22 Nederlandse bijdrage aan Resolute Support (Afghanistan) in 2018

Aan de orde is het debat over de artikel 100-brief inzake Nederlandse bijdrage aan Resolute Support (Afghanistan) in 2018.

De voorzitter:

Dan is nu aan de orde de artikel 100-brief inzake de Nederlandse bijdrage aan Resolute Support, Afghanistan, in 2018. Ook hier gaat het om een plenaire afronding. Ik geef mevrouw Karabulut namens de SP het woord

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Het kabinet wil ook in 2018 militairen uitzenden naar Afghanistan voor een bijdrage aan operatie Resolute Support, wetende dat de oorlog die inmiddels al zestien jaar duurt, oneindig is geworden en averechts werkt. Er is niet minder maar veel meer terrorisme, niet alleen in Afghanistan, Irak en Libië maar ook hier in Europa. Hoewel de minister zegt te willen meewerken aan de opbouw van Afghanistan, is het beleid vanuit de Verenigde Staten een heel ander beleid: not nation building, but killing terrorists.

Voorzitter. De minister denkt met miljarden en bommen en troepen de Afghaanse samenleving te kunnen modelleren naar eigen inzicht, maar de praktijk is dat de taliban oprukken, dat Al Qaida niet is verslagen en dat er veel burgerdoden vallen. De wrange werkelijkheid voor veel Afghanen is dat de taliban oprukken, dat vredesonderhandelingen uitblijven en dat er sinds 2001 al meer dan 220.000 doden zijn gevallen. Alleen vorig jaar al moesten 600.000 Afghanen vluchten. Ondanks de vele miljarden die gepompt worden in de Afghaanse veiligheidsdiensten, is men nog altijd niet in staat gebleken om de eigen veiligheid te garanderen en te betalen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat na ruim zestien jaar oorlog gestelde doelen in Afghanistan niet zijn bereikt;

van mening dat het niet realistisch is te verwachten dat met de huidige strategie de doelen in de te voorziene toekomst wel bereikt zullen worden;

verzoekt de regering de militaire bijdrage aan NAVO-missie Resolute Support niet te verlengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 618 (27925).

Mevrouw Karabulut (SP):

Ook deze militaire missie steunen wij niet. Maar mijn fractie wenst uiteraard de Nederlandse militairen die wel zullen worden uitgezonden naar Afghanistan, heel veel succes en een behouden thuiskomt.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Ten Broeke namens de VVD.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. We zitten nu ruim vijftien jaar in Afghanistan. De Nederlandse bijdrage varieerde van lead nation in Uruzgan, commando's die knokten in het kader van Enduring Freedom, F-16's boven Chora, het trainen van politieagenten in Kunduz en nu, onder Duitse leiding, het trainen van de ANDSF, de veiligheidstroepen in Afghanistan. Afghanistan is niet meer de uitvalsbasis voor wereldwijde terreur. Het doel, de taliban eronder en Al Qaida eruit, is grotendeels bereikt. Maar zoals te verwachten viel, kunnen Afghanen dat succes nog niet overal alleen vasthouden. Dus houdt de internationale gemeenschap hen nog even vast. Nederland, als onderdeel van die coalitie, gaat daarmee door. Dat heeft de instemming van de VVD.

Maar al te gemakkelijk wordt ook in deze Kamer nog steeds geroepen dat het allemaal geen zin heeft gehad en dat successen worden overdreven. Onze militaire successen worden daarmee onterecht gebagatelliseerd. In 2001 was 95% van het land in handen van de taliban, die op hun beurt werden gegijzeld door een buitenlands terreurnetwerk met trainingskampen en commandocentra: Al Qaida. Nu is Afghanistan grotendeels in handen van een Afghaanse regering.

Mevrouw Karabulut (SP):

Zestien jaar duurt deze oorlog al. Miljarden zijn gepompt in deze oorlog. Kan de heer Ten Broeke mij vertellen wanneer de democratie dan gevestigd zal worden in Afghanistan?

De heer Ten Broeke (VVD):

Nooit.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, tot slot.

Mevrouw Karabulut (SP):

Zestien jaar lang wordt een oorlog gevoerd, waarbij de Amerikanen ook nog eens een andere strategie hebben. Er vallen burgerslachtoffers. De taliban rukken op. Het terrorisme wordt alleen maar gevoed. Dan is het toch ongelofelijk onverstandig en naïef dat u hier blind voor tekent omdat de NAVO dat van u vraagt.

De heer Ten Broeke (VVD):

Wat naïef is, is dat je denkt dat we daar zijn om een democratie te brengen. Dat is naïef. Sterker nog, dat maakt dat er weinig onderscheid is tussen de regering-Bush die destijds democratie probeerde te brengen en de SP-fractie hier vanavond. De opvatting van de VVD-fractie is altijd heel helder geweest. Wij waren daar om — ik zeg het nog een keer — de taliban eronder te krijgen en Al Qaida eruit te krijgen. Al Qaida was op dat moment een buitenlands terreurnetwerk dat overal opleidingscentra had en dat een uitvalsbasis kon vormen. Dat heeft uiteindelijk 9/11 opgeleverd.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u verdergaat, als u het niet erg vindt.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik vind het uitstekend, ik wil niet anders. Daarvoor sta ik hier.

Ik zei het al: in 2001 was 95% van het land in handen van de taliban — dat zeg ik ook tegen mevrouw Karabulut — en nu is het merendeel van het land in handen van de regering. In 2001 was fotografie verboden en nu zijn er 75 tv-kanalen, 200 radiozenders en meer dan 500 gedrukte media. In 2001 was er geen democratie en geen functionerende overheid. Echte democratie zal er nooit komen, maar we hebben wel drie presidentiële verkiezingen gehad en we gaan naar de derde parlementaire verkiezingen toe, waaraan 63 partijen zullen meedoen. Ook zijn er meer dan 120.000 veiligheidstroepen in dienst bij leger en politie. In 2001 gingen nog geen miljoen kinderen naar school, uitsluitend jongens overigens, en was de alfabetiseringsgraad 12%, nu gaan 9 miljoen kinderen naar school, waarvan 40% meisjes, terwijl de alfabetiseringsgraad is verdrievoudigd. In 2001 woonde 5% van de bevolking binnen een uur loopafstand van een medische post, nu 60% van de bevolking. In 2001 moesten mensen verplicht naar een steniging kijken, nu kun je vrijwillig naar een popconcert.

Voorzitter. Het is geen Zwitserland. Het is geen Zweden. En het wordt ook geen Nederland. Maar Zwitserland, Zweden en Nederland hoeven Afghanistan niet meer als een existentiële dreiging voor hun eigen veiligheid te ervaren. En daaraan gaan onze militairen nu wederom een bijdrage leveren. Ik ben daar trots op. Ik ben trots op al die militairen en op hun bijdrage. Mijn fractie wenst ze alle succes en een behouden thuiskomst.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Ojik namens GroenLinks.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Tijdens het algemeen overleg vorige week en ook net weer in het interruptiedebatje hebben we ons de vraag gesteld of onze aanwezigheid in Afghanistan nou wel positief uitwerkt op de ontwikkeling van het land. Iedereen heeft dan zijn eigen cijfers. Die zijn vaak tegenstrijdig, maar ze zijn ook allemaal waar. Ontwikkeling is geen lineair proces, zeker niet in een toch al uitzonderlijk ingewikkeld land als Afghanistan. Dat het leven voor vrouwen en meisjes in de steden zo veel beter is geworden, is bijvoorbeeld net zo waar als dat er nog steeds veel te weinig meisjes naar school gaan. En ja, de levensverwachting is sinds 2001 met zes jaar gestegen, maar het is ook waar dat die met 61 nog steeds veel te laag is. Dat de vrijheid van meningsuiting toeneemt, is even waar als dat de taliban op veel plekken aan invloed hebben gewonnen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat zijn allemaal zaken die inderdaad waar zijn, maar de vraag die hier gesteld moet worden is: is daarvoor verlenging van deze oneindige oorlog met immens veel burgerslachtoffers en een oprukkende taliban noodzakelijk of moeten we deze strategie verlaten en ons inderdaad volledig richten op waar we wél kunnen ondersteunen in de ontwikkeling op de Afghaanse manier in plaats van de manier waarop de NAVO het wil?

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik kom zo uiteraard op de finale afweging zoals mijn fractie die maakt, maar ik wil wel tegen mevrouw Karabulut zeggen dat ik ervan overtuigd ben dat het één in dit geval niet helemaal zonder het ander kan. Met andere woorden, het feit dat wij bijdragen aan de training van het Afghaanse leger, het Afghaanse veiligheidsapparaat, draagt bij aan omstandigheden waarbinnen vrede en ontwikkeling in beginsel kunnen plaatsvinden. Ik zeg niet dat het een lineaire relatie is, maar ik geloof eerlijk gezegd wel dat het één een voorwaarde is voor het ander.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Karabulut (SP):

Door de Amerikanen wordt 5 miljard per jaar in dat veiligheidsapparaat gepompt en nog lukt het de Afghanen niet. Heel veel soldaten zijn spooksoldaten. Dat weet u ook allemaal. Ik kom terug bij de kern: is die militaire missie noodzakelijk? Ik hoor, onder meer van heel veel ngo's, dat zij zonder beveiliging de deur uit kunnen en overal terechtkunnen, maar dat dat voor de militairen niet het geval is. Juist de militaire aanwezigheid, die gezien wordt als bezetting, belemmert vooruitgang en vredesonderhandelingen. Durft GroenLinks daar ook op zo'n manier naar te kijken?

De heer Van Ojik (GroenLinks):

GroenLinks durft veel, zeker als het gaat om ergens naar kijken. Maar het gaat hier om oorzaak en gevolg. Er is een missie. Er zijn ontwikkelingen in Afghanistan. Sommige ten goede en andere, helaas, ten kwade. Daar verschillen we denk ik helemaal niet over van mening. Mevrouw Karabulut koppelt die twee dingen rechtstreeks aan elkaar. Ze zegt: er gaan een aantal dingen in Afghanistan helemaal mis en dat komt doordat wij daar bijvoorbeeld het leger trainen. Ik geloof niet dat die relatie zo lineair is.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Want, en dat sluit goed aan op dit debatje, wat precies het effect is van de westerse betrokkenheid op al deze ontwikkelingen, zullen we nooit helemaal weten, zeg ik ook aan het adres van mevrouw Karabulut. Toch staan we ook in dit parlement steeds weer voor de keuze. Stem je wel of niet in met de uitzending van Nederlandse vrouwen en mannen naar plekken ver van huis, waar de omstandigheden moeilijk zijn en het werk inherent gevaarlijk? Ook mijn fractie heeft die afweging opnieuw gemaakt. Voor ons staat een ding vast: alleen met een professionele krijgsmacht met aandacht voor de rechten van de burgerbevolking, kan de Afghaanse overheid vorderingen maken op weg naar vrede en ontwikkeling. De trainingen die Nederland verzorgt in het kader van Resolute Support zijn daarbij van het grootste belang. Maar even belangrijk is dat deze gepaard gaan met investeringen in ontwikkeling en vredesbesprekingen. En dus vervullen de uitspraken van de Amerikaanse president — mevrouw Karabulut verwees daar ook naar — ook ons met veel zorg. Ik hoop en ik verwacht dat het kabinet in de voortgangsrapportage verslag uitbrengt over de inzet en doelstellingen van deze missie en van onze bondgenoten, en dat het aan de bel zal trekken als daar veranderingen in lijken op te treden in de richting die de Amerikaanse president kennelijk voorstaat.

