33 000 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2012

Nr. 5 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 september 2011

In de brief van 24 juni 2011, verzoekt de Vaste commissie voor Binnenlandse Zaken om informatie over de in dit jaar al gedane en de nu voorgenomen aanstellingen van waarnemend burgemeesters.

Voor het beantwoorden van deze vraag moest relevante informatie opgevraagd worden bij de commissarissen van de Koningin. Het verzamelen van deze informatie heeft enige tijd in beslag genomen.

De Kamer is eerder uitgebreid geïnformeerd over de aanstelling van waarnemend burgemeesters en het beleid in dat kader. Ik verwijs u daarvoor naar de brieven van 21 november 2006, (Kamerstuk 2006–2007, 30 800 VII, nr. 16), en 19 april 2007 (Kamerstuk 2006–2007, 30 800 VII, nr. 47). In deze brieven is het standpunt bepaald naar aanleiding van de motie Boelhouwer (Kamerstuk 2005–2006, TK 30 300 VII, nr. 25).

Daarnaast is in 2007 bij de Begrotingsbehandeling van BZK in de Tweede Kamer door het CDA gevraagd naar de ontwikkeling van waarnemend burgemeesters (Kamerstuk 2006–2007, 31 200 VII). Bij brief van 20 maart 2008, (Kamerstuk 2007–2008, 31 200 VII, nr. 51 resp. G) is aan zowel de Voorzitter van de Tweede Kamer als de Voorzitter van de Eerste Kamer deze informatie verstrekt.

Verder zijn er door de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties alsmede door de Vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin (BZK/AZ) bij brief van 9 april 2008, schriftelijke vragen gesteld over de ontwikkelingen van waarnemend burgemeesters. Deze vragen zijn beantwoord bij brieven van 26 mei 2008, (deze brief is door de Eerste Kamer gedateerd op 28 mei 2008)(Eerste Kamer, Kamerstuk 2007–2008, 31 200 VII, J), (Tweede Kamer, Kamerstuk 2007–2008, 31 200 VII, 65).

Tot slot is naar aanleiding van het Algemeen Overleg van de vaste Commissie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 september 2009, bij brief van

15 oktober 2009, de beleidslijn van de minister van BZK uiteengezet met betrekking tot waarnemend burgemeesters als er perspectief is op herindeling (Kamerstuk 2009–2010, 28 750 en 32 123 VII, nr. 14).

Bijgaand doe ik u een overzicht van waarnemend burgemeesters toekomen, gebaseerd op informatie van de Kabinetten van de commissarissen van de Koningin.1 Voor uw beeld en dit referentiekader pas ik de gevraagde actuele informatie in een overzicht van waarnemingen in een reeks eerdere jaren. Dit overzicht sluit uiteraard aan bij de informatie die de Kamer eerder is toegezonden. Ik merk daarbij op dat bij de waarnemingen genoemd bij het jaar 2011 zijn opgenomen de waarnemingen die vóór 1 juli 2011 zijn gestart. De cijfers geven dus een actueel beeld van de situatie in de eerste helft van 2011.

Het overzicht is naar de volgende categorieën van waarnemingen ingedeeld:

  • 1. perspectief op herindeling,

  • 2. bestuurlijke problemen, waar de burgemeester (veelal als opmaat tot vertrek) de functie de facto heeft neergelegd, dan wel de burgemeester inmiddels is vertrokken,

  • 3. door bijzondere omstandigheden (b.v. ziekte) is de huidige burgemeester niet in staat het ambt uit te oefenen en

  • 4. overbrugging van de periode tussen ontslag van de vorige burgemeester en het vervullen van de vacature. Dit betreft veelal een korte periode van waarneming, maar die b.v. rond de gemeenteraadsverkiezingen kan oplopen.

Het bijgaande overzicht is verder onderverdeeld in een landelijk totaaloverzicht per jaar rekening houdend met bovenstaande categorieën. Daaronder is per provincie per jaar aangegeven het aantal waarnemers en de reden van waarneming. Ook is het gemiddeld aantal waarnemingen per provincie per jaar aangegeven.

De waarnemingen zijn geteld voor een kalenderjaar. In het overzicht kan het dan ook zijn dat een waarnemer zowel in b.v. 2009 als in 2010 in dezelfde gemeente meetelt als waarnemer waarbij hij/zij dan b.v. de maanden november en december in 2009 heeft waargenomen en de maanden januari en februari in 2010. Er is voor deze opzet gekozen, omdat bij één peilmoment (b.v. 1 januari) de kans groot is dat waarnemingen die toevallig niet op die peildatum speelden niet in beeld komen.

In het overzicht valt het volgende op:

  • In de provincie Fryslân zijn op dit moment (in vergelijk met eerdere jaren) meer waarnemend burgemeesters aangesteld. De reden daarvan is de motie Heijnen c.s. (Kamerstuk 2009–2010, 32 242, nr. 11) waardoor de provincie aan een «Commissie van Wijzen» opdracht heeft gegeven een integraal advies uit te brengen over de mogelijkheid, de wenselijkheid en de haalbaarheid van duurzame versterking van de kwaliteit van het lokaal bestuur in de provincie Fryslân. Het college van GS Fryslân heeft het initiatief genomen om gebiedsgericht met de gemeenten te spreken over de implicaties van dit advies.

  • De vele burgemeestersvacatures die er zijn (geweest) in de provincies Overijssel (de jaren 2009 tot heden) en Limburg (2010 en 2011).

  • De ontwikkelingen rond burgemeesters in de provincie Gelderland in verband met ziekte en overlijden (2010 en 2011).

  • De voornemens tot herindelingen in verschillende provincies (zoals in Noord-Holland en Zuid-Holland) maar die uiteindelijk na de verkiezingen van het nieuwe Kabinet niet zijn doorgegaan.

Naar aanleiding van het overzicht merk ik nog op dat op dit moment bij 10 gemeenten waar een waarnemend burgemeester is aangesteld de burgemeestersvacature is opengesteld en de procedure tot benoeming van een burgemeester loopt. Dat betekent dat binnenkort in deze gemeenten geen waarnemend burgemeesters meer fungeren.

Mede omdat in het verleden in het bijzonder aandacht bestond voor waarnemingen in relatie tot perspectief op herindeling van een gemeente, ga ik op dit punt iets nader in.

Op grond van de huidige Circulaire procedureregels benoeming burgemeester kan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) op voorstel van de commissaris van de Koningin, die daarover gedeputeerde staten raadpleegt, beslissen dat een burgemeestersvacature in een gemeente voorlopig niet wordt opengesteld als – kort samengevat – er een reëel perspectief is op herindeling.

Dit kan blijken uit de start van een Arhi-procedure of een serieuze kans daarop. Voorwaarde in het tweede geval is wel dat de raad van de betreffende gemeente zich niet verzet tegen de niet-openstelling of dat er een bestuurskrachtonderzoek loopt.

De in een circulaire opgenomen criteria bieden de minister van BZK de mogelijkheid om te anticiperen op de start van een Arhi-procedure. De ratio achter deze regeling is dat het niet gewenst is een burgemeester te benoemen die na een paar jaar alweer moet worden ontslagen. Dit is zowel vanuit personeel als uit financieel oogpunt bezwaarlijk.

Er is dus steeds sprake van een evenwichtige benadering, waarin iedere situatie op eigen merites wordt bekeken en het oordeel van de gemeenteraad zwaar weegt. De commissaris van de Koningin adviseert de minister van BZK over het gevoelen van de gemeenteraad. Daarmee is het oordeel van de raad uitdrukkelijk deel geworden van de afweging door de minister.

In uw brief van 24 juni 2011 verzoekt u eveneens om informatie over voorgenomen aanstellingen van waarnemend burgemeesters.

Het aanstellen van waarnemend burgemeesters wordt ingegeven door de omstandigheden op dat moment. Bijvoorbeeld door ziekte van een burgemeester, bestuurlijke problemen, een vacature die ontstaat door benoeming van een zittende burgemeester naar een andere gemeente. Het moment van aanstellen van waarnemend burgemeesters door de commissarissen van de Koningin is dan ook niet van te voren aan te geven. Deze informatie kan ik u dan ook niet verstrekken.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven