nr. 51
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 maart 2008
In 2007 is bij de Begrotingsbehandeling van BZK in de Tweede Kamer door
het CDA gevraagd naar de ontwikkeling van waarnemend burgemeesters in de loop
van de tijd en de reden van waarneming. Ik heb toegezegd een overzicht te
maken (kamerstuk 2006–2007, 31 200 VII).
Bijgaand doe ik u dit overzicht toekomen1.
Het overzicht (vanaf 2000) is gebaseerd op informatie van de Kabinetten
van de commissarissen van de Koningin van de verschillende provincies. Om
enige structuur aan te brengen heb ik de (redenen van de) waarnemingen naar
de volgende categorieën ingedeeld:
1. a.s. herindeling,
2. bestuurlijke problemen, waar de burgemeester (veelal als opmaat tot
vertrek) de functie de facto heeft neergelegd, dan wel de burgemeester inmiddels
is vertrokken,
3. door bijzondere omstandigheden (b.v. ziekte) is de huidige burgemeester
niet in staat het ambt uit te oefenen en
4. overbrugging van de periode tussen ontslag van de vorige burgemeester
en het vervullen van de vacature.
Wat betreft het overzicht meld ik nog dat het overzicht is onderverdeeld
in een landelijk totaaloverzicht per jaar rekening houdend met bovenstaande
categorieën. Daaronder is per provincie per jaar aangegeven het aantal
waarnemers en de reden van waarneming. Ook is het gemiddeld aantal waarnemingen
per provincie per jaar aangegeven.
De waarnemingen zijn geteld voor een kalenderjaar. In het overzicht kan
het dan ook zijn dat een waarnemer zowel in 2001 als in 2002 in dezelfde gemeente
meetelt als waarnemer waarbij hij/zij dan b.v. de maanden november en december
in 2001 heeft waargenomen en de maanden januari en februari in 2002. Er is
voor deze opzet gekozen, omdat bij één peilmoment (b.v. 1 januari)
de kans groot is dat waarnemingen die toevallig niet op die peildatum speelden
niet in beeld komen.
Uit het overzicht valt o.a. het volgende op:
– Het grote aantal waarnemingen in de provincie Overijssel aan de
vooravond van een grote herindeling per 1 januari 2001.
– Hetzelfde geldt voor de provincies Gelderland en Noord-Holland
waar in afgelopen jaren herindelingen plaatsvonden.
– Het relatief grote aantal waarnemingen in de provincie Zuid-Holland
waar op verschillende plaatsen afgelopen jaren is heringedeeld, maar waar
ook in veel gebieden onderzoeken lopen naar de bestuurlijke toekomst van gemeenten.
– In een aantal provincies, zoals in de provincies Drenthe en Noord-Brabant,
heeft een jaar of enkele jaren voor 2000 een grote herindeling plaatsgevonden.
Gevolg daarvan is dat er nu relatief minder waarnemingen zijn.
Bijzondere aandacht is er voor waarnemingen die voortvloeien uit de beslissing
om een burgemeestersvacature voorlopig niet open te stellen in verband met
perspectief op herindeling. In brieven van mijn voorganger en van mij van
21 november 2006, nr. 2006–375 904 (Kamerstuk 2006–2007,
30 800 VII, nr. 16) resp. 19 april 2007, nr. 2007–120 140
(Kamerstuk 2006–2007, 30 800 VII, nr. 47), hebben wij ons standpunt
bepaald naar aanleiding van de motie Boelhouwer (Kamerstuk 2005–2006,
TK 30 300 VII, nr. 25). Daarmee is het kader bepaald voor de beslissing
om een vacature voorlopig niet open te stellen. Kort gezegd is niet-openstelling
mogelijk als sprake is van een Arhi-procedure dan wel – vooruitlopend
op de start van een Arhi-procedure – indien de raad van de betreffende
gemeente zich daartegen niet verzet of er een bestuurskrachtonderzoek loopt.
In de discussies over de waarnemingen die het gevolg zijn van besluiten
tot voorlopige niet-openstellingen gaat veel aandacht uit naar de situatie
in de provincie Zuid-Holland. Evenals in mijn brief van 19 april 2007
informeer ik u daarom over de actuele situatie. Bijgaand stuur ik u het overzicht
dat de cdK aan de Staten van Zuid-Holland richt.1
Dit overzicht wordt halfjaarlijks uitgebracht. Provinciale Staten kunnen zo
de vinger aan de pols houden voor zover het de ontwikkelingen van herindelingen
betreft.
De commissaris van de Koningin in Zuid-Holland adviseert mij over het
niet-openstellen van de burgemeestersvacatures steeds in overleg met en met
instemming van Gedeputeerde Staten en de raden van de betreffende gemeenten.
Met de commissaris van de Koningin heb ik de afspraak dat hij mij voortdurend
op de hoogte houdt van ontwikkelingen m.b.t. de niet-openstellingen en mij
zonodig adviseert over te gaan tot openstelling van een burgemeestersvacature.
Een voorbeeld van dit laatste zijn de openstellingen van de burgemeestersvacatures
van de gemeenten in de Hoeksche Waard na een periode waarin er een perspectief
was op herindeling.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst