Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 5, item 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 5, item 6 |
Aan de orde is het VAO Bestaansminimum Caribisch Nederland (AO d.d. 13/09).
De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Bestaansminimum Caribisch Nederland. Een hartelijk welkom aan de staatssecretaris. Ik wil het woord geven aan de heer Van Raak van de SP.
De heer Van Raak (SP):
Nederland is een bijzonder rijk land, maar op Saba, Statia en Bonaire is bijzonder veel armoede. Twee jaar geleden heeft deze Kamer gezegd dat er een onderzoek moet komen naar de kosten van levensonderhoud en dat het sociaal minimum moet worden vastgesteld. Alle partijen in deze Kamer steunden dat, behalve de VVD en de PVV. Sindsdien hebben we hele grote stapels rapporten gekregen; mijn boekenkast staat er half mee vol. En duidelijk is geworden dat heel veel mensen op Saba, Bonaire en Statia niet kunnen rondkomen. Maar een sociaal minimum is niet vastgelegd en dat is wel wat de Kamer heeft gevraagd. Er is gezegd: dat is allemaal ingewikkeld omdat de situatie van mensen zo verschillend is. Tja, dat is in Nederland ook, maar in Nederland hebben we wel een sociaal minimum. En dan wordt er gezegd: ja, maar we willen de kosten van het levensonderhoud naar beneden brengen. Nou, prima. Dan kunnen we het sociaal minimum daarop aanpassen. Maar deze Kamer heeft gevraagd om een sociaal minimum, de Eerste Kamer heeft erom gevraagd en dan moet de regering ook gewoon leveren. En de partijen die dat twee jaar geleden een goed idee vonden, horen dat nu ook een goed idee te vinden.
Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Kamer heeft gevraagd om een sociaal minimum vast te stellen voor Bonaire, Saba en Statia, op basis van de kosten van levensonderhoud (motie-Van Raak/Van Laar (34550-IV, stuk nr. 9));
constaterende dat naar aanleiding van deze motie weliswaar onderzoek is gedaan naar de kosten van levensonderhoud op de eilanden, maar daarbij geen sociaal minimum is vastgesteld;
verzoekt de regering om alsnog een sociaal minimum vast te stellen voor Bonaire, Saba en Statia,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Raak (SP):
Er zijn plannen gemaakt. Soms zijn ze concreet, in het algemeen zijn ze vaag. En dan wordt er ook gezegd: we gaan eens kijken wat we de komende jaren kunnen bereiken. Maar dan moet je ook een doel hebben. En het doel moet zijn een sociaal minimum. En dat vraag ik dus van de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer van Raak. Dan ga ik nu naar mevrouw Van den Berg van het CDA.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter. Zoals ik in het overleg al heb aangegeven, vinden wij het als CDA heel belangrijk dat er perspectief is voor de mensen. Op dit moment kunnen we alleen nog maar zeggen dat er heel veel uitzichtloosheid is en dat veel mensen zware armoede ervaren. Ik heb toen al aangegeven dat wij daarom pleiten voor een meerjarige aanpak en een meerjarig actieplan. Daarom ook de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een aanzienlijke inspanning nodig is om de levensomstandigheden in Caribisch Nederland te verbeteren;
overwegende dat een gecoördineerde, structurele aanpak noodzakelijk is voor aanpak van de problemen op de BES-eilanden zodat bewoners perspectief krijgen op een beter leven;
verzoekt de regering per eiland een integraal meerjarig (minimaal vijf jaar) bestuursakkoord te ontwikkelen, waarin wederzijdse resultaatverplichtingen worden opgenomen, gericht op het terugdringen van armoede en het verbeteren van de levensomstandigheden, het verhogen van zelfvoorzienende activiteiten van de BES-eilanden (infrastructuur, landbouw, energie) tegelijk met het bevorderen van goed bestuur en goed financieel beheer (onder meer door versterking en opleiding van het ambtelijk apparaat),
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Raak heeft een vraag aan u.
De heer Van Raak (SP):
Weer een plan, weer een onderzoek, weer een rapport: mijn boekenkast staat bijna vol. Twee jaar geleden heeft het CDA een belofte gedaan aan mensen op Bonaire, Saba en Statia. Twee jaar geleden zei het CDA: ik steun het voorstel van de SP, er moet een sociaal minimum komen. Nu zegt het CDA: ach, laten we maar weer een plan maken zodat dat naast al die andere plannen kan. Snapt het CDA dat mensen op de eilanden hier heel boos over worden?
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik heb in het debat al aangegeven dat wij het heel goed vinden dat dit rapport er nu eindelijk is. Daar hebben wij met z'n allen lang op gewacht. Ik heb verder in het debat aangegeven, wat ook de staatssecretaris heel duidelijk naar voren heeft gebracht, dat je ook moet kijken naar de kostenkant. Dat betreft onder meer de woningbouw, waar de particuliere huur nog niet is georganiseerd zoals we dat in Nederland kennen, huurtoeslag, en ook wat collega Bosman meerdere malen naar voren heeft gebracht, dat er aan de ene kant wel een miljoen aan landbouw wordt uitgegeven maar er anderzijds amper resultaten daarvan zichtbaar zijn. We willen ook zorgen dat er aan die kostenkant en aan die woningkant wat gebeurt. Om die reden vragen wij niet om een rapport of een onderzoek, maar juist om concrete acties en wederzijdse resultaatverplichtingen. Dat staat er letterlijk in.
De heer Van Raak (SP):
Ik zou het fantastisch vinden als de kosten van levensonderhoud zouden dalen. Perfect. Dan kan het sociaal minimum misschien ook naar beneden. Maar het gaat er nu om dat mensen al acht jaar lang iets wordt voorgehouden, zonder concrete doelen en zonder concrete resultaten. En een sociaal minimum is een concreet doel. Dat hebben we twee jaar geleden beloofd. Het CDA heeft dat ook beloofd. Waarom heeft het CDA die belofte nu gebroken?
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Het CDA heeft aangegeven nog steeds naar dat sociaal minimum toe te willen. Er moeten echter aan beide kanten acties worden ondernomen. Daarom zeggen wij dat er ook op die kostenkant en die huizenkant zaken moeten worden gerealiseerd op de BES-eilanden voordat het sociaal minimum op die manier wordt vastgesteld. We hebben ook in het overleg met de staatssecretaris duidelijk aangegeven dat we niet alleen een stip op de horizon willen zien, maar een heel concreet plan.
De voorzitter:
Ik dank mevrouw Van den Berg. Het woord is nu aan mevrouw Özütok van GroenLinks.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Voorzitter. Voor GroenLinks is een sociaal minimum een mensenrechtenkwestie, een recht dat allen die in Nederland wonen toekomt. Het Rijk bepaalt in Europees Nederland voor het overgrote deel de inkomenspolitiek met allerlei sociale voorzieningen, regelingen en toelagen. Er zijn huurtoeslag, zorgtoeslag, armoedegelden en kinderopvangtoeslag. Maar op Caribisch Nederland bestaan deze ondersteunende sociale maatregelen voor een menswaardig bestaan helaas niet. In Europees Nederland zijn de kosten voor levensonderhoud het ijkpunt voor de vaststelling van het sociaal minimum. Dit om te voorkomen dat burgers in Nederland die niet meer in hun essentiële levensbehoeften kunnen voorzien en daarmee de kans lopen om in extreme armoede terecht te komen en hun recht op voedsel, kleding en onderdak niet meer kunnen verwezenlijken, met alle negatieve gevolgen van dien, geen zekerheid op een menswaardig bestaan hebben.
Op de eilanden genieten burgers deze bescherming helaas niet. Het College voor de Rechten van de Mens en de Ombudsman zijn bezorgd over de armoede, het ontoereikende bestaansminimum, onvoldoende betaalbare huisvesting, onvoldoende toegang tot mensenrechtenbescherming en bescherming tegen huiselijk geweld. Die problemen hangen — angstaanjagend — allemaal nauw met elkaar samen. Betere levensomstandigheden, een menswaardig bestaan en fundamentele sociale voorzieningen vormen een gezamenlijke opgave en zijn niet alleen een zaak van de eilandbesturen. GroenLinks wil dat er tempo wordt gemaakt en een eind wordt gemaakt aan de niet te rechtvaardigen tweedeling en ongelijkheid in ons Koninkrijk. Daarom dringen wij ook aan op een sociaal minimum en heb ik de motie die de heer Van Raak zojuist heeft uitgesproken ondersteund.
Daarnaast heb ik een aanvullende, andere motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ten aanzien van Caribisch Nederland vanwege bijzondere lokale omstandigheden kan worden afgeweken van Nederlandse wet- en regelgeving;
overwegende dat voorkomen moet worden dat hierdoor rechtsongelijkheid tussen Caribische en Europese Nederlanders ontstaat;
verzoekt de regering alleen van Nederlandse wet- en regelgeving af te wijken als dat in het voordeel is van inwoners van Caribisch Nederland en de Kamer te informeren wanneer hiervan sprake is,
en gaat over tot de orde van de dag.
Het woord is aan mevrouw Van der Graaf, ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voorzitter. Vorige week gaf ik al aan: het leven op de eilanden is duur. De lonen liggen lager, we hebben gehoord dat sommige mensen soms wel van drie banen moeten rondkomen en dat het dan nog niet helemaal lukt om de eindjes aan elkaar te knopen. Het heeft ook heel grote gevolgen, want als jij van drie banen rond moet komen, kun je weinig tijd met je kinderen doorbrengen. We weten dat hechting een van de allergrootste problemen is waar kinderen mee te maken hebben. Dat vraagt dus om een veel bredere aanpak en wel meteen. De ChristenUnie steunt de maatregelen langs de drie lijnen die het kabinet nu voorstelt om aan de ene kant de inkomens en uitkeringen te verhogen, zoals de kinderbijslag en de algemene ouderdomsverzekering, maar ook de kosten voor levensonderhoud te verlagen, zoals wonen, boodschappen waarvoor een wat ingewikkelder aanpak nodig is, water en elektriciteit, en dat er wordt gewerkt aan het versterken van de economie door te investeren in dragers, zoals de landbouw en het toerisme. We zijn er nog niet. De ChristenUnie wil dat we alsnog toewerken naar het vaststellen van een norm voor het sociaal minimum. We zijn dan ook van mening dat de regering alles in het werk moet stellen om daartoe te komen. Uit het algemeen overleg bleek dat pas in 2020 zal worden gekeken naar wat er nog meer nodig is. Dat is voor ons te laat. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering belangrijke stappen zet om de inkomenspositie van de inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba te verbeteren en armoede te bestrijden;
overwegende dat de regering een norm voor het sociaal minimum op de BES-eilanden daarbij als een stip op de horizon ten doel heeft gesteld;
verzoekt de regering bij de toegezegde rapportage in 2019 aan te geven welke stappen nog moeten worden gezet om een norm voor het sociaal minimum te kunnen vaststellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Raak (SP):
Ik vind dit best wel erg, eerlijk gezegd. En ik schrik hier ook wel een beetje van. Twee jaar geleden heeft de ChristenUnie gezegd: er moet een sociaal minimum komen. Er is heel veel onderzoek gedaan, de armoede blijkt nog erger dan we dachten, het is zelfs erger geworden. Toen zat de ChristenUnie in de oppositie, nu zitten ze in de regering, en wat zegt de ChristenUnie nu: in de toekomst moeten we gaan kijken of er misschien een sociaal minimum moet komen. Dat is niet wat we afgesproken hebben. Mensen op de eilanden denken ook: ja, de ChristenUnie is er voor ons als ze in de oppositie zitten, maar als ze aan de knoppen zitten, laten ze ons in de steek.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dat bestrijd ik ten zeerste. Zoals ik juist heb betoogd, wil de ChristenUnie dat er alsnog een sociaal minimum wordt vastgesteld. Ik was eerlijk gezegd teleurgesteld toen ik het rapport las, dat we dat niet een-op-een konden doorvertalen om nu een sociaal minimum vast te stellen. Daarom heb ik net ook vanuit de ChristenUnie het verzoek gedaan om dat alsnog te gaan doen, waartoe we alles in het werk moeten stellen. Ik wil daarbij niet wachten tot 2020 om te zien wat er dan nog nodig is. Nee, de staatssecretaris heeft toegezegd voor de zomer met een rapportage te komen. Ik wil dat daarin wordt aangegeven wat er dan nog nodig is. Want we moeten hier gewoon heel snel naar toe.
De voorzitter:
De heer Van Raak, kort.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
En misschien nog een korte reactie op het verwijt dat wij er niet voor de eilanden zijn als we in de coalitie zitten. De ChristenUnie staat ronduit achter de maatregelen om de kinderbijslag te verhogen, en ook achter die om de ouderdomsuitkeringen te verhogen. Daar maken we werk van. Dat besluit hebben we wel genomen toen we ook in de coalitie zaten. Zijn we er dan al? Nee, dat heeft u mij ook horen zeggen: daarom moeten we een stap verder gaan.
De voorzitter:
De heer Van Raak, kort.
De heer Van Raak (SP):
Nu heb ik samen met mijn buurvrouw een motie ingediend: verzoekt de regering om alsnog een sociaal minimum vast te stellen voor Bonaire, Saba en Statia. Dan denk ik dat mevrouw Van der Graaf die kan steunen, als ik naar haar woorden luister in reactie op mijn vragen.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik heb kennisgenomen van die motie. Ik zal dat ook zeker meewegen. U heeft mijn woorden gehoord. En ik wil ook graag de reactie hebben van de staatssecretaris, hoe zij die motie uit het verleden nu beoordeelt. We kunnen vaststellen dat er nog geen sociaal minimum is vastgesteld, dus ik hoor ook graag de uitleg van de staatssecretaris, hoe zij nog naar die opdracht kijkt.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik begrijp ook niet helemaal wat mevrouw Van der Graaf hier nu zegt, ook door met haar motie toch weer de problemen naar de toekomst te verwijzen. U heeft zelf gezien bij ons werkbezoek, ook in gesprekken met verschillende mensen, hoe de situatie is: de schrijnende armoede. U heeft een boodschappenlijstje moeten uitwerken waar u van schrok. Het College voor de Rechten van de Mens zegt "regel nou dat sociaal minimum", de Ombudsman vraagt erom, en u gaat pas in 2019 vragen om een plan? Dit kan ik niet rijmen. Kunt u dat rijmen?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Mevrouw Özütok heeft mij helemaal verkeerd begrepen. Dat vind ik erg jammer voor haar. Ik heb gezegd: de ChristenUnie wil dat er een sociaal minimum wordt vastgesteld. Ik constateer dat dat er nu niet is. Ik kan dat hier vandaag ook niet uitleggen. Daarom wil ik niet wachten, zoals tijdens het algemeen overleg in het gesprek met de bewindslieden is gewisseld. Er zou pas in 2020 verder worden gekeken. Dat vind ik gewoon veel te laat en daarom zeg ik: kom over een halfjaar, voor de zomer, maar met concrete voorstellen deze kant op, naar de Kamer. Dat is wat ik beoog met de motie. Ik hoop op steun van mevrouw Özütok.
De voorzitter:
Heel kort.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik constateer een jammerlijk gebrek aan sense of urgency bij mevrouw.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dat bestrijd ik.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Van der Graaf. Het woord is aan Mevrouw Diertens van D66.
Mevrouw Diertens (D66):
Dank u wel, voorzitter. Zonet heeft mevrouw Van der Graaf een motie ingediend die vooral vraagt om tempo te maken. Ik wil dat tempo eigenlijk wel in een soort turbo hebben, zodat we het niet in 2020 pas over mogelijke stappen hebben, maar in 2019 al stappen kunnen maken. Daarnaast heb ik zelf twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de kinderopvang op dit moment voor veel ouders niet aantrekkelijk is omdat de kosten hoog zijn en de kwaliteit niet altijd voldoende;
overwegende dat een goede kinderopvang een positieve bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van jonge kinderen en het voorkomen van taalachterstanden;
overwegende dat de kinderopvang voor gezinnen op de BES-eilanden in armoede een bredere functie heeft zoals het bijdragen aan een gezond voedingspatroon en verzorging zoals een warme douche;
overwegende dat een bredere toegankelijkheid van de kinderopvang tot meer werkgelegenheid kan leiden, zowel in de sector zelf als doordat het aantrekkelijker wordt gemaakt om als ouder te gaan werken;
verzoekt de regering zo snel mogelijk, in samenwerking met de lokale organisaties, de kwaliteit van de kinderopvang op de BES-eilanden te versterken en de kinderopvang breed beschikbaar te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een derde van de huishoudens op de BES-eilanden een inkomen heeft onder 75% van het referentiebudget;
constaterende dat volgens de geïnterviewde experts regelmatig schulden worden aangegaan om rekeningen te kunnen betalen;
overwegende dat schuldhulpverlening en armoedebeleid taken zijn van de openbare lichamen maar dat niet altijd de benodigde expertise aanwezig is;
verzoekt de regering de openbare lichamen actief ondersteuning aan te bieden om de armoede- en schuldenaanpak te professionaliseren en het beleid vast te leggen in verordeningen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bosman van de VVD tot slot.
De heer Bosman (VVD):
Dank u wel. Er zijn toch nog een aantal moties ingediend, waaronder die over de kinderopvang. Niets afdoend aan de inzet van collega Diertens wil ik toch ook Nina den Heyer noemen, onze oud-gedeputeerde van Bonaire, die daar echt sinds jaar en dag mee bezig is. Het zou dus ook een mooi succes zijn voor haar.
Dank aan beide staatssecretarissen. Ze zijn hard bezig, ze zijn pragmatisch bezig, ze zijn bezig met oplossingen en ze zijn goed en stevig aan de slag. De hand aan de ploeg, zou ik bijna zeggen. En als ik dan toch ploeg zeg, kom ik natuurlijk uit op de landbouw. Het gaat om een miljoen per jaar. Een miljoen per jaar verdwijnt op Bonaire niet in de grond, maar ergens in een zak van iemand of — ik weet het niet — van iemanden. Het stelt me wel enorm teleur, want landbouw is echt een van de kernelementen die zorgt voor werk, voor goed voedsel, voor een goedkopere voeding; voor al die zaken die juist zo van belang zijn, niet alleen voor Bonaire, maar ook voor Saba en Sint-Eustatius. Het hebben van landbouw geeft kans op export en meer van die zaken, maar het komt niet van de grond. Het komt letterlijk niet van de grond.
Als we dan toch bezig zijn met plannen. Ik heb het niet in een motie gegoten en ik verras de staatssecretaris van Koninkrijksrelaties er misschien ook wel een beetje mee want ik heb het nog niet een AO gezegd, maar zou het mogelijk zijn dat Nederland actief het landbouwbeleid van Bonaire overneemt? Zou het mogelijk zijn om het in een stichting of een zbo te storten, waarmee de financiën dan die kant op gaan en waarvan het beheer dan zodanig is dat landbouw van de grond kan komen? We kunnen daar dan nog een tijdslimiet van vijf jaar aan stellen, maar het is zo belangrijk. Dat is dus mijn vraag aan de staatssecretaris van Koninkrijksrelaties. Misschien heeft hij niet gelijk een antwoord omdat ik hem hiermee verras, maar ik hoop dat hij daar op den duur mogelijk wel antwoord op, want er zijn veel kansen en mogelijkheden. Sterker nog, ik heb net met een bedrijf gesproken dat alles klaar heeft staan en dat bijna, of bijna, dat gewoon wordt tegengewerkt door de bestuurders van Bonaire. Ik vind dat jammer. We moeten dus misschien toch wat harder doorpakken.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik schors voor vijf minuten en dan gaan we door met de beantwoording door het kabinet.
De vergadering wordt van 15.32 uur tot 15.38 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Knops:
Dank u wel, voorzitter. Ik zal de moties op stukken nrs. 4 en 5 becommentariëren en de vraag van de heer Bosman beantwoorden. De andere moties zullen door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden beantwoord.
De motie op stuk nr. 5 van mevrouw Van den Berg, de heer Bosman, mevrouw Van der Graaf en mevrouw Diertens verzoekt de regering om per eiland een integraal meerjarig bestuursakkoord te ontwikkelen waarin wederzijdse resultaatverplichtingen worden opgenomen. Ik vind dat op zichzelf een sympathieke gedachte. Op dit moment zijn wij bijvoorbeeld bezig om een bestuursakkoord met Bonaire op te stellen vanuit de gedachte dat van beide kanten afspraken worden gemaakt die worden vastgelegd, zodat iedereen van elkaar weet wat er moet gebeuren. Het vergt van twee zijden inspanningen om de problemen die er nu op de BES zijn, op te lossen.
Dat vraagt een inspanning van het kabinet. Wij hebben nu dit debat gevoerd over het bestaansminimum en de inspanningen om de inkomsten te verhogen. Maar er moet ook meer gebeuren op het gebied van goed bestuur en van economie. Dat hangt nu eenmaal met elkaar samen en daarom kan ik die gedachte ook wel heel goed ondersteunen.
Ik zou daar wel de opmerking bij willen maken dat ik dan wel de ruimte wil hebben om maatwerk per eiland te kunnen toepassen, omdat de situatie op de drie BES-eilanden, Saba, Sint-Eustatius en Bonaire, totaal verschillend is. Op Sint-Eustatius zitten wij nu in de tijdelijke situatie dat wij zelf het gezag van het eiland hebben en dat wij daarmee ook direct de maatregelen en de prioriteiten die door het eiland zijn gesteld, kunnen opvolgen. Op Saba gaan er heel veel dingen heel goed.
Ik ben heel graag bereid om dat te doen, zeker als de bestuurders het daar ook willen. Als ik de motie zo mag lezen, kan ik het oordeel aan de Kamer laten.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 4 krijgt "oordeel Kamer".
Staatssecretaris Knops:
De motie op stuk nr. 6 van mevrouw Özütok verzoekt de regering alleen van Nederlandse wet- en regelgeving af te wijken als dat in het voordeel is van inwoners van Caribisch Nederland en de Tweede Kamer te informeren wanneer hiervan sprake is. Daar kan ik het volgende van zeggen. Op dit moment is er een AIV-rapport gepresenteerd, dat is ook aan mij aangeboden, dat ziet op de fundamentele rechten en de verschillen daartussen binnen het Koninkrijk. Dit rapport is op dit moment onderwerp van gesprek binnen het kabinet. Voor het einde van het jaar, dat is althans mijn intentie, zal daar een kabinetsreactie op volgen, omdat meerdere departementen daarbij betrokken zijn. Dat zou ik sowieso willen afwachten. Wij zijn daar dus mee bezig.
Meer in algemene zin en ook gericht op de motie, zoals ik het dictum lees, zetten wij in op gelijkwaardigheid en niet op gelijkheid. Het kan nu eenmaal niet zo zijn dat nu even per motie wordt gezegd dat het allemaal op dezelfde manier moet, er is te veel verschil. Dat is op dit moment niet haalbaar en dat willen de eilanden overigens zelf ook niet. En met het sluitstuk van de motie, de stelling dat als er verschillen zijn dat alleen mag als het in het voordeel van de eilanden is, creëer je de facto en de jure feitelijk een soort ongelijke situatie.
Om die reden moet ik de motie ontraden.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Dank voor de beantwoording. Gezien het antwoord van de staatssecretaris stel ik voor dat ik dan nog even dat rapport afwacht. Rekening houdend met uw reactie zal ik mijn motie aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Özütok stel ik voor haar motie (35000-IV, nr. 6) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Knops:
Dan de vraag van de heer Bosman in relatie tot Bonaire, de LVV, de landbouwdienst daar, en het functioneren daarvan. Dat is ook een punt van zorg aan mijn zijde. Wij kunnen nauwelijks zeggen dat dat een succes is geweest en dat er voldoende rendement is geweest van de investeringen in de afgelopen jaren, als er al investeringen zijn geweest. Het moet echt anders, ook in het kader van de verdiencapaciteit van het eiland zelf.
Dat zal ook onderdeel uitmaken van het bestuursakkoord. Wij gaan daar echt afspraken over maken met Bonaire. Overigens wordt op Bonaire zelf ook gezien dat het geen succes is. De kunst is nu om van die constatering naar een actie te komen die positief is en die in het belang is van de inwoners en het bestuur van Bonaire. Dit zal dus een onderdeel worden van dat bestuursakkoord. Ik hoop dat het eind dit jaar kan worden getekend. Alle andere opmerkingen die de heer Bosman hierover heeft gemaakt, neem ik mee. Ik voorzie op dit moment nog niet dat wij dit zouden moeten gaan overnemen, maar wij willen er wel scherpe afspraken over maken om het geld dat erin wordt gestoken, ook op een goede manier terecht te laten komen.
De heer Bosman (VVD):
Dat is positief, maar er zijn heel veel afspraken gemaakt met het bestuurscollege van Bonaire. Het helpt daarbij niet dat er iedere keer weer een ander bestuurscollege zit, maar de gemaakte afspraken worden ook telkens niet nagekomen. Ik deel dus de positiviteit van deze staatssecretaris en de ambitie om het goed te regelen. Ik begrijp dat het bestuursakkoord goed moet landen, en ik wil daar best op wachten. Maar de staatssecretaris moet wel weten dat we met z'n allen meekijken, want ik ken ondertussen het bestuurscollege van Bonaire.
Staatssecretaris Knops:
Ik ken de heer Bosman als iemand die dit punt niet snel zal loslaten. Hij doet dat pas nadat het goed geregeld is. Onderdeel van het bestuursakkoord zal natuurlijk ook zijn dat je afspraken maakt over wat er gebeurt als een van de partijen deze afspraken — waar je je handtekening onder hebt gezet — niet nakomt. Want akkoorden zijn prima, maar het gaat erom dat ze ook gerealiseerd worden.
Dat geldt overigens van beide kanten. Het geldt ook voor de Nederlandse zijde, dus de afsluiting van zo'n akkoord is niet zonder verplichtingen. Als in het geval van Bonaire afspraken rondom de Dienst Landbouw niet worden nagekomen — of niet op een goede manier — dan moet je nu al, aan de voorkant, afspraken maken over wat er dan gebeurt.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik heb in het AO ook geïnformeerd naar de suggestie om eventueel een uitvoeringsorganisatie samen te stellen. Samen met datgene wat is vastgelegd in het bestuursakkoord, kunnen dan die businessplannen die er eigenlijk al zijn, ook uitvoering krijgen. Ik denk dat dat ook een heel belangrijk punt is. Dan kunnen we dit samen met de mensen die graag willen ondernemen ook handen en voeten geven.
Staatssecretaris Knops:
Dit sluit daar eigenlijk prima op aan. Dit is precies ook het punt. De verdiencapaciteit die er is, wordt onvoldoende benut. De plannen zijn er maar worden onvoldoende opgevolgd en uitgevoerd. Daar zitten ook de aandachtspunten, ook in het kader van dat bestuursakkoord. Hoe kun je de capaciteit, de kwaliteit en de ambtelijke organisatie borgen, zodat ook de goede dingen gebeuren? Papier is geduldig maar het gaat mij uiteindelijk om de resultaten. De bestuurders van Bonaire zal het daar uiteindelijk ook om gaan. Daar moeten we aan werken.
De voorzitter:
Dank u wel.
Ik dank de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties — dat vergat ik net erbij te vermelden — en dan is nu het woord aan de staatssecretaris van Sociale Zaken.
Staatssecretaris Van Ark:
Voorzitter, dank u wel. Ik was te gast in de commissie voor Koninkrijksrelaties en dat was een buitengewoon plezierige ervaring. Het was een goed en stevig debat en ik dank de Kamerleden voor hun inbreng, zowel tijdens het algemeen overleg alsook in dit VAO.
Het was ook goed om dat debat gezamenlijk te voeren, omdat we als kabinet een bijzondere verantwoordelijkheid voelen maar ook gecoördineerd samenwerken. Ik doe dat ook met buitengewoon plezier met mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Het gaat nu specifiek om het onderzoek naar het sociaal minimum. Daar zijn veel woorden over gewisseld en ik denk dat dat ook terecht is. Het is een zeer aangelegen punt waar al vele jaren over gesproken wordt. Ik wilde ook graag in deze zaal herhalen dat de levensstandaard van de burgers in het Caribisch deel van ons Koninkrijk mij zeer aan het hart gaat. Ik vind het van groot belang dat de inwoners van Bonaire, Saba en Sint Eustatius het beter gaan krijgen.
Daarmee kom ik al bij de eerste motie, van de heer Van Raak. De hele gedachte bij het onderzoek dat naar aanleiding van de motie-Van Raak/Van Laar werd uitgevoerd, was om te komen tot een sociaal minimum. Nu dient hij wederom een motie in om te zeggen dat we dat moeten gaan doen.
Het is echter zo dat uit dat onderzoek kwam dat het op dit moment niet mogelijk is om een sociaal minimum vast te stellen. Dat is erin gelegen dat je aan de ene kant de uitgaven hebt en aan de andere kant de inkomsten. We hebben daarom de kinderbijslag, de AOV en de onderstand verhoogd, en de bijzondere onderstand verruimd. Daarnaast hebben we de ruimte voor werkgevers zo ingevuld dat het WML omhoog kan en de uitkering omhoog kan, en hebben we gezorgd dat we mensen helpen bij arbeidsbemiddeling en kinderopvang. We doen dus heel veel.
Tegelijkertijd is het zo — dat zeg ik tegen de heer Van Raak — dat de motie-Van Raak/Van Laar de regering verzoekt "om de verhoogde onderstand geen sociaal minimum te noemen en het sociaal minimum vast te stellen op basis van de kosten voor het levensonderhoud." Ik moet, als ik dit lees, zeggen dat ik nog steeds bezig ben om die motie uit 2016 uit te voeren, en derhalve ontraad ik zijn motie van vandaag.
De heer Van Raak (SP):
De staatssecretaris zei zojuist dat we op Saba, Sint Eustatius en Bonaire geen sociaal minimum kunnen vaststellen, en dat had volgens haar te maken met de inkomsten en de uitgaven. Nou ja, die heb je in Nederland ook. Mensen in Nederland hebben ook inkomsten en uitgaven, en toch slagen we erin om in Nederland een sociaal minimum vast te stellen voor allemaal verschillende mensen met verschillende situaties. Soms nog wel meer verschillend doordat er allerlei toeslagen en toestanden zijn. Waarom kun je niet gewoon een sociaal minimum vaststellen, een voor Saba, een voor Statia en een voor Bonaire?
Staatssecretaris Van Ark:
In het debat dat we in het algemeen overleg hierover hadden, hadden een aantal fracties het erover dat er alleen maar nota's liggen. Welnu, ik wil ook laten zien wat er gebeurt. Daarom noemde ik net al die concrete acties die we aan het ondernemen zijn. Tegelijkertijd zeg ik tegen de mensen op de eilanden: ik begrijp dat jullie eerst willen zien en dan geloven. Dus ik wil de nadruk in de Kamer leggen op hetgeen we gaan doen. Als de doelstelling is, zoals de heer Van Raak letterlijk zei vanachter het katheder, het vaststellen van een sociaal minimum, dan zeg ik: mijn doelstelling is dat mensen het beter krijgen. Daar zet ik nu een aantal concrete stappen voor. Ik houd daarbij ook de vinger aan de pols, want we moeten zien hoe dit in de praktijk uitwerkt. Daarom zetten we ook in deze kabinetsperiode een evaluatie op, zodat we zelf aan de knoppen zitten. In de tussentijd, zo zeg ik in alle constructiviteit tegen de heer Van Raak, ben ik de motie die hij in 2016 indiende, nog steeds aan het uitvoeren. Dat werk is nog niet afgerond, want uiteindelijk is het van belang om in die discussie met als doelstelling om het mensen beter te laten hebben, te komen tot een sociaal minimum.
De voorzitter:
Meneer Van Raak, we gaan het debat niet overdoen.
De heer Van Raak (SP):
Wat is dat sociaal minimum dan? Dat is een vraag die ik vorige week heb gesteld. Dat is een vraag die ik twee jaar geleden heb gesteld ...
De voorzitter:
En die u nog één keer stelt.
De heer Van Raak (SP):
... waarbij de hele Tweede Kamer behalve de VVD en de PVV heeft gezegd: dat steunen we. Wat is het richtpunt? Wat is het doel? Waar moeten al die goede voornemens toe leiden? Wat is het sociaal minimum?
Staatssecretaris Van Ark:
Daar hebben we dat onderzoek voor gedaan en daaruit bleek dat het nu niet mogelijk is om dat vast te stellen. Dat laat onverlet dat we op een aantal heel concrete punten, van kinderbijslag tot kinderopvang, van AOV tot onderstand en WML, heel concrete acties hebben ondernomen. Aan de andere kant — daar is de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ook druk mee — zijn we met alle departementen bezig om de kosten van levensonderhoud naar beneden te brengen. Dat is een noodzakelijke stap. Ik wil daarbij de vinger aan de pols houden of dat inderdaad ook zo uitwerkt in deze kabinetsperiode. Het gaat er namelijk om dat we nu dingen gaan doen.
De voorzitter:
Meneer Van Raak, u heeft heel ruim de gelegenheid gekregen om met de staatssecretaris van gedachten te wisselen. U bent het niet eens, dat is duidelijk. Uw motie krijgt, denk ik, oordeel "ontraden".
Staatssecretaris Van Ark:
Zeker.
De voorzitter:
Ik had de staatssecretaris dat nog niet horen zeggen. Nog een korte opmerking, meneer Van Raak, en dan gaan we door naar de volgende motie.
De heer Van Raak (SP):
Ik bestrijd namelijk dat het niet mogelijk is om een sociaal minimum vast te stellen. Ik denk dat de staatssecretaris het gewoon niet wil.
De voorzitter:
De staatssecretaris geeft haar oordeel over de motie op stuk nr. 7.
Staatssecretaris Van Ark:
Jazeker, voorzitter, en ik beschouw het als een heel belangrijke verantwoordelijkheid om nu stappen te zetten en vooral om dingen te doen.
Ik kom bij de motie van mevrouw Van der Graaf op stuk nr. 7. Deze motie sluit aan bij de oprechte ambitie van het kabinet om op termijn een reëel toepasbaar sociaal minimum vast te stellen. Het in de rapportage in 2019 aangeven welke stappen nog moeten worden gezet om die norm voor het sociaal minimum te kunnen vaststellen, acht ik prima toepasbaar. Dat geldt uiteraard wel in die zin dat we dan tot voorlopige conclusies kunnen komen, want de echte evaluatie komt in 2020. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 7 krijgt "oordeel Kamer".
Staatssecretaris Van Ark:
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 8 van mevrouw Diertens over kinderopvang. Ik deel de ambitie die mevrouw Diertens uitspreekt en die ook anderen uitspraken tijdens het algemeen overleg. Het is in het belang van kinderen op de eilanden dat er een stevige kwaliteitsimpuls komt en dat ook de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang wordt verbeterd. Het tempo moet er ook zijn. Tegelijkertijd moet het, zoals we ook in het debat hebben gedeeld, goed doordacht zijn en moet het aansluiten bij de specifieke omstandigheden in Caribisch Nederland, maar vooral is het van belang dat de aanpak gedragen wordt door de eilanden en de stakeholders ter plekke. Als ik de motie zo mag lezen dat ik die expliciet inbreng in het overleg met de eilanden van Caribisch Nederland, waarbij ik benieuwd ben naar hun reactie op de voorstellen, en ik dat oordeel nadrukkelijk in de afweging mee zal laten wegen, kan ik de motie "oordeel Kamer" geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 8 krijgt "oordeel Kamer". Tot slot de motie op stuk nr. 9.
Staatssecretaris Van Ark:
Dat is de motie van mevrouw Diertens, mevrouw Van der Graaf, de heer Bosman en mevrouw Van den Berg over ondersteuning op het gebied van armoede. Ik zie de worsteling bij de openbare lichamen om het eilandelijk armoedebeleid en de schuldenaanpak op een professionele manier gestalte te geven. Op basis van een concrete hulpvraag ben ik zeer graag bereid de openbare lichamen daarbij te ondersteunen of te helpen bij het organiseren van die ondersteuning. Ik zie ook de noodzaak om het beleid vast te leggen in verordeningen of beleidsregels, zodat mensen weten waar ze aan toe zijn. Op dit moment is dat nog onvoldoende het geval. Daar wil ik, desgevraagd, ook zeker bij helpen. Ik ga dus graag het gesprek aan met de openbare lichamen over wat ze wenselijk en nodig achten om het armoedebeleid en de schuldenaanpak te professionaliseren. Daarmee laat ik deze motie over aan het oordeel van de Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 9 wordt overgelaten aan het oordeel van de Kamer.
Mevrouw Diertens (D66):
De maatregelen die u voornemens bent te implementeren, waar wij heel blij mee zijn, hebben ook effect op de afdracht van belastingen, wat weer een effect kan hebben op mensen die al weinig geld hebben. Ik zou het fijn vinden als u dat ook meeneemt in uw overwegingen, in het totaalpakket. U heeft het over het goedkoper maken van het levensonderhoud. Dat heeft ook een effect op dat levensonderhoud. Wilt u daar attent op zijn?
Staatssecretaris Van Ark:
Zeker. Als er financiële aspecten aan zitten, zal ik die er uiteraard bij betrekken, maar dat is niet de belangrijkste focus. Het gaat er primair om dat mensen in hun eigen leven merken dat het concreet beter wordt.
De voorzitter:
Ik dank de beide staatssecretarissen voor hun komst naar de Kamer. Daarmee zijn we aan het einde van dit VAO gekomen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
De stemmingen over deze moties zijn dinsdag.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20182019-5-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.