Dit gezegd hebbend, en in het vertrouwen dat Nederland in Afghanistan blijft inzetten op een geïntegreerde aanpak, stem ik namens mijn fractie in met verlenging van de Nederlandse bijdrage aan Resolute Support. Ik wens iedereen die daarbij betrokken is, de militairen, de diplomaten maar ook de ontwikkelingswerkers, die allen zo belangrijk werk doen, veel succes in hun werkzaamheden en een behouden terugkeer bij hun dierbaren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Öztürk namens DENK.

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter. Afghanistan was het eerste slachtoffer van de geweldspolitiek van de Verenigde Staten, geweldspolitiek onder de naam war on terror. Zo'n naam rechtvaardigt namelijk al snel een oorlog, want wie kan er nou tegen het bestrijden van terroristen zijn? Maar de werkelijkheid is toch heel anders. De werkelijkheid is dat anno 2017 de taliban 40% van Afghanistan onder zijn controle heeft. De werkelijkheid is dat sinds de Amerikaanse invasie in 2001 Afghanistan een extreem onveilig land is waar sprake is van permanente oorlog. En de werkelijkheid is dat het besluit van George Bush in 2001 bijna een kwart miljoen onschuldige mensen het leven heeft gekost in Afghanistan. Is dit het resultaat dat wij voor ogen hebben? Zijn dit de veiligheid, vrede en democratie die wij in Afghanistan wilden brengen? Ik denk het niet.

Voorzitter. Ook de toekomst van Afghanistan ziet er niet rooskleurig uit. Nog dagelijks vinden er tientallen gevechten plaats in Afghanistan. Daarnaast zien we dat er steeds meer en meer Amerikaanse militairen worden ingezet in Afghanistan. Dit terwijl Donald Trump nota bene zelf degene was die zei: "Let's get out of Afghanistan. (…) we waste billions there. Nonsense!" Maar zijn presidentschap heeft hem blijkbaar tot andere inzichten gebracht. Door belanghebbenden. Belanghebbenden die biljoenen dollars verdienen door het verkopen van wapens, munitie, gevechtsvliegtuigen, tanks, bommen en noem het maar op. Voor hen is oorlog big business. No war is no money.

Voorzitter, ik rond af. DENK pleit voor een eerlijke politiek. Als wij echt vrede en veiligheid in de wereld willen brengen, dan hebben wij ook een andere benadering nodig. Want de aanpak van Amerika als het gaat om invasies heeft geen vrede en veiligheid gebracht in de wereld. Daarom moeten wij stoppen met de oorlogssolidariteit die de Amerikanen van ons verwachten. Wij moeten gaan voor onze eigen benadering, waarbij de focus wordt gelegd op conflictpreventie, diplomatie, wederopbouw en ontwikkelingshulp. Ja, meneer Van Ojik: meer diplomaten naar dat soort plekken en niet meer bommen.

Ik heb in het vorige debat de drie criteria van DENK al genoemd. Hetzelfde geldt voor Afghanistan. Er wordt niet voldaan aan onze criteria. Daarom steunen wij ook deze missie niet. Dat neemt niet weg dat wij de militairen die deel gaan nemen aan deze missie een behouden terugkeer toewensen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Rooijen namens 50PLUS. Niemand wilde u interrumperen, meneer Öztürk. Ze denken: het heeft geen zin. De heer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter, dank u wel. In het verkiezingsprogramma van 50PLUS staat dat internationale samenwerking voor Nederland van groot belang en vanzelfsprekend is, en dat hierbij een actieve rol binnen de NAVO en de Verenigde Naties van belang is. Daarbij kan worden aangetekend dat er bij de fractie van 50PLUS wel enige reserve bestaat tegen het jaar in, jaar uit deelnemen aan missies, zeker nu de krijgsmacht als geheel uitvoerig achterstallig onderhoud vertoont. We zijn blij met de toezegging die de minister zojuist heeft gedaan om toch heel goed te gaan kijken naar rotatieschema's met deelname van meer en andere landen.

Voor onze bijdrage in Afghanistan geldt hetzelfde als wat ik eerder zei in het debat over MINUSMA: deelnemen aan missies waar onze vrouwen en mannen onaanvaardbaar grote risico's lopen is wat ons betreft onbespreekbaar. Wij kennen allemaal de cijfers van de militairen die in de loop der jaren in Afghanistan zijn gedood of gewond zijn geraakt. Wij begrijpen dat het kabinet ook wat de veiligheid van onze militairen in Afghanistan betreft geen garanties kan geven, maar wij hebben de indruk dat alles wordt gedaan om ervoor te zorgen dat onze mensen hun werk zo veilig mogelijk kunnen doen.

Daarnaast is van de zijde van het kabinet aangegeven dat in Afghanistan kleine stappen in de goede richting worden gemaakt als het gaat om zaken als de positie van vrouwen, gezondheidszorg en een democratiseringsproces; het is zojuist al door collega's aan de orde gesteld. Het zijn kleine stapjes en af en toe gaan we misschien weer even achteruit, maar uiteindelijk zien we een proces dat de goede kant op lijkt te gaan. Daarom gaat de fractie van 50PLUS alles afwegende akkoord met het voorstel om onze bijdrage aan de missie Resolute Support met een jaar te verlengen. Onze fractie wenst al onze mannen en vrouwen succes en een behouden thuiskomst, zowel zij die in Mali gaan dienen als zij die in Afghanistan zijn of ernaartoe gaan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Sjoerdsma namens D66.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Al vijftien jaar is Nederland in Afghanistan. Wij zijn hink-stap-springend door het land gegaan: van Baghlan naar Uruzgan, van Uruzgan naar Kunduz, en van Kunduz naar Mazar. Een van de lessen die ik zou willen trekken en die ik ook tijdens het AO heb getrokken is dat dat onverstandig is. Langdurige aanwezigheid in een land is één, maar dan het liefst op dezelfde plek.

Samen met de andere partners in de internationale gemeenschap hebben wij een onmiskenbare inzet gepleegd, maar ook resultaten geboekt. Collega Ten Broeke heeft het net uit-en-te-na voorgelezen. Ik zal dat niet volledig nadoen, maar de miljoenen meisjes die naar school zijn gegaan, de daling van de kindersterfte, de stijging van de levensverwachting en de vrije pers in Afghanistan zijn natuurlijk grote stappen. Ook op het gebied van democratie zijn grote stappen gezet, niet alleen omdat er verkiezingen zijn gehouden, die best redelijk zijn verlopen, maar ook omdat ik — dat is misschien een interessante persoonlijke ervaring — op een gegeven moment kinderen verkiezinkje zag spelen. Ze stonden in een rij en aan het eind van de rij kregen ze de inkt op hun duim. Dat was geen pestspel of een vervelend spel. Dat was iets wat ze leuk vonden, waar ze naar uitkeken. Even heel plat: zo'n klein zaadje in de hoofden van kinderen kan later enorm veel betekenen. Het is klein, maar het kan groot zijn.

Voorzitter. Mijn fractie erkent natuurlijk ook de keerzijde hiervan. Collega Van Ojik noemde die ook. De onveiligheid neemt toe. De aanwezigheid van de taliban is zorgwekkend. En het is afkeurenswaardig dat het geweld toeneemt. Daar kan je niet van wegkijken. Maar de oplossing is dan niet minder engagement, maar meer ons best doen, in dit geval. Dat is ook cruciaal, want deze missie bestaat uit het trainen van de Afghaanse krijgsmacht zodat die tegenwicht kan bieden aan de taliban en aan de invloeden die met de taliban meekomen. Dat is dus ook logisch. Maar dan is het wel essentieel, zoals ik ook in het algemeen overleg heb gezegd, dat we iets doen aan de tekortkomingen bij de ANDSF, het Afghaanse leger: het gebrek aan personeel, de corruptie, het lage moreel, het onvoldoende leiderschap en de te late salarisuitbetaling. Ik ben blij dat de ministers heel duidelijk hebben gemaakt dat dit ook hun prioriteit is.

Voorzitter, kort nog over het ICC, het Internationaal Strafhof. Het ICC wil onderzoek doen naar oorlogsmisdaden in Afghanistan. Dat lijkt mij belangrijk. Het lijkt mij ook belangrijk dat het kabinet duidelijk aangeeft dat onderzoek te zullen steunen waar dat mogelijk is.

Afrondend, voorzitter, wil ik namens mijn fractie graag steun uitspreken voor de verlenging van deze missie. Ik wens alle betrokken militairen en hun thuisfront natuurlijk alle succes en een behouden thuiskomst.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef nu het woord aan de heer Voordewind namens de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ook in dit debat mag ik weer ook namens de SGP spreken.

Voorzitter. De NAVO-missie in Afghanistan laat zien hoe langzaam vooruitgang kan gaan in een land en hoe broos die kan zijn. Naarmate de internationale gemeenschap zich terugtrok, konden de taliban weer meer terrein winnen, vooral op het platteland. Door verdere terugtrekking van de internationale gemeenschap dreigt nu geheel Afghanistan weer onder de repressie van de taliban terecht te komen. Dat zou de vele positieve ontwikkelingen teniet kunnen doen, zoals in de gezondheidszorg en in het onderwijs, met name voor meisjes en vrouwen, zoals ook de collega's al noemden. Het zou het land ook weer kunnen laten afglijden tot een broeinest van internationale terreur, met nieuwe trainingskampen van Al Qaida. Dit mogen we absoluut niet laten gebeuren. De aanvallen op de Twin Towers in Amerika waren de aanleiding voor de inval in Afghanistan.

Uiteraard was het beter geweest als we meer vooruitgang hadden geboekt met de missie Resolute Support en we inmiddels in fase 2 zouden zijn beland. De missie kon zich dan concentreren op het hogere kader in Kabul. Maar de harde realiteit is helaas anders. Militaire overwinningen zijn niet in zicht. Sterker nog, er is sprake van een militaire impasse. Uitzicht moet er komen door onderhandelingen, door de aanvoerlijnen van de taliban vanuit Pakistan te stoppen, maar ook door bestrijding van de interne corruptie. Het is onuitsprekelijk dat we niet de juiste mensen het juiste salaris kunnen geven. Tot die tijd zal Nederland, samen met 38 andere landen, zijn bijdrage moeten blijven leveren, wil het niet van kwaad tot erger gaan. De versterking van het Afghaanse leger concentreert zich nu op training van special forces en verzelfstandiging van de Afghaanse luchtmacht. Daarom zal ook de ChristenUniefractie instemmen met de verlenging van een jaar. We wensen het thuisfront en de militairen op missie hierbij veel sterkte en wijsheid en een behouden thuiskomst toe.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Ploumen namens de PvdA.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Voorzitter. Vandaag ronden we de bespreking af over de bijdrage van Nederland aan Resolute Support: steun aan Afghanistan bij de opbouw van een veiligheidssector. Dat is niet de enige bijdrage die Nederland levert. Collega Van Ojik sprak daar ook al over. We werken mee, samen met de Afghanen, aan de ontwikkeling van het land, van de rechtsstaat, en aan het onderwijs, voor vrouwen en meisjes maar natuurlijk ook voor jongens. En we steunen het vredesproces zoals dat nu door de regio zelf wordt ingezet, het zogenoemde Kabulproces.

Voorzitter. De vooruitgang in Afghanistan is zeker niet lineair. Soms worden er drie stappen vooruitgezet en zien we dan toch ineens weer een achteruitgang. Maar dat is geen reden om op te geven. Ik heb zelf kunnen zien hoe ontzettend belangrijk het was wat we konden doen voor de opleiding van vrouwen en meisjes als het gaat om hun werk in de juridische sector. Als er een vrouwelijke rechter, een vrouwelijke advocaat of een vrouwelijke politieagent is, durven vrouwen sneller en meer aangifte te doen. Dat is enorm belangrijk en ik vind het goed dat onze bijdrage in de veiligheidssector niet alleen maar een bijdrage aan de harde infrastructuur is, maar juist ook aan de opbouw van de rechtsstaat.

Alles afwegende komt mijn fractie tot de conclusie dat zij de inzet van het kabinet voor Afghanistan kan steunen. We wensen de mannen en vrouwen die betrokken zijn bij deze missie, de militairen maar ook de diplomaten en de ontwikkelingswerkers, alle succes en alle sterkte. Dat wensen we ook hun thuisfront. Zij moeten hun geliefden weer voor een periode missen. Uiteraard en bovenal wensen wij iedereen een behouden terugkeer.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer De Roon van de PVV.

De heer De Roon (PVV):

Dank u, voorzitter. Tijdens de eerste termijn van dit debat waren de bewindslieden en veel Kamerleden naarstig op zoek naar lichtpuntjes ten aanzien van de ontwikkelingen in Afghanistan. Na lang zoeken werden er inderdaad een paar gevonden, bijvoorbeeld dat er nu meer vrijheid van pers is in Afghanistan. Het is zeker goed dat het publiek volledig het nieuws uit Afghanistan kan vernemen. Zo kwamen we bijvoorbeeld vandaag weer te weten dat de Afghaanse nieuwssites bekend hebben gemaakt dat er afgelopen nacht weer een aanval van de taliban is geweest, waarbij drie veiligheidsposten werden veroverd op de Afghaanse politie, vier dorpen werden overgenomen door de taliban en één politieman is gedood; volgens de taliban trouwens drie. Nou ja, dat weten we dan dus. En de afgelopen nacht was er een als zovele in het afgelopen jaar. Dit is exemplarisch voor de toestand waarin Afghanistan momenteel verkeert. Het platteland is opgegeven en alleen de grote bevolkingscentra worden nog beveiligd.

Als ik dan de balans opmaak van vijftien jaar hulp aan Afghanistan, slaat die toch echt uit in de verkeerde richting. De taliban heeft — anderen zeiden het al — 40% van het land in handen en ook IS is er sinds 2015 actief, zij het nog niet op grote schaal.

De internationale gemeenschap, en ook ons kabinet, durft geen termijn meer te koppelen aan de aanwezigheid van NAVO-troepen in Afghanistan. Maar wat we wel weten, is dat Nederland sinds 2002 actief betrokken is bij die mislukte pogingen om Afghanistan stabiliteit te brengen. De kosten daarvan: 1 miljard euro aan ontwikkelingshulpgeld en 2 miljard euro aan de Nederlandse militaire inzet, om nog niet te spreken van de menselijke kosten in doden en gewonden. Dat Nederland meer dan 3 miljard euro heeft besteed aan Afghanistan, valt overigens in het niet bij de Amerikaanse bijdrage. Zo hebben de Amerikanen, omgerekend en gecorrigeerd voor inflatie, meer hulpgeld uitgegeven aan Afghanistan dan aan het Marshallplan. En zelfs nu het Marshallplan 2.0 niet helpt, wil onze regering nog doorgaan op dezelfde koers. De PVV begrijpt dat echt niet.

Dat betekent dan ook dat ik tot de conclusie moet komen dat mijn fractie de verlenging van deze Nederlandse bijdrage aan Resolute Support niet steunt. Uiteraard wensen wij ook in deze zaak de Nederlandse militairen die worden uitgezonden en hun naasten veel sterkte toe en vooral een behouden terugkeer.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Arissen van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Arissen (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. De Partij voor de Dieren heeft nooit steun gegeven aan Nederlandse bijdragen aan de oorlog in Afghanistan. Die oorlog heeft de Afghaanse bevolking heel veel ellende gebracht. Het was het begin van een permanente oorlog waar Nederland onderdeel van is geworden. Als dank voor de Nederlandse deelname mocht ons land een secretaris-generaal van de NAVO leveren en even aanschuiven bij de G20. Maar was dat de hoge prijs waard? Volgens ons zeker niet.

In Afghanistan is er nog lang geen vrede. Dat wordt pijnlijk duidelijk als we naar het duizelingwekkend hoge aantal burgerslachtoffers kijken. Tot nu toe zijn dat zo'n 220.000 burgers. We moeten dat even op ons in laten werken. Het begon in 2001 toen toenmalig president Bush na de terroristische aanslag op de Twin Towers de war on terror aankondigde. Vanaf die tijd woedt er in Afghanistan een heilloze oorlog en het eind is nog lang niet in zicht.

Er zijn meer terroristen. Niet alleen Al Qaida maar ook IS heeft in Afghanistan inmiddels vast grondgebied onder de voeten. Andere jihadistische groeperingen zijn in omvang en aantal toegenomen en de taliban heeft inmiddels 40% van Afghanistan in handen. De plattelandsgebieden zijn opgegeven. Er zijn miljoenen vluchtelingen. Alleen vorig jaar al waren dat 600.000 mensen. En er is ook corruptie.

Voorzitter. De missie van onze Nederlandse militairen was zogezegd het trainen van de Afghaanse veiligheidsdiensten, een politiemissie, zodat Afghanistan de veiligheid van zijn burgers zelf kan beschermen en bewerkstelligen. Dat is niet gelukt en dat is een understatement.

Voorzitter. Afghanistan is en was vooral van politiek-strategisch belang. We lopen al jaren achter andere landen aan. Met militaire interventies kun je geen democratie of emancipatie opleggen. De Duits-Joodse filosofe Hannah Arendt schreef daarover al in de jaren zeventig dat dit slechts vernietigend werkt en dat geweld in onze wereld slechts een middel is tot het bereiken van politieke en economische macht. Zo schreef zij daarover in haar boek On violence.

Juist van armoede, een zwakke rechtsstaat en geen hoop op de toekomst gaat de grootste dreiging van radicalisering en dus het terrorisme uit. De Partij voor de Dieren vindt het nog steeds onbegrijpelijk dat we niet alle beschikbare gelden, kennis en energie gestoken hebben in de opbouw van de rechterlijke macht, een vrije pers en de democratisering in het onderwijs. Want inderdaad, twee derde, zo'n 40% bijna, van de meisjes gaat op dit moment niet naar school. Daar hadden we iets aan moeten doen en ook aan alles waarvan wij vinden dat het hoort bij beschaving, inclusief het opkomen voor de allerzwaksten.

Voorzitter. Daarom kan mijn fractie niet anders dan wederom tot de conclusie komen dat de Partij voor de Dieren de voortzetting van de Nederlandse bijdrage aan Resolute Support in Afghanistan niet zal steunen. Maar uiteraard wensen wij de militairen wel heel veel succes en een behouden thuisreis en hun naasten veel sterkte.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Van Helvert namens het CDA. Hij heeft drie minuten spreektijd. Drie minuten!

De heer Van Helvert (CDA):

Ik dacht zeven. Ik verstond het even verkeerd.

Voorzitter. Het besluit van de regering om de missie in Afghanistan te verlengen is getekend op 11 september van dit jaar. Zestien jaar geleden vond 9/11 plaats. Dat is de reden dat we naar Afghanistan gingen. Nu zijn er successen geboekt, maar er zijn ook tegenvallers. In die zin ondersteun ik het pleidooi van de heer Van Ojik van GroenLinks dat beide waar zijn. Het één maakt het ander niet minder waar en het één maakt het ander ook niet mooier of slechter.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik vroeg mij af wat het hoofddoel van het CDA met deze missie is. Van de VVD hebben wij gehoord dat het haar vooral te doen is om de NAVO en de VS te vriend te houden. D66 wil meisjes naar school sturen, even vergetende dat heel veel meisjes niet meer naar school kunnen vanwege de groeiende onveiligheid. Wat is het doel van de CDA-fractie?

De heer Van Helvert (CDA):

Er zijn er meer, maar twee daarvan zal ik noemen. Eén is het brengen van vrede voor de bevolking daar zelf en twee is het zorgen dat Afghanistan geen vrijhaven voor terrorisme is, ook in het belang van de veiligheid van de rest van de wereld en dus ook voor Nederland.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dan is het misschien goed dat de heer Van Helvert en het CDA tot zich door laten dringen dat op dit moment de Amerikaanse bezetting van Afghanistan, waarbij heel veel bommen worden gegooid, vrede onmogelijk maakt en dat, twee, het terrorisme niet is verslagen, maar dat de taliban oprukt. Al Qaida en IS zijn daar ook gevestigd. Wij, meneer Van Helvert, hebben daar hier in Europa ook last van. Doet dat uw oordeel wellicht veranderen?

De heer Van Helvert (CDA):

Nee, dat verandert het oordeel niet, en ik wil u ook uitleggen waarom. Het gaat om een oorlog en over burgerslachtoffers, waarover mevrouw Karabulut een bijeenkomst heeft georganiseerd. Daarbij hoorden we ook een advocaat voor de mensenrechten zeggen dat Nederland het op dat gebied helemaal nog niet zo slecht doet, maar dat er bij een aantal burgerslachtoffers dingen niet goed zijn gegaan en dat een advocaat daarvoor opkomt. Als je in dit debat die paar uitzonderingen tot regel maakt, als we het hebben over de Nederlandse inzet, dan vind ik dat een fout signaal. En daarnaast zul je bij bombardementen altijd burgerslachtoffers hebben, dat zei ook de advocaat voor de mensenrechten. Ik denk dan ook aan de oorlog in Nederland. Laat ik dat toch zeggen, maar dan pak ik wel die drie minuten. Als je kijkt naar de laatste oorlog die wij in Nederland voerden, zijn daar ook bombardementen vanuit de coalitie gedaan, op steden als Pernis, Amsterdam-Noord, Den Helder, Haarlem en Hengelo, waarbij ook woonhuizen, winkels en scholen zijn geraakt. De geallieerden hebben in Nederland destijds de wijk Tussendijken in Rotterdam gebombardeerd, net als Nijmegen en Eindhoven, met vele burgerslachtoffers. Die betreuren we allemaal, want dat is verschrikkelijk, maar we zijn toch wel heel erg dankbaar dat die verschrikkelijke burgerslachtoffers niet hebben geleid tot hetzelfde besluit van de geallieerden; om te stoppen met deze oorlog, want door die interventie is er democratie gekomen in West-Europa.

De voorzitter:

Nou staat de heer Öztürk er natuurlijk. De heer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter. De heer Van Helvert zegt dat Nederland het niet zo slecht doet, als het gaat om burgerslachtoffers. In de afgelopen 16 jaar zijn er 220.000 burgerslachtoffers gevallen; in 16 jaar tijd in Afghanistan. Voorzitter, normaal hoort u mij helemaal van achterin, maar hier worden er dingen gezegd achter mijn rug en dat hoort u niet.

De voorzitter:

Wie was dat? Op de gang, mijnheer Sjoerdsma. Maak uw vraag af.

De heer Öztürk (DENK):

In het rapport van Airwars scoren wij als land het slechtst. In principe weten wij niet hoeveel burgerslachtoffers wij maken, dus hoe kunt u nou zeggen dat wij het op zich best wel goed doen?

De heer Van Helvert (CDA):

Ik citeer de advocaat van de mensenrechten. Hij zei dat Nederland het in principe helemaal niet zo slecht deed. En daarnaast, als we het hebben over burgerslachtoffers, noemt de heer Öztürk het aantal van 220.000, en dan zeg ik ook tegen de heer Öztürk: door wie zijn die dan gevallen? We hebben het in dit debat over de Nederlandse bijdrage aan de missie, het trainen van politieagenten om de rechtsstaat sterker te maken. Laat ik dan toch eerlijk zeggen tegen de heer Öztürk van DENK: als u systematisch in de debatten over de Nederlandse inbreng van het trainen van politie constant 220.000 burgerslachtoffers noemt, waardoor de directe link gelegd kan worden tussen het trainen van die politieagenten en die slachtoffers, dan vind ik dat echt een fout signaal naar de vrouwen en mannen die fantastisch werk doen in Afghanistan om juist het tegenovergestelde te bereiken, en dat geluid hoor ik geen enkele keer van DENK.

De heer Öztürk (DENK):

De heer Van Helvert probeert een beetje een nationalistisch geluid te laten horen, maar dat terzijde. U bent toch een zwak verhaal aan het vertellen op het moment dat u zegt: een advocaat heeft dit en dat gezegd. U als parlementariër dient te weten hoeveel burgerslachtoffers wij hebben gemaakt, maar u weet dat niet. Wij krijgen als Kamer de gegevens niet. Volgens Airwars zijn wij de slechtste, als het gaat om burgerslachtoffers, maar u weet dat niet en de mensen achter mij weten dat niet. Wij doen net alsof wij dat weten. Mijn tweede punt is: laten we nou niet schijnheilig zeggen dat we alleen maar politiemensen trainen, dat we daar alleen maar liefdadigheidsdingen doen; laten we dat niet doen. We hebben daar ook zaken gedaan waardoor burgerslachtoffers zijn gevallen; laten we daar ook eerlijk over zijn.

De voorzitter:

De heer Van Helvert, gaat u verder.

De heer Van Helvert (CDA):

Voorzitter. Ik vind het erg dat bij zo'n belangrijk debat DENK — al dan niet met opzet, zeg ik erbij, want zij waren bij alle debatten aanwezig — de zaken door elkaar haalt. Inderdaad, Nederland bombardeert, maar niet in Afghanistan. In Afghanistan trainen wij politiemensen om de rechtsstaat daar een kans te geven. Op het moment dat DENK bewust burgerslachtoffers van bombardementen in een heel ander land erbij haalt als het gaat om de Nederlandse missie, om de inzet van onze vrouwen en mannen in Afghanistan, dan vind ik dat bewust een fout beeld creëren dat geen recht doet aan de geweldige inzet van onze mensen daar.

De voorzitter:

En nu moet ik de heer Öztürk het woord geven voor een korte reactie.

De heer Öztürk (DENK):

Al zestien jaar steunen wij een beleid waarvan op dit moment de president van Amerika zegt: we gaan daarheen om mensen te vermoorden en gaan het land niet meer opbouwen. Dat beleid steunt u als CDA. Op het moment dat u dat beleid steunt door achter Amerika te staan en militairen te sturen, zal je de verantwoordelijkheid moeten dragen voor de daden van dat beleid.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u verdergaat, meneer Van Helvert.

De heer Van Helvert (CDA):

Wij doen dat niet alleen met Amerika, maar ook met vele andere landen ...

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Van Helvert (CDA):

Een land als Turkije levert bijvoorbeeld ook 659 militairen in Afghanistan. Ik vraag me af wat de heer Öztürk daarvan vindt.

De voorzitter:

Nee, nee, niets aan de heer Öztürk vragen, want hij is al geweest. Gaat u verder.

De heer Van Helvert (CDA):

Dat doen we dan een andere keer.

Voorzitter. Ik was gebleven bij te zeggen dat de afweging van de heer Van Ojik, namelijk dat beide dingen naast elkaar waar zijn, een goede is. We moeten niet de propagandaoorlog voeren die in de landen zelf wordt gevoerd over elkaars successen of verliezen.

Voorzitter. Het land kan nog niet op eigen benen staan, want de taliban blijven sterk en ook ISIS heeft er voet aan de grond. Voorkomen moet worden dat het land wederom ten prooi valt aan radicaalislamitische terreur, die ook een bedreiging vormt voor het Westen. NAVO-missie Resolute Support geeft resolute steun aan Afghanistan door training, advies en assistentie. Het CDA steunt deze missie al jaren. We moeten de Afghanen in staat stellen zichzelf te verdedigen en hun land op te bouwen.

Er zijn diverse verzoeken aan Nederland gedaan om meer te doen. Hoewel het piept en kraakt bij Defensie zijn er welllicht mogelijkheden om op beperkte schaal iets extra's te doen. Het kabinet onderzoekt de mogelijkheden en heeft om aanvullende informatie gevraagd. De Commandant der Strijdkrachten sprak van een getrapte methode: eerst duidelijk zijn over wat men van ons wil en vervolgens de vraag of Defensie het aankan in samenhang met de andere missies. Kan de minister van Defensie aangeven hoe dit proces verloopt? Wanneer verwacht ze de Kamer daarover te kunnen informeren?

Voorzitter. Het CDA steunt deze verlenging van harte. We wensen onze militairen en hun thuisfront alle succes en sterkte toe, en een behouden thuiskomst.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de minister.

Minister Bijleveld:

Dank u wel, voorzitter. Ook dit is een plenaire afronding in derde termijn van de twee termijnen die we in een algemeen overleg met elkaar hebben gehad. Ik wil ook in deze plenaire afronding de Kamer bedanken voor de bijdrage in het debat over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan Resolute Support en voor de steun in overgrote meerderheid.

Ik ben er oprecht van overtuigd dat Resolute Support de stabiliteit in de regio en Afghanistan dient. Een veilig en stabiel Afghanistan is ook in het belang van Nederland. Ik denk dat een aantal leden terecht hebben gezegd dat het niet opnieuw mag vervallen in een vrijhaven voor terrorisme. Bovendien valt te verwachten dat een stabiel Afghanistan leidt tot een afname van irreguliere migratie naar Europa.

Terecht is door de leden van de Kamer gezegd dat Afghanistan vele uitdagingen kent en dat op dit moment de Afghaanse veiligheidstroepen deze nog niet zelfstandig het hoofd kunnen bieden. Daarom trainen en assisteren we ze, om steeds weer tot een stukje meer professionaliteit te komen en zelfstandig een aantal zaken het hoofd te kunnen bieden. Onze Nederlandse bijdrage aan Resolute Support draagt bij aan de verzelfstandiging van ANDSF. Daarover hebben we in het debat met elkaar gesproken.

Mevrouw Karabulut (SP):

De minister noemt drie argumenten waarom zij door wil met deze missie. Ten eerste terrorismebestrijding. Daarvan constateer ik dat Al Qaida en zelfs IS zich hebben genesteld in het land. Ten tweede het voorkomen van vluchtelingenstromen. Daarvan constateren wij dat er vorig jaar al 600.000 Afghanen op de vlucht sloegen. Ten derde het trainen van veiligheidstroepen. Daarvan weten we dat er ook sprake is van spooksoldaten. Blijft er als argument over dat de NAVO en president Trump dit van ons vragen. Is dat de hoofdreden om deze missie te continueren, waarvan we allemaal weten dat die onverantwoord en volstrekt zinloos is?

Minister Bijleveld:

Ik deel de analyse van mevrouw Karabulut niet. In het algemeen overleg hebben we dit punt ook met elkaar gewisseld. Overigens moet ik natuurlijk ook de dank uitspreken namens de collega's van BZ en van BH-OS, die ook bij dat debat aanwezig waren, want voor een deel is het ook hun verantwoordelijkheid. Wij overtuigen elkaar nu niet. Ik overtuig mevrouw Karabulut niet en zij mij niet. Ik deel wel datgene wat de heer Van Ojik naar voren heeft gebracht, namelijk dat de relaties die er zijn niet allemaal lineair zijn. Ook deel ik wat mevrouw Ploumen naar voren heeft gebracht, namelijk dat er wel degelijk verbeteringen zijn. Meneer Ten Broeke heeft een hele lijst opgesomd. Er zijn wel degelijk verbeteringen. Uiteindelijk is ook de rechtsstaat voor ons van belang. Dat is het doel waar we uiteindelijk naar streven. Natuurlijk is een politiek proces altijd beter, maar we moeten daar ondersteuning geven, ook met het oog op datgene wat we al hebben bereikt. In het algemeen overleg is aan mijn collega's en mijzelf gevraagd om een aantal winstpunten aan te geven. Het zijn steeds kleine stappen, soms vooruit en soms weer een stukje achteruit, maar er zijn wel degelijk een hoop stappen aan te geven. Dat hebben we volgens mij gewisseld en ik moet constateren dat we elkaar op dat punt niet overtuigen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik was ook helemaal niet in de veronderstelling dat ik nu de minister zou overtuigen. Ik zou graag willen dat de minister ingaat op de feiten. Die feiten zijn dat deze missie, deze hele militaire operatie onder leiding van de Amerikanen averechts werkt, dat er miljarden in worden gepompt, dat er burgerslachtoffers zijn, dat er vluchtelingen zijn, dat het meer terrorisme meebrengt en dat de enige reden die overblijft is dat de minister en dit kabinet blindelings achter de Amerikanen en de NAVO aan blijven lopen ten koste van de Afghanen en ten koste van onze eigen veiligheid.

Minister Bijleveld:

Ik deel dit geenszins. Wij zijn gewoon een NAVO-bondgenoot. Daar zijn we zelf bij en we maken onze afwegingen hierin en dat hebben we steeds gedaan. Ik denk oprecht dat we hiermee een bijdrage leveren aan de doelen die ik net heb genoemd. En daar wil ik het voor nu maar bij laten.

Er is door velen terecht gezegd dat de versterking van het hele Afghaanse veiligheidsapparaat een proces van lange adem is. We zetten daarbij inderdaad steeds stappen, waarbij we soms ook even terugvallen. Het is op dit moment nog niet zo dat we alles aan ANDSF kunnen overlaten. Ik hoop van harte dat dit op termijn wel kan.

Dan ga ik nog in op een aantal vragen die zijn gesteld. De heer Van Ojik heeft gevraagd of ik in de voortgangsrapportage kan ingaan op de situatie rondom het beleid van Trump en de Amerikanen en hoe ik dat zie in relatie tot Afghanistan. Het antwoord daarop is ja. We hebben overigens geen echte voortgangsrapportages in dit kader. We bespreken dit punt steevast, ook met de VS. In mijn eerste NAVO-ministeriële heb ik dat geconstateerd; met collega Mattis hebben we daarover toen gesproken. We bespreken dan de situatie in Afghanistan. Ik zal deze punten daarin natuurlijk ook nadrukkelijk meenemen. De heer Van Ojik heeft het wat breder aangekaart. Ik kan er op zich ook wel wat meer over zeggen, maar ik denk dat dit nu niet hoeft. In het verslag van zo'n ministeriële zal ik deze punten meenemen. Dat lijkt mij het beste.

De heer Sjoerdsma heeft gevraagd naar het Internationaal Strafhof in Den Haag. We zijn er, denk ik, allemaal trots op dat Den Haag de stad van het internationaal recht is. We weten, denk ik, ook allemaal dat het strafhof en de aanklager onafhankelijk zijn. Nederland bemoeit zich dus ook niet inhoudelijk met onderzoeken en beslissingen van het Internationaal Strafhof. Ik kan daarom niet vooruitlopen op de gevolgen van een eventueel onderzoek of de mogelijke effecten van een van de onderzoeken, maar ik kan wel tegen de heer Sjoerdsma zeggen dat Nederland het hof steunt in zijn strijd tegen straffeloosheid en dat we er alles aan zullen doen wat in ons bereik ligt om het blijvend te ondersteunen. Ik dacht dat dat de enige vragen waren die in deze termijn aan mij waren gesteld.

Dan heb ik alleen nog de motie op stuk nr. 618 van mevrouw Karabulut. Ik heb daarover hetzelfde oordeel als over de motie die bij het vorige debat is ingediend. Dit is tegengesteld aan het kabinetsbesluit om militairen in te zetten, dus ik moet deze motie ontraden.

Ik wil afsluiten door de Kamer te bedanken voor het vertrouwen in de missie in zowel Mali als Afghanistan. Ik wil ook vanaf deze plek onze militairen en hun familie succes en sterkte wensen. Bovenal hoop ik, met u allen, op een behouden thuiskomst van alle militairen.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde van dit debat gekomen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende motie zullen we volgende week stemmen.

De vergadering wordt van 18.08 uur tot 19.03 uur geschorst.

Naar boven