie is ontstaan doordat (...) er nog wel wijzigingen zijn doorgevoerd in DSO-LV op basis van het testen en oefenen.»23 Wijzigingen die in april nog opgeleverd moesten worden, kwamen voort uit het Bestuurlijk Overleg Wonen en Ruimtelijke Ordening. De achtergrond van de oorspronkelijke vraag was echter niet uit welk bestuurlijk traject wijzigingen voort konden komen. De vraag achter de vraag was of de oorspronkelijke planning behaald werd, namelijk drie maanden testen tussen 1 april 2022 en 1 juli 2022, zodat er voldoende tijd was voor de testen en daarna voldoende tijd overbleef voor minimaal zes maanden oefenen bij de decentrale overheden.

    • a. Is het feitelijk juist wanneer de leden van de fractie van GroenLinks stellen dat de Intensieve Ketentestperiode niet in de periode van 1 april 2022 tot 1 juli 2022 heeft plaats kunnen vinden, maar later is begonnen en doorliep tot na 1 juli 2022?

    • b. Is het feitelijk juist dat decentrale overheden in de periode van 1 april 2022 tot 1 september 2022 met enige regelmaat niet hebben kunnen testen en/of oefenen omdat er nog wijzigingen aan het DSO-LV werden gedaan, ongeacht de oorzaak?

    • c. Op welke wijze reflecteert de regering zelf op de functionaliteit van de «stabiliteitsperiode» zoals het Adviescollege ICT-toetsing dat heeft voorgesteld?24 Dat had immers tot doel dat er geen of minimale – de regering noemde in haar bestuurlijke reactie op voormeld advies25 één of twee – wijzigingen in het DSO-LV kwamen zodat decentrale overheden daar geen last van zouden hebben tijdens de oefenperiode. Deze oefenperiode is met de beschikbare zes maanden immers al fors ingekort ten opzichte van de perioden die eerder noodzakelijk werden geacht voor een goede voorbereiding op de uitvoering (oorspronkelijk twaalf en later negen maanden). Hoeveel wijzigingen hebben er in de periode van 1 april 2022 tot 1 juli 2022 en in de periode van 1 juli 2022 tot 1 oktober 2022 plaatsgevonden aan het DSO-LV? Is de regering van mening dat de gerealiseerde invulling van de stabiliseringsperiode voldoende stevig – lees beperkt – is geweest?

    • d. Zo ja, hoe verklaart de regering dan de resultaten uit het rapport «Invoering Omgevingswet: is iedereen er klaar voor?» van I&O Research26, een onderzoek uitgevoerd op verzoek van Binnenlands Bestuur, onder mensen die zich bezig houden met de uit- en invoering van de Omgevingswet?

    • e. Vraag 11 van de door de leden de leden Kluit (GroenLinks), Fiers (PvdA), Janssen (SP), Nicolaï (PvdD), Van Dijk (SGP) en Raven (OSF) op 9 augustus 2022 overeenkomstig artikel 140 van het Reglement van Orde Eerste Kamer27 aan de regering gestelde schriftelijke vragen is door de regering nog niet (afdoende) beantwoord.

4. Het rapport «Invoering Omgevingswet: is iedereen er klaar voor?» van I&O Research,

De leden van de fractie van GroenLinks wijzen op voormeld – door Binnenlands Bestuur op 27 september jongstleden gepresenteerde – rapport van I&O Research «Invoering Omgevingswet: is iedereen er klaar voor?».28 In dit rapport worden de bevindingen gepresenteerd uit een onderzoek onder gemeenteambtenaren die werken aan de invoering van de Omgevingswet. In dit rapport komt naar voren dat 69 procent van de gemeenteambtenaren tegen invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2023 is. Redenen die daarvoor door de gemeenteambtenaren worden aangegeven zijn onder andere de dreigende vertraging van urgente planvorming en een slecht werkend DSO. Daarnaast meldt 39 procent van de ondervraagde gemeenteambtenaren: «We hebben een aantal serieuze problemen die onze dienstverlening aan indieners belemmeren». Naar aanleiding hiervan stellen deze leden de regering graag de volgende vragen:

  • a. Welke conclusies trekt de regering uit het onderzoek?

  • b. In het geval deze resultaten zouden afwijken van de resultaten van de enquête die de regering zelf heeft laten uitvoeren; op welke wijze zal de regering deze resultaten betrekken bij de afweging betreffende het besluit over de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet?

  • c. Welke conclusie trekt de regering uit het hoge percentage gemeenteambtenaren dat tegen de invoeringsdatum van de Omgevingswet van 1 januari 2023 is? En welke conclusies trekt de regering uit het hoge percentage gemeenteambtenaren dat serieuze problemen bij de invoering of zelfs chaos voorziet?

  • d. Welke garanties kan de regering geven dat die problemen voor de invoeringsdatum van de Omgevingswet van 1 januari 2023 zijn opgelost?

  • e. Voor gemeenten die nog niet klaar zijn op het moment van de inwerkingtreding van de Omgevingswet zou de inzet van de Tijdelijke Alternatieve Maatregel opstellen van Omgevingsdocumenten op basis van de IMRO2012 standaard (TAM-IMRO) soelaas bieden. In de bijsluiter TAM-IMRO omgevingsplan van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) van 15 september 202229 wordt erkend dat de kwaliteit van de dienstverlening bij het gebruik van die alternatieve maatregelen «vermindert». Daarbij wijst de VNG erop dat «TAM-IMRO besluiten als het ware een extra laag in het DSO vormen. Dit gaat ten koste van de begrijpelijkheid van de regels in het DSO. Dit raakt zowel particuliere en professionele initiatiefnemers als de gemeentelijke organisatie, waaronder de vergunningverlening», aldus de VNG. Erkent de regering dat dit niet een tijdelijk probleem betreft, maar dat het aan het gebruik van de tijdelijke maatregelen als zodanig is verbonden? In hoeveel gemeenten zullen die problemen zich gaan voordoen?

  • f. Als de dienstverlening vastloopt – een kwart van de respondenten in het bedoelde onderzoek verwacht een «chaos» –, welke maatregelen zullen er dan moeten worden genomen?

Bij een door de VNG georganiseerde netwerkbijeenkomst op 8 september 2022 waarbij de gemeenteambtenaren uit Leiden en Eindhoven hun ervaring met het gebruik van de tijdelijke alternatieve maatregelen deelden, gaven de gemeenteambtenaren van Eindhoven aan dat de raadpleegbaarheid van de regels zowel voor de burgers als voor de ambtenaren een probleem oplevert. Zij spraken van een «puzzel om te bepalen welke regels er gelden».

  • g. Acht de regering het verantwoord om alternatieve maatregelen beschikbaar te stellen waarvoor geldt dat zelfs de gemeenteambtenaren problemen hebben om te achterhalen welke regels voor de burger van toepassing zullen zijn?

  • h. Uit voormelde bijsluiter van de VNG blijkt dat de zogeheten bruidsschat niet geïntegreerd kan worden bij het maken van een (pseudo-)omgevingsplan met TAM-IMRO. Ook blijkt dat als de inzet van TAM-IMRO leidt tot nieuwe voorschriften voor een locatie, de oude voorschriften niet automatisch vervallen. De gemeenteambtenaren van Eindhoven waarschuwden voorts dat het met TAM-IMRO niet mogelijk is om te annoteren volgens de nieuwe standaarden, waardoor het niet mogelijk is om toepasbare regels te maken. Door de VNG worden allerlei adviezen gegeven om met juridisch ingewikkelde constructies dat soort problemen op te lossen. Is de regering het met deze leden eens dat de kans bestaat dat een gemeente daarbij een steek laat vallen en dat bij het gebruik van de alternatieve maatregelen rechtsonzekerheid dreigt?

  • i. De VNG erkent in de op 6 september 2022 gepubliceerde «Eerste resultaten proef TAM-IMRO beschikbaar»30 dat «de inhoud van het TAM-IMRO plan op een later moment opnieuw moet worden vastgesteld als onderdeel van het STOP/TP omgevingsplan»

    Tegen die nieuwe vaststelling staat opnieuw beroep open.

    Heeft de regering zich dit gerealiseerd? Acht de regering dit in overeenstemming met de eisen van rechtszekerheid? Dit gelet op het feit dat het vaststellen als onderdeel van het STOP/TP op een later moment geschiedt, waarbij de feiten en belangen die op dat moment spelen, in de besluitvorming moeten worden betrokken en mogelijk tot een andere afwegingsresultaat dienen te leiden.

  • j. In voormelde VNG-bijsluiter erkent de VNG verder dat de inzet van TAM-IMRO gemeenten met personele problemen zal opzadelen. «Een belangrijk punt is, onder meer, dat medewerkers moeten worden opgeleid voor en tijd moeten besteden aan het werken met TAM-IMRO. Dit komt naast het leren werken met STOP/TP en het «openhouden van de winkel» en vormt zo een extra belasting voor de organisatie», aldus de VNG.

    • 1. Blijkens het onderzoek van I&O Research geeft bijna de helft van de ondervraagde gemeenteambtenaren aan dat zij «onvoldoende personeel (hebben) om de implementatie rond te krijgen». In het artikel in Binnenlands Bestuur wordt het personeelsgebrek als een onneembare hobbel aangemerkt: «Ja, we hebben extra geld gekregen voor externe inhuur van personeel, maar mensen met kennis van zaken zijn niet te vinden», aldus een ambtenaar van de gemeente Borsele.

    • 2. Als ook de VNG spreekt over een zware en extra belasting voor de organisatie en het evident is dat met de huidige krapte op de arbeidsmarkt voldoende deskundig personeel niet te vinden is, acht de regering het dan verantwoord om tot invoering van de Omgevingswet over te gaan terwijl bijna de helft van de ondervraagde gemeenteambtenaren klagen dat er niet voldoende personeel is om een verantwoordde uitvoering te kunnen realiseren?

  • k. Uit het onderzoek van I&O Research blijkt verder dat in de praktijk voor inwoners en bedrijven de raadpleegbaarheid van de geldende regels op 1 januari 2023 met het op dit moment functionerende DSO niet voldoende is. Enkele citaten: «De vindbaarheid van activiteiten in de aanvraagmodule is slecht. Regels op de kaart is qua performanceveel minder dan het huidige ruimtelijke plannen» en «Regels op de kaart is niet praktisch en verre van overzichtelijk. Voor inwoners en bedrijven (en zelfs voor gemeentelijke medewerkers) is de juiste informatie heel moeilijk te vinden».

    Is de regering het met de leden van de fractie van GroenLinks eens dat deze problemen inherent zijn aan het volgen van een ander systeem, namelijk geen omschrijving van bestemmingen maar van activiteiten? Als de burger of ondernemer een activiteit omschrijft die hij zelf voor ogen heeft, maar die omschrijving wijkt af van die welke in het DSO is gehanteerd, dan verschijnen immers niet de geldende regels voor de betreffende activiteit.

  • l. Hadden de resultaten uit voormeld door I&O Research onderzoek voorkomen kunnen worden door eerder een uitvoeringstoets bij uitvoeringsorganisaties, zoals gemeenten, uit te voeren, zoals naar aanleiding van een vraag van het lid Kluit (GroenLinks) aan de Kamer is toegezegd?31

  • m. Hoe beoordeelt de regering de geuite zorgen in verhouding tot de invoering van een stelselherziening, met name tegen de achtergrond van een land waarin een groot deel van de bevolking de overheid al tekort vindt schieten in de basistaken?

  • n. De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering of dit nu het moment is om een grote stelselherziening in te voeren, waarvan op voorhand duidelijk is dat het in grote delen van Nederland tot een verslechtering in de dienstverlening zal leiden, tot meer rechtszaken en tot democratische tekorten bij de realisatie van grote transities. Dit laatste omdat het grootste deel van de gemeenten nog geen beleid heeft gemaakt om de bevoegdheden om af te wijken van omgevingsplannen bij de gemeenteraad te beleggen.

