29 628 Politie

Nr. 745 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 november 2017

Op 20 november jl. oordeelde het College voor de Rechten van de Mens (hierna: CRM) over een klacht van een politiemedewerkster over het niet mogen dragen van een hoofddoek in combinatie met het uniform.

Het CRM erkent uitdrukkelijk de legitimiteit van de Gedragscode lifestyleneutraliteit en het belang van een neutrale, uniforme uitstraling van de politie. Tegelijkertijd oordeelt het CRM dat in deze individuele zaak door de politie jegens verzoekster verboden onderscheid is gemaakt op grond van godsdienst.

Het CRM geeft in zijn oordeel aan dat de politie in deze zaak onvoldoende kon onderbouwen waarom het dragen van een hoofddoek in combinatie met het politie uniform niet was toegestaan. Het CRM stelt dat het doel van een onpartijdige uitstraling slechts in geringe mate aan de orde zou zijn gelet op het administratieve karakter van de werkzaamheden van verzoekster. Dit baseert het College onder meer op het gegeven dat de politie de verzoekster wel had toegestaan de hoofddoek te dragen in combinatie met burgerkleding en daarmee afweek van de gedragscode lifestyleneutraliteit.

Ik hecht eraan te benadrukken dat de politie onverminderd neutraal blijft in haar publiekscontacten. De Gedragscode lifestyleneutraliteit die voor de politie geldt, stelt dat een politieambtenaar die publiekscontact heeft een neutrale uitstraling dient te hebben.

De neutrale uitstraling van politieambtenaren is in het belang van diens gezag en veiligheid in het optreden. In de gedragscode is vastgelegd dat in contacten met het publiek zichtbare uitingen van onder andere levensovertuiging en religie niet zijn toegestaan. Deze gedragscode lifestyleneutraliteit is in 2011 na een breed adviestraject met inbreng van de politie, vakbonden en lokaal gezag door mijn ambtsvoorganger vastgesteld.

De korpschef zal deze individuele zaak verder bestuderen en het CRM voor 18 december 2017 voorzien van een reactie op het oordeel.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven