Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 88, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 88, item 3 |
Vragen van het lid Tellegen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat de minister in strijd handelt met de wet over spermadonoren.
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Tellegen namens de VVD voor haar vraag aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die ik ook van harte welkom heet, over het bericht dat de minister in strijd handelt met de wet over spermadonoren. Het woord is aan mevrouw Tellegen namens de VVD.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Voorzitter. Je zal maar een puber zijn van 16 jaar oud. Je bent in de meest kwetsbare fase van je leven. Je bent gelukkig in het gezin waar je bent opgegroeid, maar toch begint de interesse in je biologische vader, je donorvader, te groeien. Je wilt informatie over hem. Misschien wil je wel echt weten wie hij is, weten hoe hij eruitziet, waar hij woont. Op die manier begrijp je dus ook een stuk beter wie je zelf bent. Je zelfbeeld wordt op die manier misschien wel compleet. En dus raadpleeg je het register waarin alle donorvaders te vinden zijn. Je gaat op zoek naar je echte vader, maar je vindt hem niet. Je hebt het recht om te weten wie hij is, maar je kunt hem niet traceren. Hoe naar is het voor een kind als dat gebeurt? Die onzekerheid wil je een puber gewoon niet aandoen. Niet voor niets hebben we daarom de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting. Niet voor niets hebben we het recht van het kind vastgelegd om altijd zijn of haar biologische vader te kunnen traceren.
Nu blijkt uit de tweede evaluatie van die wet dat er een paar zaken grondig misgaan. De conclusies van het rapport zijn niet mals. Het is niet zeker dat alle donorkinderen informatie krijgen over hun donor, terwijl zij daar volgens de wet wél recht op hebben. Er wordt niet gecontroleerd of het register met gegevens van donoren compleet is en of de gegevens juist zijn. De mogelijkheid voor traceerbare spermadonoren van voor 2004 om nu alsnog anoniem te worden, gaat tegen deze wet in. De hoofdconclusie is dus dat minister De Jonge handelt in strijd met de wet. Hierdoor is het totaal onzeker of alle kinderen die daar recht op hebben, daadwerkelijk de informatie zullen krijgen.
Een paar vragen. De minister gaf aan dat hij na de zomer met een reactie komt. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat er zo snel mogelijk niet meer in strijd met de wet gehandeld wordt en het register op orde komt en compleet is? Heeft de minister een beeld om hoeveel kinderen het eigenlijk gaat? Zijn alle kinderen of hun ouders geïnformeerd door het ministerie dat deze rechtsonzekerheid is ontstaan? En belangrijker nog: hoe gaat hij ervoor zorgen dat de mannen die hun sperma gedoneerd hebben, maar bij nader inzien toch anoniem wensen te blijven, alsnog traceerbaar worden, zodat die kinderen hun mogelijke vader kunnen terugvinden?
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de minister.
Minister De Jonge:
Voorzitter, dank u wel. Het is terecht dat mevrouw Tellegen met name onderstreept hoe belangrijk het voor iedereen is om te weten van wie hij afstamt en hoe noodzakelijk het is om de onzekerheid die er kan zijn bij kinderen, bijvoorbeeld als ze net 16 worden, weg te nemen. Dat was namelijk de achtergrond van de Wet donorgegevens uit 2004. Uit de tweede evaluatie komt een gemengd beeld naar voren. Enerzijds gaat er een aantal dingen beter, maar er worden ook een paar pittige conclusies getrokken, die mevrouw Tellegen ook noemt.
Op een tweetal punten blijkt een en ander niet in overeenstemming met de wet te zijn, zegt de onderzoekscommissie. Het eerste punt gaat over geheimhoudingsverklaringen. Ook als er een geheimhoudingsverklaring is ondertekend, moeten er wel degelijk persoonsidentificerende gegevens van de donor worden geregistreerd. Dat maakt controle en toezicht beter mogelijk. Het tweede punt is eigenlijk het meest principiële punt. Dat gaat namelijk over de vraag of donoren van voor 2004 die eerder hebben aangegeven bekend te willen zijn en nu het verzoek krijgen om hun gegevens openbaar te maken, inderdaad alsnog de mogelijkheid zouden hebben om te switchen van bekend naar anoniem. De commissie zegt: dat lijkt in strijd met de strekking van de wet, en de minister zou zich moeten beraden op deze kwestie.
Ik ben bereid om me inderdaad opnieuw te beraden op deze kwestie. Ik geef daarbij wel aan dat er natuurlijk eerder discussie is geweest over dit punt — het is overigens ook deel van een rechtszaak die op dit moment loopt — en dat deze uitleg van de wet daarbij wel bewust is gekozen, omdat de wet naar opvatting van het kabinet tot op heden geen onderscheid maakt tussen bekende en anonieme donoren in de overgangsregeling. Tegelijkertijd snap ik natuurlijk hoe groot de frustratie kan zijn als een donor die eerder geen geheimhoudingsverklaring heeft ondertekend en wordt benaderd met de vraag "zou je je bekend willen maken?", op dat moment zegt: nou, liever niet. Dat mag wellicht op basis van de wet, maar is buitengewoon onwenselijk in het kader van de strekking van die wet. Dat de commissie tot dit oordeel is gekomen, is voor mij aanleiding om mij opnieuw juridisch te laten adviseren over deze kwestie. Ik wil dat doen door mij onafhankelijk juridisch te laten adviseren en dat advies ook te gebruiken in de beleidsreactie die ik na de zomer aan de Kamer zal geven.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Evaluaties zijn er niet zomaar; die voeren we uit om te kijken of een wet functioneert of niet. Dit is de tweede evaluatie. De eerste evaluatie van deze wet was al best stevig. Een hoop aanbevelingen uit die eerste evaluatie zijn niet overgenomen. Nu vinden we hier een tweede evaluatie, die opnieuw best wel stevige conclusies trekt. Ik begrijp dat de minister daar een genuanceerd antwoord op heeft, maar voor een heleboel kinderen is er op dit moment onzekerheid over de vraag of zij hun vader überhaupt wel in het register kunnen terugvinden. Dat register is schijnbaar niet compleet; dat is het eerste probleem. Het tweede is dat een heleboel vaders aanvankelijk bereid zijn geweest om met naam en toenaam in dat register geregistreerd te worden, maar bij nader inzien hebben bedacht dat ze toch liever anoniem blijven. De gehele strekking van de wet is juist bedoeld om die kinderen zekerheid te geven. Ik zou de minister dus toch willen oproepen om sneller dan dit najaar met een reactie aan de Kamer te komen waarin hij aangeeft hoe hij op de korte termijn, op dit moment, meer zekerheid en antwoord gaat bieden aan die kinderen die op dit moment niet weten hoe het zit.
Minister De Jonge:
Kinderen die niet weten hoe het zit, kunnen gewoon een verzoek indienen bij de stichting. De stichting heeft de taak om de gegevens zo snel mogelijk boven tafel te halen bij de fertiliteitskliniek. De kwestie waar mevrouw Tellegen terecht op wijst, is dat er een overgangsregeling in de wet zit. Die overgangsregeling maakt geen onderscheid tussen bekende en anonieme donoren van voor 2004. Het is juridisch gezien niet eenvoudig om die situatie te overrulen. De donoren van toen zijn donor geworden in de wetenschap dat het anoniem zou blijven, onder die condities. Als je dat zou doorbreken, zou je eigenlijk met terugwerkende kracht die wettelijke situatie wijzigen. Daarom is tot op heden de oplossing geweest om alle donoren te benaderen met dat verzoek.
Daarbij is het inderdaad een aantal keren voorgekomen dat donoren die op zichzelf genomen voor 2004 geen geheimhoudingsverklaring hadden ondertekend, op het moment dat het verzoek kwam, aangaven dat ze toch anoniem wilden blijven. Dat wringt natuurlijk. Dat wringt met de bedoeling van de wet, namelijk om de anonimiteit juist te doorbreken. Natuurlijk is dat pijnlijk voor degenen die het betreft, maar zoals ik de wet tot op heden in ieder geval heb geïnterpreteerd, is dat wel zoals de wet uit te leggen is. Maar de commissie adviseert niet voor niks dat dit in strijd lijkt met de bedoeling van de wet. Daarom denk ik ook dat het goed is als ik de aanbeveling op dit punt van de commissie gewoon volg. De commissie zegt niet: verander dat; verander de wet. Nee, de commissie zegt: beraad u opnieuw op deze kwestie. Dat wil ik dus inderdaad doen. Ik wil mij opnieuw op deze kwestie beraden om te kijken of we de uitvoeringspraktijk meer in lijn kunnen krijgen met de bedoeling van de wet. Er loopt een rechtszaak, maar dat duurt te lang. Ik zal me daarop dus sneller opnieuw moeten beraden. Daarvoor zal ik wel onafhankelijk juridisch advies nodig hebben.
De voorzitter:
Dat heeft u gezegd, ja.
Minister De Jonge:
Dat is ook de reden dat ik niet onmiddellijk heb gereageerd met een beleidsreactie, maar die tot na de zomer heb uitgesteld. Ik denk dat ik die tijd echt wel eventjes nodig heb.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Ik begrijp de minister maar ik begrijp hem ook niet. Want deze evaluatie is niet zomaar gemaakt; daar is om gevraagd. En het is nu de tweede evaluatie die kritisch is. Ik begrijp dat er onafhankelijk juridisch advies moet worden ingewonnen; het zal allemaal zo zijn. Maar op dit moment bestaat er voor een heleboel kinderen die potentieel hun vader willen zoeken in dat register, onzekerheid over hoe het zit. Hoe gaat de minister op kortere termijn dan pas dit najaar, al een gebaar naar deze kinderen maken van: luister, ik ben ermee bezig, het gaat om zo veel gevallen en dit is wat ik van plan ben? Ik wil meer actie en ik wil snellere actie, omdat ik enerzijds begrijp dat het hier om complexe materie gaat, maar anderzijds vind dat deze evaluatie niet zo zachtzinnig is opgeschreven dat je zegt: nou, daar ga ik me nog eens op beraden. Nee, het is heel duidelijk wat er moet gebeuren.
Minister De Jonge:
Ik waag toch te betwijfelen of dat met die stelligheid gezegd kan worden op basis van dit evaluatierapport. Er staat dat het in strijd lijkt te zijn met de strekking van de wet. Dat begrijp ik ook; dat lichtte ik net toe. De aanbeveling wordt gedaan dat ik mij opnieuw op deze kwestie beraad. Stel je nou eens voor dat ik hier vanmiddag tegen u zou zeggen: prima, dan maken we al die gegevens openbaar. Dat leidt ook tot rechtszaken, waarin dan mogelijkerwijs de donor in het gelijk wordt gesteld, waardoor je weer een nieuwe teleurstelling creëert. Natuurlijk, de gegevens moeten zo snel als mogelijk boven tafel. Ieder kind heeft de mogelijkheid om z'n afstamming na te gaan. Daar is die stichting voor; dat is haar taak en die doet dat zo snel mogelijk. Dat gebeurt allemaal ook. Maar voor die moeilijke kwestie van de donoren van voor 2004 heb ik echt eventjes de tijd nodig om mij opnieuw te beraden op die kwestie. Daarmee volg ik precies wat de commissie mij adviseert.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik wil mevrouw Tellegen graag van harte ondersteunen op dit punt. Er moet hierin zo snel mogelijk duidelijkheid komen. De minister heeft gezegd "na de zomer" maar niet precies wanneer. Wanneer is het in ieder geval uiterlijk te verwachten? En als het een schemergebied zou blijven, ook na onafhankelijk juridisch onderzoek, zou het dan niet toch, gelet op de strekking van de wet, ook een goede zaak zijn om ten voordele van de donorkinderen te kiezen?
Minister De Jonge:
Ik ben geneigd om ja te willen zeggen op die vraag. Dat heb ik, denk ik, zojuist ook duidelijk gemaakt in de richting van mevrouw Tellegen. Ja, ik ben inderdaad geneigd om te willen kiezen in lijn met de strekking van de wet, namelijk het doorbreken van de anonimiteit. Daar was die wet namelijk voor bedoeld. Tegelijkertijd maakt de overgangsbepaling die op dit moment in de wet staat, geen onderscheid tussen anonieme of bekende donoren van voor 2004. Kortom, het toestemmingsvereiste geldt voor alle donoren van voor 2004. Op het moment dat je dat zou doorbreken, riskeer je natuurlijk ook rechtszaken, en die rechtszaken kunnen een teleurstellende uitkomst hebben. Wat ik wel begrijp van u, en zeker van mevrouw Tellegen, is dat u zegt: ga daar nou niet nog maanden op zitten studeren; doe dat zo snel mogelijk en geef zo snel mogelijk duidelijkheid. Dat wil ik ook doen, maar ik wil het ook goed en grondig doen, omdat een juridisch advies waar je vervolgens niet op kunt staan en dat geen stand houdt bij de rechter, ook weer tot nieuwe teleurstelling leidt. Ik wil het dus zorgvuldig doen, maar ik ga er geen dag langer over nadenken dan strikt genomen nodig is.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ook ik onderstreep het belang van snelheid en zorgvuldigheid. De minister heeft gesproken over de overgangsperiode. Donoren hebben toen aangegeven dat ze anoniem willen zijn, waar ze dat eerder niet hadden aangegeven. Dat was de situatie rond 2004. Ook nu nog is het mogelijk voor donoren om zwaarwegende redenen aan te geven waarom ze alsnog anoniem willen worden. Niemand weet wat die zwaarwegende redenen zijn en niemand weet wie dat dan gaat vaststellen. Ik vind dat buitengewoon ingewikkeld. Is er nou niks zo zwaarwegend als het belang van de donorkinderen? Dat is mijn vraag aan de minister: wil hij het belang van de donorkinderen als meest zwaarwegend vooropstellen in zijn reactie op deze evaluatie?
De voorzitter:
De minister. Concrete vraag, concreet antwoord.
Minister De Jonge:
Uiteraard, zou ik willen zeggen, want daar was de hele wet op gericht. Ook de aanbevelingen van de evaluatiecommissie zijn daar zeker op gericht. Uiteraard wil ik dat als leidraad nemen, juist in mijn beleidsreactie. Ik zal dat op het punt dat u noemt, namelijk wat die zwaarwegende redenen eigenlijk kunnen zijn en wat er zwaarwegender is dan het belang van een jongere om te weten van wie hij afstamt, graag doen.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Kinderen hebben gewoon het recht om te weten waar ze vandaan komen. Daarvoor is een betrouwbaar register nodig. Het is in ieder geval goed dat de minister opnieuw naar de juridische weging gaat kijken. Maar er komt ook naar voren dat gegevens vaak niet worden gecontroleerd. Dat betekent sowieso dat het register dus niet betrouwbaar is. Engelsen zouden zeggen: rubbish in is rubbish out. Hoe gaat de minister zorgen dat je kunt vertrouwen op de gegevens die worden ingevoerd, en dat je niet zestien jaar later alsnog een probleem hebt?
Minister De Jonge:
De evaluatiecommissie wijst op één punt, namelijk dat geheimhoudingsverklaringen op dit moment worden geregistreerd zonder persoonsidentificerende gegevens, zoals dat heet. Om het toezicht op de adequaatheid van geheimhoudingsverklaringen beter te organiseren, is het volgens de commissie nodig om de persoonsidentificerende gegevens ook in het geval van geheimhouding gewoon te registreren. Anders maak je toezicht niet eenvoudig mogelijk. De commissie zegt dat dit punt in lijn met de wet moet worden gebracht. Op dat punt heb ik dus actie te nemen. Het zal ook, zo voorspel ik alvast, in de beleidsreactie van het kabinet te vinden zijn dat we daar een correctie hebben aan te brengen. Overigens is een fertiliteitskliniek natuurlijk voorwerp van onderzoek door de inspectie.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Het recht op afstammingsgegevens is belangrijk. Volgens mij is daar geen discussie over mogelijk. Maar ik snap dat de minister zegt dat zorgvuldigheid belangrijk is en dat ook gekeken moet worden naar wat mogelijk is. Ik sluit me dan ook aan bij de mooie vraag van de ChristenUnie dat snelheid belangrijk is, maar niet ten koste mag gaan van zorgvuldigheid.
Ik heb nog wel een vraag aan de minister. Als hij, waarschijnlijk na de zomer, met een reactie komt, wil hij dan ook kijken naar de internationale ervaringen? De situatie is natuurlijk heel Nederlands, maar er zijn heel veel landen bezig met het maken van een slag van anonieme naar niet-anonieme donoren. Wellicht kunnen we daar wat van leren. En misschien is de minister bereid om daarin bijvoorbeeld ook geadopteerden mee te nemen, die ook vaak de behoefte hebben om te weten van wie ze afstammen, want ook in Nederland zijn er afstandsouders en afstandskinderen. Kan de minister dat ook in zijn reflectie meenemen?
Minister De Jonge:
Ja, ik wil internationale ervaringen zeker meenemen. Als je kijkt naar hoe Nederland zich verhoudt tot het buitenland, dan zie je dat dit in een aantal Europese landen nog steeds niet geregeld is. Kun je nagaan. Maar er zullen zonder twijfel ook een aantal internationale voorbeelden te vinden zijn waarvan we juist wel kunnen leren. Dat doe ik dan ook graag.
Bij adoptie geldt dat het FIOM betrokken is bij afstammingsonderzoek of de hulp daarbij. Dat is dezelfde organisatie die betrokken is bij afstammingsonderzoek bij donatie en donatiegeschiedenissen. Kortom, ik wil dat er zeker graag bij betrekken. Hoewel het op zichzelf genomen een ander dossier is, is afstamming wel de rode lijn bij dit thema.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik hoor de minister verantwoordelijkheid nemen voor de weloverwogenheid van de wet. Daar zit volgens mij al heel veel weloverwogenheid in, maar ik snap dat hij er nog even over na wil denken. Maar niet te lang. De minister is echter ook verantwoordelijk voor de instantie die het register beheert en de wet uitvoert. Als ik het evaluatierapport lees, schrik ik daar nogal van. Er is nauwelijks toezicht en er gebeuren heel veel dingen niet. Wat gaat de minister doen om de betrokken stichting de wet, zoals die er gewoon al ligt, goed uit te laten voeren? En zijn er nog consequenties verbonden aan het feit dat het nu eigenlijk een beetje sloppy gaat, om het maar even in het Engels te zeggen?
Minister De Jonge:
De evaluatiecommissie is inderdaad ook kritisch op de stichting, de uitvoering door de stichting en het toezicht op de stichting. Dat betekent dat wij, zoals mevrouw Tielen zegt, op dat punt met de stichting in overleg te treden hebben en actie zullen moeten ondernemen. Ook daarop kom ik terug. Ik denk dat het, gegeven alle wensen voor snelheid maar ook het begrip voor zorgvuldigheid, goed is als ik toezeg dat ik uiterlijk in september met een beleidsreactie kom, zodat we dan ook verder in debat het vervolg kunnen bespreken.
De voorzitter:
Dank u wel.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20182019-88-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.