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van de resultaten van het genoemde rapport van I&O Research «Invoering Omgevingswet: is iedereen er klaar voor?»32. Op dit moment zijn de uitkomsten van de enquête van de regering naar de ervaringen bij de bevoegd gezagen met de voorbereidingen op de invoering van de Omgevingswet er nog niet, maar niet uit te sluiten is dat de uitkomsten hiervan verschillen van de eerstgenoemde resultaten. Indien de resultaten substantieel verschillen, verzoeken de leden van de fractie van de PvdA de regering om serieus te reflecteren op deze verschillen. Wat zegt dit over de opzet van de beide enquêtes? Hoe verklaart de regering de verschillen in uitkomsten? Hoe weegt de regering de beide uitkomsten separaat en in onderlinge samenhang? Wat betekent dit verschil voor het antwoord van de regering op de vraag of de uitvoeringspraktijk klaar is voor invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2023?

5. De enquête onder de bevoegde gezagen

De leden van de fractie van D66 zien de vormgeving van de enquête naar de ervaringen bij de bevoegd gezagen met de voorbereidingen op de invoering van de Omgevingswet, zoals toegezegd33, graag tegemoet. Deze leden wensen de regering verder een compliment te maken dat een extern bureau, TwynstraGudde, zorgt voor de validatie van de onderzoeksopzet en van de vragen en voor een beoordeling van de representativiteit van het onderzoek.

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van de door de regering uitgezette «enquête uitvoeringspraktijk». Deze leden ontvangen graag de toegezegde informatie over de vormgeving van de enquête.34 De regering geeft in haar brief van 26 augustus 202235 het volgende aan: «Zoals toegezegd, ontvangt u de opzet van de enquête»36. Tot op heden hebben deze leden bedoelde opzet nog niet ontvangen. Kan de regering aangeven op welke termijn de Kamer de enquête-opzet alsnog ontvangt? Vooruitlopend op de ontvangst van de enquête-opzet hebben de leden van de fractie van de PvdA de navolgende vragen.

  • 1. De belangrijkste vraag die deze leden bij de opzet van de enquête hebben, is de vraag naar het doel van de enquête. Tijdens het plenaire debat van 28 juni 2022, naar aanleiding van het mondeling overleg van 21 juni 2022 over de Omgevingswet, is de doelstelling van de enquête aan bod gekomen.37 Hierbij hebben de leden van de fractie van de PvdA aangegeven graag een goed en betrouwbaar beeld te krijgen van die uitvoeringspraktijk.38 Kan de regering aangeven wat het precieze doel van de uitgezette enquête is?

  • 2. Vervolgens is de vertaling van het onderzoeksdoel naar de concrete vragen van belang. Kan de regering aangeven in hoeverre het doel van de enquête wordt behaald met de uitgezette enquête? Aangezien TwynstraGudde zorgt voor de validatie van de onderzoeksopzet, verzoeken deze leden de regering om ook de onderliggende validatie door TwynstraGudde aan de Kamer te doen toekomen.

  • 3. Kan de regering aangeven waarom de enquête gebaseerd is op de aanwezigheid van de minimale (technische en procesmatige) maatregelen? Is door de regering overwogen om een bredere scope te kiezen? Zo ja, waarom is hier niet voor gekozen? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt dit zich tot het doel van de enquête?

  • 4. Om een goed en betrouwbaar beeld te krijgen van de uitvoeringspraktijk is het, naar het oordeel van de leden van de fractie van de PvdA, belangrijk om ook te vragen naar de (verwachte of bewezen) werking van de maatregelen. Relevant zijn hierbij de volgende vragen. Hebben gemeenten de werking al met gebruikers (inwoners/bedrijven) geoefend? Hoe waren de resultaten? Deze leden merken op dat dit type vragen niet zijn gesteld. Kan de regering aangeven waarom deze vragen niet gesteld zijn? Hoe verhoudt dit zich tot het doel van de enquête?

  • 5. Een groot zorgpunt is het gebrek aan personeel bij gemeenten. Hier worden in de enquête geen vragen over gesteld, terwijl dit mogelijk een forse impact heeft op de vraag of gemeenten er klaar voor zijn. Kan de regering aangeven waarom deze vragen niet zijn gesteld? Hoe verhoudt dit zich tot het doel van de enquête?

De leden van de fractie van de PvdA merken op dat ook de doelgroep van de enquête relevant is. Deze leden begrijpen dat de enquête is toegestuurd naar de verantwoordelijke ambtenaar bij de bevoegd gezagen (slechts één enquête per organisatie) met het verzoek om de enquête in te vullen na ambtelijke en bestuurlijke consultatie.

  • 6. Kan de regering aangegeven waarom voor deze werkwijze gekozen is? Waarom is er niet voor gekozen om alle betrokken uitvoerders de enquête te laten invullen? Wat is het effect van deze keuze op de representativiteit van deze enquête?

  • 7. Waarom is door de regering gekozen voor bestuurlijke afstemming? Hoe verhoudt deze keuze zich tot de doelstelling van de enquête?

De leden van de fractie van de PvdA lezen in de brief van 26 augustus 2022 dat TwynstraGudde zorgt voor een concept- en een eindrapport.39

  • 8. Is de regering bereid om beide rapporten aan de Kamer te doen toekomen?

De leden van de factie van de PvdA hebben van veel medewerkers bij de bevoegd gezagen gehoord dat zij opmerkingen die zij relevant achten niet goed kwijt kunnen in de enquête en dat zij daarom hun meer kwalitatieve bevindingen bij vraag 46 van de enquête invullen. In het licht hiervan verzoeken deze leden de regering de ruwe data hiervan aan de Kamer te doen toekomen.

De leden van de vaste commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving en Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag, met oog op het voor 1 november 2022 geplande plenaire debat, uiterlijk vrijdag 14 oktober a.s.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, H.J. Meijer

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, L.P. van der Linden.

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 oktober 2022

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen van de leden van de vaste commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving en voor Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de inwerkingtreding van de Omgevingswet (170790.28U).

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge

1. Het functioneren van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO)

(1) De leden van de fractie van GroenLinks wijzen erop dat de regering in haar brief constateert, evenals Deloitte in haar «Eindrapportage DSO LV QuickScan Go Live»40, dat er bij de Indringend Ketentesten in de eerste test minder partijen dan beoogd deelnamen. De regering verwoordt dit als volgt: «Het bleek in zorgvuldigheid en representativiteit op dit moment voldoende om met een kleine groep te testen».41 Echter, deze leden wijzen erop dat in de ketentestrapportage wordt gemeld dat het niet gelukt is meer overheden te betrekken vanwege «gebrek aan mensenkracht en gereedheid van de lokale systemen». Dat lijkt toch een andere reden dan in de brief wordt vermeld, zo menen deze leden. Kan de regering hierop reflecteren?

In april 2022 is het advies van het Adviescollege ICT-toetsing van februari 2022 opgevolgd door het project «Indringend Ketentesten» te starten. Deze aparte testorganisatie bestaat uit een kernteam en een projectgroep met vertegenwoordigers van de betrokken organisatieonderdelen. Zij activeren en ondersteunen de ketentesters die vanuit de bevoegde gezagen deelnemen aan de IKT testweken. De opdracht van de testorganisatie is om de werking van de end-to-end keten (DSO-LV en lokale software) onder controle te brengen door de keten representatief te laten gebruiken, en de daarbij optredende problemen te analyseren en te laten oplossen. De deelnemers vanuit bevoegde gezagen bepalen wat het belangrijkste is om te testen, in testtermen: wat de grootste productrisico’s zijn.

De constatering door de leden van de fractie van GroenLinks (en Deloitte) dat er in fase 1 met minder deelnemers is getest dan oorspronkelijk voorzien is juist. Dat had een aantal verschillenden redenen waaronder de beschikbare capaciteit bij bevoegd gezagen. Ondanks het kleinere deelnemersveld, hebben deelnemers van alle typen bevoegde gezagen IKT testen uitgevoerd tijdens fase 1 zoals beschreven in de rapportage Fase 1 Indringend Ketentesten DSO, aan uw Kamer aangeboden op 26 augustus jl.42 Ook zijn in IKT fase 1 verschillende testscenario’s uitgevoerd, zoals het testen van de meest voorkomende Omgevingswet-instrumenten (zie pag. 7 rapportage IKT fase 1) en het testen van de functionaliteit met betrekking tot de toepasbare regels, de vergunningsketen en samenwerken aan behandelen (zie pag. 9/10 rapportage IKT fase 1). In de voortgangsbrief Omgevingswet die op 14 oktober aan uw Kamer is gezonden, ga ik nader in op IKT fase 2 en bied ik u het rapport over deze testfase aan.

(2) De leden van de fractie van GroenLinks wijzen erop dat het Adviescollege ICT-toetsing in zijn advies «Advies Landelijke Voorziening Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO-LV)» van 14 februari 2022.43 Adviseerde om vanaf 1 april 2022 «breed» te testen en het systeem uit te testen door indringend te testen. Deze leden constateren dat dit in de eerste fase niet is gebeurd. Dit lijkt geen keuze te zijn, maar een gevolg van de realiteit in het werkveld. De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering in hoeverre beperktere deelname bij de overige testen tot nu toe een rol heeft gespeeld. Daarbij vernemen deze leden graag welke conclusies ten aanzien van de invoeringsgereedheid van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) en het achterliggende uitvoeringsapparaat de regering hieruit trekt. Kan de regering in dit kader aandachtspunten formuleren?

Het beperktere aantal deelnemers in IKT fase 1 heeft geen rol gespeeld bij de IKT testen van fase 2 en verder. Ik constateer dat het indringend testen per testronde verder is versterkt met meer deelnemers sinds die periode. Ik stel daarbij vast dat er stapsgewijs steeds diepgaander wordt getest in de DSO keten. Diepgaander testen wil zeggen: met meer (combinaties van) bevoegde gezagen, met ingewikkelde(re) casuïstiek en met meer variaties in de geteste plannen en regels. Ik meld ook dat weliswaar uitvoering is gegeven aan het advies van AcICT van februari 2022, maar dat in de IKT-toetsingsperiode van AcICT (t/m 21 september) de gewenste diepgang en dekkendheid van deze testen nog niet op het volledige niveau waren. De door u gevraagde aandachtspunten heb ik opgenomen in de voortgangsbrief van 14 oktober 2022 en de daarbij behorende bijlagen, in het bijzonder de beleidsreactie op het advies van AcICT en IKT 2 en de voornemens rondom IKT 3.

(3) De leden van de fractie van GroenLinks merken op dat het Adviescollege ICT-toetsing meermaals en dringend, laatstelijk in zijn advies van 14 februari 2022 44, adviseerde een kritieke-pad-planning op te stellen. De Kamer heeft hier nadien meerdere malen om verzocht en de regering heeft daarop aangeven dat de aangescherpte Hoofdroute 2022 als kritieke-pad-planning moest worden beschouwd.45 Naast de verschillende fracties in de Kamer, constateert Deloitte in haar rapport «Eindrapportage DSO LV QuickScan Go Live» nu ook dat de kritieke-pad-planning nog steeds ontbreekt, ook al is er de aangescherpte Hoofdroute 2022.46 Is de regering het met de leden van de fractie van GroenLinks eens dat ook hier de Kamer niet juist geïnformeerd is over de bruikbaarheid van de Hoofdroute 2022 als kritieke-pad-planning?

Zoals ik uw Kamer eerder47 heb geïnformeerd is ter invulling van de aanbeveling van AcICT een aangescherpte Hoofdroute 2022 opgesteld. De aangescherpte Hoofdroute 2022 biedt de mijlpalen en afhankelijkheden op ketenniveau en is daarmee een voldoende hulpmiddel voor individuele kritieke pad planningen van bevoegde gezagen en leveranciers waarop wij vervolgens weer zicht houden. Bijvoorbeeld: de start- en einddata van het indringend ketentesten, de stabiliseringsperiode van het DSO en de werkzaamheden inzake de tijdelijk alternatieve maatregelen. Van niet juist informeren is geen sprake.

(4) Kan de regering analyseren hoe het kan dat haar oordeel op dit punt zo afwijkt van het oordeel van zowel het Adviescollege ICT-toetsing, de leden van verschillende fracties van de Kamer en nu ook van Deloitte? Hoe wordt op dit moment geborgd dat er voldoende kennis en deskundigheid bij de programmaorganisatie aanwezig is opdat adviezen van het Adviescollege ICT-toetsing wel technisch adequaat worden opgevolgd?

Ik heb samen met de bestuurlijke partners invulling gegeven aan het advies van AcICT door de keuze voor de aangescherpte Hoofdroute 2022. Deloitte merkt in haar rapport op dat dit gebeurt door een «bijgewerkte routekaart» 2022. De aangescherpte Hoofdroute 22 biedt de essentiële mijlpalen en afhankelijkheden op ketenniveau en is daarmee een hulpmiddel voor individuele kritieke pad planningen van bevoegde gezagen en leveranciers. Bijvoorbeeld: de start- en einddata van het indringend ketentesten, de stabiliseringsperiode van het DSO en de werkzaamheden inzake de TAM. Bij de aangescherpte Hoofdroute is het zo dat er kritische mijlpalen zijn, met de optie van alternatieve maatregelen bij het niet halen van de betreffende mijlpaal. Op deze manier kan er bij het niet halen van een mijlpaal mitigatie plaatsvinden door deze alternatieve maatregel, dit vindt nu in de praktijk ook plaats. Ik heb uw Kamer meegenomen in mijn overwegingen om te kiezen voor de aangescherpte Hoofdroute 22. Zie ook de beantwoording van vraag 3 van de leden van de GroenLinks-fractie.

(5) Hetzelfde geldt voor de stand van zaken rond de Centrale Operationele Ketenregie. Het advies van het Adviescollege ICT-toetsing voor meer sturing op het operationeel beheer was ook niet nieuw 48, maar blijkt dus ook tot ver in 2022 niet als bedoeld door het Adviescollege ICT-Toetsing opgevolgd. Hoe heeft de regering op dit moment geborgd dat de inschattingen en antwoorden over de juiste mate van regie van het Rijk bij de realisatie van het DSO voortaan wel aansluiten bij de werkelijkheid in het werkveld?

De sturing op het operationeel beheer vindt plaats vanuit de toekomstige tactische beheerder (Kadaster) en op dit moment ook nog vanuit het interbestuurlijke ontwikkelprogramma. Met name deze laatste categorie van taken wordt tot op heden projectmatig gerealiseerd en gefinancierd. In de achterliggende periode is een transitieplan ontwikkeld om de resterende taken te beleggen in het beheerconstruct bij de operationele beheerders, als centrale operationele beheertaken onder aansturing van de Tactische Beheer Organisatie. De wijze van invulling van deze centrale operationele beheertaken wordt in de sturingslijn Strategisch, Tactisch en Operationele Beheer Organisatie vormgegeven en geconcretiseerd. Het werkveld kent deze afspraken en sluit daarop aan.

(6) Recentelijk ontvingen de leden van de fractie van GroenLinks signalen dat in september 2022 bij het Kadaster zich problemen met de energievoorziening hebben voorgedaan en dat de back-up-systemen daarbij niet of niet goed hebben gewerkt. Als gevolg hiervan is de doorgifte van decentrale omgevingsplannen gestrand. Welke conclusies trekt de regering ten aanzien van de robuustheid en de stabiliteit van de systemen binnen het DSO-LV wanneer minder dan vier maanden voor de beoogde invoeringsdatum zowel de primaire als de back-up-systemen nog dit soort ernstige problemen geven? Kan de regering schetsen hoe de infrastructuur rondom het Kennis- en exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties (Koop) en het Kadaster er op dit moment uitzien? Wie is waar verantwoordelijk voor? Hoe is er nagedacht over «redundancy» daarin?

Er is een stroomstoring geweest bij een leverancier van OBO Kadaster waardoor de primaire systemen op één locatie zijn uitgevallen. Dit is uiteraard heel vervelend. De uitwijkomgeving van het Kadaster functioneert naar behoren en wordt ook regelmatig getest. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden was dit echter niet het geval ten tijde van de stroomstoring. In deze periode werd er een wijziging doorgevoerd in het kader van regulier onderhoud. Deze werd geïmplementeerd met tussenpozen om de reguliere dienstverlening niet te verstoren. Ten tijde van de stroomstoring was de uitvoering van deze wijziging halverwege, waardoor de uitwijk functionaliteit niet beschikbaar was voor dit deel van de infra dienstverlening. Inmiddels zijn er aanvullende maatregelen genomen om te borgen dat de uitwijkfunctionaliteit maar minimaal onderbroken wordt bij onderhoud. Er is geen sprake van dataverlies. De data vanuit de LVBB is namelijk na de stroomstoring alsnog geladen.

De bevindingen van Deloitte.

De leden van de fractie van D66 merken op dat in het rapport «Eindrapportage DSO LV Quickscan Go Live»49, van Deloitte erop wordt gewezen dat er geen kritieke-pad-planning is opgesteld. In de aangescherpte Hoofdroute 2022 zijn er wel kritische mijlpalen opgenomen. Daarbij is de optie opgenomen dat bij het niet halen van de betreffende mijlpaal er alternatieve maatregelen beschikbaar zijn.

(7) Kan de regering ingaan op de alternatieve maatregelen? Gaat het dan bijvoorbeeld over de tijdelijke alternatieve maatregel (TAM)?

Dit is inderdaad het geval. Het gaat hier om de beschikbare workarounds en de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM). Voor een aantal risico’s is als beheersmaatregel een tijdelijke alternatieve maatregel ingericht. Dit biedt overheden een alternatieve route voor een onderdeel waarvoor zij om wat voor reden dan ook nog niet in staat zijn het hoofdspoor via DSO-LV te gebruiken, en wat wel essentieel is voor het functioneren van het DSO-stelsel bij inwerkingtreding van de Omgevingswet. Zo kunnen gemeenten een wijziging van het omgevingsplan voorbereiden en bekendmaken met de huidige techniek (TAM IMRO) in plaats van met de nieuwe techniek op basis van STOP-TPOD. Deze plannen worden via de overbruggingsfunctie zichtbaar in DSO-LV. In bijlage 1 van de voortgangsbrief van 14 oktober 2022 ga ik nader in op de verschillende TAM’s.

(8) Hoelang blijven de TAM’s beschikbaar voor de decentrale overheden?

Zo lang als nodig. Elke TAM kent nadelen en beperkingen, dat is waarom bevoegd gezagen zo snel als hun software dat ondersteunt, de reguliere functies willen gaan gebruiken. Voor de tijdelijke alternatieve maatregelen op basis van IMRO, zoals TAM IMRO Omgevingsplan en de TAM voor een aantal provinciale instrumenten als voorbereidingsbesluit en reactieve interventie, is het voornemen op dit moment dat tot één jaar na inwerkingtreding geregeld. In de eerste zes maanden na inwerkingtreding zal bezien worden of verlenging met een jaar nodig is. Voor de TAM op basis van dienstverlening, zoals het instellen van behandeldiensten en omgevingsoverleg in het Omgevingsloket en het verzoekenregister, is de verwachting dat deze zes maanden na inwerkingtreding niet meer nodig zijn omdat de desbetreffende functionaliteiten dan volledig zijn geïmplementeerd in decentrale software en overheden hier afdoende mee overweg kunnen. Mocht blijken dat dit niet het geval is, dan kunnen ook deze tijdelijke alternatieve maatregelen worden verlengd.

Inbreng n.a.v. de bevindingen van Deloitte en de «Eindrapportage DSO LV Quickscan Go Live»:

De leden van de fractie van de PvdA merken op dat in voormelde rapportage van Deloitte is te lezen dat er geen kritieke-pad-planning is aangetroffen. Een belangrijk onderdeel van het advies van het Adviescollege ICT-toetsing is juist gebaseerd op het hanteren van een zogenaamde kritieke-pad-planning voor de keten als geheel. De leden van de fractie van de PvdA constateren dat er mogelijk verwarring bestaat over de interpretatie van de door het Adviescollege ICT-toetsing bedoelde kritieke-pad-planning. De regering stelt ervoor gekozen te hebben om de aanbeveling om een integrale kritieke-pad-planning op te stellen, in te vullen door het opstellen van de Hoofdroute 2022.50 Tijdens het mondeling overleg van 21 juni 2022 is vervolgens gesproken over het werken met een «kritisch tijdspad», maar geen kritieke-pad-planning omdat dit zou betekenen dat je, als je een kritieke datum niet haalt, automatisch voor uitstel zou moeten kiezen.51

(9) Kan de regering aangeven hoe zij tot deze interpretatie/definitie is gekomen? Deze leden verzoeken de regering hierbij gebruik te maken van het advies «Advies Landelijk Voorziening Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO-LV)» van 14 februari 2022 van het Adviescollege ICT-toetsing.52

Zie het antwoord op de vragen 3 en 4 van de leden van de GroenLinks-fractie.

De leden van de fractie van de PvdA lezen voormeld advies van de Adviescollege ICT-toetsing over «een zo integraal mogelijke kritieke-pad-planning» anders. Het Adviescollege ICT-toetsing doelt, naar het oordeel van deze leden, op de onderliggende noodzakelijke gegevens en inzichten over de diverse onderlinge en volgtijdelijke afhankelijkheden (tussen de activiteiten en de mijlpalen en tussen de verschillende betrokkenen) op basis waarvan een realistische integrale kritieke-pad-planning gemaakt kan worden en een nieuwe invoeringsdatum gekozen kan worden. Als voorbeeld wordt door het Adviescollege ICT-toetsing genoemd «het integreren van het kritieke pad voor de groep Bevoegd Gezagen die een TAM wil inzetten» en «een realistische marge voor ongeplande tegenvallers».53

Gelet op het bovenstaande hebben deze leden de volgende vragen voor de regering:

(10) Kan de regering reflecteren op bovenstaande interpretatie van de term Kritieke-Pad-Planning?

Ik heb de adviezen omtrent de kritieke pad planning van het AcICT uit februari jl. nauwkeurig bestudeerd. Samen met de bestuurlijke partners, is ervoor gekozen om hier invulling aan te geven door middel van de aangescherpte Hoofdroute 2022.54 De overwegingen heb ik opgenomen in de voortgangsbrief van 24 februari jl., in de beantwoording «nadere vragen Omgevingswet 3 juni 202255 en de brief van 26 augustus jl. aan uw Kamer.56 In de voortgangsbrief van 14 oktober 2022 ga ik nader in op de nieuwe aanbevelingen van het AcICT. Zie ook vraag 3 en 4 van de leden van de GroenLinks-fractie.

(11) Is zo’n onderliggende samenhangende analyse gemaakt alvorens er gekozen is voor de nieuwe invoeringsdatum 1 januari 2023? Zo ja, is deze beschikbaar? Zo nee, waarom achtte de Minister dit niet wenselijk?

Door de samenwerkende partijen zijn in aanloop naar de beslissing om de nieuwe datum van inwerkingtreding op 1 januari 2023 te bepalen – en in samenwerking met softwareleveranciers – de mijlpalen en periodes aangegeven voor 2022 in de aangescherpte Hoofdroute 2022. Het gaat om de mijlpalen: stabiliseringsperiode van het DSO-LV, het gereedkomen van de lokale software, het verder testen, oefenen en inregelen, en het moment waarop bevoegde gezagen moeten kiezen voor het volgen van de hoofdroute of een alternatieve route. Zie ook mijn eerder gegeven antwoorden op 6 mei 2022.57

2. Indringend ketentesten.

De leden van de fractie van D66 merken op dat in de rapportage «Rapportage Fase 1 Indringend Ketentesten Digitaal Stelsel Omgevingswet» 58 wordt vermeld dat nog niet alle Omgevingswetinstrumenten in de planketen zijn getest. Ook zijn niet alle ketenstappen getest. Als redenen hiervoor wordt aangedragen dat nog niet voor alle instrumenten een functionaliteit beschikbaar is in de lokale software en dat bevoegde gezagen nog beperkt expertise en ervaring hebben opgebouwd. De leden van de fractie van D66 vinden het lastig om te overzien in hoeverre nu de functionaliteiten beschikbaar zijn en dus getest. Deze leden stellen de regering dan ook de volgende vragen om meer inzicht te verkrijgen:

(12) Gaat het om een proportioneel deel van instrumenten en functionaliteiten dat beschikbaar is en dus getest?

Graag verwijs ik u naar de toelichting van de stand van zaken bij de voortgangsbrief Omgevingswet, de beleidsreactie op het IKT 2 rapport, de beleidsreactie op AcICT die allen als bijlagen zijn gevoegd bij de voortgangsbrief van 14 oktober 2022. Daarin ga ik in op de instrumenten en functionaliteiten en geef ik aan hoe ik hier in de komende periode mee verder ga. Over het geheel genomen is de taxatie van mijzelf en de bestuurlijke partners dat het DSO zal voldoen aan het niveau dat is afgesproken voor inwerkingtreding.

(13) Of is juist een proportioneel deel van instrumenten en functionaliteiten niet beschikbaar en dus niet getest? Graag ontvangt de fractie hier meer inzicht in.

Nee, zie antwoord op vraag 12 van de leden van de D66-fractie.

De leden van de fractie van D66 constateren dat via de koepels van de bevoegd gezagen elders opgedane bevindingen als mogelijk belemmerend probleem kunnen worden aangedragen. Deze leden vinden dit een goede zaak.

(14) Kan de regering aangeven of deze belemmeringen echt in de haarvaten worden opgehaald? Hiermee bedoelen deze leden of de belemmeringen worden opgehaald bij (kleine) gemeenten of dat het inschattingen zijn van de koepels?

Ja, dit is het geval. Bevindingen kunnen ook langs andere weg dan via de koepels worden aangedragen. Veel bevindingen en vragen over zowel het DSO als over de Omgevingswet zelf worden rechtstreeks door gemeenten zelf bij het IPLO ingediend en via die route beantwoord en opgelost. Het IPLO houdt een lijst bij van gemelde problemen inclusief problemen die zijn opgelost. Deze is openbaar toegankelijk via: Opgeloste bekende problemen (known issues) – Informatiepunt Leefomgeving (iplo.nl). Voorbeelden van recent gemelde problemen die zijn opgelost zijn een storing in de functionaliteit «elders indienen» en het verschijnen van een foutmelding als men probeerde een pdf met maatregelen te downloaden in de functionaliteit Maatregelen op Maat. De werking van de serviceketen heb ik nader uiteengezet in de voortgangsbrief Omgevingswet van 14 oktober 2022.

Naast de serviceketen hebben ook de regionale implementatie ondersteuners (RIO’s) veel aandacht voor het oplossen van eventuele problemen in hun regio. Ook met hen kunnen alle gemeenten rechtstreeks contact opnemen. Daarnaast levert ook het Integraal Keten Testen (IKT) bevindingen op, die zo snel mogelijk worden opgelost.

De leden van de fractie van de PvdA merken op dat het Adviescollege ICT-toetsing in voormeld advies van 14 februari 202259 adviseerde om het DSO gestructureerd en indringend te testen. Het doel daarvan is om zo meer zekerheid te verkrijgen over de werkbaarheid en beheersbaarheid van de DSO-keten als geheel. Het Adviescollege ICT-toetsing is zeer concreet in zijn aanbevelingen voor het testen met dekkende testscenario’s, constateren deze leden. Bijvoorbeeld over de niet-functionele aspecten op ketenniveau zoals prestatie-efficiëntie, betrouwbaarheid, foutbestendigheid en de her-stelbaarheid als onderdeel van de betrouwbaarheid. De regering heeft aangegeven dit advies over te nemen middels het Integraal Ketentesten (IKT).

De fractie van de PvdA is benieuwd naar de uitgangspunten, opzet en doorlooptijd van de IKT. Ook vernemen deze leden graag in hoeverre de aanbevelingen van het Adviescollege ICT-toetsing hierin zijn opgenomen. Daarnaast hebben deze leden de volgende vragen aan de regering te stellen:

(15) Op 13 april 2022 is het plan van aanpak voor het Integraal Ketentesten vastgesteld door het Opdrachtgevend beraad Beheer DSO-LV. Is de regering bereid om dit plan van aanpak met de Kamer te delen?

Ja, daar ben ik toe bereid en zal het plan van aanpak voor het Integraal Ketentesten toesturen. Deze rapportage moet echter nog worden getoetst op de aanwezigheid van passages die niet openbaar verstrekt kunnen worden, zoals naam en contactgegevens van ambtenaren. Na het anonimiseren van persoonsgegevens, zal deze informatie aan uw Kamer worden gezonden.

(16) In de rapportage «Eindrapportage DSO LV Quickscan Go Live»60 van Deloitte is te lezen dat er een teststrategie is gemaakt. Is de regering bereid om deze informatie te delen met de Kamer?

Ja, ik ben bereid deze informatie te delen. Na het anonimiseren van persoonsgegevens, zal deze informatie aan uw Kamer worden gezonden.

(17) Kan de regering aangeven welke aanbevelingen van het Adviescollege ICT-toetsing zijn verwerkt in de teststrategie en het plan van aanpak? Zijn er ook aanbevelingen niet overgenomen? Zo ja, welke en waarom zijn deze niet overgenomen?

Deze aanbevelingen zijn opgepakt en verwerkt in de testaanpak voor Indringend ketentesten.

Er is een separate testorganisatie voor Indringend Ketentesten opgezet, aanvullend op de bestaande testen. Het Indringend Ketentesten (IKT) is sinds april van dit jaar ingezet waarbij de aanpak, conform het AcICT advies, erop is gericht om – in aanvulling op alle testen die er al zijn – de keten stapsgewijs steeds indringender te testen. In de voortgangsbrief van 14 oktober 2022 en de bijbehorende bijlagen ga ik nader in op het Indringend Ketentesten, de laatste stand van zaken en het laatste advies van AcICT.

(18) Bij brief van 3 juni 202261 heeft de regering aangegeven dat er sprake was van een fase 1 in het Integraal Ketentesten in de periode van 19 april 2022 tot 1 juli 2022 en van een fase 2 gedurende acht weken vanaf 1 juli 2022. Na afloop van deze twee testfasen zou dan, met een grondig getest DSO, volop geoefend kunnen worden met alle betrokken partijen. In voormelde rapportage van Deloitte lezen de leden van de PvdA-fractie ook over een fase 3 in het Integraal Ketentesten. Deze leden stellen de regering in dit kader de volgende vragen:

  • o Waarom is besloten tot een fase 3 bij het Integraal Ketentesten?

  • o Welke periode beslaat fase 3?

  • o Hoe verhoudt deze fase 3 zich tot het plan van aanpak en de teststrategie?

  • o En hoe verhoudt fase 3 van het Integraal Ketentesten zich tot de afspraken over de oefenfase van een half jaar?

De opzet van het indringend ketentesten is om het tot na inwerkingtreding door te laten lopen. Met «fase 3» wordt feitelijk de periode na IKT-fase 2 bedoelt. Het digitale stelsel – DSO-LV en de decentrale software wordt zoals ik u weet stapsgewijs verder doorontwikkeld. Het oefenen is niet strikt afhankelijk van het IKT-teksten. Het oefenen kan voor het grootste deel van de processen en functionaliteiten van het digitale stelsel al langer. Bevoegde gezagen zijn in staat om hun lokale systemen in te richten en aan te sluiten, het stelsel te voorzien van inhoud (vullen) en ermee te oefenen. In het specifieke deel van de planketen is dit voor een aantal specifieke publicatie en mutatiescenario’s nog niet het geval geweest. Nog niet alle leveranciers waren voldoende gevorderd in hun ontwikkeling om deze stap te kunnen zetten en met alle functionaliteiten te kunnen oefenen.

In de voortgangsbrief Omgevingswet van 14 oktober 2022, ga ik nader in op de invulling van IKT-fase 3 en het opvolgen van de adviezen hierover.

De leden van de factie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de rapportage «Rapportage Fase 1 Indringend Ketentesten Digitaal Stelsel Omgevingswet».62 In deze rapportage is te lezen dat nog niet alles wat gepland was (in voldoende mate) getest is en dat het aantal deelnemers beperkter was dan gepland. Hierover hebben deze leden de volgende vragen aan de regering te stellen:

(19) Wat betekent dit voor de teststrategie en het plan van aanpak?

De teststrategie en aanpak zijn na fase 1 voortgezet waarbij er per IKT-testronde steeds diepgaander is getest in de DSO keten (het samenhangend geheel DSO-LV en decentrale software) en met meer deelnemers. Diepgaander testen wil zeggen: met meer (combinaties van) bevoegde gezagen, met ingewikkelde(re) casussen en meer variaties in de geteste plannen en regels. Op de website van het interbestuurlijke programma Aan de Slag met de Omgevingswet vindt u de 2-wekelijkse IKT-ketentestrapportages.63 Zie verder de antwoorden op vraag 1 van de leden van de GroenLinks-fractie, vraag 12 van de leden van de D66-fractie en vraag 18 van de leden van de PvdA-fractie. In de voortgangsbrief van 14 oktober 2022 ga ik nader in op het vervolg van IKT.

(20) In hoeverre is de oorspronkelijke testopzet, binnen de afgesproken termijn, nog haalbaar? Indien dit niet haalbaar is, is een aangepaste tekstopzet dan voorstelbaar? Zo ja, wat zijn hiervan de gevolgen?

In de voortgangsbrief Omgevingswet die ik op 14 oktober 2022 aan uw Kamer heb gezonden, ga ik in op het vervolg van IKT en de aanpassingen die gedaan worden. Zie ook de beantwoording van vraag 18 van de leden van de PvdA-fractie.

Op enig moment moet, op basis van de resultaten van het Integraal Ketentesten, vastgesteld worden dat het DSO voldoende stabiel is voor de implementatie. Hierover heeft de fractie van de PvdA enkele vragen:

(21) Het adviescollege ICT-toetsing geeft als advies om «over de testresultaten te rapporteren in één totaalbeeld (inclusief de daaronder liggende details), in een onafhankelijke lijn naar het Opdrachtgevend Beraad».64

  • o Is en wordt deze aanbeveling opgevolgd? Zo nee, waarom niet?

  • o Wat is de conclusie van het Opdrachtgevend beraad naar aanleiding van de testresultaten? Is de Minister bereid deze conclusie te delen?

Deze aanbeveling is opgevolgd. De testresultaten van het IKT zijn openbaar toegankelijk via de website van het interbestuurlijke programma Aan de Slag met de Omgevingswet, en worden periodiek gerapporteerd aan Programmaraad en Opdrachtgevend Beraad. Vooralsnog is de conclusie steeds geweest dat er geen blokkerende bevindingen zijn voor inwerkingtreding van de Omgevingswet, zoals ook al blijkt uit de openbaar toegankelijke rapportage. Over de stand van zaken naar aanleiding van het recente advies van het Adviescollege ICT-toetsing heb ik u geïnformeerd bij de voortgangsbrief van 14 oktober 2022.

(22) Wie neemt uiteindelijk het besluit of het DSO voldoende stabiel is voor de implementatie? Zijn de koepelpartners betrokken bij dit besluit?

In het Bestuurlijk Overleg VRO wordt besproken of voldaan is aan de randvoorwaarden voor inwerkingtreding, waaronder een voldoende stabiel DSO. De stand van zaken hiervan heb ik uw Kamer toegezonden in de voortgangsbrief van 14 oktober 2022. Het Bestuurlijk Overleg VRO bestaat uit afgevaardigden van de koepels en ikzelf. Voor DSO-LV is BZK verantwoordelijk, voor de aansluitingen van de bevoegd gezagen ligt de bevoegdheid en verantwoordelijkheid bij elk bevoegd gezag zelf. Wel ben ik uiteindelijk stelselverantwoordelijk.

(23) Op basis van welke informatie wordt dit besluit genomen? Is de regering bereid om de onderliggende ambtelijke adviesnota met de Kamer te delen?

De overwegingen en de achterliggende informatie zijn te vinden in de voortgangsbrief, die ik op 14 oktober 2022 aan uw Kamer heb gezonden. Daarbij is ook de voorafgaande ambtelijke adviesnota actief openbaar gemaakt. Die treft u hierbij nogmaals in de bijlage aan.

3. De informatievoorziening aan de Kamer

De leden van de fractie van GroenLinks waarderen dat de regering ervoor heeft gekozen om openheid te betrachten over het feit dat bepaalde informatie de Kamer onvolledig of onjuist heeft bereikt. Deze leden erkennen dat dit in deze tijd geen eenvoudige positie is om in te nemen. Openheid is volgens deze leden echter wel een cruciale basishouding om de kwaliteit van het openbaar bestuur te kunnen verbeteren. De leden van de fractie van GroenLinks wensen de regering hiervoor te bedanken. Desalniettemin is de regering ervan op de hoogte dat de leden van de fractie van GroenLinks zich al langer zorgen maken over de mate waarin kan worden vertrouwd op de aan de Kamer verstrekte informatie. Gelet hierop wensen deze leden de regering de volgende vervolgvragen te stellen:

(24) In antwoord op de door het lid Moonen (D66) op 9 augustus 2022 overeenkomstig artikel 140 van het Reglement van Orde Eerste Kamer aan de regering gestelde schriftelijke vragen gaf de regering aan dat op 1 april jongstleden niet kon worden aangevangen met het Indringend Ketentesten omdat er nog wijzigingen aan het DSO-LV werden gedaan. De regering schrijft dat «De verwarring in de communicatie is ontstaan doordat (...) er nog wel wijzigingen zijn doorgevoerd in DSO-LV op basis van het testen en oefenen.»65 Wijzigingen die in april nog opgeleverd moesten worden, kwamen voort uit het Bestuurlijk Overleg Wonen en Ruimtelijke Ordening. De achtergrond van de oorspronkelijke vraag was echter niet uit welk bestuurlijk traject wijzigingen voort konden komen. De vraag achter de vraag was of de oorspronkelijke planning behaald werd, namelijk drie maanden testen tussen 1 april 2022 en 1 juli 2022, zodat er voldoende tijd was voor de testen en daarna voldoende tijd overbleef voor minimaal zes maanden oefenen bij de decentrale overheden.

  • a) Is het feitelijk juist wanneer de leden van de fractie van GroenLinks stellen dat de Intensieve Ketentestperiode niet in de periode van 1 april 2022 tot 1 juli 2022 heeft plaats kunnen vinden, maar later is begonnen en doorliep tot na 1 juli 2022?

Nee, dit is niet juist. De IKT-testperiode is wel degelijk gestart vanaf april 2022. In fase 1 tot aan juli 2022 zijn er vier IKT-testweken geweest. De rapportage over de bevindingen uit IKT-fase 1 heeft u ontvangen evenals de rapportage over IKT-fase 2. IKT fase 2 liep van juli 2022 t/m september 2022. De rapportages van elke testweek zijn te vinden op de website van het interbestuurlijke programma Aan de Slag met de Omgevingswet. Het indringend ketentesten loopt na inwerkingtreding door in de voortgangsbrief van 14 oktober 2022 aan uw kamer ga ik hier nader op in.

  • b) Is het feitelijk juist dat decentrale overheden in de periode van 1 april 2022 tot 1 september 2022 met enige regelmaat niet hebben kunnen testen en/of oefenen omdat er nog wijzigingen aan het DSO-LV werden gedaan, ongeacht de oorzaak?

Nee, dit is niet juist. Er geldt een stabiliseringsperiode, met ook een uitzonderingsprocedure. Het klopt dat er met enige regelmaat kleine wijzigingen aan de software van DSO-LV plaatsvinden. Bijvoorbeeld om bevindingen uit IKT op te lossen, of om geconstateerde foutjes in de software (bugs) te herstellen. Dit gebeurt in principe elke twee weken, tenzij er met spoed een probleem moet worden opgelost – dan gebeurt dit soms ook tussentijds. Deze wijzigingen worden standaard doorgevoerd buiten kantooruren. In veruit de meeste gevallen ondervinden overheden hier geen hinder van bij het oefenen of testen. Het is wel juist dat er incidenteel hinder is geweest in de genoemde periode, onder meer door een stroomstoring bij het Kadaster die alle Kadaster-services raakte, waaronder DSO-LV maar ook de huidige voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Geen enkel softwaresysteem is helemaal ongevoelig voor verstoringen, dit geldt ook voor DSO-LV. Informatie over storingen wordt zo snel mogelijk via IPLO gecommuniceerd, inclusief verwachte oplostijden. Zie ook het antwoord op vraag 6.

  • c) Op welke wijze reflecteert de regering zelf op de functionaliteit van de «stabiliteitsperiode» zoals het Adviescollege ICT-toetsing dat heeft voorgesteld?66 Dat had immers tot doel dat er geen of minimale – de regering noemde in haar bestuurlijke reactie op voormeld advies67 één of twee – wijzigingen in het DSO-LV kwamen zodat decentrale overheden daar geen last van zouden hebben tijdens de oefenperiode. Deze oefenperiode is met de beschikbare zes maanden immers al fors ingekort ten opzichte van de perioden die eerder noodzakelijk werden geacht voor een goede voorbereiding op de uitvoering (oorspronkelijk twaalf en later negen maanden). Hoeveel wijzigingen hebben er in de periode van 1 april 2022 tot 1 juli 2022 en in de periode van 1 juli 2022 tot 1 oktober 2022 plaatsgevonden aan het DSO-LV? Is de regering van mening dat de gerealiseerde invulling van de stabiliseringsperiode voldoende stevig – lees beperkt – is geweest?

De regering is van mening dat de gerealiseerde invulling van de stabiliseringsperiode conform het AcICT-advies hierover en de gemaakte bestuurlijke afspraken is uitgevoerd. Het is niet juist dat er helemaal of slechts één of twee wijzigingen in DSO-LV kunnen worden doorgevoerd in deze periode. Let wel: elke bug fix, oftewel oplossing voor een geconstateerd probleem of fout in de software, die wordt doorgevoerd kan door betrokkenen worden gezien als een wijziging aan DSO-LV. En het oplossen van problemen of bevindingen uit IKT en uit het oefenen is gedurende de stabiliseringsperiode mogelijk en op die manier overeengekomen. AcICT heeft niet geadviseerd gedurende de stabiliseringsperiode te stoppen met het oplossen van deze bevindingen. Het advies was om hier de focus op te leggen. Dat is in de afgelopen periode ook gebeurd. Waar wel een beperking voor gold in de stabiliseringsperiode en alleen via de uitzonderingsprocedure op kon worden gereageerd (nee, tenzij-principe) waren wijzigingen die impact hebben op lokale software.

Hierop is zoals eerder gemeld68 slechts een uitzondering gemaakt voor een beperkt aantal aanvullende functionaliteiten die nodig waren voor inwerkingtreding.

  • d) Zo ja, hoe verklaart de regering dan de resultaten uit het rapport «Invoering Omgevingswet: is iedereen er klaar voor?» van I&O Research69, een onderzoek uitgevoerd op verzoek van Binnenlands Bestuur, onder mensen die zich bezighouden met de uit- en invoering van de Omgevingswet?

Vanuit de uitvoeringspraktijk komen verschillende signalen. Welke dit zijn, hoe het met de achtergrond hiervan zit en wat de gevolgen op de inwerkingtreding zijn zet ik voor u uiteen in de voortgangsbrief over de implementatie van de Omgevingswet van 14 oktober 2022 en de daarbij behorende bijlagen.

Vraag 11 van de door de leden de leden Kluit (GroenLinks), Fiers (PvdA), Janssen (SP), Nicolaï (PvdD), Van Dijk (SGP) en Raven (OSF) op 9 augustus 2022 overeenkomstig artikel 140 van het Reglement van Orde Eerste Kamer70 aan de regering gestelde schriftelijke vragen is door de regering nog niet (afdoende) beantwoord. Het lijkt erop dat de programmaorganisatie moeite had om onder de opgelegde tijdsdruk het parlement volledig en/of juist te informeren. Is de Minister het met de vragenstellers eens dat de druk op de planning volledig door de regering zelf georganiseerd is door te verzoeken het koninklijk besluit voor 1 juli te behandelen, zonder dat daar juridische noodzakelijkheid toe bestond? En dat het bijzonder wrang is om nu te lezen dat de eigen programmaorganisatie hierdoor blijkbaar niet in staat was om het parlement goed en volledig te informeren? De vragenstellers zijn van mening dat het recht op volledige en juiste informatie aan het parlement niet ondergeschikt gemaakt kan worden aan de planning van de regering. Kan de Minister reflecteren op deze constatering en aangeven hoe hij met dit dilemma in de toekomst om wil gaan?

Ik ben het geheel eens met de vragenstellers dat het recht op volledige en juiste informatie aan het parlement niet ondergeschikt gemaakt kan worden aan de planning van de regering. De vaststelling van de datum van de gewenste datum van inwerkingtreding gebeurt in samenspraak met de bestuurlijke partners die alle bevoegde gezagen in Nederland vertegenwoordigen. Ik hecht er zeer aan de implementatie van de Omgevingswet met het digitale stelsel in volledige afstemming met deze partners en in openheid te doen. De datum van 1 juli 2022 was inderdaad geen juridische termijn, dit was een termijn voor de uitvoeringspraktijk, zodat onder meer de bevoegde gezagen hun voorbereidingen daarop kunnen inrichten. Het interbestuurlijk belang en de overwegingen bij mijn verzoek om het koninklijk besluit te gaan behandelen heb ik aan u overgebracht. Dit belang is onderkend in de door uw Kamer aangenomen motie Rietkerk c.s.71 In de voortgangsbrief van 14 oktober 2022 en de bijbehorende bijlagen ga ik in op de stand van zaken. Ik zie een zorgvuldig vervolg van de parlementaire behandeling met oog voor de uitvoeringspraktijk dan ook als een gedeeld belang van regering en parlement.

4. Het rapport «Invoering Omgevingswet: is iedereen er klaar voor?» van I&O Research

De leden van de fractie van GroenLinks wijzen op voormeld – door Binnenlands Bestuur op 27 september jongstleden gepresenteerde – rapport van I&O Research «Invoering Omgevingswet: is iedereen er klaar voor?».72 In dit rapport worden de bevindingen gepresenteerd uit een onderzoek onder gemeenteambtenaren die werken aan de invoering van de Omgevingswet. In dit rapport komt naar voren dat 69 procent van de gemeenteambtenaren tegen invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2023 is. Redenen die daarvoor door de gemeenteambtenaren worden aangegeven zijn onder andere de dreigende vertraging van urgente planvorming en een slecht werkend DSO. Daarnaast meldt 39 procent van de ondervraagde gemeenteambtenaren: «We hebben een aantal serieuze problemen die onze dienstverlening aan indieners belemmeren». Naar aanleiding hiervan stellen deze leden de regering graag de volgende vragen:

(25) Welke conclusies trekt de Minister uit het onderzoek?

Ik heb met interesse kennisgenomen van de berichtgeving en de informatie die is opgehaald door Binnenlands Bestuur in samenwerking met I&O research en bij de opdrachtgevers en afnemers van twee softwareleveranciers (Tercera en IAM4). Daarbij is gevraagd naar de werking het DSO inclusief de lokale software, dat is dus de software waar de afnemers ook opdrachtgever van zijn. Ik neem alle signalen over de inwerkingtreding serieus. Er wordt gewerkt aan een zorgvuldige voorbereiding, zodat de wet verantwoord in werking kan treden. Op verzoek van de Eerste Kamer heb ik in juni 2022 toegezegd een enquête onder de bevoegde gezagen te houden om inzicht te geven in de stand van zaken van de uitvoeringspraktijk. Dit onderzoek is uitgevoerd door TwynstraGudde en door de VNG, het IPO, UvW, de rijkspartijen en de Omgevingsdiensten uitgezet bij hun achterban, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 26 augustus jl. over de toegezegde rapportages en informatie. De uitkomsten hiervan zijn mede onderdeel van de voortgangsbrief die 14 oktober 2022 aan uw Kamers is gestuurd. Daarin ga ik zoals toegezegd in op de gehele stand van zaken van de implementatie van de Omgevingswet.

(26) In het geval deze resultaten zouden afwijken van de resultaten van de enquête die de regering zelf heeft laten uitvoeren; op welke wijze zal de regering deze resultaten betrekken bij de afweging betreffende het besluit over de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet?

Uiteraard neem ik alle geluiden uit het land serieus, dus ook de signalen uit de verschillende enquêtes. Waarbij het wel belangrijk is om te stellen dat de onderzoeksopzet en de hoeveel respondenten verschillen tussen de twee enquêtes. De enquêtes laten een divers beeld zien; waar de ene partij aangaf klaar te zijn voor een moment van inwerkingtreding op 1 januari 2023, heeft een andere partij grote zorgen of dit haalbaar is. Er is één grote gemene deler in de enquêteresultaten, en dat is dat bevoegde gezagen een duidelijke, vastgestelde inwerkingtredingsdatum nodig hebben om zich op te kunnen richten. Pas dan zullen de laatste noodzakelijke stappen gezet worden. Het hebben van een datum is daarmee nog belangrijker dan de datum zelf.

(27) Welke conclusie trekt de regering uit het hoge percentage gemeenteambtenaren dat tegen de invoeringsdatum van de Omgevingswet van 1 januari 2023 is? En welke conclusies trekt de regering uit het hoge percentage gemeenteambtenaren dat serieuze problemen bij de invoering of zelfs chaos voorziet?

Vanuit de uitvoeringspraktijk komen verschillende signalen. Welke dit zijn, hoe het met de achtergrond hiervan zit en wat de gevolgen op de inwerkingtreding zijn zet ik voor u uiteen in de voortgangsbrief over de implementatie van de Omgevingswet van 14 oktober 2022 en de daarbij behorende bijlagen.

(28) Welke garanties kan de regering geven dat die problemen voor de invoeringsdatum van de Omgevingswet van 1 januari 2023 zijn opgelost?

Zoals al heb gemeld in mijn antwoord op uw eerdere vragen van 12 september 2022: garanties impliceren dat er waarborgen zijn in het geval zaken niet lopen zoals beoogd. Gezien de grootte van de huidige stelselwijziging zullen er ongetwijfeld – in eerste instantie – zaken niet gaan zoals van tevoren bedacht. Dit geldt voor elke invoeringsdatum73 waarbij sowieso drie tot zes maanden aanloopissues te verwachten zijn, ongeacht de precieze datum van inwerkingtreding. Garanderen dat alles vlekkeloos zal gaan, kan ik niet. Wel kan ik u melden dat al het mogelijke ondernomen wordt om eventuele problemen die na inwerkingtreding ontstaan zo snel mogelijk op te lossen. Dit zodat de dienstverlening aan burgers en bedrijven zo min mogelijk hinder ondervindt en gebiedsontwikkeling zo soepel mogelijk door kan gaan. Hiertoe heb ik een versterkte serviceketen en calamiteitenmanagement opgezet, zoals ook door AcICT was geadviseerd. Ook na inwerkingtreding is de implementatieondersteuning vanuit het interbestuurlijke programma Aan de Slag met de Omgevingswet nog beschikbaar, de Regionale implementatie ondersteuners blijven hun werk doen en blijven ook de koepels ondersteuning bieden. In de voortgangsbrief van 14 oktober 2022 en de bijlagen ga ik hier ook op in.

(29) Voor gemeenten die nog niet klaar zijn op het moment van de inwerkingtreding van de Omgevingswet zou de inzet van de Tijdelijke Alternatieve Maatregel opstellen van Omgevings-documenten op basis van de IMRO2012 standaard (TAM-IMRO) soelaas bieden. In de bijsluiter TAM-IMRO omgevingsplan van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) van 15 september 202274 wordt erkend dat de kwaliteit van de dienstverlening bij het gebruik van die alternatieve maatregelen «vermindert». Daarbij wijst de VNG erop dat «TAM-IMRO besluiten als het ware een extra laag in het DSO vormen. Dit gaat ten koste van de begrijpelijkheid van de regels in het DSO. Dit raakt zowel particuliere en professionele initiatiefnemers als de gemeentelijke organisatie, waaronder de vergunningverlening», aldus de VNG. Erkent de regering dat dit niet een tijdelijk probleem betreft, maar dat het aan het gebruik van de tijdelijke maatregelen als zodanig is verbonden?

Nee, dat is geen juiste conclusie. Het klopt dat omgevingsplannen die met behulp van TAM IMRO worden gemaakt als aparte plannen worden getoond, en dus niet als automatisch geconsolideerd onderdeel van het nieuwe omgevingsplan. Dit leidt inderdaad tot een situatie die minder begrijpelijk is voor burgers en bedrijven dan wanneer TAM IMRO niet zou zijn gebruikt, omdat de voordelen van het automatisch consolideren in DSO-LV niet worden benut. Echter, ten opzichte van de huidige situatie in www.ruimtelijkeplannen.nl is er geen sprake van een sterke achteruitgang. Want in de huidige voorziening is er geen sprake van automatische consolidatie, en kunnen daardoor op een locatie meerdere bestemmingsplannen en wijzigingen daarvan van toepassing zijn, die allemaal als los plan vindbaar zijn. Ten opzichte van het huidige dienstverleningsniveau is er dus niet of nauwelijks sprake van een achteruitgang. Ten tweede zal de TAM – IMRO maar beperkte tijd worden ingezet, zoals aangegeven in vraag 28. Uiteindelijk zal de wijziging die middels de TAM IMRO op het Omgevingsplan is aangebracht alsnog naar STOP-TPOD moeten worden omgezet. Het is dus wel degelijk een tijdelijk verschijnsel.

In hoeveel gemeenten zullen die problemen zich gaan voordoen?

In de voortgangsbrief van 14 oktober 2022 ga ik in op de stand van zaken en het vervolg, daarbij besteed ik ook aandacht aan de tijdelijke maatregelen en hoe hier mee verder wordt gegaan. Graag verwijs ik u naar deze brief.

(30) Als de dienstverlening vastloopt – een kwart van de respondenten in het bedoelde onderzoek verwacht een «chaos» –, welke maatregelen zullen er dan moeten worden genomen?

Helaas bevat het onderzoeksrapport van I&O research geen informatie waaruit kan worden opgemaakt om welke of om hoeveel bevoegde gezagen dit gaat. Ook kan niet worden opgemaakt op welke punten de ondersteuning door deze respondenten als te weinig wordt ervaren. Gemeenten die vinden dat zij te weinig ondersteund worden door het interbestuurlijke programma Aan de Slag met de Omgevingswet en VNG kunnen zich uiteraard altijd melden bij hun regionale implementatie ondersteuners (RIO’s) met een verzoek om ondersteuning of om wegwijs te raken. Het is van belang dat de respondenten bij hun werkgever aangeven welke ondersteuning gemist wordt, zodat de ondersteuning met de gemeenten en de RIO’s nader vorm kan worden gegeven en afgestemd kan worden op de behoefte.

(31) Acht de regering het verantwoord om alternatieve maatregelen beschikbaar te stellen waarvoor geldt dat zelfs de gemeenteambtenaren problemen hebben om te achterhalen welke regels voor de burger van toepassing zullen zijn?

In de huidige situatie met Ruimtelijke Plannen.nl is het niet voor elke gemeenteambtenaar eenvoudig om te achterhalen welke regels er gelden. De opzet van TAM-IMRO Omgevingsplan is zodanig dat deze past in de logica van Ruimtelijke Plannen.nl, een logica die in de praktijk van nu bekend is. De TAM-IMRO maakt urgente gebiedsontwikkelingen mogelijk in het geval dat de betreffende gemeente het Omgevingsplan nog niet kan wijzigen. De vindbaarheid van regels wordt hierdoor niet moeilijker dan in de huidige situatie, zoals ik in antwoord op eerdere vragen ook al uiteen heb gezet. Wel is het zo dat van de voordelen van het gebruik van STOP-TPOD en DSO-LV voor het maken van een omgevingsplan geen gebruik gemaakt wordt. Zo vindt er geen automatische consolidatie plaats, waardoor het voor gebruikers lastiger is om overzicht te houden. Dit is een nadeel, wel komt het overeen met het huidige dienstverleningsniveau van www.ruimtelijkeplannen.nl. Dit is uitgelegd op de bijeenkomst waaraan in de vraag wordt gerefereerd, en dit beeld werd door de aanwezigen herkend.

(32) Uit voormelde bijsluiter van de VNG blijkt dat de zogeheten bruidsschat niet geïntegreerd kan worden bij het maken van een (pseudo-)omgevingsplan met TAM-IMRO. Ook blijkt dat als de inzet van TAM-IMRO leidt tot nieuwe voorschriften voor een locatie, de oude voorschriften niet automatisch vervallen. De gemeenteambtenaren van Eindhoven waarschuwden voorts dat het met TAM-IMRO niet mogelijk is om te annoteren volgens de nieuwe standaarden, waardoor het niet mogelijk is om toepasbare regels te maken. Door de VNG worden allerlei adviezen gegeven om met juridisch ingewikkelde constructies dat soort problemen op te lossen. Is de regering het met deze leden eens dat de kans bestaat dat een gemeente daarbij een steek laat vallen en dat bij het gebruik van de alternatieve maatregelen rechtsonzekerheid dreigt?

Het is juist de de TAM-IMRO niet de voordelen biedt van de STOP/TPOD. De inzet van de TAM-IMRO om urgente gebiedsontwikkelingen mogelijk te maken moet zorgvuldig gebeuren. Alle benodigde informatie hiertoe is beschikbaar en mochten er vragen zijn over de inzet van TAM-IMRO Omgevingsplan, dan zijn er verschillende mogelijkheden daarop antwoorden te verkrijgen. Over het algemeen gaan gemeenten, zeker bij het juridisch borgen van gebiedsontwikkelingen, zorgvuldig te werk. Via de betreffende instructie kunnen zij een goed inzicht verwerven in de mogelijkheden en beperkingen van de TAM-IMRO en de wijze waarop deze ingezet kan worden.

Het klopt dat als een TAM IMRO-plan gemaakt wordt dat afwijkt van onderliggende bestemmingsplannen, deze niet automatisch vervallen. Dit is echter in de huidige situatie niet anders. Als een gemeente nu een bestemmingsplan beperkt wil wijzigen door bijvoorbeeld een parkeernorm aan te passen, dan maakt zij nu een nieuw plan met daarin een wijziging, oftewel een parapluplan. Het onderliggende bestemmingsplan wordt ook nog steeds getoond. TAM IMRO sluit dus op dit punt aan bij de huidige manier van werken van gemeenten. Het klopt ook dat een TAM IMRO plan niet voorzien kan worden van annotaties in STOP-TPOD. Daarom geldt als beperking aan het gebruik van deze TAM dat er geen bijbehorende toepasbare regels in het Omgevingsloket kunnen worden gezet. Dit staat ook duidelijk in de werkafspraken en de technische handreiking die horen bij TAM IMRO. Dat is over het algemeen ook niet nodig bij urgente gebiedsontwikkelingen, waar deze maatregel voor bedoeld is, en acht ik dus niet problematisch.

(33) De VNG erkent in de op 6 september 2022 gepubliceerde «Eerste resultaten proef TAM-IMRO beschikbaar»75 dat «de inhoud van het TAM-IMRO plan op een later moment opnieuw moet worden vastgesteld als onderdeel van het STOP/TP omgevingsplan» Tegen die nieuwe vaststelling staat opnieuw beroep open. Heeft de regering zich dit gerealiseerd? Acht de regering dit in overeenstemming met de eisen van rechtszekerheid? Dit gelet op het feit dat het vaststellen als onderdeel van het STOP/TP op een later moment geschiedt, waarbij de feiten en belangen die op dat moment spelen, in de besluitvorming moeten worden betrokken en mogelijk tot een andere afwegingsresultaat dienen te leiden.

Het is juist dat het ombouwen van TAM-IMRO delen van een omgevingsplan naar STOP/TPOD formeel een besluit vergt. Besluiten tot wijziging van een omgevingsplan zijn in beginsel appellabel. Het is nu niet verplicht om de onderdelen van het omgevingsplan die met TAM-IMRO standaard tot stand zijn gekomen om te zetten naar omgevingsplannen met een STOP/TPOD standaard. Gemeenten kunnen dat doen op het moment dat het voor hen efficiënt is, bijvoorbeeld tegelijkertijd met een inhoudelijke wijziging die zij door willen voeren. Mijn beeld is dat deze regels in het algemeen verwerkt zullen worden in een integraal stuk omgevingsplan in combinatie met regels uit andere bestemmingsplannen en verordeningen. Daar moet uiteraard beroep tegen open staan.

(34) In voormelde VNG-bijsluiter erkent de VNG verder dat de inzet van TAM-IMRO gemeenten met personele problemen zal opzadelen. «Een belangrijk punt is, onder meer, dat medewerkers moeten worden opgeleid voor en tijd moeten besteden aan het werken met TAM-IMRO. Dit komt naast het leren werken met STOP/TP en het «openhouden van de winkel» en vormt zo een extra belasting voor de organisatie», aldus de VNG.

  • a. Blijkens het onderzoek van I&O Research geeft bijna de helft van de ondervraagde gemeenteambtenaren aan dat zij «onvoldoende personeel (hebben) om de implementatie rond te krijgen». In het artikel in Binnenlands Bestuur wordt het personeelsgebrek als een onneembare hobbel aangemerkt: «Ja, we hebben extra geld gekregen voor externe inhuur van personeel, maar mensen met kennis van zaken zijn niet te vinden», aldus een ambtenaar van de gemeente Borsele. Als ook de VNG spreekt over een zware en extra belasting voor de organisatie en het evident is dat met de huidige krapte op de arbeidsmarkt voldoende deskundig personeel niet te vinden is, acht de regering het dan verantwoord om tot invoering van de Omgevingswet over te gaan terwijl bijna de helft van de ondervraagde gemeenteambtenaren klagen dat er niet voldoende personeel is om een verantwoordde uitvoering te kunnen realiseren?

Ik herken het beeld dat personeelstekorten op met name afdelingen planvorming problematisch zijn voor gemeenten. Net zoals personeelstekorten overal in Nederland op dit moment tot problemen leiden. Daarom heb ik via de Flexpoolregeling extra middelen beschikbaar gesteld voor de inhuur van personeel, zoals de vraag ook vermeldt. Het interbestuurlijke programma Aan de Slag met de Omgevingswet en VNG helpen gemeenten bovendien om prioriteiten te stellen bij de implementatie van de Omgevingswet en DSO, zodat zij in elk geval aan de minimale criteria voor inwerkingtreding kunnen voldoen. Het lijkt mij niet verantwoord om het de invoering van de Omgevingswet te wachten tot de krapte op de arbeidsmarkt voorbij is. Het klopt dat personeelstekort bij gemeenten een probleem is – maar het klopt ook dat dit probleem niet wordt opgelost door inwerkingtreding van de Omgevingswet verder uit te stellen. Duidelijkheid over de inwerkingtredingsdatum stelt bevoegd gezagen in staat om hierop te anticiperen. Ik meldde in mijn antwoorden op uw eerdere vragen op 12 september 2022, dat de onzekerheid over inwerkingtreding ertoe dat gemeenten voor plannen die rond of kort na datum van inwerkingtreding hun beslag moeten krijgen nu deels dubbel werk moeten doen, omdat onzeker is welk rechtsregime dan van toepassing zal zijn. Om mensen en middelen goed te kunnen prioriteren en te voorkomen dat er dubbel werk moet worden gedaan heeft de uitvoeringspraktijk dringend behoefte aan definitieve helderheid over de inwerkingtredingdatum van de Omgevingswet.

(35) Uit het onderzoek van I&O Research blijkt verder dat in de praktijk voor inwoners en bedrijven de raadpleegbaarheid van de geldende regels op 1 januari 2023 met het op dit moment functionerende DSO niet voldoende is. Enkele citaten: «De vindbaarheid van activiteiten in de aanvraagmodule is slecht. Regels op de kaart is qua performanceveel minder dan het huidige ruimtelijke plannen» en «Regels op de kaart is niet praktisch en verre van overzichtelijk. Voor inwoners en bedrijven (en zelfs voor gemeentelijke medewerkers) is de juiste informatie heel moeilijk te vinden».

  • a) Is de regering het met de leden van de fractie van GroenLinks eens dat deze problemen inherent zijn aan het volgen van een ander systeem, namelijk geen omschrijving van bestemmingen maar van activiteiten? Als de burger of ondernemer een activiteit omschrijft die hij zelf voor ogen heeft, maar die omschrijving wijkt af van die welke in het DSO is gehanteerd, dan verschijnen immers niet de geldende regels voor de betreffende activiteit.

Wanneer burgers of bedrijven een vergunning- of meldingencheck uitvoeren in het Omgevingsloket, die dient om na te gaan of hetgeen zij willen gaan doen vergunnings- of meldingsplichtig is, dan kunnen zij juist zoeken op meer gangbare omschrijvingen in normale mensentaal als «boom omhakken», «schuur bouwen» of «dakkapel plaatsen». Het Omgevingsloket koppelt deze omschrijvingen in normale mensentaal aan vergunnings- en meldingsplichtige activiteiten die mogelijk van toepassing zijn. Na het invullen van de vergunnings- en meldingencheck kan de initiatiefnemer meteen doorgaan naar het aanvragen van de desbetreffende activiteiten. De antwoorden die hij al heeft gegeven worden hierbij alvast ingevuld.

Het klopt wel dat als burgers of bedrijven rechtstreeks naar aanvraag indienen gaan in het Omgevingsloket en niet eerst naar checken, zij bij het aanvragen alleen kunnen zoeken op de juridische activiteitnaam. Dit voldoet aan de wensen van meer professionele gebruikers, die vaker het loket gebruiken en weten welke activiteit zij daar moeten hebben. Zij hebben juist behoefte aan een digitaal formulier met zo min mogelijk toeters en bellen, wat snel in te vullen is door een geroutineerde gebruiker. De aanname is dat met name deze doelgroep rechtstreeks naar de aanvraagmodule gaat, en dat minder goed ingevoerde gebruikers eerst de check doorlopen. De eerste vraag die gesteld wordt aan mensen die vastlopen bij het aanvragen is dan ook doorgaans of zij eerst de vergunning- en meldingencheck hebben doorlopen.

Ik herken het beeld niet dat in Regels op de Kaart de regels moeilijker te vinden zijn dan in de huidige functionaliteit. In www.ruimtelijkeplannen.nl is het nu vaak lastig te vinden welke regel het geldende recht is, omdat de verschillende bestemmingsplannen die op een locatie van toepassing kunnen zijn niet automatisch met elkaar consolideren. Zeker bij zogeheten parapluwijzigingen, waarin met één nieuw plan een hele serie onderliggende plannen wordt gewijzigd op bijvoorbeeld het gebied van parkeernormen, leidt dit tot een voor gebruikers vaak onoverzichtelijk resultaat. Dit probleem wordt door het werken met de nieuwe STOP-TPOD standaarden en DSO-LV uit de wereld geholpen, omdat dergelijke wijzigingen dan automatisch in de geconsolideerde versie van het omgevingsplan worden getoond. Mijn beeld is dus dat na inwerkingtreding de inzichtelijkheid van gemeentelijke regelgeving in de Viewer Regels op de Kaart steeds beter wordt.

(36) Hadden de resultaten uit voormeld door I&O Research onderzoek voorkomen kunnen worden door eerder een uitvoeringstoets bij uitvoeringsorganisaties, zoals gemeenten, uit te voeren, zoals naar aanleiding van een vraag van het lid Kluit (GroenLinks) aan de Kamer is toegezegd?76

De bevindingen van I&O Research schetsen een beeld van de ervaringen van contactpersonen bij een groep gemeenten. Deze resultaten hebben onder meer betrekking op de ervaringen met het functioneren van een deel van het DSO, de planketen. Dit punt is in beeld, een afzonderlijke uitvoeringstoets was daarvoor niet nodig en had dat ook niet voorkomen. Wel was het reden om hiervoor tijdelijke alternatieve maatregelen te ontwikkelen. De aangescherpte Route 2022 bevat een overzicht van de verschillende mijlpalen op weg naar de invoering.

(37) Hoe beoordeelt de regering de geuite zorgen in verhouding tot de invoering van een stelselherziening, met name tegen de achtergrond van een land waarin een groot deel van de bevolking de overheid al tekort vindt schieten in de basistaken?

Het is van belang om de Omgevingswet zorgvuldig en verantwoord in te voeren. Dit zorgt ervoor dat de verbeterdoelen van het wettelijke stelsel vanaf de start goed kunnen worden gerealiseerd. Het nieuwe stelsel biedt een pakket aan instrumenten die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de maatschappelijke opgaven voor de fysieke leefomgeving. Het is dan ook zaak dat de voorbereidingen de komende periode verder worden doorgezet, zodat de wet en het bijbehorende digitale stelsel succesvol kunnen worden ingevoerd.

(38) De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering of dit nu het moment is om een grote stelselherziening in te voeren, waarvan op voorhand duidelijk is dat het in grote delen van Nederland tot een verslechtering in de dienstverlening zal leiden, tot meer rechtszaken en tot democratische tekorten bij de realisatie van grote transities. Dit laatste omdat het grootste deel van de gemeenten nog geen beleid heeft gemaakt om de bevoegdheden om af te wijken van omgevingsplannen bij de gemeenteraad te beleggen.

In deze vraag van de leden van de fractie van GroenLinks ligt de aanname besloten dat de stelselherziening tot meer rechtszaken zal leiden. Ook bevat het een inhoudelijk oordeel over de wetgeving, bijvoorbeeld dat er sprake zal zijn van een democratisch tekort bij de realisatie van grote transities. De wetgeving van het nieuwe stelsel is met een grote meerderheid in Tweede en Eerste Kamer aangenomen. Daarin ligt ook de opdracht besloten om dit stelsel in te voeren. Uiteraard dient de invoering zorgvuldig en verantwoord te gebeuren. Dat bepaalt dan ook het moment van invoering. Daarmee stopt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering en het beheer van het stelsel niet. Zo zullen de effecten, zoals het aantal rechtszaken, worden gemonitord. Op basis van de monitoring van de feitelijke effecten en opgedane ervaringen zal de wetgeving worden geëvalueerd. Hiervoor zal, conform een door uw Kamer aangenomen motie, een onafhankelijke evaluatiecommissie worden ingesteld. Op die manier wordt ook voorzien in waarborgen voor de toekomst.

(39) De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van de resultaten van het genoemde rapport van I&O Research «Invoering Omgevingswet: is iedereen er klaar voor?».77 Op dit moment zijn de uitkomsten van de enquête van de regering naar de ervaringen bij de bevoegd gezagen met de voorbereidingen op de invoering van de Omgevingswet er nog niet, maar niet uit te sluiten is dat de uitkomsten hiervan verschillen van de eerstgenoemde resultaten. Indien de resultaten substantieel verschillen, verzoeken de leden van de fractie van de PvdA de regering om serieus te reflecteren op deze verschillen. Wat zegt dit over de opzet van de beide enquêtes? Hoe verklaart de regering de verschillen in uitkomsten? Hoe weegt de regering de beide uitkomsten separaat en in onderlinge samenhang? Wat betekent dit verschil voor het antwoord van de regering op de vraag of de uitvoeringspraktijk klaar is voor invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2023?

Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 26 van de leden van de GroenLinks-fractie.

5. De enquête onder de bevoegde gezagen

(40) De leden van de fractie van D66 zien de vormgeving van de enquête naar de ervaringen bij de bevoegd gezagen met de voorbereidingen op de invoering van de Omgevingswet, zoals toegezegd,78 graag tegemoet. Deze leden wensen de regering verder een compliment te maken dat een extern bureau, TwynstraGudde, zorgt voor de validatie van de onderzoeksopzet en van de vragen en voor een beoordeling van de representativiteit van het onderzoek.

In de brief aan uw Kamer van 26 augustus 2022 heb ik de onderzoeksopzet kort beschreven op hoofdlijnen. De enquête is inmiddels uitgevoerd langs deze hoofdlijnen. Een verantwoording over hoe het onderzoek is opgezet en uitgevoerd maakt onderdeel uit van het onderzoeksrapport, deze vindt u bij de voortgangsbrief Omgevingswet en de bijlagen van 14 oktober 2022.

(41) De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van de door de regering uitgezette «enquête uitvoeringspraktijk». Deze leden ontvangen graag de toegezegde informatie over de vormgeving van de enquête.79 De regering geeft in haar brief van 26 augustus 202280 het volgende aan: «Zoals toegezegd, ontvangt u de opzet van de enquête».81 Tot op heden hebben deze leden bedoelde opzet nog niet ontvangen. Kan de regering aangeven op welke termijn de Kamer de enquête-opzet alsnog ontvangt?

In de brief aan uw Kamer van 26 augustus 2022 heb ik de opzet van enquête beschreven: namelijk dat de basis voor de enquête gevormd wordt door de afgesproken minimaal te nemen eisen en acties82 ter voorbereiding (op de inwerkingtreding) van de Omgevingswet. De enquête schetst een beeld van de stand van zaken per bevoegd gezag vanuit de mensen in de organisatie zelf. De betrokken rijkspartijen, provincies, waterschappen, gemeenten en omgevingsdiensten krijgen de enquête toegestuurd, met het verzoek de vragenlijst ingevuld begin september te retourneren. Zo is de enquête ook uitgevoerd. In het rapport over de enquête treft u ook een verantwoording aan over de opzet en uitvoering van het onderzoek. Deze ontvangt u nu dus als onderdeel van de enquête.

Vooruitlopend op de ontvangst van de enquête-opzet hebben de leden van de fractie van de PvdA de navolgende vragen.

(42) De belangrijkste vraag die deze leden bij de opzet van de enquête hebben, is de vraag naar het doel van de enquête. Tijdens het plenaire debat van 28 juni 2022, naar aanleiding van het mondeling overleg van 21 juni 2022 over de Omgevingswet, is de doelstelling van de enquête aan bod gekomen.83 Hierbij hebben de leden van de fractie van de PvdA aangegeven graag een goed en betrouwbaar beeld te krijgen van die uitvoeringspraktijk.84 Kan de regering aangeven wat het precieze doel van de uitgezette enquête is?

In de Kamerbrief85 van 26 augustus 2022 heb ik de opzet van enquête beschreven. De regering heeft met deze enquête precies hetzelfde doel als de Kamer: een goed en betrouwbaar beeld krijgen van de uitvoeringspraktijk.

Zoals verwoord in de enquête: Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de bestuurlijke partners IPO, VNG, UvW en ODNL hebben invulling aan deze toezegging gegeven door een enquête te houden onder de afzonderlijke bevoegde gezagen (gemeenten, provincies, rijkspartijen en waterschappen) en omgevingsdiensten om een landelijk beeld op te kunnen maken. Doelstelling van de enquête is geweest om in beeld te krijgen waar deze overheidsorganisaties staan wat betreft de voorbereidingen op de voorgenomen inwerkingtreding van de Omgevingswet. Doelstelling van de enquête is in beeld te krijgen waar deze overheidsorganisaties staan wat betreft de voorbereidingen op de voorgenomen inwerkingtreding van de Omgevingswet. In de voortgangsbrief Omgevingswet van 14 oktober, ga in nader in op de uitkomsten van de enquête.

(43) Vervolgens is de vertaling van het onderzoeksdoel naar de concrete vragen van belang. Kan de regering aangeven in hoeverre het doel van de enquête wordt behaald met de uitgezette enquête? Aangezien TwynstraGudde zorgt voor de validatie van de onderzoeksopzet, verzoeken deze leden de regering om ook de onderliggende validatie door TwynstraGudde aan de Kamer te doen toekomen.

Uitgaande van het doel zijn de enquêtevragen geformuleerd door de koepels. IPO, VNG, Unie van Waterschappen. Om een zo realistisch mogelijk beeld te krijgen en bevoegd gezagen zo min mogelijk te belasten (want aansluitend bij eerdere monitoring) is ervoor gekozen de minimale eisen en minimale acties die nodig zijn voor een goede inwerkingtreding als uitgangspunt te nemen. De partijen hebben de vragenlijsten, voorafgaand aan het uitsturen, gedeeld en besproken met Twynstra Gudde. De ODNL heeft – voordat Twynstra Gudde betrokken was – de enquête uitgestuurd aan de omgevingsdiensten en de respondenten gevraagd de resultaten aan haar terug te sturen. Om verwarring bij de respondenten te voorkomen, heeft ODNL ervoor gekozen om dit proces in stand te houden. De validatie vindt u in de bijlage bij de voortgangsbrief van 14 oktober 2022 toegestuurde bijlage met het rapport van de enquête.

(44) Kan de regering aangeven waarom de enquête gebaseerd is op de aanwezigheid van de minimale (technische en procesmatige) maatregelen? Is door de regering overwogen om een bredere scope te kiezen? Zo ja, waarom is hier niet voor gekozen? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt dit zich tot het doel van de enquête?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 43 van de leden van de PvdA-fractie.

(45) Om een goed en betrouwbaar beeld te krijgen van de uitvoeringspraktijk is het, naar het oordeel van de leden van de fractie van de PvdA, belangrijk om ook te vragen naar de (verwachte of bewezen) werking van de maatregelen. Relevant zijn hierbij de volgende vragen. Hebben gemeenten de werking al met gebruikers (inwoners/bedrijven) geoefend? Hoe waren de resultaten? Deze leden merken op dat dit type vragen niet zijn gesteld. Kan de regering aangeven waarom deze vragen niet gesteld zijn? Hoe verhoudt dit zich tot het doel van de enquête?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 43 van de leden van de PvdA-fractie.

(46) Een groot zorgpunt is het gebrek aan personeel bij gemeenten. Hier worden in de enquête geen vragen over gesteld, terwijl dit mogelijk een forse impact heeft op de vraag of gemeenten er klaar voor zijn. Kan de regering aangeven waarom deze vragen niet zijn gesteld? Hoe verhoudt dit zich tot het doel van de enquête?

Deze vraag is niet expliciet gesteld, maar is onderdeel van de beantwoording van diverse vragen, zodat ook duidelijk is op welke vlakken knelpunten worden ervaren (van personele aard of anders).

De leden van de fractie van de PvdA merken op dat ook de doelgroep van de enquête relevant is. Deze leden begrijpen dat de enquête is toegestuurd naar de verantwoordelijke ambtenaar bij de bevoegd gezagen (slechts één enquête per organisatie) met het verzoek om de enquête in te vullen na ambtelijke en bestuurlijke consultatie.

(47) Kan de regering aangegeven waarom voor deze werkwijze gekozen is? Waarom is er niet voor gekozen om alle betrokken uitvoerders de enquête te laten invullen? Wat is het effect van deze keuze op de representativiteit van deze enquête?

Er is voor deze werkwijze gekozen omdat dit het meest genuanceerde beeld per organisatie geeft in de volle breedte van inwerkingtredingsactiviteiten.

(48) Waarom is door de regering gekozen voor bestuurlijke afstemming? Hoe verhoudt deze keuze zich tot de doelstelling van de enquête?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de antwoorden op vraag 42 en 43 van de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de fractie van de PvdA lezen in de brief van 26 augustus 2022 dat TwynstraGudde zorgt voor een concept- en een eindrapport.86

(49) Is de regering bereid om beide rapporten aan de Kamer te doen toekomen?

Het betreft een concept dat is aangeboden voor hoor en wederhoor in het kader van een zorgvuldig adviesproces. Om zowel recht te doen aan het belang van informatie van uw Kamer als aan de waarborgen van het adviesproces, zal ik het concept en de ambtelijke reactie daarop vertrouwelijk met uw Kamer delen, ik neem hierover zo snel mogelijk contact op met uw griffie.

De leden van de factie van de PvdA hebben van veel medewerkers bij de bevoegd gezagen gehoord dat zij opmerkingen die zij relevant achten niet goed kwijt kunnen in de enquête en dat zij daarom hun meer kwalitatieve bevindingen bij vraag 46 van de enquête invullen.

(50) In het licht hiervan verzoeken deze leden de regering de ruwe data hiervan aan de Kamer te doen toekomen.

Deze zijn onderdeel van het rapport dat als bijlage bij de voortgangsbrief Omgevingswet van 14 oktober 2022 naar uw Kamer is gestuurd.


X Noot
1

De letters EL hebben alleen betrekking op 33 118.

X Noot
2

Samenstelling:

Atsma (CDA), De Boer (GL), Van Dijk (SGP), Pijlman (D66), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), Fiers (PvdA), Dessing (FVD), Geerdink (VVD), Janssen (SP), Kluit (GL), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Meijer (VVD) (voorzitter), Moonen (D66), Nicolaï (PvdD), Prins (CDA), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), vacant (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) en Karakus (PvdA) (ondervoorzitter).

X Noot
3

Samenstelling:

Koffeman (PvdD), Faber-Van de Klashorst (PVV), Van Strien (PVV), Gerkens (SP), Atsma (CDA) (ondervoorzitter), Pijlman (D66), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), Vos (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Huizinga-Heringa (CU), Kluit (GL), Van der Linden (Fractie-Nanninga) (voorzitter), Meijer (VVD), Otten (Fractie-Otten), Prins (CDA), vacant (GL), Van der Voort (D66), Berkhout (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA) en N.J.J. van Kesteren (CDA).

X Noot
4

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG.

X Noot
5

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG, bijlage 2.

X Noot
6

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG, p. 3.

X Noot
7

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DF, bijlage.

X Noot
8

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DF, bijlage, p. 6.

X Noot
9

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DJ, p. 3.

X Noot
10

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG, bijlage 2, p. 22.

X Noot
11

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DF, bijlage, p. 5.

X Noot
12

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG, bijlage 2.

X Noot
13

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DJ, p. 3.

X Noot
14

Kamerstukken I 2021/22. 33 118 / 34 986, EH, p. 36.

X Noot
15

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DF, bijlage.

X Noot
16

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DF, bijlage, p. 6.

X Noot
17

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG, bijlage 1, p. 7.

X Noot
18

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DF, bijlage, p. 4.

X Noot
19

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG, bijlage 2, p. 12.

X Noot
20

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DV, bijlage, p. 4.

X Noot
21

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG, bijlage 1, p. 7.

X Noot
22

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DF, bijlage, p. 4.

X Noot
23

Aanhangsel Handelingen I 2021/22, nr. 10, p. 1.

X Noot
24

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DF, bijlage p. 3.

X Noot
25

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DJ, bijlage 1.

X Noot
27

Aanhangsel Handelingen I 2021/22, nr. 8, p. 4.

X Noot
31

Toezegging T03130.

X Noot
33

Toezegging T03418.

X Noot
34

Toezegging t03418.

X Noot
35

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG.

X Noot
36

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG, p. 2.

X Noot
37

Handelingen I, 2021/22, nr. 35, item 8.

X Noot
38

Handelingen I, 2021/22, nr. 35, item 8, p. 7.

X Noot
39

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG, p. 2.

X Noot
40

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG, bijlage 2.

X Noot
41

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG, p. 3.

X Noot
42

Kamerstukken I 2021/22, 33 118, EG.

X Noot
43

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DF, bijlage.

X Noot
44

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DF, bijlage, p. 6.

X Noot
45

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DJ, p. 3.

X Noot
46

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG, bijlage 2, p. 22.

X Noot
47

Kamerstukken I 2021/22, 33.118, DV, vraag 1 en Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG.

X Noot
48

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DF, bijlage, p. 5.

X Noot
49

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG, bijlage 2.

X Noot
50

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DJ, p. 3.

X Noot
51

Kamerstukken I 2021/22. 33 118 / 34 986, EH, p. 36.

X Noot
52

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DF, bijlage.

X Noot
53

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DF, bijlage, p. 6.

X Noot
54

route_2022_gezamenlijke_roadmap_naar_invoering_omgevingswet_versie_januari_2021.pdf.

X Noot
55

Kamerstukken I 2021/22, 33 118, DV. Vraag 1.

X Noot
56

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG.

X Noot
57

Kamerstukken I 2021/2022, 33 118, DN.

X Noot
58

Kamerstukken I 2021/22, 33.118/34.986, EG, bijlage 1, p. 7.

X Noot
59

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DF, bijlage, p. 4.

X Noot
60

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG, bijlage 2,  12.

X Noot
61

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DV, bijlage, p. 4.

X Noot
62

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG, bijlage 1, p. 7.

X Noot
64

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DF, bijlage, p. 4.

X Noot
65

Aanhangsel Handelingen I 2021/22, nr. 10, p. 1.

X Noot
66

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DF, bijlage p. 3.

X Noot
67

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, DJ, bijlage 1.

X Noot
68

Kamerstukken I 2021/2022, 33 118, DN.

X Noot
70

Aanhangsel Handelingen I 2021/22, nr. 8, p. 4.

X Noot
71

Kamerstukken I 2021/22, 33 118, DZ.

X Noot
73

Kamerstukken I 2021/22, 33.118, DT.

X Noot
76

Toezegging T03130.

X Noot
78

Toezegging T03418.

X Noot
79

Toezegging T03418.

X Noot
80

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG.

X Noot
81

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG, p. 2.

X Noot
83

Handelingen I, 2021/22, nr. 35, item 8.

X Noot
84

Handelingen I, 2021/22, nr. 35, item 8, p. 7.

X Noot
85

Kamerstukken I 2021/22, 33 118, EG.

X Noot
86

Kamerstukken I 2021/22, 33 118 / 34 986, EG, p. 2.

Naar boven