Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 29628 nr. 755 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 29628 nr. 755 |
Vastgesteld 19 januari 2018
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 21 december 2017 overleg gevoerd over:
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 29 maart 2017 over de inkomensgegevens politie in het kader van de Wet Normering Topinkomens (WNT) over het jaar 2016 (Kamerstuk 29 628, nr. 696);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 28 september 2017 over de uitkomst van het gesprek met de buitengewoon adviseur van de Nationale Politie over verlaging van zijn bezoldiging (Kamerstuk 29 628, nr. 734);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 1 september 2017 inzake het rapport Evaluatie Fysieke Vaardigheidstoets Politie (Kamerstuk 29 628, nr. 729);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 30 augustus 2017 inzake advies Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek inzake toezicht op de gezondheidszorg bij de politie (Kamerstuk 29 628, nr. 728);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 20 juli 2017 over het blurren van beelden van politieagenten en verspreiden beelden door politie (Kamerstuk 29 628, nr. 724);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 13 juli 2017 over de medewerkersmonitor Opsporing 2017 (Kamerstuk 29 628, nr. 723);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 3 februari 2017 inzake het vervolgonderzoek suïcide bij ambtenaren van politie (Kamerstuk 29 628, nr. 687);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 20 november 2017 inzake het oordeel van het College voor de Rechten van de Mens over een klacht van een politiemedewerkster over het niet mogen dragen van een hoofddoek in combinatie met het uniform (Kamerstuk 29 628, nr. 745).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
Voorzitter: Van Toorenburg
Griffier: Verstraten
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Azarkan, Den Boer, Buitenweg, Van Dam, Helder, Kuiken, Van Raak, Arno Rutte en Van Toorenburg.
Aanvang 10.02 uur.
De voorzitter:
Hartelijk welkom, dames en heren. Vandaag is de kortste dag, maar voor deze Kamer is het waarschijnlijk toch een lange dag. We gaan hem fris beginnen met een belangrijk debat over de politie, onderwerp personeel. Ik hecht eraan om namens de commissie aan te geven dat we de stukken vrij laat hebben gekregen, maar dat dit niet anders heeft gekund. De leden zullen er wel op reageren, maar de stukken die gisternamiddag zijn binnengekomen, staan ook op een overleg dat we in het nieuwe jaar zullen voeren. Niet alle commissieleden hebben voldoende tijd en aandacht kunnen besteden aan alle stukken, en dat betreurt de commissie. Soms is het niet anders, maar ik hecht er wel aan om namens de leden dit op te merken. We gaan vlot van start. De Minister is weer enigszins bij stem. Onze onvolprezen bode gaat, geheel tegen onze richtlijnen in, honing halen voor bij de thee, want we hopen wel dat de Minister alle vragen van onze leden vandaag voortvarend kan beantwoorden. Daar heeft hij enig stemgeluid voor nodig. Ik geef het woord aan de eerste spreker van de zijde van de Kamer: mevrouw Helder. Zij spreekt namens de PVV. Zij krijgt vijf minuten spreektijd.
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. Er staan veel onderwerpen op de agenda, maar gezien de toegestane spreektijd van vijf minuten licht ik er een paar uit, ten eerste het rapport Evaluatie Fysieke Vaardigheidstoets Politie. De huidige normering is leeftijd- en geslachtsafhankelijk. Een alternatief zou een absolute norm kunnen zijn die voor iedereen gelijk is. De Minister schrijft dat niet duidelijk is wat die absolute norm moet zijn. Vreemd genoeg schrijft diezelfde Minister in een brief van 13 december jongstleden over de brandweer: «Voor eenieder geldt hetzelfde basisniveau om de test te halen. Dus ongeacht leeftijd, sekse, beroeps of vrijwilliger.» Wil de Minister voor de politie dan geen absolute norm en, zo nee, waarom niet? Zo ja, is hij bereid om dat te onderzoeken?
Ten tweede de Medewerkersmonitor Opsporing 2017. Het is aan de korpsleiding om waar nodig maatregelen te nemen, dat is mijn fractie met de Minister eens, maar de Minister gaat er wel aan voorbij dat de enorme bezuiniging van het vorige kabinet op de politieorganisatie er wel voor heeft gezorgd dat er te weinig mankracht is en dat er te weinig is geïnvesteerd in kwaliteit door middel van opleiding. Daar komt bij dat moordzaken in mijn provincie, in Limburg, in de ijskast zijn gezet vanwege gebrek aan capaciteit. Ik heb inmiddels antwoord op mijn schriftelijke vragen gekregen. Ik heb ze bestudeerd, ik heb ze ook besproken en ik ga er graag nog een keer over spreken met de Minister. Ik heb namelijk weer nieuwe informatie. Ik denk dan aan het volgende AO dat we hierover zullen hebben.
Dan de uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens. Er wordt vastgehouden aan de gedragscode, maar alleen als er sprake is van publiekscontact. Waarom geldt het niet ruimer, voor het dienstverband? Dan moet iedereen die in dienst is van de politie zich houden aan de taakomschrijving zoals die in de Politiewet staat. Graag een reactie van de Minister.
Ik heb drie korte vragen naar aanleiding van de voortgangsbrief die we gisteren in de namiddag hebben ontvangen. Ik heb er in de snelheid naar kunnen kijken, maar ik heb wel een paar vragen. Ten eerste het focusonderzoek van de Algemene Rekenkamer met de titel Focus op kansrijke aangifte bij de politie. Geen beleidsreactie van de Minister, terwijl er bijvoorbeeld op pagina 19 staat dat zaken worden afgerond uit capaciteitsgebrek. Komt die beleidsreactie nog? Zo ja, wanneer? In bijlage 1, uit mijn hoofd gezegd, staat ook dat er 36 miljoen bijkomt voor extra agenten in de wijk. Hoeveel agenten zijn dat? Wordt hiermee voldaan aan de resterende 3% en aan artikel 38a van de Politiewet, ofwel minimaal 1 wijkagent per 5.000 inwoners? Tot slot over de voortgangsbrief. 20%, oftewel een op de vijf politiebureaus, wordt samengevoegd, gesloten of omgebouwd. Bureaus worden pas gesloten als de publieksfunctie voldoende is geborgd. Maar wat betekent dit? Kan er dan ook aangifte worden gedaan op die samengevoegde of omgebouwde locaties?
Tot slot twee puntjes los van de agenda. Ik ben inmiddels al enige tijd bezig met de poging een nieuw meetinstrument te krijgen van de Minister om de omvang van de criminaliteit goed te kunnen meten. Er loopt een onderzoek door het WODC naar de aard en omvang van niet-geregistreerde criminaliteit, dat naar verwachting volgend jaar februari gereed zal zijn. Gezien de actualiteit rondom onderzoeken door het WODC vraag ik de Minister of hij kan garanderen dat dit onderzoek niet «gecontextualiseerd zal worden», om de directeur van het WODC te citeren.
Ik heb schriftelijke vragen gesteld over de pilot rondom etnisch profileren. Inmiddels is duidelijk dat de portefeuillehouder diversiteit bij de korpsleiding op de jaarlijkse bijeenkomst van Controle Alt Delete de wind van voren heeft gekregen omdat het allemaal zo langzaam gaat met het diversiteitsstreven. Er is ook gezegd dat agenten die de bus in Dokkum hebben tegengehouden, ontslagen zouden moeten worden. Ik weet niet of het waar is, maar misschien kan de Minister daar nader licht op werpen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Raak namens de SP.
De heer Van Raak (SP):
Voorzitter. Het telt op. Elke dag maken politiemannen en -vrouwen van alles mee, fysiek en mentaal. Daar kunnen ze heel goed mee omgaan. In hun opleiding hebben ze geleerd om daar mee om te gaan, ze hebben collega's met wie ze dingen kunnen bespreken en vaak hebben ze gewoon ook het karakter om dit aan te kunnen. Maar het telt wel op, elke week, elk jaar, en zeker ook na 40 jaar. Dan is het op. De politiebonden en de politieagenten voeren nu actie tegen de verhoging van de pensioenleeftijd. Op dit moment is die 67 jaar en 3 maanden. Ik steun die acties en ben het daar van harte mee eens. Ik heb ook politiemensen gesproken die zeiden: wij zijn op ons 18de begonnen met de belofte dat het na 40 jaar klaar is, dat we dan wat anders kunnen gaan doen. Die mannen en vrouwen hebben nu te horen gekregen: nee, het is geen 58 jaar, het is geen 60 jaar, het is geen 62 jaar, maar tot je 67ste en 3 maanden zul je doorgaan. Zij zeggen: we willen wel, we zijn loyaal, maar het kan niet; het kan echt niet. Ik heb een gesprek gehad met een groep jonge vrouwen die net agent zijn geworden. Zij zeggen: het is een fantastisch beroep, m'n lust en m'n leven; ik voel het blauwe bloed. Ze zeggen ook: maar dat kan niet meer als ik 71 ben, want zo lang moet ik straks doorgaan. Dat kan gewoon niet. Ik vraag mij af wat de Minister hieraan gaat doen.
Ik vraag de Minister ook hoe het zo heeft kunnen gebeuren. In politiewerk is veel onzeker, ook in de politieorganisatie. Maar sommige dingen weet je gewoon. Je weet hoeveel agenten je hebt. Je weet hoe oud ze zijn. Je kunt gewoon uitrekenen – zelfs het WODC zou het moeten kunnen – wanneer mensen te oud zijn en er uitgaan en wanneer er nieuwe moeten komen.
De voorzitter:
Laten we even een minuutje wachten tot de bel ophoudt. Deze bel is geen brandalarm – vandaar dat u ons allemaal rustig zag zitten – maar geeft aan dat de plenaire vergadering begint. Wij gaan gewoon rustig verder met ons algemeen overleg. Meneer Van Raak, gaat u verder.
De heer Van Raak (SP):
Dank u wel, voorzitter. Een oudere agent zei tegen mij: ze kunnen mij wel in dienst houden tot 67 en 3 maanden, maar voor hetzelfde geld kun je bijna twee jongeren in dienst nemen; waarom gebeurt dat niet? Waarom is er zo'n achterstand ontstaan bij de Politieacademie, waarom is de instroom zo gering? Waarom is daar geen rekening mee gehouden? Als de nationale politie één ding had kunnen doen, was het toch wel uitrekenen «hoeveel agenten hebben we, hoe oud zijn ze en hoeveel nieuwe hebben we nodig om de capaciteit op niveau te houden»? Wat gebeurt er nu? Druk op de agenten. Bijna elke agent die ik spreek zegt hetzelfde: een van de grootste problemen is roosterdruk; we krijgen de roosters niet meer rond. En wat krijg je dan? Vrijwilligers. Vrijwilligers moeten als volwaardige agenten aan de slag. Ze zijn volwaardig in hun optreden, maar niet in hun tijd en niet in alles wat ze kunnen. Dus ik vraag de Minister: hoe heeft dit kunnen gebeuren? Hoe gaat hij het oplossen met de agenten en de bonden? Hoe gaat hij hier uitkomen? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat de politie op orde komt? Willen we een oud korps met vrijwilligers, of willen we een jong korps met professionals? Hoe gaat de Minister dat doen? De Minister zegt dan natuurlijk: mwah, er is helemaal geen tekort, er is geen tekort.
Laat ik even een paar krantenkoppen van de afgelopen maanden voordragen. «Tekort aan agenten in Westland»; «Vrijwel geen capaciteit bij onderzoek heroïnehandel»; «Recherche Zeeland/West-Brabant heeft te weinig capaciteit»; «Noordelijke politie moet 300 agenten inleveren»; «Politie kan geen vuist maken tegen exposen»; «Gelderland moet meer lobbyen voor politie»; «Deradicalisering stokt door bezuiniging politie»; «Langer wachten op politie bij spoed»; «Criminelen vrijuit door problemen bij politie»; «Op ICT bezuinigen en online opsporen? Dat gaat niet samen»; «Problemen bij de recherche geven criminelen voorsprong»; «Huis voor de politie is een bouwval».
Ik heb eigenlijk maar één vraag: hoe gaat deze Minister deze puinhoop oplossen? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat agenten na 40 jaar gewoon iets anders kunnen gaan doen? Hoe gaat hij er uitkomen met de politiebonden? Dat is een teken van respect voor de mannen en vrouwen van het blauwe bloed. Dat blauwe bloed, vind ik, moet deze Minister vandaag ook maar eens tonen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Dam. Hij spreekt namens het CDA.
De heer Van Dam (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Laten we zo op de laatste dag van dit parlementaire jaar in het AO Politie over personeel eens beginnen met het uitspreken van waardering voor al die politiemensen die het afgelopen jaar aan onze veiligheid gewerkt hebben, voor onze veiligheid gewaakt hebben en die nu voor de kerstdagen en oud en nieuw staan. Oud en nieuw is niet bijzonder een periode waar we meteen een veilig gevoel bij hebben. Ik wil hier in ieder geval mijn waardering uitspreken voor alles wat de politie, van hoog tot laag, voor ons doet.
Dat motiveert meteen om in dit AO de vinger op de zere plekken te leggen. Ik heb er drie. In de eerste plaats de personele staat van de politie. We hebben het bij de begrotingsbehandeling uitgebreid gehad over het ziektepercentage, over de vergrijzing, over het ouderenbeleid, maar ook over een groep waar ik de laatste tijd veel contact mee heb gehad, namelijk de chronisch zieken. Van het Platform Chronisch Zieke Politiemensen heb ik geleerd dat we niet moeten kijken naar wat er niet meer kan, maar dat we moeten kijken naar wat er wel kan. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor het ouderenbeleid. Ik denk dat er heel veel ouderen bij de politie zijn die er problemen mee hebben om tot hun 67ste door te werken. Maar als er gekeken wordt naar wat ze wél kunnen, is er veel meer mogelijk dan wat we nu doen.
Voorzitter. Wat de personele situatie bij de politie betreft is mijns inziens het grote probleem de omvang van de organisatie. Politiewerk is buiten onveilig, dus dan moet het binnen veilig zijn. Met «veilig» bedoel ik dat je een baas hebt die jou kent en die weet wat je sterke en je zwakke punten zijn. Met een span of control binnen de basisteams van soms 1 op 90 of 1 op 100 is dat een illusie. Met een dienstencentrum waar personeelsfunctionarissen op afstand functioneren, zonder de mensen te kennen, en regels centraal moeten stellen, snap ik wel waarom het ziektepercentage zo hoog ligt. Mijns inziens zou de politieorganisatie menselijker moeten worden en intern een kleinere schaal moeten kennen, willen we het tij keren. Graag een reactie van de Minister hierop.
Een tweede punt. Bij de brieven die we hebben gekregen, zit een bijlage over het externe toezicht. Ik ben buitengemeen ongelukkig over hoe dat gaat. De Review Board ICT is afgeschaft en de Commissie van toezicht op het beheer is afgeschaft. Bij deze stukken zit een voorstel om tot een externe toezichtcommissie te komen wat de gezondheidszorg en de personeelszorg betreft. Dat wordt weggewimpeld. Wat lezen wij in de stukken? Terwijl wij in de Kamer pas op de plaats maken en goed naar de uitkomsten van de commissie-Kuiken kijken, lezen we in de stukken dat de door de commissie-Kuiken geadviseerde auditcommissie – daar moeten we het nog over gaan hebben met elkaar – afgelopen zomer al is ingesteld. Ik heb daar grote moeite mee. Wat mij betreft blijft die Review Board gewoon bestaan en blijft er extern toezicht op de politie. Het is van tweeën één.
Een derde punt is de uitwerking van de motie-Van Dam/Rutte/Den Boer. Die ging in essentie over de vraag waar die 480 fte nieuwe politiemensen, waar we natuurlijk heel erg blij mee zijn, naartoe gaan. Ik constateer dat die motie slechts beperkt is uitgewerkt. De Minister heeft een mooi overzicht gegeven van waar thans de sterkte zit qua formatie en daadwerkelijke toebedeling. Vervolgens wordt iedereen die op school zit, verdeeld over de regio's. Maar ik zou zo graag willen weten waar die 480 fte naartoe gaan. Hoe worden die verdeeld over de regio's? Dat antwoord zou ik graag van de Minister vernemen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga jullie vaker meer spreektijd geven, dan is de spreektijd korter. Ik geef het woord aan mevrouw Den Boer van D66.
Mevrouw Den Boer (D66):
Dank u wel, voorzitter. Zo aan het eind van het jaar wil ik allereerst mijn waardering uitspreken voor alle dienders die de straat opgaan tijdens oudejaarsnacht. We weten allemaal dat dit voor hen de zwaarste momenten van het jaar zijn. Ze staan klaar voor onze veiligheid. Tijdens de afgelopen jaarwisseling waren capaciteitsgebrek en overwerkte agenten een urgent probleem. Heeft de Minister zicht op de capaciteitsinzet dit jaar? Is de politie voldoende voorbereid?
Mijn tweede punt betreft eveneens de politiesterkte. De politie staat binnenkort voor een nieuwe uitdaging: een grote uitstroom wegens vergrijzing, terwijl de politie op sterkte moet blijven. Wat D66 betreft ligt in deze discussie de focus niet alleen op kwantiteit maar ook op kwaliteit. De uitstroom biedt voor de politie ook een kans om in te zetten op hoger geschoold personeel. Daarom vraag ik de Minister wat hij in 2018 en de jaren daarna gaat doen aan de opleiding van hbo-geschoolden bij de politie. Zijn hiervoor streefpercentages? Kan hij ook aangeven hoeveel specialisten er worden opgeleid op het gebied van cyber, ondermijning en financieel-economische expertise? Hoe en wanneer gaat hij werk maken van de flexibilisering bij de politie, met name tussen de eenheden onderling?
Mijn volgende punt gaat mij misschien wel het meest aan het hart. Als voormalig directeur van de Politieacademie hecht ik erg aan professionalisering van de politieorganisatie. Daar valt voor de politie nog heel veel te winnen. Denk aan het vergroten van een specialistische expertise, de uitrusting van de politieagent op straat of het verhogen van het opleidingsniveau. Van de Minister wil ik daarom graag horen hoe hij ervoor zorgt dat de Politieacademie voldoende opleidingsplekken, docenten en expertise in huis heeft om de nieuwe aanwas aan studenten te kunnen opleiden. Wat is zijn visie op de kennis- en onderzoeksfunctie bij de Politieacademie?
Voorzitter. Ik heb een paar vragen over een recente uitzending van onderzoeksprogramma De Monitor. Die ging over de manier waarop politieagenten via filmpjes op sociale media hun werkzaamheden aan de buitenwereld tonen. Laat ik vooropstellen dat ik het heel goed vind dat de politie aan de mensen laat zien wat ze dagelijks doet om Nederland veiliger te maken, maar een nadere bijkomstigheid is wel dat, zoals De Monitor aantoonde, op deze manier gegevens van mensen online achterhaald kunnen worden. Dat vind ik echt onacceptabel. Ik vraag daarom aan de Minister wat de regels zijn omtrent het gebruik van dit soort filmpjes door de politie, wat zijn reactie is op de betreffende uitzending van De Monitor is en vooral of hij iets kan zeggen over de afhandeling van klachten hierover. Uit die uitzending bleek namelijk dat het hier toch nog wel wat aan schort.
Voorzitter. Diversiteit bij de politie blijft een belangrijk aandachtspunt. Wat D66 betreft gaat het hier om diversiteit in de meest brede zin van het woord: man, vrouw, verschillende leeftijden, verschillende opleidingsniveaus, verschil in achtergrond. De politie moet aan de binnen- en buitenkant een organisatie zijn waar iedereen zich thuisvoelt, waar iedereen zich in herkent. Het onlangs gepubliceerde zwartboek discriminatie geeft wat dat betreft een veelzeggend inkijkje in de politiecultuur. Die heeft echt nog een slag te maken als het gaat om diversiteit en ook integriteit. Ik ben daarbij wel verheugd over de hernieuwde definitie van etnisch profileren bij de politie. Ik heb de volgende vragen aan de Minister. Hoe gaat hij de brede diversiteit bij de politie verbeteren? Wat is zijn concrete doelstelling? Hoe gaat hij discriminatie bij de politie, ook onderling, aanpakken? En hoe gaat hij de integriteit bij de politie bevorderen en ervoor zorgen dat er lessen worden getrokken uit bijvoorbeeld de cor?
Heb ik nog wat tijd, voorzitter?
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw Den Boer (D66):
Mijn laatste punt gaat dan over de agent in de wijk, zoals beschreven in het regeerakkoord. Ik hoor graag van de Minister wat precies de definitie van «de agent in de wijk» is. Dat is namelijk wat anders dan een «wijkagent». We weten allemaal dat gemeenten door capaciteitsproblemen steeds meer zelf naar een oplossing gaan zoeken, zoals boa's. Hoewel D66 de inzet van boa's best wel positief vindt, moeten we ervoor waken dat dit een nieuw soort gemeentepolitie wordt. Ik hoor daarom graag van de Minister hoe hij de inzet van de agent in de wijk ziet en welke rol hij voor de boa weggelegd ziet.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Azarkan van DENK.
De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter, dank. Laat ik ook beginnen om vanuit de DENK-fractie alle dienders, die met hart en ziel werken aan de veiligheid van Nederland, te danken en ze ook voor de komende periode heel veel sterkte bij de inzet te wensen. Velen van hen zullen immers nog gaan werken, terwijl een aantal van ons dat niet hoeft.
Voorzitter. Er staan vandaag een hoop punten op de agenda. Laat ik beginnen bij de topinkomens bij de politie. DENK is tevreden over de plannen die de Minister heeft om te voldoen aan de normen. Wel heeft mijn fractie grote vraagtekens bij de twee functionarissen die, als ik het goed gelezen heb, € 800.000 hebben verdiend. Het kan zijn dat ik dat verkeerd heb, maar wat moet je in hemelsnaam doen om dat in een jaar te krijgen? Daar ben ik echt benieuwd naar.
Dan de Fysieke Vaardigheidstoets Politie. Ik lees dat een op de drie daar niet aan deelneemt. Hoe kan het dat voor een groot percentage geen reden wordt opgegeven waarom men überhaupt niet wordt ingepland? 13% wordt niet ingepland. Er wordt aangegeven: we weten niet hoe dat komt. Ik wil graag weten wat de Minister hieraan gaat doen.
Dan een punt waarover de DENK-fractie ontzettend veel zorgen heeft. Dan gaat het over de Medewerkersmonitor en het zwartboek. Uit de Medewerkersmonitor blijkt dat 11% van alle agenten met een migratieachtergrond discriminatie ervaart. Onlangs kwamen 26 politieagenten met een zwartboek discriminatie. Wat blijkt? Agenten met een migratieachtergrond – dat weten we al – krijgen opmerkingen te horen als «het zal wel een terrorist zijn». Van de week sprak ik twee uur lang met een politieagent die negen jaar in dienst is. De inbreker was een witte Hollander, maar, zeiden ze erbij «dat doet hij in opdracht van een Marokkaan». Of denk aan «rot op met je zwarte kankersmoel», «waar is die neger», en al dat soort racistische en heel pijnlijke opmerkingen van eigen collega's. Ik vraag de Minister: wat is het beleid ten aanzien van agenten die dit soort opmerkingen maken? Want het treft de agenten diep. De een zegt: soms lach ik het weg, soms huil ik als ik thuis ben. De ander zegt: we horen al jaren dat de politie bezig is met een cultuuromslag, maar we zien geen concrete verandering; er heerst nog altijd een enorme angstcultuur. Collega's durven hun verhalen over discriminatie en uitsluiting niet te delen en als dat toch gebeurt, krijgt het niet de aandacht die het behoeft en er wordt niet altijd daadkrachtig opgetreden. «Opkrikken van diversiteitspercentages,» zegt een hoofdagent, «draagt weinig bij als de cultuur bij de politie hetzelfde blijft.»
Mevrouw Helder (PVV):
De heer Azarkan en ik denken anders over het diversiteitsbeleid als doel op zich. De voorbeelden die ik de heer Azarkan hoor noemen, hebben wat mij betreft gewoon te maken met fatsoen. Mensen die dit soort dingen doen, horen niet in het politiekorps, welke achtergrond ze ook hebben. Is de heer Azarkan dat met mij eens? In het verlengde daarvan: dat staat los, vind ik, van het diversiteitsstreven, dat nu als een van de doelen is geformuleerd. Is de heer Azarkan dat met mij eens?
De heer Azarkan (DENK):
Als ik het goed samenvat, zegt collega Helder van de PVV: is de heer Azarkan het met mij eens dat fatsoen losstaat van diversiteit? Het diversiteitsbeleid staat dus los van het feit dat mensen zich moeten gedragen en hun collega's serieus moeten nemen en respect moeten tonen. Ik ben dat volledig met haar eens. Uit het gesprek met deze jongeman die negen jaar in dienst is, blijkt echter dat deze opmerkingen dermate belastend voor hem zijn dat hij twee gevechten voert. Het gevolg van dit soort opmerkingen is dat hij op enig moment zegt: ik ga dat gevecht niet meer aan; ik overweeg om uit te stappen. Hij wilde een andere opleiding volgen. Daar is hij nu mee begonnen. Hij heeft een aanvraag ingediend. Die is afgewezen. Hij volgt de opleiding nu op eigen kosten. Hij zegt: ik houd dit gewoon niet meer vol. Ik ben het met collega Helder eens: het zijn fatsoensnormen. Maar dit zorgt ervoor dat bepaalde groepen er, zoals de vorige korpschef Gerard Bouman zei, uit worden gedrukt. Ik strijd voor een politiekorps waarin eenieder goed vertegenwoordigd is.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik ben blij dat de heer Azarkan en ik het op dat punt in ieder geval met elkaar eens zijn. Ik hoor die verhalen ook, zij het uit een andere hoek. Een verhaal heeft altijd twee kanten. Ik kan de waarheid niet achterhalen en dat is ook niet aan mij maar aan het korps zelf. Dit is alleen een toevoeging, maar ik ben blij met het antwoord van de heer Azarkan.
De voorzitter:
U kunt reageren en dan kunt u verdergaan.
De heer Azarkan (DENK):
Volgens mij zijn we het eens en zien we allebei het belang van een goed politiekorps waarin iedereen zich thuis voelt en mensen gezamenlijk werken aan de veiligheid van alle Nederlanders.
Voorzitter. Ik kom op de cultuur bij de politie. De agenten geven in het zwartboek zelf aan dat zij willen dat de normen flink worden aangescherpt, dat er steviger wordt gehandhaafd op discriminatie en uitsluiting. Laat zien hoe hierop gehandhaafd wordt. Publiceer daar dus cijfers over. Maak het tastbaar zodat wij geloven dat het aangepakt wordt. In de brief van de Minister van 13 juni over diversiteitsbeleid bij de politie lezen wij dat de politie werkt aan een beter werkproces voor de aanpak van discriminatie. Kan de Minister hierover iets meer vertellen? Kan hij de Kamer een brief sturen om uit te leggen wat dit werkproces precies is en hoe de politie dit interne wangedrag aanpakt? Hoeveel berispingen zijn er uitgedeeld? Hoeveel agenten zijn er vanwege discriminatie ontslagen?
Voorzitter. Wat DENK betreft moet de Minister nu echt aan de slag met dat soort xenofobe, racistische grappen. Het zijn geen incidenten. Dat vraagt dus ook om een concreet actieplan. Het cultuurprogramma De kracht van het verschil is hierover echt te vaag. Het is goed dat dat programma er is, want er wordt ingezet op veel meer instroom, maar het is op heel veel punten niet concreet genoeg. Heeft de politie dit cultuurprogramma ook vertaald in concrete actieplannen? En wat is er concreet verbeterd sinds voormalig korpschef Gerard Bouman in februari 2015, bijna drie jaar geleden, zei: er sluipt een gif de nationale politie binnen? Wat is er sindsdien gebeurd?
Voorzitter. Agenten met een migratieachtergrond willen zich, net als andere agenten, inzetten voor een veilige samenleving. Zij willen dat de politie een goede afspiegeling is van de samenleving, zoals deze jongeman afgelopen maandag tegen mij zei: «Ik wil laten zien dat mensen die op mij lijken, zich veilig kunnen voelen. Dat de politie er ook voor hen is, daar doe ik het ook voor.» Ze vechten niet alleen voor die veilige samenleving, ze vechten ook tegen collega's. Ze vechten tegen vooroordelen en discriminatie. Helaas lijkt het erop alsof ze dat tweede gevecht vaak verliezen. Ze worden weggepest, zo hoor ik uit verhalen, ook uit mijn eigen omgeving. Het is goed dat de politie werkt aan de instroom, maar het is dweilen met de kraan open.
Daarom stel ik de Minister een aantal concrete vragen. Wat zijn de uitstroomcijfers in het algemeen? Wat zijn de uitstroomcijfers van mensen met een migratieachtergrond? Wat is de reden dat zij vertrokken zijn? Speelt discriminatie daar een rol bij? Gaat de Minister de uitstroom ook structureel monitoren? En is de Minister bereid om de korpschef te vragen om exitgesprekken te voeren, zoals in heel veel bedrijven al gebeurt? Exitgesprekken dus, wat mij betreft met alle medewerkers, om te achterhalen wat de redenen zijn om de politie te verlaten.
Voorzitter. Ik wil positief afronden.
De voorzitter:
Heel kort.
De heer Azarkan (DENK):
Er worden heel veel goede dingen in gang gezet binnen de politie. DENK vindt dat het vernieuwen van de politieorganisatie en diversiteit topprioriteiten zijn. We vinden het geweldig dat er speciale topfunctionarissen en zeventien diversiteitsrecruiters zijn om de diversiteit te vergroten. We vinden het ook prima dat het korps met acht teams pilots gaat doen waarbij elke politiecontrole...
De voorzitter:
Meneer Azarkan, dit is niet kort. Een slotwoord, want u zit bijna op zes minuten. De slotzin is?
De heer Azarkan (DENK):
Mijn slotzin is: DENK vindt het ook goed dat er in de top meer vrouwen en meer mensen met een dubbele culturele achtergrond zullen worden benoemd, omdat het op dit moment maar 1 op de 61 is.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Arno Rutte van de VVD.
De heer Arno Rutte (VVD):
Voorzitter. Politie is voor mij echt een nieuw speelveld. Ik kreeg anderhalve maand geleden een nieuwe portefeuille. Het is een wereld an sich waarin ik mij de komende maanden enorm wil verdiepen. Maar het debat is vandaag en ik zal op basis van mijn observaties en gesprekken tot nu toe een bijdrage leveren aan dit debat.
Bij de politie werken ongeveer 65.000 mensen die zich iedere dag inzetten voor onze veiligheid. In navolging van veel collega's wil ik daarvoor mijn oprechte dankbaarheid uitspreken. Het is geen eenvoudig werk en er zijn hoge risico's, en ze doen dat voor ons; top, is dat. De aard van het werk in combinatie met de vrijwel permanente reorganisatie en hoge administratievelastendruk leidt bij zeer veel dienders tot het gevoel dat ze weinig invloed hebben op hun werk. Dat is, zo bleek mij uit de gesprekken die ik heb gevoerd, een van de belangrijkste oorzaken van het aantasten van het werkplezier en het hoge ziekteverzuim onder agenten. Over dat verzuim maakt de VVD zich grote zorgen, maar ik zal dit onderwerp vandaag laten rusten, omdat de Kamer met algemene stemmen een VVD-motie heeft aangenomen waarin de Minister wordt opgeroepen om voor het meireces met een plan van aanpak te komen om het verzuim in twee jaar tijd significant te verlagen. Het lijkt mij wijs om dat plan nu af te wachten.
Dat betekent niet dat het denken over maatregelen die het werkplezier en de inzetbaarheid van agenten verhogen en daarmee waarschijnlijk ook bijdragen aan een laag ziekteverzuim, niet nu al in gang gezet kan worden. Uit gesprekken met betrokken agenten is mij gebleken dat de vorming van de nationale politie ook onder agenten brede steun heeft, maar dat de dagelijkse praktijk vaak tot ergernis en frustratie leidt, met name vanwege de fors toegenomen bureaucratisering; ik noemde het al. Agenten zijn soms drukker met het invullen van formulieren en het volgen van administratieve procedures dan met het vangen van boeven.
Ik noem ter illustratie een paar voorbeelden. Voorheen, zo hoorde ik, beschikte ieder team over een zogenaamde kleine kas, waaruit bijvoorbeeld parkeergelden konden worden betaald en kleine uitgaven voor representatieve doeleinden konden worden gedaan. Door het teamsecretariaat werd dan de boekhouding bijgehouden. Maandelijks werd alles verantwoord. Sinds de komst van de nationale politie zijn die kleine kassen bij de bureaus weggehaald. Een gevolg is dat ieder bonnetje, iedere stap, keurig moet worden gedeclareerd en geadministreerd, met alle gedoe van dien. Een ander voorbeeld is de enorme administratieve rompslomp rondom de rittenregistratie van de onopvallende dienstauto's. Dat is een wens van de Belastingdienst. Misschien wel begrijpelijk, maar toch. Je kunt daar ontzettend veel last van hebben. Dit roept de vraag op of dit niet anders kan. Of neem de grote hoeveelheid onlineformulieren die moet worden ingevuld als er bijvoorbeeld een scooter stuk is en gerepareerd moet worden. Voorheen bracht de agent de scooter snel weg ter reparatie, werd het lokaal opgelost en kon de diender weer rijden. Nu volgt eerst een woud aan formulieren, al dan niet digitaal, moet de scooter worden opgehaald en ziet de agent de scooter als het meezit pas weer een week later terug.
Voorzitter. Het zijn maar een paar voorbeelden, maar wie goed zoekt vindt er veel meer. Wat de VVD betreft gaat de Minister vol aan de slag met het ontzorgen van de diender, zodat deze zijn of haar werk kan doen. Ik wil de Minister daarom vragen om in navolging van zijn collega's bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport werk te gaan maken van zogeheten schrapsessies met alle betrokkenen om actief onnodige regels en administraties op te sporen en waar mogelijk ook op te ruimen. In de zorg is dat een succesvolle aanpak. Wellicht kan dat bij de politie ook. Graag een reactie van de Minister.
Een andere grote zorg van veel agenten is de grote en snelle vergrijzing en het gebrek aan jonge aanwas vanwege te weinig opleidingscapaciteit. Een aantal collega's ging er al op in. Is de Minister het met de VVD eens dat dit inderdaad een groot probleem is? Gaat de Minister ook aan de slag om die opleidingscapaciteit snel te vergroten? Ik hoorde dat er in het verleden een versnelde opleiding van anderhalf jaar bestond, waarbij meer dan nu het geval is, sprake was van learning on the job. Is dat wellicht een weg om te gaan om de operationele sterkte sneller op niveau te krijgen met jonge agenten? Los daarvan is de politie ook hard op zoek naar deskundigheid op het gebied van cybercrime. Maar weet de organisatie wel voldoende naar welke competenties gezocht moet worden? Is er bijvoorbeeld wel voldoende nagedacht over de vraag welke cybertaken tot het domein van de politie horen en welke juist weer bij de markt thuishoren? Is voldoende nagedacht over de balans tussen preventie en repressie op dit gebied? Alleen als je weet welke taken je wilt uitvoeren, kun je gericht op zoek naar het zeer schaarse personeel met de juiste competenties. Graag een reactie van de Minister.
Voorzitter, tot slot. Op 6 december bleek dat binnen de politieorganisatie de opdracht is gegeven alleen nog in het geval van een ongeval een drugstest uit te laten voeren in het verkeer. Dat zou veroorzaakt worden door het gebrek aan bloedanalysecapaciteit bij het Nederlands Forensisch Instituut. Dat verbaast mij zeer. Het kan natuurlijk zeker zo zijn dat het NFI op dit gebied de benodigde capaciteit al dan niet tijdelijk mist, maar deze capaciteit is elders in ons land ruimschoots professioneel en betaalbaar aanwezig, bijvoorbeeld bij een van de zogeheten clinical research organisations, die dit soort testen doen in het kader van geneesmiddelenonderzoek. Maar ook in de klinische laboratoria van bijvoorbeeld de universitaire medische centra in Nederland kunnen deze tests worden uitgevoerd. Ik heb bij één clinical research organisation nagevraagd of men dat kon op basis van de standaarden en ja, dat bleek gewoon te kunnen. De standaarden zijn internationale good laboratory practices.
De voorzitter:
Rondt u af?
De heer Arno Rutte (VVD):
Ja, ik ben bijna klaar. Ik roep de Minister daarom op om zo snel mogelijk de benodigde laboratoriumcapaciteit extern in te huren, zodat de politie op volle kracht door kan gaan met het voorkomen dat drugsrijders onze wegen onveilig maken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er zijn twee vragen voor u. Eerst mevrouw Helder en daarna mevrouw Den Boer.
Mevrouw Helder (PVV):
Het is de heer Rutte misschien ontgaan, maar tijdens de begroting heb ik de Minister hiernaar gevraagd. Ik had gehoord dat vanwege capaciteitsgebrek er maar iets van 130 monsters per maand naar het NFI gestuurd konden worden. De Minister heeft mij daarop toegezegd dat hij met het NFI om de tafel zou gaan zitten om te kijken hoe dit probleem kan worden opgelost. Dat is één. Ik ben het in zekere zin niet met de heer Rutte eens dat we het dan maar moeten gaan uitbesteden. Ik wil eerst weten of het bij het NFI opgelost kan worden. Anders gaan we dadelijk verschillen in testen krijgen. Is de heer Rutte dat met mij eens?
De heer Arno Rutte (VVD):
Het is heel goed dat mevrouw Helder de zorgen van de VVD deelt. Het was mij bij de begroting ontgaan, maar dat verbaast mij niks. Het bericht kwam ook rond de begroting naar buiten. Ik heb er destijds zelf ook vragen over gesteld. Het is heel goed dat mevrouw Helder daar ook aandacht voor heeft. Ik ben het op dat andere punt niet met haar eens, want dat zou suggereren dat er testen met verschillende uitkomsten bestaan. We moeten twee dingen van elkaar scheiden. Het bloed moet worden geanalyseerd op bepaalde waarden. Die waarden staan ook in de wet. Het gaat om good laboratory practices. Het maakt niet uit waar je die analyse laat uitvoeren. Als je het op een gevalideerd apparaat in een gevalideerd proces doet – het geneesmiddelenonderzoek moet ook altijd gestandaardiseerd zijn – kan het prima langs een andere weg. Daar komt een uitslag uit. Vervolgens moet die uitslag wel worden geïnterpreteerd. Dat moet wel plaatsvinden en ik zou willen dat het NFI dat blijft doen. Dan kan er geen verschil ontstaan. Maar het gaat mij om de analysecapaciteit, waar de bottleneck zit. Het andere deel mag zeker niet verschillen, nee.
De voorzitter:
Het is altijd verfrissend als een voormalig woordvoerder zorg naar een andere commissie gaat. De vraag aan u is dermate goed beantwoord dat mevrouw Helder niet eens meer een vervolgvraag heeft. Ik ga naar mevrouw Den Boer van D66.
Mevrouw Den Boer (D66):
In aansluiting op de vorige vragen zou ik u willen vragen hoe het dan staat met uw analyse ten aanzien van het capaciteitstekort, de bottleneck die u net noemde. U verwijst naar een onderzoeksrapport. Waar haalt u het beeld precies vandaan? Dat is één. Twee. Heeft u gekeken naar de kosten van een dergelijke uitbesteding aan alternatieve drugslaboratoria?
De heer Arno Rutte (VVD):
Het laten plaatsvinden van bloedanalyses kost geld. Mijns inziens kan dat het voordeligst op plekken waar de hele dag door dit soort analyses plaatsvinden in het kader van ofwel het medische proces – de umc's – ofwel het geneesmiddelenonderzoek in laboratoria. Tegen geringe kosten kun je dit soort testen laten doen. Je moet je zelfs überhaupt afvragen of dit een taak is die het NFI zelf zou moeten doen; de beoordeling wel, maar het testen niet. Ik ben ervan overtuigd dat deze werkwijze juist kostenefficiënt is.
Mevrouw Den Boer (D66):
Oké, u bent ervan overtuigd, maar ik zou dan wel willen pleiten voor een wat bredere kostenanalyse. Als je dit soort dingen weghaalt bij het NFI zou je ook de vraag kunnen stellen wat het kost om het NFI te versterken om deze taak wel naar behoren uit te kunnen voeren.
De heer Arno Rutte (VVD):
Die vraag zou je kunnen stellen. Ik heb er ook helemaal geen moeite mee als die vraag ook wordt meegenomen bij het zoeken naar een structurele oplossing; prima. Ik heb er ook helemaal niks tegen als het NFI het zelf doet, maar ik voorspel u dat het vele malen efficiënter en goedkoper is om dat uit te besteden aan laboratoria die dit professioneel en goed kunnen. Dan heb je zelfs de mogelijkheid om het uit te besteden aan laboratoria op verschillende plekken in Nederland, waardoor de transportkosten lager worden. Die mogelijkheden zijn er zeker. Ik vind het prima om te kijken naar het NFI voor een structurele oplossing en ik vind het prima om een principiële keuze te maken, maar voor nu vind ik het essentieel dat het aantal drugstesten niet wordt gehalveerd, simpelweg omdat het NFI zegt «we hebben nu de capaciteit even niet».
De heer Van Raak (SP):
Meneer Rutte is nieuw in de commissie, dus ik zal proberen om het zo vriendelijk mogelijk te zeggen, maar de VVD heeft keihard bezuinigd op de politie, op de Politieacademie en kei-, kei- en keihard op het NFI. En nu zegt meneer Rutte: er kunnen onvoldoende onderzoeken worden gedaan; hoe is dat toch mogelijk, Minister? Nou, ik weet het wel. Omdat de VVD keihard, keihard, keihard heeft bezuinigd op het NFI. Het alternatief om dan maar externen in te huren, commerciële bureaus, om dan maar buitenstaanders weer heel veel geld te geven, wat bedoeld is voor de politie, is een heel herkenbaar VVD-geluid. Zouden we niet gewoon moeten gaan investeren in het NFI? Zou dat niet een eenvoudige oplossing zijn?
De heer Arno Rutte (VVD):
Ik mag nieuw zijn in deze commissie, maar ik hoor wel een herkenbaar links SP-geluid, dus dat doet me deugd. Als de overheid het doet, is het goed en als de markt het doet, is het een slecht idee. Dat is een soort Venezolaans wereldbeeld en we zien allemaal hoe leuk het is in dat soort landen. Ik ben daar geen voorstander van. Ik vind dat je de bloedanalyse prima kunt uitbesteden. Nogmaals, dat gebeurt op heel veel plekken in Nederland, buitengewoon professioneel, de hele dag door, tegen heel lage kosten; daar zou de heer Van Raak zich in moeten verdiepen. Dat je dat soort zaken prima kunt uitbesteden doet niks af aan het feit dat heel veel taken gewoon bij het NFI thuishoren. Daar doe ik geen afbreuk aan.
De heer Van Raak (SP):
Als de heer Rutte zo begint, weet ik zeker dat ik «raak heb». Als je het NFI kapot bezuinigd, als je een overheidsorganisatie kapot bezuinigd, klopt het dat die overheidsorganisatie haar werk niet kan doen. Dan klopt het dat je dus voor heel veel geld, dat bedoeld is voor blauw, voor de politie, dure externe bureaus moet inhuren. Ja, dat klopt. Ik zeg niet dat de overheid het altijd beter doet. Ik zeg dat je een overheidsorganisatie een serieuze kans moet geven, dat je daarin serieus moet investeren. Ik vraag meneer Rutte nog één keer: kijk eens in de spiegel; hoe komt het nou dat het NFI onvoldoende onderzoeken kan uitvoeren? Is dat omdat dat allemaal slechte mensen zijn die hun werk niet goed doen? Of is dat omdat de VVD zo hard bezuinigd heeft op het NFI?
De heer Arno Rutte (VVD):
De heer Van Raak is de Koning van de valse tegenstellingen. Hij geniet er ook zichtbaar van. Hij haalt alles door elkaar, van het NFI tot blauw op straat. «Het is allemaal kapot bezuinigd.» Ik constateer dat er nog steeds een heel goede en professionele politie is. Zeker zijn er zorgen. Ik ben op heel veel punten ingegaan. Administratievelastendruk en bureaucratisering zitten de politie in veel gevallen in de weg, waardoor er te weinig blauw op straat is. Ten aanzien van die drugstests is er grote frustratie bij de politie. Ik kom gewoon met een gerichte oplossing om dat probleem op te lossen. Dat dat niet past in het wereldbeeld van de heer Van Raak, laat ik voor zijn rekening. Dat heeft niet te maken met het feit dat ik per definitie vind dat het NFI het niet zou moeten doen. Het gaat mij erom dat die testen morgen zouden kunnen plaatsvinden, tegen geringe kosten en op een gevalideerde manier. Dat zou ook de heer Van Raak een uitstekend idee moeten vinden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Buitenweg van GroenLinks.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Net als mijn collega's wil ik beginnen met een compliment aan de politie voor de inzet en het werk in het afgelopen jaar. Het is heel divers werk: opsporing, het aanpakken van ondermijning maar ook voorlichting in geval van woninginbraak. Vorige week nog konden we lezen dat iemand uit de sneeuw werd geholpen die met een scootmobiel vast was komen te zitten. Zelf heb ik twee maanden geleden 's nachts een poging tot inbraak meegemaakt. Hoe belangrijk is het dan niet dat er mensen komen die je op een goede manier te woord staan en zorgen voor een prettige afwikkeling. Het menselijk kapitaal is echt de kracht van de politie. Dat doen ze ongelofelijk professioneel.
Op dit moment worden de onderhandelingen over een nieuwe cao voorbereid. Daartoe moeten wij ons verhouden. De vorige cao is na heel veel geruzie en rumoer tot stand gekomen. Er moest zelfs een verkenner aan te pas komen, heb ik begrepen, om de onderhandelingen te hervatten. Ik vraag me af hoe de Minister gaat proberen om een reprise te voorkomen. Wat willen politiemensen? Ik heb begrepen dat de loonsverhoging van 3,5% een van de onderdelen van het pakket is. Er zijn ook andere problemen, zoals het nakomen van de afspraken die gemaakt zijn, bijvoorbeeld ten aanzien van de loopbaan. Het gaat ook om opleidingskansen. Ik heb mevrouw Den Boer horen zeggen dat er meer mensen moeten komen met een hbo-opleiding. Wat betekent dat voor agenten? Betekent dat dat zij een andere taak krijgen? Groeien ze daar ook in of houden ze dezelfde taken?
Deze week heeft de Minister de uitkomst ontvangen van de enquête die onder de ruim 25.000 leden van de politievakbond ACP is gehouden. Daarin zijn veel zorgen geuit over de hoge werkdruk, bijvoorbeeld vanwege de te krappe bezetting van de politieteams, maar ook doordat nachtdienstontheffingen of een verminderd aantal uren voor oudere werknemers niet gecompenseerd worden en de jongere politiecollega's de gaten dus moeten opvullen. Ik krijg graag een reactie van de Minister of hij dat herkent.
GroenLinks is blij met de extra middelen voor de politie die zijn vastgesteld in het regeerakkoord. Maar die 267 miljoen structureel is niet een oneindig bedrag. Dat kun je maar aan een beperkt aantal zaken uitgeven. Waar gaat dat geld nu vooral heen? Zal het gaan, zoals eerder ook gevraagd is, naar de nakoming van de norm van 1 wijkagent op 5.000 inwoners? Of gaat het bijvoorbeeld naar de onderbesteding van de arrestatieteams? Waar gaat het heen? Hoe wil de Minister de overbelasting van de onderbezetting aanpakken?
Dan de flexibiliseringsvoorstellen die ook genoemd zijn in het regeerakkoord. Ik begrijp de wens wel vanuit het idee van optimale inzetbaarheid, maar kan de Minister ook aangeven wat dit nu betekent voor de rechtspositie en de arbeidsvoorwaarden voor agenten? Het streven van de korpsleiding is om de politie een betere afspiegeling te laten zijn van de Nederlandse samenleving. GroenLinks is daar heel blij mee. Ik denk dat de samenleving daar ook veiliger van wordt. In het korps komen meer mensen te werken met een migratieachtergrond en er komen ook meer vrouwen werken. Maar het is natuurlijk een enorme klus om niet alleen mensen te vinden, maar ze ook te binden. Bij het vinden gaat het erom dat je de juiste kanalen zoekt en dat je de juiste relevante eisen stelt. Je stelt bijvoorbeeld niet als eis dat men past in een team. Je zorgt ervoor dat het team goed gaat werken. Mensen behouden heeft ook te maken met de heersende cultuur. De heer Azarkan heeft daar al het nodige over gezegd. Dat is een heel taai proces. Ik vind het heel goed dat de politieleiding daarmee aan de slag gaat en ik wil namens GroenLinks zeggen: blijf daar open over. Ik begrijp wel dat je niet ineens om half vier de diversiteit hebt uitgeroepen. Het is een ingewikkeld proces. Het is wel een proces. Ik ga volgen of er echt veel vaart wordt gezet achter en of er veel belang gehecht wordt aan het uitspreken van de normen voor de politie. Uiteindelijk is het wel een lerende organisatie. Ik vraag dus om daar veel aandacht aan te blijven besteden en daarover ook terug te koppelen naar de Kamer. Tegelijkertijd wil ik meegeven dat je een open houding moet hebben, ook als dingen niet lukken. Daar moet je juist van leren. Ik wil graag een lerende organisatie en daarom zijn die exitgesprekken die de heer Azarkan noemde wel ontzettend belangrijk.
Sommige mensen met een migratieachtergrond zijn afgehaakt vanwege het etnisch profileren bij de politie. Ik heb daar zelf mensen over gesproken in mijn vorige functie. Zij werden in hun vrije tijd aangehouden maar hun witte vrienden niet. Ik denk dus dat het heel erg van belang is dat het etnisch profileren wordt aangepakt. Er zijn nu in samenwerking met Amnesty International en de organisatie Controle Alt Delete afspraken gemaakt in het handelingskader proactief controleren. Ik vind dat een heel goed initiatief. Ook dit is heel ingewikkeld om tot stand te brengen, maar het gaat erom dat mensen worden aangehouden op basis van verdachte gedragingen en niet op basis van persoonskenmerken. Daar wordt de samenleving uiteindelijk ook veiliger van, want de groep van mensen met in de ogen van sommigen verdachte persoonskenmerken is altijd veel te groot. Je moet wel goed toespitsen.
De voorzitter:
U bent door uw tijd heen. Een slotzin.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Mag ik nog een laatste opmerking maken?
De voorzitter:
Eén slotzin.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Die gaat over de aanstelling van de heer Welten. Het is fijn dat hierover een afspraak is gemaakt, maar voor zijn advieswerkzaamheden zou hij zo'n € 64.000...
De voorzitter:
Dit is geen slotzin, mevrouw Buitenweg!
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
... per jaar kunnen verdienen. Mijn vraag is: is dat ook echt de bedoeling? Ik vind dat een zodanig hoog bedrag... Dat komt ongeveer overeen met het jaarsalaris van een politieman en dat lijkt mij toch wat hoog.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Kuiken van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Gaat het nog, Minister? U houdt dapper stand, hoewel u volgens mij niet helemaal fit bent; dat siert u.
Voorzitter. Ik maak regelmatig ruzie. Dan heb ik het niet alleen over thuis of over politiek. Het heeft er ook mee te maken dat ik een grote bemoeial ben, dus ik maak ook regelmatig ruzie in het publieke domein, omdat iemand denkt dat hij al kan instappen voordat de rest is uitgestapt of, zoals vanochtend nog, meent dat hij midden in het centrum z'n hond kan laten piesen – excuus voor het woord, voorzitter – kan laten plassen tegen de gevel van een zaak. Ik word daar boos over, mijn bloeddruk gaat omhoog en ik spreek zo'n persoon daarop aan. Dan denk ik: wat ben ik blij met al die politieagenten in het land die dagdagelijks eigenlijk niks anders doen dan andere mensen corrigeren en aanspreken. Ze corrigeren ook als er zeer heftig geweld wordt gebruikt en ze zijn er in de heftigste emotionele tijden die een mens maar kan meemaken. Dan ben ik ongelofelijk trots op al onze agenten. Ook de komende jaarwisseling – de collega's zeiden het al – zijn ze er weer voor ons om ervoor te zorgen dat die, zo goed en zo kwaad als het gaat, veilig verloopt; mijn dank daarvoor.
Dit overleg is een beetje een rare knip, want we hebben het enerzijds over personeel, terwijl we de organisatie na het reces doen, maar het een kan niet zonder het ander. Ook de hele politiereorganisatie moeten we nog uitgebreid bespreken. Ook dat kan niet los worden gezien van het andere. Ik knip er nu een aantal onderwerpen uit, maar ik realiseer me terdege dat het een niet los gezien kan worden van het ander. Neem bijvoorbeeld de lange reistijden die nodig zijn, de hoeveelheid tijd die nodig is om arrestanten in te boeken als je ze oppakt in Hoek van Holland en vervolgens moet doorrijden naar Rotterdam. Dat is ook een organisatievraagstuk, niet alleen een personeelsvraagstuk.
Daarom heb ik vandaag een paar korte onderwerpen. Ik begin bij de Wet normering topinkomens. 30 mensen die nu bij de politie werken zitten nog boven die normering, 5 mensen vallen onder het overgangsregime, een aantal heeft een tegemoetkoming gekregen in verband met PTSS en dan denk ik dat er nog tientallen mensen overblijven die niet onder de WNT vallen en daar ook niet onder zullen vallen, met name omdat het kabinet WNT-3 in de ijskast heeft gezet. Ik vind dat zonde. Kunnen we daar niet iets op verzinnen? Klopt wat ik zeg? Hoe gaan we daarmee om? Graag een reactie van de Minister.
De heer Van Raak (SP):
Ik ben het daar van harte mee eens. Ik moet ook constateren dat de Partij van de Arbeid die wet vier jaar lang in de ijskast heeft laten liggen, in de la heeft gestopt. Ik vind het heel goed dat mevrouw Kuiken nu zegt: het is een schande dat die wet er niet is. Daar ben ik het van harte mee eens, maar ik wil er wel even op wijzen dat dit een probleem is dat ze zelf heeft veroorzaakt.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik herken me niet in deze kritiek. Gelukkig hebben we nu samen het initiatief genomen om alsnog tot een initiatiefwetsvoorstel te komen. Het kan nog steeds, dus daarom kijk ik naar de Minister. Wat gaan we doen en hoe kunnen we dit oplossen?
Een tweede punt is de pensioenen. Wij hadden niet in ons verkiezingsprogramma staan dat alle pensioenen naar 65 moeten. Want, met alle respect, ik denk dat de heer Akerboom het wel uit kan houden tot hij 67 is en misschien ook wel tot hij 68 is, hoewel zijn bloeddruk ook af en toe wel hoog zal zijn. Tegelijkertijd hebben we natuurlijk wel de mensen die dagdagelijks op straat staan, die een zwaar beroep hebben en voor wie je een bepaalde mate van flexibiliteit zou willen betrachten. Verschillende collega's spraken er al over. De VVD sprak erover, de heer Van Dam sprak erover en de heer Van Raak heeft het er eigenlijk continu over, zijn hele inbreng ging erover. De Minister ziet vast het probleem van die vergrijzing en ziet ook dat niet iedereen het op straat redt. Welke mogelijkheden ziet hij nu om met name die mensen tegemoet te komen, in flexibiliteit dan wel in regelingen? Die regelingen zijn vaak voor de hogere inkomens wel beschikbaar, maar niet voor de mensen die gewoon op straat staan. Ik kan er allemaal moties over dienen, maar ik weet dat ze het niet zullen redden. Dus ik doe een beroep op de Minister. Hoe gaat hij dit probleem, dat hij vast inmiddels ook heeft gezien, tackelen?
Mijn collega Buitenweg van GroenLinks heeft goede woorden gesproken over de cao en daar ga ik me gewoon kortheidshalve bij aansluiten. Ik wacht graag op een reactie daarop.
De laatste vraag die ik wil stellen – de tijd gaat altijd sneller dan je wilt – betreft heel specifiek het Landelijk Bureau Vermiste Personen. Wij hebben daar in het verleden vaker aandacht voor gevraagd. Ik wil heel concreet weten – dat mag ook per brief – hoeveel mensen er nu exact werkzaam zijn voor het Landelijk Bureau Vermiste Personen.
Voorzitter, ik dank u wel. Ik zie uit naar de antwoorden.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de termijn van de Tweede Kamer. De Minister wil twintig minuten schorsen, maar ik ga hem een kwartier geven. Dat doe ik omdat ik weet dat een aantal leden naar een procedurevergadering moet. Er is ook iemand die naar een ander debat moet. Ik geef u dus een kwartier, Minister. We zien elkaar weer om 11.10 uur.
De vergadering wordt van 10.55 uur tot 11.16 uur geschorst.
De voorzitter:
Wij vergeven het de Minister dat hij er toch ruim twintig minuten voor genomen heeft, maar dat komt ook doordat er erg veel vragen aan hem gesteld zijn. Ik moet even berichten dat wij om 11.30 uur schorsen, omdat vier leden van deze commissie verwacht worden in de procedurevergadering van de commissie voor Binnenlandse Zaken en ik wil geen debat voeren met minder leden dan er nu zijn. Wij schorsen dan even en verzoeken onze collega's om zo snel mogelijk terug te keren. Aan het woord is de Minister voor zijn inbreng in eerste termijn.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Ik wil allereerst alle woordvoerders hier aanwezig danken voor hun complimenten aan de politie. Ik pak ondertussen mijn keelpilletjes even, en sterker. Ik denk dat alle complimenten die u hebt gemaakt de politie en vooral de individuele agenten goed doen. Want dat zijn de mensen die inderdaad, zoals het lid Kuiken terecht zei, dagelijks de opdracht hebben om ons – dat zijn wij allemaal – aan te spreken op het gewoon meedoen op een goede manier op straat, in de openbare orde, in de maatschappij. Onder moeilijke omstandigheden wordt van hen verwacht dat zij snel, efficiënt, effectief en met gebruik van vakmanschap steeds weer op een goede manier optreden. Het is van groot belang dat wij met zijn allen achter het werk en de inzet van die agenten blijven staan, juist omdat de opdracht die we geven aan individuele politiemedewerkers zo ingewikkeld is. Daar horen goede arbeidsomstandigheden en goede arbeidsvoorwaarden bij. Het is daarom ook goed om vandaag een AO te hebben dat zich helemaal richt op het aspect personeel.
Ik wil allereerst ingaan op het aspect van de sterkte en de inzetbaarheid. Het Kamerlid Helder heeft gevraagd tot hoeveel fte extra die 100 miljoen leidt. Dat is 480 fte in ieder geval erbij. Wordt met de 100 miljoen de norm van 1 op 5.000 gehaald? Welnu, die norm stelden wij op 79% en die doelstelling is gehaald.
Dan het lid mevrouw Buitenweg. Waar gaat de 267 miljoen heen, naar de wijkagenten of naar een betere bezetting van de teams? Op dit moment is een eerste tranche van 100 miljoen beschikbaar uit de extra middelen die bij het regeerakkoord voor de politie beschikbaar zijn gesteld. De sterktebijlage bij de voortgangsbrief geeft aan waar die middelen heen gaan. Als concreet antwoord met betrekking tot de wijkagenten: 36 miljoen van de 100 miljoen gaan naar het thema extra agenten voor de wijk. Volledigheidshalve meld ik dat de gestelde norm ten aanzien van de wijkagenten nu al wordt gehaald. Ik verwacht dat de extra sterkte ook de bezetting verbetert, waarbij dat natuurlijk per eenheid en per team zal verschillen. «Agenten in de wijk» is dus agenten beschikbaar voor inzet in de wijk, dicht bij de burgers. Dat zijn agenten en geen boa's, zoals u even vreesde. Dat wil ik wel even duidelijk zeggen.
Het lid Van Dam heeft gevraagd waar die 480 fte heengaan. De voorgangsbrief bevat, zoals u terecht zegt, inzicht in de verdeling van de aspiranten over de eenheden. Dat is nog niet de finale verdeling van de sterkte. Die moet ik namelijk samen met politie en gezagen vaststellen, zodat de sterkte daar terechtkomt waar die het meest nodig is. Zolang niet tot een ander besluit wordt gekomen, geldt het Besluit verdeling sterkte en middelen politie. Maar u hebt in mijn brief over de sterkte kunnen lezen – in bijlage 2 zeg ik uit mijn hoofd, maar dat weet ik niet meer precies – dat we ervoor gaan zorgen dat alle regio's profiteren van de sterkte-intensivering.
De heer Van Dam (CDA):
Ik heb twee vragen. In de eerste plaats hoor ik de Minister zeggen dat hij dat samen met de gezagen gaat vaststellen. Ik kan me heel goed voorstellen dat er een vorm van overleg is, maar ik meen dat in artikel 36 van de Politiewet toch staat dat de Minister gaat over de verdeling van de sterkte over de eenheden en alleen de Minister. Mijn tweede vraag is wanneer de Minister wel exact kan aangeven waar die 480 mensen gaan landen, want dat is toch wat ik heel graag wil zien en ook wil bewaken.
Minister Grapperhaus:
U hebt het juist. In mijn spreektekst staat het niet honderd procent scherp. Ik moet inderdaad zeggen dat ik het vaststel, maar dat wil ik doen na eerst nog goed overlegd te hebben met de politie en met de gezagen. Ik streef ernaar om daar in de eerste maanden van het volgende jaar helemaal uit te zijn.
De heer Van Dam (CDA):
Gaat u dat dan ook met ons als Kamer delen in die eerste periode van januari?
Minister Grapperhaus:
Nou ja, januari is de eerste maand. Dat is niet helemaal de eerste periode. Als u dat wilt, kan ik u een vervolgbrief toezeggen waarin ik hier preciezer op inga.
De voorzitter:
Wanneer kunt u dan die brief aan ons sturen?
Minister Grapperhaus:
Ik vind het moeilijk om dat exact aan te geven, maar ik heb al gezegd dat ik hier in de eerste maanden van het volgende jaar helemaal uit wil zijn. Dan zal ik uiteraard zo spoedig mogelijk daarna die brief sturen. Zo spoedig mogelijk is een paar dagen daarna.
De voorzitter:
Prima, dank u wel. Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Ik was gebleven bij de flexibiliseringsagenda. Mevrouw Den Boer heeft gevraagd hoe ik die ga realiseren. Het regeerakkoord bevat enkele concrete opdrachten over die flexibilisering. Dat zijn de actualisatie van de verdeling van inzet over eenheden en het wegnemen van sectorspecifieke beperkingen ten opzichte van de Arbeidstijdenwet. Ik ga de komende periode met gezagen en bonden om de tafel om over die onderwerpen in gesprek te gaan.
Dan heeft het lid Rutte gevraagd hoe ik administratieve belemmeringen ga wegnemen en of ik schrapsessies organiseer en, zo ja, hoe. Ik denk dat de heer Rutte, die zei dat hij nog maar net is ingevoerd in het dossier, hier toch meteen een spijker op zijn kop slaat. Niet alleen de administratieve lasten, maar ook bijvoorbeeld het capaciteitsmanagement, de leeftijdsopbouw en knellingen op het terrein van arbeidsvoorwaarden bepalen inzetbaarheid. Ik ga de komende periode met gezagen en politie aan de slag om ook hier maatregelen te nemen, als onderdeel van die flexibiliseringsagenda. Knellingen op het terrein van arbeidsvoorwaarden zal ik uiteraard met de bonden aan de cao-tafel bespreken. Daar zal ik uw Kamer dit voorjaar over informeren. En ik kreeg net nog ingefluisterd dat dat over die sterkte ook in het voorjaar zal zijn.
Het Kamerlid Den Boer vroeg ten aanzien van oudjaarsnacht of er zicht op capaciteitsinzet is en of die op sterkte is. Ik wil daar eerst op antwoorden dat de sterkte met oud en nieuw, gelijk als op andere momenten, wordt bepaald door het lokale gezag in de driehoek op basis van een risico-inventarisatie. Dat is een grote klus. Ik heb daar afgelopen vrijdag nog over gesproken met de korpschef. De politie is daar klaar voor. Ik wil daar zelf nog aan toevoegen dat ik besloten heb – dat is inmiddels ook allemaal in gang gezet – om volgende week, dus in de feestweek zoals ik dat maar even noem, op drie verschillende dagen werkbezoeken te brengen aan politie en brandweer, om me te laten inlichten en te zien hoe een aantal dingen gebeuren. Ik ga dat niet doen in de nacht van 31 december, want dan zou ik mensen voor de voeten gaan lopen. Dat is iets waar ik al sinds mijn jeugd af en toe last van heb, dus dat ga ik nu zeker niet doen. Maar ik ga me in ieder geval wel uitgebreid oriënteren de komende week. Wellicht kunnen we daar in het nieuwe jaar, als daar aanleiding voor is, nog verder over spreken.
Een op de vijf bureaus wordt gesloten of omgebouwd. Mevrouw Helder heeft gevraagd of op die omgebouwde bureaus aangifte kan worden gedaan. Ja. Dat is een multichannelbenadering. Is dat wat hier staat? Ja, dan heb ik dat toch nog goed gelezen. Jan-Willem Schaper en ik kennen elkaar inmiddels redelijk goed, maar het handschrift nog niet helemaal. Persoonlijk contact, face-to-face, bij zaken met impact. Er is ook meer internetaangifte, maar dat weten we natuurlijk ook allemaal. Verder is er de introductie van webcare en het verhogen van de kwaliteit van de intakemedewerkers. Zal ik nog even doorgaan? Het is nog vijf minuten? Oké.
Mevrouw Den Boer heeft gevraagd hoe het zit met het streefcijfer voor hbo. In het inrichtingsplan van de nationale politie is gezegd dat we streven naar 20% hbo-opgeleide wijkagenten en agenten voor de opsporing. Ik wil hier toch nog een keer herhalen wat ik bij de begroting heb gezegd: de politie werd voor de derde keer op rij gezien als de populairste werkgever binnen het overheids-/semioverheidskader bij hbo-studenten. Ik vind dat toch echt een heel mooie achievement, want dat zegt wat.
De voorzitter:
Mevrouw Den Boer heeft een vraag op dit punt.
Mevrouw Den Boer (D66):
Een korte vraag uiteraard, voorzitter. Die 20% is een heel mooi streefcijfer. Dat hebben we natuurlijk ook kunnen lezen, maar kan de Minister verder concretiseren per wanneer hij dat streefcijfer ook gaat halen en ons daarover informeert?
Minister Grapperhaus:
Mag ik daar zo even bij u op terugkomen? Na de pauze, zou ik haast willen zeggen.
De voorzitter:
En die pauze ga ik overigens nu inlassen, want ik denk dat iedereen even naar die procedurevergadering toe moet wandelen. Ik schors voor tien minuutjes, hoop ik, en zie u zo terug.
De vergadering wordt van 11.27 uur tot 11.49 uur geschorst.
De voorzitter:
Dank aan de Minister en zijn ambtenaren voor het geduld dat zij hebben willen opbrengen. Minister, gaat uw gang.
Minister Grapperhaus:
Of die 20% gehaald is, daar zal ik u nader over berichten in een separaat briefje begin volgend jaar, mevrouw Den Boer.
Er is gevraagd: wat doet de Minister aan vergrijzing? Dat is dan uiteraard in het kader van de politie. In de vorige cao is al de lijn gekozen om ervoor te zorgen dat medewerkers het werken langer vitaal kunnen volhouden. Er is ingezet op duurzame inzetbaarheid. Die lijn zal ik ook in de volgende cao doortrekken. Het gaat dan om zaken als verlof sparen, ontwikkelmogelijkheden en loopbaankansen, zodat medewerkers ook naar andere functies kunnen switchen en niet op hun 67ste nog achter de boeven aan moeten hollen. Voor de huidige oudere collega's gelden nog steeds maatregelen als partiële uittreding en nachtdienstontheffing, juist om hen te ontzien. Ik wil benadrukken – daar heb ik het met de politie ook over gehad en dat heeft men mij voorgehouden – dat je hier ook moet kijken naar maatwerksituaties. Een aardig voorbeeld is de rechercheur die al zou pensioneren, betrokken was bij het Milica van Doorn-onderzoek en toch heel graag nog langer wilde doorwerken om dat tot het einde, tot de ontknoping, die we inmiddels allemaal kennen, mee te kunnen maken. Dan haak ik weer even aan bij wat een van u zei – het spijt me, ik weet niet meer of dat de heer Van Raak was of iemand anders – namelijk dat politiemensen ook echt mensen zijn met een enorme roeping, door alle geledingen heen. Als ik iemand van de Kamerleden nu onrecht doe, wiens auteursrecht ik nu aan de heer Van Raak toewijs, dan spijt mij dat.
Mevrouw Den Boer heeft gevraagd: hoeveel specialisten worden opgeleid voor cyber, FinEc en ondermijning? Daar hebben we het over gehad. Dat is dus eigenlijk...
De heer Van Raak (SP):
Sorry, ik kom net binnen. Ben ik genoemd?
Minister Grapperhaus:
Ja, de naam is genoemd, in positieve zin.
Mevrouw Den Boer en de heer Van Raak – de naam is weer genoemd! – vroegen: waarom is er een achterstand bij de politie en zo'n gebrekkige instroom? En hoe gaat u de druk waartoe dat leidt oplossen? Van het tekort aan agenten heb ik bij de begroting gezegd en zeg ik nogmaals: dit kabinet investeert in politie. In het regeerakkoord is 267 miljoen beschikbaar gesteld, onder voorwaarde van doorzetting van de flexibiliseringsagenda. Ik heb u ook bericht dat ik bij nota van wijziging toch al 100 miljoen beschikbaar heb gesteld zonder die voorwaarde van de flexibiliseringsagenda, juist om nu meteen al de capaciteit te kunnen vergroten bij de Politieacademie en ook om nu al in ieder geval 480 fte structureel in te kunnen gaan zetten. Overigens zou die verhoging van de capaciteit betekenen: van 1.300 naar 1.635 aspiranten.
De heer Van Raak (SP):
De Minister zegt wel iets over de pensioenleeftijd, maar dat is toch nauwelijks serieus te nemen. Dat agenten ook een andere functie binnen de politieorganisatie kunnen gaan doen, dat ze met cold cases kunnen beziggaan, dat geloof ik allemaal wel, maar straks moeten alle politiemensen, alle politiemannen en -vrouwen tot 67, 68, 69, 70 en, wie weet, misschien wel 71 gaan doorwerken; in ieder geval nu tot 67 jaar en 3 maanden. Die agenten zeggen: na 40 jaar is het wel klaar, dan kan het niet meer, mentaal en fysiek. Gaat de Minister dan voor al die mensen andere functies maken? En wie gaan het werk dan doen op het moment dat er nu veel te weinig jonge agenten zijn en de instroom in de Politieacademie gewoon te laag is?
Minister Grapperhaus:
Twee dingen daarover. In de eerste plaats heb ik over uw laatste punt nu juist gezegd dat we aan het investeren zijn in meer plaatsen op de Politieacademie om ervoor te zorgen dat inderdaad die inhaalslag op het gebied van instroom en uitstroom op een goede manier gemaakt kan worden. Dat is wat ik heb aangekondigd. Daar zijn we nu ook echt mee bezig. Daarom heb ik ook die eerste 100 miljoen zonder voorwaarden vrijgemaakt, terwijl in het regeerakkoord daar eigenlijk al de voorwaarde van de flexibiliseringsagenda aan verbonden was.
Wat betreft uw andere punt vind ik dat u mijn antwoord niet geheel recht doet, en misschien mijzelf ook niet, door te zeggen dat ik alleen maar suggereer dat mensen misschien soms naar een andere baan kunnen gaan. Nee, ik heb u gezegd dat al bij de vorige cao afspraken zijn gemaakt over het vitaliteitsbeleid, over duurzame inzetbaarheid. Daar is de politie op dit moment, en dat zou in het komende cao-overleg ook weer aan de orde moeten zijn, op aan het inzetten. Verder is het in het algemeen zo dat we als samenleving met elkaar besloten hebben dat we, door het feit dat de levensverwachting omhooggaat – afijn, dat hele verhaal kent u – met z'n allen de AOW-leeftijd heel langzaam omhoog aan het zetten zijn. Dat betekent dat we als samenleving allemaal moeten werken aan oplossingen om het voor iedereen en voor onszelf mogelijk te maken om langer en vitaal door te kunnen werken.
De heer Van Raak (SP):
De Minister is nieuw op het ministerie, maar was hij niet verrast toen hij constateerde dat het met het rekenwerk zo mis is gelopen? Want we weten hoeveel agenten er zijn, we weten hoe oud ze zijn, we weten hoe de instroom loopt. Was de Minister met mij niet ontzettend verrast dat dat zo slecht geregeld was, dat er nu heel veel mensen uitstromen en er toch maar zo weinig instromen? Het politiewerk kun je niet altijd voorspellen, maar dit zijn nou juist dingen die je wel kunt voorspellen.
Minister Grapperhaus:
Ik ben iemand die erg graag vooruitkijkt. Ik heb niet voor niets in de brief die u van mij heeft gekregen als bijlage bij de voortgangsbrief, de sterktebrief, gezegd: hier zitten we en dit zijn een aantal dingen die we gaan doen. Een paar daarvan komen vandaag nog helemaal niet ter sprake, zoals kijken hoe we de zijinstroom kunnen bevorderen en dergelijke zaken. Daar ga ik nu niet uitvoerig op in. Ik heb gezegd: oké, dit is het beeld per 31 augustus 2017. Dit kabinet heeft gezegd te gaan investeren in de politie, ik maak mij daar ook sterk voor en daar wil ik mee doorgaan. Ik hoop dat u daar als Kamer in meegaat, dat we met z'n allen ervoor gaan zorgen dat de politie nog sterker wordt dan ze nu is. Ik wil daar ook echt het volgende bij zeggen. In uw eerste termijn heeft u een paar kritische noten gekraakt, maar wat mij betreft ook iets te veel het beeld geschetst van een politie die, zoals de Engelsen dat noemen, in disarray zou zijn. Dat is niet zo. De politie is een voortreffelijke organisatie. Dat wil ik hardop gezegd hebben. Kuijken heeft in zijn rapport gezegd dat het bewonderenswaardig is hoe deze organisatie en de mensen die erin werken in staat zijn geweest om gedurende vijf jaar de winkel nog steeds zo goed te laten draaien, ondanks dat dat enorme proces er was. Hij heeft ook de toewijding van politie en leidinggevenden daarin geprezen.
De heer Van Dam (CDA):
Wat mij betreft blijft de Minister ook vooral vooruitkijken en kijkt hij niet te veel in de achteruitkijkspiegels van wat er de afgelopen jaren niet goed is gegaan. Ik hoorde u net zeggen: de flexibilisering als voorwaarde. Ik bedenk nu dat ik dat ook in uw brief heb gelezen. Het staat ook in het regeerakkoord, maar ik denk toch dat het fijn zou zijn als de Minister nog eens iets uitdrukkelijker benoemt wat die flexibilisering dan moet zijn. Ik vraag u dat in die zin dat we uit moeten kijken dat die flexibilisering niet allemaal op het bord van de diender terechtkomt. Ik zou het heel fijn vinden als u dat nog eens even onder woorden brengt; dat kan wat mij betreft kort, hoor.
Minister Grapperhaus:
Ik kan daar heel kort in zijn. De flexibiliseringsagenda bestaat uit een aantal onderdelen. Het gaat over de verdeling van de operationele inzet en sterkte, over de wijze waarop je het materieel inzet en waarop je werkt en ten slotte gaat het ook voor een stuk over bepaalde arbeidsvoorwaarden die betrekking hebben op arbeidstijden en op roosters. Maar ik zeg in één zin: het gaat absoluut niet alleen op het bord van de diender terechtkomen. Dat is een verkeerd beeld. Ik hoef daar geen prijsje voor te hebben, maar ik heb in ieder geval wel tegen het kabinet gezegd: ik wil die eerste 100 miljoen nu gewoon in 2018 ter beschikking stellen, zonder al echt over de flexibiliseringsagenda te praten. Dat heb ik ook tegen diverse stakeholders als de korpschef, de gezagen en de bonden gezegd. Ik heb gezegd: hoor eens, dat is van mijn kant een blijk van vertrouwen dat we er straks uit gaan komen, maar ook dat we nu actie moeten ondernemen. Want als ik dit niet had gedaan, of als we – laat ik u eerlijk zeggen: daar ben ik natuurlijk ook wel over geadviseerd – dat niet zo hadden gedaan, dan hadden we dus niet dit jaar al de capaciteit van de Politieacademie kunnen uitbreiden en dan hadden we dus nog niet die 480 kunnen inzetten. Wees er dus van overtuigd: we willen echt inzetten op de politie en inderdaad, zoals u zei, vooruitkijken.
De heer Van Dam (CDA):
Ik ben blij met die woorden. Ik vind dat flexibilisering vooral moet betekenen dat er aan de zijde van de korpschef en het management van de politie ruimte ontstaat om de dingen te doen die lokaal ook nodig zijn. Dat sluit ook aan bij wat ik eerder zei, dat de politieorganisatie wat mij betreft ook op kleinere schaal, menselijker moet worden. Ik hoop dat de Minister op een later moment in zijn reactie ook nog aandacht besteedt aan het toezicht daarop, want als je meer flexibiliseringsruimte biedt bij het management, dan vind ik dat het toezicht ook heel goed ingericht moet zijn. Het is een stuk motivatie voor mij om daarop te hameren.
Minister Grapperhaus:
Eerst nog even over de inzet en het lokale: ik heb dat in de brief gezet en ik heb het vandaag nog eens herhaald. Het is echt zo dat iedereen gaat profiteren van de investeringen die wij doen in de politie. Dat is één.
Ten aanzien van het toezicht, waar u in eerste termijn ook naar vroeg, begin ik even met de kwestie van de Review Board. Het Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie houdt per 31 december aanstaande op te bestaan. Bij mijn aantreden heb ik dat vastgesteld en dat ook beoordeeld. Daar hoort bij dat de Review Board ook automatisch ophoudt te bestaan, want die was ingesteld om alleen toezicht te houden op het ICT-aanvalsprogramma. Ook de benoeming van de leden van de Commissie van toezicht op het beheer politie loopt binnenkort af. Die hebben zelf aangegeven dat het beter is als hun taken worden overgedragen aan de auditcommissie politie. Wat is er nu gebeurd? Afgelopen zomer heeft mijn voorganger gezegd: er komt een auditcommissie, een auditcomité, en dat is gericht op integraal toezicht. Dat gaat dus niet alleen over ICT maar dat gaat nou juist over het algehele toezicht op de politie. Hij heeft ook op dat moment al duidelijk uitgesproken dat de Review Board eindigt. Hij heeft gezegd: de politie moet nu ook vanaf januari 2018 zelf verder met de afronding van het proces van de vorming van de nationale politie. Het rapport-Kuijken was toen nog niet bekend, maar in november heeft Kuijken in zijn rapport ook gezegd: er moet een soort audit committee komen. Dat is één. En twee: Kuijken heeft ook gezegd dat de politie nu wel zelf als organisatie verder moet. We zijn nu vijf jaar door. Die twee punten had mijn voorganger al besloten. Ik ondersteun die volledig. Ik wil u nog zeggen dat ik direct bij mijn aantreden, toen ik me heb laten inwerken op dit dossier, heb gezegd: ik wil dat het audit committee nog op twee posten extern wordt versterkt. Dat staat op het punt te gebeuren of is inmiddels rond.
De heer Van Dam (CDA):
Ik voel mij uiterst ongemakkelijk bij dit punt. Ik heb er zelfs persoonlijk moeite voor gedaan om te zorgen dat het rapport van de commissie-Kuijken hier in de Kamer gaat landen op een fatsoenlijke manier. Ik weet dat er collega's zijn die in de tussentijd geen moties hebben ingediend of debatten hebben aangevraagd omdat we dat gingen doen met elkaar. Ik heb nagezocht in hoeverre wij als commissie geïnformeerd zijn over dat audit committee. Ik laat me graag corrigeren als ik brieven over het hoofd heb gezien, maar ik vind dat we daar als commissie eigenlijk helemaal niet over geïnformeerd zijn, terwijl het echt een essentieel onderdeel is van datgene wat in het kader van de evaluatie van de Politiewet naar voren komt. Iemand zei tegen mij: maar de benoeming van dat audit committee heeft toch in de Staatscourant gestaan? Ik lees vaker de Donald Duck dan dat ik de Staatscourant lees. Als dat de manier is om de Kamer daarover te informeren, dan heb ik daar gewoon moeite mee. Ik vind het leuk dat meneer Van Raak zegt dat het dan in de Donald Duck moet, maar ik meen het zeer serieus. Ik wil helemaal niet zeggen dat er een ICT-Review Board moet blijven of dat ik nou hecht aan dat instituut, maar nogmaals: ik wil de ruimte hebben om in het kader van de evaluatie van de Politiewet, het rapport-Kuijken, waarbij we enerzijds zeggen...
De voorzitter:
Kan de vraag even iets korter?
De heer Van Dam (CDA):
Sorry. Ik wil in ieder geval het kruit drooghouden tot die tijd. Excuus dat ik het zo lang maak, voorzitter.
Minister Grapperhaus:
Twee dingen, want ik denk dat er nu een misverstand ontstaat. We gaan in april, mei spreken over mijn evaluatie van het rapport-Kuijken en hoe verder. Ik wil even benadrukken dat het niet zo is dat dan niet aan de orde zou kunnen komen of zo'n audit committee nou wel de beste oplossing is. Dat wil ik hier even gezegd hebben. Ik had het in het begin misschien even beter moeten uitleggen, maar ik was u aan het uitleggen waar dit vandaan komt. Er is dus in de zomer gezegd: er wordt een audit committee ingesteld. Dat is gepubliceerd in de Staatscourant. Ik moet u toegeven dat ik me iets kan voorstellen bij wat u zegt over welke bladen uw favoriet zijn. Ik bedoel: ik kan me voorstellen dat u dat gemist heeft. Daar ga nu dus niet een punt van maken. Maar laten we nou echt even geen misverstand met elkaar hebben. Eén: ik vind dat er echt goed toezicht moet zijn bij de politie. Dat punt deel ik, dat heb ik ook in de Kamer gezegd vorige maand en dat heb ik ook weleens bij andere gelegenheden duidelijk uitgesproken. Twee: we gaan in het kader van Kuijken dus met elkaar kijken of dit inderdaad de juiste inrichting is. Drie: ik sta er wel voor dat de termijn van de Review Board nu afliep. Een van u zei op een gegeven moment dat ik het heb stopgezet. Dat is niet zo. De Review Board liep gewoon per 31 december af. Ik heb geen aanleiding gezien om via een of ander bijzonder arrangement daarmee door te gaan, omdat ik de motivering om daarmee te stoppen goed vond. Nogmaals, zolang wij nog niet in mei met elkaar in gesprek zijn gegaan of dat audit committee functioneert, is daarin ook expertise op dit terrein belegd.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik ondersteun heel erg het pleidooi van de heer Van Dam. De Minister zegt dat hij goed toezicht wil. Ja, dat lijkt mij ook. De vraag is natuurlijk: wat voor soort toezicht? Dat heeft ook alles te maken met de rechtspositie van de politie. Dat is een prominent onderdeel van de commissie-Kuijken. Dat moeten we dus ook gaan bespreken. Ik wil graag van de Minister weten of er geen onherroepelijke beslissingen worden genomen, want het kan best zo zijn dat wij toch vinden dat er een wat beter toezicht, althans een wat nauwer toezicht, moet zijn, gezien het feit dat de politie het geweldsmonopolie heeft. We hoeven niet zover te gaan als bij Defensie, dat je over de aanschaf van elke tank gaat, maar misschien toch wat meer toezicht dan bij de NS; ik noem maar wat. Dus wij kunnen misschien toch een andere opvatting hebben dan de Minister en het moet nog allemaal blijken hoe wij dat toezicht willen. Ik wil dus heel graag zeker weten van de Minister dat er geen onomkeerbare beslissingen zijn genomen, waardoor wij echt vrij zijn om over een paar maanden ook te besluiten over misschien een nauwer toezicht dan de Minister nu voor ogen heeft.
Minister Grapperhaus:
Als u bedoelt geen onomkeerbare besluiten ten aanzien van de inrichting van het toezicht, dan zeg ik ja.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Maar?
Minister Grapperhaus:
Dus dan zeg ik ja. Als u bedoelt geen onomkeerbare besluiten ten aanzien van het toezicht, zeg ik ja. Als u nu gaat vragen of er geen onomkeerbare besluiten zijn genomen over het sluiten van bureau x of zoiets, dan geldt het niet. Maar als u puur bedoelt dat er geen onomkeerbare besluiten genomen zijn op het gebied van het toezicht, dan zeg ik ja.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dat is voor mij voldoende. Dan zullen we het inderdaad in het voorjaar verder gaan bespreken, maar dit is voor mij belangrijk.
Mevrouw Den Boer (D66):
Om het bij het toezicht te houden en in aansluiting op de vorige vragen: ik hoor de Minister inderdaad spreken over goed toezicht, maar ik hoor hem ook zeggen dat wij pas in april, mei over het rapport-Kuijken gaan spreken. Dat betekent dus dat wij maandenlang moeten wachten voordat wij ons daar als Kamer over kunnen uitspreken. Misschien heb ik dat niet goed gehoord, maar ik zou het de Minister dan willen vragen. Ik wil hem ook vragen wat goed toezicht precies betekent. Betekent dat extern en onafhankelijk? Ik vind dat ook een erg belangrijke waarde om op te leggen. Ten slotte: de helft van de JenV-begroting gaat natuurlijk naar politie. Het gaat hier om ongelofelijk veel geld. Op dit moment gaat het om een heel smalle nexus tussen de Minister, de korpsleiding en de politieorganisatie. Daarom is dat externe toezicht natuurlijk van groot belang.
Minister Grapperhaus:
U zegt: het gaat om heel veel geld. Maar u krijgt dan ook heel veel politiewaar voor uw geld. Dat wil ik toch wel even benadrukken. Dat is één. Twee: wat het rapport-Kuijken betreft heb ik in een brief aan uw Kamer geschreven, en dat is ook bij de begroting aan de orde gekomen, dat we dat in het voorjaar gaan bespreken met elkaar en dat ik voordien met een reactie daarop kom. Ik neem dus aan dat de Kamer daar niet nu op wil terugkomen. En hoe is het ondertussen gesteld? Ik heb zelf heel nadrukkelijk gezegd: ik wil het audit committee dat er nu is in ieder geval nog met twee externen versterkt hebben, om het zo goed mogelijk geborgd te hebben. Daar moeten we dan vervolgens in mei in het kader van Kuijken goed met elkaar over spreken.
De voorzitter:
Goed zo, mevrouw Den Boer?
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik hoor steeds «audit committee» en daar heb ik toch steeds de associatie van «ICT-toezicht» bij. Het gaat ook over integraliteit; dat heb ik u horen zeggen. Kunt u dan precies uitleggen wat u daarmee bedoelt?
Minister Grapperhaus:
Integraal toezicht is toezicht dat op de gehele bedrijfsvoering betrekking heeft, in samenhang bezien.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik wil een beetje wegblijven van de inhoud, maar ik wil wel een trend signaleren. Ik hoop dat de Minister niet in de traditie van zijn voorgangers gaat wandelen. De voortgangsbrief landde gisteren om kwart over vijf op de deurmat – in de mailbox, in gewoon Nederlands – en er wordt vandaag toch best veel uit geciteerd. Ik vind dat dus pertinent onjuist. De Kamer wordt op afstand gezet, de vakbonden worden op afstand gezet en er wordt over agenten op de werkvloer beslist. Daar doe ik het althans voor, niet zozeer voor de top maar voor de mensen op de werkvloer, en de vakbonden ook. Ik vind dit heel vervelend. Het wordt op het ministerie voorbereid met heel veel ambtenaren. De korpsleiding heeft heel veel ambtenaren. Wij zitten hier met beperkte capaciteit. Ik wil nu niet over de inhoud gaan over het toezicht, maar ik hoop dus echt dat dit nu genoteerd wordt en dat dit niet nog een keer gebeurt want anders ga ik me erover beraden of ik stappen kan ondernemen; ik weet niet eens of ik dat kan. Ik vind het democratisch gehalte zo namelijk onder het vriespunt landen, en daarmee ook het draagvlak voor de maatregelen, de democratische controle en het vertrouwen in de Minister. Ik hoop echt dat hij gaat breken met de trend van de vorige Ministers, dat dit de laatste keer is dat we zo'n voortgangsbrief zo laat ontvangen en dat er niet een hele batterij aan maatregelen in staat waar wel degelijk onomkeerbare stappen uit dreigen voort te vloeien.
Minister Grapperhaus:
Ik begrijp dit niet zo, want die voortgangsbrief is helemaal niet afgedaan of zo. Ik wil u behulpzaam zijn door u af en toe te attenderen op punten die erin staan, maar ik beschouw dit helemaal niet als een debat over de voortgangsbrief. Ik begrijp dus niet waar u het over heeft in dat verband.
De voorzitter:
Ik denk dat mevrouw Helder even de zorgen namens de Kamer heeft geuit, dat we heel graag willen dat we zo goed mogelijk...
Minister Grapperhaus:
Maar ik wilde even duidelijk maken dat het echt niet mijn...
De voorzitter:
Wacht even, wacht even, wacht even. We willen ons zo goed mogelijk kunnen voorbereiden op de debatten die hier zijn. Ik roep wel even in herinnering dat we hebben afgesproken dat dit stuk nog terugkomt in een ander debat, en dat hoor ik de Minister ook zeggen.
Minister Grapperhaus:
Dat stuk komt terug. Dan had ik ervoor moeten kiezen om u dat de vrijdag voor het reces toe te sturen. Daar was ook niemand vrolijk van geworden. Nogmaals, dat stuk komt absoluut terug. Daar gaan we het nog met elkaar over hebben.
Mevrouw Den Boer vroeg naar de uitzending van De Monitor over de politie online. Daar ben ik mee bekend. Wat ik ervan vind? Het programma laat zien dat zorgvuldigheid van de kant van de politie van groot belang is, niet alleen bij het plaatsen van die foto's en filmpjes maar ook bij het adequaat reageren op klachten. Het is belangrijk dat de politie in het kader van voorlichtende filmpjes de privacy van betrokkenen afdoende respecteert. Daarover is het departement met politie en OM in gesprek. In voorlichtingsmateriaal mag uiteraard geen sprake zijn van de mogelijkheid tot herleidbaarheid naar natuurlijke personen. Wij zijn hierover dus in gesprek.
Mevrouw Helder vroeg of ik kan bevestigen dat het onderzoek van het WODC onafhankelijk is. Ja, dat kan ik bevestigen. Dat onderzoek zal ook aan de kwaliteitsnormen voldoen.
Mevrouw Den Boer vroeg naar de positie van de boa. De politie is er onder gezag van de burgmeester voor openbare orde en veiligheid. Boa's zijn er voor leefbaarheid en overlast. Dat is complementair aan elkaar. In de meeste steden loopt het dan ook goed. Er komt geen nieuwe gemeentepolitie. Dat wil niemand. Ook de burgemeesters willen dat niet. Overigens zijn de opsporingsbevoegdheden van boa's beperkt. Er wordt gewerkt aan een verbetering van het huidige stelsel van toezicht en handhaving in de openbare ruimte. Die discussie gaan we zeker ook verder voeren als we het rapport van de commissie-Kuijken bespreken.
Het Kamerlid Rutte heeft een vraag gesteld over de drugstest, maar daar heeft mevrouw Helder mij al enigszins geholpen. Daar heb ik al een toezegging over gedaan aan de Kamer, namelijk dat ik daar met het NFI over in gesprek ben.
De heer Arno Rutte (VVD):
Een gesprek is mooi, maar de nood is wel hoog. We kunnen daar heel lang over praten, maar is de Minister in ieder geval bereid om in dat gesprek heel nadrukkelijk de mogelijkheid op tafel te leggen om deze testen voor een deel uit te besteden? Of is hij daar niet toe bereid en gaat het gesprek vooral over hoe het NFI zelf deze testen kan gaan uitvoeren? Want dan komen we waarschijnlijk in een heel langdurig traject terecht.
Minister Grapperhaus:
Ik moet het echt even goed in herinnering halen, maar ik meen dat ik in uw Kamer heb toegezegd dat ik gewoon eerst in brede zin met het NFI daarover ga praten: wat is hier exact het capaciteitsprobleem en hoe zouden we dat kunnen oplossen? Vervolgens zal daaruit naar voren moeten komen hoe we verdergaan. Ik vind ook echt dat ik dat eerst van het NFI moet weten voordat ik daar een mening over ga uiten.
De heer Arno Rutte (VVD):
Ik doe toch nog een nieuwe poging. Ik snap heel goed dat de Minister in gesprek wil met het NFI over dit probleem. Hij erkent in ieder geval dat er een probleem is. Het probleem is acuut. Het aantal drugstesten in het verkeer is gewoon gehalveerd. Ik vind dat maatschappelijk heel slecht uit te leggen. Ik geef geen onzinvoorbeeld. Ik heb ook navraag gedaan bij laboratoria: kunt u dit, kan dat efficiënt en op de juiste manier? Is de Minister bereid om in dat gesprek heel nadrukkelijk de optie neer te leggen dat we het ook kunnen uitbesteden? Dat is geen aanklacht tegen het NFI. Dat is gewoon het oplossen van een probleem. Dus u hoeft niet bij voorbaat te zeggen: ik ga dat doen. Maar als nu al niet enige bereidheid doorklinkt om dat überhaupt af te wegen, lijkt het net alsof het per definitie niet op tafel mag komen. Dat voelt wat ongelukkig, want de oplossing ligt er wel.
Minister Grapperhaus:
Het is omgekeerd, denk ik. Ik zeg helemaal niet dat enige optie is uitgesloten. Ik vind alleen dat ik eerst moet gaan praten met de partij die hier verantwoordelijk voor is en ons kwalitatief altijd uitstekend bedient. Maar ik heb nog helemaal niet enige oplossing uitgesloten. Ik kan u in ieder geval zeggen dat ik een brief eind januari heb toegezegd, dus we zijn daar snel verder mee.
De heer Van Raak (SP):
We hebben in de Kamer vaak discussies over wat publiek is en wat privaat is, maar daarbij is toch altijd wel gebleken dat als het om veiligheid gaat, om politie- en rechercheonderzoek, we allemaal vinden dat dat in ieder geval publiek moet zijn. Dat is in ieder geval onderdeel van de nachtwakerstaat, waarvan zelfs de grootste neoliberaal nog vindt dat het bij de overheid hoort. Dus zou de Minister in dat gesprek met het NFI ook willen meenemen dat het een publieke taak is en dat we ervan af moeten dat publieke diensten voortdurend worden kapot bezuinigd en er vervolgens duur belastinggeld aan commerciële bureaus wordt gegeven?
Minister Grapperhaus:
Ik ben verantwoordelijk voor het NFI. Ik zei net al dat het NFI een uitstekende overheidsinstelling is. Ik ga met het NFI praten over wat de capaciteitsproblemen zijn en hoe zij vinden dat we daar verder mee moeten kunnen komen. Ik onderschrijf dus nogmaals dat het een uitstekende overheidsinstelling is. Er is geen enkele reden om daaraan te twijfelen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Minister Grapperhaus:
Mevrouw Helder vroeg mij naar de pilot etnisch profileren. Die pilot betreft een toepassing in tien basisteams en een team bij de Landelijke Eenheid. Op hun smartphone wordt een app geplaatst waarmee ze kunnen zien hoe vaak iemand eerder staande is gehouden en of dat terecht was. Het is dus een soort stopformulier, zal ik maar zeggen. En nee, er zijn geen agenten in Dokkum ontslagen direct of indirect in verband met het incident met die tegengehouden bus.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik sloeg een beetje aan op het woord «stopformulier», want daar hebben we het in de Kamer ook al eens een paar keer over gehad. Toen is er gewoon gezegd: die stopformulieren gaan we niet doen.
Minister Grapperhaus:
Het is geen stopformulier. Ik liet het woordje «geen» per ongeluk weg. Ik las niet goed, sorry.
Mevrouw Helder (PVV):
Een stopapp, daar ben ik ook niet voor. Ik denk mijn collega's ook niet, maar goed, ik ga niet over hun tekst. Er zit ook een beetje de volgende moeilijkheid in. Er zijn nog schriftelijke vragen van mij over etnisch profileren, maar ik gooi dit er hier toch even in. Misschien kan de Minister er al wat licht over laten schijnen. De definitie van etnisch profileren luidde eerst gewoon: louter op huidskleur. Dat moet niemand willen; dan hoor je eigenlijk helemaal niet bij de politie te werken. Het gaat ook om andere factoren op basis waarvan mensen worden aangehouden. Maar nu wordt er in een keer een andere definitie gehanteerd en die is ingestoken door Controle Alt Delete. Ik vind het eerlijk gezegd – sorry voor de uitdrukking – bezopen dat een organisatie van 65.000 mensen dadelijk gehouden wordt aan een definitie die door een organisatie is bedacht. Als dat al gebeurt, dan moet dat door de politie zelf worden gedaan. Is de Minister dat met mij eens?
Minister Grapperhaus:
Allereerst mijn verontschuldiging. Ik sloeg in mijn enthousiasme om u te woord te staan het woordje «geen» over, maar het is dus géén stopformulier. In de tweede plaats: de app zoals die nu is ontwikkeld, is nou juist een volstrekt neutrale app. Ik sta daar achter. Ik vind dat een prima experiment. Ik kan er verder niet zoveel over zeggen.
Mevrouw Helder (PVV):
Kan de Minister dan uitsluiten dat bij die volstrekt neutrale app niet die definitie wordt gebruikt die we in de media hebben kunnen zien? In die schuine tekst onderaan dat artikel stonden onderhand wel tien regels. Daar stond bij: «(mede) op huidskleur». Ergo, je kan er echt alle kanten mee op. Daar ben ik het echt volstrekt mee oneens.
Minister Grapperhaus:
Ik wilde zeggen: u bent helder in uw vraag. Maar u bent overigens ook helder; zo kennen we u! Maar even terugkerend: die app gaat dus over hoe vaak je eerder staande bent gehouden, of dat terecht was en dergelijke. Het valt ook binnen alle internationale kaders en normen dat je geen ongerechtvaardigd onderscheid mag maken. Ik ga hier niet uit mijn vorige werkkring een heel vertoog over directe en indirecte discriminatie houden, maar het mooie is in ieder geval dat dit ook buiten de norm van indirect onderscheid valt. Anders moeten we daar nog een keer juridisch leuk in een koffiepauze over doorpraten.
Hoeveel mensen werken er exact bij het Landelijk Bureau Vermiste Personen? Ik heb een brief aan uw Kamer geschreven en gezegd dat de bezetting in ieder geval kwantitatief en kwalitatief op orde is. Ik zal u in het voorjaar een brief sturen. Dan zal ik u ook meteen in die brief schrijven over AMBER Alert. Daar heb ik in de Kamer twee weken geleden iets over toegezegd aan mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dank voor de toezegging van die brief. Ik zou graag een nadere specificatie krijgen wanneer we die brief exact kunnen verwachten, ook als het gaat over AMBER Alert, want daar zit wel iets van een deadline op. Als alles al rond is, ook qua aanbesteding, dan heb ik namelijk niets meer aan die brief. Ten tweede gaat het me niet om hoeveel mensen er op papier bij het Landelijk Bureau Vermiste Personen gezeten zouden moeten zijn, maar het gaat me er met name om dat ik hoor dat er nogal wat vacatures zijn dan wel ziekteverzuim is. Dat kan altijd gebeuren, maar dat kan de slagkracht wel onder druk zetten op het moment dat er weer een acute vermissings- dan wel ontvoeringszaak plaatsvindt. Dat dus even ter achtergrond.
Minister Grapperhaus:
Dat laatste punt zal ik in ieder geval meenemen in de brief. De brief gaan we versturen zodra de aanbestedingsprocedure achter de rug is. Dan krijgt u die brief dus tussen maart en mei.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Daar ben ik niet helemaal mee akkoord want ik heb gevraagd in mijn brief naar de relatie tot Burgernet. Dat zou ik toch wel willen hebben voordat de aanbestedingsprocedure is afgesloten.
Minister Grapperhaus:
Mag ik het dan zo doen, mevrouw Kuiken, dat ik over dat aspect eerder zal schrijven? Maar die andere aspecten krijgt u tussen maart en mei. Vindt u het goed dat we het zo doen?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Misschien even ter verduidelijking want anders moet ik er straks weer tijd aan besteden dan wel moties indienen, en dat zou ik willen voorkomen. Als ik het dus goed begrijp, krijg ik een brief in maart over de bezetting bij het Landelijk Bureau Vermiste Personen, met de specifieke informatie die ik heb gevraagd, en over de hele verdere aanbesteding, maar ik krijg daarvoor, zeg maar in januari, een brief over Burgernet in relatie tot de aanbesteding die nu loopt.
Minister Grapperhaus:
We moeten het even precies formuleren. U heeft gevraagd wat eventueel de rol is van Burgernet in een dergelijke aanbestedingsprocedure. Over dat aspect kan ik u in januari een brief toezeggen. Ik zeg u ook toe dat ik tussen maart en mei met een brief kom over het bredere punt van AMBER Alert en van het Landelijk Bureau Vermiste Personen.
De voorzitter:
Ik vraag de Minister voort te gaan. In de tweede termijn kunt u een aanvulling doen, mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Maar ik mag toch twee interrupties doen in de eerste termijn?
De voorzitter:
O, ik had begrepen dat het een verlenging was. Stelt u kort uw vraag.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Nee, dit is gewoon mijn tweede interruptie en dan ben ik klaar, voorzitter. Ik snap dat dat ongebruikelijk is, maar dank voor het meewerken.
Dank voor de toezeggingen. Ik zie daarnaar uit. Door alle hectiek ben ik even mijn punt kwijt! Voor mij is het volgende nog belangrijk. We hebben allemaal het belang onderstreept en erkend van AMBER Alert. Omdat het nogal hectisch ging destijds in de mondelingen vragen die we hebben gehad, zou ik de Minister nog één keer willen horen herhalen dat hij ook van mening is dat AMBER Alert zoals we dat nu kennen moet blijven bestaan, met de slagkracht alsook de bereidwilligheid en gratis deelname van bedrijven die we daar nu bij hebben.
Minister Grapperhaus:
De functionaliteit AMBER Alert moet voortgezet worden. Ik meen zelfs dat ik in de Kamer heb gezegd, en daar kom ik niet op terug, dat het streven moet zijn om die functionaliteit nog verder te verbeteren.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dank u wel.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Minister Grapperhaus:
Mevrouw Den Boer had een vraag gesteld over de expertise, maar ik denk dat ik die al beantwoord heb.
Wat is mijn visie op het waarborgen van kennis en onderzoeksmogelijkheden? Het is belangrijk dat de docenten goed opgeleid zijn om hun vak kwalitatief goed te kunnen geven. Daarom werkt de Politieacademie al sinds enige tijd met een kwaliteitsplan en monitort ze de kwaliteit van het onderwijs ook.
Ik kom op het punt van discriminatie en integriteit. Laat ik eerst even iets zeggen in algemene zin over de personele staat van de politie. Uit de Medewerkersmonitor Opsporing blijkt dat politiecollega's hun relatie met de leidinggevende het cijfer 7 geven. 88% zegt te kunnen rekenen op hun directe collega's. Om de sociale samenhang binnen het korps verder te versterken, worden waar nodig kleinere sociale verbanden gevormd binnen de politie, binnen de basisteams. Het verzuim wordt verder breed aangepakt binnen het korps, met de nadruk op preventie en het versterken van de rol van de leidinggevende.
Kunnen we de uitstroom van mensen met een migratieachtergrond monitoren? Sinds het opheffen van de Wet samen is het voor de politie niet meer mogelijk om culturele diversiteit inzichtelijk te maken, omdat de juridische basis daarvoor ontbreekt. Tegelijkertijd hebben veel werkgevers – de politie, maar ook anderen – wel behoefte aan een vorm van inzicht in de culturele diversiteit. BZK kan dat inzicht op organisatieniveau bieden door het koppelen van databestanden, ABP en Basisregistratie Personen. Door de onomkeerbare versleutelde koppeling van een beperkte selectie van die databestanden kan de privacy worden gewaarborgd. Belangrijke voorwaarde daarbij is dat het niet op persoonsniveau herleidbaar is en enkel voor organisatiedoeleinden wordt gebruikt. Daarbij wordt heel veel zorgvuldigheid betracht vanuit BZK. De privacywetgeving blijft in ontwikkeling, dus daarnaast verkent SZW wat er juridisch en organisatorisch mogelijk is voor werkgevers om de culturele diversiteit wel inzichtelijk te maken. Ik heb begrepen dat de Minister van SZW uw Kamer dit voorjaar over de resultaten van die verkenningen gaat informeren.
De heer Azarkan (DENK):
Begrijp ik goed dat de Minister zegt: wij houden wel de instroom van mensen bij en vinden het fantastisch dat inmiddels een op de vier voldoet aan onze diversiteitsgedachte, aan de diversiteitseisen, maar wij houden verder niet bij hoeveel van die mensen dan weer uitstromen?
Minister Grapperhaus:
Het bijhouden van de instroom geschiedt bij de Politieacademie. Mensen geven op basis van vrijwilligheid aan wat hun culturele achtergrond is. Bij de uitstroom kan dat dus niet. Ik denk dat we moeten wachten tot we in maart dat bericht hebben van de Minister van SZW om te kijken of we daar andere dingen mee willen en, zo ja, hoe.
De voorzitter:
De heer Azarkan heeft nog een aanvullende vraag daarover.
De heer Azarkan (DENK):
In mijn betoog is dat een van de belangrijkste punten. Je kunt namelijk die voorgevel heel mooi aankleden en dat ziet er dan fantastisch uit. Dat wordt ook erkend. Prima dat daar inzicht in wordt getoond. Maar de achterkant is ontzettend belangrijk. Anders is het namelijk dweilen met de kraan open. Het volgen van deze groep en het ook inzichtelijk krijgen wat de motivaties zijn waardoor ze vertrekken, betekent dat de politie niet heel hard moet blijven inzetten op het aantrekken als ze aan de achterkant gewoon wegwaaien. Ik vraag daar aandacht voor. U zegt dat we dat niet goed weten. Ik weet zeker – ik heb namelijk een aantal van die mensen gesproken – dat als de vraag uitstaat of ze in gesprek willen over de reden waarom ze uitstromen, dat dan een heleboel mensen zich vrijwillig zullen melden, omdat ze de liefde hebben voor het politievak en voor de veiligheid van Nederland en ook willen dat anderen ervan leren.
De voorzitter:
De exitgesprekken. De Minister.
Minister Grapperhaus:
Overigens zijn de exitgesprekken een punt dat ik ga bespreken met de korpschef. Het gebeurt nu, maar nog niet stelselmatig. Daar speelt ook weer een punt van de al eerder gesignaleerde administratieve lasten. Dat moeten we ons wel ook even realiseren, maar ik ga dat punt zeker opnemen. Ik ga even terug naar het andere wat u zei, en dan beantwoord ik meteen ook vragen van de leden Den Boer en Buitenweg. De politie neemt extra maatregelen op het gebied van diversiteit. Daar is het programma Kracht van het verschil op ingezet. De politie streeft op landelijk niveau naar 25% instroom van medewerkers met een dubbele culturele achtergrond, die mensen dan hebben gekregen door afkomst, levens- of werkervaring. Daar zet de politie dus enorm op in. Ondertussen zet de politie ook in op het voorkomen van discriminatie binnen de politie. Daar hebben we het tijdens de begroting ook al over gehad. De korpschef heeft naar aanleiding van het aangeboden zwartboek aangegeven dat de politie daarop inzet, nog steeds blijft inzetten en zich ook aantrekt dat dit soort situaties nog steeds voorkomt. Maar we blijven natuurlijk het punt houden dat we die uitstroom op dit moment niet stelselmatig naar achtergrond in beeld kunnen brengen.
De voorzitter:
Meneer Azarkan. Ik kan u ook helpen door de Minister te vragen wanneer hij terugkomt op de exitgesprekken, zoals hij aangaf. Heeft de Minister een moment in gedachten wanneer hij de Kamer daarover informeert?
Minister Grapperhaus:
In de volgende brief kunnen we daar wat over zeggen. Dat zal in het voorjaar zijn.
De voorzitter:
In een brief in het voorjaar gaat hij in op de exitgesprekken. Dat was de vraag, meneer Azarkan? Ik heb nog een vraag van mevrouw Buitenweg.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik ben heel blij dat we toch nog gaan terugkomen op die exitgesprekken. Ik vind eerlijk gezegd de link met administratieve lasten echt een beetje onzin, want dit is gewoon een kwestie van werkgeverschap. Het bespaart je misschien daarna weer heel erg veel energie als je begrijpt hoe de organisatie nou goed in elkaar zit. Ik bedoel: het hoort gewoon bij goed werkgeverschap dat er een exitgesprek is als er sprake is van ontslag, om te weten wat iemand nog wil zeggen en wat voor soort cultuur er misschien was. Dat is wel degelijk een probleem. Ik wil de Minister vragen er iets ruimhartiger in te zijn dat de setting in de politie vaak wel degelijk een probleem is, waardoor in ieder geval een paar jaar geleden, zo weet ik uit mijn vorige functie, de uitstroom van mensen met een migratieachtergrond groter was dan de instroom. Dat maakt het dus wel lastig als u het niet controleert. Ik wil u een suggestie aan de hand doen. U zei: de Minister van SZW moet kijken óf we andere dingen doen met het monitoren van verschillen en diversiteit. Ik wil ten eerste horen van de Minister dat hij wel degelijk wil dat er een soort monitoring is. Is er dan wel een mouw aan te passen, vraag ik ook aan de Minister, als jurist...
De voorzitter:
Mevrouw Buitenweg, kunt u uw vraag even concreet maken?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ja, dan ben ik daarna door al mijn dingen heen. Je kan namelijk gewoon aan iemand vragen: hoe definieert u uw culturele achtergrond? Daarmee voorkom je heel veel juridische problemen. Ik wil hem dus vragen hier echt meer oog voor te hebben.
Minister Grapperhaus:
Ik wil daar kort over zijn. Ik zal in dat gesprek met de korpschef over de mogelijkheid van exitgesprekken – laten we de discussie over de administratieve lasten even niet voeren, want ik denk dat we daar allebei best hetzelfde over denken; ik signaleer het punt alleen – zeker ook concreet met hem praten over hoe we die discriminatie nu op een goede manier zelf kunnen blijven monitoren.
Mevrouw Den Boer (D66):
Het is natuurlijk fantastisch dat de politie op dit moment een programma heeft, Kracht van het verschil, maar ik hield in de eerste termijn ook een pleidooi voor de politie als totaal inclusieve organisatie, waar iedereen zich veilig voelt, van jong tot oud et cetera. Het gaat dus niet alleen maar om instroom en uitstroom maar ook om retentie, het behoud van mensen over heel veel vlakken en het bevorderen van de diversiteit over de hele breedte. Zou u bereid zijn om in dat gesprek met de korpschef ook te kijken naar exitgesprekken van bijvoorbeeld vrouwen of zijinstromers? Op die manier kan de totale diversiteit bekeken worden.
Minister Grapperhaus:
Een van u – ik ben even kwijt wie, excuus – kwam met de suggestie van de exitgesprekken en dat vond ik een terechte suggestie.
De voorzitter:
De heer Azarkan was dat.
Minister Grapperhaus:
De heer Azarkan kwam daarmee, dus bij dezen. Dat vond ik een terechte suggestie. U merkt ook dat ik best wat begrijp van mevrouw Buitenweg als ze wat kritisch reageert op het punt van de administratieve lasten, hoewel dat wel speelt, maar ik begrijp het. Dat zou dus breed moeten worden uitgerold, ook voor vertrekkende vrouwen en voor vertrekkende blanke mannen van boven de 50 zoals ik.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Minister Grapperhaus:
Dan de aanpak van discriminatie. In de brief van 13 juni staat dat er een werkproces is om discriminatie aan te pakken. Ik heb van u de vragen gekregen: hoeveel berispingen zijn er geweest en hoeveel agenten zijn er ontslagen? Daar is een heel intern proces voor. De teamchefs zijn daarvoor het eerste aanspreekpunt en er zijn vertrouwenspersonen ingesteld. Alle eenheden hebben een bureau Veiligheid, Integriteit en Klachten en daar worden die incidenten behandeld en worden ook de trends onderzocht.
De heer Azarkan (DENK):
Dank voor de inzet die de Minister net beschreef. Ik wil toch nogmaals aangeven dat het niet zozeer de wens is vanuit de politiek, vanuit DENK maar echt vanuit de mensen die het zelf betreft, die 26 agenten, en het zijn er nog veel meer, die zelf zeggen: we willen dat de normen stevig worden aangescherpt, dat er steviger wordt gehandhaafd maar maak het ook inzichtelijk; laat ook zien dat er gehandhaafd wordt, publiceer daar cijfers over en maak het tastbaar. Ik wil nogmaals aan de Minister vragen wat hij op dit punt gaat doen met deze aanbevelingen.
Minister Grapperhaus:
Ik heb u gezegd dat ik daar met de korpschef verder over ga praten, over hoe we nu dit soort discriminatiegevallen op de werkvloer kunnen voorkomen en hoe we daarin verder kunnen komen met elkaar. Er zijn al een aantal initiatieven vanuit de politie zelf gekomen. Er is dat boekje Assistentie collega, wat het zwartboek is gaan heten. Er zijn ook medewerkersmonitors over 2016 en 2017, die bevestigen dat het nog voorkomt op de werkvloer. Dat is altijd confronterend en het is altijd onacceptabel. Ik heb zelf in mijn eerste gesprekken met de korpsleiding vastgesteld dat men hier echt serieus mee aan de slag wil. Nou, vandaar kom ik terug op het punt. Ik ga dat gesprek aan over uw idee van de exitgesprekken en daarnaast ook over hoe we binnen de wettelijke mogelijkheden nog betere maatregelen kunnen nemen die inzichtelijkheid brengen. Maar die medewerkersmonitors geven gewoon al aan dat het voorkomt. Ieder geval, zou ik willen zeggen, is er één te veel. Punt.
Mevrouw Helder had nog een vraag over de uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens. Zoals u weet ben ik daar al uitvoerig schriftelijk op ingegaan, dus ik wil eigenlijk naar die brief verwijzen. De code geeft aan dat politiewerkers in contact met het publiek afstand moeten nemen van uitingen van onder andere levensovertuiging en religie. Een dergelijke maatregel moet noodzakelijk en evenredig zijn, omdat het de grondrechten van de medewerker beperkt. Daarom is juist gezegd dat we dit beperken tot het contact met het publiek. Ik onderschrijf in ieder geval vanuit mijn juridische interesse dat dat ook echt een hele goede, evenwichtige en proportionele oplossing is.
Mevrouw Den Boer vroeg hoe ik de integriteit bij de politie ga bevorderen. Dat is uiteraard een kernwaarde. We moeten het er heel erg snel met elkaar over eens zijn dat integriteit voorop staat. Het gaat dan om meer dan alleen maar het zich houden aan wetten en regels, het gaat ook over zorgvuldig omgaan met informatiebevoegdheden en omgangsvormen. Aandacht daarvoor is dus een continu proces. Ik wijs u erop dat niet alleen de politie daar altijd druk mee bezig is. Zelf heb ik recent het wetsvoorstel screening in consultatie laten gaan. Dat is een voorbeeld van hoe we daar verder met elkaar moeten zien te komen. Welke lessen, vroeg mevrouw Den Boer, trek ik uit de cor-kwestie? Ik denk dat ik hier hardop kan zeggen dat iedereen het met mij eens zal zijn dat wat er is gebeurd bij de centrale ondernemingsraad en waarover is gerapporteerd, zich niet mag herhalen. Waar nodig heeft de korpschef disciplinaire trajecten gestart en is aangifte gedaan. De korpschef heeft het financieel beheer en het toezicht op orde gesteld. Verder zal na de or-verkiezingen, zo heeft de korpsleiding mij bevestigd, de ondernemingsovereenkomst samen met de cor worden doorlopen en herzien. Dit moet niet nog een keer gebeuren.
Nou, de exitgesprekken heb ik denk ik besproken. Even kijken, dan ben ik denk ik toch wel door de vragen heen. Wat is de...
De voorzitter:
Ik heb nog een paar vragen staan. Ik heb nog vragen staan over de WNT en of er twee mensen zijn met een topinkomen van € 800.000. Ik heb nog een vraag staan van de heer Rutte over de cybercrime en de verhouding tussen preventie en repressie. En ik heb een vraag staan over de fysieke vaardigheid, dat 13% niet is ingepland. Dat zijn de vragen die ik nog heb.
Minister Grapperhaus:
Zal ik eerst de WNT met u doornemen? Twee functionarissen, hoe kan dat? In de WNT-cijfers over 2016 zijn ook politieambtenaren opgenomen van wie de bezoldiging eenmalig zeer hoog was in verband met een PTSS-uitkering. De reden dat die cijfers ook zijn opgenomen, heeft te maken met het begrip bezoldiging, in de zin van de WNT. Dan is er de aanstelling van de heer Welten voor advieswerkzaamheden. Er is een afspraak gemaakt waarvan dit een deel is. De afspraak was ook dat de heer Welten uit dienst treedt. De De-Paternorm is richtlijn voor het inhuren van externen. Die is in deze afspraak aangehouden. Ten slotte kan ik u vertellen dat de laatste functionarissen die bij de politie nog boven de WNT beloond werden vrijwillig akkoord zijn gegaan met per 1 januari 2018 onder het regime van de WNT te gaan vallen, met een overgangsperiode die betrekkelijk snel doorlopen wordt.
De voorzitter:
Dan had ik nog de fysieke vaardigheid. Waarom was 13% niet ingepland zonder reden? Ik stel voor dat u zo in tweede termijn even op die vraag terugkomt. En op de vraag van de heer Rutte over wat de verhouding is tussen het preventieve karakter van cybercrime en het repressieve karakter. Misschien kan hij iets duidelijker aangeven wat hij daarover wilde vragen.
De heer Arno Rutte (VVD):
Ik maakte een punt over het volgende. Als we op zoek zijn naar goede mensen met kennis op het gebied van cybercrime, weet de politie dan voldoende wat men op het gebied van repressie wil, wat men op het gebied van preventie wil, welke taken de politie zelf zou moeten doen en welke taken juist aan de markt zijn? Bedrijven moeten zelf ook preventief veel doen, en mensen ook. Is die verhouding goed in beeld? Want als je dat niet voldoende in beeld hebt, zoek je wellicht de verkeerde competenties. En de arbeidsmarkt is al zo krap. Dat had ik gevraagd.
Minister Grapperhaus:
Ik denk dat de politie dat voldoende in beeld heeft.
De voorzitter:
Komt u daar in tweede termijn even op terug? Ik vind het altijd prettig als we alle aandacht hebben voor de tweede ronde.
Minister Grapperhaus:
Op die twee vragen kom ik zo nog even terug.
De voorzitter:
Prima. Want ik geef de leden één minuut om in tweede termijn vragen te stellen. Sommige vragen zijn in mijn beeld misschien wel beantwoord, maar nog niet voldoende. Dan gaan we beginnen met mevrouw Helder van de PVV-fractie.
