31 477 Bestrijden witwassen en terrorismefinanciering

Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 18 mei 2015

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de brief van de Algemene Rekenkamer van 6 maart 2014 inzake aanbieding rapport «Bestrijden witwassen: stand van zaken 2013» (Kamerstuk 31 477, nr. 6).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 13 mei 2015. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Ypma

Adjunct-griffier van de commissie, Koerselman

Inleiding

In antwoord op uw brief van 15 april 2014 deel ik u, mede namens mijn collega van Financiën, mee dat de schriftelijke vragen van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie naar aanleiding van het Rapport van de Algemene Rekenkamer «Bestrijden witwassen: stand van zaken 2013» (Kamerstuk 31 477, nr. 6) worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief.

De beantwoording heeft langer op zich laten wachten dan goed gebruik is. Mijn collega van Financiën en ik hechten er aan om aan te geven dat deze vertraging niet afdoet aan het belang dat wij hechten aan een adequate integrale aanpak van witwassen. Dat belang blijkt uit de voortgang van de aangekondigde beleidsinitiatieven, waar ook de Algemene Rekenkamer belang aan hecht, die het afgelopen jaar de nodige aandacht kregen. De belangrijkste daarvan worden in deze aanbiedingsbrief kort benoemd en in de beantwoording van de specifieke vragen van de VKC wordt -zoals gevraagd- op specifieke onderdelen ingegaan.

Zo is er het afgelopen jaar een witwasmonitor ontwikkeld om inzicht te verkrijgen in de activiteiten van de verschillende partijen op het terrein van de witwasbestrijding en de effectiviteit van het witwasbeleid. De monitor wordt in de tweede helft van 2015 gepubliceerd. De resultaten zullen, voorzien van een beleidsreactie, met uw Kamer worden gedeeld.

Een andere aanbeveling was dat er meer zicht moet worden verkregen in de witwasrisico’s. Het afgelopen jaar zijn concreet voorbereidingen getroffen om een National Risk Assessment (NRA) Witwassen uit te voeren. Binnenkort wordt een start gemaakt met het opstellen van een eerste NRA. Deze wordt naar verwachting in 2016 opgeleverd. Op grond van de uitkomsten van het NRA kan beleid ontwikkeld worden met voor alle betrokken partijen gemeenschappelijke en afgewogen prioriteiten. Zoals de Algemene Rekenkamer ook aanbeveelt zullen de monitor en de NRA structureel plaatsvinden en het informeren van uw Kamer zal deze structuur volgen.

Deze analyse van risico’s past in de context van de implementatie van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn waarover eind 2014 een politiek akkoord is bereikt. Onderdeel van deze richtlijn is het opzetten van een UBO-register, dat op verzoek van uw Kamer is opgenomen. Naar verwachting wordt de tekst van de richtlijn in de zomer van 2015 definitief vastgesteld. Met deze nieuwe richtlijn sluit de Europese regelgeving op het gebied van het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme nauw aan bij de in 2012 gewijzigde standaarden van de Financial Action Task Force (FATF).

Bovendien is op nationaal niveau een concept-wetsvoorstel aanpassing witwaswetgeving, waarin de delictsomschrijving voor witwassen wordt aangepast, voor advies aan de Raad van State gezonden. Na ommekomst van het advies, zal het worden ingediend bij de Tweede Kamer. Overigens zijn ook in de praktijk goede resultaten bereikt. Het aantal witwaszaken is de afgelopen jaren toegenomen evenals het afgepakt crimineel vermogen.

Graag benadrukken wij dat ook de komende jaren de aanpak van financieel-economische criminaliteit, waaronder witwassen en het afpakken van crimineel vermogen, een speerpunt is van dit kabinet.

1

Hoeveel extra budget heeft de regering de afgelopen jaren uitgetrokken om het bestrijden van witwassen van crimineel vermogen tegen te gaan?

18

Welk bedrag is sinds 2008 per jaar aan welke uitvoerende organisatie verstrekt voor de bestrijding van witwassen van crimineel vermogen?

Antwoord vraag 1 en 18

De strafrechtelijke aanpak van witwassen en het afpakken van crimineel vermogen is onderdeel van een brede aanpak van vele vormen van criminaliteit met het oogmerk van financieel gewin. Het witwassen van crimineel vermogen staat immers niet op zichzelf maar vloeit voort uit de criminaliteit waarmee het vermogen wordt vergaard.

In 2007 is door het kabinetBalkenende IV in het project «Veiligheid begint bij Voorkomen» als onderdeel van het beleidsprogramma «Samen werken, samen leven» een impuls gegeven aan onder meer de aanpak van financieel-economische criminaliteit (programma versterking aanpak financieel-economische criminaliteit). Teneinde de aanpak van financieel-economische criminaliteit te versterken heeft de politie destijds budget ontvangen waarmee het aantal fte is uitgebreid met 126,85 fte ten behoeve van de versterking van financieel-rechercheren, ontneming en de aanpak van fraude. De FIOD heeft budget ontvangen voor een capacitaire uitbreiding met 36fte voor twee specifieke witwasteams. Het Openbaar Ministerie heeft destijds ruim 6,3 miljoen euro ontvangen voor extra fraudeofficieren van justitie op de regioparketten, extra ondersteuning, versterking van de fraudemeldpunten, het versterken van het ontnemen, het inrichten van het Vastgoed Intelligence Center en de aanstelling van een advocaat-generaal Financieel-economische criminaliteit.

Door het kabinet Rutte I is specifiek geïnvesteerd in het afpakken van crimineel vermogen. Vanaf 2011 is geïnvesteerd in de strafrechtketen teneinde het afpakken van crimineel vermogen te versterken. Het betreft een bedrag vanaf 2011 oplopend naar 20 miljoen in 2013. De FIOD is uitgebreid met 100fte ten behoeve van de bestrijding van witwassen.

2

Welke voorwaarden zijn verbonden aan de investeringen in witwasbestrijding?

De investeringen door het kabinetBalkenende IV in de strafrechtelijke aanpak waren generiek van aard en hadden tot doel de aanpak van financieel-economische criminaliteit over de volle breedte te versterken. Aan de investeringen door het Kabinet Rutte die meer specifiek van aard zijn, zijn ook specifieke voorwaarden verbonden. Aan de investering in de strafrechtketen oplopend tot 20 miljoen euro per jaar vanaf 2013 teneinde het afpakken van crimineel vermogen te versterken is een oplopende taakstelling verbonden, inhoudende dat vanaf 2017 jaarlijks ruim 100 miljoen euro aan crimineel vermogen wordt afgepakt. Dat is een stijging met ruim 60 miljoen euro per jaar ten opzichte van 2011, het eerste jaar van de keteninvestering.

3

Welke resultaten zijn per uitvoerende organisatie behaald?

Voor de resultaten van het versterkingsprogramma financieel-economische criminaliteit als onderdeel van het project «Veiligheid begint bij Voorkomen»1 van het kabinet-Balkenende IV verwijs ik naar de verantwoording van het project die destijds naar uw Kamer is gestuurd. In het kader van het versterken van het afpakken van crimineel vermogen door het kabinet-Rutte I is gekozen voor een specifieke investering in de keten (vanaf 2011 en oplopend tot een bedrag van 20 miljoen euro per jaar vanaf 2013) met daaraan gekoppeld een oplopende reeks doelstellingen (tot ruim 100 miljoen euro per jaar vanaf 2017) voor de keten. De keteninvestering in het afpakken heeft tot en met het afgelopen begrotingsjaar geleid tot realisatie van de jaarlijks oplopende doelstelling. De doelstellingen voor de jaren 2011 tot en met 2014 bedroegen respectievelijk 43, 49, 59,5 en 70 miljoen euro. De realisatie bedroeg (afgerond) respectievelijk 44, 50, 90 en 136 miljoen euro. Het resultaat over 2014 is 66 miljoen euro hoger dan de doelstelling van 70 miljoen euro van dat jaar. Dit wordt mede veroorzaakt doordat in het resultaat een bedrag van 56 miljoen euro is opgenomen in verband met de ontnemingsschikking in de SBM zaak. Echter ook zonder deze hoge ontnemingsschikking zou het resultaat hoger zijn dan de begrote doelstelling.

4

Welke maatregelen worden getroffen om vanaf heden zo veel mogelijk bij te houden wat de investeringen opleveren?

Het Openbaar Ministerie monitort gedurende het jaar de realisatie van de afpakdoelstelling voor de strafrechtketen en rapporteert driemaandelijks aan mij de Minister van VenJ over de stand van zaken. De Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over het eindresultaat. Teneinde meer inzicht te krijgen in de ketenprestaties van zowel de preventieve aanpak en de strafrechtelijke aanpak van de bestrijding van witwassen wordt op dit moment gewerkt aan de ontwikkeling van een beleidsmonitor witwassen ontwikkeld. door het WODC.

5

Welke progressie is sinds 2008 geboekt op het terrein van de bestrijding van witwassen?

In 2008 lag de bestrijding van witwassen in Nederland ten opzichte van andere landen die lid zijn van de Financial Action Taskforce (FATF) al op een hoog niveau (FATF rapport 25 februari 2011: «Financial investigations have been pursued through agressive and effective approaches, as demonstrated by the relatively high number of prosecutions for money-laundering or money-laundering and other offences»)2. Dit hoge niveau is ook de jaren daarna doorgezet, waarbij de laatste jaren ook steeds meer grotere en complexere zaken zijn gedraaid. Tal van voorbeeld zijn hiervan te geven. Een voorbeeld is de vastgoedfraude zaak (zogenaamde klimop-zaak) ten aanzien van 15 verdachten (12 natuurlijke personen en 3 rechtspersonen). Het Hof legde de hoofdverdachte 7 jaar cel op. Maar ook de allesomvattende regeling die overeengekomen werd door het OM met de First Curaçao International Bank N.V. (FCIB), en de leidinggevenden is een mooi voorbeeld. De regeling had betrekking op alle lopende procedures. Het OM kwam overeen dat het aan beide zijden ingestelde hoger beroep werd ingetrokken en vervolgens is met het OM op deze strafzaak gebaseerde ontneming geschikt voor een bedrag van 34,5 miljoen euro.

Ook het crimineel vermogen dat is afgepakt is sinds 2008 sterk gestegen. In 2008 werd er 30 miljoen euro aan crimineel vermogen afgepakt. In 2014 was dat 136 miljoen euro.

6

Welke deskundigheid is inmiddels bij welke (uitvoerende) organisatie opgebouwd?

7

In hoeverre is er sprake van een te beperkte capaciteit en deskundigheid voor de bestrijding van witwassen?

8

Kan gegarandeerd worden dat (onderzoeks)teams bij politie, justitie en andere opsporingsinstanties zoals de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst – Economische controledienst (FIOD-ECD), Inspectie SZW etc. intact en op sterkte blijven en zodoende opgebouwde kennis en expertise niet verloren gaan?

9

Hoeveel van het in 2008 en daarna aangevulde personeel bij de politie en de FIOD-ECD ten behoeve van de strijd tegen witwassen zit nog op dezelfde functie?

10

Welke toekomstige injecties in personeelscapaciteit hebben de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën nog voor ogen in de strijd tegen witwassen?

Voor alle organisaties, opsporingsdiensten en toezichthouders, geldt dat men over voldoende capaciteit en deskundigheid beschikt om adequaat witwassen te kunnen bestrijden en het crimineel vermogen af te pakken. Het kabinet hecht aan het behoud van deze capaciteit en deskundigheid. Ook de komende jaren is de aanpak van financieel-economische criminaliteit, waaronder witwassen en het afpakken van crimineel vermogen, een speerpunt van dit kabinet. Dit betekent ook dat er voortdurend kritisch wordt bekeken of de beschikbare capaciteit en deskundigheid nog voldoende is of dat er aanleiding is om deze te versterken.

Welke deskundigheid is opgebouwd is afhankelijk van de taak van de organisatie. Elke organisatie heeft de afgelopen jaren aan de opbouw van meer deskundigheid gewerkt. Zo heeft de Financial Intelligence Unit geïnvesteerd in een nieuw bedrijfsprocessensysteem (GoAML).

De Nederlandsche Bank beschikt over een expertisecentrum Cultuur, Organisatie en Integriteit waar expertise over de rol van financiële instellingen bij het bestrijden van witwassen is gebundeld. Signalen van witwassen of andere integriteitschendingen worden door alle toezichthouders aan dit expertisecentrum gemeld om te zorgen dat deze door experts kunnen worden beoordeeld en geprioriteerd en toezichthouders van een passend advies kunnen worden voorzien. De FIOD heeft met een deel van de 100fte (zie ook ons antwoord op vraag 1 en 18) een landelijk kennis- en expertisecentrum ingericht, waarin alle relevante handhavende diensten kunnen samenwerken: het Anti Money Laundering Centre (AMLC). Het AMLC beoogt door het samenbrengen van verschillende kennis en ervaring de totale landelijke informatiepositie te versterken en te borgen. Het zal de kennisdeling faciliteren en de operationele samenwerking op het terrein van witwassen waar mogelijk stimuleren. Zo hebben de betrokken deelnemende partners besloten tot centrale coördinatie van de afweging of witwaszaken verder in behandeling worden genomen. Bij de opsporingsdiensten gaat het vooral om financieel-rechercheurs en het specialisme «financieel-economische expertise». Bij het Openbaar Ministerie is voldoende deskundigheid opgebouwd om te sturen op het financieel rechercheren in onderzoeken, het vervolgen van witwassen en het afpakken van crimineel vermogen zowel in nationaal als in internationaal verband. Daarnaast hebben de toezichthouders, de opsporingsdiensten en het Openbaar Ministerie het samenwerkingsverband informatiebox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV) opgericht. Het doel van iCOV is het in kaart brengen van onverklaarbaar of crimineel vermogen, het blootleggen van witwas- of fraudeconstructies en het kunnen innen van overheidsvorderingen ter ondersteuning van de publiekrechtelijke taakuitoefening van de deelnemende organisaties.

Ook werken deze partijen samen in het Financieel Expertisecentrum (FEC). Binnen het FEC worden thematisch onderwerpen die de integriteit van de financiële sector raken aangepakt.

Deskundigheid van een organisatie wordt niet alleen geborgd door mensen lang op een zelfde functie te houden. Onderdeel van een goed personeelsbeleid is ook het zorg dragen voor voldoende mobiliteit. Daarbij wordt nu en in de toekomst goed geborgd dat de kennis en expertise niet verdwijnt met verloop van personeel. Uiteraard is het voor alle organisaties een blijvend aandachtspunt om de deskundigheid op peil te houden en in organisatorisch opzicht de expertise te borgen. Zowel in kwantitatieve zin als in kwalitatieve zin.

De capaciteit om witwassen effectief op te sporen is dan ook niet slechts intact en op sterkte gebleven, deze is ook uitgebreid. Het aantal fte's voor het specialisme «financieel-economische expertise» bij de Nationale Politie is momenteel ongeveer 840 fte (zowel tactische als informatiefuncties). Doelstelling is medio 2016 een formatie van 1.156 fte. Het gaat hierbij voor een deel om HBO(+) opgeleid personeel.

Een ander voorbeeld is de FIOD, die in 2008 over 2 specialistische witwasteams beschikte. Sinds 1 januari 2013 zijn de twee teams uitgebreid en zijn drie geheel nieuwe witwasteams geformeerd uit de bovengenoemde uitbreiding met ruim 100fte. Bovendien hebben FIOD en Nationale Politie een combiteam ingericht in het kader van het programma afpakken, dat zich eveneens richt op witwasconstructies, met bijzondere aandacht voor personen en bedrijven die witwassen mogelijk maken, de zogenoemde facilitators

11

Welke andere toekomstige maatregelen hebben de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën in de strijd tegen witwassen nog in de steigers staan?

Het beleid op het terrein van de bestrijding van witwassen is altijd in beweging en ontwikkeling. De volgende specifieke maatregelen zijn in ontwikkeling:

De Financial Action Task Force (FATF) heeft in 2012 aangescherpte aanbevelingen vastgesteld waarin een risicogeoriënteerde aanpak van witwassen en terrorismefinanciering, en effectiviteit en inzicht in die risico’s een prominente rol hebben gekregen. De komende jaren zal Nederland zich richten op de implementatie van deze nieuwe standaarden onder meer door het ontwikkelen en opstellen van een Beleidsmonitor Witwassen en een National Risk Assessment Witwassen.

Op EU niveau wordt de laatste hand gelegd aan een nieuwe richtlijn en een nieuwe verordening op het gebied van het tegengaan van witwassen en financieren van terrorisme. In de nieuwe richtlijn en verordening zullen aangescherpte aanbevelingen van FATF zijn verwerkt. Dit houdt voor de richtlijn onder meer in dat wordt voorgesteld om meer instellingen onder het bereik van de richtlijn te laten vallen, meer aandacht te geven aan een risicogebaseerde aanpak, verscherpte regels inzake vereenvoudigd cliëntenonderzoek en regels omtrent informatie over uiteindelijk begunstigden. Ook is een paragraaf over sancties voorgesteld en krijgen de Europese toezicht autoriteiten in het voorstel een grotere rol. De belangrijkste aanscherping die is voorgesteld voor de verordening is het feit dat bij geldovermakingen, naast informatie over de begunstigde, ook informatie over de betaler moet worden opgenomen. Regelgeving is in voorbereiding om de Douane een nadrukkelijker rol te geven in het kader van de bestrijding van witwassen en financieren van terrorisme, met name in de vorm van onderzoeksmogelijkheden bij het vervoer van liquide middelen (cash geld en daaraan gelijk te stellen middelen), edele metalen en edelstenen in post en vracht.

Als een meer algemene maatregel om financieel-economische criminaliteit beter te bestrijden kan worden genoemd de Wet verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit die begin dit jaar in werking is getreden.

Ook verwijzen we graag naar onze brief d.d. 19 december 2014 over de voortgang van de rijksbrede aanpak van fraude waarin is aangegeven dat een centraal aandeelhoudersregister (CAHR) ingericht zal worden (Kamerstuk 17 050, nr. 496). Dit CAHR moet ervoor zorgen dat toezichthouders en opsporingsdiensten snel zicht krijgen op wie zich schuilhoudt achter een Besloten Vennootschap (BV), een niet-beursgenoteerde Naamloze Vennootschap (NV) of een constructie met meerdere vennootschappen. Deze informatie is van groot belang bij effectieve bestrijding van financieel-economische criminaliteit, zoals witwassen. Zoals in het Algemeen Overleg Fraude d.d. 8 april 2015 door mij is aangegeven zal de Tweede Kamer voor het zomerreces door de ministers van Economische Zaken, Financiën en mij nader worden geïnformeerd over het vervolg dan wel de indiening van het wetsvoorstel.

Zoals ook in bovengenoemde Kamerbrief is aangegeven, wordt ingezet op verbetering van het proces van vorderen van bancaire gegevens door de Nationale Politie, de Bijzondere Opsporingsdiensten en het Openbaar Ministerie en het verstrekken van deze informatie door banken. Dit draagt in belangrijke mate bij aan het versterken van financieel rechercheren en het afpakken van crimineel vermogen. Als onderdeel van het project «Peseta» zijn inmiddels voorzieningen getroffen die het digitaliseren van het proces van vorderen en verstrekken van bancaire gegevens op grond van artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering mogelijk maken. Deze voorzieningen zullen in 2015 worden voorgezet, en waar mogelijk uitgebreid. Voor de langere termijn onderzoeken wij met de Nederlandse Vereniging van Banken of een bredere structurele voorziening voor het effectief vorderen en verstrekken van bancaire gegevens kan worden ingericht.

Aan uw Kamer is daarnaast gemeld dat een verkenning heeft plaatsgevonden naar een kaderwet voor gegevensuitwisseling, die moet bijdragen aan een efficiënte en doeltreffende samenwerking in de aanpak van, onder andere, witwassen. Zoals in de kabinetsreactie (d.d. 19 december 2014) is aangegeven, biedt deze verkenning voldoende basis voor het voorbereiden van wetgeving. Op 8 april 2015 is dit met uw Kamer besproken.

De afgelopen jaren is vooruitgang geboekt in het afpakken van crimineel vermogen, zoals gemeld in de eerder genoemde voortgangsbrief. Niet alleen hebben er generieke en gericht investeringen plaatsgevonden, ook wordt verder ingezet op integraal afpakken, waarbij wordt opgetreden als één overheid om geen enkele mogelijkheid onbenut te laten bij het terughalen van onterecht verkregen vermogen.

Daarnaast zal Nederland tijdens haar Europees voorzitterschap (eerste helft van 2016) investeren in een onderzoek dat een bijdrage zal leveren aan een EU actieprogramma met als doel om te komen tot een meer efficiënte manier van grensoverschrijdend samenwerken op het terrein van financieel rechercheren. Tevens is het voornemen om het voorzitterschap te benutten om Verordening 1889/2005 uit te breiden waardoor de Douane niet alleen passagiers op witwassen en terrorisme financiering kan controleren (zoals nu het geval is) maar dit ook in de post en de vracht kan doen.

Het conceptwetsvoorstel wordt dit voorjaar naar de Tweede Kamer verzonden (CHECK)

12

Wat zijn de uitkomsten en opbrengsten van de 40 extra fte bij het Openbaar Ministerie (OM)?

De versterking van het OM met 6,3 miljoen is onderdeel van de versterking van de strafrechtketen ter intensivering van het afpakken van crimineel vermogen. De versterking van de strafrechtketen heeft zijn beslag gekregen in het ketenprogramma afpakken. In het kader van dit programma zijn de Nationale Politie, de Bijzondere Opsporingsdiensten, het Openbaar Ministerie en het CJIB versterkt. Aan deze versterking is een oplopende reeks doelstellingen verbonden. Vanaf 2017 moet jaarlijks ruim 100 miljoen euro aan crimineel vermogen worden afgepakt. De versterking van het OM, als onderdeel van de keten, maakt de realisatie van deze doelstellingen mogelijk. In 2014 is 136 miljoen euro aan crimineel vermogen afgepakt, 66 miljoen euro meer dan de doelstelling voor dat jaar.

13

Hoe wordt gezorgd voor voldoende sturing op de bestrijding van witwassen door organisaties?

14

Over welke middelen en instrumenten beschikken de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën om optimale sturing te kunnen geven?

15

Welke maatregelen worden getroffen om inzicht te krijgen in het fenomeen, zodat effectief gestuurd kan worden?

21

Wat zijn de doelstellingen op het gebied van sturing, aanpak van witwassen, informatie-uitwisseling en ontwikkeling van deskundigheid met initiële en toekomstige investeringen?

Antwoord vragen 13, 14, 15 en 21

De bestrijding van witwassen en het afpakken van crimineel vermogen is een belangrijke prioriteit bij de aanpak van georganiseerde misdaad, fraude en andere vormen van ernstige criminaliteit met het oogmerk van financieel gewin. Het witwassen van crimineel vermogen staat immers niet op zichzelf maar vloeit voort uit de criminaliteit waarmee het vermogen wordt vergaard. De algemene speerpunten voor de opsporing en vervolging, zoals opgenomen in de Veiligheidsagenda, volgen uit het Nationaal Dreigingsbeeld dat periodiek wordt opgesteld. Deze speerpunten worden vertaald in de jaarplannen van de Nationale Politie en het Openbaar Ministerie. Teneinde meer inzicht te krijgen in specifieke witwasrisico’s zal het National Risk Assessment (NRA) worden uitgevoerd. Het NRA zal het mogelijk maken de handhavingsketen gerichter aan te sturen op de aanpak van specifieke witwasrisico’s. Specifieke witwasrisico’s kunnen bijvoorbeeld in het FEC samenwerkingsverband worden opgepakt of via de samenwerking in de informatiebox crimineel en onverklaarbaar vermogen.

16

Wie is politiek verantwoordelijk voor de regie en de sturing op het bestrijden van witwassen?

De bestrijding van witwassen is integraal beleid van de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Financiën. De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de preventieve kant van dit beleid, het borgen van de integriteit van het financiële stelsel, terwijl de Minister van Veiligheid en Justitie verantwoordelijk is voor de repressieve kant van het beleid. Beiden zijn derhalve politiek verantwoordelijk voor de regie en de sturing op het bestrijden van witwassen. Overigens dient daarbij te worden opgemerkt dat in bepaalde gevallen van directe sturingslijnen geen sprake kan zijn omdat de organisaties een onafhankelijke positie hebben, zoals de Nederlandse Bank.

17

Waarom is niet duidelijk hoeveel gemelde verdachte transacties zijn onderzocht en aangepakt?

Zie ook mijn antwoord bij vraag 38.

Verdachte Transacties (VT’s) zijn niet als zodanig «geoormerkt» in het eventuele verdere opsporings- en vervolgingsonderzoek en daarom niet terug te vinden in bijvoorbeeld het strafdossier. Dat komt met name omdat een VT nog geen redelijk vermoeden betekent in de zin van artikel 27 van het wetboek van Strafvordering en er meer informatie nodig is om tot een opsporingsonderzoek te komen. Ook kan een VT bijvoorbeeld «enkel» als intelligence dienen en er toe leiden dat een melder wordt gehoord of dat er achterliggende stukken worden opgevraagd. De oorspronkelijke VT wordt in een dergelijk geval niet als zodanig expliciet genoemd in het bewijsmiddelenoverzicht in het strafdossier.

Van belang is echter om te benadrukken, dat ook al kan niet met cijfers worden geduid hoeveel VT’s uiteindelijk zijn opgepakt door de opsporing, de VT’s wel allemaal aan de opsporing worden aangeboden via de politiebrede applicatie «BlueView». Daarnaast worden de VT’s actief ter beschikking gesteld via accountmanagers van de FIU-Nederland. Ook zijn er vanuit de FIOD liaisons bij de FIU-Nederland aangesteld, die beoordelen of bepaalde VT’s opgepakt kunnen worden in het kader van een (nieuw te starten) opsporingsonderzoek.

De FIU-Nederland maakt met diverse opsporings- en handhavingspartners (prestatie)afspraken over het gebruik van VT’s FIU-informatie, teneinde het inzicht hierin te vergroten. Zo hebben de FIU-Nederland en de FIOD/Anti Money Laundering Centre (AMLC) medio 2014 afspraken gemaakt over het opstarten en registreren van onderzoeken die starten op basis van intelligence afkomstig van de FIU-Nederland. Het betreffen opsporingsonderzoeken die door de FIOD en de speciale FINEC-teams van de Nationale Politie worden verricht. Dit zal tot meer cijfermatig inzicht gaan leiden over het aantal onderzoeken en de wijze van afdoening van onderzoeken die langs deze route worden opgestart. Daarnaast blijven er uiteraard ook onderzoeken (mede) op grond van FIU-Nederland-informatie worden opgestart door opsporingsambtenaren van de politie die niet tot de FIOD en de speciale FINEC-teams behoren. Deze onderzoeken zullen niet worden meegenomen in voornoemd overzicht van de FIU-Nederland en de FIOD/AMLC.

19

Wat zijn de uitkomsten en opbrengsten van de geïnvesteerde 11 miljoen euro van het kabinet-Rutte-II in de verdere versterking van de FIOD-ECD?

In 2013 is een begin gemaakt met het opzetten van extra witwasteams. In 2013 was € 5 mln. beschikbaar om 50 extra fte’s te werven voor de FIOD. De facto zijn er in 2013 76 medewerkers in de witwasteams geplaatst (inclusief nieuw geworven medewerkers). Vanaf 2014 is jaarlijks structureel € 11 mln. beschikbaar. Structureel worden 100 extra fte’s ingezet voor de bestrijding van witwassen. De verwachte opbrengst is € 4 mln. in 2014, € 14 mln. in 2015, € 23 mln. in 2016 en vanaf 2017 structureel € 27 mln.

20

Wat is het rendement van elke geïnvesteerde euro in relatie tot ontnomen vermogen van witwassen?

55

Hoe komt het dat er weliswaar geïnvesteerd is in het vergroten van de capaciteit, deskundigheid en informatie-uitwisseling, maar nog niet kan worden aangegeven wat dit heeft opgeleverd?

Antwoord vragen 20 en 55

Deze twee grootheden zijn niet direct aan elkaar te relateren. Het anti witwasbeleid heeft zowel een preventieve als een repressieve functie. Om die reden kan niet iedere geïnvesteerde euro aan een meetbaar resultaat worden gerelateerd. Inzicht in het preventieve effect is moeilijk te krijgen.

In algemene zin kan wel worden aangegeven dat het aantal witwaszaken de afgelopen jaren alleen maar is toegenomen. Ditzelfde geld voor de omvang van het crimineel vermogen dat is afgepakt.

De investeringen door het kabinet-Balkenende IV in de strafrechtelijke aanpak van financieel-economische criminaliteit waren generiek van aard en hadden tot doel de aanpak van financieel-economische criminaliteit over de volle breedte te versterken. Dit is destijds vorm gegeven in het programma versterking aanpak financieel-economische criminaliteit. Voor de resultaten van het versterkingsprogramma financieel-economische criminaliteit als onderdeel van het project «Veiligheid begint bij Voorkomen»3 van het kabinetBalkenende IV verwijs ik naar de verantwoording van het project die destijds naar uw Kamer is gestuurd. Aan de investeringen door het kabinet Rutte I die meer specifiek van aard zijn, zijn ook specifieke voorwaarden verbonden. Aan de investering in de strafrechtketen oplopend tot 20 miljoen euro per jaar vanaf 2013 teneinde het afpakken van crimineel vermogen te versterken is een oplopende taakstelling verbonden, inhoudende dat vanaf 2017 jaarlijks ruim 100 miljoen euro aan crimineel vermogen wordt afgepakt. Dat is een stijging met ruim 60 miljoen euro per jaar ten opzichte van 2011, het eerste jaar van de keteninvestering. Vanaf 2011 is het afpakresultaat conform de doelstellingen jaarlijks toegenomen. Het afgelopen jaar is 136 miljoen euro aan crimineel vermogen afgepakt. De doelstelling voor 2014 was 70 miljoen euro.

Aan de investering in de FIOD is de voorwaarde verbonden dat met deze extra capaciteit voor 60 miljoen euro extra beslag wordt gelegd (zie ook antwoord vraag 19).

22

Hoe staan andere landen binnen en buiten de Europese Unie ervoor in de strijd tegen witwassen?

Unger e.a. hebben onderzoek gedaan naar de implementatie van de derde EU Witwas-Richtlijn door de EU-lidstaten («The Economics and Legal Effectiveness of the EU Anti-Money Laundering Policy», 2014). Voor de bestrijding van witwassen door andere EU-lidstaten verwijs ik u daarom naar de uitkomsten van het onderzoek van Unger e.a.

Inzicht in de situatie per land is daarnaast te verkrijgen aan de hand van de evaluaties van de Financial Action Task Force (FATF) en de aan de FATF gelieerde regionale organisaties. Van bijna alle landen wordt wetgeving en beleid inzake de bestrijding van witwassen regelmatig geëvalueerd. De (openbare) evaluaties4 resulteren in concrete aanwijzingen, gericht op de implementatie van internationaal overeengekomen normen, de zogenoemde FATF-aanbevelingen5.

Dit levert een zeer gevarieerd beeld op. De meeste landen hebben inmiddels in voldoende mate de FATF-aanbevelingen geïmplementeerd, vaak na de nodige aanpassingen op basis van «hun» evaluatie. Nederland heeft dit moment bereikt in februari van 2014 [voetnoot: brief mbt plenaire]. Enkele lidstaten van de EU zijn nog doende gesignaleerde tekortkomingen te adresseren [opsomming, check FATF en Moneyval]. Buiten de EU verkeren ondermeer de Verenigde Staten en Japan in dezelfde situatie.

Daarnaast zijn er landen met strategische tekortkomingen in hun wetgeving en beleid. Deze landen zijn opgenomen in het zogenoemde public statement van de FATF6. Naast Iran en Noord-Korea zijn op deze lijst thans vermeld: Algerije, Ecuador en Myanmar. Deze vorm van peer pressure blijkt effectief: landen spannen zich in om alsnog voldoende maatregelen tegen witwassen en financieren van terrorisme te nemen. Het afgelopen jaar constateerde de FATF voldoende vooruitgang voor verwijdering van het public statement bij Ethiopië, Indonesië, Jemen, Kenia, Pakistan, Syrië, Tanzania en Turkije.

23

Hoe wordt ervoor gezorgd dat Nederland geen vrijhaven wordt voor financieel-economische criminelen?

Op alle fronten, fiscaal, bestuurlijk en strafrechtelijk worden financieel-economische criminelen aangepakt. Zo zijn financieel-economische vergrijpen strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht of de Wet op de economische delicten. Private partijen die door de aard van hun dienstverlening betrokken kunnen raken bij witwassen (bijvoorbeeld banken, advocaten en grootwaardehandelaren) zijn wettelijk verplicht cliëntenonderzoek uit te voeren en eventuele ongebruikelijke transacties te melden aan de Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU-Nederland). Het cliëntenonderzoek strekt ertoe inzicht te hebben in de aard en achtergrond van elke cliënt, inclusief de uiteindelijk belanghebbende. Verder moeten transacties voortdurend worden getoetst aan het risicoprofiel van de cliënt. De intensiteit van het cliëntenonderzoek is risicogebaseerd: in geval van hoger risico moet diepgravender onderzoek worden verricht. Door deze «poortwachterfunctie» van relevante private partijen wordt de toegang tot de Nederlandse economie voor financieel-economische criminelen bemoeilijkt.

De FIU-Nederland onderzoekt gemelde ongebruikelijke transacties en kan deze verdacht verklaren. Verdacht verklaarde transacties worden vervolgens ter beschikking gesteld aan de (bijzondere) opsporingsinstanties en veiligheidsdiensten. Door deze monitoring en analyse van transacties wordt de opsporing van financieel-economische delicten ondersteund, zodat de pakkans van financieel-economische criminelen wordt vergroot.

Om potentiële plegers van financieel-economische criminaliteit af te schrikken en plegers harder aan te pakken is met de invoering van de Wet versterking bestrijding financieel-economische criminaliteit7 begin dit jaar voorzien in hogere gevangenisstraffen voor onder andere witwassen en corruptie en de mogelijkheid om de hoogte van boetes voor rechtspersonen te relateren aan de hoogte van de omzet. Ook is de afgelopen jaren geïnvesteerd in de opsporing.

24

Welke acties nemen de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën op basis van de grotendeels onderschreven conclusies en aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer (ARK)? Welke aanbevelingen worden overgenomen? Hoe en op welke termijn worden deze aanbevelingen overgenomen? Welke conclusies en aanbevelingen van de ARK worden niet onderschreven?

Zoals in de bestuurlijke reactie is aangegeven kunnen de verantwoordelijke ministers zich grotendeels vinden in de aanbevelingen van de Rekenkamer. Om de aanbevelingen van de Rekenkamer te implementeren zijn diverse activiteiten noodzakelijk en grotendeels reeds in gang gezet. Zo is er reeds besloten tot het inrichten van een beleidsmonitor witwassen die meer inzicht in de effectiviteit van het gevoerde beleid moet geven. Verder wordt gewerkt aan een National Risk Assessment om de risico’s in beeld te brengen en gericht beleid te kunnen voeren.

Er moet wel opgemerkt worden dat de Rekenkamer ten aanzien van de effectiviteit sterk de nadruk legt op kwantiteit, omvang van input en output en aantal witwasfeiten en minder op kwaliteit en bijvoorbeeld bruikbaarheid van producten voor de opsporing. Wij hechten er belang aan om zowel naar kwantiteit als kwaliteit te kijken.

Zoals ook in de beleidsreactie wordt aangegeven wordt de conclusie dat er geen inzicht bestaat in de resultaten van de witwasbestrijding, terwijl hiervoor wel gegevens beschikbaar zijn, niet gedeeld. Witwassen en de bestrijding daarvan zijn zeer complexe processen. De wijze waarop de Rekenkamer de beschikbare cijfers interpreteert doet geen recht aan de complexiteit van deze materie.

25

Worden de zorgen van de ARK gedeeld over het trage tempo waarmee de aanpak van witwassen van de grond komt? Hoe kan sneller progressie worden geboekt?

Deze zorgen worden door ons noch door de FATF gedeeld. Zoals in de Kamerbrief van 10 september 20148 is gemeld heeft de FATF in februari 2014 juist9 geoordeeld dat het Nederlandse kader voor de bestrijding van witwassen en terrorisme financiering (ruim) voldoende in overeenstemming is met de internationaal overeengekomen standaarden. Daarbij is Nederland gecomplimenteerd met de voortvarendheid waarmee de aanbevelingen in het rapport van februari 2011 zijn opgevolgd.

Zoals ook al in de bestuurlijke reactie is gesteld menen wij dat de wijze waarop de Rekenkamer de beschikbare cijfers en het beleid evalueert geen recht doet aan de complexiteit van de materie. De witwasbestrijding vindt plaats in een complexe omgeving met veel verschillende spelers en belangen die zowel zelfstandig als in elkaars verlengde een aandeel leveren.

26

Wat is er gedaan met de aanbevelingen in het rapport van de ARK over witwassen uit 2008 (Kamerstuk 31 477, nr. 2)? Wat is hierbij de stand van zaken? Is het inzicht in witwaspraktijken vergroot na dit rapport? Zo ja, op welke manier en hoe heeft dit de effectiviteit van het beleid verbeterd?

Zoals in onze Bestuurlijke Reactie op het ARK rapport uit 2008 is aangegeven werden vrijwel al deze aanbevelingen door ons onderschreven. Dat gold echter niet voor de aanbevelingen die betrekking hadden op het FEC (Aanbeveling 4). Het FEC was en is een operationeel samenwerkingsverband gericht op een effectieve handhaving van de integriteit van de financiële sector. Een uitbreiding van de doelstelling van het FEC, zoals werd aanbevolen, was en is niet wenselijk. Het werkterrein van het FEC zou daardoor te breed worden waardoor de deskundigheid van de deelnemers niet optimaal zou worden benut. Het begrip «financieel economische criminaliteit» is dermate ruim dat de focus van het samenwerkingsverband uit het oog zou worden verloren.

Het tegengaan van witwassen en van financieren van terrorisme is een essentieel onderdeel van het leveren van een bijdrage aan de integriteit van de financiële sector en daarmee was en is het wel goed mogelijk om het FEC meer en beter te benutten ten behoeve van de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. Hier is op verschillende manieren uitvoering aan gegeven. Om enkele voorbeelden te noemen: het FEC heeft een groot project uitgevoerd op het terrein van terrorisme financiering, waarbij centraal stond het structureel vorm geven aan nauwe samenwerking en informatie-uitwisseling tussen alle bij de bestrijding van terrorisme financiering betrokken diensten (FEC-partners én alle relevante niet-FEC-partners). Deze samenwerking wordt momenteel voortgezet met name om de financiële netwerken van jihadisten en andere relevante personen bloot te leggen om op die wijze inzicht te verkrijgen in terroristische netwerken, groeperingen of (rechts)personen, terrorismefinanciering en zogenoemde facilitatoren.

Een ander voorbeeld is het tot stand brengen door het FEC van een National Threat Assessment Witwassen (NTA), waarmee Nederland als één van de eerste landen ter wereld een dergelijk Assessment heeft ontwikkeld en zodoende een belangrijke inbreng heeft gehad op de ontwikkeling van de internationale standaarden op dit terrein van de FATF.

Het NTA speelt ook een belangrijke rol in de verbetering van het inzicht in de risico’s, aard en omvang van witwassen en terrorismefinanciering zoals aanbevolen onder het kopje Toezichtcapaciteit (Aanbeveling 1). Het NTA is de eerste systematische poging van Nederland om dat inzicht te verkrijgen. Daarnaast is in 2012 in de context van het Nationaal Dreigingsbeeld een Criminaliteit Beeld Analyse (CBA) Witwassen gepubliceerd waarin een beschrijving staat van alle witwasmethoden en de bijbehorende modus operandi die de politie de afgelopen jaren in onderzoeken is tegengekomen.

Beide rapporten vormen onder meer de basis voor de vervolgstap die nu gezet wordt om een National Risk Assessment Witwassen (NRA) op te stellen en uit te voeren zodat een gedegen inzicht in de witwasrisico’s in Nederland verkregen wordt conform de internationale (FATF) verplichtingen en standaarden. Doel van het NRA is dat de beschikbare middelen risk based zullen worden ingezet ter bestrijding van witwassen. Door het (gezamenlijk) opstellen van het NRA en de beleidsreactie daarop wordt mede invulling gegeven aan de regierol (Aanbeveling 6) van de beide beleidsverantwoordelijke departementen. Op basis van inzicht in het functioneren en de effectiviteit van het huidige anti witwasbeleid kan gerichter beleid worden gemaakt. Daartoe is het WODC belast met het opstellen van een Beleidsmonitor Witwassen, die tot doel heeft inzicht in die effectiviteit te verschaffen.

De deskundigheid op het terrein van financieel rechercheren in het algemeen en op het terrein van witwassen in het bijzonder is de afgelopen jaren bevorderd. Zo is de opsporingscapaciteit bij de FIOD voor de bestrijding van witwassen fors uitgebreid met 120fte. Dat betekent dus meer deskundigheid. Daarnaast zal het aantal fte's voor het specialisme «financieel-economische expertise» bij de Nationale Politie is momenteel 840 fte (zowel tactische als informatiefuncties) groeien. Doelstelling is dat de formatie van 1156 fte wordt gevuld. Het gaat hierbij voor een deel om HBO(+) opgeleid personeel. Dit voorjaar start een nieuwe werving voor FinEc-rechercheurs op HBO(+) niveau.

Ten slotte zijn de resultaten van het onderzoek van de Rekenkamer uit 2008 meegenomen in de FATF evaluatie. De FATF heeft in 2011 een kritisch rapport gepubliceerd met daarin verschillende aanbevelingen. Deze aanbevelingen zijn voortvarend opgepakt en in februari 2014 heeft de FATF geoordeeld dat het Nederlandse beleid tegen witwassen en financieren van terrorisme (ruim) voldoende is.

Ook is besloten FIU-Nederland definitief binnen de Nationale Politie (NP) te positioneren. FIU-Nederland is binnen de NP gepositioneerd, maar maakt er geen onderdeel vanuit. Op deze wijze kan FIU-Nederland op zelfstandige wijze haar werk doen en kan de NP het gebruik van de beschikbare transactie-informatie bij de FIU-Nederland faciliteren.

In deze veelomvattende vraag wordt tevens aan de orde gesteld of het inzicht in witwaspraktijken is vergroot na dit rapport en op welke wijze dit de effectiviteit van het beleid heeft verbeterd. Dit rapport van de ARK heeft zeker bijgedragen aan het inzicht in de bestrijding van witwassen. Mede door de uitvoering van de aanbevelingen uit het rapport, zoals hiervoor uitvoerig beschreven, is de effectiviteit van het beleid verder verbeterd.

Zie antwoord bij vraag 6 wat betreft investeringen in de deskundigheid.

