Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | nr. 49, item 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | nr. 49, item 4 |
Vragen van het lid Visser aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "De wet zit rechters in de weg".
Mevrouw Visser (VVD):
Voorzitter. Rijden onder invloed van drank of drugs of door rood rijden en met 80 kilometer al append achter het stuur door een woonwijk scheuren, is niet normaal. Dat vind ik en dat vinden gelukkig de meeste mensen. Daarom is het belangrijk dat wij verkeershufters niet alleen kunnen oppakken, maar ook strafrechtelijk aanpakken. In een groot interview in De Telegraaf afgelopen zaterdag stelde raadsheer Buruma dat er grote verschillen zitten tussen de straffen die het Openbaar Ministerie eist en de straffen die daadwerkelijk door de rechter worden opgelegd. Dat zien wij ook terug in de cijfers. Uit onderzoek blijkt dat 65% van alle slachtoffers van verkeersdelicten vindt dat er te lage straffen zijn opgelegd.
In het interview worden twee dingen gesteld. Allereerst wordt gesteld dat het alleen maar anders kan als de wet wordt aangepast. In de tweede plaats moet het Openbaar Ministerie minder valse verwachtingen wekken. Dat is eigenlijk wel de wereld op zijn kop. Hiermee wordt de suggestie gewekt dat de rechters in Nederland worden gedwongen om lagere straffen of überhaupt geen straf meer op te leggen, omdat het OM in zijn eis roekeloosheid te vaak gebruikt als onderbouwing van de strafeis, terwijl er gewoon van roekeloos rijden sprake is. Het gaat om mensen die willens en wetens anderen in gevaar brengen. Wij zien dat het Openbaar Ministerie zijn best doet om aan te sluiten bij de verwachtingen die wij hier met elkaar hebben geuit door het opstellen van de Wegenverkeerswet, namelijk het keihard kunnen aanpakken van verkeershufters, mensen die anderen keer op keer willens en wetens in gevaar brengen. Dat doet geen recht aan het rechtvaardigheidsgevoel en evenmin aan het doel en de wens van de wetgever. Kan de minister aangeven hoe het zit? Moeten wij de wet aanpassen om ervoor te zorgen dat er daadwerkelijk strengere straffen komen en, zo ja, wanneer kunnen wij zo'n aanpassing verwachten? Of is er iets anders aan hand? Zou de minister kunnen aangeven wat er in dat geval moet gebeuren? Welke acties heeft de minister ondernomen of kan hij nog ondernemen om ervoor te zorgen dat wij dit soort lieden, deze verkeershufters, daadwerkelijk kunnen aanpakken?
Minister Blok:
Voorzitter. Er kan geen misverstand over bestaan dat bij ernstige verkeersdelicten de daders streng moeten worden aangepakt. Het signaal van de heer Buruma was niet het eerste signaal over mogelijke onduidelijkheden in de wet. Dat was dan ook de reden voor mijn voorganger om het WODC te vragen om een onderzoek in te stellen naar de manier waarop straffen worden opgelegd bij ernstige verkeersdelicten. Dat onderzoek is breed opgezet. Het gaat zowel in op de eis als op de feitelijke strafoplegging als op de omstandigheden die daarbij het afwegingskader vormen voor de rechter en het Openbaar Ministerie. Daar gaat ook de vraag van mevrouw Visser op in. Expliciet bekijkt het WODC ook of er juridische knelpunten zijn, of de formulering van de wet misschien niet helder genoeg is.
Het onderzoek zal nog dit voorjaar afgerond worden. Op grond van de uitkomsten ga ik om de tafel zitten met het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht, dus ook met de Hoge Raad, de werkgever van de heer Buruma. Als het onderzoek en het gesprek dat erop volgt aanleiding geven om de wet te wijzigen, omdat die verduidelijkt zou moeten worden, dan zal ik de Kamer daar zeker een voorstel voor doen.
Mevrouw Visser (VVD):
Ik dank de minister voor de beantwoording. Het onderzoek van het WODC is ons bekend, maar ik ga toch even door op de uitspraak van de heer Buruma dat de wet gewoon anders moet. Herkent de minister dit geluid van de heer Buruma, die heel helder aangeeft dat de wet gewoon aangepast moet worden? Herkent de minister de stelling dat het Openbaar Ministerie minder valse verwachtingen moet wekken? Daarmee wordt eigenlijk gezegd dat rechters niet anders kunnen, terwijl het Openbaar Ministerie volgens de VVD gewoon zijn werk doet om mensen die willens en wetens anderen op de weg in gevaar brengen, verkeershufters, te kunnen aanpakken. Als ik hoor dat wij eerst gaan wachten op het WODC-onderzoek en denk aan de duur van wettelijke trajecten, dan zijn wij zo twee jaar verder. Wat de VVD betreft moeten we dit soort lieden gewoon kunnen aanpakken en moet dat ook eerder.
Welke maatregelen kan de minister op dit moment al nemen? Is hij bereid om in gesprek te gaan met de rechterlijke macht, maar ook met het Openbaar Ministerie, om te kijken hoe het werk om verkeershufters aan te pakken op dit moment beter kan? Het is niet alleen een kwestie van strafrechtelijke aanpak, maar ook van de handhaving ervoor. Hoe zorgen wij ervoor dat wij dit soort lieden kunnen oppakken? Er kwamen signalen naar boven over een verminderd aantal alcoholcontroles. Kan de minister ingaan op de manier waarop wij de handhaving aan de voorkant kunnen versterken om drank- en drugsrijders, verkeershufters, hoe je ze ook wilt noemen, gewoon te kunnen aanpakken?
Minister Blok:
De punten die de heer Buruma noemt, liggen precies op tafel bij het WODC. Moet de wet aangepast worden? Moet de manier waarop het Openbaar Ministerie daarmee omgaat aangepast worden? Dat gebeurt in hoog tempo. Ik gaf al aan dat het onderzoek er dit voorjaar komt. Het is mij tot op heden wel gelukt om in een veel kortere tijd dan twee jaar met de Kamer, die daar ook een rol in speelt, tot wetgeving te komen. Maar dan moeten wij er wel voor zorgen dat die wetgeving dit probleem ook oplost. Toen de wet vijftien jaar geleden gemaakt werd, is er naar ik aanneem ook gedacht dat hij zou helpen. Nu moet hij dus ook echt goed worden. Ik voel alle urgentie die mevrouw Visser ook voelt, dus twee jaar lijkt mij wel een hele termijn.
Mevrouw Visser ging ook in op de verkeershandhaving en doelde waarschijnlijk op het bericht van vorige week over de verkeersfuiken. De politie heeft aangegeven dat de klassieke verkeersfuik niet meer effectief is, omdat mensen elkaar via Twitter of Facebook waarschuwen. Daarom is de politie overgegaan tot andere, individuele controles. Die komen in de metingen niet terug. Verkeersfuiken kun je veel makkelijker registreren dan individuele metingen. Ook hiervoor geldt dat de politie, net als ik, de aanpak van alcohol in het verkeer echt een topprioriteit vindt. Het is echt onacceptabel dat mensen met een slok op achter het stuur kruipen.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Visser (VVD):
Dank. Ik ken de minister als bewindspersoon die er korter dan twee jaar over doet om een wetsvoorstel naar de Kamer te brengen. Dat hebben we vooral op het woondossier gemerkt en ik proef die ambitie nu ook. Ik roep de minister op om hier inderdaad zo snel mogelijk werk van te maken. Ik ben ook blij met de toezegging dat alcohol in het verkeer een prioriteit is en blijft voor zowel de politie als de minister.
De heer Van Helvert (CDA):
Heel fijn dat de VVD nu ook duidelijk zegt dat dit een prioriteit is. Ik hoor de minister dat ook namens het kabinet zeggen. Feit is wel dat de afgelopen vier jaar vooral is ingezet op massaflitsen op de A2 om de staatskas te vullen, terwijl het specifiek zoeken van de verkeershufter niet is gebeurd. Wat de minister nu toezegt aan onderzoeken is prima, maar de vraag van het CDA is: wat kunnen we nu al doen, per direct, om over te gaan van het massaflitsen om de staatskas te vullen, op het specifiek zoeken van de verkeershufter? Daar zouden we nu al mee kunnen beginnen. Wat kan de minister daar nu al aan doen?
Minister Blok:
De politie heeft nu juist aangegeven dat ze dat doen, maar dat ze, omdat ze geconcludeerd hebben dat de oude methode van de fuiken niet meer werkt, zijn overgegaan op slimmere, modernere controles. Het zou wel heel raar zijn als wij hier vanuit Den Haag tegen de diender op straat gingen zeggen: we delen jouw conclusie niet; hoewel jij constateert dat die fuiken niet meer werken, vinden wij dat je toch fuiken moet gaan organiseren. Als de mensen op straat zeggen dat de fuiken niet meer werken en dat ze het daarom anders gaan aanpakken, met dezelfde prioriteit om alcoholmisbruik in het verkeer keihard aan te pakken, vind ik het juist cruciaal dat ze daar de ruimte toe krijgen.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik heb een aanvullende opmerking, want D66 vindt het afschuwelijk als zo veel slachtoffers het gevoel hebben dat ze tekort worden gedaan. We vinden het ook afschuwelijk als rechters moeten aangeven dat iets wat wij als wetgever hebben bedacht, eigenlijk niet goed werkt. Ik wil naar aanleiding van de VVD-inzet een definitieve check doen. Klopt het dat de minister zegt dat er eerst degelijk onderzoek wordt gedaan naar wat er precies aan de hand is, alvorens maatregelen worden genomen die wellicht het realiseren van goede uitspraken opnieuw zouden kunnen belemmeren? Klopt het dat hij zorgvuldigheid bepleit en de tijd wil nemen, alvorens met nieuwe wetsvoorstellen te komen?
Minister Blok:
Zorgvuldigheid zeker, het onderzoek vindt nu al plaats, maar ik heb er wel haast mee. Dat zei ik ook tegen mevrouw Visser. Vandaar mijn ambitie om voor de zomer niet alleen het onderzoek gedaan te hebben, maar ook met de betrokken partijen — de rechtspraak, de Hoge Raad en het Openbaar Ministerie — de conclusies van dat onderzoek omgezet te hebben in concrete daden. Als daarvoor een wetswijziging naar de Kamer moet, dan heb ik ook daar haast mee.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20162017-49-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.