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. Allereerst dank aan de Minister voor de beantwoording van de vragen. Veel van mijn collega's zijn hun eerste termijn begonnen met waardering uit te spreken voor het politiekorps. Ik ben meteen in de agenda gevlogen, dus ik maak van de tweede termijn gebruik om mijn waardering ook uit te spreken namens mijn fractie voor de politie. Ik moet wel zeggen dat gaandeweg de discussie althans bij mij het idee wel een beetje werd gewekt dat het toch wel een organisatie is die etnisch profileert en die collega's discrimineert. Laat er geen misverstand over bestaan: het is een grote organisatie. Daar zijn zeker fouten die gemaakt worden. Die fouten moeten aangepakt worden. Ik heb dat in een interruptiedebat met de heer Azarkan ook gezegd. Wij waren het daarover eens: dat soort dingen moet gewoon keihard worden aangepakt. Collega's worden niet gediscrimineerd. Agenten die mensen alleen aanhouden louter op basis van huidskleur, dat is de definitie die ik vind dat de politie niet zou moeten hanteren. Daar moet tegen worden opgetreden, want dan hoor je in het korps niet thuis. Maar ik vind dat we een goed korps hebben. Er is ook geen wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat het allemaal zo verkeerd zou zijn. Sterker nog, er is een medewerkersmonitor waar mensen toch intern hun waardering uitspreken over de organisatie. Dus, voorzitter, dat is eigenlijk een beetje mijn tweede termijn. Er is wel een vraag onbeantwoord gebleven, namelijk de absolute norm. De Minister schrijft dat hij niet zou weten wat dat is. De norm die nu wordt gehanteerd, is leeftijds- en sekseafhankelijk. Bij de brandweer is dat niet zo. Ik had daarom de vraag gesteld of de Minister dat bij de politie wel wil. Zo ja, gaat hij dan onderzoeken hoe die moet luiden? Of wil hij de norm misschien beperken tot bepaalde functies? Ik kan me dat zo voorstellen voor mensen die op straat werkzaam zijn. Daar zou ik nog graag een antwoord op krijgen.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Azarkan heeft nog een vraag voor u.
De heer Azarkan (DENK):
Dat gaat over dat wetenschappelijke. Ik begrijp hieruit dat u pas dingen voor waarheid aanneemt als ze valide en betrouwbaar zijn.
Mevrouw Helder (PVV):
Nee, zeer zeker niet. Het is natuurlijk wel belangrijk als het wetenschappelijk onderbouwd is. Ik ga maar even aan de grap over het WODC voorbij. Nee, ik vind dat vooral heel belangrijk omdat het een gevoelige kwestie is. Meneer Azarkan krijgt signalen uit zijn achterban, ik uit de mijne. Ik ken een pijnlijk voorbeeld dat in de NRC heeft gestaan, met als kop «Je ziet er niet uit als een agent». De heer Azarkan weet zeker welke situatie ik bedoel. De waarheid ligt ergens in het midden. Dat heb ik ook gezegd. Het is aan het korps om dat op te lossen. Het is zeker aan de Kamer om daar regelmatig vragen over te stellen. Dat is de reden waarom ik wel heb gezegd: het zou wel fijn zijn als er een onderzoek zou zijn, liefst wetenschappelijk, omdat het zo'n pijnlijke materie is, waar de waarheid altijd in het midden ligt en we het over gevoelens van mensen hebben.
De voorzitter:
Dank u wel. Zullen we het hierbij laten? Heel kort.
De heer Azarkan (DENK):
Ik denk dat we alle vormen van discriminatie, uitsluiting en pesten met elkaar moeten willen bestrijden. Dat kan in vele vormen. Soms is dat een goed gesprek op de werkvloer. Daarin past niet iets als: het is van twee kanten of het ligt ergens in het midden. Ik vind dat het voorbeeld waarover u spreekt om een kordate aanpak vraagt. De voorbeelden waarover ik spreek, betreffen de breedte, en het gaat niet alleen om mensen uit de achterban. Nogmaals, het doel is dat we een korps hebben waar mensen zichzelf kunnen zijn en waar mensen kunnen opkomen voor de veiligheid van alle Nederlanders.
Mevrouw Helder (PVV):
Dat ben ik met de heer Azarkan eens. Dat is voor mij meteen aanleiding om mijn laatste zinnetje, dat ik vergeten was, uit te spreken: ik vind daarom het exitgesprek heel belangrijk.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Raak van de SP.
De heer Van Raak (SP):
Ik wil de Minister complimenteren. Ondanks zijn malheur weet hij zich er goed doorheen te slaan. We zullen geen dopingcontrole houden bij de deur.
Over de pensioenleeftijd hoef ik niet met de Minister te onderhandelen, want dat doen de vakbonden, maar ik wil er wel op wijzen dat er een hypotheek op ligt. Politiemannen en politievrouwen zijn ooit, op 18-jarige leeftijd, begonnen met het idee: na 40 jaar is het klaar; dan is het op. Die belofte is aan deze mensen gedaan. Ze krijgen nu te horen dat zij tien jaar langer door moeten, terwijl ze zien dat dit niet kan. Het is ook niet echt een uitnodiging voor jonge mensen om het vak in te gaan, om politieagent te worden, als je nu als jongedame of jongeman te horen krijgt dat je straks tot na je 71ste door zal moeten. Ik snap daarom wel dat er tekorten zijn.
We hebben het over etnisch profileren. Er is nog een andere vorm van profileren. Ik fiets vaak langs luxe jachthavens. Dan zie ik die jachten liggen en denk ik: hier zou ook sprake moeten zijn van profileren, van preventief onderzoek. Er is een groot tekort aan financieel rechercheurs. Vaak is er een tekort aan mensen omdat er te weinig geld is, maar het aardige van financieel rechercheurs is dat ze heel veel geld opleveren. Ik zou als advies aan de Minister willen meegeven om die jachthavens eens langs te gaan en aan allerlei andere profilerende zaken te doen. Ga heel veel financieel rechercheurs in dienst nemen.
De voorzitter:
En u gaat uw laatste zin uitspreken.
De heer Van Raak (SP):
En ga vervolgens met dat geld nieuwe agenten aannemen. Dat is een mooie marktwerking. Daar is de heer Rutte het ook van harte mee eens.
De voorzitter:
Dank uw wel. De heer Van Dam, CDA.
De heer Van Dam (CDA):
Voorzitter, ik hoop dat de heer Van Raak zich even stilhoudt. Hij heeft mij net verklapt dat hij wel een abonnement op de Donald Duck heeft. Ik heb dat niet. Dat punt wilde ik nog even maken.
Ik wil een paar dingen zeggen. In dit AO zijn de grote verbanden binnen de politieorganisatie en de weinig menselijke organisatie niet helemaal aan de orde geweest. Ik verwacht geen antwoorden van de Minister, maar ik wil hem daar toch op wijzen. Ik denk dat er enorm veel gewonnen kan worden binnen de politie als chefs, personeelsfunctionarissen en dergelijke zich wat directer bij elkaar organiseren en hun meer regelruimte wordt gegeven, om zo weer met de menselijke maat dingen te doen. Daarmee is veel te winnen.
Ik dank de Minister voor de toezegging van een extra brief over de verdeling van de 480 fte. Ik wijs daarbij op de toezegging die hij bij de begrotingsbehandeling heeft gedaan dat hij later in het voorjaar met een brief komt over de ontwikkeling van de personele sterkte in de komende drie, vier jaren.
Ik dank hem ook voor de toezegging om geen onomkeerbare stappen op het vlak van beheer te doen.
Over dat laatste wil ik nog iets zeggen, namelijk over de omgang tussen Minister en Kamer. Ik hecht eraan om nog een keer te zeggen dat er, als het aan het CDA ligt, inderdaad ruimte komt voor het politiemanagement en voor alle politiemensen om die toko te draaien. Daarbij hoort dat er – het is verdorie onze politie, de macht die het geweldsmonopolie heeft – op dat beheer een adequaat toezicht is.
De voorzitter:
Dank u wel. U bent door uw tijd heen.
De heer Van Dam (CDA):
Dat wilde ik nog een keer benadrukken.
De voorzitter:
Mevrouw Den Boer.
Mevrouw Den Boer (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording van de vele vragen. Er is ongetwijfeld veel werk aan de winkel.
Ik wil hem toch nog even vragen naar zijn verhaal over social media en dat hij in gesprek is met de politie over een kader en de privacynaleving. Kan de Minister mij vertellen wanneer hij de Kamer daarover verder informeert? Dat zouden wij graag willen weten, want het is ongetwijfeld heel belangrijk, ook voor het brede publiek, om te zien hoe de politie hiermee omgaat.
Ten tweede had ik nog een vraag gesteld over de hbo-instroom; ik was onvoldoende alert daarnet. 20% is uw streven. Wanneer kunt u de Kamer concreet informeren over de streefcijfers en wanneer die worden gehaald?
Tot slot de kennis- en onderzoeksfunctie. Ik vond uw beantwoording daarover wat dun, Minister. U had het over docenten. Dat is allemaal hartstikke goed, maar het gaat hier over onderzoek bij de Politieacademie. Daar wil ik graag nader antwoord op.
De heer Van Dam (CDA):
Mevrouw Den Boer, ik hoor u nou voor de zoveelste keer praten over de hbo-instroom bij de politie. Bent u het niet met mij eens dat ook mbo'ers er tot in lengte van jaren hun plek vinden en met name in de basisteams en in het contact met de burger goud waard zijn?
Mevrouw Den Boer (D66):
Dank u wel voor deze vraag. We zien dat niet alleen de samenleving, maar ook de criminaliteit en andere vormen van onveiligheid steeds complexer en ingewikkelder worden. Dat vraagt om een heel goede beantwoording en een slimme en slagvaardige politie. Daar hebben we gewoon hbo-opgeleid personeel voor nodig. Bovendien moet de politie een afspiegeling zijn van de samenleving, die steeds beter opgeleid is en steeds verder geëmancipeerd raakt.
De heer Van Dam (CDA):
U hebt een prachtig antwoord, maar dat hoort bij de vraag: bent u fan van hbo'ers bij de politie? Mijn vraag was: bent u ook fan van mbo'ers bij de politie?
Mevrouw Den Boer (D66):
Uiteraard. Sowieso blijft er naast die 20% hbo'ers, die hopelijk gehaald wordt, nog 80% mbo'ers bij de politie. Bovendien sluit ik niet uit dat hbo'ers zelf gewoon als agent in de wijk zullen functioneren en met hun poten in de modder blijven staan.
De voorzitter:
De heer Azarkan, die daarna heel snel weg moet omdat hij een technische briefing moet voorzitten.
De heer Azarkan (DENK):
Dank, voorzitter. Dank aan de Minister en zijn ondersteuning voor de beantwoording, ook omdat hij gister al behoorlijk ziek was en aan de trachitol zat, maar vandaag gaat hij weer door. Dank ook aan de collega's. We zullen ongetwijfeld nog vele debatten met elkaar voeren, maar ik voel en proef in deze commissie heel sterk de wil om samen, op basis van feiten, te kijken hoe we een korps kunnen bouwen en de faciliteiten kunnen bieden zodat men optimaal onze veiligheid kan garanderen. Rest mij u slechts een prachtige kerst te wensen voor wie kerst viert. Mocht ik u af en toe een klein beetje krabben, bijten of schoppen, dan doe ik dat uit pure affectie. Dank!
De voorzitter:
Dank u wel! De heer Rutte.
De heer Arno Rutte (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de Minister voor de antwoorden. Goed dat hij aan de slag wil met het in een breder programma terugdringen van de administratieve lasten waar agenten mee te maken hebben, zo heb ik begrepen. Ik hoop dat hij dan ook echt bereid is om te kijken wat in de praktijk last oplevert. Ik noemde drie voorbeelden van heel praktische dingen. Soms kan het oplossen daarvan heel veel ellende oplossen, nog afgezien van de grote programma's die plaatsvinden.
Tot slot de drugstesten. Ik vind het prima om te wachten tot januari en het gesprek met het NFI af te wachten. Dat is van belang. Het NFI is inderdaad een gewaardeerd instituut. Het punt is wel dat er nu problemen zijn en dat hier, anders dan de heer Van Raak suggereert, niemand zegt: we moeten uitbesteden aan dure commerciële bureaus. Ik constateer dat er in Nederland vele laboratoria zijn, commercieel en niet-commercieel, die op gestandaardiseerde, uitstekende wijze dit soort bloedtests kunnen doen. Ik roep de Minister op om heel goed het gesprek te voeren over wat het NFI het beste zelf kan doen en wat je beter, efficiënter en voordeliger buiten de deur kunt doen. Dat is in het belang van het NFI en van de drugtests in Nederland. Als hij dat wil meenemen, ga ik daar voor nu mee akkoord.
De voorzitter:
Ik kijk naar de Minister. Heeft hij een minuutje nodig om zich te herpakken voor alle antwoorden? Nee? Gaat uw gang.
Minister Grapperhaus:
Over de social media nog even dit: aanwijzing en opsporing in het kader van burgervoorlichting gebeurt onder gezag van het OM. Wij zullen in het voorjaar – dat zal in mei worden – een brief sturen aan uw Kamer waarin we nog een paar andere onderwerpen meenemen maar ook dit zullen oppakken.
Dan de jachthavens. Die zitten in ons programma ondermijning. Daar krijgt u eind januari een brief over. We investeren ook in FinEc.
Dan de onderzoeks- en kennisfunctie van de Politieacademie. Die is bij uitstek geborgd in de wet, zowel in de organisatie van de Politieacademie als budgettair voor extern onderzoek.
Waarom, zo vroeg mevrouw Helder volgens mij, geen absolute norm? Door de verschillende soorten werkzaamheden is het niet goed mogelijk in de politiepraktijk een absolute norm te stellen. Bij de brandweer geldt overigens ook een relatieve norm, behalve voor bepaalde aspecten zoals de normtijd. Ik zie in de politiepraktijk geen aanleiding om de normstellingen te gaan wijzigen.
Waarom wordt er niet zonder reden deelgenomen aan de FVT? Dat wordt niet geregistreerd. Daarom weten we dat niet. Door de uitrol van onder andere een prestatietest worden leidinggevenden adequaat geïnformeerd over de realisatie van de verplichtingen van medewerkers, zodat ze in ieder geval gerichter kunnen sturen.
Dan nog de vraag van de heer Rutte over specialisten voor cyber, FinEc en ondermijning. Het kabinet trekt geld uit voor cybersecurity. Uit de investering van 267 miljoen en met het wetsvoorstel Computercriminaliteit III wordt verder geïnvesteerd in de cybercrimeaanpak. De politie weet heel goed – dat was uw vraag – welke competenties daarbij nodig zijn.
Dan heb ik volgens mij... Oh, de audit en hbo? Over audit is eigenlijk niet echt een vraag gesteld.
De voorzitter:
Er is een extra zorg overgebracht en gevraagd of u die herkende.
Minister Grapperhaus:
Ik wil toch nog een keer tegen de heer Van Dam zeggen dat ik helemaal, laat ik het positief formuleren, het streven van de Kamer deel dat... Laat ik het zo zeggen: als we in mei over Kuijken gesproken hebben, moeten we uit elkaar gaan met het gevoel dat het toezicht helemaal goed geborgd is bij de politie. Dat moet het streven zijn.
Ik dacht dat ik de vraag over hbo ook beantwoord had.
De voorzitter:
Ik dank de Minister voor de beantwoording in tweede termijn. We hebben een aantal toezeggingen genoteerd.
– De Minister zegt toe nadere informatie over de verdeling van de extra fte's over de regio's, het overleg met de bonden, het ziekteverzuim in de politieorganisatie, de capaciteit van het NFI en de mogelijkheid tot het voeren van exitgesprekken in het voorjaar aan de Kamer te zenden.
– De Minister zegt toe in januari 2018 de Kamer een brief te zenden over de relatie tussen Burgernet, AMBER Alert en de lopende aanbestedingsprocedure in dezen. In de periode tussen maart en mei 2018 volgt een brief over de AMBER Alertfunctionaliteit en de personele bezetting van het Landelijk Bureau Vermiste Personen.
– De Minister zegt toe in de brief die voor het voorjaar is toegezegd ook in te gaan op de bescherming van de privacy van burgers in het kader van de opsporing.
– De Minister komt in januari met nadere informatie inzake de aanpak van ondermijning.
Dat laatste wisten wij al. Oh, mevrouw Helder?
Mevrouw Helder (PVV):
Eind januari komt ook een brief naar de Kamer naar aanleiding van het gesprek met het NFI over alcohol- en drugscontroles, zoals is toegezegd.
De voorzitter:
Ja, absoluut. Dat was toegezegd. En mevrouw Den Boer?
Mevrouw Den Boer (D66):
Miste ik nog de toezegging over de social media?
De voorzitter:
Nee, die heb ik genoemd. Maar dat is altijd een beetje ingewikkeld: we herhalen eigenlijk alleen de toezeggingen wanneer het gaat over een aanvullende brief die naar de Kamer komt. Een algemene toezegging herhalen we meestal niet. Dus als u echt moet opletten of er nog een stuk over komt, formuleren wij een toezegging.
Ik dank de Minister en wens hem beterschap. Ik dank ook de ambtenaren en iedereen die vandaag op de tribune zat.
Het is wel boeiend dat we dit debat hebben gevoerd zonder aanwezigheid van de politie in uniform, die er altijd is. Maar er was zo veel kracht in de zaal dat het zo goed was.
Sluiting 13.04 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29628-755.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.