27

De belangrijkste conclusie uit het rapport van de ARK, namelijk dat inzicht in de resultaten nagenoeg ontbreekt, kan toch niet als een verrassing komen gelet op de eerdere kritische rapporten van de ARK (Prestaties in de strafrechtketen, uit 2012 (Kamerstuk 33 173, nr. 2), en Rapport bij het Jaarverslag 2012: Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI), uit 2013, Kamerstuk 33 605 VI, nr. 2) met soortgelijke conclusies?

Zoals in de bestuurlijke reacties op de ARK rapporten is aangegeven zijn wij van mening dat het niet ontbreekt aan inzicht in de resultaten van het witwasbeleid, maar zijn wij met de ARK van mening dat dit inzicht verder ontwikkeld kan worden. Daar worden dan ook de nodige stappen in gezet door middel van het ontwikkelen van een Beleidsmonitor en een National Risk Assessment (zie ook de beantwoording van vraag 26).

Deze initiatieven waren ook al reeds voor het verschijnen van het rapport van de Rekenkamer in gang gezet. Zodoende komen de conclusies niet als een verrassing. Het rapport van de Rekenkamer bevestigt dat deze beleidsimpulsen de juiste zijn.

28

Hoe wordt uitvoering gegeven aan de aanbeveling om de beschikbare informatie die gebruikt kan worden voor de bestrijding van witwasprakijken, beter te bundelen?

De Rekenkamer geeft in paragraaf 2.2 van het rapport enkele voorbeelden van bundeling van beschikbare informatie. Dit is naar ons oordeel een goede eerste aanzet tot analyse van deze gegevens, maar deze zijn te beperkt – zij houden onvoldoende rekening met de complexiteit van (de aanpak van) het witwassen in Nederland. Om daadwerkelijk inzicht te krijgen in deze materie is nader en diepgaander onderzoek nodig, zoals beoogd wordt met de Beleidsmonitor Witwassen.

29

Waarom is de toezegging om vóór de zomer van 2008 een nulmeting en wetenschappelijk onderzoek uit te laten voeren om beter inzicht te krijgen in de prestaties van de opsporingsorganisaties en in de problematiek van financieel-economische criminaliteit, waaronder witwassen, nog niet nagekomen?

30

Waarom heeft het in 2008 geplande wetenschappelijk onderzoek naar de prestaties van de opsporingsinstanties nooit plaatsgevonden?

31

Zijn de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën alsnog voornemens een nulmeting en een wetenschappelijk onderzoek uit te voeren om meer inzicht te krijgen in de prestaties van opsporingsinstanties?

Antwoord vragen 29, 30 en 31

In 2008 hebben wij het WODC opdracht gegeven onderzoek te doen naar de effectiviteit van het Nederlandse anti witwasbeleid. Onderdeel van en eerste stap in dat onderzoek was het in kaart brengen van de huidige stand van zaken op dit terrein (nulmeting). De eerste resultaten van dit onderzoek waren echter niet bevredigend en ook voortschrijdend inzicht leidde ertoe dat vervolgens gekozen is voor een bredere en meer adequate aanpak. In 2013 is het WODC daarom gevraagd om een Beleidsmonitor Witwassen te ontwikkelen. Onderdeel van die bredere aanpak is dat het WODC ook periodiek een National Risk Assessment (NRA) uit zal voeren. De opzet van dit beleidsinstrument wordt momenteel door ons voorbereid.

Geïntegreerd onderdeel hiervan is de toezegging wetenschappelijk onderzoek uit te laten voeren om beter inzicht te krijgen in de prestaties van de opsporingsorganisaties en in de problematiek van financieel-economische criminaliteit, waaronder witwassen

30

Waarom heeft het in 2008 geplande wetenschappelijk onderzoek naar de prestaties van de opsporingsinstanties nooit plaatsgevonden?

Zie antwoord bij vraag 29

31

Zijn de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën alsnog voornemens een nulmeting en een wetenschappelijk onderzoek uit te voeren om meer inzicht te krijgen in de prestaties van opsporingsinstanties?

Zie antwoord bij vraag 29

32

Worden de thans beloofde verbeteringen wel tijdig worden gerealiseerd (daar waar dit niet is gebeurd met de in 2008 toegezegde verbeteringen)?

63

Waarom is er vijf jaar na het vorige onderzoek van de ARK naar witwassen nog steeds onvoldoende inzicht in de voornaamste witwasrisico's voor Nederland en in de resultaten van de witwasbestrijding, terwijl hiervoor wel gegevens beschikbaar zijn? Waarom slaagt de ARK er wel in om gegevens daarover te verzamelen en te analyseren? Wat is er gedaan met conclusies van de ARK uit 2008 over witwassen? Zijn de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën van mening dat er voldoende gedaan is?

Antwoord vragen 32 en 63

De verantwoordelijke departementen onderschrijven het belang van inzicht in de activiteiten van de verschillende partijen op het terrein van de witwasbestrijding. Naar aanleiding van het rapport van de Rekenkamer in 2008 hebben de ministeries het WODC opdracht gegeven een witwasmonitor te ontwikkelen om inzicht te verkrijgen in de (effectiviteit van de) activiteiten van alle actoren. Dit onderzoek heeft niet het gewenste eindresultaat opgeleverd. Het verrichte onderzoek heeft wel veel basismateriaal opgeleverd dat gebruikt kan worden voor vervolgonderzoek dat eind 2013 is gestart. De kennis uit het eerste onderzoek wordt hierbij meegenomen, evenals de inmiddels door de FATF ontwikkelde methodologie om de effectiviteit van het anti-witwasbeleid te beoordelen. De Beleidsmonitor Witwassen zal de effectiviteit van het gevoerde anti-witwasbeleid beter inzichtelijk maken.

33

Welke maatregelen worden getroffen om de informatie-uitwisseling tussen de FIOD-ECD, Koninklijke Marechaussee (KMar), politie en de overige diensten te verbeteren en te optimaliseren?

36

Waar zien de ministers van Veiligheid en Justitie en Financiën nog mogelijkheden om de informatie-uitwisseling tussen de toezichthouders te verbeteren? Welke maatregelen worden getroffen om de informatie-uitwisseling tussen organisaties significant te verbeteren?

Antwoord vragen 33 en 36

De afgelopen jaren zijn er verschillende initiatieven genomen om de informatie-uitwisseling tussen de toezichthouders, de FIU-Nederland en de opsporingsdiensten te verbeteren. De ARK erkent in haar rapport dat sinds 2008 een aantal van deze verbeteringen heeft plaats gevonden en heeft dan ook geen verdere aanbevelingen op dit punt gedaan.

Desalniettemin blijft informatie-uitwisseling een belangrijk onderwerp dat steeds onze aandacht heeft. Daar waar er verdere verbeteringen in kunnen worden aangebracht zal dat worden uitgevoerd. Centraal daarbij staan de ervaringen en behoefte die in de praktijk bij de toezichthouders en opsporingsdiensten naar voren komen.

Enkele voorbeelden zijn

  • de uitbreiding van artikel 1:93, eerste lid, f, Wet financieel toezicht (Wft) die op verzoek van de FEC-Raad (de Raad van het Financieel Expertise Centrum – een samenwerkingsverband van AFM, DNB, FIU-Nederland, Belastingdienst, FIOD, OM en Nationale Politie) tot stand is gekomen. Door deze uitbreiding is er vanaf 1 januari 2014 een uitzondering in de wet van kracht op de geheimhoudingsbepaling van de Wft. Hierdoor worden de mogelijkheden voor informatie-uitwisseling van DNB en AFM met de FEC-partners en Bureau Financieel Toezicht (BFT) verduidelijkt en wordt de FEC-samenwerking nog verder geoptimaliseerd.

  • Met het van kracht worden van de Wet politiegegevens voor de FIOD en de andere Bijzondere Opsporingsdiensten (BOD) in juli 2009 kan er, ook met betrekking tot witwasonderzoeken, onbelemmerd tussen de FIOD, Politie en KMar (en de andere BOD-en) informatie worden uitgewisseld. Op grond van het Besluit politiegegevens bijzondere opsporingsdiensten kan de FIOD ook opsporingsinformatie delen met de Financiële Toezichthouders DNB en AFM.

  • Er is een overleg tussen het Functioneel Parket, het Landelijk Parket, de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie ten aanzien van de acceptatie van witwaszaken voor opsporingsonderzoeken. Daarnaast willen de Landelijke Eenheid en de FIOD voor 2015 gezamenlijk komen tot een programmatische aanpak van witwasonderzoeken

Aan uw Kamer is daarnaast gemeld dat een verkenning heeft plaatsgevonden naar een kaderwet voor gegevensuitwisseling, die moet bijdragen aan een efficiënte en doeltreffende samenwerking. Zoals in de kabinetsreactie (d.d. 19 december 2014) is aangegeven, biedt deze verkenning voldoende basis voor het voorbereiden van wetgeving. Op 8 april 2015 is dit met uw Kamer besproken.

34

Zijn de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën bekend met het probleem van een gebrek aan terugkoppeling van het OM aan de Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU)?

De Landelijk Officier van Justitie witwassen is reeds nauw betrokken bij FIU-Nederland, waardoor een goed niveau van terugkoppeling is gewaarborgd. Wij onderschrijven dat dit punt altijd aandacht verdient. Het is echter praktisch niet mogelijk om individuele terugkoppeling te geven op het vervolg van iedere verdacht verklaarde transactie.

In haar rapport concludeert de Algemene Rekenkamer dat het inzicht in het gebruik van verdachte transacties is verslechterd door de overstap van een eigen systeem van de FIU-Nederland (IVT) naar het landelijke politiesysteem BlueView. Door deze overstap, zijn de verdachte transacties voor de gehele opsporing toegankelijk geworden. Dit is een verbetering ten opzichte van het oude eigen systeem (IVT), waarbij dit niet zo was. Een nadeel van BlueView is echter de beperkte logging van dit systeem, waardoor het zicht op het gebruik van de verdachtetransactie-informatie is verminderd. Tussen de nationale politie en de FIU-Nederland worden nadere afspraken gemaakt voor het organiseren van feedback loops om zo meer inzicht te krijgen in het gebruik van de VT-gegevens binnen de politie-organisatie. Zie ook de beantwoording van vraag 110 e.v.

35

Hoe wordt ervoor gezorgd dat terugkoppeling over meldingen en zaken plaatsvindt ter lering voor de keten?

97

Waarom is de terugkoppeling aan meldingsplichtige instellingen over het gebruik van verdachte transacties door opsporingsdiensten, ondanks de toezegging in 2008 niet verbeterd maar minder geworden? Hoe wordt deze terugkoppeling in de toekomst verbeterd? Wat is er in de vijf jaar na het eerste onderzoek van de ARK op dit punt gebeurd? Waarom is het inzicht van de FIU in het gebruik van verdachte transacties in de opsporing zelfs minder geworden? Waarom geven de opsporingsdiensten hieraan volgens de FIU weinig prioriteit?

Antwoord vragen 35 en 97

De afgelopen jaren zijn door de FIU-Nederland meerdere stappen ondernomen om het lerend vermogen van de meldketen te verbeteren, zo wordt ook aangegeven in de officiële reactie van de FIU-Nederland op het rapport van de Algemene Rekenkamer.

Na de wetswijziging van de WWFT per 1 januari 2013 is terugkoppeling op geaggregeerd niveau (art. 13 onder c) over gedetecteerde trends en fenomenen aan de melders opgenomen als taak van de FIU-Nederland, in plaats van terugkoppeling op individueel transactieniveau. De FIU-Nederland geeft daar op verschillende manieren uitvoering aan. Zo worden – naast de verspreiding van informatiebladen – sinds 2013 trends en fenomenen gedeeld met de melders via nieuwsflitsen. Met de nieuwsflits worden meldplichtige instellingen geattendeerd op nieuwe trends, mogelijke risico’s van bepaalde fenomenen en red flags om ongebruikelijke transacties sneller te herkennen. Voorts worden al enkele jaren relatiedagen georganiseerd voor de verschillende groepen meldplichtige instellingen. Op deze relatiedagen wordt specifieke informatie voor die betreffende groep meldplichtige instellingen gedeeld, zoals over de meldplicht, witwasrisico’s binnen de branche en risico-indicatoren. Met bepaalde groepen meldplichtige instellingen worden daarnaast transactiebeelden op strategisch niveau gedeeld.

De FIU-Nederland publiceert eveneens wekelijks een nieuwe casus waarmee de instellingen inzicht krijgen in het nut van gemelde transacties voor de opsporing. Ook vormen de cases een bron van informatie voor meldplichtige instellingen over mogelijke transacties die gemeld dienen te worden.

Ten slotte is geïnvesteerd in het onderhouden van de contacten met zowel de meldplichtige instellingen als de opsporing.

Zie ook de beantwoording van de vragen vraag 34.

36

Waar zien de ministers van Veiligheid en Justitie en Financiën nog mogelijkheden om de informatie-uitwisseling tussen de toezichthouders te verbeteren? Welke maatregelen worden getroffen om de informatie-uitwisseling tussen organisaties significant te verbeteren?

Zie antwoord vraag 33

37

Welke maatregelen worden getroffen naar aanleiding van de uitspraken van de Hoge Raad waardoor het extra moeilijk geworden is crimineel geld te ontnemen?

Sinds januari 2013 heeft de Hoge Raad de reikwijdte van de strafbaarstelling van witwassen in artikel 420bis, eerste lid, Sr, beperkt. Indien het witwassen enkel bestaat uit het verwerven of voorhanden hebben van voorwerpen die afkomstig zijn van een door de dader zelf gepleegd misdrijf, is de verdachte volgens de Hoge Raad niet meer strafbaar. De verdachte is alleen nog strafbaar als hij actief handelingen heeft verricht die zijn gericht op het verbergen of het verhullen van de criminele herkomst van de voorwerpen. Daarvan is geen sprake als de verdachte het gestolen geld bij thuiskomst van een nachtelijke inbraak op de keukentafel heeft gelegd en is gaan slapen. Hierdoor gaan verdachten nu in een aantal gevallen volledig vrijuit. Namelijk wanneer het grondmisdrijf dat zij hebben gepleegd onvoldoende kan worden opgespoord, er geen veroordeling wegens een strafbaar feit kan plaatsvinden, en misdaadgeld bij gebrek aan grondslag voor verbeurdverklaring of ontneming dient worden teruggegeven.

Naar aanleiding van deze ontwikkeling is een wetsvoorstel voorbereid dat voorziet in een aparte strafbaarstelling van het verwerven of voorhanden hebben van opbrengsten van een zelf gepleegd misdrijf. Daarmee wordt de situatie van straffeloosheid opgeheven en er ontstaat weer in alle gevallen een grondslag voor inbeslagneming en verbeurdverklaring van het desbetreffende misdaadgeld. Het wetsvoorstel wordt eerdaags aan de Raad van State gezonden voor advies.

38

Zijn de 2.047 witwaszaken die aangebracht zijn bij het OM afkomstig uit de 23.834 verdachte transacties of mede dan wel voornamelijk afkomstig uit andere strafbare feiten, los van de meldplicht aan de?

Het OM registreert niet op grond van welke (soort) informatie een strafzaak is gestart. Het is dus ook niet mogelijk om bijvoorbeeld aan te geven in hoeverre FIU-Nederland-informatie heeft bijgedragen aan de witwasonderzoeken die het OM op zitting heeft aangebracht of welke verdacht verklaarde transacties tot welke witwasonderzoeken hebben geleid.

Hierbij is van belang te bedenken dat weliswaar in sommige gevallen 1 verdacht verklaarde transactie direct de aanleiding kan zijn tot een opsporingsonderzoek, maar dat het meestal zal gaan om een reeks samenhangende transacties die gezamenlijk een dossier opleveren die aan het OM wordt overgedragen. Ook in indirecte zin kunnen één of meerdere gezamenlijk verdacht verklaarde transacties een belangrijke rol spelen: dergelijke informatie hoeft niet altijd door het OM in een proces-verbaal te worden opgenomen, maar kan ook als sturingsinformatie worden gebruikt voor de inrichting van een strafrechtelijk onderzoek en dus als intelligence wordt gebruikt. Daarnaast kan informatie van de FIU-Nederland inzake een verdachte transactie ook worden gebruikt voor andersoortige strafzaken, dan witwaszaken of kan worden gebruikt ten behoeve van het afpakken van crimineel vermogen. Tenslotte is het goed om er op te wijzen dat niet elke verdachte transactie leidt tot een opsporingsonderzoek, omdat een verdachte transactie nog geen verdenking betekent in de zin van het wetboek van strafvordering. Daarnaast kunnen, zoals altijd, ook opportuniteitsafwegingen een rol spelen.

39

Delen de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën het oordeel van de ARK over de activiteiten die de Nederlandse Orde van Advocaten onderneemt om betrokkenheid van advocaten bij ongebruikelijke transacties, witwassen en andere vormen van financieel-economische criminaliteit tegen te gaan?

De ARK constateert dat het toezicht door het BFT op advocaten wordt bemoeilijkt door het verschoningsrecht. Om die reden is in de Wet positie en toezicht advocatuur die begin dit jaar in werking is getreden een nieuwe toezichtstructuur opgenomen, die het toezicht op advocaten aanscherpt. In dit toezicht is ook het toezicht op de naleving van de Wwft opgenomen. De advocaat kan zich niet meer beroepen op zijn verschoningsrecht jegens de toezichthouder indien hij door deze wordt verzocht informatie te verstrekken omtrent de wijze waarop hij de naleving van de Wwft gestalte geeft.

40

Is er bij de beroepsgroepen voldoende aandacht voor de bestrijding van deze vormen van misdaad?

Er is bij zowel het notariaat als de advocatuur sinds enige jaren gedegen aandacht voor de bestrijding en het voorkomen van witwaspraktijken en andere vormen van financieel-economische criminaliteit. Zowel in de opleidingen, als in de vakliteratuur wordt aandacht besteed aan de bestrijding van deze vormen van misdaad. Op deze wijze wordt tevens het bewustzijn bij de beroepsgroep vergroot. Daarbij worden handvatten aangereikt ten aanzien van de rol die de onderscheiden beroeps-beoefenaren daarbij dienen te vervullen. Voorts wordt zowel in het wettelijk toezicht als in de verplichte kwaliteitsonderzoeken de naleving van de Wwft getoetst. Zowel voor het notariaat als de advocatuur zijn interne (door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) en de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA)) en externe (door BFT) handleidingen over de WWFT opgesteld. Sinds 1-1-2013 is er ook een kenniscentrum Advocatuur opgezet, dat ressorteert onder de Haagse Deken.

41

Hoe beoordelen de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën de betrokkenheid van de bovenwereld bij de onderwereld in de afgelopen jaren?

Uiteraard is de betrokkenheid van de bovenwereld bij de onderwereld een zeer onwenselijke situatie. Het is gebleken dat de onderwereld, waarin de ondermijnende en georganiseerde criminaliteit zich afspeelt, niet zonder de bovenwereld kan. De onderwereld heeft de legale voorzieningen en structuren uit de bovenwereld simpelweg nodig om haar criminele activiteiten uit te voeren en criminele winsten te investeren. Dit is geen nieuw beeld. Doordat de betrokken organisaties bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit (zoals OM, politie, gemeenten, Belastingdienst etc10. fors hebben geïnvesteerd in de geïntegreerde aanpak, waaronder het opbouwen van een gezamenlijke informatiepositie, is het beeld van de afhankelijkheid en daarmee de verwevenheid tussen onder- en bovenwereld de afgelopen periode scherper geworden. Dit biedt kansen voor de aanpak: we zijn beter in staat om te bepalen wie we aan moeten pakken en hoe we dit op de meeste effectieve manier kunnen doen. Door een verdere versterking van de integrale aanpak van ondermijnende criminaliteit, die niet alleen is gericht op het opbouwen van een informatiepositie, maar juist ook op het daadwerkelijk gezamenlijk aanpakken (door fiscale, strafrechtelijke of bestuurlijke interventies) wordt de verwevenheid tussen onder- en bovenwereld terug gedrongen. Dit vergt een lange adem van alle betrokken partijen.

42

Hoe oordelen de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën over het laten terugvloeien van opbrengsten uit ontnemingen ten behoeve van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie?

Bij de begrotingsbehandeling van 2014 en laatstelijk bij het fraudedebat op 15 mei van dit jaar is uw Kamer geïnformeerd dat de begrotingsregels zich verzetten tegen het rechtstreeks laten terugvloeien van ontnemingsopbrengsten aan opsporingsdiensten en het OM. De Minister van VenJ heeft daarbij ook aangegeven dat de financiering van het ketenprogramma afpakken, waarbij oplopend 20 miljoen euro vanaf 2013 is geïnvesteerd in de strafrechtketen met een taakstelling van ruim 60 miljoen euro, een zelfde uitwerking heeft. Wel geldt dat bij deze financieringsconstructie de beoogde opbrengsten eerst naar de strafrechtketen vloeien terwijl de daadwerkelijke opbrengsten later volgen.

43

Hoe moet het feit dat in een Europese studie recentelijk lovende opmerkingen stonden over de effectiviteit van het Nederlandse beleid en Nederland zelfs de tweede plaats bezet (in Het Financieele Dagblad van 8 maart 2014 stond hierover een commentaar onder de titel «Strijdige analyses van witwasbeleid») gezien worden ten opzichte van de conclusies van de ARK?

In Het Financieele Dagblad van 8 maart 2014. wordt een vergelijking gemaakt tussen de conclusies van de Algemene Rekenkamer en een recente studie uitgevoerd door onderzoekers van de Utrecht University School of Economics11. Het artikel refereert ondermeer aan de bevinding in deze studie dat Nederland van alle EU-lidstaten na Denemarken het meest effectief optreedt tegen witwassen. Deze bevinding is gebaseerd op onderzoek naar ondermeer het functioneren van de Financial Intelligence Unit (verantwoordelijk voor het verwerken van meldingen van ongebruikelijke transacties) in elk van de Lidstaten, en de wijze waarop nationale autoriteiten internationaal samenwerken.

Het rapport van de Algemene Rekenkamer daarentegen is niet primair gericht op de effectiviteit van beleid, maar op de mate waarin de verantwoordelijke ministers inzicht hebben in die effectiviteit. Verder hanteert de Algemene Rekenkamer een Nederlandse maatstaf bij haar conclusies, terwijl het hiervoor besproken onderzoek een vergelijking behelst tussen (Nederland en andere) EU-lidstaten.

44

In hoeverre is er een einde gemaakt aan een aantal incongruenties tussen de aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF) en de derde witwasrichtlijn? Is dit daadwerkelijk opgelost?

Met de vierde witwasrichtlijn worden nu nog bestaande incongruenties tussen de (in 2012 herziene) aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF) aangepakt. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan deze vierde witwasrichtlijn en naar verwachting zal deze rond de zomer van 2015 definitief worden vastgesteld12. De inzet van Nederland in de onderhandelingen in de Raad van Ministers over de vierde witwasrichtlijn was mede gericht op het zoveel mogelijk voorkomen van verschillen tussen de FATF aanbevelingen en die richtlijn13. Zo is bijvoorbeeld een uitbreiding voorzien van het cliëntenonderzoek. In lijn met de FATF aanbevelingen moet dit onderzoek ook worden verricht bij bepaalde geldovermakingen, en moet niet alleen ten aanzien van de cliënt, maar ook ten aanzien van de uiteindelijk belanghebbende worden onderzocht of deze kwalificeert als politiek prominente persoon.

45

Kan de National Risk Assessment Witwassen, waarmee structureel inzicht wordt verkregen in de belangrijkste witwasrisico’s en waarvan de eerste resultaten in 2015 worden verwacht, sneller worden afgerond?

Wij zijn ons bewust van de rol die de NRA speelt in verdere kwaliteitsslagen binnen het door Nederland gevoerde witwasbeleid en geven deze dan ook de nodige prioriteit. Uit recente nationale en internationale ervaringen met het opzetten en uitvoeren van een National Risk Assessement Witwassen (NRA) kan worden afgeleid dat een dergelijk onderzoek veelomvattend en complex is. Daarnaast vormen de uitkomsten van de Beleidsmonitor Witwassen belangrijke input voor het NRA. De resultaten van de monitor worden medio 2015 verwacht. Het NRA kan daarom niet eerder worden afgerond.

46

Wat is de reactie op de observatie uit recent onderzoek van professor Unger dat Nederland tot de top drie-landen behoort die het meest kwetsbaar zijn voor witwassen (The Economic And Legal Effectiveness Of The European Union’s Anti-Money Laundering Policy, Unger et al., 2014)?

Dat Nederland kwetsbaar is voor witwassen, staat niet ter discussie. Dit geldt voor alle landen met een ontwikkelde en open economie en een grote financiële sector.14 Het is dan ook staand beleid om voortdurend wetgeving aan te scherpen en de operationele inzet te intensiveren. Voorbeelden zijn de recente wetswijzigingen naar aanleiding van de FATF evaluatie van Nederland15 en de recente uitbreiding van de capaciteit van de FIOD voor gespecialiseerde witwasbestrijding16.

Overigens staat Nederland in het aangehaalde onderzoek op verschillende lijsten niet in de top drie van meest kwetsbare landen.17 Voor wat betreft de potentiële omvang van wit te wassen geld (in absolute cijfers) staat Nederland op de vijfde plaats (deze lijst wordt aangevoerd door het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk); voor de potentiële omvang van wit te wassen geld als percentage van de economie staat Nederland op de zeventiende plaats (hier staan Estland en Letland bovenaan). Die rangorden stroken met de conclusie van het onderzoek dat vooral kleine EU-lidstaten die worden omringd door grotere landen het risico lopen te worden overweldigd door relatief grote geldstromen die potentieel gerelateerd zijn aan witwassen, terwijl vooral de grotere EU-lidstaten in potentie te maken hebben met een grote potentiële omvang van wit te wassen geld.18

47

Wat is het oordeel over de aanbeveling van professor Unger et al. dat de «wortelmethode» (positieve doelstellingen, best practices en een «witte lijst») effectiever is om criminele en terroristische geldstromen te bestrijden dan de «stokmethode», gehanteerd door de FATF?

In het aangehaalde onderzoek wordt gesteld dat Europese landen meer zijn gewend aan de «wortelmethode» dan aan de «stokmethode». «Dit houdt in dat in veel Europese landen naleving door betrokkenen meer wordt bewerkstelligd door hen te overtuigen van de noodzaak van het beleid dan door hen te dreigen met sancties19

Wij menen dat voor een effectief beleid zowel de «wortelmethode» als de «stokmethode» nodig is.

Zoals toegelicht in de diverse antwoorden investeren ministeries, toezichthouders en de FIU-Nederland veel in voorlichting van relevante instellingen.

Evenwel zijn voorlichting en dialoog niet voldoende voor het bewerkstelligen van een effectieve naleving van wetgeving ter preventie van witwassen. Ook repressieve maatregelen zijn in voorkomende gevallen noodzakelijk zoals een bestuurlijke boete of strafrechtelijke vervolging.

48

Leidt een grote aanwezigheid van anonieme brievenbusmaatschappijen tot een witwasrisico, gelet op de resultaten van een studie van de Wereldbank naar 200 grote corruptiezaken waarin werd aangetoond dat in meer dan 70% van deze zaken gebruik werd gemaakt van anonieme brievenbusmaatschappijen om gestolen geld in het financiële systeem te brengen?

49

Leidt een grote aanwezigheid van brievenbusmaatschappijen tot een witwasrisico, gelet op hetgeen bij monde van de heer Vendrik van de ARK in Het Financieele Dagblad op 6 maart 2014 is gesteld, namelijk dat er in 2012 4.000 miljard euro door brievenbusmaatschappijen in Nederland stroomde en dat die vermoedelijk kwetsbaar zijn voor misbruik?

50

Zien de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën in dit rapport aanleiding om verder in te zetten op het terugdringen van al dan niet anonieme brievenbusmaatschappijen zonder toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie?

Antwoord op vraag 48, 49 en 5020

In de beantwoording wordt de term bijzondere financiële instelling (BFI) gehanteerd in plaats van de terminologie van de vragen waarin gesproken wordt over (anonieme) brievenbusmaatschappijen.

Het onderzoek van de Wereldbank richtte zich op corruptie en uit de resultaten van het onderzoek kan niet de conclusie worden getrokken dat in meer dan 70% van deze zaken gebruik werd gemaakt van BFI’s om gestolen geld in het financiële systeem te brengen (witwassen). Maatregelen om het aantal BFI’s terug te dringen worden momenteel niet overwogen.

De BFI’s vallen in beginsel onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wfft). Als zij worden bestuurd of beheerd door een trustkantoor dan valt die dienstverlening onder het strikte anti-witwas regiem van de Wet toezicht trustkantoren (Wtt).

Ten aanzien van een eventuele link tussen de in vraag 49 bedoelde geldstromen en het aantal BFI’s in Nederland wordt verwezen naar het SEO onderzoek «Uit de schaduw van het bankwezen» van juni 201321 dat inzicht geeft in de aard en omvang van die geldstromen en de kabinetsreactie op deze rapportage van 30 augustus 201322.

49

Leidt een grote aanwezigheid van brievenbusmaatschappijen tot een witwasrisico, gelet op hetgeen bij monde van de heer Vendrik van de ARK in Het Financieele Dagblad op 6 maart 2014 is gesteld, namelijk dat er in 2012 4.000 miljard euro door brievenbusmaatschappijen in Nederland stroomde en dat die vermoedelijk kwetsbaar zijn voor misbruik?

Zie antwoord bij vraag 48

50

Zien de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën in dit rapport aanleiding om verder in te zetten op het terugdringen van al dan niet anonieme brievenbusmaatschappijen zonder toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie?

Zie antwoord bij vraag 48.

51

Is registreren onder een andere naam (de heer Havlik van het Vienna Institute for International Economic Studies stelt in het NRC Handelsblad van 4 april 2014 dat beleggers geld halen uit Rusland om dit onder een andere naam te registreren in een buitenlandse brievenbusfirma) ook mogelijk in Nederland? Zo ja, leidt dit tot een risico op witwassen en willen de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën dit onmogelijk maken?

Zowel de Wwft als de Wtt bevatten de verplichting dat instellingen altijd de uiteindelijk belanghebbende, een natuurlijk persoon, van een geldstroom identificeren. Dit verplicht instellingen ook om verder te kijken dan de (rechts)persoon waarmee zij direct zaken doen, zodat voorkomen wordt dat middels stromannen of tussenpersonen de uiteindelijk belanghebbende van een geldstroom anoniem kan blijven.

52

Welke mogelijkheden hebben financiële instellingen om te herleiden of geld afkomstig uit het buitenland al eerder is witgewassen?

Financiële instellingen moeten ingevolge de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme cliëntenonderzoek doen. In dat kader moet een financiële instelling een voortdurende controle uitoefenen op de zakelijke relatie met de cliënt en de verrichte transacties. Ongebruikelijke transacties, ook met geld afkomstig uit het buitenland, moet de financiële instelling melden aan de FIU-Nederland.

53

Kan geschetst worden hoe de meldingsplicht en het toezicht in andere landen, bijvoorbeeld Duitsland, Frankrijk, Zweden en Finland, is geregeld, aangezien getwijfeld kan worden aan de effectiviteit en gezondheid van het indirecte toezicht omdat financiële instellingen, zoals trustkantoren, belang hebben bij het behoud van hun cliënten en dus het risico bestaat dat de slager zijn eigen vlees keurt? In welke Europese landen wordt een systeem van direct toezicht gehanteerd? Welke mogelijkheden zien de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën om te bewerkstelligen dat instellingen vaker rapporteren?

De wettelijke verplichting om ongebruikelijke of verdachte transacties te melden is in alle EU-lidstaten geregeld conform de systematiek voorgeschreven in de derde witwasrichtlijn. Aangewezen categorieën instellingen die door hun activiteiten witwassen zouden kunnen faciliteren (zoals banken, advocaten accountants, notarissen en grootwaardehandelaren) zijn verplicht zelf hun eigen transacties te monitoren, ongebruikelijke of verdachte transacties te herkennen, en deze te melden aan de Financiële inlichtingen eenheid van hun land. In elke EU-lidstaat zijn één of meerdere toezichthouders aangewezen die toezicht houden op de naleving door die instellingen van deze wettelijke verplichtingen. Er is geen sprake van «direct» toezicht op de transacties verricht door die instellingen. Het risico dat een instelling – al dan niet opzettelijk – relevante transacties niet meldt, is inherent aan dit systeem. Als een toezichthouder dit constateert, zullen die transacties uiteraard alsnog moeten worden gemeld. «Direct» toezicht op transacties zou ons inziens niet leiden tot een effectiever meldsysteem, nog daargelaten overwegingen op het terrein van de bescherming van persoonsgegevens. Het onderkennen van het ongebruikelijke of verdachte karakter van een transactie vergt kennis van (het risicoprofiel van) de cliënt en de markt waarop de cliënt actief is. Die kennis berust typisch bij de instelling, die dan ook haar kennis van de cliënt actueel dient te houden door het wettelijk verplichte cliëntenonderzoek.

Om een verbetering van de naleving van de wettelijke meldingsplicht te bewerkstelligen, is vaak een combinatie van voorlichting en toezicht aangewezen. Een voorbeeld is het meldgedrag van trustkantoren: in een context van geïntensiveerd toezicht door de Nederlandsche Bank23 en gerichte voorlichting door de FIU-Nederland24 is het aantal meldingen door trustkantoren de afgelopen jaren sterk gestegen.

54

Op welke wijze en op welke Raadsbijeenkomsten gaan wordt uitvoering gegeven aan de motie-Klaver (Kamerstuk 21 501-20, nr. 847), waarin wordt gevraagd om zich in te zetten voor een openbaar register van uiteindelijke belanghebbenden?

Eind 2014 is een akkoord bereikt tussen de Raad van Ministers en het Europees parlement over de vierde witwasrichtlijn. Op grond van deze richtlijn moet iedere lidstaat een UBO-register instellen. In de overwegingen bij deze richtlijn is opgenomen dat UBO-informatie een belangrijke factor is bij het opsporen van criminelen die hun identiteit achter een bedrijfsstructuur verbergen. De regering onderschrijft dit.

De mate van openbaarheid van dit UBO-register is een belangrijk onderwerp van gesprek geweest tussen Raad en parlement en in de uiteindelijke tekst van de richtlijn is een balans gevonden tussen enerzijds de bescherming van de privacy en de fysieke veiligheid van UBO’s en anderzijds de belangen van toezicht en opsporing, naleving door meldingsplichtige instellingen en transparantie in meer algemene zin. In dat licht is in de richtlijn opgenomen dat, indien sprake is van risico op fraude, kidnapping, afpersing, geweld of intimidatie, of wanneer een UBO minderjarig is of anderszins handelingsonbekwaam, de toegang tot UBO-informatie kan worden beperkt, wanneer die toegang wordt gevraagd door personen of organisaties met een legitiem belang bij het vergaren van informatie gerelateerd aan het tegengaan van witwassen, terrorismefinanciering en de bijbehorende gronddelicten of door bepaalde categorieën meldingsplichtige instellingen.

De definitieve richtlijntekst zal naar verwachting rond de zomer van 2015 beschikbaar zijn, dan kan het proces van implementatie in Nederlandse wetgeving beginnen. Daarvoor geldt een implementatietermijn van 2 jaar; de implementatie, en dus het instellen van een UBO-register, zal dan ook halverwege 2017 moeten zijn voltooid

55

Hoe komt het dat er weliswaar geïnvesteerd is in het vergroten van de capaciteit, deskundigheid en informatie-uitwisseling, maar nog niet kan worden aangegeven wat dit heeft opgeleverd?

Zie antwoord bij vraag 20

56

Hoe verhoudt de investering van 75 miljoen euro in de jaren 2008–2012 zich tot het gebrek aan inzicht in het fenomeen, de opbrengsten en de uitkomsten?

De investeringen van de afgelopen jaren hadden primair tot doel de aanpak van financieel-economische criminaliteit, waaronder witwassen, fraude en afpakken van crimineel vermogen, te versterken. In 2007 is door het kabinet-Balkenende IV in het project «Veiligheid begint bij Voorkomen» als onderdeel van het beleidsprogramma «Samen werken, samen leven» een impuls gegeven aan onder meer de aanpak van financieel-economische criminaliteit (programma versterking aanpak financieel-economische criminaliteit). Voor de resultaten van het versterkingsprogramma financieel-economische criminaliteit als onderdeel van het project «Veiligheid begint bij Voorkomen» van het kabinet-Balkenende IV verwijs ik naar de verantwoording van het project die destijds naar uw Kamer is gestuurd25.

Door het kabinet-Rutte I is specifiek geïnvesteerd in het afpakken van crimineel vermogen. Vanaf 2011 is een bedrag oplopend tot 20 miljoen euro per jaar vanaf 2013 geïnvesteerd in de strafrechtketen teneinde het afpakken van crimineel vermogen te versterken. Aan de investering in de strafrechtketen oplopend tot 20 miljoen euro per jaar vanaf 2013 teneinde het afpakken van crimineel vermogen te versterken is een oplopende taakstelling verbonden, inhoudende dat vanaf 2017 jaarlijks ruim 100 miljoen euro aan crimineel vermogen wordt afgepakt. Dat is een stijging met ruim 60 miljoen euro per jaar ten opzichte van 2011, het eerste jaar van de keteninvestering. Vanaf 2011 is het afpakresultaat conform de doelstellingen jaarlijks toegenomen. Het afgelopen jaar is 136 miljoen euro aan crimineel vermogen afgepakt. De doelstelling voor 2014 was 70 miljoen euro. Aan de investering in de FIOD is de voorwaarde verbonden dat met deze extra capaciteit voor 60 miljoen euro extra beslag wordt gelegd.

De investeringen de afgelopen jaren hebben geleid tot onder meer een forse stijging van het aantal strafrechtelijke onderzoeken naar witwassen en eveneens conform de doelstellingen een aanzienlijke stijging van het crimineel vermogen dat is afgepakt. In dat opzicht is de aanpak conform de doelstelling, het versterken van de aanpak van onder meer witwassen en afpakken van crimineel vermogen, succesvol. Wat nog ontbreekt is meer specifiek inzicht in witwasrisico’s om met name in de sfeer van toezicht en intelligence in te zoomen op mogelijke witwasrisico’s. Daarvoor wordt het National Risk Assessment uitgevoerd.

57

Zijn de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën in staat om verantwoording aan de Tweede Kamer af te leggen over de besteding van de ingezette middelen om te zien of de extra investeringen tot resultaat hebben geleid, nu zij geïnvesteerd hebben in het vergroten van de capaciteit, deskundigheid en informatie-uitwisseling, maar nog niet kunnen aangeven wat dit heeft opgeleverd? Hoe wordt er een terugkoppeling aan de Tweede Kamer gegeven over de voortgang en de bereikte resultaten van de bestrijdingsaanpak?

Dat niet kan worden aangegeven wat de investeringen in de bestrijding van financieel-economische criminaliteit, waaronder witwassen en afpakken van crimineel vermogen, de afgelopen jaren hebben opgeleverd is niet juist. Die resultaten kunnen wel degelijk worden aangegeven. Dat deze resultaten evenwel niet direct te relateren zijn aan de meldketen ongebruikelijke transacties doet daar niet aan af. De meldketen zoals wij die in Nederland kennen heeft altijd tot doel gehad enerzijds barrières op te werpen teneinde witwassen en financiering van terrorisme te voorkomen en anderzijds ongebruikelijke transacties te onderzoeken op verdachte aspecten en vervolgens de verdachte transacties als intelligence onder de aandacht te brengen van de opsporing, opdat de opsporing deze intelligence kan betrekken bij opsporingsonderzoeken. Het bijhouden van het resultaat in termen van vervolgingen en veroordelingen per ongebruikelijke of verdachte transactie zou een onevenredig zware administratieve last voor de handhavingsketen opleveren en negatieve consequenties hebben voor de effectiviteit van de aanpak. Het Nederlandse meldsysteem verschilt in dat opzicht bijvoorbeeld van het Belgische meldsysteem waarbij veel minder transacties worden gemeld en vervolgens een beperkt aantal transacties wordt opgewerkt tot dossiers voor de opsporing. Door de Europese Commissie is het Nederlandse meldsysteem als een best-practice aangemerkt.

De strafrechtelijke aanpak van witwassen en het afpakken van crimineel vermogen is onderdeel van een brede aanpak van vele vormen van criminaliteit met het oogmerk van financieel gewin. Het witwassen van crimineel vermogen staat immers niet op zichzelf maar vloeit voort uit de criminaliteit waarmee het vermogen wordt vergaard.

In 2007 is door het kabinet-Balkenende IV in het project «Veiligheid begint bij Voorkomen» als onderdeel van het beleidsprogramma «Samen werken, samen leven» een impuls gegeven aan onder meer de aanpak van financieel-economische criminaliteit (programma versterking aanpak financieel-economische criminaliteit). Teneinde de aanpak van financieel-economische criminaliteit te versterken heeft de politie destijds budget ontvangen waarmee het aantal fte is uitgebreid met 126,85 fte ten behoeve van de versterking van financieel-rechercheren, ontneming en de aanpak van fraude. De FIOD heeft budget ontvangen voor een uitbreiding met 36fte voor twee specifieke witwasteams. Het Openbaar Ministerie heeft destijds ruim 6,3 miljoen euro ontvangen voor extra fraudeofficieren van justitie op de regioparketten, extra ondersteuning, versterking van de fraudemeldpunten, het versterken van het ontnemen, het inrichten van het Vastgoed Intelligence Center en de aanstelling van een advocaat-generaal Financieel-economische criminaliteit. Voor de resultaten van het versterkingsprogramma financieel-economische criminaliteit als onderdeel van het project «Veiligheid begint bij Voorkomen» van het kabinet-Balkenende IV verwijs ik naar de verantwoording van het project die destijds naar uw Kamer is gestuurd26.

Door het Kabinet Rutte I is specifiek geïnvesteerd in het afpakken van crimineel vermogen. Vanaf 2011 is een bedrag oplopend tot 20 miljoen euro per jaar vanaf 2013 geïnvesteerd in de strafrechtketen teneinde het afpakken van crimineel vermogen te versterken. Aan de investering in de strafrechtketen oplopend tot 20 miljoen euro per jaar vanaf 2013 teneinde het afpakken van crimineel vermogen te versterken is een oplopende taakstelling verbonden, inhoudende dat vanaf 2017 jaarlijks ruim 100 miljoen euro aan crimineel vermogen wordt afgepakt. Dat is een stijging met ruim 60 miljoen euro per jaar ten opzichte van 2011, het eerste jaar van de keteninvestering. Vanaf 2011 is het afpakresultaat conform de doelstellingen jaarlijks toegenomen. Het afgelopen jaar is 136 miljoen euro aan crimineel vermogen afgepakt. De doelstelling voor 2014 was 70 miljoen euro.

De FIOD is uitgebreid met 100 fte ten behoeve van de bestrijding van witwassen27

De investeringen de afgelopen jaren in de handhavingsketen hebben geleid tot onder meer een forse stijging van het aantal strafrechtelijke onderzoeken naar witwassen en eveneens conform de doelstellingen een aanzienlijke stijging van het crimineel vermogen dat is afgepakt. In dat opzicht is de aanpak conform de doelstelling, het versterken van de aanpak van onder meer witwassen en afpakken van crimineel vermogen, succesvol. Wat nog ontbreekt is meer specifiek inzicht in witwasrisico’s om met name in de sfeer van toezicht en intelligence in te zoomen op mogelijke witwasrisico’s. Daarvoor wordt het National Risk Assessment (NRA) uitgevoerd. Teneinde meer inzicht te krijgen in de ketenprestaties van zowel de preventieve aanpak en de strafrechtelijke aanpak van de bestrijding van witwassen wordt op dit moment een monitor witwassen ontwikkeld.

Zoals in de bestuurlijke reactie reeds is aangekondigd zullen wij Uw kamer door middel van beleidsreacties informeren over de bevindingen uit de monitor en de NRA National Risk Assesment (NRA) en de monitor.

De monitor en de NRA en de monitor zullen structureel plaatsvinden en het informeren van de Kamer zal deze structuur volgen. Op basis van de eerste onderzoeken zal besloten worden welke frequentie voor de NRA en de monitor en de NRA wenselijk zijn.

58

Zal de aan de Tweede Kamer toegezegde informatie over de resultaten van de witwasbestrijding structureel terugkomen in de begroting en in de verantwoording van de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën?

64

Kan in de begroting voor 2015 een inventarisatie van witwasrisico’s worden gemaakt en inzicht worden gegeven welke witwasrisico’s moeten worden aangepakt? Zo nee, wanneer worden deze dan aangeleverd? Kan in de begroting voor 2015 voorts inzichtelijk worden gemaakt welke bijdrage de organisaties moeten leveren die betrokken zijn bij de bestrijding van witwassen?

66

Zijn de ministers van Veiligheid en Justitie en Financiën van plan om het advies van de ARK over te nemen om in het departementale jaarverslag, of zo nodig frequenter, de Tweede Kamer te informeren over de mate waarin beleidsdoelstellingen worden gerealiseerd?

121

Welke wijzigingen qua informatievoorziening zullen worden doorgevoerd in de begrotingen van 2015 en verder en in de jaarverslagen om de Kamer hierover beter te informeren?

Wij delen de opvatting van de ARK dat in het verleden onvoldoende inzicht aan de Kamer werd gegeven in de resultaten van witwassen. Derhalve is het begrotingsartikel van VenJ ten aanzien van de meldketen recent gewijzigd. Voorgaande jaren werden de aantallen OT’s en VT’s gebruikt als kengetallen om het meldsysteem te volgen. Inmiddels zijn andere kengetallen geformuleerd die beter te beïnvloeden zijn en beter inzicht geven in het functioneren van het meldsysteem.

Aangezien de bestrijding van witwassen een gedeelde verantwoordelijk is van de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën (zie ook het antwoord op vraag 16) vindt daarnaast over dat beleid ook een gezamenlijke verantwoording plaats naar de Kamer.

Zoals aangegeven in de Bestuurlijke reactie zal de Kamer een beleidsreactie ontvangen op de National Risk Assessement Witwassen (NRA) zodra deze, naar verwachting in 2016 worden opgeleverd. Dat geldt ook voor de Beleidsmonitor Witwassen. De monitor en de NRA zullen structureel plaatsvinden en het informeren van de Kamer zal deze structuur volgen. Op basis van de eerste onderzoeken zal in overleg met de Kamer besloten worden welke frequentie voor de monitor en de NRA wenselijk is.

De beleidsreacties op de Beleidsmonitor en de NRA worden in samenspraak met de relevante handhavingsdiensten geformuleerd. Onderdeel van die beleidsreacties zal een overzicht zijn van de bijdragen die de relevante handhavingsdiensten aan dit beleid zullen leveren.

59

Kan Nederland, in het licht van de internationale richtlijnen waar het zich aan heeft gecommitteerd, voldoen aan de verplichting om inzicht te geven in de effectiviteit van witwasbestrijding, nu het nog niet kan aangeven wat investeringen in de capaciteit, deskundigheid en informatie-uitwisseling hebben opgeleverd?

Nederland voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit de internationale richtlijnen om inzicht te hebben in de effectiviteit van het anti-witwasbeleid. Dat is ook vastgesteld door de FATF, die Nederland in 2010–2011 heeft geëvalueerd. Zoals aan de Kamer gemeld, is Nederland in 2014 uit de FATF Follow Up28 gekomen, waarmee de FATF heeft bevestigd dat Nederland (ruim) voldoet aan de geldende standaarden.

Inmiddels zijn enkele van die standaarden herzien. In de (per 2012) herziene FATF standaarden is er nu opgenomen dat na modernisering van wetgeving en beleid nu prioriteit moet worden gegeven aan effectiviteit en risicoanalyse29. De komende jaren zullen alle bij FATF of soortgelijke regionale organisaties aangesloten landen, waaronder Nederland, zich richten op de implementatie van deze standaarden en de landen, inclusief Nederland, zullen daar ook op worden geëvalueerd.

Om aan de internationale richtlijnen betreffende effectiviteit van beleid tegemoet te kunnen komen hebben de beide beleidsverantwoordelijke ministeries het WODC opdracht gegeven een witwasmonitor te ontwikkelen en uit te voeren om inzicht te verkrijgen in de (effectiviteit van de) activiteiten van alle actoren. In dit onderzoek wordt onder meer de inmiddels door de FATF ontwikkelde methodologie om de effectiviteit van het anti-witwasbeleid te beoordelen meegenomen. Op deze wijze zal Nederland ook de komende jaren aan de internationale (FATF) richtlijnen en standaarden voldoen.

60

Wordt de aanbeveling van de ARK inzake het starten met het verzamelen en analyseren van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens over de activiteiten van de organisaties betrokken bij de bestrijding van witwassen overgenomen? Zo ja, wordt de uitvoering daarvan in verband gebracht met de beleidsdoelstelling voor het bestrijden van witwassen?

De aanbeveling van de ARK om te starten met het verzamelen en analyseren van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens over de activiteiten van de organisaties betrokken bij de bestrijding van witwassen wordt overgenomen. Hieraan wordt invulling gegeven door een monitor witwassen door het WODC te laten ontwikkelen. Doel van de monitor is om de effectiviteit van het gevoerde anti-witwasbeleid beter inzichtelijk te maken.

61

Welk deel van het bedrag van 16,2 miljard euro, dat naar schatting jaarlijks wordt witgewassen in Nederland, wordt ontnomen aan criminelen? Hoeveel verdachten van witwassen zijn veroordeeld sinds 2008?

In de brief aan de Kamer van 23 juni 201130 is nader ingegaan op het rapport waaraan de 16,2 miljard is ontleend. Het betreft het rapport «The amount and effects of money laundering» van de Utrecht School of Economics uit 2006. Van het totale bedrag (8,6 tot 14,7 miljard euro) dat volgens de schatting in dit rapport aan wit te wassen financieel voordeel jaarlijks in Nederland wordt gegenereerd wordt 72 tot 84 procent gegenereerd door fraude en 15 tot 27 procent door ernstige (georganiseerde) criminaliteit. Van die 8,6 tot 14,7 miljard blijft volgens het rapport iets minder dan de helft in Nederland en gaat de rest naar het buitenland. Volgens dit rapport is dus bijna 80 procent van het in Nederland gegenereerde financieel voordeel afkomstig van fraude. Juist bij fraude wordt bij vervolging het financieel voordeel voor het overgrote deel bestuursrechtelijk teruggevorderd of wordt het civielrechtelijk teruggevorderd ten behoeve van het compenseren van schade van slachtoffers.

In eerdere brieven aan uw Kamer31 en meest recentelijk de brief van 19 december 2014 is uw Kamer geïnformeerd32 over de resultaten van het rijksbrede beleid van terugvorderen en afpakken van ten onrechte genoten voordeel over 2013. Het ten onrechte genoten voordeel wordt niet alleen door de inzet van het strafrecht afgepakt of teruggevorderd, maar vooral ook door de inzet van civielrechtelijke, bestuursrechtelijke en fiscaalrechtelijke instrumenten. Strafrechtelijk is in 2014 een bedrag van 136 miljoen euro aan crimineel vermogen afgepakt.

Daarnaast is door de rechter in eerste aanleg het volgende overzicht te geven van afgedane misdrijfzaken met een witwasfeit

Door de rechter in 1e aanleg afgedane misdrijfzaken met een witwasfeit1 2 naar eindbeslissing3
 

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

schuldigverklaringen

650

705

825

990

1.069

1.083

955

voegingen

25

15

33

38

31

32

37

vrijspraken

86

125

149

168

178

186

190

andere uitspraken

4

5

21

16

46

34

27

X Noot
1

Volgens FATF definitie

X Noot
2

In deze zaken kunnen behalve witwasfeiten ook één of meerdere andere feiten voorkomen; de einduitspraak hoeft daarmee niet specifiek betrekking te hebben op het witwasfeit

X Noot
3

Bron: WODC/RacMin, 2 april 2015

62

Hoe verhoudt de inschatting van het Korps landelijke politiediensten (KLPD) van 16,2 miljard euro aan witwaspraktijken per jaar zich tot de omvang van slechts 680 miljoen euro aan verdachte transacties geconstateerd door de FIU?

De beide genoemde bedragen van 16,2 miljard euro aan witwaspraktijken en 680 miljoen euro aan verdachte transacties zijn twee grootheden die niet rechtstreeks aan elkaar gerelateerd kunnen worden. De informatie die bij FIU-Nederland beschikbaar is wordt gemeld op grond van het ongebruikelijke karakter van de transactie. FIU-Nederland kan deze Ongebruikelijke Transactie (OT) na analyse vervolgens als Verdachte Transactie doormelden aan de opsporing.

In de praktijk is mogelijk dat een witwasmethode voor het oog van de buitenwereld geen ongebruikelijk transacties genereert. Daarnaast gaat in de criminele wereld veel cash geld om en dat hoeft helemaal niet in beeld te komen van de meldplichtige instellingen en zal daarom ook buiten het zicht van de FIU-Nederland blijven. Er is dan geen aanleiding voor een meldplichtige instelling om een melding te doen. De omvang van de VT’s kan om die redenen niet direct gerelateerd worden aan de schatting van 16,2 miljard euro aan witwaspraktijken.

63

Waarom is er vijf jaar na het vorige onderzoek van de ARK naar witwassen nog steeds onvoldoende inzicht in de voornaamste witwasrisico's voor Nederland en in de resultaten van de witwasbestrijding, terwijl hiervoor wel gegevens beschikbaar zijn? Waarom slaagt de ARK er wel in om gegevens daarover te verzamelen en te analyseren? Wat is er gedaan met conclusies van de ARK uit 2008 over witwassen? Zijn de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën van mening dat er voldoende gedaan is?

Zie antwoord bij vraag 32

64

Kan in de begroting voor 2015 een inventarisatie van witwasrisico’s worden gemaakt en inzicht worden gegeven welke witwasrisico’s moeten worden aangepakt? Zo nee, wanneer worden deze dan aangeleverd? Kan in de begroting voor 2015 voorts inzichtelijk worden gemaakt welke bijdrage de organisaties moeten leveren die betrokken zijn bij de bestrijding van witwassen?

Zie antwoord bij vraag 58

65

Kan inzage worden gegeven in de voornaamste witwasrisico’s voor Nederland, nu de ministers van Veiligheid en Justitie en Financiën in tegenstelling tot de constatering van de ARK hebben aangegeven dat er wel inzicht is in de voornaamste witwasrisico’s maar dat dit wel verbeterd kan en moet worden?

79

Waarom is er geen zicht op waar en hoe precies wordt witgewassen? In hoeverre zijn hierover nu al gegevens beschikbaar? Op welke wijze wordt ervoor gezorgd dat hier beter inzicht in wordt verkregen?

Antwoord vragen 65 en 79

In onze Bestuurlijke reactie hebben wij aangegeven dat wij met de Rekenkamer van mening zijn dat ons inzicht in de voornaamste witwasrisico’s verbeterd kan en moet worden en dat wij derhalve de aanbevelingen op dit punt onderschrijven. In de Bestuurlijke reactie is aangegeven dat wij op dit terrein ondertussen reeds diverse stappen hebben gezet. In de afgelopen jaren is door middel van verschillende onderzoeken inzicht verkregen in waar en hoe in Nederland wordt witgewassen. Hier zijn sinds 2008 diverse grote onderzoeken daarnaar gedaan. Zo heeft Nederland als één van de eerste landen ter wereld een National Threat Assessment Witwassen laten ontwikkelen. Daarnaast is in 2012 in de context van het Nationaal Dreigingsbeeld een Criminaliteit Beeld Analyse (CBA) witwassen gepubliceerd waarin een beschrijving staat van alle witwasmethoden en de bijbehorende modus operandi die de politie de afgelopen jaren in onderzoeken is tegengekomen, hetgeen een basis vormt voor de inschatting van witwasrisico’s. De vervolgstap die nu gezet wordt om een gedegen inzicht in de witwasrisico’s te verkrijgen is het opstellen en uitvoeren van een National Risk Assessment Witwassen.

Daarnaast is in de FATF de afgelopen jaren veelvuldig onderzoek gedaan naar witwasrisico’s (typologieën) waar Nederland veelvuldig een actieve bijdrage actieve bijdrage heeft geleverd, zoals het FATF rapport Vulnerabilities of Legal Professionals33. Deze typologieën worden in de praktijk ook gebruikt bij de opsporing, vervolging en berechting van witwassen.

66

Zijn de ministers van Veiligheid en Justitie en Financiën van plan om het advies van de ARK over te nemen om in het departementale jaarverslag, of zo nodig frequenter, de Tweede Kamer te informeren over de mate waarin beleidsdoelstellingen worden gerealiseerd?

Zie antwoord bij vraag 58 en 57

67

Hoe wordt het inzicht in het rendement van meldingen van ongebruikelijke transacties vergroot?

Het verkrijgen van inzicht in het rendement van meldingen van ongebruikelijke transacties is een onderdeel van de Beleidsmonitor Witwassen die momenteel door het WODC wordt ontwikkeld en uitgevoerd.

Daarnaast heeft FIU-Nederland de afgelopen jaren verschillende activiteiten ondernomen om het zicht op het gebruik van verdachte transacties en de feedback aan de melders te verbeteren, waarvan een aantal reeds zijn benoemd in het rapport. Deze kunt u tevens vinden in onze beleidsreactie n.a.v. het rapport.

Zie ook het antwoord op vraag 34, 35 en 97.

68

Welke door de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën in hun reactie genoemde ontwikkelingen zijn een goede aanvulling voor een volledig beeld?

In onze bestuurlijke reactie op het ARK rapport «bestrijden witwassen: stand van zaken 2013» hebben wij in bijlage A van die reactie een (niet limitatief) overzicht gegeven van de vele activiteiten en maatregelen die genomen zijn om het anti-witwasbeleid verder te verbeteren. Het gaat daarbij om maatregelen zowel in de preventieve als in de repressieve sfeer, zoals nieuwe wetgeving of extra investeringen.

In het kader van aanpassing van wetgeving is het FINEC wetsvoorstel geformuleerd met daarin een versteviging van de aanpak van verschillende vormen van economische criminaliteit. Zo is een flexibele, omzet gerelateerde, boete geïntroduceerd voor rechtspersonen. Daarnaast zijn hogere straffen voor witwassen en corruptie ingevoerd.

Om de effectiviteit van het toezicht te verbeteren hebben de Wwft toezichthouders sinds 2008 veel inspanningen geleverd.

Om meer inzicht te krijgen in de kwetsbaarheden ten aanzien van witwassen binnen de juridische beroepsgroepen is binnen de FATF, mede onder leiding van Nederland, een onderzoek uitgevoerd. Het doel van het onderzoek was om vast te stellen op welke wijze juridische dienstverleners mogelijk betrokken kunnen zijn bij witwassen of terrorismefinanciering. De bevindingen zijn terug te vinden in het FATF rapport Vulnerabilities of Legal Professionals, (juni 201334). In het rapport worden ook «red flags» vastgesteld voor advocaten en notarissen. Deze red flags kunnen helpen bij het detecteren van ongebruikelijke transacties.

Ten slotte is de afgelopen jaren in capaciteitsuitbreiding bij de FIOD geïnvesteerd. De extra capaciteit bij de FIOD zal zich met name richten op complexe en daarmee arbeidsintensieve witwaszaken en zal niet zo zeer gericht zijn op uitbreiding van het aantal onderzoeken.

69

Hoe wordt aangekeken tegen een (gedetailleerder) vervolgonderzoek waarin ook preventieve activiteiten en alle ontwikkelingen sinds 2008 worden meegenomen, gelet op het feit dat de in het rapport genoemde «betrokken partijen» aangeven dat het onderzoek van de ARK een te beperkt beeld geeft van de activiteiten die zij en anderen ondernemen om witwassen te bestrijden?

Aan het WODC is opdracht gegeven om een Beleidsmonitor Witwassen te ontwikkelen en uit te voeren. Met deze monitor wordt uiteindelijk beoogd de effectiviteit van alle beleidsonderdelen van het anti-witwasbeleid, waaronder de preventieve activiteiten, te onderzoeken en in beeld te brengen. Deze monitor zal periodiek worden uitgevoerd. Daarmee wordt het in de vraag genoemde uitvoeriger vervolgonderzoek vorm gegeven.

70

Beschikt het Bureau Financieel Toezicht (BFT) over voldoende capaciteit om zijn toezichthoudende taken nu en in de toekomst goed te kunnen uitoefenen?

75

Waarom is de capaciteit van het BFT, dat de meldingsplicht controleert en daarmee de basis is van het stelsel van indirect toezicht, nagenoeg onveranderd gebleven met slechts 13 fte? Waarom is deze capaciteit niet uitgebreid, ondanks 75 miljoen euro aan totale investeringen in witwasbestrijding in de periode 2008–2012? Zijn de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën bereid om de capaciteit van het BFT fors uit te breiden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vragen 70 en 75

Het toezicht op de naleving van de meldplicht op grond van de WWFT is een onderdeel van de toezichttaken van het BFT.

Het BFT heeft daarvoor 12 fte van de in totaal 43,2 fte beschikbaar. De capaciteit van het BFT is vastgesteld op basis van risico-georiënteerd toezicht en het sluiten van convenanten met de desbetreffende beroepsorganisaties. De hoogwaardige toezichtcapaciteit van het BFT kan op die wijze effectief en efficiënt worden ingezet. Daarmee is het aantal fte’s toereikend voor de thans en in de nabije toekomst te verrichten taken, uiteraard met inachtneming van de beschikbare financiële middelen.

Bij de uitbreiding van toezichtstaken op grond van de Wet op het notarisambt en de komende wetswijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet is de capaciteit van het BFT vergroot. Verder is de informatiepositie van het BFT versterkt door de invoering van een wettelijke meldplicht en is het toezichtinstrumentarium van het BFT verruimd. Derhalve is de huidige capaciteit toereikend voor de thans en in de nabije toekomst te verrichten taken.

71

Klopt het dat de capaciteitstoename van de politiekorpsen voor de aanpak van financieel-economische criminaliteit met 359 fte niet alleen ten goede komt aan witwasbestrijding, maar ook aan andere zaken zoals fraudebestrijding? Zo ja, hoeveel fte is hiervan ten goede gekomen aan witwasbestrijding?

Bestrijding van witwassen en het afpakken van crimineel vermogen staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van de brede aanpak van ernstige en ondermijnende georganiseerde en financieel-economische criminaliteit. Het aantal fte met het specialisme financieel expertise bij de Nationale Politie is dan ook uitgebreid om via de financiële invalshoek deze criminaliteit aan te kunnen pakken. Witwassen staat immers niet op zichzelf maar is vaak onderdeel van een groter feitencomplex. Het gezag (de officier van justitie) maakt de keuzes ten aanzien van welke onderzoeken opgepakt worden en welke insteek daarbij wordt gekozen. Een specifieke opdeling ten aanzien van welke fenomenen de finec capaciteit wordt ingezet is niet te maken.

72

Is de uitbreiding met 359 fte in de periode 2008–2012 al een onderdeel van de uitbreiding van de capaciteit van de politiekorpsen voor de aanpak van financieel-economische criminaliteit met 585 fte (zie Kamervragen Klaver, vergaderjaar 2012–2013, aanhangsel Handelingen, nr. 305)? Zo ja, waarom is dit in de beantwoording van voornoemde Kamervragen niet duidelijk gemaakt? Kan uit het feit dat de beantwoording in 2013 plaatsvond, geconcludeerd worden dat in de periode 2008–2012 geen capaciteitsuitbreiding bij de politiekorpsen voor de aanpak van financieel-economische criminaliteit heeft plaatsgevonden? Kan precies worden aangegeven hoeveel capaciteitsuitbreiding er gerealiseerd (en dus niet voorgenomen) is in de periode 2008–2012 bij de politiekorpsen voor de aanpak van financieel-economische criminaliteit?

De uitbreiding van de 359 fte heeft plaatsgevonden in het kader van het Versterkingsprogramma Finec en het Ketenprogramma Afpakken. In het Inrichtingsplan van de NP is een totale Finec-capaciteit voorzien van 1.165 fte. Dit aantal is nog niet volledig gerealiseerd. In de beantwoording van de Kamervragen van Klaver wordt verwezen naar het op dat moment (oktober 2013) nog (ongeveer) te realiseren aantal fte’s om te komen tot de in het Inrichtingsplan voorziene omvang.

73

Voorzien de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën dat het toezicht op het witwassen bemoeilijkt doordat in het wetsvoorstel Wet positie en toezicht advocatuur (Kamerstuk 32 382) is geregeld dat advocaten niet langer onder de doelgroep van het BFT vallen, waarmee de doelgroep met 16.000 advocaten afneemt? In welk percentage van de witwaszaken zijn getuigenissen door advocaten van belang geweest? Blijft de meldingsplicht voor advocaten bestaan? Zo ja, hoe kan deze nog effectief zijn als het toezicht hierop wordt afgeschaft?

Het Wwft-toezicht op de advocatuur wordt niet afgeschaft. In het wetsvoorstel Wet positie en toezicht advocatuur35 (is voorzien in een nieuwe toezichtstructuur. Het toezicht wordt daarmee niet bemoeilijkt, maar juist versterkt omdat het verschoningsrecht geen belemmering vormt voor de nieuwe toezichthouder.

Er zijn geen cijfers bekend van het aantal witwaszaken waarin getuigenissen door advocaten van belang zijn geweest.

De taak van het BFT komt bij de wettelijke toezichthouder op de advocaten, zijnde de dekens. Naast de dekens is er een landelijke systeemtoezichthouder (het College van toezicht) die controleert of de dekens hun wettelijke toezicht naar behoren uitvoeren. In het wettelijke toezicht is mede de naleving van de Wwft en de daarbij behorende meldplicht door advocaten begrepen.

74

Beschikken de opsporingsdiensten over voldoende capaciteit om financieel-economische criminaliteit krachtdadig te kunnen aanpakken en informatie-uitwisseling tussen de verschillende diensten optimaal vorm te geven?

De opsporingsdiensten, bijzondere opsporingsdiensten en de Koninklijke Marechausse beschikken over voldoende capaciteit om financieel-economische criminaliteit adequaat te kunnen aanpakken en informatie-uitwisseling tussen de verschillende diensten optimaal vorm te geven. Mede daartoe is er de afgelopen jaren geïnvesteerd in de capaciteit bij zowel de Politie als de FIOD ten behoeve van de bestrijding van witwassen. De FIOD is uitgebreid met ruim 100fte. Het aantal fte's voor het specialisme «financieel-economische expertise» bij de Nationale Politie is momenteel 840 fte (zowel tactische als informatiefuncties). Doelstelling is dat de formatie van 1156fte wordt gevuld. Het gaat hierbij voor een deel om HBO(+) opgeleid personeel. Dit voorjaar start een nieuwe werving voor FinEc-rechercheurs op HBO(+) niveau.

75

Waarom is de capaciteit van het BFT, dat de meldingsplicht controleert en daarmee de basis is van het stelsel van indirect toezicht, nagenoeg onveranderd gebleven met slechts 13 fte? Waarom is deze capaciteit niet uitgebreid, ondanks 75 miljoen euro aan totale investeringen in witwasbestrijding in de periode 2008–2012? Zijn de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën bereid om de capaciteit van het BFT fors uit te breiden? Zo nee, waarom niet?

Zie antwoord bij vraag 70

76

Wordt het Vastgoed Intelligence Centre (VIC) voldoende gebruikt voor het doel waarvoor het is opgericht? Zo nee, waarom niet?

Het aandachtsgebied van het samenwerkingsverband onder de naam Vastgoed Intelligence Centre is verbreed en richt zich nu op het ontsluiten van data op zoek naar onverklaarbaar en crimineel vermogen. De opvolger van het VIC, de De informatiebox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV) is een samenwerkingsverband tussen de Nationale Politie, de Belastingdienst, de Douane, de FIOD, de FIU-Nederland en het Openbaar Ministerie. Het doel van iCOV is het in kaart brengen van onverklaarbaar of crimineel vermogen, het blootleggen van witwas- of fraudeconstructies en het kunnen innen van overheidsvorderingen ter ondersteuning van de publiekrechtelijke taakuitoefening van de deelnemende organisaties.

77

Waarom is wel in de capaciteit van de politie, de FIOD-ECD en het OM geïnvesteerd, maar niet in de rechterlijke macht? Leidt dit tot problemen? Moet dit alsnog gebeuren om het gebrek aan capaciteit en financiële expertise aan te pakken?

De bekostigingssystematiek van de rechtspraak maakt dat bij een grotere instroom van zaken meer financiële middelen ter beschikking worden gesteld. In die zin kunnen zich geen capaciteitstekorten voordoen. Voorts heeft de herindeling van de gerechtelijke kaart er voor gezorgd dat de gerechten van voldoende omvang zijn zodat het mogelijk is om de beschikbare financiële expertise daar in te zetten waar zulks noodzakelijk is.

78

Hoe succesvol is het project Niet-Melders?

Het niet-melders project wordt als succesvol beschouwd en heeft bij de eerste themazitting inmiddels geleid tot 4 strafrechtelijke veroordelingen36. Het project niet-melders is een gezamenlijk project van de FIOD, de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie, de Financial Intelligence Unit, het Bureau Financieel Toezicht, het Bureau toezicht WWFT, de DNB, de AFM en het OM. De deelnemers aan het project willen met het project bewerkstelligen dat instellingen op de juiste wijze (volledig en onverwijld) ongebruikelijke transacties bij de FIU-Nederland melden en beter cliëntenonderzoek verrichten. De scope is daarmee dus breder dan alleen het niet-melden. Het niet naleven van de regels werkt ondermijnend, concurrentievervalsend en kan witwassen faciliteren. Het doel van het project is om dit tegen te gaan en bij de diverse meldgroepen compliance te creëren. Het project ondersteunt daarbij de handhavingstaak van de toezichthoudende instellingen. In het kader van het project hebben er naast de acties van de toezichthouders ook meerdere strafrechtelijke onderzoeken plaatsgevonden en zijn er inmiddels in een aantal zaken ook al verdachten door de strafrechter veroordeeld. Publiciteit rondom de onderzoeken draagt er zorg voor dat de verplichtingen van de diverse meldgroepen beter op de kaart worden gezet met als doel de compliance van de betrokken doelgroepen te verbeteren. De samenwerking tussen de toezichthouders, de politie en het OM is op dit punt sterk verbeterd.

79

Waarom is er geen zicht op waar en hoe precies wordt witgewassen? In hoeverre zijn hierover nu al gegevens beschikbaar? Op welke wijze wordt ervoor gezorgd dat hier beter inzicht in wordt verkregen?

Zie antwoord bij vraag 65.

80

Is het duidelijk welke input nodig is om een goede risicoanalyse te maken? Is hierover contact geweest met de ARK?

Op basis van de ervaring die is opgedaan met het National Threat Assessment Witwassen van het FEC, de ervaringen van andere landen, de richtsnoeren van de FATF en de expertise op dit terrein bij het WODC kan gesteld worden dat bekend is welke elementen nodig zijn om een goede risicoanalyse te maken. Met de ARK is op ambtelijk niveau hierover contact geweest.

81

Bestaat er voldoende zicht op de vraag in welke sector en bij welke meldingsplichtige instellingen de meeste witwasactiviteiten plaatsvinden? Zo ja, welke zijn dit? Zo nee, kan hiernaar nader onderzoek worden verricht?

Zoals in de bestuurlijke reactie is aangegeven wordt veel belang gehecht aan het verkrijgen van beter inzicht in de risico’s ten aanzien van witwassen. Daarbij is niet alleen de omvang van het witwassen relevant maar bijvoorbeeld ook de impact op de samenleving of de toegankelijkheid (het gemak) vanuit crimineel oogpunt.

Dit gebeurt met name op basis van signalen vanuit de melders of de opsporing. Het doel is nu om dit op meer gestructureerde wijze in te richten binnen de context van het National Risk Assessment Witwassen37.

82

Kan worden toegelicht waarom het inzicht van de FIU minder is geworden in wat de opsporingsdiensten doen met verdachte transacties? Wordt dit beschouwd als een probleem? Zo ja, welke verbeteringen worden overwogen op dit vlak?

Samen met de partners, zoals politie en OM, werkt FIU-Nederland aan verbeteringen ten aanzien van het verkrijgen van meer inzicht in de opvolging van de meldingen als de feedback richting de melders. FIU-Nederland is voor het doormelden van de verdachte transacties bewust overgestapt van het eigen Intranet Verdachte Transacties (IVT)systeem IVT naar de landelijke politie-applicatie heeft ervoor gekozen om aan te sluiten bij het landelijke BlueView, dat wordt beheerd door de nationale politie systeem. Hierdoor wordt de verdacht verklaarde transactie «politiebreed» ter beschikking gesteld aan de opsporing. Hierdoor hebben dat de geautoriseerde rechercheurs politiemensen de beschikking hebben over alle VT’s in Nederland en niet alleen maar de VT’s binnen de eigen eenheid. Dit is een flinke verbetering ten opzichte van het oude systeem waarin de informatie in eerste instantie alleen op regionaal niveau beschikbaar was en het aan de regio was om te besluiten de VT-informatie al dan niet landelijk beschikbaar te stellen.

Tegenover deze brede verspreiding van de VTs binnen de opsporing, staat. Echter, het nadeel is door de beperkte loggingfunctionaliteit het gebruik van BlueView de FIU-Nederland minder zicht heeft op het gebruik van de verdachte transactie informatie door de opsporing en daardoor onder andere minder informatie heeft voor de melders. Voor terugkoppeling over het gebruik van de verdachte transacties is ze daardoor meer afhankelijk van de actieve feedback door de opsporingspartnersdiensten en het OM.

Samen met de partners wordt verder gewerkt aan verbeteringen ten aanzien van het verkrijgen van meer inzicht in de opvolging van de meldingen, onder andere ten behoeve van als de feedback richting de melders. Om de melders te blijven informeren plaatst. Dit verminderde inzicht van FIU-Nederland wordt door de betrokken partijen ook als een negatieve ontwikkeling gezien en om die reden heeft de FIU-Nederland geïnvesteerd in het beter informeren van melders via bijvoorbeeld casuïstiek op haar website. Daarnaast organiseert FIU-Nederland regelmatig meldersdagen voor specifieke doelgroepen waarin gericht informatie kan worden gedeeld.

83

Kan een inschatting worden gegeven welke negatieve gevolgen van witwassen het meest problematisch zijn?

Door de grote schaal waarop crimineel geld wordt witgewassen, worden de normale verhoudingen in de legale economie verstoord en kunnen criminelen machtsposities verwerven in de bovenwereld. Witwassen vormt daarom een bedreiging voor de integriteit van het bedrijfsleven, de vrije beroepsbeoefenaren, het financiële stelsel, kortom de integriteit van de gehele samenleving en daarmee tot een aantasting van de pijlers van de rechtsstaat. Bovendien ontstaat door de rol van een aantal criminele dienstverleners bij het witwasproces een negatief beeld van de gehele groep vrije beroepsbeoefenaren. Ten slotte kan witwassen ertoe leiden dat «misdaad loont».

84

Wordt de aanbeveling van de ARK opgevolgd om een risicoanalyse te maken waarin de verschillende in het rapport genoemde aspecten in kaart worden gebracht, alvorens de beschikbare middelen worden ingezet ter bestrijding van witwassen?

Het National Risk Assessment Witwassen zal worden gebruikt als sturingsinstrument voor de inzet door de betrokken organisaties van beschikbare middelen.

De in het ARK rapport genoemde aspecten die in kaart zouden moeten worden gebracht in het kader van een risicoanalyse worden bij het uitwerken van de National Risk Assessment meegewogen.

Opgemerkt wordt dat een National Risk Assessment Witwassen ook belangrijke input kan zijn voor aanpassing van de witwaswetgeving.

85

Waarom is in de threat assessment van het Financieel Expertise Centrum (FEC) enkel specifiek de sector milieu onderzocht? Welke kwetsbaarheden en risico’s zijn er in deze sector geconstateerd?

Doel van het National Threat Assessment Witwassen (NTA) van het Financieel Expertise Centrum (FEC) was het in kaart brengen van de methoden en technieken die nu en in de (nabije) toekomst in Nederland worden gebruikt om geld wit te wassen en het vaststellen welke methoden en technieken de grootste bedreiging vormen voor de Nederlandse maatschappij. Twee witwasmethoden (contante geldstromen en gefingeerde omzet) en één sector (milieu) zijn daarbij geprioriteerd voor nader onderzoek.

Voor de resultaten van het onderzoek naar de sector milieu, zoals dat in het kader van het NTA is uitgevoerd, verwijzen wij u naar de publicatie die hierover is verschenen in Justitiële Verkenningen 201238.

86

Vindt het kabinet het wenselijk om, naast de door de ARK aanbevolen analyse van risicosectoren om inzicht te krijgen in de voornaamste witwasrisico’s voor Nederland, ook specifieke landen en bedrijven nader te analyseren die een risico vormen?

Mocht in het kader van de verdere uitwerking van het National Risk Assessment Witwassen blijken dat het wenselijk zou (kunnen) zijn om, naast de door de ARK aanbevolen analyse van risicosectoren om inzicht te krijgen in de voornaamste witwasrisico’s voor Nederland, ook specifieke landen en bedrijven nader te analyseren die een risico vormen, dan zal dat worden meegenomen. In dat verband kan bijvoorbeeld gewezen worden op de FATF rapporten (typologieën) over de diamanthandel (bedrijven) en Afghaanse drugs (landen39).

87

Sluiten de resultaten van de witwasbestrijding in Nederland aan bij wat de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën voor ogen hebben? Zo nee, waar moet de aanpak dan wel de visie worden bijgesteld?

Ja. De afgelopen jaren is het aantal strafrechtelijke onderzoeken naar witwassen fors gestegen en ook is het crimineel vermogen dat is afgepakt aanzienlijk toegenomen. Ook in Internationaal (FATF) Europees verband bestaat waardering voor het Nederlandse beleid inzake witwasbestrijding en de resultaten die daarmee worden geboekt. Elementen uit de Nederlandse aanpak zijn zelfs als best-practice aangemerkt. Bijstelling zal de komende periode in de eerste plaats geschieden op basis van de nieuwe Europese richtlijn inzake de bestrijding van witwassen.

88

Zijn de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën bereid om een grootschaliger risicoanalyse te starten die een breder inzicht en een groter overzicht geeft van alle gebruikte witwasmethoden en -technieken en de specifieke risico’s per methode? Zijn zij voorts bereid hierbij aan te geven welke methoden de grootste bedreiging vormen voor Nederland?

Ja. Het doel van het National Risk Assessment Witwassen (NRA) is om uiteindelijk een zo volledig mogelijk inzicht te verkrijgen in gebruikte witwasmethoden en -technieken en de specifieke risico’s per methode. Daarbij zal tevens worden aangegeven welke methoden de grootste bedreiging vormen voor Nederland.

Overigens zal een volledig inzicht niet na de eerste NRA verkregen worden. Met een zekere frequentie zullen opvolgende NRA’s tot stand komen. In die NRA’s zullen de uitkomsten van nader onderzoek naar de in eerdere NRA’s gesignaleerde witte vlekken in de kennis over witwassen worden meegenomen en zullen nieuwe ontwikkelingen worden geanalyseerd. Deze gang van zaken is volledig in overeenstemming met de standaarden zoals opgesteld door de FATF, waarbij men ook uitgaat van een periodieke opeenvolging van NRA’s waarbij telkens een vollediger en up to date beeld van de witwasrisico’s van een land ontstaat.

89

Zijn de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën bereid om tegemoet te komen aan het pleidooi van de FATF om een national risk assessment uit te voeren?

Ja. Nederland heeft zich als lid van de FATF gecommitteerd aan de standaarden van de FATF, waaronder Aanbeveling40 1 waarin landen wordt aanbevolen om het nationale anti-witwasbeleid te stoelen op een onderzoek naar de witwasrisico’s van dat land. Nederland heeft ook een actieve rol gespeeld bij de tot stand koming van deze aanbeveling, waarbij de ervaringen van Nederland, opgedaan in het uitvoeren van het National Threat Assessment van het FEC, een belangrijke rol hebben gespeeld.

Nederland zal overigens niet alleen een eigen NRA Witwassen maar verrichtzal tevens, met Italië en het Verenigd Koninkrijk, een door de EU gefinancierde studie verrichten getiteld «Identifying and Assessing the Risk of money laundering in Europe».

90

Zijn de gegevens die de ARK heeft verzameld en geanalyseerd om te komen tot inzicht in de resultaten van de witwasbestrijding hiervoor de juiste gegevens? Zo nee, welke gegevens missen in de uitwerking van de ARK? Zo ja, waarom hebben de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën deze gegevens niet gebruikt om een gedegen analyse op te stellen?

De gegevens die de ARK heeft verzameld en geanalyseerd om te komen tot inzicht in de resultaten van de witwasbestrijding zijn de juiste gegevens. Deze gegevens zijn echter slechts een deel van de totale gegevens die nodig zijn om te komen tot een goed inzicht in de resultaten van de witwasbestrijding. De ARK kon uiteraard in het kader van haar onderzoek niet alle relevante gegevens verzamelen en analyseren. Zo richt de ARK zich in haar rapport primair op de repressieve kant van het witwasbeleid maar laat de preventieve kant onbelicht.

Voor het antwoord op de laatste vraag wordt verwezen naar het eerste deel van het antwoord op vraag 63.

91

Wat is de verklaring voor het feit dat de politie en de opsporingsdiensten de afgelopen jaren steeds meer witwasfeiten zijn gaan aanleveren bij het OM, maar dat er in 2012 een daling is te zien?

Er is geen aanwijsbare verklaring voor deze daling. Een verklaring zou kunnen zijn dat het in zaken niet nodig was om ook het witwasdelict verder uit te rechercheren omdat met andere delicten in de zaak tot een succesvolle vervolging kon worden overgegaan. In veel zaken is er sprake van samenloop van het delict witwassen met een of meer onderliggende delicten. Bij samenloop van meerdere delicten zal het Openbaar Ministerie op basis van het opportuniteitsbeginsel beslissen op welke feiten zal worden gerechercheerd. Dit betekent dat er over de jaren heen fluctuaties zichtbaar zullen zijn ten aanzien van het aantal witwasfeiten dat door de politie en de opsporingsdiensten wordt aangeleverd.

92

Hoe kunnen de discrepanties worden verklaard tussen 209.239 door (meldingsplichtige) instellingen aangeleverde ongebruikelijke transacties, 23.834 door de FIU verdacht verklaarde transacties, 2.047 witwasfeiten aangebracht bij het OM en 296 veroordelingen?

Het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties, de door de FIU-Nederland verdacht verklaarde transacties, witwasfeiten aangebracht bij het OM en het aantal veroordelingen zijn verschillende grootheden die niet één op één met elkaar vergeleken kunnen worden.

Door de FIU-Nederland wordt bekeken of een ongebruikelijke transactie na analyse als verdacht door gemeld kan worden aan de opsporing. Het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties kan jaarlijks sterk verschillen en ligt grotendeels buiten de invloedsfeer van de FIU-Nederland. Het aantal verdachte transacties wordt deels bepaald door het aantal verzoeken en resultaten van uitgevoerde matches (ten behoeve van de opsporing) en anderzijds door de capaciteit/prioriteit die kan worden ingezet ten bate van eigen onderzoek.

Bij het OM worden witwaszaken gestart op basis van verschillende informatiebronnen, waaronder een of meerdere verdachte transacties. Daarnaast kan een verdachte transacties ook gebruikt worden in andere onderzoeken dan alleen naar witwassen.

Het aantal witwaszaken kan daarom niet direct in verband worden gebracht met het aantal ongebruikelijke en/of verdachte transacties.

Zie ook de beantwoording van vraag 38.

93

Wordt er alarm geslagen bij een opvallend laag aantal verdachte transacties? Wordt er per land gekeken naar en gereageerd op opvallende statistieken, zoals dat er tussen 2010–2013 slechts twee meldingen van verdachte transacties uit Oekraïne zijn ontvangen (zie Kamervragen Van Ojik/Klaver, vergaderjaar 2013–2014, aanhangsel Handelingen, nr. 1403), terwijl er alleen in 2012 al 209.239 verdachte transacties in totaal zijn gemeld? Wordt er extra gekeken naar landen met een hoge corruptiescore?

De FIU-Nederland heeft in 2012 209.239 ongebruikelijke transacties ontvangen van uiteenlopende meldplichtige instellingen. De ontvangen ongebruikelijke transacties worden door de FIU-Nederland verwerkt en geanalyseerd en eventueel verdacht verklaard naar aanleiding van periodieke matches met externe (politie)bestanden, op basis van eigen onderzoek, en naar aanleiding van verzoeken vanuit de opsporing en buitenlandse FIUs. De FIU-Nederland verklaart jaarlijks zo’n 25.000 tot 30.000 transacties verdacht. De FIU-Nederland moet steeds scherpe keuzes maken in welke ongebruikelijke transacties in onderzoek worden genomen. Bij de prioritering wordt rekening gehouden met de behoeften van de Nederlandse opsporings- en handhavingspartners en buitenlandse FIU’s. Daarnaast worden opvallende ontwikkelingen, zoals een laag aantal ongebruikelijke transacties vanuit een bepaalde groep meldplichtige instellingen of bepaalde geldstromen, gemonitord. In dergelijke gevallen vindt er overleg plaats tussen de FIU-Nederland en de desbetreffende toezichthouder.

De FIU-Nederland heeft de laatste twee jaar corruptie extra prioriteit gegeven en monitort risicolanden, zoals de Oekraïne. Er zijn diverse redenen om nader naar een risicoland te kijken, zoals transactiebeelden, criminaliteitsbeeldanalyses en actuele politieke ontwikkelingen.

94

Zijn er plannen om een nader onderzoek te starten naar de verandering in het percentage transacties dat door de FIU als verdacht wordt aangemerkt en de aanleiding hiervan?

Er wordt altijd kritisch gekeken hoe de bestrijding van witwassen effectiever kan worden ingericht. Dat is ook een van de redenen om een beleidsmonitor witwassen in te richten. Daarbij is belangrijk dat niet alleen naar de cijfers wordt gekeken, maar ook naar de duiding. Cijfers alleen kunnen een heel vertekend en onterecht beeld creëren.

De FIU-Nederland heeft in haar officiële reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer haar bezwaren geuit tegen het gebruik van het doormeld percentage, waarbij het aantal ongebruikelijke transacties (de input) wordt afgezet tegen de verdachte transacties (de output) in een bepaald jaar. Wij zijn van mening dat deze twee verschillende grootheden niet met elkaar vergeleken kunnen en mogen worden. Het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties dat de FIU-Nederland jaarlijks ontvangt betreft namelijk een onvoorspelbare grootheid en ligt grotendeels buiten haar invloedsfeer. Door wettelijke veranderingen (nieuwe meldgroepen of -criteria), controles van de toezichthouder of aanscherping van het interne meldbeleid van meldplichtige instellingen kan het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties jaarlijks sterk verschillen. De FIU-Nederland probeert via haar bedrijfsprocessen zo effectief en efficiënt mogelijk in te spelen op de fluctuaties in het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties.

95

Kan worden verklaard waarom het percentage ongebruikelijke transacties dat door de FIU als verdacht wordt aangemerkt, is gedaald van 20% in 2009 tot 12% in 2012? Zo nee, kan dit nader onderzocht worden?

96

Kan worden uitgelegd hoe een dalend percentage ongebruikelijke transacties dat als verdacht wordt aangemerkt, in verband staat met het feit dat de opsporingsdiensten vanaf 2012 minder witwasfeiten aanleveren bij het OM?

Antwoord vragen 95 en 96

Zoals in het antwoord op vraag 94 is aangegeven, is inmiddels besloten om – gezien de genoemde bezwaren – het doormeld percentage niet langer te gebruiken, omdat dit weinig tot geen informatie geeft over de effectiviteit van het meldsysteem. Om die reden is in 2013 besloten het begrotingsartikel van VenJ aan te passen. Vanaf 2014 zullen hier andere cijfers worden opgenomen die beter inzicht geven in de effectiviteit van het meldsysteem.

Daarnaast moet worden opgemerkt dat het aantal witwaszaken dat in 2012 bij het OM is aangeleverd niet is gedaald, maar is gestegen. Dit blijkt uit cijfers van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum (WODC). De cijfers die in het rapport van de Rekenkamer worden gebruikt hebben geen betrekking op heel 201241.

96

Kan worden uitgelegd hoe een dalend percentage ongebruikelijke transacties dat als verdacht wordt aangemerkt, in verband staat met het feit dat de opsporingsdiensten vanaf 2012 minder witwasfeiten aanleveren bij het OM?

Zie antwoord bij vraag 95

97

Waarom is de terugkoppeling aan meldingsplichtige instellingen over het gebruik van verdachte transacties door opsporingsdiensten, ondanks de toezegging in 2008 niet verbeterd maar minder geworden? Hoe wordt deze terugkoppeling in de toekomst verbeterd? Wat is er in de vijf jaar na het eerste onderzoek van de ARK op dit punt gebeurd? Waarom is het inzicht van de FIU in het gebruik van verdachte transacties in de opsporing zelfs minder geworden? Waarom geven de opsporingsdiensten hieraan volgens de FIU weinig prioriteit?

Zie antwoord bij vraag 35

98

Op basis van welke objectieve en/of subjectieve indicatoren worden ongebruikelijke transacties gemeld? Welke indicatoren worden hiervoor gebruikt? Welke criteria hanteert de FIU om deze meldingen te beoordelen? Wanneer en hoe zijn deze meldcriteria aangepast?

Of een transactie ongebruikelijk is, wordt bepaald aan de hand van indicatoren die zijn opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Voor alle meldingsplichtige instellingen geldt de subjectieve indicator: «Transacties waarbij de meldingsplichtige aanleiding heeft om te veronderstellen dat ze verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme.» Aanvullend zijn daarbij bepaalde instelling-specifieke objectieve indicatoren opgenomen. Een bank moet bijvoorbeeld altijd een melding doen van een contante storting van € 15.000 of meer ten gunste van een creditcard of een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card), een casino moet melden wanneer het munten, bankbiljetten of andere waarden van € 15.000 of meer in depot neemt en een grootwaardehandelaar moet transacties melden waarbij voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edelstenen, edele metalen, sieraden of juwelen verkocht worden tegen geheel of gedeeltelijke contante betaling, waarbij het contant te betalen bedrag € 25.000 of meer bedraagt. De FIU-Nederland verzamelt, registreert, bewerkt en analyseert de gegevens die worden ontvangen met de meldingen. Leidend in de beoordeling door FIU-Nederland is de vraag of deze gegevens van belang kunnen zijn voor het voorkomen en opsporen van misdrijven.

99

Waarom is het voor de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën nog niet duidelijk wat zij met het bestrijden van witwassen voor ogen hebben? Wat zijn de concrete en meetbare beleidsdoelstellingen ten aanzien van de bestrijding van witwassen? Waarom zijn er niet eerder concrete en meetbare beleidsdoelstellingen opgesteld, terwijl in 2008 al het belang werd onderschreven van inzicht in de resultaten van de bestrijding van witwassen? Wanneer zijn zij voornemens dit te doen?

De algemene doelstelling van het bestrijden van witwassen is altijd helder geweest. Namelijk de bescherming van de integriteit van de financiële markten en het bestrijden van criminaliteit. Alle activiteiten en beleidsimpulsen worden vanuit deze doelstelling geïnitieerd.

Zoals ook in de bestuurlijke reactie is aangegeven heeft het beleid ook een preventieve werking. De effecten hiervan zijn moeilijk te meten en ook de Rekenkamer heeft zich hier zowel in 2008 als nu niet aan gewaagd.

Het beleid zal in de toekomst wel meer risico gericht zijn. Op basis van beter inzicht in de grootste risico’s zal gericht beleid worden gevoerd zodat de beschikbare capaciteit zo effectief mogelijk wordt benut.

100

Is er sprake geweest van ernstige miscommunicatie toen het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) in 2010 de opdracht werd gegeven om een beleidsmonitor inzake witwassen te ontwikkelen en er geen beleidsdoelstellingen zijn opgesteld omdat eerst de uitkomst van het onderzoek werd afgewacht, terwijl de onderzoekers naar eigen zeggen geen beleidsmonitor konden maken omdat het kabinet geen beleidsdoelstellingen had geformuleerd waarop zij deze monitor konden baseren? Hoe kan het dat dit tussen 2010 en 2013 niet is opgemerkt? Wordt deze gang van zaken betreurd? Hoe valt dit te rijmen met de prioriteit die wordt gegeven aan witwasbestrijding?

101

Waarom is de beleidsmonitor inzake witwassen nog niet van de grond gekomen? Komt er een andere beleidsmonitor voor het bestrijden van witwassen? Zo ja, welke gegevens zijn nu wel beschikbaar die bij het opstellen van de eerste beleidsmonitor niet voor handen waren?

Antwoord vragen 100 en 101.

De aan het WODC verstrekte opdracht om een Beleidsmonitor Witwassen te ontwikkelen en uit te voeren heeft inderdaad een langere looptijd gehad dan aanvankelijk was voorzien. Aangezien witwassen een zeer complex en omvattend beleidsterrein is bleek de verwachting dat het eindresultaat direct een volledig beeld op zou leveren van de effectiviteit van het anti-witwasbeleid niet meteen haalbaar. Van miscommunicatie is geen sprake geweest en tijdens het tot stand komen van de Beleidsmonitor heeft tussen de onderzoekers en de begeleidingscommissie, waarin de beide beleidsverantwoordelijke departementen mede vertegenwoordigd waren, veelvuldig overleg plaatsgevonden.

Het ontwikkelen van een beleidsmonitor witwassen heeft een grote prioriteit. Inmiddels is eind 2013 een vervolgopdracht gegeven en de eerste resultaten worden medio 2015 verwacht. De resultaten en ervaringen van de eerste monitor en de inmiddels door de FATF ontwikkelde methodologie om de effectiviteit van het anti-witwasbeleid te beoordelen vormen de basis voor deze monitor

101

Waarom is de beleidsmonitor inzake witwassen nog niet van de grond gekomen? Komt er een andere beleidsmonitor voor het bestrijden van witwassen? Zo ja, welke gegevens zijn nu wel beschikbaar die bij het opstellen van de eerste beleidsmonitor niet voor handen waren?

Zie antwoord bij vraag 100.

102

Hoe ver is de ontwikkeling van een nieuwe beleidsmonitor inzake witwassen? Kan de nieuwe beleidsmonitor inzake witwassen die wordt ontwikkeld en die naar verwachting eind 2014 beschikbaar komt, sneller worden afgerond? In hoeverre worden het onderzoek «Naar een beleidsmonitor bestrijding witwassen» (Van den Tillaart et al., 2012) en de nieuwe methodologie van de FATF (2013) daar conform de aanbeveling van de ARK bij betrokken?

De resultaten van het onderzoek van het WODC en de ontwikkeling van een Beleidsmonitor worden medio 2015 verwacht. In combinatie met de NRA zullen er voor de betrokken departementen bruikbare instrumenten liggen die het mogelijk maken helder onderbouwde beleidsbeslissingen en, waar nodig, aanpassingen te kunnen maken.

Conform de aanbeveling van de ARK worden in het onderzoek om te komen tot de Beleidsmonitor Witwassen «Naar een beleidsmonitor bestrijding witwassen» (Van den Tillaart et al., 2012) en de nieuwe methodologie van de FATF (2013) betrokken.

103

Kan inzicht worden verschaft in de aard en inhoud van de nieuwe poging die wordt ondernomen om te komen tot een beleidsmonitor voor het bestrijden van witwassen? Door wie zal die worden uitgevoerd?

De monitor, die door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) wordt uitgevoerd, zal beleidsinformatie geven die het inzicht in de effectiviteit van het gevoerde anti-witwasbeleid zal verbeteren. De monitor heeft daartoe een drieledige doelstelling:

  • het verkrijgen van inzicht in de activiteiten die de actoren in het handhavingsnetwerk bestrijden witwassen ontplooien en de zaak- en informatiestromen in dat netwerk;

  • het verkrijgen van inzicht in de effectiviteit van het Nederlandse anti-witwassysteem en het ingezette beleid aan de hand van de kaders voor een effectieve witwasbestrijding van de Financial Action Task Force;

  • het identificeren van verbetermogelijkheden voor het Nederlandse anti-witwasbeleid.

De eerste monitor zal niet een gedetailleerd beeld van het totale anti-witwasbeleid opleveren. De aanpak van witwassen is dermate omvattend dat naar verwachting meerdere opeenvolgende monitoren nodig zullen zijn om een volledig inzicht in de effectiviteit van het anti-witwasbeleid te verkrijgen. Daarbij speelt ook een rol dat naar verwachting nog niet alle data voorhanden zullen blijken te zijn. Ook die zullen in de loop der jaren geïdentificeerd en opgebouwd moeten worden. De monitor wordt door Nederland zelf ontwikkeld, er zijn internationaal geen precedenten.

104

Kan duidelijk worden aangegeven wat de beleidsdoelstellingen zijn bij de nieuwe opdracht van het ontwikkelen van een nieuwe beleidsmonitor inzake witwassen?

Het doel van de Beleidsmonitor Witwassen is onder meer om meer inzicht in de (effectiviteit van de) activiteiten van alle actoren op het terrein van de witwasbestrijding te verkrijgen om de beleidsdoelstellingen op een meer gedetailleerd niveau vorm te kunnen geven.

105

Waarom is er geen inzicht in de kwalitatieve en kwantitatieve gegevens die de partijen in de handhavingsketen opslaan over hun activiteiten bij de witwasbestrijding, terwijl ze wel beschikbaar zijn bij die organisaties? Waarom zijn deze gegevens niet verzameld en met elkaar in verband gebracht om een beeld te krijgen van de resultaten van de verschillende activiteiten in de keten en om vervolgens na te gaan of de resultaten gewenst waren en of die zo nodig zouden moeten worden bijgestuurd?

106

Welke redenen zijn er om geen conclusies te trekken uit de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens die inzicht konden scheppen zelfs zonder concrete en meetbare beleidsdoelstellingen?

Antwoord op vragen 105 en 106

Zoals ook is aangegeven in het antwoord op vraag 63 zijn witwassen en de bestrijding daarvan complexe processen. Om goed inzicht te krijgen is diepgaand onderzoek nodig en zijn analyse van de gegevens die beschikbaar zijn bij de organisaties in het handhavingsnetwerk noodzakelijk. Daartoe is dan ook aan het WODC de opdracht gegeven een Beleidsmonitor Witwassen te ontwikkelen en uit te voeren.

106

Welke redenen zijn er om geen conclusies te trekken uit de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens die inzicht konden scheppen zelfs zonder concrete en meetbare beleidsdoelstellingen?

Zie antwoord bij vraag 105.

107

Kan de Kamer op korte termijn geïnformeerd worden over het aantal, de aard en de financiële omvang van de zaken die bij de verschillende organisaties in de handhavingsketen instromen, behandeld worden, doorstromen en uitstromen?

In de Beleidsmonitor Witwassen zal nader in worden gegaan op de modaliteiten van de zaken die bij de verschillende organisaties in de handhavingsketen instromen, behandeld worden, doorstromen en uitstromen, maar zal tevens een analyse van deze gegevens gemaakt worden. Op die manier worden ook conclusies uit al deze data, die op zichzelf niet zoveel zeggen, getrokken. Een dergelijke analyse is echter, zoals eerder betoogd, complex mede omdat het niet gaat om een rechtlijnige (handhavings)keten waarin een «stukje informatie» simpelweg door de opeenvolgende organisaties heen kan worden gevolgd. Het belangrijkste is de duiding van de data en dit verdient voldoende tijd en aandacht, zodat niet vooruit gelopen kan worden op de resultaten van de monitor.

108

Kan de Kamer op korte termijn geïnformeerd worden over het aantal en de hoogte van de boetes die door de toezichthouders worden opgelegd in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)?

In het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) zijn door de toezichthouders in de periode 2008- 2013 30 boetes opgelegd. De bedragen variëren tussen de 2.500 euro en 500.000 euro. De BFT heeft in deze periode in totaal 8 boetes opgelegd met een totaalbedrag van € 52.500.

109

Kan de Kamer op korte termijn duidelijkheid worden gegeven over de aansluiting en overdrachtsmomenten tussen de verschillende schakels in de handhavingsketen?

Omdat er verschillende meldersgroepen meldplichtig zijn in het kader van de Wwft en deze meldersgroepen onder toezicht staan van verschillende toezichthouders bestaan er in de handhavingsketen verschillende overdrachtsmomenten tussen de toezichthouders, de FIU, opsporingsdiensten en het Openbaar Ministerie. Teneinde te kunnen beoordelen of in de praktijk de overdracht van signalen of zaken goed verloopt zal dit aspect worden meegenomen in de beleidsmonitor die in ontwikkeling is.

110

Waarom heeft de FIU ervoor gekozen om het nieuwe systeem Blueview aan te schaffen, terwijl dit niet in staat is aan te geven in hoeverre informatie over verdachte transacties wordt gebruikt in processen-verbaal?

111

Kan een oplossing worden gegeven voor het gebruik van het systeem Blueview door de FIU, waardoor het inzicht in het gebruik van verdachte transacties door de politie sinds de overstap op het nieuwe ICT-systeem verslechterd is?

112

Wat is de stand van zaken van het overleg tussen de FIU, de nationale politie en andere opsporingspartners om de feedbackloop te verbeteren en te komen tot prestatieafspraken over de afname van en verantwoording over het gebruik van FIU-informatie?

113

Worden er maatregelen getroffen om de informatiepositie van de FIU te verbeteren, nu de ARK stelt dat gesprekken om te komen tot prestatieafspraken over de feedbackloop de informatiepositie van de FIU tot nu toe niet hebben verbeterd? Kan er in dit verband meer op worden toegezien dat de gesprekken tussen de FIU, de nationale politie en andere opsporingspartners leiden tot prestatieafspraken over de afname van en verantwoording over het gebruik van FIU-informatie en dat dit de informatiepositie van FIU verbetert?

114

In hoeverre is het ernstig dat de informatiepositie van de FIU nog niet verbeterd is?

De FIU-Nederland heeft er voor gekozen om de verdachte transacties ter beschikking te stellen aan de opsporing via politie door middel van Blueview. Deze keuze kan niet los worden gezien van breder politiebeleid ten tijde om te komen tot uitfasering van zogenaamde «fenomeensystemen», waaronder IVT te plaatsen is. Bij de overgang naar het nieuwe bedrijfsprocessensysteem GoAML was het een logische vervolgstap om ook te kiezen voor het beschikbaar stellen van de verdachte transactieinformatie via een politie brede applicatie, te weten BlueView. Blueview is een integrale bevragingsmodule die op trefwoord de Basisvoorziening handhaving van alle politie-eenheden en het BPS (Bedrijfsprocessensysteem) van de Koninklijke Marechaussee kan doorzoeken voor relevante informatie. BlueView zorgt voor een zeer diepgaande informatie naslag voor de eenheden op straat. Dit houdt in dat geautoriseerde rechercheurs de beschikking hebben over alle VT’s in Nederland en niet alleen de VT’s binnen de eigen eenheid. BlueView kan gezien worden als een soort «Google Search». Hiermee is de beschikbaarheid van Verdachte Transacties aanmerkelijk verbeterd in vergelijking met de periode waarin het IVT werd gebruikt.

Een nadeel van BlueView is echter de beperkte logging functionaliteit van dit systeem, waardoor het zicht op het gebruik van de verdachtetransactie-informatie is verminderd. Het belang van bredere beschikbaarheid van de VT-informatie heeft geprevaleerd bij deze keuze.

Tussen de nationale politie en de FIU-Nederland worden nadere afspraken gemaakt voor het organiseren van feedback loops om zo meer inzicht te krijgen in het gebruik van de VT-gegevens binnen de politie organisatie. Voor een beter beeld van wat er met de verdachtetransactie-informatie bij de politie wordt gedaan heeft de FIU-Nederland dehaar accountmanagers voor de politie-eenheden de opdracht gegeven om dit te monitoren. Verder ontvangt de FIU-Nederland sinds 2013 maandelijks op geaggregeerd niveau gebruikersinformatie van Blueview, waardoor inzicht wordt verkregen in de raadplegingen van de verdachte transacties. Daarnaast neemt de FIU-Nederland plaats in de landelijke gebruikersgroep van BlueView om eventuele functionele wensen aan te brengen. Op deze wijze blijft de informatiepositie van de FIU-Nederland ten aanzien van het gebruik van de verdachte transacties in de tussentijd geborgd.

111

Kan een oplossing worden gegeven voor het gebruik van het systeem Blueview door de FIU, waardoor het inzicht in het gebruik van verdachte transacties door de politie sinds de overstap op het nieuwe ICT-systeem verslechterd is?

Zie beantwoording bij vraag 110.

112

Wat is de stand van zaken van het overleg tussen de FIU, de nationale politie en andere opsporingspartners om de feedbackloop te verbeteren en te komen tot prestatieafspraken over de afname van en verantwoording over het gebruik van FIU-informatie?

Zie beantwoording bij vraag 110

113

Worden er maatregelen getroffen om de informatiepositie van de FIU te verbeteren, nu de ARK stelt dat gesprekken om te komen tot prestatieafspraken over de feedbackloop de informatiepositie van de FIU tot nu toe niet hebben verbeterd? Kan er in dit verband meer op worden toegezien dat de gesprekken tussen de FIU, de nationale politie en andere opsporingspartners leiden tot prestatieafspraken over de afname van en verantwoording over het gebruik van FIU-informatie en dat dit de informatiepositie van FIU verbetert?

Zie beantwoording bij vraag 110.

114

In hoeverre is het ernstig dat de informatiepositie van de FIU nog niet verbeterd is?

Zie beantwoording bij vraag 110.

115

Wat zijn de gevolgen van het gebrek aan inzicht in de witwasrisico's en de resultaten van de bestrijding ervan, in het licht van de internationale richtlijnen waarbij Nederland zich eraan heeft gecommitteerd om inzicht te geven in de effectiviteit van witwasbestrijding? Welke schade heeft dit opgeleverd voor het imago van de integriteit van de financiële markten in Nederland?

Met de Kamer zijn de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Financien van mening dat inzicht in de effectiviteit van beleid een belangrijk punt is. Dit punt past tevens in de wereldwijde consensus dat na modernisering van wetgeving en beleid (waaraan werd getoetst in de derde FATF evaluatieronde) nu (in de komende vierde FATF evaluatieronde) prioriteit moet worden gegeven aan effectiviteit en risico-analyse.

Deze consensus is verwoord in de FATF standaarden zoals die per 2012 werden herzien. De komende jaren, gedurende de vierde FATF evaluatieronde, zullen alle bij de FATF of aan de FATF gelieerde organisaties aangesloten landen zich richten op de implementatie van deze standaarden. De vierde FATF evaluatieronde is begin 2014 van start gegaan.

Zoals beschreven in het rapport van de Algemene Rekenkamer hebben beide Ministeries, vanuit inhoudelijk strategische weging, met name ingezet op de FATF evaluatie (derde ronde) van Nederland en de opvolging van de daaruit voortvloeiende aanbevelingen.

Onder andere ten behoeve van de evaluatie van Nederland in de vierde FATF evaluatieronde zal de inzet nu vooral worden gericht op het optimaliseren van de effectiviteit van het witwasbeleid en inzicht in de risico’s overeenkomstig de herziene FATF-aanbevelingen en de visie van de Algemene Rekenkamer. Nederland loopt daarmee internationaal in de pas met de hiervoor bedoelde wereldwijde consensus. Het gebrek aan inzicht dat de Algemene Rekenkamer constateert heeft ons inziens dan ook geen schade opgeleverd aan het imago van de integriteit van de financiële markten in Nederland.

116

Waarom vinden de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën dat de visualisatie van de ARK van de handhavingsketen een incompleet beeld geeft? Hoe zou het beeld completer gemaakt kunnen worden?

De Rekenkamer hanteert in haar gehele rapport een schematisch overzicht van de handhavingsketen bestrijden witwassen. Deze geeft weliswaar een indruk van de rol van de betrokken instanties, maar een goed beeld van de complexiteit van de bestrijding van witwassen geeft het niet. Door de sterke vereenvoudiging van de interactie tussen instanties is de waarde ervan voor met name de beleidsbepalers gering. Er is namelijk geen sprake van een handhavingsketen. In de praktijk is er meer sprake van een handhavingsnetwerk waarin partners met elkaar samenwerken in plaats van een eendimensionale «productielijn» zoals hier voorgesteld.

117

Welke preventieve activiteiten missen de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën in het rapport van de ARK? Hoe hadden deze preventieve activiteiten gepast moeten worden in dit rapport?

Wij verwijzen u graag ook naar onze bestuurlijke reactie op het voorgaande rapport van de Rekenkamer uit 2008.

Er zijn duidelijke aanwijzingen dat de preventie regels, met name de meldplicht en de plicht tot cliëntenonderzoek, drempels opwerpen die criminelen ervan weerhouden het financiële stelsel te misbruiken voor het witwassen van geld. Verder wordt er veel geïnvesteerd in de voorlichting en bewustwording van instellingen, wat tevens leidt tot meer bruikbare meldingen en daarmee een afschrikwekkend effect heeft. Ook van projecten als «niet-melders project» van het OM gaat een afschrikwekkend en dus preventief effect uit.

118

Zijn concrete onderzoeksdossiers de voornaamste bron om inzicht te krijgen in witwasrisico's?

Concrete onderzoeksdossiers zijn een belangrijke bron om inzicht te krijgen in witwasrisico's. In het kader van het National Risk Assessment Witwassen zullen naar verwachting echter ook andere bronnen daartoe worden benut, zoals expertsessies, wetenschappelijk onderzoek en resultaten van de nationale risk assessments uit de ons omringende landen.

Een uitdaging daarbij is om zicht te krijgen op nieuwe dreigingen. Ook dat kan niet door alleen naar het verleden (onderzoeksdossiers) te kijken.

119

Is er aanvullend onderzoek nodig om een beeld te krijgen van de effectiviteit van de witwasbestrijding, zoals gesuggereerd door de nationale politie? Zo ja, wanneer komt dat onderzoek er?

Het aanvullend onderzoek, zoals geadviseerd door de korpschef Nationale Politie, wordt in feite verricht door de onderzoekers in het kader van de Beleidsmonitor Witwassen.

120

Welke verbetermaatregelen zijn er genomen om inzicht te krijgen in het rendement van de meldingen van FIU? Waar hebben deze verbetermaatregelen gefaald? Welke maatregelen waren succesvol?

Na de wetswijziging van de WWFT per 1 januari 2013 is terugkoppeling op geaggregeerd niveau over gedetecteerde trends en fenomenen aan de melders opgenomen als taak van de FIU-Nederland, i.p.v. op individueel transactieniveau.

De terugkoppeling aan de melders is tevens verbeterd doordat de FIU-Nederland financiële instellingen vaker terugkoppeling geeft op dossier- en transactieniveau. Met de geldtransactiekantoren worden daarnaast transactiebeelden op strategisch niveau gedeeld en is sinds 2013 ook de inhoudelijke samenwerking met de banken duidelijk verbeterd. Zo zijn er verschillende thema’s en fenomenen waarop projectmatig wordt gewerkt.

Daarnaast plaatst de FIU-Nederland sinds augustus 2012 wekelijks een geanonimiseerde casus op haar website waarmee de melders inzicht krijgen in het nut van gemelde transacties voor de opsporing. Ook vormt het een bron van informatie voor meldplichtige instellingen over mogelijke transacties die gemeld dienen te worden.

Zie ook beantwoording vraag 35.

Het is praktisch niet mogelijk en niet wenselijk om structurele terugkoppeling te geven op het vervolg cq. het gebruik van iedere verdacht verklaarde transactie. Ook om te voorkomen dat er schade ontstaat aan lopende strafrechtelijke onderzoeken. Om die reden is de Wwft op dat punt aangepast, zoals hiervoor aangegeven. De FIU-Nederland ontvangt sinds 2013 maandelijks op geaggregeerd niveau gebruikersinformatie van Blueview, waardoor inzicht wordt verkregen in de raadplegingen van de verdachte transacties. Dit geeft enig zicht in het gebruik van de VT-informatie. De FIU-Nederland benadert opsporingspartners ook actief om terugkoppeling te krijgen over de waarde va de verdachte transacties naar aanleiding van de ingediende LOvJ verzoeken en de eigen onderzoeksdossiers.

121

Welke wijzigingen qua informatievoorziening zullen worden doorgevoerd in de begrotingen van 2015 en verder en in de jaarverslagen om de Kamer hierover beter te informeren?

Zie antwoord bij vraag 64.

122

Welke ontwikkelingen die niet in het rapport van de ARK zijn opgenomen, hebben bijgedragen aan de verbetering van de bestrijding van witwassen?

In bijlage A bij de bestuurlijke reactie op het ARK-rapport (d.d. 4 februari 2014) wordt een, niet limitatief, overzicht gegeven van concrete activiteiten die hebben plaatsgevonden ter versterking van de bestrijding van witwassen.

123

Welke maatregelen worden genomen om een loanbackconstructie te voorkomen waarin een advocaat misbruik maakt van zijn verschoningsrecht door zelf op te treden als bestuurder van een nv die betrokken is bij witwassen, om hier vervolgens niet over te hoeven getuigen tegenover een rechter?

Over ernstige vormen van criminaliteit als witwassen en corruptie en anderzijds het in der tijd breder geworden werkterrein van geheimhouders is de Minister van VenJ in gesprek met het Openbaar Ministerie, de NOVA en de KNB. Tijdens het AO over de rijksbrede aanpak van fraude van 7 april van dit jaar heb ik toegezegd de Kamer kort voor of kort na het zomerreces te informeren over de uitkomsten van de gesprekken.

124

Kunnen de beleidsdoelstellingen die in de bijlage aan de ministers van Veiligheid en Justitie en van Financiën worden toegeschreven, nader worden geconcretiseerd en meetbaar worden gemaakt? Kan de Kamer hierover spoedig worden geïnformeerd?

Het doel van de Beleidsmonitor Witwassen is onder meer om meer inzicht in de (effectiviteit van de) activiteiten van alle actoren op het terrein van de witwasbestrijding te verkrijgen om, mede op basis daarvan, de beleidsdoelstellingen op een meer gedetailleerd niveau vorm te kunnen geven. In onze beleidsreactie op de Monitor, naar verwachting medio dit jaar, zullen wij daartoe een eerste aanzet geven.

Overigens zal de eerste monitor niet een gedetailleerd beeld van het totale anti-witwasbeleid opleveren. De aanpak van witwassen is dermate omvattend dat naar verwachting meerdere opeenvolgende monitoren nodig zullen zijn om een volledig inzicht in de effectiviteit van het anti-witwasbeleid te verkrijgen. Daarbij speelt ook een rol dat naar verwachting nog niet alle data voorhanden zullen blijken te zijn. Ook die zullen in de loop der jaren geïdentificeerd en opgebouwd moeten worden. De monitor wordt door Nederland zelf ontwikkeld, er zijn internationaal geen precedenten.

125

Kan worden toegelicht in welke gevallen een cliëntenonderzoek verplicht is en wat dit onderzoek behelst, nu in tegenstelling tot hetgeen het ARK-rapport hierover zegt eerder is gemeld dat de Wwft een verplicht cliëntenonderzoek kent (Kamervragen Klaver, vergaderjaar 2013–2014, aanhangsel Handelingen, nr. 305)? Hoeveel cliëntenonderzoeken zijn er in de onderzochte periode gedaan door meldingsplichtige instellingen op basis van de Wwft?

Ingevolge artikel 3, vijfde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme moet een instelling cliëntenonderzoek verrichten in een aantal gevallen:

  • indien zij in of vanuit Nederland een zakelijke relatie aangaat,

  • indien zij in of vanuit Nederland een incidentele transactie verricht ten behoeve van de cliënt van ten minste € 15.000,

  • indien er indicaties zijn dat de cliënt betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme;

    • indien zij twijfelt aan de betrouwbaarheid van eerder verkregen gegevens van de cliënt; indien het risico van betrokkenheid van een bestaande cliënt bij witwassen of financieren van terrorisme daartoe aanleiding geeft;

    • indien er, gelet op de staat waarin een cliënt woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft, een verhoogd risico op witwassen of financieren van terrorisme bestaat, en

    • indien zij in of vanuit Nederland een ten behoeve van de cliënt een geldovermaking doet. als bedoeld in de EU Verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie.

Een cliëntenonderzoek is risicogebaseerd en houdt in dat de instelling de cliënt en de uiteindelijk belanghebbende (UBO) identificeert, de identiteit van de cliënt verifieert en op risico gebaseerde en adequate maatregelen neemt om de identiteit van de UBO te verifiëren. Als de cliënt een rechtspersoon is, neemt de instelling op risico gebaseerde en adequate maatregelen om inzicht te verwerven in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de cliënt. Daarnaast houdt het cliëntenonderzoek in dat de instelling het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie vaststelt. De instelling moet ook uitvinden of de cliënt wel namens zichzelf optreedt. Als een vertegenwoordiger optreedt namens de cliënt, moet de instelling vaststellen of die persoon daar wel toe bevoegd is en moet die persoon geïdentificeerd worden en diens identiteit geverifieerd. Het cliëntenonderzoek houdt ook in dat de instelling voortdurende controle moet uitoefenen op de zakelijke relatie met de cliënt en de verrichte transacties om zich ervan te verzekeren dat deze steeds overeenkomen met de kennis die de instelling heeft van de cliënt en diens risicoprofiel. Als gezegd, verricht de instelling zo nodig een onderzoek naar de bron van de middelen die bij de zakelijke relatie of de transactie gebruikt worden. Voor cliëntenonderzoek bij trustees en vennoten van personenvennootschappen zijn vergelijkbare bepalingen opgenomen, toegespitst op de specifieke kenmerken van een trust en een personenvennootschap. Bij een verhoogd risico op witwassen of financieren van terrorisme moet de instelling verscherpt cliëntenonderzoek verrichten en bijbehorende verscherpte maatregelen nemen. Dit kan onder meer inhouden dat gevraagd wordt naar interne procedures en interne beheersingsmaatregelen en naleving hiervan, dat onderzoek wordt gedaan naar afnemers van de cliënt en/of tussenpersonen of onderzoek naar herkomst en bestemming van gelden (inclusief soms het opvragen van bankafschriften). In bepaalde gevallen van zeer laag risico, bijvoorbeeld bij bepaalde soorten levensverzekeringen, kan cliëntenonderzoek geheel of gedeeltelijk achterwege worden gelaten.

Het aantal cliëntonderzoeken dat door meldingsplichtige instellingen is gedaan in de onderzochte periode is niet aan te geven. De instellingen doe zowel onderzoek bij nieuwe cliënten als bij bestaande cliënten. Of en hoe intensief zij dit onderzoek doen hangt af van de risico's en bijvoorbeeld het soort transacties dat een cliënt verricht.

126

Waarom gelden er voor trustkantoren andere regels, namelijk ken-uw-cliënt-regels, in plaats van de cliëntenonderzoeken? Op welke wijze en met welke frequentie ziet de Nederlandsche Bank toe op de naleving van deze regels en specifiek op de regel dat trustkantoren kennis moeten hebben van de uiteindelijk belanghebbenden van de cliënt? Gaat de kennis die trustkantoren moeten hebben over hun cliënten verder of minder ver dan de kennis die naar voren moet komen uit cliëntenonderzoeken (Kamervragen Klaver, vergaderjaar 2013–2014, aanhangsel Handelingen, nr. 305)?

In het algemeen zijn de regels inzake het cliëntenonderzoek te vinden in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Voor trustkantoren is er aparte integriteit wetgeving opgesteld (de Wet toezicht trustkantoren (Wtt), met specifiek op trustkantoren toegesneden en verdergaande regels inzake het cliëntenonderzoek, vanwege hun bijzondere positie. De reden voor het opstellen van een apart nationaal regime voor trustkantoren is, dat zulke verdergaande regels niet zijn opgenomen in de Europese richtlijn ter bestrijding van witwassen.

Het cliëntenonderzoek op grond van de Wtt sluit overigens in belangrijke mate aan bij de Wwft en heeft dezelfde drie doelen:

  • weten met wie het trustkantoor zaken doet

  • wat het doel is van de structuur waarvan de doelvennootschap deel uitmaakt

  • én wat de herkomst en bestemming is van het vermogen en de middelen van de doelvennootschap.

De Regeling integere bedrijfsvoering Wet toezicht trustkantoren 201442 geeft aangescherpte regels ten aanzien van het cliëntenonderzoek door trustkantoren. In deze regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij de bepalingen van Wwft ten aanzien van het cliëntenonderzoek. Daarnaast hebben de trustkantoren de verplichting om onderzoek te doen naar de dienstverlening aan de doelvennootschap. Hierbij moet het trustkantoor onderzoek doen naar de structuur van de doelvennootschap en onderzoeken of de gevraagde dienstverlening past binnen deze structuur. Hierdoor is als het ware een gelaagdheid ontstaan: eerste laag is het cliëntenonderzoek en de tweede laag is het onderzoek naar de doelvennootschap. Ook moet het trustkantoor een analyse op mogelijke integriteitsrisico’s van de onderneming maken, dit geldt voor de eigen organisatie, de cliënten en de diensten die het trustkantoor verleent.

DNB ziet erop toe dat trustkantoren hun bedrijfsvoering adequaat hebben ingericht, zodat zij in staat zijn aan de wettelijke vereisten – waaronder cliëntidentificatievereisten – te voldoen. In de uitvoering van het toezichtstaak vraagt DNB periodiek rapportages over het klantenbestand van trustkantoren op. Daarnaast voert DNB thema-onderzoeken uit rond specifieke onderwerpen. Een voorbeeld daarvan is het recent door DNB uitgevoerde onderzoek naar dienstverlening aan buitenlandse branches door trustkantoren.43 44


X Noot
1

Kamerstuk 28 684, nr. 76 Verantwoording project Veiligheid begint bij Voorkomen

X Noot
3

Kamerstuk 28 684, nr. 76 Verantwoording project Veiligheid begint bij Voorkomen

X Noot
4

De evaluaties van de landen die zijn aangesloten bij de FATF zijn beschikbaar via: http://www.fatf-gafi.org/documents/documents.jsp?lang=en. Zie voor de evaluaties van EU-lidstaten die zijn aangesloten bij Moneyval: http://www.coe.int/t/dghl/monitoring/moneyval/Evaluations/Evaluation_reports_en.asp

X Noot
5

De FATF aanbevelingen zijn beschikbaar via: http://www.fatf-gafi.org/documents/documents.jsp?lang=en

X Noot
6

Het public statement van de FATF wordt driemaal per jaar, na elke plenaire vergadering, geactualiseerd. De meest recente versie is beschikbaar via: http://www.fatf-gafi.org/documents/news/public-statement-june-2014.html

X Noot
7

Kamerstuk 33 685, A

X Noot
8

Niet-dossierstuk 2014D31177

X Noot
10

zie o.a. Kamerstuk 29 911, nr. 84

X Noot
11

B. Unger, J. Ferwerda, M. van den Broek and I. Deleanu (2014), «The Economic and Legal Effectiveness of the European Union’s Anti-Money Laundering Policy», Edward Elgar, Cheltenham, Verenigd Koninkrijk.»

X Noot
12

de tekst waarover Europees parlement en Raad van Ministers akkoord hebben bereikt en waarvan details worden uitgewerkt door de jurist-linguisten van Raad en parlement, is te vinden op http://www.consilium.europa.eu/en/press/press-releases/2015/02/150210-money-laundering-council-endorses-agreement-with-ep/

X Noot
13

Zie het fiche inzake de vierde witwasrichtlijn (Kamerstuk 22 112, nr. 1578).

X Noot
14

In de FATF evaluatie van Nederland (2011) is hierover opgemerkt (paragrafen 68 en 70): «The country’s excellent communications network, convenient transportation infrastructure, highly developed financial services industry, and the fact that Rotterdam is one of the world’s busiest ports, make it an interesting target for money launderers. […] Due to the level of development of the Dutch financial system, notably the variety of products offered by the sector and the interconnectedness to the international financial system, the country has characteristics attractive to money launderers.» Het FATF-evaluatierapport is beschikbaar via: http://www.fatf-gafi.org/media/fatf/documents/reports/mer/MER%20Netherlands%20full.pdf. Een samenvatting van het rapport is als bijlage gevoegd bij de brief van de Minister van Financiën en de Minister van Veiligheid en Justitie van 4 maart 2011 (Niet-dossierstuk 2011D10952).

X Noot
15

Zie met name de wet van 20 december 2012 tot wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES in verband met de implementatie van aanbevelingen van de Financial Action Task Force (Stb. 2012, 686) en de wet van 10 juli 2013 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafrecht BES, en enkele andere wetten in verband met de strafbaarstelling van het financieren van terrorisme (Stb. 2013, 292).

X Noot
16

Zie ook het antwoord op vraag 3.

X Noot
17

Zie hoofdstuk 2 van de aangehaalde studie. Beide rangorden zijn vastgesteld in het recente project ECOLEF (Economic and Legal Effectiveness of Anti-Money Laundering and Combatting Terrorist Financing Policy), waarop het aangehaalde onderzoek is gebaseerd.

X Noot
18

Zie hoofdstuk 13 van de aangehaalde studie.

X Noot
19

B. Unger, J. Ferwerda, M. van den Broek and I. Deleanu (2014), «The Economic and Legal Effectiveness of the European Union’s Anti-Money Laundering Policy», Edward Elgar, Cheltenham, Verenigd Koninkrijk, p. 240.»

X Noot
20

In de beantwoording wordt de term bijzondere financiële instelling gehanteerd en wordt niet de terminologie van de vragen gevolgd waarin gesproken wordt over (anonieme) brievenbusmaatschappijenomdat de term brievenbusmaatschappij niet wettelijk is gedefinieerd. Zie ook de brieven van 17 januari 2013 (Kamerstuk 25 087, 34 en van 30 augustus 2013 van de Staatssecretaris van Financiën (Kamerstuk 25 087, nr. 60)

X Noot
22

Kamerstukken II 2012 13 nr 25 087, 60.

X Noot
23

Zie het antwoord op vraag 3

X Noot
24

Financial Intelligence Unit-Nederland, Jaarverslag 2013, p. 13 (beschikbaar via: www.fiu-nederland.nl/content/jaaroverzicht)

X Noot
25

Kamerstuk 28 684, nr. 76, Verantwoording project Veiligheid begint bij Voorkomen

X Noot
26

Kamerstuk 28 684, nr. 76, Verantwoording project Veiligheid begint bij Voorkomen

X Noot
27

Zie voor de resultaten antwoord bij vraag 3

X Noot
29

Zie met name FATF Recommendation 1 inzake «Assessing risks and applying a risk-based approach».

X Noot
30

Kamerstuk 29 911, nr. 51

X Noot
31

Kamerstuk 29 911, nr. 69, en Kamerstuk 29 911, nr. 82

X Noot
32

Kamerstuk 34 002, nr. 14

X Noot
35

Kamerstuk 32 382, A

X Noot
36

ECLI:NL:RBDHA:2013:13981; ECLI:NL:RBDHA:2013:13982, ECLI:NL:RBDHA:2013:13983 ECLI:NL:RBDHA:2013:13969

X Noot
37

Zie ook antwoorden bij de vragen 65 en 79

X Noot
38

W.P.E. van der Leest en G.J. van der Zon, Witwasmethoden bij grensoverschrijdende milieucriminaliteit, Justitiële Verkenningen, 2/12, 76 – 90

X Noot
39

FATF report, October 2013, «Money laundering and terrorist financing through trade in diamonds» en FATF report, June 2014, «Financial flows linked to the illicit production and trafficking of Afghan opiates and associated ML/TF activities

X Noot
40

Zie FATF Recommendation 1 inzake «Assessing risks and applying a risk-based approach

X Noot
41

Zie ook antwoord bij vraag 91

X Noot
42

RibWtt 2014, Staatscourant, nr. 20684, 24 juli 2014

Naar boven