32 847 Integrale visie op de woningmarkt

32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 1076 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juli 2023

In deze brief informeer ik u over een aantal onderzoeken en beleidsontwikkelingen met betrekking tot de volgende onderwerpen:

  • Verduurzamen koopwoningen: ontwikkelingen subsidie en financiering

  • Verduurzamen huurwoningen: modernisering Energieprestatievergoeding

  • Inzet voor verduurzamen utiliteitsgebouwen en monumenten

  • Ontwikkelingen natuurinclusief en klimaatadaptief bouwen

  • Lokale warmtetransitie: monitor en verbetering financiële instrumenten

Verduurzamen koopwoningen: ontwikkelingen subsidie en financiering

Onderzoek gebruik subsidie en Warmtefonds koopwoningen

TNO en CBS hebben in opdracht van BZK een aantal monitors gemaakt over het gebruik van subsidie, o.a. Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE), en het Nationaal Warmtefonds (hierna Warmtefonds) door woningeigenaren en VvE’s in 2021 en 2022. U ontvangt ze als bijlage bij deze brief. De monitors brengen in beeld welke inkomensgroepen de subsidies en financiering gebruiken, voor welke woningen (bouwjaar, energielabel) en welke besparing dit oplevert. Hieronder geef ik enkele belangrijke uitkomsten.

  • ISDE vooral voor label C en slechter; warmtepomp voor betere labels

    We zien dat de subsidie voor isolatie goed werkt om woningen met label C, D, E, F en G te isoleren. Subsidie voor een warmtepomp kwam, logischerwijs, vaker voor in woningen met een beter label. In absolute zin werd het vaakst ISDE verstrekt voor een woning met label C, omdat er veel label C woningen zijn. In relatieve zin werd het vaakst ISDE verstrekt voor een label G-woning. Dit ging om ruim 4,3% van alle geregistreerde G-labels. Dit past bij het doel om slechte labels met prioriteit te verduurzamen. Bij de B-labels ging het bijvoorbeeld om 1,7%. De isolatiemaatregelen waar in 2022 het vaakst ISDE voor werd verstrekt waren achtereenvolgens: vloerisolatie, isolatieglas, spouwmuurisolatie en dakisolatie.

  • Gebruik ISDE bij monumenten

    TNO heeft in de monitor ook gekeken naar het gebruik van de ISDE voor monumenten. Voor woningen die een gemeentelijk of provinciaal monument zijn, werd in 2022 even vaak ISDE verstrekt als voor andere woningen, voor woningen die een rijksmonument zijn minder vaak.

  • Financiering Warmtefonds voor alle labels

    De financiering van het Warmtefonds werd bij alle labels ongeveer evenveel gebruikt, alleen relatief weinig voor label A. Bij het Warmtefonds waren de populairste maatregelen in 2022 dakisolatie, zonnepanelen, isolatieglas en warmtepompen. Het gaat om relatief wat duurdere maatregelen, wat in het geval van financiering logisch lijkt.

  • Gebruik subsidies en financiering per inkomensgroep

    TNO en CBS hebben ook de inkomenspositie in beeld gebracht van woningeigenaren die gebruik maken van de subsidie en het Warmtefonds. De monitors laten zien dat alle inkomensdoelgroepen de regelingen gebruiken, ook huishoudens uit de laagste inkomensdecielen (besteedbaar huishoudinkomen). Midden- en hoge inkomens gebruiken de regelingen zowel in absolute als relatieve zin vaker.

Inzet huur- en koopsector nodig om mensen met laag inkomen beter te bereiken

De uitkomsten van de monitors laten zien dat de subsidie en financiering voor verduurzaming steeds meer worden gebruikt door een brede doelgroep onder de woningeigenaren, maar ook dat extra aandacht nodig is voor huishoudens met lage inkomens. Verduurzaming van huurwoningen is daarvoor het belangrijkste. Het kabinet helpt hierbij door de afschaffing van de verhuurderheffing, de prestatieafspraken met de corporaties, de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH), de Subsidie aardgasvrije huurwoningen (SAH), de aangekondigde wijzigingen in de energieprestatievergoeding (EPV) en met duidelijkheid via normering.

Extra budget voor lokale isolatieaanpak in kwetsbare dorpen en wijken

Het is ook van belang huishoudens met een laag inkomen in koopwoningen beter te bereiken. Dat doe ik op verschillende manieren. In het Voorjaarspakket Klimaat1 is 425 miljoen euro opgenomen voor het versterken van de collectieve aanpak kwetsbare wijken en dorpen. De middelen zijn bedoeld voor isolatie en eventueel interne voorzieningen bij aansluiting op warmtenetten voor de wijkaanpak. De definitieve inzet en verdeling van middelen voor kwetsbare wijken en dorpen wordt op Prinsjesdag bekend. Dan zal ik ook de gemeenten informeren over het bedrag waar ze extra op kunnen rekenen, bovenop de 1.460 euro per woning die ze al aan kunnen vragen.

Op 6 juli heb ik de wijzigingsregeling voor de lokale aanpak gepubliceerd2, waarmee gemeenten dit jaar een (aanvullende) aanvraag kunnen indienen voor de 100 miljoen die dit jaar versneld wordt ingezet voor de lokale aanpak. Hierover heb ik uw Kamer in maart geïnformeerd (Kamerstukken 32 847 en 32 813, nr. 1014). Gemeenten kunnen hierdoor tot en met 31 oktober in totaal 306 miljoen euro aanvragen.

Voor elke gemeente is geld gereserveerd naar rato van het aandeel huishoudens met slecht geïsoleerde woningen in combinatie met een laag inkomen. Dat geldt ook voor de extra 100 miljoen euro. Op dit moment zijn er 90 aanvragen binnen, maar ik verwacht dat na de publicatie van de wijzigingsregeling nog veel aanvragen zullen worden gedaan.

Uw Kamer verzocht in het commissiedebat over het Klimaatakkoord gebouwde omgeving (KAGO) op 22 maart 2023 om inzicht in de spreiding over gemeenten in Nederland op basis van de eerste tranche en hierover in het tweede kwartaal te rapporteren. Omdat veel gemeenten de publicatie van de wijzigingsregeling voor de extra 100 miljoen afwachten, is het nog niet zinvol om op dit moment te kijken naar de spreiding van de aangevraagde middelen. Ik informeer uw Kamer graag snel na het sluiten van het loket – dit is op 31 oktober – over het totaal aan binnengekomen aanvragen en de spreiding over gemeenten.

Ontzorging woningeigenaar bij aanvragen subsidie

Vereniging Eigen Huis vroeg recent aandacht voor de moeilijkheden die een deel van de woningeigenaren ondervindt bij het aanvragen van ISDE. Een belangrijke ontwikkeling is dat steeds meer gemeentelijke energieloketten, isolatiebedrijven en andere ontzorgende partijen mensen helpen die moeite hebben met het aanvragen van subsidie, of zelfs de hele subsidieaanvraag namens de woningeigenaar doen. De intermediairs zorgen bijvoorbeeld voor de contacten met uitvoerders van maatregelen en voor het verzamelen van de benodigde informatie voor een subsidieaanvraag. Daarnaast vragen ze de subsidie aan namens de woningeigenaar, die de subsidie krijgt uitgekeerd.

Vanuit gemeenten is de vraag gesteld of zij woningeigenaren met een financieel kwetsbare positie beter kunnen ontzorgen door ook de betaling aan de uitvoerder van verduurzaming en de subsidie-ontvangst vanuit de ISDE over te nemen. Op die manier hoeven deze woningeigenaren zich bij verduurzaming van hun woning geen zorgen te maken over de betaling. Voor deze werkwijze met gemeenten in een intermediaire rol, heb ik in overleg met het Ministerie van EZK en met de RVO een goed werkbare oplossing gevonden. Met gemeenten en de VNG wordt gekeken vanaf wanneer deze werkwijze in de praktijk kan worden gebracht. In antwoord op Kamervragen heb ik recent ook aangegeven dat ik wil onderzoeken hoe het aanvraagproces voor subsidie voor verduurzaming van de woning nog verder kan worden vereenvoudigd3.

Onderzoek naar uitbreiding ISDE met ventilatiesystemen

Als toegezegd in het commissiedebat KAGO op 22 maart 2023 (Kamerstukken 32 813 en 32 847, nr. 1211), onderzoek ik de subsidiemogelijkheden voor energiebesparende ventilatiesystemen voor woningeigenaren. Momenteel bestaan er al subsidies voor energiezuinige ventilatiesystemen in verschillende regelingen. In de subsidies voor VvE’s, particuliere verhuurders en maatschappelijk vastgoed is subsidie beschikbaar voor energiezuinige ventilatiesystmen. Het gaat dan om het aanleggen van een systeem voor een vraag gestuurde ventilatie of balansventilatie met warmteterugwinning met een rendement van ten minste 90%. Ook de middelen vanuit de Specifieke uitkering (SPUK) Lokale Aanpak Isolatie kunnen gemeenten gebruiken voor deze ventilatiemaatregelen.

We kijken naar de mogelijkheid om energiezuinige ventilatie op te nemen in de ISDE. Hierbij wordt gekeken naar doelmatigheid, budgettaire dekking, de precieze voorwaarden en de uitvoerbaarheid van de regeling. Ook wordt de eventuele wijziging besproken met stakeholders. De uitkomsten hiervan zouden per 2025 ingevoerd kunnen worden. Daarbij wordt bezien of een wijziging met terugwerkende kracht per 1 januari 2024 kan gelden.

Verbeteringen financiering: uitbreidingen Warmtefonds

Het Klimaatakkoord (bijlage bij Kamerstuk 32 813, nr. 342) en eerdere brieven4 benadrukken dat een breed palet aan aantrekkelijke, toegankelijke en verantwoorde financieringsmogelijkheden belangrijk is. De meeste eigenaren financieren verduurzaming met spaargeld (87%) of de hypotheek (10%).5 Het Warmtefonds biedt extra financieringsopties voor woningeigenaren zonder markttoegang en VvE’s. Op dat vlak zijn drie ontwikkelingen relevant:

  • 0% rente voor woningeigenaren met inkomen tot € 60.000

    Woningeigenaren met een verzamelinkomen tot € 60.000 per jaar betalen vanaf juni 2023 geen rente op financiering van het Warmtefonds om hun koophuis te verduurzamen. De inkomensgrens was eerst € 48.625 en is aanzienlijk verhoogd. Woningeigenaren kunnen het Warmtefonds gebruiken voor bijvoorbeeld zonnepanelen, HR-glas en het isoleren van muren, vloer en dak.

  • Financiering Warmtefonds voor VvE’s met 1,5% rentekorting

    Het is belangrijk dat woningeigenaren en huurders in een VvE ook een lagere energierekening en een comfortabel huis hebben. Daarom verlaagt het Warmtefonds de rente voor VvE’s. Bovendien wil het Warmtefonds de voorwaarden voor VvE’s verbeteren. Ik informeer u hierover in de Versnellingsagenda VvE’s die uw Kamer binnenkort ontvangt.

  • Warmtefonds financiering met 0% rente voor mensen zonder leenruimte

    Er is ook een groep woningeigenaren zonder leenruimte. Zij komen bij reguliere kredietverstrekkers niet in aanmerking voor een lening. Ook deze woningeigenaren kunnen terecht bij het Warmtefonds en betalen de eerste vijfjaar geen aflossing, daarna bekijkt het Warmtefonds opnieuw de financiële situatie van de eigenaar. Zij betalen geen rente voor de financiering. Voor deze groep is recent het maximale leenbedrag verhoogd van 5.000 euro naar 10.000 euro, zodat ook zij substantiële maatregelen kunnen nemen om hun huis te verduurzamen, met een verantwoorde financiering.

Rekenvoorbeeld Warmtefonds

Woningeigenaren met een verzamelinkomen tot zestigduizend euro betalen vanaf nu geen rente meer bij het Warmtefonds. Deze eigenaren zullen meestal kiezen voor een langere looptijd, bijvoorbeeld twintig jaar. Gemiddeld lenen mensen 14.000 euro bij het Warmtefonds. De maandelijkse aflossing voor deze groep is dan 58 euro. In veel gevallen zal de energiebesparing zo gunstig uitvallen, dat de eigenaar daarmee in feite de aflossing betaalt. Mensen met een verzamelinkomen boven de 60.000 euro, betalen bij een lening van 14.000 euro aan maandelijkse aflossing en rente 142 euro als een eigenaar kiest voor een looptijd van tien jaar (rente 4,1%). Naast het Warmtefonds kunnen eigenaren voor isolatie of warmte-opties ook gebruik maken van subsidie.

Onderliggende onderzoeken en rapporten

De besluitvorming omtrent het Warmtefonds is gebaseerd op verschillende onderzoeken en rapporten. Het CBS heeft onderzoek gedaan naar de inkomensgrens van de 0% rente lening, PWC heeft de impact van deze lening op financiering via andere marktpartijen geraamd en PWC heeft ook een prognose gemaakt van de vraag naar financiering via het Warmtefonds tot en met 2030 en de benodigde rijksbijdrage:

  • CBS-onderzoek naar inkomensgrens 0% rente Warmtefonds

    De motie Peter de Groot c.s. vroeg het kabinet te onderzoeken tot welke inkomensgrens de renteloze lening in het Warmtefonds zou moeten worden verhoogd (Kamerstuk 32 813, nr. 1102). Naar aanleiding van deze motie heb ik het CBS laten kijken hoeveel meer woningeigenaren gaan verduurzamen met de onlangs ingevoerde 0% rente.6 CBS heeft gekeken naar de inkomens van eigenaren die gebruik maakten van het Warmtefonds in de eerste vier maanden dat de renteloze lening werd ingevoerd voor mensen met een laag inkomen (nov 2022 t/m feb 2023).7 Hiermee kan een schatting gemaakt worden van het gebruik van de renteloze lening ten opzichte van een reguliere Warmtefonds lening. Het aantal financieringen bij deze groep lage inkomens is ruim verdubbeld na invoering van de 0% rente. De cijfers gaan over een kort tijdsbestek, dus we moeten voorzichtig zijn met het trekken van al te grote conclusies. Niettemin is het beeld dat de inkomensgroep net boven de 45.000 euro, die destijds nog niet in aanmerking kwam voor renteloze leningen, achterblijft in het gebruik van leningen bij het Warmtefonds.

  • PWC raming afname financiering door andere marktpartijen

    De verwachting is dat de vraag naar financiering bij andere marktpartijen afneemt door het aanbieden van de 0% rente lening aan een grotere groep. PWC komt in zijn recente onderzoek, waarbij werd uitgegaan van een inkomensgrens voor de renteloze lening van € 65.000 i.p.v. € 60.000, uit op een afname van 17%8. De prognose van PWC rekende dus met een hogere inkomensgrens (€ 65.000) dan waar uiteindelijk toe is besloten door het kabinet (€ 60.000). De verwachte afname van de vraag naar financiering bij andere marktpartijen zal daardoor lager zal zijn.

    Tegelijk zorgt het stimulerende beleid van het rijk voor verduurzaming in algemene zin voor een groei van de vraag naar financiering.

  • PWC prognose benodigde rijksbijdrage Warmtefonds

    PWC heeft in hetzelfde rapport een prognose gemaakt maken van de vraag naar financiering via het Warmtefonds en de benodigde rijksbijdrage aan het Warmtefonds, conform de motie van het lid Yesilgöz-Zegerius c.s. (Kamerstuk 32 813, nr. 349). Het rapport van PWC concludeert dat de vraag naar financiering van het Warmtefonds de komende jaren fors groeit en dat de huidige voorziene rijksbijdrage vanaf 2027 onvoldoende is om de financieringsvraag volledig te dekken tot en met 2030. Het gaat met name om het deel van het Warmtefonds dat zich richt op de mensen die geen toegang hebben tot reguliere financiering, zoals de mensen zonder leenruimte, woningeigenaren van 75 jaar en ouder en mensen met een BKR notering. De financieringsvraag van deze groep, en de benodigde rijksbijdrage, hangen nauw samen met de daadwerkelijke stappen die deze groep gaat nemen. Daarom volg ik de komende tijd de monitors van het Warmtefonds nauwlettend en zal daarbij extra oog hebben voor deze groep.

    De uitkomsten van het rapport moeten enigszins genuanceerd worden, want in het rapport is, als gezegd, rekening gehouden met een inkomensgrens van € 65.000 euro, terwijl het kabinet heeft besloten tot een lagere inkomensgrens van € 60.000 euro en bovendien heeft PWC geen rekening kunnen houden met de € 300 miljoen die het kabinet beschikbaar heeft gesteld bij voorjaarsbesluitvorming. Desalniettemin laat de prognose van PWC zien dat naar verwachting op termijn gekeken moet worden naar de voorwaarden van het Warmtefonds en de doelgroepen die prioriteit hebben in relatie tot het beschikbare budget. Ik attendeer u tot slot op de bijgevoegde jaarverslagen van de stichtingen Warmtefonds 1 en 2.

Toekomstige ontwikkelingen Warmtefonds en hypotheek

De Algemene Rekenkamer (ARK) publiceerde eind 2022 een onderzoek naar het Warmtefonds, waarin de ARK stelde dat het Warmtefonds financiering biedt aan woningeigenaren die ook op de markt terecht kunnen en dat dit de doelmatigheid van de publieke middelen beperkt. De aanbeveling was om de financiering vooral te richten op die groepen die niet door de markt worden bediend. Hiervoor is belangrijk dat financiering vanuit de markt echt aantrekkelijk wordt voor verduurzaming. De markt en het rijk werken hier aan.

Enerzijds is, door het verbeteren van de financieringsmogelijkheden via consumptief krediet en de hypotheek, het Warmtefonds op termijn mogelijk niet meer nodig voor de hogere inkomens. Voorbeelden van verbeteringen zijn onder meer een voorstel tot differentiatie van de leennorm voor hypotheken naar energielabel dat momenteel wordt uitgewerkt. Woningen met een beter label kunnen bij aanvang meer lenen en het budget om te verduurzamen gaat voor woningen met een slechter label omhoog. De consultatie van deze regeling wordt deze juli verwacht. Tevens loopt een onderzoek naar de mogelijkheid van verkort hypotheek advies. Resultaten van dit onderzoek verwacht ik in september. Financieel adviseurs kunnen huiseigenaren hiermee helpen om de stap naar verduurzaming te zetten. Ook bestaat de mogelijkheid om met NHG garantie duurzaamheidsinvesteringen te financieren voor woningen met een waarde tot 405.000 euro. De verstrekkers van consumptief krediet werken aan voorstellen om financiering van verduurzaming beter mogelijk te maken, onder meer in het verband van de Vereniging Financieringsondernemingen Nederland.

Anderzijds hebben we doelgroepen toegevoegd die op de markt niet of moeilijk in aanmerking komen voor financiering: kleine VvE’s, VvE’s met corporatiewoningen, woningeigenaren met een leeftijd van 75 jaar of ouder, woningeigenaren zonder leenruimte en woningeigenaren met een BKR-registratie. Het Warmtefonds biedt deze doelgroepen financiering om hun woning te verduurzamen. Daarnaast heeft het Warmtefonds gewerkt aan vereenvoudiging van het aanvraagproces voor woningeigenaren en VvE’s.

Ik heb uw Kamer tijdens het Commissiedebat over het Klimaatakkoord voor de gebouwde omgeving op 15 september 2022 (Kamerstukken 32 813 en 32 847, nr. 1109) toegezegd te kijken of het Warmtefonds de verschillende doelgroepen voldoende bereikt. Met de bovenstaande uitbreidingen bereikt het Warmtefonds steeds meer doelgroepen, maar het blijft belangrijk de toegankelijkheid te vergroten voor de laatste doelgroepen die nog niet in aanmerking komen. Ik denk dan aan VvE’s met een meerderheidsaandeel van particuliere verhuurders of eigenaren van winkels en aan woningeigenaren in een schuldhulptraject, waarover ik u dit voorjaar informeerde.9 Dit zijn om uiteenlopende redenen erg lastige doelgroepen om te financieren, maar ik wil ook hen helpen om mee te gaan in de energietransitie.

Recent heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat uw Kamer geïnformeerd over de mogelijkheden die, buiten het Warmtefonds bestaan, voor de financiering voor verduurzaming van het mkb, zoals de BMKB-groen.10 Hiermee wordt ook invulling gegeven aan een motie uit 2022 van de leden Grinwis en Peter de Groot11 die deels ging over de ondersteuning van kwetsbare wijken (zie vorige paragraaf) en die vroeg of het Warmtefonds beschikbaar kan komen voor maatschappelijk vastgoed en mkb. Het Warmtefonds is gericht op particulieren en voor de helderheid en uitvoerbaarheid van de regeling wil het kabinet dit ook zo houden.

Verduurzamen huurwoningen: modernisering Energieprestatievergoeding

Eind mei 2023 is het voorstel voor de modernisering van het Besluit Energieprestatievergoeding Huur (EPV) naar de Raad van State gestuurd voor advies. De modernisering maakt de EPV eenvoudiger voor de verhuurder en beter toepasbaar voor bepaalde woningtypen en geeft de huurder meer zekerheid. Door het oorspronkelijke besluit uit 2016 te actualiseren, wordt het eenvoudiger voor verhuurders om woningen te bouwen of te renoveren die voldoen aan de eisen uit het Besluit Energieprestatievergoeding Huur. Als méér verhuurders deze zeer energiezuinige woningen realiseren, zullen ook méér huurders daarvan profiteren.

In het oorspronkelijke besluit was het al mogelijk voor verhuurders, zoals woningbouwcorporaties, om voor zeer energiezuinige huurwoningen een energieprestatievergoeding overeen te komen met de huurder. Dit bedrag staat los van de huurprijs en is een vergoeding voor de investering die de verhuurder doet om zeer energiezuinige (en energie opwekkende) huurwoningen aan te bieden.

In de praktijk zijn de afgelopen jaren belemmeringen ervaren, waardoor minder woningen met een EPV op de markt kwamen dan verwacht. Tegelijk bleek dat huurders in een EPV-woning tijdens de energiecrisis goed beschermd waren tegen de hoge energieprijzen en in het algemeen erg tevreden zijn over hun EPV-woning. Een verbetering van het besluit was gewenst en eerder ook vanuit de Kamer aangemoedigd.

Mijn ambtsvoorganger heeft de Kamer bij brief van 18 maart 2021 laten weten de mogelijkheden te bezien van aanpassing en vereenvoudiging van de EPV met het oog op het Klimaatakkoord (Kamerstukken 32 813 en 32 847, nr. 673). Met de modernisering wordt die toezegging gestand gedaan. Het voornemen is het besluit na het doorlopen van de benodigde stappen in het najaar van 2023 in werking te laten treden. Vanaf dat moment kunnen verhuurders op basis van het gewijzigde besluit een EPV vragen aan huurders.

Inzet op verduurzamen utiliteitsgebouwen en monumenten

Subsidie verduurzaming maatschappelijk vastgoed versneld in werking

De Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (hierna DUMAVA) is vorig jaar met groot succes opengesteld: in totaal is er voor € 300 miljoen aan subsidie aangevraagd, terwijl er € 150 miljoen beschikbaar was. Vanwege dit succes is besloten om de tweede tranche van de DUMAVA naar voren te halen. Op 18 september 2023 wordt de DUMAVA opnieuw opengesteld met een subsidieplafond van € 190 miljoen. Aanvragers krijgen de mogelijkheid om vanaf 4 september een conceptaanvraag in te dienen. Daarnaast is vanuit het Klimaatfonds € 1,9 miljard gereserveerd om de DUMAVA ook na 2023 door te laten lopen. Ik ben voornemens om de derde tranche van de DUMAVA in april 2024 open te stellen.

Afwegingskader verduurzamen monumenten en cultuurhistorische waarde

Ook aan de verduurzaming van monumenten wordt gewerkt. De Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (RCE), de Ministeries van OCW en BZK, de VNG en de Federatie Grote Monumentengemeenten (FGM) ontwikkelen hiervoor een afwegingskader. Het afwegingskader beschrijft mogelijkheden voor het isoleren van vensters, gevels, daken en vloeren bij monumenten en hoe dit moet worden afgewogen tegen de cultuurhistorische waarde van het culturele erfgoed. Het afwegingskader wordt deze zomer gepubliceerd en wordt elk half jaar geactualiseerd. Bij de eerste actualisatie zullen de categorieën zonnepanelen en installaties worden toegevoegd. In het verlengde hiervan heeft de RCE een handreiking opgesteld die gemeenten helpt met het maken van beleid voor de realisatie van zonnepanelen in beschermde stads- en dorpsgezichten.

Onderzoek labelsystematiek monumenten

Met het Ministerie van OCW is een start gemaakt met een onderzoek naar het labelen van monumenten. Dit onderzoek bevat twee onderdelen: (1) een verkenning in hoeverre de energielabelsystematiek voor monumenten aangevuld of verbeterd moet worden en (2) de uitwerking van een realistische norm binnen deze systematiek. De verwachting is dat het onderzoek in 2024 kan worden afgerond. In het voorjaar van 2024 zal ik uw Kamer over de uitkomsten van het onderzoek informeren.

Ontwikkelingen natuurinclusief en klimaatadaptief bouwen

Natuurinclusief bouwen: kennis, normering, standaardisering en budget

Bij het verduurzamen en inrichten van onze gebouwde omgeving vind ik het belangrijk dat rekening wordt gehouden met de biodiversiteit. Samen met de Minister voor NenS, de Ministers van IenW en VWS werk ik aan een integrale aanpak «Groen in en om de stad».

De gewijzigde motie van het lid Valstar c.s. (Kamerstuk 35 742, nr. 19) verzoekt het kabinet om mogelijkheden en bestaande voorbeelden ter bevordering van natuur en biodiversiteit rondom nieuw te bouwen en te renoveren woonhuizen in kaart te brengen en om te onderzoeken op welke wijze natuur en biodiversiteit geïncorporeerd kunnen worden in de bouw en renovatie van woningen. Met de onderstaande acties geef ik uitvoering aan deze motie.

Kennis ontwikkelen en delen

Eind 2022 heb ik de handreiking «Decentrale regelgeving bij klimaatadaptief en natuurinclusief bouwen, inrichten en beheren» geactualiseerd. Het doel van de handreiking is om met concrete voorbeelden te laten zien hoe verschillende aspecten van klimaatadaptief en natuurinclusief bouwen, inrichten en beheren door decentrale overheden kunnen worden geregeld onder de Omgevingswet. Samen met mijn collega’s voor NenS en van IenW stimuleer ik kennisontwikkeling en het delen van goede voorbeelden voor de bouwsector en gemeenten via het platform «Klimaatadaptief bouwen met de natuur» (KAN). Daarnaast onderzoek ik met mijn collega’s voor NenS, van IenW en VWS de mogelijkheid van een nationale kennisbank groen-blauwe maatregelen.

Normering en standaardisering

Zoals aangekondigd in de brief van 5 juni 2023 «Uitvoering van diverse moties en toezeggingen op het terrein van bouwregelgeving» (Kamerstuk 28 325, nr. 248), wordt in de Omgevingsregeling een verplichting opgenomen dat bij nieuwbouw en bij ingrijpende renovatie maatregelen worden getroffen, zodat daken of gevels verblijfplaatsen kunnen bieden aan gebouwafhankelijke beschermde soorten, zoals de huismus, gierzwaluw en vleermuizen. Deze verplichting wordt in nauwe samenwerking met de bouwsector en natuurorganisaties uitgewerkt en deze zomer in internetconsultatie gebracht. Ook op gebiedsniveau werk ik aan groen en biodiversiteit zoals aangegeven in de brief «Landelijke maatlat voor een groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving en verkenning groennorm» (Kamerstukken 32 813 en 32 847, nr. 1195) die ik op 23 maart 2023 aan uw Kamer heb aangeboden.

Budget natuurinclusief beleid provincies en gemeenten in het NIP

Er is € 44 miljoen vanuit het Nationaal Isolatie Programma (NIP) vrijgemaakt om provincies en gemeenten te ondersteunen bij het treffen van maatregelen om natuurinclusief isoleren te versnellen en gebouwafhankelijke beschermde soorten beter te beschermen. Na de zomer van 2023 start een regeling ter ondersteuning van gemeenten en provincies bij het opstellen van gebiedsgerichte soortenmanagement plannen (SMP).

Onderzoek en kennisagenda koudevraag woningen

Eind 2022 hebben TNO en Deltares op verzoek van het Ministerie van BZK geïnventariseerd welke kennis ontbreekt over de huidige en toekomstige koudevraag in woningen, en welke acties nodig zijn om op duurzame wijze de koudevraag te beperken en in te vullen. Er is kennis nodig over de externe ontwikkelingen (ontwikkeling van het klimaat en de benodigde klimaatjaren om de koudevraag van de toekomst mee te kunnen berekenen), gedrag en behoefte van bewoners en andere gebouwgebruikers aan comfort, berekening van de koudevraag en mogelijkheden om deze met passieve maatregelen te beperken, de energievraag voor de verschillende koeltechnieken en de impact op het energiesysteem. De resultaten zijn gepubliceerd in het rapport Kennisagenda toekomstige koudevraag woningen. Het onderzoek is te vinden op de website van de Rijksoverheid12. Mede naar aanleiding van de motie van de leden Van Esch en Bromet13 hebben TNO en Deltares ook gekeken naar natuurlijke oplossingen. Daarnaast heeft de Provincie Zuid Holland mij op 19 juni 2023 een whitepaper «Duurzame warmte én koude» aangeboden.

In 2023 worden als vervolg op de kennisagenda onderzoeken uitgezet op verschillende thema’s. Hierbij zullen de whitepaper van de provincie en het achterliggende rapport worden meegenomen, en zal in lijn met de motie Van Esch/Bromet worden gekeken naar natuurlijke en passieve oplossingen en de implementatie daarvan.

Lokale warmtetransitie: monitor en verbetering financiële instrumenten

Uitkomsten Monitor proeftuinen Programma Aardgasvrije Wijken 2022

In 2018 startte het interbestuurlijk Programma Aardgasvrije Wijken (PAW), met als doel te leren hoe de wijkgerichte aanpak kan worden ingericht en opgeschaald. In drie rondes zijn in totaal 66 proeftuinen geselecteerd. Jaarlijks wordt dit leerproces gemonitord en wordt een rapportage uitgebracht.

Hierbij informeer ik u over de belangrijkste bevindingen uit de Monitor proeftuinen 2022, die als bijlage bij deze brief is gevoegd. De proeftuingemeenten boeken voortgang en de eerste contouren van een opschaalbare aanpak tekenen zich af. Proeftuingemeenten doorgronden beter wat hun regierol inhoudt, en geven aan dat het helpt dat de benodigde wetgeving ten behoeve van gemeentelijke regievoering vorm krijgt. Het maatschappelijk draagvlak neemt door de stijging van de aardgasprijzen toe, maar de businesscase staat in een deel van de proeftuinen onder druk door stijgende investerings- en rentekosten. Proeftuingemeenten waarderen de extra Rijksmiddelen, maar zien graag dat deze middelen meer gebundeld en eenvoudiger beschikbaar komen. Verder uiten zij zorgen over de verschillen in de kosten en baten tussen bewoners, die zij binnen én tussen gemeenten zien ontstaan. Proeftuingemeenten stellen dat er vanuit het Rijk meer regie nodig is voor een inclusieve en rechtvaardige energietransitie. Proeftuingemeenten lopen tot slot aan tegen capaciteitsgebrek. Hoewel proeftuingemeenten zelf ook creatieve oplossingen vinden, is regionale en landelijke ondersteuning gewenst.

Op deze aantal signalen vanuit gemeenten wordt actie ondernomen. We werken aan het aanvragen van ISDE door gemeenten namens de woningeigenaar en hieronder is beschreven op welke manier de verkokering van subsidieregelingen voor inpandige kosten bij de aanleg van warmtenetten wordt tegengegaan. Verder komt op 1 juli 2023 budget beschikbaar voor regionale samenwerking tussen gemeenten voor de lokale warmtetransitie. Ook de schrap- en verbetervoorstellen die in deze brief zijn genoemd, bevatten voorstellen die de lokale warmtetransitie ondersteunen. Tot slot zal ik alle gemeenten in een brief informeren over de ontwikkelingen in het afgelopen jaar en over een aantal aspecten die de komende tijd van belang zijn: het bieden van duidelijkheid, het indienen van plannen voor een lokale isolatieaanpak, het voorbereiden van warmtenetplannen in het kader van de aanvragen voor de Warmtenet Investeringssubsidie (WIS), de ontwikkelingen voor het vereenvoudigen/samenvoegen van subsidieregelingen en de verbeterde financieringsmogelijkheden van het Warmtefonds.

Zoals aangekondigd is het PAW per 1 januari 2023 opgegaan in het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW), dat alle gemeenten ondersteunt bij de wijkgerichte aanpak van de warmtetransitie. Hierover bent u bij brief van 16 juni 2023 geïnformeerd. De Monitor proeftuinen zal volgend jaar worden geïntegreerd in de bredere NPLW-monitoring.

Bundelen subsidies inpandige kosten warmtenetten en regie gemeente

VNG en individuele gemeenten geven aan dat het «subsidielandschap» voor warmtenetten in de gebouwde omgeving ingewikkeld is en dat gemeenten meer regie willen nemen. Daarom kijken we of en hoe subsidies gebundeld kunnen worden om het proces van planning en uitvoering te ondersteunen en te versnellen. We zijn daarover met onder meer VNG en Aedes in gesprek. De gedachte is om de verschillende subsidies voor woningeigenaren en andere gebouweigenaren ten behoeve van inpandige kosten voor het aansluiten van een warmtenet te bundelen en de gemeente hier een belangrijke rol in te geven. Op die manier kunnen gemeenten warmtenetaansluitingen beter in een collectieve aanpak aanbieden en de eigenaren ontzorgen. Het gaat om de onderdelen voor warmtenetten uit de huidige ISDE, de DUMAVA, de SVVE en de SAH. De inzet is dat in 2025 een nieuwe of aangepaste regeling in werking treedt. De SAH wordt nu nog met een jaar verlengd, zodat deze in ieder geval open staat voor nieuwe aanvragen tot 2025. Voor het einde van dit jaar informeren wij u over de uitkomst.

Geld voor regionale structuur lokale warmtetransitie

Per 1 juli 2023 is de specifieke uitkering regionale structuur NPLW in werking getreden14. Deze regeling ondersteunt gemeenten financieel bij de samenwerking in de regio ten behoeve van de uitvoering van de warmtetransitie. Gemeenten kunnen hiermee gaan samenwerken in de regio. Voor de regio-indeling is de indeling van de Regionale energiestrategie (RES) aangehouden.

Het doel van de regionale structuur, als onderdeel van het NPLW, is dat gemeenten door samen te werken in een regionale structuur beter regie kunnen voeren ten behoeve van de warmtetransitie. Dit komt ten goede aan het uitvoeren (en opstellen) van de transitievisies warmte en wijkuitvoeringsplannen. De gedachte bij de regionale structuur is om passend bij de lokale behoefte regionaal ondersteuning te organiseren. Enerzijds door bijvoorbeeld efficiënt capaciteit en expertise in te zetten in verband met krapte op de arbeidsmarkt en benodigde specialistische kennis. Anderzijds om regionale afstemming te faciliteren: tussen gemeenten onderling, met de provincie en met stakeholders, zoals netbeheerders, woningcorporaties en bouw- en techniekbedrijven.

Voor de regionale structuur is 9 miljoen euro per jaar beschikbaar tot en met 2025 en in 2023 zal ik deze eenmalig ophogen met 7,5 miljoen euro15. De middelen zijn verdeeld over de regio’s, waarbij elke regio in ieder geval voor 1 full time equivalent (fte) aan middelen ontvangt en een bedrag naar rato van het aantal inwoners en de gemeenten in de regio.

Elke regio wordt gevraagd om een regiocoördinator aan te wijzen. De regiocoördinator is verantwoordelijk voor het organiseren van de afstemmingsoverleggen tussen de gemeenten in de regio en, indien van toepassing, met de provincie. Indien gewenst kunnen hier ook andere relevante stakeholders bij aansluiten. Ook fungeert deze coördinator als aanspreekpunt voor het NPLW en kan deze deelnemen aan netwerkbijeenkomsten vanuit het NPLW. Daarnaast haalt de regiocoördinator zowel knelpunten op uit de regio als kennis bij het NPLW, voor bredere verspreiding onder gemeenten en partners in de warmtetransitie.

Schrap- en verbetervoorstellen verduurzaming gebouwde omgeving

Op 21 juni 2023 hebben de partijen van het Uitvoeringsoverleg Klimaatbeleid Gebouwde Omgeving het rapport «Goed geregeld» uitgebracht met voorstellen om de energietransitie te versnellen16. Het rapport is tot stand gekomen op verzoek van het Ministerie van BZK, ter uitvoering van een motie van de leden Bontenbal en Grinwis die het kabinet oproept om de energietransitie in de gebouwde omgeving te «ontregelen»17.

Het is positief dat organisaties die een belangrijke rol hebben bij de verduurzaming van de gebouwde omgeving tot dit rapport zijn gekomen. Ik waardeer bijzonder dat de partijen in het Uitvoeringsoverleg op een aantal punten aangeven zelf actie te willen ondernemen.

Een aantal van de voorstellen in het rapport die gericht zijn aan het Rijk worden al opgepakt. Dat geldt bijvoorbeeld voor de vereenvoudiging van de besluitvormingsregels voor VvE’s en voor het verlagen van de rente op financiering van het Warmtefonds voor VvE’s. Het vereenvoudigen en meer collectief kunnen aanvragen van subsidie voor de kosten van warmtenetten is in deze brief aan de orde gekomen. Ook wordt hard gewerkt aan natuurinclusief isoleren, onder andere via de regeling voor soortenmanagement plannen. Naar andere voorstellen in het rapport van het Uitvoeringsoverleg gaan we de komende tijd goed kijken. In het najaar volgt een uitgebreidere reactie op de voorstellen die gericht zijn aan het Rijk.

Tot slot informeer ik u graag over de Nederlandse inbreng op een consultatievoorstel van de Europese Commissie over het EU heat pump action plan. Dit plan komt op grote onderdelen overeen met het nationale beleid op een punt na: in het voorstel is – voorlopig – de eis opgenomen dat vanaf 2029 de efficiëntie voor ruimteverwarming ten minste 115% moet zijn. Dat is een forse eis waarmee de verkoop van de mono cv-ketel de facto wordt verboden. In mijn consultatiereactie ageer ik daar tegen.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge

Naar boven