De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
Gelet op artikel 2, eerste lid, onderdeel m, en derde lid, en artikel 3 van het Besluit
van 29 oktober 2022, houdende het stellen van regels over het verstrekken van specifieke
uitkeringen aan gemeenten of provincies voor activiteiten die passen in het rijksbeleid
met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving;
ARTIKEL I
De Regeling houdende regels met betrekking tot de verstrekking van een specifieke
uitkering aan gemeenten ten behoeve van de verduurzaming van slecht geïsoleerde woningen
van eigenaar-bewoners en woningen van verenigingen van eigenaars, woonverenigingen
en wooncoöperaties in het kader van het Nationaal Isolatieprogramma (stcrt. 2023, 3877) wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 6, tweede lid, wordt ‘twee maal met ten hoogste één jaar verlengen’ vervangen
door ‘driemaal met ten hoogste één jaar verlengen’.
B
Bijlage I wordt vervangen door de bijlage, opgenomen in bijlage A bij deze regeling.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
TOELICHTING
Zoals aangegeven in de brief aan de Tweede Kamer van 17 maart 20231 wordt er 100 miljoen euro extra beschikbaar gesteld voor gemeenten voor de lokale
aanpak in het kader van de nationale isolatie aanpak in 2023 (het gaat specifiek om
100 miljoen min 18 duizend euro in verband met afronding op hele aantallen woningen
waarvoor gemeenten een specifieke uitkering kunnen aanvragen). Deze middelen komen
bovenop de 206.625.000 euro die al in deze eerste tranche beschikbaar waren en waarvoor
gemeenten al vanaf 1 maart 2023 aanvragen kunnen doen. De 100 miljoen euro extra betekent
dus ongeveer 1,5 keer zoveel middelen per gemeente in deze tranche, in totaal voor
ruim 210.000 woningen. De 100 miljoen euro betreft een kasschuif in middelen uit het
Klimaatfonds voor de lokale aanpak, van 2025 naar 2023. Deze middelen worden dus naar
voren gehaald en versneld uit het Klimaatfonds beschikbaar gesteld via de BZK begroting.
De verdeling van de 100 miljoen euro gebeurt volgens dezelfde verdeelsleutel als die
is gebruikt voor de 206 miljoen euro die al beschikbaar was. Gemeenten kunnen vanaf
de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling 100 miljoen euro extra aanvragen in
de eerste tranche. Aanvragen voor deze eerste tranche kunnen worden ingediend tot
en met 31 oktober 2023. Om tegemoet te komen aan gemeenten die nog niet zover zijn,
is in deze wijzigingsregeling tevens de aanpassing opgenomen die ervoor zorgt dat
de uiterlijke termijn voor de besteding van de middelen en de afronding van de activiteiten
voortaan drie maal met ten hoogste één jaar verlengd kan worden, in plaats van tweemaal.
Verder is in deze wijziging een correctie in de verdeling van de middelen in 2023
en 2024 gedaan voor Voorne aan Zee. Voor hen was onterecht in de tabel een kleiner
aandeel in 2023 opgenomen van het totaalbedrag dat ze kunnen ontvangen in deze tranche
en een groter deel in 2024. Nu is de verdeling tussen het aandeel dat ze in 2023 ontvangen
ten opzichte van 2024 gelijk met de andere gemeenten. Het totaal aan middelen dat
Voorne aan Zee kan aanvragen in deze tranche is niet gewijzigd.
Gemeenten kunnen vaker dan eenmaal een aanvraag doen gedurende deze eerste tranche.
Gemeenten die reeds een aanvraag hebben gedaan voor de 206 miljoen zullen een tweede
aanvraag moeten doen voor de extra middelen. Omwille van het beperken van de lasten
wordt verder aan gemeenten verzocht het aantal aanvragen zoveel mogelijk te bundelen.
In het geval van meerdere aanvragen van een gemeente gedurende deze eerste tranche,
zal er een herziene beschikking worden genomen voor de aanvragen gezamenlijk en geen
nieuwe beschikking, zodat een gemeente geen aanvullende verantwoordingslasten krijgt.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Daarmee wordt een uitzondering gemaakt
op de vaste verandermomenten en de minimale invoeringstermijn, hetgeen in dit geval
gerechtvaardigd is omdat gemeenten die in potentie hun plannen al kunnen opschalen
dat met de extra middelen kunnen doen, waardoor woningeigenaren die zich in energiearmoede
bevinden of daarop een risico lopen sneller ondersteund kunnen worden.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge