19 Pleegzorg/gezinshuizen

Aan de orde is het VAO Pleegzorg/gezinshuizen (AO d.d. 16/05).

Voorzitter: Tellegen

De voorzitter:

Aan de orde is een VAO Pleegzorg/gezinshuizen. Een hartelijk welkom aan de minister. Ik geef het woord aan de heer Voordewind, die met zijn collega's heeft afgesproken dat hij als eerste het woord mag voeren.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de collega's hiervoor. Ik moet een buitenlandse delegatie ontvangen.

Voorzitter. Ik houd het kort. Ik heb één motie voor de minister, omdat dat punt niet werd beantwoord tijdens het AO. Ik heb het dan maar in de motievorm gedaan en hoop op een gunstig oordeel van de minister.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat om de ambities van de Jeugdwet en de transformatie te realiseren, er voor enkele duizenden kinderen en jongeren een gezinsgericht alternatief moet komen voor de residentiële jeugdhulp;

overwegende dat de uitstroom uit de residentiële jeugdhulp gekoppeld moet worden aan de instroom van gezinsgerichte werkers en daarmee de ontwikkeling van nieuwe gezinsgerichte vormen van jeugdhulp;

van mening dat deze transformatie gebaat is bij opleidings- en omscholingstrajecten, om te zorgen voor de juiste deskundigheid en om aan te sluiten bij de nieuwe kwaliteitscriteria;

verzoekt de regering in overleg met de sector te bezien hoe jeugdhulpprofessionals met opleidings- en omscholingstrajecten toegerust kunnen worden om meer gezinsgerichte jeugdhulp te bieden, met het oog op het realiseren van meer gezinsgerichte voorzieningen, en dit mee te nemen bij de uitwerking van het actieplan gezinshuizen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 658 (31839).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. In het debat ging het over het werven van pleegouders, maar ook over het behouden van pleegouders. Een heel aantal pleegouders stopt, bijvoorbeeld omdat er onduidelijkheid is over de kosten. Het is eigenlijk niet wenselijk, vinden wij, dat de ene gemeente bijvoorbeeld wel een fiets betaalt en de andere gemeente niet. Om meer duidelijkheid te krijgen daarover, dien ik deze eerste motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er tekorten zijn aan pleegouders en dus de huidige pleegouders behouden moeten blijven en nieuwe moeten worden geworven;

constaterende dat pleegouders naast de pleegvergoeding een toeslag en een vergoeding voor bijzondere kosten kunnen krijgen, maar dat het onduidelijk is welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen;

overwegende dat de onduidelijkheid en soms ontoereikende vergoedingen het pleegouderschap onaantrekkelijk maken;

verzoekt de regering, samen met gemeenten, richtlijnen op te stellen en daarin te expliciteren welke zaken betaald moeten worden uit de pleegvergoeding en welke zaken en bedragen vallen onder de toeslag en de vergoeding voor bijzondere kosten, met behoud van de mogelijkheid tot maatwerk;

verzoekt de regering tevens met de gemeenten en pleegzorgorganisaties afspraken te maken over de naleving hiervan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 659 (31839).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Mijn tweede en laatste motie gaat over het betrekken van jongeren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek van de NVP blijkt dat bijna de helft van de pleegzorgorganisaties geen faciliteiten heeft voor het op enige manier hoorbaar maken van de stem en mening van pleegjongeren;

overwegende dat veel pleegzorgorganisaties zoekende zijn hoe ze pleegjongerenparticipatie het beste vorm kunnen geven;

overwegende dat het noodzakelijk is om met jongeren uit de pleegzorg te spreken om de kwaliteit van de pleegzorg te verbeteren;

verzoekt de regering samen met NVP, JongWijs, jongeren en pleegzorgorganisaties nader te onderzoeken op welke manier pleegjongeren effectief een stem kunnen krijgen;

verzoekt de regering tevens pleegzorgorganisaties te ondersteunen en afspraken te maken met als doel dat zij ervoor zorgen dat de stem van jongeren gehoord wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 660 (31839).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik heb nog een laatste verzoek aan de minister. Bijna een jaar geleden is er een motie van ons aangenomen die vraagt om duidelijkheid over belastingen en toeslagen. De minister zou na de zomer met een brief komen. Ik verzoek hem om die brief echt kort na de zomer naar ons toe te sturen, omdat het wat ons betreft enige haast heeft. Dan kunnen we hierna weer snel verder praten over het onderwerp.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Agema van de PVV.

Mevrouw Agema (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een gezinshuis zo veel mogelijk een normaal thuis zou moeten zijn;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat gezinshuizen niet aangemerkt worden als instelling en er alleen gecontroleerd zal worden op zorginhoudelijke criteria,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 661 (31839).

Tot slot mevrouw Kuiken van de PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Ook ik heb één motie, de motie meeleefgezin.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de pleegzorg momenteel onder druk staat door zowel de toenemende vraag naar hulp als de complexiteit van de hulpvraag;

constaterende dat het bieden van lichte ondersteuning aan ouders in een vroeg stadium een rol kan spelen in het voorkomen van uithuisplaatsingen;

overwegende dat er een aantal initiatieven bestaan zoals die van Stichting MeeleefGezin die vroegtijdige ondersteuning bieden aan ouders van jongere kinderen die vanwege bijvoorbeeld psychische of psychiatrische problematiek wat extra hulp goed kunnen gebruiken;

constaterende dat het stimuleren van samenwerkingsverbanden tussen gemeenten en dergelijke initiatieven leidt tot betere zorg voor kinderen;

verzoekt de regering onderzoek te verrichten naar de effectiviteit van dergelijke initiatieven en met de VNG na te gaan op welke wijze ze dergelijke samenwerkingsverbanden aan kunnen gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 662 (31839).

Ik schors voor vijf minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister De Jonge:

Voorzitter, dank u wel. Dank voor de moties zoals die zijn ingediend naar aanleiding van het algemeen overleg dat we hebben gehad. Ik loop maar gewoon de moties na en een enkele vraag, op volgorde van binnenkomst.

De motie op stuk nr. 658 is van de heer Voordewind, die inmiddels onderweg is naar de buitenlandse delegatie, denk ik, maar ik weet dat hij iedere avond eventjes terugkijkt. Hij vraagt de regering om in overleg met de sector te bezien hoe jeugdhulpprofessionals met een opleidings- en omscholingstraject toegerust kunnen worden. Ik denk dat zijn motie heel erg past in de transformatie die wij willen — van gesloten naar meer open residentieel, van residentieel naar gezinsgerichte vormen van opvang, richting pleegzorg — waarbij we van zware naar lichte zorg gaan. Dat zijn we heel mondjesmaat al aan het bereiken; daarover zullen we morgen met elkaar in debat gaan. Ik ben het met hem eens dat er inderdaad veel omscholing plaatsvindt, maar ik wil daar wel bij zeggen dat mij die "duizenden" waarvan sprake is in een van de overwegingen, een vrij hoge, vrij forse inschatting lijkt. Ik denk dat het iets minder zal zijn. Maar dat we met elkaar moeten zorgen voor een toerustings- en omscholingsprogramma, dat is zeker zo en dat neem ik graag mee bij de verdere uitwerking van het plan van aanpak op de gezinshuizen. Dat verwacht ik dit najaar. Dus met die kanttekeningen laat ik hierover het oordeel aan de Kamer.

Dan de motie-Westerveld op stuk nr. 659, die de regering verzoekt om richtlijnen op te stellen over de zaken die betaald moeten worden uit de pleegvergoeding, welke bedragen onder de toeslag en de bijzondere kosten vallen en om vervolgens afspraken te maken over de naleving daarvan. Ik denk dat ik deze motie ga ontraden. Ik zie wel wat mevrouw Westerveld bedoelt. Er is een pleegzorgvergoeding. Dat is gewoon een landelijke vergoeding en daar zijn afspraken over gemaakt. Daarnaast is er een bijzonderekostenregeling, die eigenlijk door gemeenten in samenspraak met de pleegzorgaanbieders wordt gemaakt. Ook wordt er toegezien op de naleving ervan, maar we weten dat gemeenten daar weleens verschillend mee omgaan, en we weten ook dat de handreiking die daarvoor is gemaakt door de VNG niet in alle gevallen evenzeer op het netvlies staat van gemeenten en van pleegzorgorganisaties. Ik wil aan mevrouw Westerveld de toezegging doen dat ik niet zozeer nieuwe richtlijnen ga zitten maken, maar dat ik wel met de VNG in gesprek ga om die bestaande handreiking veel beter op het netvlies te krijgen van zowel gemeenten als ook pleegzorgaanbieders. Daarover zal ik rapporteren in de volgende voortgangsrapportage Zorg voor de jeugd, die in november komt, of bij de verdere intensivering van de aanpak pleegzorg, dat zou ook kunnen. Ik kom er in ieder geval in het najaar in een van die twee documenten op terug. Zo zou ik het graag willen toezeggen aan mevrouw Westerveld, want dat wij hierin iets meer eenduidigheid moeten willen, dat deel ik wel met mevrouw Westerveld. Dus ik ontraad deze motie in ruil voor deze toezegging.

Dan verzoekt de motie-Westerveld op stuk nr. 660 de regering om met pleegzorgorganisaties afspraken te maken opdat de stem van jongeren beter gehoord gaat worden. Dat vind ik wel een hele mooie, zij het dat het niet zo zeer het kabinet is dat hier aan zet is, maar met name de pleegzorgorganisaties zelf. Het lijkt mij wel mooi om het gesprek op gang te brengen over hoe we ervoor kunnen zorgen dat die stem beter gehoord wordt. Dat past ook wel bij de wettelijke opdracht die wij onszelf hebben gegeven van cliëntparticipatie. Dus ik ga hierover graag het gesprek aan. Met die kanttekening zou ik het oordeel over de motie op stuk nr. 660 over willen laten aan de Kamer.

Dan hebben we de motie-Agema op stuk nr. 661, die de regering verzoekt om te bewerkstelligen dat gezinshuizen niet worden aangemerkt als instellingen en dat er alleen gecontroleerd zal worden op zorginhoudelijke criteria. Ik denk dat ik de portee van deze motie goed begrijp en eigenlijk ook deel met mevrouw Agema. We hebben daar een debatje over gehad. Volgens mij ging dat over de koelkast. Dat leidde tot allerlei bekentenissen van collega's over wat er allemaal in hun koelkast wel of niet te vinden zou zijn als je daar zou controleren. Wat we met elkaar willen, is een gezinshuis ook echt als gezinshuis behandelen en het niet langs een meetlat leggen die we wel optuigen voor een grote jeugdzorginstelling. We moeten niet one-size-fits-all doen in het toezicht. We moeten juist geënt op die gezinshuizen, ook op de omvang daarvan, het toezicht willen organiseren. Daar ben ik het helemaal mee eens. Er zijn kwaliteitscriteria geformuleerd. Op basis van die kwaliteitscriteria zal de inspectie haar toezichtkader bepalen en enten. Dat zijn dus zorginhoudelijke criteria, zou je kunnen zeggen, en criteria over wat je qua opleiding en toerusting mag verwachten.

Het niet aanmerken als zorginstelling vind ik wel een beetje complex, omdat we een aanpassing van de Wtza in de pen hebben die nou juist ook de meldplicht van toepassing zal verklaren op jeugdzorgaanbieders. Waarom is dat nodig? Dat is omdat we nu weten dat er verschillende instellingen buiten beeld blijven van de inspectie. Ik denk dus dat ik in de geest van uw motie ga handelen, maar dat ik de motie als zodanig ofwel ontraad, ofwel aan u vraag of u haar zou willen aanhouden tot het moment, in het najaar, waarop we zullen spreken over de nadere uitwerking van het plan van aanpak voor gezinshuizen. Dat is pak 'm beet in oktober of november. Dan kunt u beoordelen — daar zit ook dat inspectietoezicht bij — of het wat u betreft light genoeg is en voldoende gericht op de zorginhoud ervan. Ik laat dat dus eventjes aan u.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik vind het een beetje een lastige. Als we eigenlijk allemaal hetzelfde willen — ik zie ook een beetje de gezichten hier zo om mij heen — vind ik het zo jammer om het weer te laten lopen. Want als ik de motie ga aanhouden, vervalt die eigenlijk gewoon over zes weken. Ehm, ja ...

Minister De Jonge:

Mijn aarzeling zit dus niet zozeer in de richting die mevrouw Agema beoogt. Ik denk dat we op dat punt helemaal op dezelfde pagina zitten. Mijn aarzeling zit 'm in het feit dat er ook staat "niet aan te merken als instelling". Ik ga nou juist de Wtza aanpassen om alle aanbieders van jeugdzorg in beeld te brengen bij de inspectie daar waar ze dat nu niet zijn, wat ik zorgelijk vind. Ook gezinshuizen zullen dus wel in de scope komen van de inspectie, doordat er een meldplicht gaat gelden. Daarmee moet ik ze dus aanmerken in formele zin als instelling. U zegt: behandel ze nou niet one-size-fits-all, maar zie nou dat dit gewoon een gezinssituatie is waar je dus niet dezelfde meetlat voor moet hanteren in het toezicht. Wat u ook zou kunnen doen, is de motie aanscherpen op dat punt, waarbij u de Wtza-connotatie eruit haalt en haar meer richt op het doel waarover we het volgens mij allemaal eens zijn. Dan kan ik haar het oordeel Kamer geven. Als u voor een aanpassing van de motie kiest — ik zou daar schriftelijk op kunnen reageren voorafgaand aan de stemmingen — kunnen we dat ook doen natuurlijk.

Mevrouw Agema (PVV):

Dus als ik het dictum zo wijzig dat het luidt "verzoekt de regering te bewerkstellingen dat gezinshuizen worden gecontroleerd op zorginhoudelijke criteria" kan het oordeel aan de Kamer worden gelaten?

Minister De Jonge:

Ja, dan kan het oordeel aan de Kamer worden gelaten.

Mevrouw Agema (PVV):

Dan zal ik dat zo wijzigen, want volgens mij hebben we dezelfde bedoeling.

Minister De Jonge:

Ja.

De voorzitter:

Oké. Mevrouw Agema wijzigt de motie, die op stuk nr. 661, zoals zojuist verwoord en dan krijgt zij oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie-Agema (31839, nr. 661) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een gezinshuis zo veel mogelijk een normaal thuis zou moeten zijn;

verzoekt de regering te bewerkstellingen dat gezinshuizen worden gecontroleerd op zorginhoudelijke criteria,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 663, was nr. 661 (31839).

Minister De Jonge:

Dan wijzig ik mijn oordeel.

Dan de motie op stuk nr. 662. Die verzoekt de regering onderzoek te verrichten naar de effectiviteit van dergelijke initiatieven. Dat gaat over meeleefgezinnen. Dat is inderdaad een mooi alternatief, een voorloper op pleegzorg zou je kunnen zeggen. Het is een vorm van pleegzorg waarbij kinderen eigenlijk nog gewoon thuis kunnen wonen. Zo zou je het kunnen noemen. Dat is inderdaad heel mooi en er bestaan heel mooie initiateven. Ik ga hier dus graag in mee en laat het oordeel graag aan de Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 662 krijgt oordeel Kamer.

Minister De Jonge:

Punt. Dan heb ik nog één vraag, dus toch een komma. Ik had nog één vraag, namelijk het verzoek van mevrouw Westerveld of die brief toch wel heel snel na de zomervakantie zou kunnen komen. Ik wil ook nuchter zijn. Het is best heel complexe materie en we willen dit in de intensivering op alles wat we van plan zijn ook gewoon goed doen. We gaan er ook niet langer op studeren dan strikt genomen noodzakelijk is. Ik wilde het eigenlijk in hetzelfde setje richting de Kamer doen als de nadere uitwerking van alle dingen die we gaan doen op de intensivering van de pleegzorg. Dat zou pak 'm beet in oktober zijn. Stel je nou eens voor dat ik het in september al af heb, dan ga ik er ook niet mee wachten. Dan zorg ik dat die wat sneller na de zomervakantie komt, maar ik ga er ook niet mee haasten. Nu echt een punt.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO. Dank voor uw komst naar de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de moties zal volgende week dinsdag worden gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven