nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2009
In het Algemeen Overleg van de Vaste Commissie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties op 23 september jl. heb ik met de Commissie onder
andere gesproken over mijn beleid met betrekking tot waarnemend burgemeesters
als er perspectief is op herindeling. Ik heb toegezegd mijn beleidslijn daarover
uiteen te zetten. Bij dezen voldoe ik aan die toezegging.
Op grond van de huidige Circulaire procedureregels benoeming burgemeester
kan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) op voorstel
van de commissaris van de Koningin, die daarover gedeputeerde staten raadpleegt,
beslissen dat een burgemeestersvacature in een gemeente voorlopig niet wordt
opengesteld als:
– een gemeente, blijkens een herindelingsontwerp1 als bedoeld in artikel 1 van de Wet algemene regels herindeling (Wet
Arhi), voor opheffing in aanmerking komt,
– het college van burgemeester en wethouders op grond van de Wet
Arhi is uitgenodigd tot het voeren van overleg over de wens tot wijziging
van de gemeentelijke indeling,
– aannemelijk is dat binnen een jaar het college van burgemeester
en wethouders tot overleg op grond van de Wet Arhi over de wens tot wijziging
van de gemeentelijke indeling zal worden uitgenodigd en
– aannemelijk is dat binnen twee jaar de raad van de betrokken gemeente,
tezamen met de raad c.q. raden van een of meer andere gemeente(n), met toepassing
van artikel 5 van de Wet algemene regels herindeling een herindelingsontwerp
zal vaststellen.
De in de circulaire opgenomen criteria bieden de minister van BZK de mogelijkheid
om te anticiperen op de start van een Arhi-procedure. De ratio achter deze
regeling is dat het niet gewenst is een burgemeester te benoemen die na een
paar jaar alweer moet worden ontslagen. Dit is zowel vanuit personeel als
uit financieel oogpunt bezwaarlijk.
Als voorwaarde geldt verder dat de minister van BZK alleen zal besluiten
tot voorlopige niet-openstelling vooruitlopend op de start van een Arhi-procedure
als de betreffende gemeenteraad zich daar niet tegen verzet.
Gelet op de ratio van de niet-openstelling heeft de minister van BZK de
mogelijkheid om een besluit tot openstelling van een burgemeestervacature
aan te houden als er een bestuurskrachtonderzoek loopt. Dan wordt de beslissing
tot het wel of niet openstellen van de burgemeestersvacature opgeschort totdat
er duidelijkheid is. Er dient dan uiterlijk binnen een jaar een beslissing
te worden genomen over de consequenties van het onderzoek.
Het uitstellen van de beslissing tot niet-openstelling van een burgemeestersvacature
is in dit geval redelijk omdat er na een bestuurskrachtonderzoek een reële
kans is op de start van een herindelingstraject. Is de uiteindelijke uitkomst
dat de weg naar een herindeling wordt ingeslagen, dan wordt de vacature niet
opengesteld. Ook hier geldt als voorwaarde dat de gemeenteraad zich daar niet
tegen verzet. Is een gemeentelijke herindeling niet aan de orde, dan wordt
de vacature direct opengesteld.
Er is dus steeds sprake van een evenwichtige benadering, waarin iedere
situatie op eigen merites wordt bekeken en het oordeel van de gemeenteraad
zwaar weegt. De commissaris van de Koningin adviseert de minister van BZK
over de beslissing van de gemeenteraad. Daarmee is het oordeel van de raad
uitdrukkelijk deel geworden van de afweging door de minister.
Deze beleidslijn is overigens eerder aan de Kamer kenbaar gemaakt bij
brief van 21 november 2006 (Kamerstukken II 2006/2007, 30 800 VII,
nr. 16).
In het genoemd Algemeen Overleg spraken we verder over de huisvestingsproblematiek
voor burgemeesters. De tijdelijke tegemoetkomingsregeling voor burgemeesters
met dubbele woonlasten wordt zeer binnenkort gepubliceerd in de Staatscourant
en werkt terug tot 1 juni 2009. De regeling zoals die is aangeboden voor
publicatie voeg ik hierbij.1
Deze regeling geeft de gemeenten een handvat voor ondersteuning van burgemeesters
die in het licht van de economische omstandigheden in de problemen zijn geraakt.
Een inventarisatie van de commissarissen van de Koningin duidde daarop. De
essentie van de regeling is dat zittende burgemeesters die op 1 juni
2009 dubbele woonlasten hadden vanwege huur, ambtswoning of koop in de nieuwe
gemeente en met het andere huis actief in de verkoop, onder de werking van
de regeling vallen en aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming. Ik heb
de gemeenten en de burgemeesters bij brief van 5 augustus 2009 al de
contouren van de regeling geschetst en zal binnenkort de gepubliceerde regeling
toelichten door middel van een circulaire.
Over de vraag in het Algemeen Overleg of delen van verantwoordingsrapporten
van de commissarissen van de Koningin aan de Tweede Kamer kunnen worden toegezonden,
beraad ik mij nog. Ik wil daarover ook nog spreken met de CdK’s. De
reden daarvan is dat een verantwoordingsrapport gemaakt wordt ten behoeve
van een gesprek tussen de commissaris van de Koningin en mij. Daarbij komen
zaken aan de orde die in relatie staan tussen de commissaris en mij. Zowel
een commissaris als ik moeten in een dergelijk gesprek vrijuit met elkaar
over zaken kunnen spreken. Daarnaast worden de jaarverslagen van de werkzaamheden
van de commissarissen al naar de Tweede Kamer gestuurd. Ook betrek
ik in mijn afweging de discussie over de commissaris van de Koningin als rijksorgaan.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst