Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | nr. 25, item 22 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | nr. 25, item 22 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2017 ( 34550-XIII ).
De voorzitter:
Wij beginnen met de eerste termijn van de Kamer. Daarin hebben wij iets bijzonders, namelijk een maidenspeech. Maar degene die zijn maidenspeech zou houden, is er nog niet. Hij zal vast op tijd komen. Ik geef als eerste het woord aan de heer Van Gerven namens de fractie van de SP, maar niet dan nadat ik andermaal de staatssecretaris van Economische Zaken, belast met het onderdeel Landbouw en natuur, welkom heb geheten.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Wat heeft vier jaar liberale politiek opgeleverd voor boeren, natuur, dieren en ons voedsel? Bijna de helft van de varkens- en kippenhouders leeft al gemiddeld vijftien jaar onder de armoedegrens. De markt helpt hen niet. De prijzen die zij krijgen voor hun kippen en varkens zijn onvoldoende. Op drie aspecten ga ik in: de inkoopmacht, de mededinging en de productiebeheersing. Door de grote concentratie van marktmacht bij een klein aantal supers kunnen duizenden individuele agrariërs alleen maar ja en amen zeggen tegen de prijs die hun wordt opgelegd. Onderschrijft de staatssecretaris dat er op dit vlak iets moet gebeuren? De Kamer heeft mijn motie gesteund, waarin de regering wordt gevraagd om misbruik van inkoopmacht actiever op te sporen en tegen te gaan. Hoe staat het daarmee?
Als het gaat om mededinging, moeten boeren en vissers meer ruimte krijgen om zich te organiseren, zeker als het gaat om duurzaamheid. Hoe staat het daarmee? Rutte, gesteund door PvdA-bewindspersonen heeft nagelaten het verdienmodel te verbeteren. Sterker nog, de problemen zijn erger geworden. Door afschaffing van de melkquotering zijn er veel te veel koeien, zitten wij diep in de shit en is de melkprijs met een kwart gekelderd, waardoor volgend jaar 10% van de bedrijven moet stoppen en 35% tot 50% een extra lening moet vragen. Onderkent de staatssecretaris dat de afschaffing van de melkquotering een rampzalige fout was?
Het beleid waarbij miljarden aan landbouwsubsidies worden uitgegeven en toch de helft van de boeren in armoede leeft, moet op de schop. De SP heeft onderzoek gedaan onder de boeren. Daaruit blijkt dat 95% liever een kostendekkende prijs heeft voor zijn product dan subsidie. Onderschrijft de staatssecretaris dat dit een wenselijke richting is en dat mededingingsregels en inkoopmacht moeten worden aangepakt en dat productiebeheersing nodig is? Een boer moet kunnen leven van de prijs die hij of zij krijgt voor zijn of haar producten. Subsidies moeten gericht zijn op meerwaarde, zoals weidevogelbeheer, waterberging of akkerranden.
Regeren is vooruitzien. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: wat wordt de inzet bij het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid? Wij worden opgeschrikt door alarmerende cijfers, namelijk dat duizenden boerenbedrijven zullen verdwijnen omdat er geen opvolgers zijn. Dat is een groot probleem. Het gezinsbedrijf als drager van het platteland delft het onderspit en schaalvergroting versnelt daardoor. Wil de staatssecretaris een aanvalsplan ontwikkelen voor een gemakkelijker overgang van bedrijven naar jonge boeren?
Rutte laat armoede en grote problemen voor melkveehouders en vakenshouders na. Voor de natuur valt de balans net zo slecht uit. De kabinettten-Rutte sneden de helft van het natuurbudget weg, maar, zo beloofde het in het regeerakkoord: wij maken de natuur van de ecologische hoofdstructuur af. Nou, niet dus. Wij krijgen ruim 50.000 voetbalvelden minder natuur dan gepland. Waarom is dat regeerakkoord dan gebroken? Waar is de in het regeerakkoord beloofde tussenevaluatie van 2016? Wat is er gebeurd met de toezegging op een motie voor betere natuurdoelstellingen, zodat de voortgang inzichtelijk wordt gemaakt voor de Kamer?
De nieuwe Natuurbeschermingswet bracht verslechtering: vrij spel voor de jagers en 205 soorten dieren en planten worden niet meer beschermd, evenals 64 beschermde natuurmonumenten. Als ook Pieter van Vollenhoven vindt dat er iets aan de hand is, kan de staatssecretaris toch niet mooi weer blijven spelen? Is hij bereid om die 64 beschermde natuurmonumenten nog wat langer te beschermen, zodat we kunnen laten inventariseren welke gevolgen de afschaffing heeft?
En hoe valt de balans uit voor de dieren? De SER heeft geadviseerd om nu flink in te zetten op verduurzaming van de veehouderij. Ik zag dat de staatssecretaris gisteren geantwoord had. Hij is bereid om een regisseur in te zetten, maar wat betekent dit voor al die sectoren? Het is volstrekt duidelijk dat er enorme stappen gezet moeten worden en dat ook het maatschappelijk onbehagen over de ontwikkelingen groot is. Wat gaat er op dit terrein gebeuren? Kan de staatssecretaris daar nader op ingaan?
Dat is des te meer nodig omdat de weidegang drastisch is teruggelopen, van 69% naar 65% in één jaar tijd, terwijl in 2001 nog 90% van de koeien in de wei stond. Erkent de staatssecretaris dat zijn voornemen om dit aan de sector over te laten, dus heeft gefaald? Erkent hij dat moedervarkens nog steeds tussen stangen staan waardoor zij letterlijk hun kont niet kunnen keren, ondanks het feit dat we vriendelijke alternatieven als de Pro Dromi-stal hebben. Staatssecretaris, kom in actie!
Er zijn ook Kamermoties aangenomen waarin gepleit werd voor meer strooisel en meer afleiding, maar nog steeds zien we gebrek aan afleiding. In plaats van strooisel krijgen varkens een geamputeerde staart, terwijl het verbod op het knippen van staarten bij varkens al 25 jaar oud is. Wanneer wordt dat nou eens effectief gehandhaafd?
Op het gebied van de handel in honden mag er ook wel een tandje bij. Ik wijs op de louche puppyhandel. We hebben laatst een uitzending van Omroep Brabant gezien waar je niet vrolijk van wordt. Ongure types bedreigen journalisten en consumenten. Wat vindt de staatssecretaris van het voorstel om een tijdelijke taskforce op te zetten om illegale dierenhandel te bestrijden? Ik heb daarover een amendement in voorbereiding.
De hele kabinetsperiode is de mensen een worst voorgehouden dat er een wet over dierenaantallen en volksgezondheid aan zat te komen, maar is dat niet de wet der traagheid? Is die wet er al? Of komt die eraan? Wanneer kunnen wij die inzien? Volgens mij moeten we aan de slag. Dit is iets wat de staatssecretaris echt in werking kan zetten. Als hij zich niet wil laten ringeloren door de VVD, zou hij op dit punt een stap vooruit kunnen zetten.
Dat kan hij ook doen om de slachtoffers van de Q-koorts tegemoet te komen. Het is toch een ongerijmdheid dat enerzijds bedrijven worden gecompenseerd voor tientallen miljoenen, terwijl er anderzijds voor de mensen die getroffen zijn en soms zelfs het leven erbij hebben gelaten, eigenlijk niets wordt gedaan en geen compensatiefonds komt? Dat zou toch wel moeten gebeuren? Dat is echt noodzakelijk!
Nadat het merendeel van de visverwerkende industrie een onvoldoende had gekregen, bleken ook de kippenslachterijen het niet nauw te nemen met voedselveiligheid en dierenwelzijn. De heer Vanthemsche heeft inmiddels twee evaluatierapporten over de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) geschreven. Kan dat laatste rapport een update krijgen? Een voormalig staatssecretaris heeft destijds beloofd dat dit om de drie jaar zou gebeuren. Wij vragen daarom omdat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit nog steeds niet goed functioneert. De afgelopen vijftien jaar is een op de drie personeelsleden verdwenen. We moeten echt de weg omhoog inzetten. Er moeten meer mensen en middelen worden ingezet om de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit effectief te kunnen laten functioneren.
Ik maak de balans op. In de natuur moet veel gebeuren. De boeren zitten in het nauw. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit functioneert onvoldoende. Ik weet dat de staatssecretaris er pas een jaar zit en dat wij hem niet voor alles verantwoordelijk kunnen houden, maar ik kan mij nog een debat herinneren waarin ik hem een superman heb genoemd. De zaal applaudisseerde; men vond dat een goed idee. Als de staatssecretaris nou eens die houding aannam en een aantal van de problemen die ik genoemd heb aanpakte, zou hij die titel weleens echt kunnen verdienen. Wil hij daarvoor gaan, dan zou hij wat mij betreft terug kunnen komen in een volgend kabinet, wellicht het kabinet-Roemer I.
In het groen onderwijs is sprake van een ongerijmdheid. Men krijgt daar minder geld per leerling dan in het reguliere onderwijs. Wil de staatssecretaris hiervoor een oplossing zoeken?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Mooie woorden van de SP-fractie over het natuurbeleid, maar vandaag is een motie van mij en de Partij van de Arbeid in stemming gebracht over de zogenaamde TOP-gebieden, ernstig verdroogde gebieden die kwalitatief zeer waardevol zijn. Die motie had met de steun van de SP een meerderheid gekregen. De SP heeft de motie echter niet gesteund en ik wil graag weten waarom.
De heer Van Gerven (SP):
Ik zal het uitzoeken. U doelt waarschijnlijk op collega Smaling. U krijgt een antwoord in tweede termijn.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik ben heel benieuwd. Ik spreek hier de SP-fractie aan, waarvan de heer Van Gerven ook lid is. Nogmaals, met de steun van de SP hadden we die zeer kwetsbare natuurgebieden een impuls kunnen geven. Een gemiste kans!
De heer Van Gerven (SP):
Ik zoek het uit en u krijgt antwoord in tweede termijn.
De voorzitter:
Maar u zat er net ook al bij.
De heer Van Gerven (SP):
Jazeker, ik zat erbij en ik heb gestemd, maar u weet hoe het gaat met die afwegingen.
De heer Geurts (CDA):
Met heel wat woorden kan ik het ook nog wel eens zijn vandaag; uiteraard niet met het kabinet-Roemer, maar dat terzijde. De SP-fractie sprak erover dat de inkomenssituatie in de land- en tuinbouw ernstig is. Die is ernstig. Dat zijn we met elkaar eens. De SP legt echter ook allemaal extra eisen op aan de sector. De zeugenhouderij en nog een aantal dierencategorieën werden genoemd. Hoe gaat de SP daarmee om: aan de ene kant ach en wee roepen en aan de andere kant niets doen?
De heer Van Gerven (SP):
Als je om welke reden dan ook dieren houdt, voor gezelligheid of voor productie, dan moet dat met respect gebeuren. Een dier moet dan het natuurlijke gedrag kunnen vertonen. Dat hoort voorop te staan. Daarom zijn wij een groot voorstander van een aantal welzijnseisen in de productiesectoren waar dieren worden geproduceerd voor consumptie.
Natuurlijk hangt er een prijskaartje aan het fatsoenlijk houden van dieren. Wij vinden dat er een fatsoenlijke kostprijs plus een redelijke marge daarop betaald moet worden voor de producten die de boer levert. Daar pleiten wij al heel lang voor. Wij constateren ook dat de positie van individuele agrariërs om hun producten te vermarkten tegen een redelijke prijs scheef is. Daaraan zou iets moeten gebeuren, maar niet door het dierenwelzijn te schenden vanwege een mogelijk financieel gewin.
De heer Geurts (CDA):
Ik vind dit toch wel ernstig. Aan de ene kant zegt de SP voor de inkomens van boeren te willen opkomen, maar aan de andere kant geeft de SP hun een klap in de nek door te zeggen dat dierenwelzijn niet goed is geborgd in Nederland. Ik vind dat een zeer kwalijke zaak. Ik zou graag onderbouwd krijgen waarom de SP dat vindt, want in geen enkel rapport staat dat het dierenwelzijn in Nederland zo slecht is als de SP hier probeert neer te zetten. Het is gewoon niet waar. We behoren tot de top in de wereld.
De heer Van Gerven (SP):
Ik heb zojuist de varkenshouderij genoemd. Dat is een evident voorbeeld dat het echt ontspoord is. De manier waarop die dieren worden gehouden, is over de hele linie niet oké. Van 99% van de varkens wordt de staarten geknipt, terwijl dat al 25 jaar verboden is. Wij weten dat het knippen van de staarten nodig is, omdat de varkens niet op een fatsoenlijke manier worden gehouden. Zouden ze wel op een fatsoenlijke manier worden gehouden, dan zou dat staarten knippen niet nodig zijn. Dat is toch een duidelijk voorbeeld dat we niet op de goede weg zijn? Als wij dieren, in dit geval varkens, houden voor de productie, dan moeten ze hun staart kunnen behouden, namelijk door ze op een fatsoenlijke manier te houden, met voldoende ruimte, met strooisel en met voldoende afleiding zodat ze elkaar niet te lijf gaan.
De heer Geurts (CDA):
Ik vind het toch wel bijzonder dat dit in de plenaire zaal door de SP-fractie wordt verkondigd. Laten we kijken naar de biologische sector, waar u een groot voorstander van bent. Ook daar worden staarten behandeld, omdat het leed veel groter kan zijn als die staart eraan blijft. Niet bij alle bedrijven — dat ben ik met u eens — maar ook daar wordt het gedaan om grotere bloedbaden te voorkomen. Ik vind het dus een heel bijzonder verhaal dat u hier houdt.
De heer Van Gerven (SP):
Ik vind het onbegrijpelijk dat een man die heel veel weet van de varkenshouderij hier de stelling verkondigt dat je varkens alleen goed kunt houden als de staarten geknipt worden. Daar kan ik met mijn pet niet bij.
Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter. Ik wil beginnen met een felicitatie. Nog niet aan het adres van collega Van der Velde — daar ben ik nog te vroeg voor — maar wel aan dat van de Partij voor de Dieren, die haar tienjarig jubileum heeft vandaag. Van harte gefeliciteerd.
Voor veel mensen is het een vanzelfsprekendheid om naar de supermarkt te gaan om daar hun vlees, groenten en fruit te kopen. Deze producten liggen in de schappen doordat boeren, tuinders en vissers 7 dagen in de week 24 uur per dag klaarstaan op hun bedrijf. Zij zorgen ervoor dat wij kwalitatief goed en betaalbaar voedsel kunnen kopen. Daar staan wij als consument weinig bij stil. Wij staan er ook niet bij stil dat deze ondernemers zich zorgen maken, zorgen over het vaak eenzijdig gevoerde maatschappelijke debat. Ook de regels en de bemoeienis van de overheid zijn nog steeds een grote zorg: het gevoel dat de overheid op jouw stoel zit. Linkse clubs, zoals Wakker Dier en Greenpeace, nemen het voortouw om een eenzijdige discussie aan te wakkeren. Zij praten mensen over de rug van onze boeren, tuinders en vissers angst aan en lijken maar één doel te hebben, namelijk om de landbouw en de visserij fors terug te dringen en sommige sectoren helemaal uit het land te verbannen. Ik kan me daar ontzettend boos over maken, net zo goed als ik geen respect heb voor de cowboys in dit land die menen dat de regels voor iedereen gelden behalve voor hen. Ook de overheid moet zichzelf in de spiegel bekijken. De regelgeving is, ondanks de inspanningen op dit punt, een grote ergernis voor de boeren.
De agrarische sector is in al zijn facetten een prachtige sector, maar er is nog veel werk aan de winkel. Veel partijen doen ons geloven dat het ongelooflijk slecht gaat met Nederland. We hebben echter hard gewerkt om na de crisis de basis weer op orde te krijgen. Daar beginnen we nu de vruchten van te plukken. De werkgelegenheid neemt toe en meer mensen vinden gelukkig weer een baan. We hebben vaak, tegen de publieke opinie in, moeilijke beslissingen durven nemen. We konden rekenen op kritiek van de oppositie, maar de cijfers tonen aan dat we verstandige beslissingen hebben genomen. We hebben de basis op orde gebracht en kunnen nu stap voor stap werken aan een beter ondernemersklimaat.
Nederland is al jaren op rij de tweede voedselexporteur van de wereld. Nederlandse boeren lopen voorop in innovatieve ontwikkelingen, zoals precisielandbouw en oplossingen voor CO2-reductie. Bovendien hebben we inmiddels de meest duurzame vissersvloot ter wereld. De sector is hoogproductief en zeer efficiënt, met andere woorden: met weinig grond en grondstoffen wordt veel voedsel geproduceerd. Dat gebeurt op een zorgvuldige manier. Zo zijn het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en antibiotica bij dieren de afgelopen jaren fors teruggedrongen. We zien dat de vispopulatie in de Noordzee groeit en dat is het geval dankzij de Nederlandse vissersvloot, die vooroploopt in verduurzaming. Er is veel internationale belangstelling voor het Nederlandse schip dat 60% minder brandstof verbruikt. Ook dit voorbeeld laat maar weer eens zien dat Nederland een voortrekkersrol heeft bij de verduurzaming en dat samenwerking, in dit geval tussen maritieme bedrijven, overheid en kennisinstituten, tot mooie dingen leidt.
In de voorbereiding op deze begrotingsbehandeling heb ik me laten inspireren door een rapport van ABN AMRO met als titel In de ban van de pieper. Daarin waarschuwt een sectorspecialist dat zonder een Europees gelijk speelveld de aardappelteelt uit Nederland dreigt te verdwijnen. Dit was voor mij aanleiding om verschillende bedrijven in de aardappelsector te bezoeken. De bedrijven die ik bezocht houden zich bezig met veredeling, teelt, afzet, export, tot en met het product, de aardappel, op tafel. Niet alleen de regelgeving kwam aan de orde, maar ook de uitdagingen waar de landbouw voor staat kwamen aan de orde, zoals klimaatverandering, de voedselzekerheid en voedselveiligheid. Dat zijn allemaal uitdagingen waar de boer en de tuinder over nadenken. Maar laten we wel stellen dat deze verder gaan dan alleen het boerenerf.
Geïnspireerd door de aardappel neem ik de Kamer graag mee door die aardappelketen, zij het in grote stappen. Daarbij wil ik graag beginnen bij de veredeling van planten. Die staat aan het begin van onze voedselketen. We zijn in staat om een aardappel te ontwikkelen die resistent is tegen ziekten en schimmels, of een aardappel die beter gedijt in zoute of brakke grond. Op dit moment lijkt de veredeling stil te staan. Brussel geeft geen duidelijkheid over de vraag of nieuwe technieken wel of niet mogen worden gebruikt. Ik roep het kabinet op om met meer daadkracht aan dit dossier te trekken. De veredeling kan een bijdrage leveren aan belangrijke oplossingen voor klimaatverandering en voedselzekerheid. Dat kan zij niet alleen in Nederland, maar ook in de rest van de wereld. Technieken moeten veilig zijn voor mens, plant, dier en de omgeving. Dat geldt zeker als het gaat om technieken waarbij vreemd DNA wordt gebruikt. Maar de technieken die veilig zijn, moeten ingezet kunnen worden. Nederland mag zijn positie in de veredeling niet verliezen.
Verder is het van cruciaal belang dat de Nederlandse én de Europese kennis op dit dossier op orde zijn en blijven. De rest van de wereld zit niet stil. Technieken die aan de andere kant van de wereld worden bedacht, moeten wel met ónze kennis beoordeeld kunnen worden op de vraag of het gebruik ervan wel of niet veilig is.
Ontwikkelingen in de precisielandbouw volgen elkaar in een rap tempo op. Vroeger stond een gps-systeem op een trekker al symbool voor die precisielandbouw. Op dit moment zijn er al nieuwe meettechnieken in combinatie met ICT-toepassingen waarbij de bodemgesteldheid nauwkeurig in beeld wordt gebracht en waarbij tijdens het oogsten gegevens over de opbrengst heel precies aan andere data worden toegevoegd. Er wordt daarbij ook gebruikgemaakt van sensoren in het veld. Op die manier kan de boer een grote hoeveelheid informatie verzamelen, waardoor hij in staat is om heel gericht mineralen of bemesting toe te voegen aan het perceel. Ook de inzet van gewasbeschermingsmiddelen kan veel gerichter plaatsvinden. De VVD steunt deze innovatieve ontwikkelingen van harte. Precisielandbouw is het omgaan met variatie.
De regelgeving mag hierbij geen beperkende factor zijn. Vorig jaar heb ik het kabinet al opgeroepen om de belemmeringen in beeld te brengen en waar nodig weg te nemen. Ik vraag de staatssecretaris om hier nu echt werk van te maken. Kan hij zeggen wanneer de Kamer de uitwerking van de motie mag verwachten?
Ik wil nu, vandaag, graag een stap verder zetten. Het kabinet heeft de regeldruk aangepakt en 2,5 miljard lastenverlaging gerealiseerd. Maar de staatssecretaris heeft ook een maatwerkaanpak agrocluster geïntroduceerd. We hebben kunnen lezen dat een aantal gesignaleerde knelpunten is opgelost. In de gesprekken die ik met ondernemers aanga, hoor ik echter dat zij nog een directe ingang missen waar zij hun klachten of opmerkingen over regelgeving en belemmeringen voor nieuwe ontwikkelingen kunnen melden. Ik vraag de staatssecretaris om een agroloket te openen, naar het voorbeeld van het Chemieloket, dat is ingesteld door de minister van Economische Zaken. Het moet eenvoudig en digitaal bereikbaar zijn voor alle sectoren, van de akkerbouwsector tot de varkenshouderij, van de pluimvee- tot de tuinbouwsector. Het moet dus echt voor alle sectoren en de ketenpartners toegankelijk zijn.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik kom nog even terug op het vorige blokje, over innovatie en verduurzaming. Tijdens de vorige behandeling van de begroting, vorig jaar, heb ik voorgesteld om subsidies vanuit Europa direct te koppelen aan innovatie en verduurzaming en ze tevens transparant te maken. Ik ga ervan uit dat, als ik nu weer zo'n motie indien, mevrouw Lodders die zal steunen. Het lijkt mij geweldig als we inderdaad die innovatie en verduurzaming nóg een stap verder kunnen brengen.
Mevrouw Lodders (VVD):
Dit is een heel mooi bruggetje naar het volgende blokje, want daarin ga ik in op het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Mevrouw Koşer Kaya weet dat de VVD heel graag wil inzetten op verduurzaming en met name op de innovatie die dat mogelijk maakt. Als wij het gemeenschappelijk landbouwbeleid daarop gaan aanpassen, moet wel, wanneer geschoven wordt met budgetten, gekeken worden naar de regelgeving die achterblijft. Want het kan niet zo zijn dat de negentien richtlijnen waar al die boeren en tuinders aan moeten voldoen — met name de boeren, maar zeker ook de vissers als het gaat om het visserijbeleid — blijven bestaan, terwijl de budgetten naar heel andere dingen gaan.
De voorzitter:
Ik stel voor dat mevrouw Lodders even haar deel van de argumentatie geeft en dat de leden daarna de kans krijgen om te interrumperen.
Mevrouw Lodders (VVD):
Het is wel een lang blokje. Ik vind het prima, maar …
De voorzitter:
U wilt nu interrumperen, mevrouw Koşer Kaya? Ga uw gang.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Graag, want dit is heel erg belangrijk. Op het punt van de regelgeving vinden mevrouw Lodders en ik elkaar snel. Wij hebben samen een motie ingediend om door de bomen het bos te laten zien en één regeling te maken. Op het punt van het koppelen van Europese subsidies aan duurzaamheid en innovatie, wil ik wel een helder antwoord van mevrouw Lodders. Gaan we subsidies uit Europa nu echt inzetten voor verduurzaming en innovatie?
Mevrouw Lodders (VVD):
Het komend jaar zullen wij in deze Kamer uitgebreid spreken over de nieuwe voorwaarden en de onderhandelingen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid in Brussel. Er zijn voor de VVD twee heel belangrijke dingen. Het eerste is dat de budgetten die er zijn, worden ingezet voor innovatie. Het tweede is dat we al die rigide regels schrappen die op maatregelen sturen in plaats van op doelen. Ik kom straks nog met een aantal voorbeelden daarvan.
De voorzitter:
Mevrouw Koşer Kaya nog? Als we inzetten, maken we het af.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ja, voorzitter, als dat mag, graag.
De voorzitter:
Het is het een of het ander.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Dan constateer ik dat de VVD met mij samen in gaat zetten op innovatie en duurzaamheid als het gaat om landbouwsubsidies. Op het andere punt wil mevrouw Lodders zo ingaan. Indien nodig, zal ik daar een vraag over stellen. Ik ben blij met de toezegging.
Mevrouw Lodders (VVD):
Het is geen verrassing. Vorig jaar net voor de begrotingsbehandeling schreef ik al een opinieartikel over het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid, omdat het huidige beleid naar onze mening failliet is, omdat het innovatie frustreert.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Mevrouw Lodders had het net over de regeldruk die afgenomen zou zijn. Ze noemde het getal van 2,5 miljard. Dat is voor de hele economie. Hoe kijkt mevrouw Lodders aan tegen de regeldruk in de landbouw sec?
Mevrouw Lodders (VVD):
Het kabinet heeft zichzelf een forse ambitie gesteld: 2,5 miljard. Ik constateer dat er netto gezien ook een opbrengst voor de landbouw is. Ik had die opbrengst graag hoger gezien, maar netto hebben we opbrengst. Ik heb een aantal voorbeelden, want ik had deze vraag van u dan wel van collega Geurts verwacht. Ik kan de getallen noemen, maar ik denk dat de heer Geurts deze ook beschikbaar heeft. Dat is overigens precies de reden waarom ik het agroloket voorstel, om die volgende stap en slag te maken.
De heer Dijkgraaf (SGP):
De heer Geurts heeft ze ongetwijfeld ter beschikking. Ik in ieder geval wel. Als je alleen naar landbouw kijkt, hebt u gelijk. Maar als je kijkt naar regelgeving die op landbouw betrekking heeft en die bij andere ministeries zit, kom ik toch echt op een plus in de regeldruk. De regeldruk is toegenomen met 13,08 miljoen. Dus hoe rekent mevrouw Lodders nou?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik kan u een aantal voorbeelden noemen. Het invoegen van agrarische activiteiten in het Activiteitenbesluit levert een heel fors voordeel op van in totaal 37 miljoen. Dat betreft natuurlijk niet allemaal de landbouw. Ik noem het verminderen van de toezichtslasten in de vleesketen en het afschaffen van het Bedrijfsregister Agrarische Bedrijven. Er is een lastenverlichting op diergeneesmiddelen gerealiseerd. In de PAS is een lastenverlichting doorgevoerd. De NVWA heeft een aantal stappen gezet, waarbij onder andere het exportsysteem is aangepast, wat een voordeel heeft. Ik kan citeren uit het overzicht. Dat lijkt me niet heel erg wijs. Ik had graag meer willen realiseren voor de sector. In de sector, met name in de veehouderij, is een aantal maatregelen genomen. Ik noemde de grondgebonden groei van de veehouderij. Daar komt volgende week naar alle waarschijnlijkheid de wet fosfaatrechten bij. Per saldo zie ik gelukkig dat er een aantal stappen gezet is.
De voorzitter:
Wij hebben ook allerlei mensen die met ons meekijken. De NVWA is de …
Mevrouw Lodders (VVD):
Dat is de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, voorzitter.
De voorzitter:
Ik weet het wel, maar wij moeten proberen afkortingen af en toe eventjes voluit te zeggen. Dan kunnen mensen het debat beter volgen.
Mevrouw Lodders (VVD):
Het is heel goed dat u mij daarop wijst. Zeker.
De heer Dijkgraaf (SGP):
De voorbeelden die mevrouw Lodders noemt zijn natuurlijk mooi. Die zijn er, maar wat vindt zij van de wijziging bouwbesluit brandveiligheid: plus 25 miljoen. Aanscherping antibioticaregels: plus 10 miljoen. Afschaffing productschappen: 9 miljoen. Aanscherping emissie-eisen fijnstof: 7,5 miljoen. Ammoniak: 12,5 miljoen. Besluit emissiearme huisvesting: 5 miljoen. Trekkerrijbewijs: 4 miljoen. Je moet niet alleen kijken naar de landbouwbegroting, want het trekkerrijbewijs zit bijvoorbeeld bij I en M. Als je al die dingen bij elkaar optelt, kom je op een regeldrukstijging voor de landbouw van 13 miljoen.
Mevrouw Lodders (VVD):
Zeker heb ik ook gekeken naar alle andere ministeries waar maatregelen genomen zijn dan wel een reductie heeft plaatsgevonden. Het is heel aardig dat de heer Dijkgraaf een aantal voorbeelden noemt, maar er zijn ook een aantal voorbeelden van dingen die wij met elkaar heel erg verstandig hebben gevonden. Over het antibioticabeleid en de antibioticareductie zijn wij het eens. Wij zijn het erover eens dat dat soort belangrijke stappen in het kader van de volksgezondheid, diergezondheid, breed eigenlijk, gezet zijn. Je kunt niet altijd zeggen: wij houden het op nul. Dat zijn belangrijke stappen voorwaarts. Overigens weet de heer Dijkgraaf ook dat de VVD over een groot aantal andere zaken zeer kritisch is geweest.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Als ik een vierde keer mag, voorzitter, dan doe ik dat graag.
De voorzitter:
Als u vindt dat u geen antwoord hebt gekregen. Ik zal even uitleggen hoe het werkt. Als mensen echt vinden dat ze geen antwoord hebben gekregen, dan mogen ze nog wat zeggen. Nahikken dat ze dankbaar zijn voor het antwoord en zo heeft niet zo'n zin. Dan wordt het nog later.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Nee. Ik heb nog een heel concrete vraag. Ik dank u voor die ruimte. Ik zal daar spaarzaam gebruik van maken.
Het punt is dat, als je die dingen allemaal netjes op een rijtje zet en allemaal bij elkaar optelt, die stelling helaas niet opgaat. Daar liggen inhoudelijke discussies achter. Heeft mevrouw Lodders een ander lijstje dat niet optelt tot 13 miljoen en wat rekent zij dan niet mee?
Mevrouw Lodders (VVD):
Nee, ik heb geprobeerd om aan te geven dat er heel veel zaken zijn waar de landbouw wel degelijk profijt van heeft gehad. Ik heb net het voorbeeld genoemd van de antibiotica, maar ik kan ook het voorbeeld noemen van het afschaffen van de productschappen. Er is veel regelgeving vanuit de productschappen een-op-een overgezet naar regelgeving, niet omdat de Kamer dat heel graag wilde — hoewel: een groot aantal partijen wel; de VVD was daar zeer kritisch over — maar juist omdat de sector gevraagd heeft om dat te doen. Ik reken hem mee in het lijstje, natuurlijk, want dat geeft een eerlijk beeld, maar dat zijn wel de stappen die gezet zijn. En dat snap ik, maar dat is precies de reden waarom ik dat agroloket wil openen. Ik wil juist de vervolgstap zetten om verder te gaan, want ik denk dat er nog heel veel uitdagingen liggen. Ik denk dat de heer Dijkgraaf dat met mij eens zal zijn.
De heer Geurts (CDA):
Ik was al een beetje aangekondigd. Even een kleine correctie, het ging niet over het trekkerrijbewijs, want daar hebben wij unaniem voor gestemd. Ik denk dat de heer Dijkgraaf het trekkerkenteken bedoelt, maar dat even ter zijde.
Ik zie dat de VVD-fractie en mevrouw Lodders een vlucht naar voren nemen. Ze presenteren bij elke begroting nieuw beleid, maar laten wij het even hebben over de beloftes uit het verleden. Wat is er nou overgebleven van die beloftes? Ik kan mij nog herinneren dat mevrouw Lodders in de aanloop naar de verkiezingen van 2012 met een kalf rondliep. Daar schreven allerlei mensen allerlei regels op waar ze van af wilden. Mijn concrete vraag aan mevrouw Lodders is: welke regels van dat kalf heeft zij nou afgeschaft?
Mevrouw Lodders (VVD):
Op die vraag had ik niet gerekend, maar het is wel ontzettend mooi dat de heer Geurts deze vraag stelt. Een van de grote ergernissen bij het onderzoek naar de waterkwaliteit was dat er vooral en alleen naar de landbouw werd gekeken. Daarin hebben wij stappen gezet. Een van de heel grote frustraties die meerdere keren werd genoemd was de NVWA. We houden bij de NVWA een extra vinger aan de pols. We hebben gesproken over een herijking van het takenpakket van de NVWA. Op dat kalf hadden we ook een heel aantal maatregelen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid gezet, met name over de vergroening. Helaas heb ik de 5% niet kunnen schrappen en helaas heb ik ook de vergroeningsmaatregelen niet in de volle breedte kunnen doorvoeren in de Kamer. Waarom niet? Omdat met name het CDA mij daarbij in de steek liet. Een ander element is de jacht, dat vooral de mensen in de bosrijke gebieden belangrijk vinden. Dit element hebben we in de Natuurwet overeind weten te houden. Ik kan nog doorgaan, voorzitter, maar u ziet dat ik een heel aantal voorbeelden kan presenteren.
De heer Geurts (CDA):
Terugkomend op dat kalf: over het gemeenschappelijk landbouwbeleid stond niets op dat kalf. Kijk maar na. In ieder geval op de avonden dat ik erbij was, is dat er niet op gezet. Dat is één. Twee. In de vorige debatten heeft mevrouw Lodders gezegd dat Nederland de eerste agro-exporteur ter wereld moet worden. Wat is daarvan terechtgekomen? Niks. Ze heeft het over minder regels, maar het zijn er alleen maar meer geworden. De heer Dijkgraaf heeft daar net een aantal voorbeelden van genoemd. Mevrouw Lodders heeft in het verleden aangegeven dat zij het mestbeleid zou gaan aanpakken; wat past er bij de gewasbehoefte? Tot op de dag van vandaag zijn de equivalente mestmaatregelen, die van belang zijn voor de akkerbouw, niet geregeld. Ook zijn de kosten van de NVWA alleen maar toegenomen. Ik was gisteren in Groningen, waar een ondernemer het mij heeft voorgerekend. Het was nog veel meer dan ik dacht. Ik rekende met €250 per uur, maar de kosten zijn alweer hoger. Wat heeft de VVD de afgelopen vier jaar bereikt op de punten die mevrouw Lodders noemt? He-le-maal niks! De kosten zijn alleen maar gestegen, het is alleen maar duurder geworden en het wordt voor de agrarische ondernemers in Nederland alleen maar moeilijker om te ondernemen, dankzij het beleid van VVD en Partij van de Arbeid.
De voorzitter:
Dit lijkt een beetje op uw derde termijn. Wat is uw vraag aan mevrouw Lodders?
De heer Geurts (CDA):
We hebben nog ongeveer vier maanden de tijd. Wat gaat mevrouw Lodders in die vier maanden bereiken? Laten we er drie maanden van maken. Dan hebben we nog een maand om campagne te voeren en om samen voor zalen te staan. Waarop kan ik mevrouw Lodders over drie maanden afrekenen?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik constateer dat niet alleen de fractievoorzitter van het CDA een heel somber beeld schetst, maar ook de heer Geurts als landbouwwoordvoerder schetst hier een enorm somber beeld. Dat vind ik best wel droevig. Ik heb een sector geschetst met enorm veel uitdagingen, een sector die te maken heeft met een aantal vraagstukken die veel verder gaan dan alleen het boerenerf. De debatten in dit huis beperken zich heel erg tot dat boerenerf, terwijl we daar met zijn allen een verantwoordelijkheid voor hebben. Maar het zijn wel de boeren, tuinders en vissers die daarin meedenken en die de stappen vooruit zetten. Ook ten tijde van de crisis, waarin het alle ondernemers tegenzat, maar natuurlijk ook onze agrarische sector, zijn we erin geslaagd om de tweede voedselexporteur van de wereld te blijven. Dan is lof op zijn plaats en niet een somber beeld zoals de heer Geurts dat schetst. Dan het mestbeleid. We spreken in dit huis al jarenlang over derogatieonderhandelingen. Dit is de eerste keer dat in een formele brief van het kabinet staat dat we in het kader van de derogatie ervoor gaan pleiten om het fosfaatproductieplafond af te schaffen of in ieder geval een saldering te laten plaatsvinden. In alle voorgaande jaren werd er misschien wel over gesproken, maar het werd nooit zwart-op-wit in de boodschappentas naar Brussel meegenomen. Dat we het niet van vandaag op morgen kunnen regelen, weet de heer Geurts net zo goed als ik. Dat is een moeizaam en taai proces. Daar zullen we volgende week met elkaar over debatteren. Je kunt achterover leunen en een somber beeld schetsen, maar je kunt ook de handen uit de mouwen steken en ervoor zorgen dat we die stappen gaan zetten. Dat laatste zou ik graag willen doen.
De voorzitter:
De heer Geurts, kort. Een interruptie, hè?
De heer Geurts (CDA):
Ik zal mijn best doen, voorzitter. We blijven oefenen hier. Mevrouw Lodders schetst een mooi Nederland. Ik ga voor een beter Nederland; dat is hard nodig. Ga gewoon eens de boer op. Ga eens kijken hoe dat mooie Nederland eruitziet dat zij hier probeert te schetsen. Het wordt niet zo beleefd en het is ook niet zo. Ik vroeg net heel kernachtig waar ik haar op kan afrekenen, maar ik heb daar nog geen heel helder antwoord op gekregen. Misschien dat zij het in één zin kan samenvatten als wij straks voor die zaal staan. Waar gaat zij voor?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik heb in de afgelopen maanden enorm veel werkbezoeken afgelegd. Waarom? Omdat het debat weliswaar in dit huis plaatsvindt, maar je dat debat niet kunt voeren als je niet weet wat er in de sector speelt. Ik ga dus enorm vaak op werkbezoek, in het hele land. Verderop in mijn betoog kom ik nog met een actieplan. Dat zal ik de staatssecretaris aanbieden. Ik schets nu een aantal stappen die we willen zetten. Dat zijn ook moeilijke stappen. Nogmaals, we weten hoe stroperig het beleid in Brussel is. Ik ga hier niet beloven dat ik morgen het mestbeleid veranderd heb, want dat kan ik niet waarmaken. Ik laat me die belofte ook niet in de mond leggen.
Het komende begrotingsjaar zullen we nader spreken over het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid. De wens van de VVD kent u: een landbouwbeleid dat gericht is op het stimuleren van innovatie. De strikte richtlijnen in Europa helpen ons niet om nieuwe innovaties te ontwikkelen. Richtlijnen dienen een doel na te streven en geen dictaat te zijn ten aanzien van de manier waarop een lidstaat dat doel moet bereiken, laat staan dat Nederland de richtlijnen strenger moet interpreteren.
De afgelopen jaren is er een aantal voorbeelden naar voren gebracht waaruit blijkt dat Nederland de regels star uitvoert en ook voor in de rij staat om te pleiten voor strengere regels. Neem de akkerranden. In Europa gaat de staatssecretaris mee met de beweging om geen chemische middelen toe te staan. Zonder enige toelichting zal iedereen dat vanzelfsprekend vinden, maar in de uitleg dat je akkerranden wilt inzetten in de bestrijding van een vervelend aardappelaaltje past dit standpunt niet. Afrikaantjes werken hartstikke goed als bestrijding van het aaltje, maar dan moet je het onkruid in deze akkerranden wel kunnen bestrijden, anders blijft het aaltje een bron van voedsel houden. Dit is een voorbeeld van op het eerste gezicht sympathieke regels die echter leiden tot een tegengesteld doel. Dat kan volgens mij niet de bedoeling zijn.
Even een klein uitstapje. Ook op visserijgebied willen wij dat bestaande wet- en regelgeving opnieuw tegen het licht wordt gehouden en worden beoordeeld op basis van regeldruk, concurrentiekracht en bevordering van de innovaties. Tekentafelmaatregelen zoals de aanlandplicht klinken misschien mooi, maar leiden tot een tegengesteld resultaat. Daar is de afgelopen weken al veelvuldig over gesproken. Het eerder genoemde agroloket moet ook toegankelijk zijn voor de visserij.
Ik ga terug naar de aardappel. Een belangrijk element in de voedselproductie is de bodem en de bodemvruchtbaarheid. De Nederlandse landbouw is hoogproductief en door de hoge opbrengst worden er in verhouding meer voedingsstoffen aan de bodem onttrokken dan er via bemesting wordt toegevoegd. De milieuregels staan maar een beperkte hoeveelheid dierlijke mest toe om de bodem van nieuwe voedingsstoffen te voorzien. Dit om de kwaliteit van het grondwater niet in gevaar te brengen. Alle boeren die ik de afgelopen periode heb gesproken, geven aan dat de bodemvruchtbaarheid achteruitgaat. Dit tij moeten we zien te keren. Welke stappen wil de staatssecretaris op dit punt zetten? Zijn voorganger heeft over dit thema gesprekken gevoerd met ondernemers. Wat is er met die input gebeurd? Is de staatssecretaris bereid te onderzoeken of organische reststoffen gebruikt kunnen worden als bodemverbeteraar, zonder dat de plaatsingsruimte negatief wordt beïnvloed? Een pluskwaliteit compost zou kansen kunnen bieden. Dat past ook in het streven naar een circulaire economie.
De NVWA, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, heeft een belangrijke rol in de voedselketen. We kennen deze organisatie, die controleert op voedselveiligheid. Ze heeft echter ook een belangrijke rol in de exportcertificering. Voor de aardappelteelt heeft de NVWA een aantal taken uitbesteed aan de NAK, de Nederlandse Algemene Keuringsdienst. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat dit erg goed werkt. De kwaliteit van de controles en van de afgifte van exportcertificaten is hoog. De kosten zijn in vergelijking met de tarieven van de NVWA laag. We kennen allemaal de kritische noot over de NVWA en ook ik wil die kraken, want er zijn nog steeds te veel voorbeelden waarin de NVWA zich opstelt als een starre, naar binnen gekeerde organisatie. Vorige week heb ik nog met mijn collega Barbara Visser vragen gesteld over de visafslag op Urk. Drie hallen worden daar met sluiting bedreigd, omdat met de wetten der natuur geen rekening wordt gehouden. Ook vandaag heeft de Kamer weer een aantal voorbeelden in ontvangst kunnen nemen. Ik had in de procedurevergadering een reactie op de petitie van vanmiddag willen vragen. Ik zal dat morgen doen, want dat hoort niet in deze zaal thuis.
We hebben ook een uitgebreide brief en het rapport over het doorrekenen van de tarieven ontvangen van de NVWA. Ik ga daar vandaag niet op in, want mijn fractie heeft de behoefte om daar eerst een aantal schriftelijke vragen over te stellen. Als we dit morgen met elkaar bespreken, kunnen we gelukkig nog voor het einde van het jaar het debat over de NVWA voeren. Vandaag beperk ik mij tot de vraag of de staatssecretaris bereid is om te bekijken of meer taken van de NVWA uit te besteden zijn. Ik denk daarbij aan taken die door andere laboratoria of kennisinstellingen, zoals het geval is bij de NAK, overgenomen kunnen worden. Is de staatssecretaris bereid om de Kamer hier nader over te informeren?
De staatssecretaris heeft in de begroting een Voedselagenda opgenomen. Hij wil een drietal thema's prioritair stellen: jong leren eten, transparantie en innovatie in de voedselketen. Jong leren eten is natuurlijk belangrijk, maar dat zie ik ook als een taak van de ouders. Bovendien komt dit thema terug in tal van bestaande programma's. Misschien kan de staatssecretaris in deze agenda wel aandacht besteden aan het eerlijke verhaal: niet langer het lesmateriaal op de scholen dat gesponsord wordt door linkse milieuclubs, maar de kennis verspreiden over onze gezonde, hoogproductieve en innovatieve landbouw, die oplossingen heeft voor vraagstukken, zoals klimaatverandering en voedselzekerheid.
Ik heb een aantal stappen of onderdelen binnen de aardappelteelt benoemd.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Koşer Kaya met een zeer geprangd gezicht naar de microfoon komen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik heb een beetje moeite met dat populistische geroep elke keer over "de linkse natuurclubs", want zonder die natuurclubs zou een hoop innovatie en verduurzaming niet plaatsvinden. Ik ben dus blij dat zij ons op onze hoede laten zijn en ons op laten letten. Ik hoop dat dat ook voor u geldt.
Mevrouw Lodders (VVD):
Dan zou het al die clubs sieren als het lesmateriaal over al die oneerlijke praktijken uit de schoollokalen zou verdwijnen, omdat de sector stappen heeft gezet.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Mevrouw Lodders doet precies wat zij natuurorganisaties verwijt, namelijk wegzetten. Dat punt wil ik hier uitdrukkelijk maken.
Mevrouw Lodders (VVD):
Mevrouw Koşer Kaya mag dat punt maken, maar ik deel het niet. Ik zou haar willen verwijzen naar bijvoorbeeld de website van de NVV, de Nederlandse Vakbond Varkenshouders, die in samenwerking met LTO en een aantal andere organisaties allerlei lespakketten inventariseert waarin dat soort onwaarheden aan de orde komt, nog steeds, terwijl die zaken in dit land niet meer bestaan.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik heb het gevoel dat mevrouw Lodders nu op de stoel van de rechter gaat zitten en bepaalt wie wel of niet eerlijke informatie geeft. Zo kan ik ook vanaf de andere kant van alles gaan roepen, maar ik vind dat niet zo effectief. Als we dit willen verbeteren en als we verduurzaming willen binnen landbouw, natuur en visserij, zijn beide sectoren hoogst noodzakelijk.
De voorzitter:
U sprak mij aan, maar iedereen mag hier alles vaststellen wat hij wil.
Mevrouw Lodders (VVD):
Een korte reactie: als je een sector of sectoren uitdaagt en als je ziet dat zij belangrijke stappen zetten, siert het je om dat ook te communiceren en niet iedere keer als een rupsje-nooit-genoeg verder te gaan. Als wij willen dat de veehouderij in Nederland stappen zet op het gebied van dierenwelzijn — op dat gebied is zij overigens koploper in de wereld — en verduurzaming en dat zij oplossingen biedt voor het CO2-probleem in deze wereld, moet je ook zo fair durven zijn om dat te communiceren. Dat begint op de lagere school, bij onze schoolkinderen.
De voorzitter:
Mevrouw Koşer Kaya, kort.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Mevrouw Lodders is aan het "zenden". Gelukkig gaf zij in haar laatste reactie wel aan dat daar een nuancering op aan te brengen is. Ik denk dat die nuance in dit geval hoogst noodzakelijk is.
Mevrouw Lodders (VVD):
Die nuance heb ik zo niet gehoord bij mijzelf. Natuurlijk moet je altijd kijken naar de feiten en naar de praktijk. Op het punt van dierenwelzijn, klimaat, voedselveiligheid en voedselzekerheid heeft de veehouderij heel grote stappen gezet. Laten we dat nou ook eens communiceren en delen in plaats van nog te spreken over "kistkalverhouderij" en allerlei andere termen die we allang niet meer kennen in dit land.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik begin me nu echt zorgen te maken over die vreselijke linkse natuurclubs die ons allemaal voorliegen. Kan mevrouw Lodders gewoon eens een paar goede voorbeelden noemen van deze misstanden?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik heb net verwezen naar de website van de Nederlandse Vakbond Varkenshouders, waarop met allerlei belangenorganisaties verschillende inventarisaties zijn gepubliceerd. Ik heb zelf Kamervragen gesteld over een lespakket, een invalopdracht, waarin wordt gesproken over kistkalveren, over intensieve dierhouderij, over vee-industrie en over bio-industrie. U kunt daar een mening over hebben, maar gelet op de feiten is het niet fair om de sector op die manier neer te zetten.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Bedoelt mevrouw Lodders nu de "leugen" dat er intensieve veehouderij in Nederland bestaat, waarin varkens en kalveren op maar uiterst weinig vierkante meters zonder buitenruimte en zonder verder comfort worden gehouden? Ik probeer erachter te komen welke misstanden nu aan de kaak worden gesteld, want het is wel heel ernstig.
Mevrouw Lodders (VVD):
Het is precies het voorbeeld dat de heer Grashoff noemt. Maar ik zie een bepaalde blik in de ogen van de heer Grashoff. Hij zet een sector op een bepaalde manier neer, maar dat is niet het representatieve beeld van de veehouderij zoals we die vandaag de dag in ons land kennen. Deze ondernemers doen keihard hun best, zeven dagen per week, 24 uur per dag. Ze zorgen ontzettend goed voor hun dieren. Ze hebben de huisvesting heel goed op orde doordat de regels hier veel strenger zijn dan in de landen om ons heen. Ik noem nog het voorbeeld van de varkenshouderij. Een Nederlands varken heeft bijna 25% meer vloeroppervlakte dan varkens in landen om ons heen. U kunt daar een beetje raar staan te lachen, maar …
De voorzitter:
Ik lach helemaal niet. Ik lachte helemaal niet.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik zeg dit via u, voorzitter. Excuus.
De voorzitter:
Spreekt u via de voorzitter.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Gekker moet het toch niet worden! Ik heb die varkensstallen met eigen ogen gezien, net als mevrouw Lodders. Het huilen staat me dan nader dan het lachen. Ik moet dan overigens eerst door een douche en daarna weer door een douche terug om te voorkomen dat er allerlei ziektes onder de duizenden varkens optreden. Wil mevrouw Lodder nu gewoon zeggen: in Nederland mag niet verteld worden dat er sprake is van een gigantische intensieve veehouderijsector, waarin miljoenen varkens worden gehouden, waarvan overigens nog geen 50% in Nederland wordt geslacht en de rest levend honderden kilometers over de grens wordt getransporteerd? Mag dat niet gezegd worden? Voor wat voor soort samenleving staat mevrouw Lodders?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik wil dat het eerlijke verhaal aan de consument wordt gepresenteerd, niet het verhaal van de heer Grashoff, die het vertelt alsof de intensieve veehouderij een stapeling van dieren in stallen is. Ik daag de heer Grashoff uit om eens mee te gaan op werkbezoek. Mevrouw Koşer Kaya en ik zijn laatst nog op een fantastisch bedrijf geweest, een groot bedrijf met een grote hoeveelheid dieren. Ik hoop dat mevrouw Koşer Kaya mijn stelling ondersteunt dat dit een prachtig bedrijf is, dat die dieren daar de ruimte hebben en goed verzorgd worden. Dan is het niet fair ten opzichte van zo'n sector om zo'n beeld naar buiten toe te presenteren. Ik neem daar ook afstand van.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik ken varkenshouders die het helemaal top doen, maar zij vormen een heel kleine minderheid. Het grootste deel hanteert standaardproductiemethoden, waar de honden geen brood van lusten.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik zie het precies andersom. Daarom begon ik mijn betoog ook met te zeggen dat ik me vreselijk stoor aan en boos maak over die cowboys die het verpesten voor al die andere mensen. Gelukkig vormen zij maar een heel klein deel in ons land. Het overgrote deel zorgt ontzettend goed voor de dieren, op basis van alle eisen die we in dit huis daaraan stellen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik kan mevrouw Lodders wel steunen in haar pleidooi om nog eens goed te kijken naar het lesmateriaal. Ook ik zie via mail en Twitter beeldmateriaal tot mij komen dat echt niet overeenkomt met de werkelijkheid. Maar hoe kan het dat er zo veel onwetendheid is bij de mensen in ons land en in het onderwijs over hoe het eraan toegaat in de dagelijkse praktijk van het boerenbestaan? Zou de oplossing niet veel meer gezocht moeten worden in het veel meer met elkaar verbinden van boeren en burgers en in het op scholen verzorgen van eerlijk voedselonderwijs, waarvoor ook een petitie is gestart? Zijn dat ook zaken waar mevrouw Lodders voor te porren is?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik zie dat de sector daarin belangrijke stappen zet. Op open dagen zetten bedrijven bijvoorbeeld de deuren van hun stallen open. Dat zijn heel belangrijke stappen. Niet voor niets stel ik dit punt aan de orde in het kader van de Voedselagenda. Laten we het eerlijke verhaal naar voren brengen. Dat begint wat mij betreft ook op school, bij de lespakketten. Als mevrouw Dik-Faber donderdag met een motie of een amendement komt om van alles vanuit de overheid op te leggen … Ik denk dat we hier met elkaar aandacht voor moeten vragen. Dat is ook de reden waarom ik het hier naar voren breng. Het helpt ook niet als wij in deze zaal de hele veehouderij afschilderen als een vreselijke sector, want het overgrote deel doet het gewoon echt hartstikke goed — dat hoor ik mevrouw Dik-Faber ook zeggen — en daar mogen we trots op zijn.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Het overgrote deel doet het hartstikke goed en ook ik ben heel trots op onze agrarische sector, maar ik zie ook dat er toch sprake is van een stukje vervreemding. Daar maak ik me zorgen over, omdat mensen niet meer automatisch op het boerenerf terechtkomen. Vroeger, een of twee generaties terug, had je altijd nog wel een broer of een vader die op een boerenbedrijf werkte. Tegenwoordig is dat niet meer zo, en ik ben aan het zoeken naar manieren om die verbinding te herstellen. Ik hoor mevrouw Lodders zeggen dat zij dat niet vanuit de overheid wil doen, maar ik denk dat je het niet alleen aan de samenleving kunt overlaten. Bij lespakketten en bij de verbinding tussen boer en burger zal er ook een stukje faciliteren van de overheid nodig zijn. Ik hoor daarop graag een reactie.
Mevrouw Lodders (VVD):
De overheid is niet van de lespakketten. Die bepaalt de overheid niet, en zeker niet de inhoud. Wij kunnen hier dus aandacht voor vragen. Ik ben blij met deze vraag van mevrouw Dik-Faber, omdat dit ook voor haar een belangrijk punt is. Zelf ga ik met enige regelmaat op werkbezoek, ook op scholen. Dan geef ik een les voor groep zeven of acht en vertel ik over mijn werk hier maar zeker ook over de contacten die ik heb in de agrarische sector, en over hoe belangrijk het is dat kinderen op bedrijven gaan kijken. Er zijn natuurlijk heel veel mooie lespakketten. Ook zijn er de bezoeken van scholen aan boerderijen. Dat vind ik alleen maar prachtig en dat moeten we ondersteunen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Tot slot, heel kort. Er is een petitie gestart voor structureel voedselonderwijs. De overheid gaat niet over lespakketten, maar we kunnen hieraan wellicht onze steun geven om te bekijken hoe we dat onderwijs beter kunnen verankeren. Ik hoop dat ook de VVD-fractie dit wil ondersteunen.
Mevrouw Lodders (VVD):
Volgens mij gaan we op niet al te lange termijn — daar gaat uiteraard de voorzitter over — een debat over voedselbeleid voeren. Dit lijkt me een onderwerp dat we daarbij zeker kunnen betrekken.
De heer Graus (PVV):
Ik vind het eigenlijk jammer wat mevrouw Lodders zegt, want ik deel met haar dat onze boeren vooroplopen, al krijgt de manier waarop dieren worden gehouden helaas nog vaak een onvoldoende. Het kan allemaal nog veel beter en daar ben ik een groot voorstander van, maar dan moeten we er ook voor zorgen dat de boeren beter betaald krijgen. Daarover heb ik ook een motie ingediend. Is mevrouw Lodders het met mij eens dat onderwijs heel belangrijk is en dat je kindjes moet leren wat ze eten en drinken? Ik ben echt van mening dat er veel meer vegetariërs zullen ontstaan als kinderen weten wat ze eten en drinken. Daar ben ik vast van overtuigd, echt waar. Dat geldt voor iedereen die ik een dagje meeneem met de dierenpolitie, maar je kunt iemand ook met de NVWA laten meelopen. Ik ken veel mensen die daardoor op slag vegetariër zijn geworden. Die voorlichting moet er dus wel blijven. De keuze om er vervolgens mee door te blijven gaan, is aan de consument. Dat is aan de mensen, maar je moet wel goede voorlichting geven. Mevrouw Lodders wil toch niet afstappen van die goede voorlichting?
Tot slot krijg ik graag een reactie op het volgende. Kinderen behoren wel te weten van het ritueel martelen van dieren. Op de publieke omroep wordt, betaald met ons belastinggeld, net gedaan alsof halal gezond is, een soort way of life. Het is gewoon de grootste marteling van miljoenen dieren per jaar. Dat moet toch allemaal aan die kinderen worden overgebracht? Dat kan mevrouw Lodders toch niet met mij oneens zijn?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik maak wel iets los; dat is goed om te constateren. Ik heb aangegeven dat ik het thema Jong Leren Eten — dat is een van de punten die de staatssecretaris in zijn brief naar voren bracht — een belangrijke taak vind van de ouders. Maar er zijn natuurlijk heel veel goede initiatieven, zoals de Gezonde School, smaaklessen en schoolfruit. Daar kun je het mee eens zijn of niet, maar er wordt al een heel aantal stappen gezet.
De heer Graus sprak ook over de media. Volgens mij zijn wij geen scheidsrechter voor wat wel of niet mag, voor wat goed of niet goed is. Mensen moeten daar nadrukkelijk zelf een keuze in maken. Als ik het goed gehoord heb, is er onlangs bij de Mediabegroting gesproken over een bepaalde persoon die een soort scheidsrechter kan zijn. Die heeft een speciale naam, maar daar kom ik nu even niet op. Ik kijk even naar de voorzitter, al gaat hij mij natuurlijk niet helpen. Als je klachten hebt over wat op de publieke omroep wordt uitgezonden, kun je bij die persoon je klacht neerleggen. Ik hoop dat die persoon er heel snel komt.
De voorzitter:
Een soort ombudsman?
Mevrouw Lodders (VVD):
Inderdaad. Dank u, voorzitter. Daar kan de heer Graus dan zeker met zijn klachten naartoe. Ik zou het echter niet in dit huis willen afdwingen.
De heer Graus (PVV):
We moeten er wel voor zorgen dat er goede informatie wordt overgebracht. Dat is ook onze taak. De VVD is een machtige partij, zeker tot maart 2017. Mevrouw Lodders heeft het over ouders, maar sommige ouders leven een paar honderd jaar terug in de tijd en zij brengen dat over op hun kinderen. Als ik die moslimkinderen of joodse kinderen meeneem, dan willen zij nooit meer één stukje ritueel gemarteld vlees eten. Dat garandeer ik u. Dat komt omdat ik ze duidelijk maak wat voor dierenleed daaraan voorafgaat. Kinderen zijn beïnvloedbaar als zij goede voorlichting krijgen. Kinderen weten helemaal niet meer wat zij eten of drinken. Ik sprak een onderwijzeres die zei dat kinderen denken dat chocolademelk van een bruine koe komt en melk van een witte koe. Dat is te triest voor woorden. Daar moeten wij allemaal voor waken. Ik wil voor de laatste keer mijn punt maken. Wij moeten kinderen duidelijk maken, ook moslimkinderen en joodse kinderen, dat het ritueel martelen van dieren de grofste vorm van dierenmishandeling is die ons land nog kent.
Mevrouw Lodders (VVD):
Dat het belangrijk is dat kinderen weten waar hun eten vandaan komt, onderschrijf ik. Ik sprak laatst een klein meisje in een schoolklas dat dacht dat spinazie aan de zijkant van de diepvries groeide en op die manier in een doosje terechtkwam. Het voorbeeld is weleens vaker genoemd. Dat is natuurlijk bizar. Ik denk echter niet dat we het vanuit dit huis moeten opleggen en daar de lesprogramma's op moeten afstemmen. Het eerlijke verhaal — de heer Graus noemt een aantal voorbeelden — gaan wij niet hier bepalen. Ik denk dat we met elkaar een verantwoordelijkheid hebben om op een goede en eerlijke manier hierover naar buiten te treden. Ik denk dat de staatssecretaris op dit onderwerp zeker zal ingaan, omdat het onderdeel is van zijn Voedselagenda.
De voorzitter:
Mijnheer Graus, vindt u dat u op een bepaald onderdeel nog geen antwoord hebt gekregen?
De heer Graus (PVV):
Ik mag toch reageren op wat mevrouw Lodders nu nog zegt? Anders heeft het debat geen zin.
De voorzitter:
Dat ben ik niet met u eens. U hebt straks uitgebreid de mogelijkheid om zelf iets te zeggen en u hebt nog een tweede termijn. Ik geef u nu de gelegenheid, maar in het algemeen werkt het niet zo dat iedereen maar kan interrumperen, want dan wordt het halfvier 's morgens, en dat gaan we niet doen. Ga uw gang.
De heer Graus (PVV):
Maar dan begrijp ik iets niet. Collega's van mij mogen vier, vijf keer interrumperen en mij pakt u al na twee keer aan.
De voorzitter:
Ach!
De heer Graus (PVV):
Dat is wel zo. U moet niet met twee maten meten.
De voorzitter:
Ga uw gang, maar wat u zegt klopt echt niet.
De heer Graus (PVV):
Het is wel een taak van ons. Het is een taak van de regering. Het gaat om voorlichting en onderwijs. Daar bemoeit elke partij zich mee, maar als het om dit onderwerp gaat, waarvan miljoenen dieren het slachtoffer zijn, zouden we ons er niet mee mogen bemoeien? Ik vind dat onzin. De ouders doen het immers niet. Dat zijn vaak mensen die vaak honderden jaren terug in de tijd leven, en dat bedoel ik niet denigrerend. Zij kunnen dat de kinderen niet meegeven. Dat moeten wij doen vanuit onze beschaving, zeker als ze hier zijn. Dat is een taak van de overheid. Wij controleren de regering, dus wij hebben zeker iets in de melk te brokkelen. Zo is dat. Ik vraag me af wat mevrouw Lodders nu nog kan tegenwerpen tegen zo'n sympathiek verzoek.
Mevrouw Lodders (VVD):
De heer Graus doet alleen maar sympathieke verzoeken. Ik heb gezegd wat ik gezegd heb en ik ga verder met mijn betoog, anders daag ik de heer Graus wederom uit tot een reactie. Ik wacht graag zijn inbreng af. Wellicht gaan we dan het debat verder voeren.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ja, graag. Ik heb een aantal stappen, onderdelen, binnen de aardappelteelt benoemd. Ik kan helaas niet compleet zijn en daarom wil ik de staatssecretaris een actieplan aanbieden, getiteld Nederland pieperland. Hierin noem ik verschillende onderwerpen en acties. Ik ben geïnspireerd geraakt door de Nederlandse aardappel, die wereldwijd hoog aangeschreven staat. Gisteren werd dat mooi geïllustreerd door RTL Nieuws, dat liet zien dat de Chinezen warmlopen voor onze pieper en onze friet. Met uw goedvinden, voorzitter, overhandig ik graag het actieplan via u aan de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dat is akkoord.
Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter, om ook u enige inspiratie uit dit debat mee te geven, wil ik u graag het kookboek Power to the Pieper overhandigen.
De voorzitter:
Pardon? Aan de voorzitter?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ja, aan de voorzitter. Ik schat namelijk in dat de staatssecretaris dit boek al heeft. Ik daag u uit om morgen een van deze mooie recepten klaar te maken, want de keten is dan rond: de veredeling waarmee ik begon, tot en met een mooi product op tafel. Voorzitter, ik vraag u om dit kookboek als symbool te zien van alle mooie producten die ons land rijk is.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik zal eens kijken of ik er met mijn 22-jarige zoon iets moois van kan bakken.
Mevrouw Lodders (VVD):
Heel veel succes. Mijn tijd loopt intussen door en ik moet nog een klein stukje. Ik heb gekozen voor de aardappel, maar de andere sectoren verdienen net zo veel aandacht, of het nu de tomaat uit het Westland, de schol uit de Noordzee of het varken bij mijn neef in de stal is, of de melk die bij mijn buurman wordt geproduceerd. Iedere sector staat voor uitdagingen. Volgende week zullen wij in deze Kamer uitgebreid spreken over de melkveehouderij. Over twee weken spreken wij over onder andere dierziekten. De vogelgriep, die de pluimveehouderij parten speelt, zal daar wat mij betreft ook aan de orde komen.
In tijden waarin het in de sector niet altijd meezit, heeft de varkenshouderij toch de handen ineen geslagen. Ook tegen de varkenshouderij wil ik mijn waardering uitspreken. Het Actieplan Vitalisering Varkenshouderij is een prachtig voorbeeld van de wijze waarop de sector belangrijke uitdagingen waarvoor hij staat, adresseert en naar een oplossing zoekt. Het Holland Varken verdient eigenlijk ook een plek in het kookboek.
Ik wil overgaan naar het onderdeel natuur, maar ik zie een aantal …
De voorzitter:
Mijnheer Dijkgraaf, gaat uw vraag over het laatst besprokene?
De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik heb wat algemene vragen over wat ik mis tot nu toe. Dat mag toch ook?
De voorzitter:
Dat zou ik helemaal aan het eind doen. U weet niet wat u mist.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Dat vind ik prima.
De voorzitter:
De heer Van Gerven over het tot nu toe besprokene?
De heer Van Gerven (SP):
Ik neem aan dat mevrouw Lodders uitgesproken is over de dierhouderij?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ja.
De heer Van Gerven (SP):
De VVD is zes jaar aan het bewind en heeft veel te vertellen. In het betoog van mevrouw Lodders mis ik de dramatische ontwikkelingen in de intensieve veehouderij. Ik hoor graag van haar wat zij denkt te gaan doen aan de enorme schaalvergroting die gaande is of dreigt. We hebben de cijfers gezien. Laten we de melkveehouderij nemen: een derde van de melkveehouderijen gaat ermee stoppen binnen nu en pak 'm beet vijf jaar. Wat gaat de VVD doen aan die enorme shake-out?
De voorzitter:
Pardon?
De heer Van Gerven (SP):
Aan die enorme kaalslag.
Mevrouw Lodders (VVD):
Wat gaat de VVD daaraan doen? De VVD spreekt met heel veel waardering over de sector. De SP en de VVD verschillen van mening over het beeld dat de heer Van Gerven schetst. Het is eigenlijk helemaal niet zo gek dat steeds meer mensen een afkeer krijgen van de sector als daar zo'n negatief beeld van geschetst wordt. De VVD zoekt naar ruimte voor ontwikkeling, zodat ondernemers een vervolgstap kunnen zetten. Soms zijn daar ingrijpende maatregelen voor nodig. Zoals ik heb aangekondigd, wil ik volgende week met de Kamer graag het debat voeren over de melkveehouderij. Soms moet je ingrijpende maatregelen nemen om een volgende stap naar de toekomst te kunnen zetten. Ik zie het niet zo somber in als het nu door de heer Van Gerven geschetst wordt.
De heer Van Gerven (SP):
Mevrouw Lodders gaat niet in op mijn vraag. Mijn constatering, althans, het is niet mijn constatering — zo eerlijk moet ik wel zijn — maar die van degenen die de sector analyseren, is dat binnen nu en vijf jaar 5.000 melkveehouderijen op de fles gaan. Die stoppen. Er blijven steeds minder traditionele gezinsbedrijven over en we krijgen steeds grotere bedrijven. Er is ook nog het probleem van de opvolging, enzovoorts. Ik herhaal dus mijn vraag: wat gaat de VVD hieraan doen? De VVD is in Nederland aan de macht, in ieder geval nog tot maart; daarna hopelijk iets minder. Zij is nu echter aan de macht en heeft bepaalde gedachten over de ontwikkelingen binnen de intensieve veehouderij. Wat gaat de VVD doen om het boerengezinsbedrijf overeind te houden en de enorme ongewenste schaalvergroting te stoppen?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik heb zojuist al gezegd: het gaat volgens de VVD niet om de hoeveelheid dieren in een stal, maar het gaat erom dat die dieren met respect worden gehouden en verzorgd. Ik constateer dat dat het geval is. De VVD zoekt naar mogelijkheden voor ondernemers om te kunnen ondernemen. Daarom zijn wij zo terughoudend. Keer op keer vragen wij aandacht voor minder regels, want iedere regel die wij met elkaar vaststellen, werkt belemmerend voor ondernemers. Ik zou de SP willen vragen om daar eens naar te kijken.
De heer Van Gerven (SP):
Ik constateer dat mevrouw Lodders de vraag ontwijkt.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik ontwijk hem niet; u bent het niet eens met het antwoord.
De heer Van Gerven (SP):
Nee, u ontwijkt mijn vraag. Die was: wat vindt de VVD ervan dat binnen vijf jaar een derde van deze bedrijven weg is en dat er per bedrijf 50% meer geproduceerd zal worden? Ik geef de cijfers van de melkveehouderij er even bij: nu is het 800 ton; binnen vijf jaar wordt het 1.200 ton. Laat ik mijn vraag verbreden. Wat kunnen wij, de politiek, hieraan doen, ervan uitgaande dat wij deze enorme schaalvergroting op het platteland niet willen? We moeten het gezinsbedrijf koesteren. We willen die grote schaal en die megabedrijven niet. Wat kunnen wij doen om de schaalvergroting een halt toe te roepen? Wat kunnen wij doen aan het fenomeen dat heel veel boeren geen opvolger hebben? Wat gaan wij daaraan doen, mevrouw Lodders?
De voorzitter:
Net sprak u even door elkaar. Dat moet u niet doen.
Mevrouw Lodders (VVD):
Sorry?
De voorzitter:
Niet door elkaar spreken en bij voorkeur via de voorzitter spreken.
Mevrouw Lodders (VVD):
De heer Van Gerven wil mij in de mond leggen dat wij met elkaar hartstikke tegen dat soort grote bedrijven zijn. Ik zou de heer Van Gerven een tegenvraag willen stellen, maar ik weet dat dat niet de bedoeling is, dus dat zal ik niet doen. Een bedrijf dat een miljoen liter melk produceert, is nog steeds dat gezinsbedrijf waarover wij hier spreken. Het bedrijf is van vader en moeder, en de zoon staat te popelen om aan de slag te gaan als bedrijfsopvolger. De VVD wil minder regels en meer ruimte en flexibiliteit, zodat ondernemers hun bedrijf kunnen voortzetten. Als we keer op keer allerlei belemmeringen opwerpen voor deze ondernemers, verdwijnt de interesse. Dat is geen wonder. Gelukkig zijn er nog heel veel jonge ondernemers die staan te popelen om aan de slag te gaan. Laten wij, ook hier in het debat, met enthousiasme, respect en trots over deze sector spreken. Ik was twee weken geleden bij de CAH, de Christelijke Agrarische Hogeschool in Dronten. Ik was daar te gast bij ruim 60 studenten die staan te popelen om thuis aan de slag te gaan. Ik koester dat. Ik laat mij niet in de mond leggen dat het alleen om megabedrijven of gigantisch grote bedrijven gaat. Het gaat niet om het aantal dieren. Het gaat erom dat een ondernemer een goede boterham kan verdienen, dat hij kan ondernemen en dat hij met respect en trots voor zijn dieren zorgt. Dat is in heel veel gevallen zo.
De voorzitter:
Mijnheer Van Gerven, ik aarzel. Weet u waarom? Omdat u elkaar niet gaat overtuigen. Ik geef u nog één keer de gelegenheid, maar daarna gaat het echt stoppen, want dan wordt het een herhaling van zetten.
De heer Van Gerven (SP):
Ik constateer dat er een verschil van mening is tussen de SP en de VVD. De SP zegt dat we de schaalvergroting niet verder moeten doorzetten. Eigenlijk zou een boerenbedrijf met 80 stuks melkvee een fatsoenlijke boterham moeten kunnen verdienen. De VVD zegt: laat maar verder groeien. Over een jaar of vijf zijn de bedrijven dan al 50% groter. Hoe is het dan over tien jaar? Wij willen die ontwikkeling niet.
Ik wil naar een actueel, concreet probleem. Zo'n 40% van de 55-plusboeren zegt geen opvolger te hebben. Hoe gaan we dat oplossen? Als we niet proberen om fatsoenlijke opvolgers te vinden, zullen de bedrijven daaromheen het opsouperen en dat op zich nemen. Dan gaat die ongebreidelde schade door, terwijl er best mensen zijn die het bedrijf willen overnemen. Die zijn daar echter niet toe in staat omdat ze niet in dat familieverband leven en het daarom ingewikkeld is. Ik maak de vraag concreet. Wat kunnen wij als politiek, als overheid doen om meer mogelijkheden te creëren om een bedrijf fatsoenlijk over te dragen aan jonge boeren, zodat ook de ongebreidelde schaalvergroting kan worden afgeremd?
De voorzitter:
Mevrouw Lodders antwoordt, en graag zonder uitlokking.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik ga dat proberen, voorzitter. Ik ga kijken of ik de heer Van Gerven kan vinden. Dat begint door te stellen dat we in deze Kamer ook eens positief over de sector moeten spreken. Laten we ervoor zorgen dat we de Jonge Landbouwregeling, die onderdeel is van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, evalueren zodat die aansluit bij de wensen van de jonge boeren. Op dit moment is dat niet het geval. Het NAJK, het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt, heeft een evaluatie gehouden. De jonge boeren hebben op dit moment eigenlijk niet zo heel erg veel aan deze regeling. Laten we elkaar vinden en de staatssecretaris oproepen om, met die evaluatie in de hand, de regeling wel te laten aansluiten bij de wensen van de jonge boeren. Laten we niet doemdenken als een bedrijf wordt opgedeeld door bedrijven in de omgeving. We weten allemaal dat stilstand achteruitgang is. Je hebt een bepaalde ontwikkeling nodig om voor voldoende omvang te zorgen. Nogmaals, ik ben niet zo negatief om te denken dat we over tien of twintig jaar alleen heel grote bedrijven hebben. Dat kan namelijk niet in dit land, want we hebben allerlei milieuregels. We hebben in de Wet ruimtelijke ordening en nu de Omgevingswet heel veel kaders gesteld. Dat doemdenken is dus niet nodig. Laten we dat dan ook niet doen. Laten we het hebben over de regeling voor jonge agrariërs, zodat we dat soort zaken op orde hebben en daarmee aansluiten bij de wensen van die doelgroep.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik heb een kort citaat voor mevrouw Lodders: "De milieudruk van landbouw op natuur en water blijft te hoog. (…) Het hoge productievolume leidt tot hoge ammoniakuitstoot, te veel mest, verontreiniging van het oppervlaktewater en te veel aan fosfaat. (…) Een belangrijke sleutel om natuurdoelen (…) en de normen voor de waterkwaliteit (…) te halen ligt dan ook bij de landbouwsector." Dit is niet Milieudefensie of een andere enge linkse club. Het is ons aller Planbureau voor de Leefomgeving dat dit heel helder en duidelijk stelt. Aan dit hele verhaal over de landbouw is mevrouw Lodders totaal voorbijgegaan. Zou ze hier nog eens op willen reageren?
Mevrouw Lodders (VVD):
Dat wil ik graag. Dat zullen wij overigens volgende week uitgebreider doen, maar ik loop niet weg voor een vraag die de heer Grashoff mij stelt. Maar als wij het hebben over de milieudruk en als wij het hebben over te veel fosfaat, waar de heer Grashoff over spreekt in het citaat, dan moeten wij wel kijken naar de innovaties die op dit moment mogelijk zijn. Wij zien dat de regelgeving, met name in Brussel, op dit moment onze innovaties frustreert. Je kunt zeggen: wij hebben te veel mest, dus wij moeten minder dieren hebben. Je kunt ook zeggen: we gaan zoeken naar kansen en mogelijkheden. Dat is dan weer positief en ik hoop dat ik de heer Grashoff toch een keer met een smile op zijn gezicht hier ga zien in deze zaal. Laten wij ervoor zorgen dat wij fosfaat gaan onttrekken aan mest en afvalwater, zodat wij niet langer afhankelijk zijn van import van fosfaat uit landen als Marokko of Syrië. China heeft zijn grenzen al dichtgegooid. Dan maken wij daar een meerwaarde van, in plaats van, ook hier weer — excuus, voorzitter — het doemdenken in de richting van de sector.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Mevrouw Lodders leeft in een fantasiewereld. Je kunt fosfaat onttrekken aan mest. Dat kan, maar het gebeurt niet, want het is veel te duur. Het is dus ook niet een kwestie van technologische vooruitgang. Het is een economisch model dat wordt nagestreefd, dat steeds geen grens wil stellen aan het aantal dieren, terwijl het ons in alle opzichten over de schoenen loopt. Als het de stikstofuitstoot niet is, is het de fosfaatuitstoot. Elke keer wordt er weggedoken, weggevlucht en een struisvogelpolitiek gevoerd. Mevrouw Lodders is daarvan de grote voorvechtster: het probleem ontkennen en vervolgens een mooi verhaal houden over de landbouw. Waarom kiest mevrouw Lodders niet voor kwaliteit in de landbouw in plaats van voor kwantiteit?
Mevrouw Lodders (VVD):
Op dit moment is het inderdaad duur om fosfaat te onttrekken aan mest en andere afvalstoffen. Waarom? Omdat wij met elkaar niet hebben geregeld dat wij het product dat wij daaraan onttrekken, vervolgens kunnen gebruiken. Als we dat nu eens met elkaar gaan regelen, kunnen wij daarin een stap zetten. Dan kun je dat op een betere manier verwaarden. De heer Graus zei niet voor niets: mest is het bruine goud. Je zou dat moeten kunnen verwaarden. Er zitten natuurlijk heel veel goede stoffen in mest. Een tweede voorbeeld is het mineralenconcentraat. Wij zijn daartoe in staat en wij zijn daar al veel verder mee. Pilots tonen aan dat dit voor het milieu geen negatieve effecten heeft, maar Brussel staat het ons niet toe om het te gebruiken. Op het moment dat wij het kunstmestconcentraat gaan gebruiken, lossen wij een aantal problemen op. Wij verwaarden de mest en zien deze niet langer als een probleem. Wij hebben dan ook veel minder kunstmest nodig. De kunstmestindustrie is de grootste aardgasverbruiker in dit land, zeg ik tegen u via de voorzitter.
De voorzitter:
Wij gaan nu wel erg de diepte in.
Mevrouw Lodders (VVD):
Het zijn een aantal voorbeelden waaruit ik wil laten zien dat de heer Grashoff wel kan zeggen dat het te duur is, maar dat dit komt omdat wij de afzet verder niet hebben geregeld. Je zult die verdere stappen moeten zetten om het interessant te maken voor de ondernemer. Overigens ga ik voor kwaliteit. Ik noem precisielandbouw en innovatie. Dat staat allemaal bol van kwaliteit en gaat niet alleen uit van kwantiteit.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Je kunt blijven proberen om, "end of pipe" elk probleem dat in de landbouwsector en in de veehouderijsector zit, op te lossen. Maar mevrouw Lodders moet weten dat het uiteindelijk geen gesloten kringlopen zijn. Als je het oplost aan de mestkant, heb je het niet opgelost aan de voorkant. Als je toe wilt naar een werkelijk duurzame landbouw, zul je deze gewoon grondgebonden moeten maken. Dan hebben wij allerlei ruimte voor innovatie en allerlei ruimte voor kwaliteit. Dan kunnen koeien in de we blijven staan. Dan maken wij niet van onze landbouw een industrie waar niemand meer op het boerenerf wil komen.
Mevrouw Lodders (VVD):
Dat is een beeld waarin ik mij absoluut niet kan herkennen en niet wil herkennen.
De voorzitter:
U gaat afronden.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik ga naar het laatste onderdeel en probeer dat in maximaal dik twee minuten te doen. Tot slot, maar niet onbelangrijk, wil ik stilstaan bij natuur. Wij vinden het heel belangrijk dat er voldoende natuur is in onze omgeving, maar tegelijkertijd maken wij er ons ook weleens zorgen over of wij straks nog wel kunnen wandelen en fietsen dicht bij de plek waar wij wonen of werken. Ik sprak laatst een recreatieondernemer die zich zorgen maakt of hij de gasten nog kan ontvangen en kan laten genieten van al het moois dat de natuur ons biedt. Ik begrijp die zorgen heel goed, want de milieuclubs — daar zijn ze weer — willen ons met spookverhalen doen geloven dat onze natuur aan een zijden draadje hangt. Zij wakkeren onze zorgen aan. Ook de wirwar van natuurbeschermingsregimes, zoals Nationale Landschappen, Nationale Parken, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en stiltegebieden — ik hoorde mevrouw Dik in een interruptie op de heer Van Gerven daarnet nog weer een nieuw regime noemen — zorgt ervoor dat je door de bomen het bos niet meer ziet, laat staan dat de recreatieondernemer daar nog zicht op heeft. We hebben de afgelopen jaren een aantal stappen gezet om de natuur en het natuurbeleid dichter bij de mensen te brengen. De provincies zijn aan zet om het natuurbeleid dicht bij de mensen te organiseren.
Gelukkig gaat er heel veel goed in de natuur, in tegenstelling tot wat natuurorganisaties ons willen doen geloven. Natuurlijk zijn er in onze biodiversiteit soorten die in een dip zitten, maar het aantal vogels, vlinders en zoogdieren neemt jaar na jaar toe. Uit het Netwerk Ecologische Monitoring blijkt dat er voor alle categorieën diersoorten sprake is van een toename: watervogels plus 74%, amfibieën plus 62%, vlinders plus 28%. We kunnen dus stellen dat het natuurbeleid in Nederland een succes is. We hebben mooie natuurgebieden om te recreëren en te genieten.
Maar er ligt ook een uitdaging. De VVD wil de natuur nog mooier en toegankelijker maken. Een van de voorwaarden is dat natuur en de natuurgebieden die zijn aangelegd met belastinggeld, ook voor iedereen toegankelijk dienen te zijn. We betalen er immers allemaal aan mee. Daarnaast willen wij graag af van het woud aan verschillende natuurregimes. Ik verzoek de staatssecretaris om in overleg met de provincies te gaan om te bekijken of het aantal regimes teruggebracht kan worden.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Allereerst excuus voor mijn stem; die is aan het verdwijnen, maar ik ga het toch proberen.
Mevrouw Lodders (VVD):
Te veel gefeest.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Te veel gefeest? Haha!
De voorzitter:
Te hard gezongen vandaag?
Mevrouw Thieme (PvdD):
Nou, voorzitter!
Ik wilde even iets zeggen over de openstelling van natuurgebieden. Op dit moment is het Kroondomein bij Apeldoorn gesloten. Waarom? Omdat de koninklijke familie daar mag jagen. Als natuurgebieden van iedereen zijn, zoals mevrouw Lodders zegt, is het Kroondomein dat ook. Vindt zij dan niet met mij dat het Kroondomein onmiddellijk geopend moet worden?
Mevrouw Lodders (VVD):
Dat is een heel specifieke vraag over een heel specifiek natuurgebied. De basis van mijn betoog is dat natuurgebieden die wij aanleggen met belastinggeld, voor iedereen toegankelijk zouden moeten zijn.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Zeker. Er gaat per jaar alleen al naar het koninklijk jachtdepartement een half miljoen aan belastinggeld. Het lijkt mij dus heel goed dat wij ook toegang hebben tot het Kroondomein. Daarom vraag ik mevrouw Lodders nogmaals of zij dan niet zo consequent is dat zij ervoor zorgt dat het Kroondomein geopend wordt.
Mevrouw Lodders (VVD):
Nogmaals, mevrouw Thieme noemt nu een heel specifiek terrein als voorbeeld. Ik zal daarnaar kijken en kom daar in tweede termijn of tijdens de inbreng van mevrouw Thieme op terug.
Zal ik mijn betoog afmaken, voorzitter?
De voorzitter:
Zeker. U loopt uit de tijd, maar dat gaat ten koste van uw collega's, dus het maakt mij niet uit.
Mevrouw Lodders (VVD):
Nee, precies.
Staatsbosbeheer heeft een aparte status en valt onder het ministerie van Economische Zaken. Er is geen directe binding met bezoekers die de natuurgebieden van Staatsbosbeheer bezoeken, laat staan dat Staatsbosbeheer leden heeft. De VVD vindt dat bezoekers en natuurliefhebbers meer invloed zouden moeten krijgen op deze organisatie. We zouden graag zien dat Staatsbosbeheer aandelen op naam ging uitgeven: niet direct een aandeel waar grote winst mee te maken valt, maar een aandeel in natuur en vrijetijdsbesteding, waarbij de betrokkenheid bij en het investeren in natuur centraal staan. Is de staatssecretaris bereid om daarnaar te kijken en wellicht een proef te starten in enkele natuurgebieden?
Ik heb een laatste vraag. Mijn collega Rudmer Heerema heeft de staatssecretaris eerder opgeroepen om het dierenwelzijnsbeleid te decentraliseren, met name ook bij de Oostvaardersplassen. Graag zou ik willen weten wat de stand van zaken is.
De voorzitter:
Dank u. Ik heb de heer Dijkgraaf eerder heengezonden; hij meldt zich nu wederom bij de interruptiemicrofoon.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik ben als was in uw handen, voorzitter.
De voorzitter:
Sinds wanneer?
De heer Dijkgraaf (SGP):
Sinds vandaag, denk ik.
Ik vind het een heel optimistisch verhaal en zo ken ik mevrouw Lodders ook wel. Er is een mooi kookboek overhandigd en er is een mooi verhaal over innovatie verteld. Maar hoe verhoudt dat verhaal zich tot de zorgen op de werkvloer bij de primaire producent, bij de kippenhouder, bij de varkensboer en bij de melkveehouder? Mevrouw Lodders ontmoet hem ook. Wat moet hij nou?
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik ben mijn verhaal begonnen met te adresseren dat wij in de afgelopen periode een aantal moeilijke beslissingen hebben moeten nemen. Wij hebben geprobeerd om Nederland door de crisis te loodsen. Dat is niet altijd gemakkelijk geweest, maar wij hebben het wel gedaan. Op een aantal punten hebben wij ook de heer Dijkgraaf aan onze zijde gevonden, op een aantal andere punten niet. De VVD wil naar de toekomst kijken: hoe gaan we die volgende stap zetten? Ik doe daar een aantal concrete voorstellen voor. Ik ben niet iemand die gaat somberen, integendeel. Ik wil graag de kansen zien. Ik wil dolgraag met de sector knokken om ervoor te zorgen dat er meer ruimte en meer flexibiliteit komt en dat ondernemers meer perspectief krijgen, als het gaat om bijvoorbeeld precisielandbouw of het vitaliseringsplan van de varkenshouderij. Het is ontzettend goed om te zien dat in de sector verschillende partijen arm in arm daarmee aan de slag gaan. Wij moeten dat ondersteunen en dat doen we ook.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Maar die boer heeft nog steeds heel weinig aan dit verhaal. Aan de ene kant is het een procesverhaal …
De voorzitter:
Mag ik de leden vragen om of te luisteren naar de collega's of buiten te overleggen? Ga uw gang, mijnheer Dijkgraaf.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Dank u wel. Het is of een procesverhaal: zo is het gelopen. Of het is een verhaal: we willen ruimte bieden. Maar aan het eind van de dag ziet die boer gewoon zijn marge afnemen. Het aandeel dat hij krijgt van de prijs die ik betaal bij de slager of bij de supermarkt, neemt af. Zijn lasten nemen toe. Rode diesel is verdwenen. De btw-vrijstelling verdwijnt opnieuw, in deze begroting nota bene. Er verdwijnt 15 miljoen aan innovatiegelden. Dus die boer zegt tegen mij: vind je het gek dat 60% van de opvolgers zegt wat anders te gaan doen? Ik had zo gehoopt dat dat perspectief ook bij de VVD terugkwam, met alle moeite die er in het verleden was. Dat snap ik ook allemaal wel. Maar het gaat om morgen. Is er voldoende marge om echt te investeren in nieuwe bedrijven? Te veel bedrijven zeggen tegen mij dat ze die niet zien.
Mevrouw Lodders (VVD):
Bij de eerste interruptie van de heer Dijkgraaf ben ik erop ingegaan dat wij zeker een aantal stappen hebben gezet, niet naar volle tevredenheid van de VVD, want wij wilden graag verdergaan. Maar we komen ergens vandaan en we staan aan de lat: mouwen opstropen en handen uit de mouwen om verder te gaan. De heer Dijkgraaf noemt een specifiek voorbeeld: de vrijstelling van de btw op de landbouw. Het is goed dat hij die vraag stelt. Die regeling is in het verleden tot stand gekomen toen de btw-aangifte ontzettend ingewikkeld was. Ze voldoet eigenlijk niet aan de eisen die we aan de innovatieve landbouw stellen. In de begroting is opgenomen dat deze regeling vervalt, overigens pas met ingang van 1 januari 2018. Dit geeft mij de gelegenheid om via de heer Dijkgraaf een vraag aan de staatssecretaris te stellen. Het is geen bezuinigingsmaatregel. Hoe zorgen wij ervoor dat die gelden weer terugvloeien in het agrocluster, zodat wij ze kunnen inzetten om juist op het gebied van innovatie stappen te zetten? Hoe maken we de landbouw duurzamer en innovatiever? Hoe geleiden we dat budget daarvoor terug? Dat is een terechte vraag. De heer Dijkgraaf weet zo goed als ik — ik heb dat geconstateerd bij mijn werkbezoeken — dat er niet heel veel boeren zijn die nog van de btw-regeling gebruikmaken vanwege de innovatie die we daarmee willen bereiken.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Dat betekent opnieuw een lastenverzwaring voor deze boeren, van 17 miljoen. Er is 15 miljoen minder voor innovatie.
Mevrouw Lodders (VVD):
Nee, nee …
De voorzitter:
Niet door elkaar spreken. De heer Dijkgraaf heeft het woord.
De heer Dijkgraaf (SGP):
De commissie heeft gezegd: je zou best wat aan die btw-vrijstelling kunnen doen, maar sluis het geld dan wel terug. Ik zie niet dat het teruggesluisd wordt. Mevrouw Lodders ziet dat ook niet, want zij vraagt aan de staatssecretaris hoe dat zit. Wat zeggen wij tegen die boeren die nu moeten beslissen of ze gaan bouwen? Ze zien daarbij ook nog eens die discussie over fosfaatrechten op zich afkomen, die volgende week aan de orde is. Die kan leiden tot een lastenverzwaring van 0,5 miljoen per gemiddeld bedrijf. Het gaat om €5.000 per koe. Een boer die 100 koeien heeft, krijgt dus 0,5 miljoen aan lastenverzwaring voor de kiezen. Dit geldt terwijl hij al is geconfronteerd met grondgebondenheid, de mestwetgeving, het verdwijnen van de rode diesel, het verdwijnen van de btw-vrijstelling, het verdwijnen van de innovatiegelden en het toenemen van het aantal regels. Ik word daar niet heel optimistisch van. Maar mevrouw Lodders blijkbaar wel.
Mevrouw Lodders (VVD):
De heer Dijkgraaf wordt hier niet optimistisch van. Waarom niet? Omdat hij onder de streep alleen kijkt naar de dingen die negatief uitwerken. Laten we nou ook eens kijken naar de dingen die wél goed zijn gegaan. We hebben een aantal dingen bereikt. We hebben stappen gezet rond de NVWA. We hebben bijvoorbeeld de tender van 150 miljoen voor de monovergisters. We hebben op het gebied van de PAS een aantal stappen gezet. Er is een heel aantal zaken ook goed gegaan. Kunnen we verdergaan? Ja! Daarom stel ik voor om te komen tot een agroloket. Ik reken op brede steun daarvoor, en ik reken zeker ook op steun van de SGP-fractie. Bij de vrijstelling van de btw-regeling is geen sprake van een bezuinigingsopgave. De heer Dijkgraaf adresseert dit punt hier dus terecht. Mijn vraag is hoe we ervoor gaan zorgen dat we dat geld terug kunnen sluizen naar het agrocluster. Dat is artikel 16 in de begroting. Dat geld moet beschikbaar blijven voor de agrosector.
De voorzitter:
Die vraag stelt mevrouw Lodders aan de staatssecretaris. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de termijn van mevrouw Lodders en komen we bij die van de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Het CDA is trots op de Nederlandse boeren, tuinders en vissers, in de hij- en de zij-vorm. Het CDA wil dat landbouw in Nederland toekomst heeft. Dat is belangrijk voor onze voedselzekerheid en omdat landbouw een belangrijke bijdrage levert aan onze economie. Na vier jaar beleid van dit VVD-PvdA-kabinet ziet het CDA het volgende. Er is geen extra inspanning voor de ondersteuning voor de producten die zijn getroffen door de Russische boycot, zoals peren, varkensvlees en zuivel. Er is geen hulp voor de getroffenen van de enorme regenval en storm in Zuid-Nederland. Er zijn geen equivalente mestmaatregelen in de akkerbouw. Er is geen algemeenverbindendverklaring voor onderzoek en innovatie. Wel wordt de derogatie op het spel gezet. Wel is er een verhoging van de tarieven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Wel wordt de klepkeuring in de varkenshouderij behouden. Wel wordt de btw-landbouwvrijstelling afgeschaft. Wel wordt de assurantiebelasting verhoogd in de brede weersverzekering. Die wordt op deze manier verder ondermijnd. Wel worden de budgetten voor duurzame investeringen verlaagd. Wel blijven betalingen achter door achterstanden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Een Voedselagenda is leuk, maar zou de staatssecretaris niet eerst een kijken naar de janboel die hij dreigt achter te laten?
Bij een toenemend aantal boerenbedrijven heeft men geen opvolger, stelt het CBS. Als we niets doen, verdwijnen er in de komende jaren 15.000 land- en tuinbouwbedrijven. Dat betekent pijn in vele boerengezinnen. Uit gesprekken in en buiten de sector concludeer ik dat jongeren worden ontmoedigd om het bedrijf over te nemen. Het kabinet staat erbij en kijkt ernaar. Het CDA vindt dat er juist meer aandacht moet komen voor de toekomst van onze landbouw en voor onze voedselzekerheid. Daarvoor wil het CDA een minister van Landbouw, Natuur en Voedsel. Zo'n minister kan dan in de ministerraad weer knokken voor boer, tuinder en visser.
De voorzitter:
Er valt nu een natuurlijke stilte. Dat biedt de heer Leenders de gelegenheid om te interrumperen.
De heer Leenders (PvdA):
Ik zie u kijken, voorzitter. U dacht vast: waarom wacht die mijnheer Leenders nou niet even en laat hij de heer Geurts niet eerst iets verder komen met zijn verhaal. Ik dacht echter dat de heer Geurts een bepaald onderdeel al afgesloten had. Hij noemde alleen maar negatieve daden die het kabinet heeft laten zien. Vergeet hij niet iets, vraag ik hem. Zijn er in de afgelopen vier jaar ook nog positieve dingen gebeurt op dit vlak?
De heer Geurts (CDA):
Nou, helpt u mij eens even, mijnheer Leenders. Ik heb zojuist een scala aan onderwerpen genoemd. Daarover heeft ook mevrouw Lodders allerlei lovende woorden gesproken in de aanloop naar de verkiezingen, woorden waar geen uitvoering aan is gegeven.
De heer Leenders (PvdA):
Ik constateer dat de heer Geurts niet in staat is om een positief element te noemen van het beleid dat het kabinet in de afgelopen vier jaar heeft gevoerd. Wat is zijn aandeel geweest? Wat heeft hij bijgedragen aan constructieve voorstellen in de pakweg afgelopen twee jaar dat ik met hem deze portefeuille doe?
De heer Geurts (CDA):
Ik kom er zo meteen in een blokje op terug, maar ik zal deze vraag in korte bewoordingen proberen te duiden. Als het goed is, is de heer Leenders ervan op de hoogte dat ik de initiatiefnota Een eerlijke boterham heb gemaakt. In die initiatiefnota staan een aantal voorstellen. Wij gaan daar in december met de Kamer over praten. Ik denk dat dat heel goede voorstellen zijn. Ik hoop ook op steun van de PvdA-fractie. Wij kunnen alle amendementen of moties doorlopen die wel aangenomen zijn — dat is een heel scala, gelukkig — ook met steun van de PvdA-fractie. Wij hebben samen ook dingen gedaan rondom natuur en vrijwilligers. Dat zijn positieve dingen. Maar er is ook een scala aan dingen die hadden moeten gebeuren maar niet gebeurd zijn.
De heer Leenders (PvdA):
Welke dingen zijn dat dan? Noem er maar een stuk of twee of drie. Welke dingen zou de heer Geurts gedaan hebben of gaat hij doen als hij na 15 maart aan de macht zou komen?
De heer Geurts (CDA):
Ik heb dat net proberen aan te geven. Kijk naar de initiatiefnota Een eerlijke boterham, een eerlijk inkomen, de voedselscheidsrechter, waartoe wij in 2012 samen met de SP een aanzet geprobeerd hebben te doen. Dat werd niet gesteund door de PvdA-fractie. Dat werd niet gesteund door de VVD-fractie. Dat licht er even uit. Het lijkt mij goed om daar na 15 maart een vervolg aan te geven.
De heer Leenders (PvdA):
Ik denk dat wij het hier maar even bij moeten laten. Ik proef toch een zekere teleurstelling bij de heer Geurts bij de successen van de afgelopen vier jaar.
De heer Geurts (CDA):
Niet alleen bij de heer Geurts zijn er teleurstellingen. Als ik op een van mijn vele werkbezoeken ben of in mijn e-mailbox kijk, dan zie ik dat heel veel mensen teleurgesteld zijn in het beleid van dit VVD-PvdA-kabinet. Je ziet het niet alleen bij de heer Geurts — hij is volksvertegenwoordiger — maar ook in den lande. Ik weet niet wat voor bijdrage de PvdA zo meteen gaat leveren, maar ik had net het gevoel dat ik in een droomwereld of sprookjeswereld zat toen ik de bijdrage van de VVD-fractie hoorde.
Ik vervolg mijn betoog. Wij zien dat de bestaande regelingen voor jonge boeren, tuinders en vissers onvoldoende zijn. Het CDA wil een investeringsregeling voor jonge bedrijfsopvolgers, zodat zij een eerlijke kans krijgen om een bedrijf te starten of het ouderlijke bedrijf voort te zetten. Daarbij is ontzettend belangrijk dat boeren weer een redelijk inkomen kunnen verdienen. Dat is ook de kern van mijn initiatiefnota, die wij binnenkort bespreken, zoals ik net al zei.
Een eerlijk inkomen. Als wij landbouwer, tuinder en visserman willen stimuleren om door te gaan, dan is het noodzakelijk dat zij een eerlijke boterham, een eerlijk inkomen kunnen verdienen. Zoals ik ook in mijn initiatiefnota schets, is de lage prijs voor de boer onder andere het gevolg van de scheve marktmacht in de keten. De werkgroep agrarische markten onder voorzitterschap van de heer Veerman heeft onlangs een aantal dezelfde, vergelijkbare of verdergaande voorstellen gedaan dan ik om de positie van boeren in de keten te versterken. De staatssecretaris heeft daarop gereageerd in de trant van: "interessante opties". Een slappe reactie. Ziet de staatssecretaris de aanhoudende lage inkomens in de vele sectoren niet? Het CDA wil dat de conclusies van de werkgroep hoofdinzet worden van Nederland voor de komende hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Is de staatssecretaris dat met het CDA eens?
Daarnaast wil ik dat er in ieder geval werk gemaakt wordt van het algemeen verbindend verklaren (avv'en) zodat sectoren zelf mogelijkheden hebben om zich te organiseren. Eerst de productschappen opheffen en dan alles afhouden is het devies van dit kabinet. Bijvoorbeeld de glastuinbouw wil energiebesparingen gezamenlijk vormgeven om hiermee sterker de toekomst in te gaan. Nu blijven deze en andere aanvragen liggen bij Economische Zaken. In de akkerbouw is wel al een avv afgegeven, alleen komt de uitvoering niet tot stand. Is de staatssecretaris bereid om hier alsnog werk van te maken en aanvragen binnen een redelijke termijn te behandelen? En zou er geen beroep mogelijk moeten zijn tegen het afwijzen van een algemeenverbindendverklaring?
De commissie-Nijpels. De instelling daarvan vond ik al niks. De uitkomsten zijn echt niet beter. Als je in het keurslijf van Nijpels boert, behoor je tot de top van de veehouderij. Wil je dat niet, dan moet je maar stoppen volgens hem. Ook hier wordt een heel grote groep — ik noem ze voor het gemak maar even de middenklasse — aan de kant gegooid. Hoe respectloos ben je dan? Er wordt niet eens gekeken naar het inkomen van de boer. Wat heb je dan aan dit advies?
Dan de grip van de staatssecretaris op de inzet in Europa. Het CDA wil van de staatssecretaris resultaten in Brussel zien. Tot nog toe zijn de equivalente mestmaatregelen nog niet geregeld. Over de fosfaatrechten en de staatssteun zullen we volgende week spreken. Wat gaat de staatssecretaris doen om wel resultaat te boeken? Is de staatssecretaris daarnaast bereid om de Kamer op regelmatige basis te informeren over de voortgang, zijn inzet en acties ten aanzien van bijvoorbeeld het actieprogramma Nitraatrichtlijn?
Het CDA ziet dat het budget voor landbouw onder grote druk staat. Staatssecretaris, kom met meer geld of kill your darlings, in goed Nederlands: stop met je hobby's. Wat er nu gebeurt, is dat het gat van de NVWA niet wordt opgelost en er geld wordt weggehaald bij de innovatie ten behoeve van de Voedselagenda. Ondertussen wordt de landbouwvrijstelling afgeschaft, zonder dat het geld dat hierdoor vrijkomt wordt ingezet voor de landbouw. Dat kwam net al voorbij in een interruptie. Het is duidelijk wie er in de ministerraad aan de voorste speen ligt. Daarvan is de landbouw de dupe. Het CDA wil dat op zijn minst hetzelfde budget behouden blijft.
De CDA-fractie ziet het advies van de Raad van State over de NVWA-tarieven als een bevestiging van wat wij steeds hebben gezegd: de NVWA-tarieven deugen niet. Terwijl de staatssecretaris alsmaar sprak over kostendekkende tarieven, is nu duidelijk dat het daar volgens de Raad van State niet over moet gaan. Het PWC-rapport kijkt hier helaas niet naar. Wel blijkt uit dit rapport dat Nederland in absolute bedragen het meeste doorberekent en dat bij het vaststellen geen oog is voor de Nederlandse concurrentiepositie. Ik vertaal dit maar als volgt: in Nederland wordt veel meer in rekening gebracht bij het bedrijfsleven. Nadat we al drie jaar gesproken hebben over de hoge toezichtkosten bij import en export en het gebrek aan service, biedt de staatssecretaris nu aan in gesprek te gaan. Met andere woorden: de staatssecretaris erkent het probleem, maar wil er voorlopig nog niets aan doen. Het CDA pleitte vorig jaar voor rechtvaardige en lagere tarieven voor het bedrijfsleven. Wanneer gaat de staatssecretaris daarvan werk maken?
Het CDA ziet dat er meer geld wordt vrijgemaakt voor export, 10 miljoen, maar dat is duidelijk niet bedoeld voor het versterken van de ondersteuning bij de markttoegang voor de landbouw. In mijn ogen gaan de minister en de staatssecretaris genoeg op reis, maar ontbreekt het aan kennis en capaciteit om de toegang van onze producten vlot te trekken. Is de staatssecretaris bereid om ervoor te pleiten dat een deel van deze 10 miljoen wordt ingezet voor ondersteuning van de markttoegang bij de NVWA en om ook beleid en export tot prioriteit bij de NVWA te maken?
Op initiatief van het CDA heeft er een rondetafelgesprek over bodemvruchtbaarheid plaatsgevonden. Er zijn grote kansen voor een vruchtbare bodem en voor CO2-opslag. Daarom is het goed als er in het komende actieprogramma Nitraatrichtlijn meer ruimte komt voor bodemverbeteraars. Ziet de staatssecretaris deze kansen en is hij bereid hiervoor ruimte te creëren?
Het CDA draagt de vrijwilligers in de natuur die ons landschap onderhouden, een zeer warm hart toe. Daarover hadden we net een interruptiedebatje met de heer Leenders van de PvdA-fractie. Wij begrijpen dat de staatssecretaris hierover in gesprek is, maar nog niks toezegt. Het CDA wil graag dat het Rijk zich nu inzet voor een overgangsregeling voor het structureel ondersteunen van vrijwilligers in het groen. Is de staatssecretaris daartoe bereid?
Mijn laatste kopje: groen onderwijs. In oktober is de Ontwikkelagenda Groen onderwijs ondertekend door de staatssecretaris. Vrijwel tegelijkertijd kwam het rapport Groen onderwijs in beweging naar buiten …
De voorzitter:
Mijnheer Geurts, ik onderbreek u even. De heer Graus wil u iets vragen over een eerder behandeld onderwerp.
De heer Graus (PVV):
Ik deel wat de heer Geurts zegt over vrijwilligers in de natuur, maar er moet ook controle en handhaving in de natuur zijn. Onze boswachters van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten kunnen dat niet aan. Hoe staat de heer Geurts daarin? Het gaat om dumping van illegale middelen, bijvoorbeeld afval van hennepplantages en drugslaboratoria, en om vuilnis. Maar wat ik nog veel erger vind: dieren worden structureel mishandeld in bossen, duinen en velden. Wij hebben ooit gevraagd om die 500 dierenpolitiemensen ook een terugkeer naar de veldpolitie te laten zijn. Iedereen roept om die veldpolitie. Want weet u wat het is, mijnheer de voorzitter? Die boswachters zijn boa's, buitengewoon opsporingsambtenaren. Zij hebben echter geen politionele strafrechtelijke bevoegdheden. Sterker nog: zowel in Friesland als in Brabant heeft men al arrestatieteams in moeten zetten tegen dat tuig. Je kunt daar dus geen boswachter met een jeep naartoe sturen. Daar moet vaak zelfs een arrestatieteam naartoe. Mijn vraag is dus of het CDA in de toekomst de terugkomst van de fulltime dierenpolitie en dus van de veldpolitie kan steunen. Ik weet ook dat dat niet van vandaag op morgen gaat.
De heer Geurts (CDA):
Ik heb geprobeerd om snel mee te schrijven. Ik heb volgens mij vier vragen gekregen, maar ik heb er maar drie opgeschreven. Ik ga eerst in op de dumping van drugs, de grondstof waarmee drugs worden gemaakt en wat daarvan overblijft als de drugs zijn gemaakt. Die dumping is natuurlijk zeer ernstig. Mijn collega Madeleine van Toorenburg heeft daar al vele malen aandacht voor gevraagd bij Veiligheid en Justitie. Er zijn ook schriftelijke vragen gesteld bij Veiligheid en Justitie en ook in algemene overleggen is dit punt door de CDA-fractie naar voren gebracht. Wat het toezicht in het buitengebied betreft: ik was recentelijk op werkbezoek, ook met boa's. Ik woon zelf in een buitengebied, waar ik eigenlijk nooit politie zie. Ik weet dus dat het een heel groot probleem is dat de politie steeds minder in het buitengebied komt. Ook dit onderwerp hoort bij Veiligheid en Justitie thuis en komt voor een groot deel aan de orde in die commissie, in ieder geval via de CDA-fractie, want we hebben hier de afgelopen jaren continu aandacht voor gevraagd. Ik zie de heer Graus al kijken; het klopt dat we met de minister van Justitie één debat hebben gehad over de groene boa's.
De voorzitter:
Bijzondere opsporingsambtenaren.
De heer Geurts (CDA):
Ja, bijzondere opsporingsambtenaren. Daar hebben we, voor zover ik mij dat van de afgelopen vier jaar kan herinneren, in deze plenaire zaal één debat over gehad. Daar waren de minister van Justitie en de toenmalige staatssecretaris Dijksma bij. Daarna is dat debat altijd vervolgd in het kader van Veiligheid en Justitie.
De heer Graus (PVV):
Ik deel dit niet helemaal, want deze staatssecretaris is de herder van de dieren. Hij gaat over dierenwelzijn, het welzijn van de dieren die leven in de gebieden waar die idioten allemaal rondlopen. Voorts gaat deze staatssecretaris over de natuur en ook over de groene boa's. Dierenpolitiemensen en politiemensen zeggen dat zij dit vaak niet eens aankunnen. Het zijn georganiseerde bendes. Dit is echt georganiseerde criminaliteit. Als een politiechef hier zegt dat daar zelfs arrestatieteams naartoe moeten worden gezonden — mevrouw Jacobi van de PvdA is getuige van die opmerking geweest tijdens een hoorzitting — is een boa niet meer van deze tijd; dat betekent trouwens "buitengewoon opsporingsambtenaar", mijnheer de voorzitter, niet "bijzonder opsporingsambtenaar". Ik wil hier graag een reactie op. We kunnen die mensen toch niet in de steek laten? We kunnen die georganiseerde criminaliteit toch niet zomaar laten gaan? We kunnen die dieren toch niet in de steek laten? Er wordt massaal gestroopt; er is ook visstroperij, ten koste van onze vissers. En we doen niets. We staan erbij en we kijken ernaar. Er is niets meer. Nu de dierenpolitie er recentelijk twee taken bij heeft gekregen, hebben ook die mensen hier geen tijd meer voor. Vandaar mijn vraag of het CDA bereid is om er in ieder geval voor te zorgen dat de 182 dierenpolitiemensen fulltimers worden en dat zij ook weer de bossen, duinen en velden in kunnen gaan.
De voorzitter:
Dank u zeer voor de belangwekkende correctie.
De heer Geurts (CDA):
Ik kreeg het gevoel dat de heer Graus het CDA aansprak als een coalitiepartner die zitting heeft in dit kabinet. Dat is het CDA niet. Hij weet dat we in het verleden ook een aantal moties van hem op dit punt hebben gesteund. Ik moet nog even nakijken of wij die moties ook mede hebben ondertekend, maar het kernpunt van mijn antwoord is dat de staatssecretaris niet zozeer over die boa's gaat. Daar gaat Veiligheid en Justitie over. Ik denk dus dat wij dit debat moeten vervolgen bij Veiligheid en Justitie.
De voorzitter:
De heer Graus vindt dit vast geen goed idee.
De heer Graus (PVV):
Deze staatssecretaris gaat wél over de groene boa's. Daarom breng ik dit hier in. Ik draai hier ook al tien jaar mee. Ik zit net als de Partij voor de Dieren al tien jaar in de Kamer en ik weet hoe dit allemaal werkt. Deze staatssecretaris gaat hier wel degelijk over. Uiteraard zullen we dit ook neerleggen bij de minister van Veiligheid en Justitie, maar nu zitten we hier met de staatssecretaris, de herder van onze schapen en andere dieren en ook van onze natuur.
De heer Geurts (CDA):
We wachten de beantwoording af, want de staatssecretaris heeft de vragen van de heer Graus meegekregen. Het is ook de bedoeling dat die vragen via mij naar de staatssecretaris gaan. Ik geleid die vragen dus door naar de staatssecretaris. Laten we de beantwoording afwachten. Als de heer Graus voorstellen heeft waarin de CDA-fractie zich kan vinden, zullen wij die steunen. Dat weet hij.
De voorzitter:
De heer Geurts vervolgt zijn betoog.
De heer Geurts (CDA):
Ik was begonnen met groen onderwijs. In oktober, zo herhaal ik maar even, is de Ontwikkelagenda Groen onderwijs door de staatssecretaris ondertekend. Vrijwel tegelijkertijd kwam het rapport Groen onderwijs in beweging naar buiten. De effecten van de bekostigingsongelijkheid zijn in 2016 en 2017 zo groot dat het niet door het groene onderwijs op te vangen is. De vraag is: wat gaat de staatssecretaris doen aan de bekostigingsongelijkheid in het groen onderwijs?
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van mevrouw Lodders van de VVD, en dat terwijl u beiden de degens al flink hebt gekruist. Maar gaat uw gang, mevrouw Lodders.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik heb mijn vragen opgespaard. Met uw goedvinden stel ik twee vragen aan de heer Geurts.
De voorzitter:
Maar dan wel stuk voor stuk.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ja, zeker. Ik kom tot mijn eerste vraag. Ik gaf al bij de interrupties van de heer Geurts op mijn inbreng aan dat hij erg somber is. Ook nu houdt hij een ontzettend somber verhaal. Iedere boer, tuinder of visser die naar het verhaal van de heer Geurts heeft geluisterd, zal daar weinig inspiratie uit gehaald hebben. Ik koppel hieraan de volgende vraag: wat gaat een minister van Landbouw, met ideeën als een suikertaks, een lokale markt in iedere stad en een voedselscheidsrechter, specifiek doen voor al die boeren, tuinders en vissers die op een antwoord wachten, juist als het gaat om beleid?
De heer Geurts (CDA):
Ik denk dat juist die boer, tuinder of visser, als hij luistert naar dit debat en naar mijn betoog, voelt en ervaart wat ik hier probeer uit te zenden. Het is gewoon niet goed in die sectoren. Dat weet mevrouw Lodders ook heel goed. Ik merk hier vandaag dat de VVD probeert de problemen op te lossen met woorden. Maar waar zijn de daden van de VVD in de afgelopen vier jaar gebleven?
Ik ben heel blij dat mevrouw Lodders ons verkiezingsprogramma goed heeft gelezen. Ik zal de punten niet stuk voor stuk langslopen, maar ik denk dat, zoals ik net al heb aangegeven, een minister van Landbouw in het kabinetsberaad op vrijdagmorgen kan knokken voor geld voor boeren, tuinders en vissers. Op dit moment kan dat niet, want er is nu een staatssecretaris en die zit daar niet bij.
Mevrouw Lodders had het over markten in de stad. Er moet juist meer verbinding worden gelegd tussen stad en platteland en tussen platteland en stad. Wat de VVD in de afgelopen jaren niet heeft bewerkstelligd, proberen wij wel te bewerkstelligen.
De voorzitter:
En wat is, mevrouw Lodders, uw tweede vraag c.q. uw reactie hierop?
Mevrouw Lodders (VVD):
Eerst geef ik een reactie en daarna kom ik graag met mijn tweede interruptie. Boeren zitten niet te wachten op een zak met geld. Boeren willen graag zelf de verbinding leggen tussen stad en platteland. Ze willen graag zelf bepalen waar ze hun producten aan de man brengen. Ik stel mijn vraag dus nogmaals. De heer Geurts houdt een somber verhaal, maar ik vraag hem om dan ten minste — mijn collega Ziengs heeft altijd een hekel aan die uitdrukking — een punt op de horizon te zetten. Waar wil hij naartoe met het landbouwbeleid? Ik constateer dat de heer Geurts blijft in zijn somberheid. Dat is buitengewoon jammer. Dat verdient de sector niet.
Ik zal gelijk mijn tweede vraag stellen. De heer Geurts haalt ook het rapport van de commissie-Nijpels aan. Ik heb volgens mij als een van de eersten gereageerd dat ik het niet eens ben met de uitgangspunten van deze commissie. Ik heb daar vrij snel een tweet over doen uitgaan. Hoe kijkt de heer Geurts naar de samenstelling van deze commissie? Daarin waren zowel de sector als de banken vertegenwoordigd. Als die de doelstellingen wel onderschrijven, wat is dan de reactie van de heer Geurts?
De voorzitter:
Twee korte vragen.
De heer Geurts (CDA):
Mevrouw Lodders vraagt om een stip op de horizon. Ze heeft dus niet goed geluisterd naar mijn bijdrage, maar dat geeft mij de kans om een paar punten te herhalen. Het CDA wil wél equivalente mestmaatregelen in de akkerbouw. Wij willen wél verlaging van de NVWA-tarieven. Daarover hebben wij samen met andere fracties vorig jaar een amendement ingediend. De VVD steunde dat niet. Wij willen wél de klepkeuring in de varkenshouderij afschaffen. Wij willen de assurantiebelasting op de brede weersverzekering afschaffen. We hebben vorige week een amendement daarover in stemming gehad. De VVD steunde dat niet.
De voorzitter:
Zo blijven we heen en weer gaan. Wat is uw reactie op de tweede vraag?
De heer Geurts (CDA):
Kunt u me nog even helpen? Wat was de tweede vraag?
Mevrouw Lodders (VVD):
De tweede vraag ging over de commissie-Nijpels. Ik wil echter nog even één ding rechtzetten. Dat betreft de assurantiebelasting op de brede weersverzekering. Het is nogal makkelijk om een amendement in te dienen waarvan je de rekening vervolgens bij een groep andere ondernemers neerlegt. Daarom steunde de VVD dat amendement niet.
De heer Geurts (CDA):
Dan gaan we het over de dekking van het amendement hebben. Volgens mij kwam de dekking uit de accijnzen op champagne, dus die zat heel goed in elkaar. Of de VVD-ondernemers moeten zo veel champagne drinken dat ze daardoor getroffen worden, maar dat terzijde.
Mevrouw Lodders vroeg: maar in de commissie-Nijpels hebben toch meer partijen gezeten? Ja, en dan blijf ik bij mijn mening, die ik net geschetst heb. Die commissie schetst gewoon: als je niet in ons keurslijf past, behoor je niet tot de kopgroep en dan word je afgeschreven. Een heel grote middengroep wordt gewoon afgeschreven. Het maakt mij niet uit wie er wel of niet in die commissie zit. Die commissie had voor mij niet gehoeven. Over de uitkomsten heb ik gezegd wat ik ervan gezegd heb. Die zijn niet beter dan het feit dat de commissie is ingesteld.
De voorzitter:
Ten slotte.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ja, afrondend. Ik blijf erbij dat de heer Geurts hier een vreselijk somber verhaal presenteert. Hij verwijt mij dat ik enig enthousiasme heb bij mijn visie op de toekomst. Ik denk dat we met elkaar in ieder geval meer ruimte en perspectief voor de boeren, de tuinders en de vissers bieden.
De heer Geurts (CDA):
Mevrouw Lodders wil blijkbaar een bepaalde framing naar buiten brengen over somberheid. Het is op dit moment op de boerenerven niet veel beter, hoor, kan ik haar vertellen. Er zijn veel vragen. Ik weet niet hoeveel er in de mailbox van mevrouw Lodders binnenkomen, maar neem even de fosfaatrechten, waarover we het volgende week gaan hebben. Daar zijn nog ongelofelijk veel vragen over. Er is veel somberheid. Mensen weten het echt niet. Ze liggen daar wakker van. Dat is op dit moment ook zo in de visserij rondom de aanlandplicht. Vissers en hun gezinnen liggen er wakker van. Ze starten zelfs petities op. Ze zeggen: dit is niet haalbaar. Zo kan ik nog wel een aantal categorieën opnoemen, bijvoorbeeld de nertsenhouderij. Mensen liggen er wakker van dat ze binnenkort hun bedrijf moeten beëindigen. Mevrouw Lodders neemt het mij kwalijk dat ik somber ben, maar het is duidelijk dat ik daar goede redenen voor heb.
De voorzitter:
Daarmee bent u gekomen aan het eind van uw inbreng, en ik dank u voor het bruggetje. Wij gaan van de somberheid nu naar een vrolijk moment, want dat is het altijd als iemand zijn maidenspeech houdt. In dit geval is dat de heer Van der Velde namens de fractie van de Partij van de Arbeid. Ik stel voor dat hij de laatste spreker voor de dinerpauze is. Gebruik is dat hij niet wordt geïnterrumpeerd. Ik zeg "gebruik", want het staat nergens in ons Reglement van Orde. Ik geef hem graag het woord.
De heer Van der Velde (PvdA):
Voorzitter. Voor u staat iemand van de eerste generatie kinderen van het nieuwe land dat toen De Noordoostelijke Polder werd genoemd. Getrouwd en vier kinderen. Ik ben geboren in Nagele, symbool van de maakbare samenleving. Het dorp werd ontwikkeld in de periode van wederopbouw aan de hand van ook sociaaldemocratische opvattingen over de ideale samenleving van morgen. Die opvattingen hebben mij geïnspireerd voor de sociaaldemocratie. Het was een periode van optimisme, vernieuwing en hoop. Ik was de oudste van vijf kinderen die opgroeiden in een klassiek gezin in een stabiele omgeving, ook gekenmerkt door de culturele dynamiek van de jaren zeventig. Betrokkenheid bij de samenleving is bij mij in die periode ontstaan. En toen ik op mijn 18de begon te werken, vond mijn vader het vanzelfsprekend dat ik lid werd van de vakbond. Mijn werk, mijn studies, mijn bestuurs- en vrijwilligerswerk en de samenleving waarin ik opgroeide, hebben voeding gegeven aan mijn politieke en maatschappelijke interesse. Dat geldt ook voor mijn intellectuele interesse: ik ben socioloog geworden.
De keuze voor de sociaaldemocratie en daarmee voor de Partij van de Arbeid is voor mij vanzelfsprekend. Toen ik op mijn 18de de school verliet, waren het deze waarden die mij de mogelijkheid hebben geboden om mezelf te ontplooien en die mij hebben geïnspireerd om zelf de politiek in te gaan. Die reis van schoolverlater tot socioloog brengt mij nu hier, in uw Kamer. Dit sluit aan bij mijn ideaal om ervoor te zorgen dat onze kinderen en kleinkinderen in vrijheid datgene ervaren wat ik als kind in Nagele heb ervaren: kansen en mogelijkheden om je te ontplooien en je vleugels uit te slaan, wie je ook bent en waar je ook vandaan komt.
Het Nederland van morgen is voor de Partij van de Arbeid een samenleving met gezond, veilig en duurzaam voedsel. Veilig, gezond en duurzaam voedsel op ons bord: dat willen we toch allemaal? Dat moet ook toegankelijk en betaalbaar zijn voor iedereen. We zouden daarom graag zien dat het belang van de consument meer centraal komt te staan. We zouden graag zien dat het uiteindelijk vanzelfsprekend is dat op elk bord in Nederland duurzaam voedsel ligt, dus ook voor de bewoners van Verzorgingshuis Wittesteijn in Emmeloord, voor mijn buurtgenoten die op vrijdagavond in de buurthuizen gezamenlijk eten, en voor de mensen die elke dag gewoon boodschappen doen. We moedigen de staatssecretaris dan ook aan zijn Voedselagenda te realiseren op de door hem ingeslagen weg.
De PvdA vindt het belangrijk dat dierlijk voedsel met zorg voor het dierenwelzijn wordt geproduceerd en zonder belasting van het milieu. Consumenten moeten makkelijker kunnen kiezen voor dier- en milieuvriendelijke producten. De Partij van de Arbeid vindt daarom het middel van een betrouwbaar en herkenbaar keurmerk een prima instrument. Een van de belangrijkste en meest succesvolle keurmerken is het Beter Leven keurmerk. Dit keurmerk is op initiatief van de Dierenbescherming tot stand gekomen. Zij heeft er samen met Natuur & Milieu voor gezorgd dat via het keurmerk dieren in de veehouderij het nu beter hebben. Door het keurmerk zien we dat de karbonade, de kippenpoot en het ei dat we kopen, afkomstig zijn van een bedrijf dat dierenwelzijn serieus neemt. Een krachtig beeld zegt uiteindelijk meer dan duizend woorden. Wat zou het mooi zijn als dit keurmerk kan worden uitgebreid naar de gangbare zuivelsector en als het zich niet beperkt tot dierenwelzijn alleen, maar ook wat zegt over de impact van het product op het milieu. Zo kan de consument gelijk zien of het product goed is voor het dier en de omgeving. Zo levert het keurmerk een prachtige bijdrage aan de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij. De PvdA zou graag zien dat het kabinet dit samen met de Dierenbescherming, Natuur & Milieu en de sector realiseert.
De Maatlat Duurzame Veehouderij, met name in gebruik in Brabant, sluit mooi aan bij deze ontwikkeling. Een MDV-certificaat geeft aan dat veehouderijstallen duurzaam zijn neergezet en ingericht. Wij vragen de staatssecretaris of hij bereid is deze ontwikkeling verder te ondersteunen.
We beseffen dat de nadruk op duurzaamheid en gezondheidsaspecten ook wat vraagt van het Europees landbouwbeleid. De voedselvoorziening in Nederland is immers verweven met de Europese voedselproductie. De Partij van de Arbeid benadrukt dan ook dat we er niet zijn door in Nederland de zaak goed te regelen. De Partij van de Arbeid vraagt de staatssecretaris het door de EU toegezegde platform dierenwelzijn een hoge prioriteit te geven. Met het platform kunnen stappen gezet worden naar een Europese aanpak voor verbetering van dierenwelzijn en gezondheid. Ik zou daarom tegen de staatssecretaris willen zeggen: zorg dat de Europese Unie het tempo erin houdt.
Hiermee sluit ik mijn eerste speech af in dit door mij zeer gerespecteerde huis. Ik zeg tegen de jongeren van vandaag en de volwassenen van morgen: idealen en dromen over morgen geven kleur aan je handelen van vandaag.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Ik mag u straks als eerste feliciteren. Ik schors de vergadering, om de mogelijkheid te geven om allereerst u te feliciteren en daarna te dineren.
De vergadering wordt van 18.29 uur tot 19.25 uur geschorst.
Voorzitter: Neppérus
De voorzitter:
Wij gaan verder met het onderdeel Landbouw en natuur van de begroting van Economische Zaken. Ik stel voor dat we interrupties steeds in twee etappes doen. Dan kunt u ook meteen scherp interrumperen. Het aantal interrupties staat u vrij, maar we doen de interrupties dus wel in twee etappes. Ik geef als eerste het woord aan de heer Leenders. Anders dan zijn collega de heer Van der Velde, mag hij wel geïnterrumpeerd worden.
De heer Leenders (PvdA):
Voorzitter. Ik had willen beginnen met de collega's van de Partij voor de Dieren van harte te feliciteren met hun tienjarige bestaan, maar ze zijn er niet. Vanochtend kwamen ze bij onze fractievergadering binnen met heerlijke taart. We hebben gezien dat ze ons vanavond nog een keer gaan trakteren, namelijk op 75 minuten spreektijd. Dat wordt vast een heel mooie inleiding. Maar goed, ze zijn er niet, dus begin ik maar gewoon.
Mijn collega Rien van der Velde heeft een uitstekend betoog gehouden over vooral voeding. Daarmee heeft hij luid en duidelijk laten horen dat de Partij van de Arbeid in ieder geval erg tevreden is met de voedselagenda die de staatssecretaris ons gisteren heeft doen toekomen. Daar ga ik het dus wat minder over hebben.
Ik ga het hebben over het volgende, dat overigens wel een beetje erop aansluit. Wie wil er nu niet een gezonde landbouwsector, die eerlijk voedsel biedt, goed is voor de natuur en voor dieren, die draagvlak heeft in de samenleving en die boeren de kans geeft een fatsoenlijk inkomen te verdienen? Dat willen wij namelijk wel, maar de natuur, de soortenrijkdom en de gezondheid worden in Nederland bedreigd door de intensieve landbouw en veeteelt. Lees de jongste cijfers over biodiversiteit in het Compendium voor de Leefomgeving. Kijk naar de resultaten van het onderzoek naar de relatie tussen veehouderij en gezondheid, onder andere uitgevoerd door het RIVM. Hoor het Planbureau voor de Leefomgeving, dat zegt dat er drastische ingrepen nodig zijn in de landbouw en veeteelt. Lees het rapport Versnelling duurzame veehouderij van de SER. Ik zou zo nog wel even door kunnen gaan.
Alles wijst in dezelfde richting: het moet anders. De productie van voedsel is een van de belangrijkste pijlers van onze economie. De Nederlandse agrarische sector is een wereldspeler van formaat. De Partij van de Arbeid heeft heel veel waardering voor de diverse boeren die op een heel goede manier bezig zijn. Wat ons betreft moet Nederland een wereldspeler van formaat blijven. Wij willen een gezonde agrarische sector als economische drager van het platteland, die bijdraagt aan de oplossing van het wereldvoedselprobleem. Wij willen gezond voedsel en een duurzame landbouw, die de grenzen van de planeet erkent, het vertrouwen heeft van de consument, dierenwelzijn waardeert en een eerlijke verdeling kent van diensten in de keten. Wij willen een voedselketen met hart voor mensen, dieren en natuur.
Wij willen ook een agrarische sector waarin familiebedrijven een goede boterham kunnen verdienen. Dat kan. Er zijn prachtige voorbeelden van agrarische bedrijven die met respect voor natuur en milieu een goede boterham verdienen. Het zijn echter helaas nog uitzonderingen. Vaak willen boeren wel veranderen, maar worden ze belemmerd door het economische systeem en de belangen van grote partijen die hen dwingen tot verdere productieverhoging. Omschakelen van gangbaar naar natuurinclusief, duurzaam, is niet gemakkelijk. Wij vinden dat wij die boeren moeten helpen die willen omschakelen en dat wij de voorlopers moeten belonen, zoals de SER onlangs ook voorstelde. Het Rijk moet daarbij de regie nemen. Zo stelt ook het Planbureau voor de Leefomgeving.
Het kabinet wil het ook. De inzet van EZ voor de veehouderij is gericht op een transitie naar een toekomstbestendige, duurzame en maatschappelijk gewaardeerde veehouderij in 2020, zo hebben wij kunnen lezen. Daarom willen wij een plan voor die transitie.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Veel van wat de heer Leenders vandaag zegt, kan ik onderschrijven, want dat klinkt de Partij voor de Dieren als muziek in de oren. Maar — u voelt 'm al aankomen — we hebben er niet heel veel vertrouwen in dat de Partij van de Arbeid bereid is om door te pakken, om in lelijk Haags jargon te spreken. De heer Leenders geeft het voorbeeld van natuurinclusieve landbouw. In het AO Weidevogels sprak de PvdA woorden geheel naar mijn hart: ja, we moeten eigenlijk af van de gangbare landbouw. De staatssecretaris zei echter: we zijn het eens; we gaan natuurinclusieve landbouw versterken. Daar zit een verschilletje tussen. Is de PvdA bereid om vandaag te zeggen dat de gangbare landbouw verleden tijd wordt? Dat hoeft niet morgen, maar dat moet wel het eindpunt zijn. Is de PvdA bereid om daarnaartoe te werken?
De heer Leenders (PvdA):
Sterker nog: mijn laatste zin was dat wij een plan willen voor de transitie van gangbare landbouw naar natuurinclusieve landbouw, om dat koepelbegrip maar te gebruiken; u mag ook de term "duurzaam" gebruiken. Mijn antwoord is dus "ja".
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik ben erg blij om dat te horen. De heer Leenders zei zojuist dat het kabinet dat ook wil, maar het kabinet wil de natuurinclusieve landbouw versterken. Dat is iets anders dan de fundamentele keuze maken om af te stappen van de gangbare landbouw omdat het daarmee nooit iets wordt. We kunnen nog met elkaar discussiëren over het tijdpad, maar dat is wat de PvdA betreft dus de stip op de horizon. Fijn!
De heer Leenders (PvdA):
Ik denk daar iets anders over. Ik lees het in ieder geval iets anders. Ik lees in de brief van de staatssecretaris van deze week dat hij dezelfde doelstelling heeft als ik: een overgang van gangbaar naar natuurinclusief. Over het tijdpad en de snelheid moeten we het nog hebben. In principe zegt mevrouw Ouwehand dat ook; ik lees daar niet zoveel anders in.
De voorzitter:
Nee, mevrouw Ouwehand, u krijgt niet nogmaals het woord. We zouden interrupties in twee etappes doen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dan sluit ik af door te zeggen dat we het scherp zullen stellen in een motie. Dat is vaak de beste weg.
De heer Leenders (PvdA):
Dat sluit wel aardig aan bij mijn betoog. Ik wilde namelijk net zeggen dat de staatssecretaris hier in de voedselbrief die we deze week van hem hebben gekregen, op ingaat. Hij heeft torenhoge ambities. Hij wil dat Nederland de meest duurzame voedselproducent van de wereld wordt. Zeg nou zelf: duidelijker kan het toch niet? Maar over de overgang naar natuurinclusieve landbouw is de brief toch wat vaag. Wij willen graag een verder uitgewerkt plan om de daad bij het woord te voegen. Ziet de staatssecretaris kans om een voorzet tot zo'n plan te geven voor de volgende regeerperiode?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De heer Leenders zegt dat de staatssecretaris wil dat Nederland de meest duurzame landbouwproducent van de wereld wordt, maar dat zijn we toch al?
De heer Leenders (PvdA):
Daar denk ik iets anders over. Ik heb net een aantal rapporten genoemd en dat zijn niet de enige. In het afgelopen jaar zijn er meerdere verschenen. Ik noemde alleen de rapporten die de laatste maanden zijn verschenen. Als je die op een rijtje zet, zie je dat daarin iets anders wordt gedacht over de gangbare landbouw van dit moment dan mevrouw Dik-Faber nu suggereert.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat is geen antwoord op mijn vraag. Ik zei dat gesproken werd over de meest duurzame landbouwproducent van de wereld worden, maar dat zijn we toch al? Kijk eens naar de wijze waarop de productie in Nederland plaatsvindt, naar het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in onze Nederlandse land- en tuinbouw, naar de impact van het houden van dieren per eenheid op de leefomgeving. Die scores zijn vele malen beter dan in het buitenland. Nederland is koploper op het gebied van duurzaamheid. Als we het hebben over de gangbare landbouw, hebben we het over die duurzame landbouw, waar ontzettend veel gezinsbedrijven elke dag hun nek voor uitsteken. Zij doen elke dag hun stinkende best om die draaiende te houden. Die erkenning zou ik heel graag van de PvdA willen horen.
De heer Leenders (PvdA):
Ik heb net al mijn waardering uitgesproken voor de agrarische sector en de vele boeren, tuinders en akkerbouwers die vaak op een heel goede manier bezig zijn met innovatie. Daar ben ik van onder de indruk. Ik heb de laatste tijd veel van dat soort voorbeelden gezien. Ik begreep mevrouw Dik-Faber een beetje verkeerd. Zij heeft gelijk dat Nederland het op dat gebied helemaal niet zo slecht doet. Nederland is een klein land. We zijn met veel mensen op een kleine oppervlakte, we hebben een hoge productiviteit en zijn een heel innovatief volkje. Wat we op dit moment in Nederland doen met de landbouw, overstijgt de draagkracht van ons kleine land. Dat betekent tegelijkertijd dat het anders moet. Daarmee kunnen we vooroplopen in de wereld. Dat kunnen we. Dat is ook de reden dat ik vind dat we de eerste exporteur van agrarische producten in de wereld moeten worden, maar dan wel op het gebied van innovatie en kennis, want we zijn hartstikke slim in de landbouw.
De voorzitter:
Ik zie inmiddels ook de heer Geurts aan de interruptiemicrofoon.
De heer Geurts (CDA):
Het is altijd mooi om naar een interruptiedebat te luisteren, maar ik hoorde het anders. Mevrouw Dik-Faber hield echt een lofrede op de land- en tuinbouw en de heer Leenders maakte er meteen weer van dat de land- en tuinbouw in Nederland het zo slecht doen. Volgens mij was dat niet het verhaal, maar dat terzijde. Ik heb een vraag aan de PvdA-fractie. Wat heeft de PvdA de afgelopen vier jaar bereikt op landbouw?
De heer Leenders (PvdA):
Die vraag hadden wij natuurlijk verwacht van de heer Geurts. Ik heb nagedacht over wat we hebben bereikt. Ik zou hem kunnen vertellen dat ik best meer had willen bereiken, maar laat ik een paar dingen noemen. Op het gebied van dierenwelzijn, wat mij betreft een intrinsiek onderdeel van de Nederlandse landbouw, heeft mijn collega Van Dekken ontzettend veel bereikt. Ik noem het verbod op nertsenfokkerijen. De heer Geurts is daar niet blij mee, maar wij wel. Ik zou hem een lijstje kunnen geven met tientallen dingen die de afgelopen vier jaar op dat gebied, een onderdeel van de landbouw, door ons zijn gedaan. Hij zal ervan onder de indruk zijn. Ik noem de weidegang. We hebben de norm naar boven bijgesteld, naar 80%. Dat we dat niet redden en dat het best lastig zal worden, is wat anders, maar we hebben het wel gedaan. Ik noem de grondgebonden groei. Een ander voorbeeld zijn de weidevogels. Op dat gebied hebben we initiatieven genomen. Die zijn nog niet genoeg en we zullen daar vanavond vast nog over praten, maar wat mij betreft is ook dit een intrinsiek onderdeel van de Nederlandse landbouw. Ik noem de doorlopende focus op het ontwikkelen van duurzame landbouw, bijvoorbeeld met mijn motie van april jl. over kennisopbouw en -ontwikkeling. Op de door mij ingediende motie heeft de staatssecretaris gisteren in een brief gereageerd. Met gewasbescherming zijn we op een aantal gebieden heel goed bezig geweest. Dan is er nog het antibioticagebruik. Ik kan nog wel wat meer dingen noemen, maar laat ik het even hierbij houden.
De heer Geurts (CDA):
Ik luisterde met aandacht. Het maakt ook gelijk duidelijk dat de VVD niet zo veel heeft bereikt op het landbouwdossier, maar dat is een constatering. Mijn volgende vraag is wat de PvdA-fractie de komende drie maanden nog wil bereiken op het landbouwdossier.
De heer Leenders (PvdA):
Dat is eigenlijk een vraag die ik net aan de staatssecretaris heb gesteld. Ik zou willen dat we de komende drie maanden de aanzet geven tot datgene wat wij denken dat hard nodig is, overigens ook voor het verdienvermogen van de boeren en voor de familiebedrijven die we graag in stand willen houden. We moeten een aanzet geven om in de volgende regeerperiode echt stappen te zetten. Natuurlijk is dat afhankelijk van de verkiezingsuitslag en van de vraag of we straks een meerderheid krijgen om de plannen uit te voeren. Wat mij betreft gaan we erop inzetten om die plannen in het licht van de volgende verkiezingen te maken.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Als de heer Leenders wordt gevraagd wat hij heeft bereikt met zijn fractie — hij zal de eerste zijn om te zeggen dat hij dat niet alleen heeft bereikt maar met zijn collega's — noemt hij een aantal dingen die allemaal aan de natuur- en milieukant liggen. Van meeste daarvan, maar niet allemaal, zeg ik dat ze de goede kant uit gaan. Maar waarom is dan niet tegelijkertijd geregeld dat de prijs omhooggaat? Waarom wordt er eigenlijk natuur- en milieubeleid gevoerd over de ruggen van de boeren? Links en rechts zouden elkaar toch moeten vinden in het ervoor zorgen dat de boer voldoende marge heeft, zodat hij zowel voldoende kan investeren in dierenwelzijn en milieu als een fatsoenlijke boterham kan verdienen?
De heer Leenders (PvdA):
Er zijn twee antwoorden mogelijk. Het eerste antwoord luidt als volgt. De Partij van de Arbeid is er ten zeerste van overtuigd dat de agrarische sector en de familiebedrijven in Nederland, die wij allemaal zeer koesteren, uiteindelijk zullen overleven wanneer zij gaan produceren op de manier die ik zojuist heb beschreven. Dat is met respect voor de omgeving, met maatschappelijk draagvlak en met het vermogen om een goede boterham te verdienen. Dat is de reden dat ik focus op deze dingen, die wij overigens ook in ons verkiezingsprogramma hadden staan. In die zin ben ik best tevreden met wat wij hebben bereikt, ondanks dat het niet altijd even makkelijk is geweest. Ik verschil kennelijk met de heer Dijkgraaf van mening over het toekomstperspectief voor de Nederlandse landbouw. Ik denk dat dat duurzaam moet zijn, wil de agrarische sector op de langere termijn overleven en willen boerengezinnen over een jaar of vijf, tien, vijftien nog een fatsoenlijk inkomen hebben.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Daar zit het verschil niet in. Ik vind het jammer dat de heer Leenders nu die kant opgaat. Het verschil zit in de volgorde der dingen. Wij zeggen: zorg ervoor dat de boer voldoende verdient, zodat hij kan investeren. De heer Leenders draait het om, in de trant van: boer, investeer maar en dan komt het hopelijk wel goed. Ik kom bij varkensboeren die geïnvesteerd hebben in meer ruimte voor hun dieren en een kwaliteitsmerk krijgen. Zij krijgen echter niet de prijs die daarbij hoort, omdat er gewoon geen markt voor is. Dat is de verkeerde volgorde. Dat is de wereld op zijn kop.
De heer Leenders (PvdA):
Dat ben ik volstrekt met u oneens. De investeringen die u bedoelt, zijn juist de investeringen waarvan wij denken dat die een race to the bottom zijn: almaar meer vlees, almaar meer aardappels, meer bulk. Wij zeggen: richt je op kwaliteit en investeer in de goede dingen. Wat u bedoelt is een heel andere zienswijze, een heel ander wereldbeeld dan wij hebben met betrekking tot de agrarische sector.
Ik ga over naar een volgende vraag die ik heb. Wie wil niet wonen op een platteland waar het goed wonen is? Wij in ieder geval wel. Maar heel veel mensen wonen niet zo goed op het platteland. Dat blijkt uit de resultaten van het onderzoek Veehouderij en Gezondheid Omwonenden. Er is een verband tussen wonen bij veehouderijen en een verlaagde longfunctie. Dat is voor mensen met longaandoeningen vaak een grote ramp. Hier moeten wij iets mee, wat ons betreft te beginnen met de gebieden in Oost-Nederland die zijn overbelast met te veel vee. Ik heb het dan over Noord-Limburg, Brabant, Overijssel en Gelderland. De beste maatregel in die gebieden is: minder vee. Wij willen dat provincies de bevoegdheid krijgen om regionaal eisen te stellen aan de veehouderij, als zij denken dat daar redenen voor zijn in verband met volksgezondheid en milieu.
Mevrouw Thieme (PvdD):
In de vorige kabinetsperiode zei de Partij van de Arbeid: weg met de megastallen. Geen megastallen meer, mensen worden er doodziek van, letterlijk. Die belofte is niet nagekomen. Toen kregen wij deze kabinetsperiode. Toen zei de Partij van de Arbeid: wacht maar, mevrouw Thieme, wij komen met een Wet dieraantallen. Dan kunnen de gemeenten en de provincies zelf bepalen of er een uitbreiding plaats kan vinden. Met die wet is eindeloos getraineerd. Die wet zou eind dit jaar komen, maar komt waarschijnlijk pas volgend jaar ergens in het voorjaar. Wij weten allemaal wat er dan is: dan zijn er verkiezingen. Einde oefening. Bent u daar trots op?
De heer Leenders (PvdA):
Ik wilde eigenlijk net gaan zeggen dat wij blij zijn dat de staatssecretaris bezig is met het wetsvoorstel Wet dieraantallen en volksgezondheid. Wij zijn benieuwd wanneer dat wetsvoorstel nu eindelijk naar de Kamer komt. Wat ons betreft komt het veel te laat, maar het gaat er komen. Het heeft te maken met de juridische haalbaarheid van dit soort wetten. Wij lopen af en toe tegen de juridische grenzen aan. Dat zien wij ook in de provincies, die best willen, maar vaak niet kunnen. Wij moeten dus het juiste moment afwachten. Op dit moment heeft de staatssecretaris in het onderzoek dat ik zojuist noemde, kennelijk de juiste motivatie gevonden om nu versneld met het wetsvoorstel te komen. Ik ga hem vragen wanneer die wet komt en of die wet werkelijk doet wat wij willen, namelijk dat wij kunnen sturen op dieraantallen in de overbelaste gebieden.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Toen dit kabinet begon was er gewoon een diervriendelijke meerderheid om een einde te maken aan de megastallen. In alle verkiezingsprogramma's van de zich diervriendelijk noemende politieke partijen stond namelijk dat er een einde moest komen aan megastallen. Daar heeft de Partij van de Arbeid vanwege de coalitie met de VVD gewoon geen boodschap aan gehad en gevraagd om met een soort compromis te komen dat kraak, smaak noch heerlijkheid heeft, namelijk een Wet dieraantallen waarvan wij geen van allen weten wat die gaat opleveren. Vindt de Partij van de Arbeid, terugkijkend op de afgelopen vier jaren, niet dat het een ongelooflijke gemiste kans is geweest om niet samen met de diervriendelijke politieke partijen hier in de Kamer echte stappen te zetten, in plaats van hier voor de bühne te vertellen wat er straks misschien in een nieuwe regeringsperiode allemaal gaat gebeuren voor de dieren en voor het milieu?
De heer Leenders (PvdA):
Volgens mij moet mevrouw Thieme van de Partij van de Dieren toch af en toe beseffen dat je voor bepaalde dingen in deze Kamer een meerderheid nodig hebt. Ook met de Partij van de Arbeid zou er op een aantal aspecten geen meerderheid in deze Kamer zijn geweest. Wij hebben dus gekozen voor de wat kleinere stapjes en zijn eigenlijk op een aantal punten net zo gefrustreerd als u. Wij zouden het dus sneller hebben gewild.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter, ik heb nog nauwelijks geïnterrumpeerd. Ik zou graag nog een kleine derde vraag stellen; dan ga ik daarna weer rustig zitten. Zou dat kunnen?
De voorzitter:
Dan blijft u daarna een hele tijd zitten!
Mevrouw Thieme (PvdD):
De Partij van de Arbeid heeft er zelf voor gekozen om met een coalitiepartij in zee te gaan die diametraal tegenover de Partij van de Arbeid staat op het gebied van landbouw. Tegelijkertijd was er in het regeerakkoord niets vastgelegd over landbouw. U kon dus alle kanten op, maar hebt er toch voor gekozen om hierin de VVD te volgen. Dat is niet uit te leggen. Dat begrijpt u toch ook wel?
De heer Leenders (PvdA):
Nou, ik kan dat wel uitleggen: er moet gewoon geregeerd worden, en er zijn meer belangen dan de landbouw.
De heer Van Gerven (SP):
Ik wil een ander punt aanroeren. De heer Leenders had het over veehouderij en gezondheid. Daartussen is een verband, zeker. We kennen een dramatisch verband: Q-koorts. De Partij van de Arbeid heeft daar ook van alles over gezegd. Zij vindt dat er eigenlijk iets aan moet gebeuren, maar zij zou één ding nu kunnen regelen: een compensatiefonds voor de gedupeerden. Er zijn tientallen miljoenen gegaan naar de bedrijven die schade hebben geleden toen bedrijven moesten worden geruimd. Dat gebeurde veel te laat, maar ze zijn geruimd. Er zijn hierdoor mensen ernstig ziek geworden. Er zijn zelfs mensen overleden. Die zijn niet gecompenseerd. Is de Partij van de Arbeid bereid om het voorstel om tot een compensatiefonds voor de Q-koortsslachtoffers te komen, dat wij bij deze begroting weer zullen gaan doen, te steunen?
De heer Leenders (PvdA):
Nee, maar met heel veel pijn. Het staat in ons verkiezingsprogramma en wij gaan onze uiterste best doen om het in de volgende periode wel te doen, maar dan hebben we het over een nieuwe situatie.
De heer Van Gerven (SP):
Daar begrijp ik niets van. Wat heeft dit te maken met een regeerakkoord? Waar staat dit? Staat er in het regeerakkoord iets over deze slachtoffers van de intensieve veehouderij? Wij hebben hier een duidelijk voorbeeld van een situatie waarin boeren willens en wetens, vanwege financieel gewin, slachtoffers hebben veroorzaakt. De Partij van de Arbeid kan hierin een daad stellen. Dat heeft niks te maken met een coalitieakkoord. Dan regel je gewoon iets voor die honderden slachtoffers die nu in de kou blijven staan. Als de Partij van de Arbeid meedeed, zouden wij wellicht een Kamermeerderheid kunnen vinden om op te houden met die eindeloze juristerij met mensen die al jaren in de kou staan. Zij zien dat wij aan de ene kant tientallen miljoenen euro's overhebben om boeren te compenseren, maar aan de andere kant de slachtoffers in de kou laten staan. Ik herhaal mijn vraag: waarom voelt de Partij van de Arbeid zich genoodzaakt om dat voorstel niet te steunen, terwijl zij voor dat voorstel is? Dat is toch niet uit te leggen? Is dat dan niet de bron … Mensen vragen zich af hoe dit kan. Een partij vindt iets, maar stemt toch tegen. De heer Leenders zegt net dat hij voor het compensatiefonds is, maar stemt toch tegen. Dat is toch niet uit te leggen aan de samenleving?
De heer Leenders (PvdA):
Ik geef toch hetzelfde antwoord als daarnet: het staat in ons verkiezingsprogramma, het is wat ons betreft een belangrijk punt, en wij gaan proberen om dit in de volgende regeerperiode wel te realiseren. Ik geef geen ander antwoord dan in eerste instantie, want ik héb geen ander antwoord.
Ik had net een vraag over dierenaantallen en volksgezondheid gesteld. Wij hebben nog een andere vraag aan de staatssecretaris. Wij willen namelijk dat gemeenten effectief kunnen optreden tegen boeren en andere ondernemers die notoir milieuwetten overtreden. Wij krijgen van gemeenten de vraag of wij het wettelijk mogelijk willen maken om een bestuurlijke boete op te leggen bij overtredingen. Dat heet dan een lik-op-stukbenadering. Dat schijnt in de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) niet te kunnen. In de horeca en in de kinderopvang kan het wel. Daar blijkt het uitermate effectief te zijn. Is de staatssecretaris bereid om te onderzoeken of dit voor gemeenten wettelijk geregeld kan worden? Kan hij ons op korte termijn laten weten of dit kan, wellicht al donderdag?
Wie wil er geen groene woon- en leefomgeving voor zijn kinderen en kleinkinderen? Wij wel. We willen de mens weer met de natuur verbinden. Natuur dichtbij, in de directe woonomgeving. Want het leven met groen en water bevordert gezondheid, veiligheid en het welbevinden van mens, plant en dier. En daar heeft iedereen recht op. Een leefbare groene en waterrijke omgeving gaat hand in hand met klimaatuitdagingen, die voor ons liggen. Het is een noodzakelijke investering in onze toekomst. Daarbij past een actieve en stimulerende overheid.
Met deze woorden hebben collega Lutz Jacobi en ik op 1 juli onze nota Groen en water in de stad gepresenteerd, een pleidooi voor vergroening van de leefomgeving van mensen. Na een jaar van werkbezoeken, gesprekken en consultaties hebben we in twaalf actiepunten aangegeven wat er volgens ons moet gebeuren om tot die vergroening te komen. Ik heb de nota bij me en vraag de bode om die uit te reiken aan de staatssecretaris en de geachte collega's in de Kamer.
De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.
(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Wat mooi. Er ligt een amendement van mijn hand om precies die vergroening te bewerkstellingen. Gaat de PvdA mij daarin steunen, zodat in de steden niet alleen steen, maar ook groen mogelijk is?
De heer Leenders (PvdA):
Mevrouw Koşer Kaya verrast mij een beetje, want ik weet niet om welk amendement het gaat. Het zou kunnen, maar dan moet ik er eerst even goed naar kijken.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik zal het met liefde straks aan de heer Leenders geven.
De voorzitter:
Dat kunt u straks bilateraal doen. De heer Leenders gaat verder.
De heer Leenders (PvdA):
Hoe gaan wij die actiepunten omzetten? We wilden een notaoverleg hierover organiseren, maar toen beseften we dat de tijd kort was en dat we waarschijnlijk niet zo heel veel meer zouden bereiken. Toen hebben we bekeken in welke begrotingen deze twaalf actiepunten zouden kunnen landen. Bij de begroting van Wonen en Rijksdienst heeft collega Albert de Vries gevraagd om een onderzoek naar groene daken en gevels, twee van de actiepunten. Bij de begroting van Infrastructuur en Milieu heeft collega Yasemin Cegerek gevraagd om de opname van meer groen in de wijken in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit in verband met de gunstige werking van groen in de wijken voor de luchtkwaliteit. Bij het WGO Water heeft collega Lutz Jacobi gevraagd om fiscale en financiële stimuleringsmaatregelen en voorlichting van burgers. En in de begroting van Landbouw en Natuur willen we graag een stapje verder zetten.
De nota sluit aan bij het uitvoeringsprogramma van de natuurvisie, natuur midden in de samenleving. Wij delen de visie van de regering dat je voorzichtig moet zijn met acties vanuit het Rijk, omdat je goede ontwikkelingen ook in de weg kunt lopen. Maar je kunt wel stimuleren. Dat willen we bij deze begroting aan de staatssecretaris vragen. Er gebeuren prachtige dingen in de samenleving. Breng die kennis bij elkaar en deel die. In februari is er weer een natuurtop, samen met de provincies. Is de staatssecretaris bereid om de mooie voorbeelden uit de samenleving, onder meer uit onze nota en ook uit zijn eigen laatste voortgangsrapportage, bij de natuurtop in een apart programma ruimte te geven en daarbij het groen onderwijs en opleidingen voor stedenbouwers, planologen en watermanagers te betrekken?
Dat brengt mij op de Floriade in Almere in 2022. Deze zevende editie van de Wereldtuinbouwtentoonstelling staat in het teken van "growing green cities" en gaat over urgente vraagstukken die samenhangen met verstedelijking, voedselvoorziening, klimaatverandering en energiewinning. Wij hebben begrepen dat EZ hiervoor een financiële bijdrage levert. Onduidelijk is echter wanneer en hoeveel. Daarvoor heeft Almere geen investeringszekerheid. Kan de staatssecretaris aangeven hoe hij hierin staat? Kan hij de gemeente Almere duidelijkheid geven, zodat ze weet waar ze aan toe is en een plan van aanpak kan maken?
Ik heb nog enkele punten die te maken hebben met de decentralisatie van natuurbeleid naar provincies, waardoor soms wat problemen ontstaan. Ik noem het werk van de natuurvrijwilligers; de heer Geurts heeft het er net ook al even over gehad. Zij zijn belangrijk voor de natuur, maar hun werk staat onder druk. Bij de begroting voor 2016 hebben collega Geurts en ik een motie ingediend waarin wij de regering hebben verzocht om met de provincies en natuurorganisaties afspraken te maken over de continuïteit van het natuurvrijwilligerswerk en de eventuele financiële consequenties daarvan in beeld te brengen. Wij horen dat het overleg hierover nog steeds gaande is, maar dat voor concrete maatregelen geen geld is. Het kan niet zo zijn dat we honderdduizenden natuurvrijwilligers in de kou laten staan omdat provincies hun verantwoordelijkheid niet nemen. Hoe staat het met de uitvoering van de nota van de heer Geurts en van mij? Is er zicht op de financiële consequenties? Hoe kan financiering plaatsvinden? Welke indruk heeft de staatssecretaris van het overleg dat hierover wordt gevoerd? Is hij bereid om ervoor zorg te dragen dat er op korte termijn afspraken worden gemaakt? Ik denk daarbij aan een periode van een maand of drie.
Wij maken ons ook zorgen over de structurele financiering van de gescheperde schaapskuddes. Dat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijk en provincies, maar het schiet niet erg op. Het gaat ons om het behoud van bijzondere rassen, cultureel erfgoed, biodiversiteit en de kennis die we daarmee hebben opgedaan. Kan de staatssecretaris zeggen wat de actuele situatie van de schaapskuddes is? Is hij bereid om het financieringsprobleem snel op te lossen? En ook hierbij denk ik: zou dit nou niet binnen een periode van drie maanden afdoende geregeld kunnen zijn?
Staatsbosbeheer wil erfpachtgronden op de Waddeneilanden verkopen. Op Vlieland zijn er al lang geleden erfpachtcontracten gesloten met drie overkoepelende stichtingen. Die willen niet kopen, maar de erfpacht verlengen. Dat is in het belang van veel mensen die lang geleden een vakantiehuisje hebben gekocht en niet het geld hebben om de grond nu te kopen. Nu wil het Rijksvastgoedbedrijf buiten de drie stichtingen om kapitaalkrachtige ondererfpachters in de gelegenheid stellen om de grond te kopen. Daardoor wordt de onderhandelingspositie van de drie stichtingen ondergraven. Dat vindt mijn fractie een zeer onwenselijke situatie. Wat gaat de staatssecretaris doen om te voorkomen dat deze huizenbezitters, die vaak niet al te veel geld hebben, in de problemen komen?
Tot zover, voorzitter.
De heer Van Gerven (SP):
Ik ben nog een beetje verbouwereerd over het einde van de interruptie waarin de heer Leenders toegaf dat de PvdA-fractie buigt voor de VVD bij het compensatiefonds voor slachtoffers van het Q-koortsdrama.
Maar ik wil nog een ander punt aansnijden, namelijk de duurzame ontwikkeling van de veehouderij. Daaraan heeft de heer Leenders ook vele woorden gewijd. In de laatste dagen en weken bereiken ons zeer dramatische cijfers. Naar verwachting zullen binnen vijf jaar 5.000 bedrijven in de melkveehouderij op de fles gaan, stoppen. Wat is nou het antwoord van de Partij van de Arbeid op die ontwikkeling? Als boeren stoppen, nemen grotere boeren het bedrijf over. Zo gaat dus de schaalvergroting in sneltreinvaart verder. Dat vormt een regelrechte bedreiging voor een duurzame ontwikkeling van ons platteland en van de veehouderij. Wat is het antwoord van de PvdA daarop? Wat gaat de Partij van de Arbeid daaraan doen? Wat stelt de PvdA voor?
De heer Leenders (PvdA):
Dat antwoord is tweeledig. Enerzijds komt het antwoord neer op wat ik eigenlijk al heb gezegd. De gangbare landbouw gaat wat ons betreft een verkeerde kant op, onder andere door wat de heer Van Gerven nu verwoordt. Die gangbare landbouw moet zich ontwikkelen naar een bedrijfstak die in evenwicht is met de omgeving, die maatschappelijk draagvlak heeft en waarin een goede boterham kan worden verdiend. Anderzijds is het antwoord dat de landbouw zich ook zelf moet afvragen of men op de goede manier bezig is en misschien eens moet gaan bekijken of er nieuwe verdienmodellen mogelijk zijn, met andere producten. De staatssecretaris heeft in zijn Voedselagenda een aantal dingen genoemd waarmee het mogelijk is voor boerenbedrijven om varianten op de bedrijfsvoering te ontwikkelen. Daarmee kunnen de bedrijven zich op een andere manier ontwikkelen, waarbij het niet om meer productie gaat, maar om meer kwaliteit, om meer kwaliteitsproducten die onderscheidend zijn op de markt. Ik heb het gevoel dat de sector daarmee kan overleven; dat ben ik volledig met de staatssecretaris eens. Daarmee kunnen volgens mij ook de familiebedrijven overleven, die wij alle twee koesteren.
De heer Van Gerven (SP):
Dat is niet echt een antwoord op mijn vraag en niet een begin van een oplossing. De heer Leenders laat het over aan de markt. Als we de markt zijn gang laten gaan, gaat de schaalvergroting in een enorm tempo door. Uit de cijfers blijkt dat een derde van de melkveehouderijen naar de pomp zal gaan binnen nu en vijf jaar. Dat zijn de harde cijfers. Uit de cijfers blijkt ook dat de boeren die willen stoppen, de 55-plussers, geen opvolgers hebben. Dan is toch de stelling gerechtvaardigd dat wij het niet aan de markt moeten overlaten, maar dat de overheid maatregelen moet nemen en voorstellen moet doen rondom de volgende vragen? a. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat er toch jonge boeren zijn die bedrijven kunnen overnemen? b. Hoe kunnen wij er als overheid voor zorgen dat die schaalvergroting stopt? Dan kom ik weer bij de Partij van de Arbeid uit als een van de kapiteins op het schip op dit moment. Wat zijn de voorstellen van de Partij van de Arbeid om die markt zodanig te reguleren dat de trend van schaalvergroting wordt doorbroken, dat wij niet de Rubicon overgaan bij die melkveehouderijbedrijven en dat wij daarmee niet dezelfde kant opgaan als bij de varkenshouderijen en de pluimveesector, die helemaal ontspoord zijn? Wat wil de Partij van de Arbeid doen aan concrete voorstellen om dat te blokkeren, behalve de wens uitspreken dat het duurzaam moet? Want met het uitspreken van een wens kom je er gewoon niet.
De heer Leenders (PvdA):
Ik heb veel meer gezegd dan dat. Ik was even bang dat de heer Van Gerven de kant op zou gaan dat wij alle boerderijen maar op moesten kopen, staatsboerderijen moesten ontwikkelen en alle boeren in rijksdienst moesten nemen. Ik weet niet of hij zo ver zou willen gaan. Dat staat in ieder geval heel ver af van wat wij zouden willen. Ik houd het bij mijn twee antwoorden en daar moeten wij heel snel mee beginnen.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter, ik heb twee interrupties op twee verschillende onderwerpen. Dat kwam doordat het verhaal van de heer Leenders iets sneller was afgelopen dan ik had gedacht. Mag dat?
De voorzitter:
Als u nou gewoon een vraag stelt.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Als eerste wil ik de heer Leenders het volgende vragen. Wij hebben gezamenlijk op 25 juni 2015 — dat is intussen anderhalf jaar geleden — een motie (33348, nr. 130) ingediend waarin de regering werd verzocht "in overleg te treden met de provincies met als doel voor de begrotingsbehandeling van 2016 met landsdekkende voorstellen te komen die gericht zijn op instandhouding en herstel van de weidevogelpopulaties". Wij hebben daar uiteindelijk in september, oktober van dit jaar een brief over gekregen van de staatssecretaris. Is de heer Leenders het met mij erover eens dat die brief geen plan van aanpak bevat en dat de motie van ons beiden derhalve niet is uitgevoerd?
De heer Leenders (PvdA):
Wij hebben daar vorige week in een algemeen overleg een heel mooi debat over gevoerd, dankzij de initiatiefnota van de heer Grashoff van GroenLinks. Volgens mij ben ik toen heel duidelijk geweest. Daar heb ik gezegd — ik wil dat nog weleens even herhalen — dat de inhoud van het antwoord van de staatssecretaris op de motie indrukwekkend was. Oftewel: de maatregelen die hij voorstelt, snijden volgens ons hout, alleen missen wij een plan. Wij missen welke acties precies worden genomen binnen welke tijd, wie ervoor verantwoordelijk is en wat de financiële consequenties daarvan zijn. Dat heb ik gezegd. Ik heb ook gevraagd of de staatssecretaris bereid is om dat op heel korte termijn uit te werken. Dus ja en nee, over de inhoud van de acties ben ik zeer tevreden. Daar geloof ik in, maar ze moeten nog wel even in een goed plan worden gezet dat wij kunnen controleren, want de problematiek van de weidevogels is zo ernstig — dat zal de heer Grashoff met mij eens zijn — dat ik dat als Kamer zou willen kunnen controleren.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik dank de heer Leenders voor dit antwoord. Dat geeft goede hoop op een hernieuwde motie van ons beiden. We gaan even bekijken of dat zou kunnen lukken.
Ik heb nog een heel andere vraag over de fosfaatrechten en de kwestie waar wij volgende week nog uitvoerig over doorpraten, maar dit is nu de begrotingsbehandeling. Ik zag op Twitter dat de inzet van de heer Leenders is om grondgebonden bedrijven te ontzien. Is hij het met mij erover eens dat in de zeer recente brief — die van 18 november — waarin de afspraak staat om het fosfaatoverschot in de loop van 2017 te reduceren, grondgebonden bedrijven op geen enkele wijze worden ontzien en dat de beleidsinzet van de staatssecretaris derhalve nog ver af staat van de wensen van de heer Leenders zelf?
De heer Leenders (PvdA):
Ik weet niet over welke brief de heer Grashoff het precies heeft. Ik heb in die tweet gezegd dat onze inzet in dat debat zal zijn dat wij grondgebonden boeren zo veel mogelijk zullen ontzien. In de wet staat al dat ze worden ontzien. Wij zullen de maximale grens daarin opzoeken. Dat heb ik getwitterd. Dat is ook wat wij gaan doen.
De heer Grashoff (GroenLinks):
De staatssecretaris wil die wet de facto pas per 1-1-2018 invoeren. Voordat die wet in werking treedt, is hij met de sector een vrijwillig plan overeengekomen voor de reductie van fosfaat. In dat plan is op geen enkele wijze sprake van het ontzien van grondgebonden bedrijven. Dus voordat de heer Leenders aan de wetgeving toekomt, is zijn stelling al volledig gelogenstraft. Is de heer Leenders dat met mij eens?
De heer Leenders (PvdA):
Nee, dat ben ik niet met u eens. Volgens mij regelen we dit juist in de wet. Het maatregelenpakket is bedoeld om per 1 januari 2018 onder het nationaal fosfaatplafond te komen. In de wet gaan we regelen hoe we omgaan met de zogenaamde generieke korting. Daar heb ik het over. Ik zou willen dat de boeren die niet hebben bijgedragen aan de overschrijding van het nationaal fosfaatplafond, zo maximaal mogelijk worden ontzien. En dat regelen we in de wet.
De heer Grashoff (GroenLinks):
De heer Leenders moet eens goed bekijken wat er in 2017 gebeurt, want het zal u in de buitenwereld, en ook door mij, aangerekend worden: de schade is al opgetreden voor grondgebonden bedrijven voordat de wet in werking treedt. Daarvoor draagt u medeverantwoordelijkheid, tenzij we er samen iets aan doen.
De heer Leenders (PvdA):
Daarover gaan wij volgende week nog in debat.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ook ik heb de wensen van de fractie van de PvdA op Twitter gelezen. Er ligt een amendement van de ChristenUnie en D66 om de grondgebonden melkveehouderij buiten schot te laten. Gaat de Partij van de Arbeid dat amendement steunen?
De heer Leenders (PvdA):
Ik ga het nog eens goed bestuderen. Onze intentie op dat gebied is zeer positief.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Daar moet ik het voor dit moment dan mee doen.
De heer Leenders (PvdA):
Ja, voor dit moment wel.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik hoop van harte op steun, ook gezien de uitlatingen op Twitter. Een man een man, een woord een woord.
De heer Leenders (PvdA):
Ja.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Graus van de PVV.
De heer Graus (PVV):
Voorzitter. We mochten van de vorige voorzitter geen afkortingen gebruiken, dus voor de mensen thuis: "PVV" staat voor "Partij voor de Vrijheid".
Allereerst wil ik de geachte afgevaardigde Van der Velde van de PvdA feliciteren met zijn maidenspeech. Dat doe ik ook namens de collega's die vóór de heer Van der Velde hebben gesproken, want die hebben hem natuurlijk niet kunnen feliciteren. Ook wil ik de Partij voor de Dieren hartelijk feliciteren. We zijn ooit samen begonnen. Esther Ouwehand noem ik altijd liefkozend "kattenkopje" en Marianne Thieme "dierenpoesje". Ik word daar momenteel op afgerekend op Twitter, overal via de media, maar ik wil hier toch gezegd hebben dat ik dat niet denigrerend bedoel, want ik kan het goed vinden met beide dames. We strijden ook altijd samen voor de dieren in nood. Ik heb een zwak voor beiden. Een heel goede vriendin heeft mij erop gewezen dat ik dat niet meer moet zeggen. Deze vriendin is een van de weinigen van wie ik altijd veel van aanneem. Daarom zet ik dat hier recht. Dus bij dezen mijn excuses als dat verkeerd is opgevat. Maar ik blijf ze wel de dierenpoesjes noemen, als u dat niet erg vindt.
Ooit een keer, in 1986, op de politieschool in Heerlen, heb ik geopperd dat er een dierenpolitie moest komen en een alarmnummer voor dieren, 113 of 114, wat naderhand 144 werd. Ook heb ik altijd gepleit voor gevangenisstraffen voor dierenbeulen en een levenslang houdverbod voor dierenbeulen. Ook heb ik altijd gepleit voor een soort CSI, Crime Scene Investigation, voor onderzoek op de plaats delict. Afgelopen week is het Veterinair Forensisch team, VFt, gepresenteerd aan de Staten-Generaal. Ik heb daar al eerder moties voor ingediend. Ik heb natuurlijk al langer contact met die mensen, ook in samenwerking met de dierenpolitie, namelijk met dr. Frank van de Goot en de eerste veterinair forensisch arts, Monique Verkerk. Dat was een groot succes. Zelfs de heer Heerema was helemaal stil; zelden gezien. Hij heeft ademloos zitten luisteren. Vorig jaar heb ik een amendement ingediend voor dat Veterinair Forensisch team, en dat werd verworpen. Mogelijk wil ik dat amendement nog een keer rond laten gaan, morgen of overmorgen, maar het kan ook zijn dat de staatssecretaris wil meedenken met zijn mensen, want er is namelijk een goedkopere oplossing. In dat amendement had ik €871.000 gereserveerd voor dat Veterinair Forensisch team. Als dat team als veterinair deel wordt ondergebracht bij het NFI — dan is het 50% NFI en de rest VU — zou het honderdduizenden euro's goedkoper kunnen. Dat moet de Kamerleden als muziek in de oren klinken. Dan kunnen we toch nog dierenbeulen opsporen en daarmee ook een hoop menselijk leed voorkomen. Ik doe het voor de dieren, maar vaak vergrijpen die mensen zich later ook aan mensen. Als je dit niet voor de dieren doet en als je niet het dierenhart hebt dat ik heb, doe dit dan voor de bijvangst en voor de mensen.
Bovendien kunnen we dan de strafmaat verhogen. Daar wil ik een voorbeeld van geven. Als mensen zien dat een hond met bench en al in het water wordt gegooid, worden zij als getuigen gehoord, maar die man zegt dan dat die hond al dood was, dat hij bang was dat hij een dure crematie moest betalen en dat hij de hond daarom met kooi en al in het water had gedropt. Als zo'n hond wordt opgevist en langs zo'n team gaat, blijkt na veterinair forensisch onderzoek dat die hond nog leefde toen hij te water kwam in zijn bench. Dan wordt het een heel ander verhaal, ook qua straf. Ook dat eerste is al hufterig gedrag; daar gaat het niet om, want wat mij betreft zou hij ook daarvoor al gevangenisstraf moeten krijgen, maar hoe meer bewijsmateriaal je hebt, hoe sneller je iemand kunt opsporen.
Dat team heeft ook uitgelegd hoe het achter virussen kwam bij ratten. Het RIVM, dat miljoenen, miljoenen, miljoenen ondersteuning krijgt van de regering, kwam daar niet achter, maar het Veterinair Forensisch team, bestaand uit mensen die nu nog in hun eigen vrije tijd en met eigen middelen werken, kwam daar wel achter. Dat virus is bovendien besmettelijk voor de mens. Ik kan zo nog heel lang doorgaan, maar ik moet helaas op mijn spreektijd letten. Ik moet dus even doorstomen.
Het team kan trouwens ook het verband aantonen tussen dierenmishandeling, huiselijk geweld, zedenmisdrijven, diverse andere criminele activiteiten en vaak ook diergerelateerde criminaliteit. Ook daarom zouden we dit moeten doen. Dit is een taak van de overheid, van de regering. Daar moet ik niet tien jaar lang voor hoeven bedelen. Dat is echt te gek voor woorden.
Ik zal een paar sprongen maken. Wat het onderzoek op de plaats delict betreft: ik wil dat een plaats delict rondom een dood dier of kadaver niet meer wordt vertrapt, met alle goede bedoelingen. Nu komen er mensen van Rijkswaterstaat of mensen van een dierenambulance, die totaal geen politie-ervaring hebben, en die vertrappen alles rondom een kadaver. Als dode dieren worden gevonden, moet dus eerst dat Veterinair Forensisch team en/of de dierenpolitie ter plekke komen om de plaats delict en sporen veilig te stellen en foto's te maken. Dan wordt de pakkans gigantisch verhoogd. Nogmaals: dat is uitgelegd aan de Kamerleden. Laten we dat dus gewoon met z'n allen gaan doen. Dan kunnen we meer hufters uit de maatschappij halen en de maatschappij een hoop ellende besparen. De staatssecretaris heeft samen met de minister van Justitie al toegezegd dat kadavers en besneden en mishandelde paarden allemaal langs het Veterinair Forensisch team moeten.
Sinds de fulltime dierenpolitie de das om werd gedaan door een D66-motie, gesteund door de Kamer, op de Partij voor de Dieren na, houdt de dierenpolitie het hoge aantal meldingen van dierenmishandeling niet meer bij. Iedereen heeft er zijn mond van vol dat we meer moeten doen aan de bestrijding van dierenleed, maar je kunt dit niet doen met 180 of 182 personen; dat worden er maximaal 186. Dat zijn taakaccenthouders met vaak vier taakaccenten. Die mensen houden dat niet meer bij en zullen overspannen raken. Er zullen er een hoop de vernieling in draaien. Dat moeten we niet willen. Dus: staatssecretaris, dring er bij uw collega op aan dat die door de minister aan mij toegezegde 186 personen fulltimers worden, dus enkel fulltime dierenpolitie. Second best is om hun één taakaccent te geven, dus niet vier taakaccenten, want die mensen redden dat niet. Als de staatssecretaris één keer meegaat … Je wilt niet weten wat je ziet. Het is doffe ellende. Je gaat daar kapot aan. Je kunt daar niet meer van slapen. Iedereen die één keer meegaat met de dierenpolitie, ligt daar drie nachten van wakker. Die mensen moeten heel veel verwerken. Zij hebben steun nodig, ook onze steun, om dat te doen.
Ik wil onderzocht hebben of het klopt dat de LID, de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming, vertragend werkt en tientallen procenten van door de dierenpolitie afgehandelde bestuursrechtzaken digitaal overneemt, in de wij-vorm zet en op die manier onterecht subsidie opstrijkt. Dat kan niet. De goede mensen die daar zitten — er zijn heel veel goede LID'ers — moeten weer worden ondergebracht bij de politie; er zijn er ook een paar gedetacheerd. De rest moet naar de NVWA en dan is het einde oefening. Ik denk dat dat een heel goed voorstel is. Daar moet de staatssecretaris maar eens over nadenken.
Er is een aangenomen motie-Graus voor een beter verdienmodel voor onze boeren, tuinders en vissers ten laste van de retail. De mensen van de retail lachen zich nu dood, dus daar moet het vandaan komen. Het moet niet van de consumenten en de boeren vandaan komen, maar van de retail. Hoe staat het daarmee?
Ik zal een in 2013 verworpen motie opnieuw indienen om het belang van de boeren boven dat van de Europese Unie te stellen. Maar mogelijk wil de staatssecretaris hierop een toezegging doen. Dan hoef ik die motie niet opnieuw van stal te halen.
In de motie-Graus c.s. (29664, nr. 145), die is aangenomen, heb ik opgeroepen om alle slecht tot niet uitvoerbare EU-verplichtingen op het gebied van landbouw en visserij in kaart te brengen. Boeren en vissers lijden enkel onder de Brusselse bemoeienis en ze zijn ook nog de grootste nettobetaler per hoofd van de bevolking. Dat kan niet. Onze vissers krijgen in de praktijk niet-uitvoerbare zaken, zoals de aanlandplicht, opgelegd, terwijl die in de praktijk helemaal niet werkt. Die is onwerkbaar. Ik krijg hier graag een reactie op.
Ik krijg graag een plan van aanpak, een terugkoppeling aangaande de uitvoering van de genoemde moties. Hoe gaan de stroppen om de nek verdwijnen? Ik krijg daar heel graag een reactie op.
Ik kom op het stalbrandpreventieplan. Er is daarover al heel lang geleden een motie aangenomen. Daarop hebben zich twee uitvinders gemeld. Zij hebben in de Kamer het "Stable Safe"-systeem aangeboden. We hebben dat geïntroduceerd in de Staten-Generaal naar aanleiding van het stalbrandpreventieplan van de PVV. De nationale brandweer is enthousiast en de verzekeringsmaatschappijen willen korting verlenen, maar zij eisen een veldproefopstelling. Voor de mensen thuis: met het "Stable Safe"-systeem krijgen dieren vluchtmogelijkheden als een stal in brand staat. Dat werkt heel simpel op het onderdruksysteem van de voersilo's. Het is supereenvoudig. Maar alle verzekeringsmaatschappijen, de brandweer en verder iedereen — volgens mij is LTO er ook voorstander van — zeggen: ga nou eens met een veldproef werken. Dat is ook een taak van de overheid. De overheid moet zoiets gewoon faciliteren. Ik heb er de mensen en het geld niet voor en daarom wil ik graag een reactie hierop. Ik heb begrepen dat alleen al dit jaar 168 dieren zijn omgekomen bij stalbranden. Ik herhaal: 168 dieren. Stel je eens voor dat die hier allemaal verkoold voor je liggen. Ik denk dat dat zeer traumatisch zou zijn.
De voorzitter:
Van de ingeschreven spreektijd hebt u nog 30 seconden over.
De heer Graus (PVV):
Dank u, voorzitter.
We willen een aanpak van hondengevechten, van illegale fokkers en van andere diergerelateerde criminaliteit. Daarom wil ik de staatssecretaris een onderzoek aanbieden, dat is uitgevoerd door mevrouw Anouk Duijnker. In het dagelijks leven — let even goed op wat ik zeg; dit luistert nauw — is ze tactisch coördinator dierenwelzijn van de dierenpolitie-eenheid Noord-Holland, maar ze voerde het onderzoek uit als student aan de School voor Hogere Politiekunde. Voorts betreft dit onderzoek geen politiebeleid. Laat het heel duidelijk opgenomen zijn: het betreft geen politiebeleid en ze heeft dat onderzoek als student uitgevoerd. Dat onderzoek heet: "De hond: statussymbool of bitcoin. Een onderzoek naar de rol van honden binnen de ondermijnende criminaliteit". Ik wil dat graag aan de staatssecretaris aanbieden. Mijn collega's hebben het allemaal al digitaal ontvangen. Ik wil het overhandigen aan de bode en dan maakt het bij dezen deel uit van de beraadslaging. Zorg er alstublieft voor, zo vraag ik de staatssecretaris, dat het terechtkomt bij alle mensen uit uw team die deze informatie behoeven, zoals het hele diergeneeskundige team, de NVWA en noem maar op.
De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.
(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)
De heer Graus (PVV):
Ik heb, tot slot, nog een punt betreffende de dierenambulances. Daarvoor bestaat het Nationaal Keurmerk Dierenambulances (NKD). Ik vind dat de dierenambulances dat keurmerk niet moeten krijgen als ze het nationale alarmnummer, dat door de hele Kamer is gesteund, niet respecteren. Dus, alsjeblieft: als je zo'n certificaat krijgt, zet gewoon op de bus "144 Red een dier" en niet een of ander regionaal nummer dat de mensen niet kunnen onthouden. Dat laatste ben ik namelijk zat. Daar moet echt iets aan gebeuren.
Dank u wel, voorzitter. Als ik u niet meer spreek: nog een fijne avond.
De voorzitter:
Maar ik zie de heer Geurts nog.
De heer Geurts (CDA):
Ik wil even terug naar het blok "Forensisch" in de bijdrage van de heer Graus. Ook ik heb de technische briefing bijgewoond en de beelden gezien. Toen heb ik zitten nadenken: waar zou je dat nou kunnen doen? Nu is er in Nederland het Nederlands Forensisch Instituut, waar dit gebeurt. Ik hoor dat de heer Graus allerlei andere plannen wil organiseren, maar we hebben al een instituut waar dit gebeurt. Zou de heer Graus mij dat nader kunnen toelichten?
De heer Graus (PVV):
Ik ben heel dankbaar dat de heer Geurts deze vraag stelt, want ik was door mijn tijd heen en kon dat dus niet fatsoenlijk uitleggen. Ik ben hem dus heel dankbaar en hij krijgt van mij dadelijk een gevulde koek. In mijn betoog heb ik zonet aangehaald dat het Nederlands Forensisch Instituut vrijwel nooit wat heeft gedaan aan dierenleed. Ze hebben het wel gedaan, maar na de ramp met de MH17 — dat vinden veel Kamerleden begrijpelijk — zijn ze er helemaal mee gestopt. Nada, nul. Nu is het des te noodzakelijker dat dr. Frank van de Goot samen met een dierenarts en een veterinair forensisch team een aparte tak vormt: veterinair forensisch onderzoek. Die man, die vroeger bij het NFI heeft gewerkt, is echt een autoriteit op dit gebied. Hiervoor is niet eens die €871.000 nodig, maar minder. Ik wil met de ambtenaren van de staatssecretaris overleggen hoe we dat allemaal kunnen doen, samen met de VU en het NFI. Ik heb daar mogelijkheden voor, maar ik heb er nu de tijd niet voor. Dan kunnen we voor een paar honderdduizend euro heel veel hufters uit de maatschappij halen. Als je ziet wat hier aan miljoenen en miljarden wordt weggegooid, vind ik het waard om iets te doen aan de opsporing van hufters als het om dieren en mensen in nood gaat. Dat moet gewoon een prioriteit zijn voor ons: veiligheid voor mens en dier.
Voorts vind ik dat er binnen de faculteit voor diergeneeskunde zelfs een opleiding moet komen voor veterinair forensisch artsen. Ik heb daar vaker om gevraagd. We hebben er namelijk pas één, die is opgeleid in Amerika. Als die zich tegen een boom rijdt, is het afgelopen. Dan hebben we niks meer. Denk daar maar eens over na. Daar moeten we voor oppassen.
De heer Geurts (CDA):
Over die gevulde koek: ik heb vanmorgen taart gehad van de Partij voor de Dieren en daar zit ik nog vol mee. Die was vrij zoet, moet ik zeggen. Dank nog aan de Partij voor de Dieren namens de CDA-fractie.
Het NFI is onderdeel van Veiligheid en Justitie. Het valt onder de minister van Veiligheid en Justitie. Is het niet verstandig om wat u hier betoogt, ook bij Veiligheid en Justitie te betogen? Dat ministerie gaat namelijk over het NFI.
De heer Graus (PVV):
Dat is een goede vraag. De heer Geurts is goed op dreef: twee gevulde koeken. Maar dit moeten we niet willen, want er moet ook een bepaalde onafhankelijkheid van Justitie zijn. De beste man die links van mij zit, is de hoeder van de dieren. Deze staatssecretaris gaat over dierenwelzijn. Ik vind dat het onafhankelijk moet zijn. Het is goed dat EZ het voor een gedeelte faciliteert en dat het gedeeltelijk onder de VU komt te vallen of gedeeltelijk onder het Nederlands Forensisch Instituut. Samen, fiftyfifty. Mogelijk kan de staatssecretaris zeggen dat hij in ieder geval gaat bekijken hoe we dit onder kunnen brengen. Dan ben ik ook al tevreden. Mogelijk hoef ik het amendement dan niet rond te delen, maar anders ga ik het gewoon ronddelen en dan ben ik benieuwd hoe de Kamer zich erover uitspreekt. We moeten hier echter iets mee doen. Dit kan niet. Na die presentatie van vorige week, waar mijnheer Geurts bij was, kunnen we toch niet wegkijken als leden van de Staten-Generaal? Dat kunnen we niet maken, echt niet, geloof mij. We hadden moorden kunnen voorkomen als dit er tien jaar eerder was geweest. Dat vind ik een trieste zaak. Ieder mensenleven en ieder dierenleven is er een te veel.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dank aan de heer Graus voor de felicitaties aan ons adres. Mijn vraag gaat over het onderzoek van mevrouw Duijnker, dat hij zojuist heeft aangeboden aan de staatssecretaris. Wij waren inderdaad bij de presentatie van dat onderzoek. Er zijn schokkende ontdekkingen gedaan, vooral over de rol die dieren kunnen spelen in het kunnen organiseren van criminaliteit. Honden worden ingezet als bewaker van cokepanden. Die honden worden gezien als gebruiksvoorwerpen. Als je een goede dierenpolitie en een goede opsporing hebt, dan kun je ook die cokedealers aanpakken. Is het dus niet verstandig om aan de staatssecretaris te vragen om samen met de minister van Veiligheid en Justitie goed naar dat rapport te kijken en daarop een reactie te geven? Ik denk namelijk dat dit veel kansen biedt voor de inzet van de dierenpolitie en voor vervolgonderzoek.
De heer Graus (PVV):
Ik wil in één keer het hele verzoek van collega Ouwehand doorzetten naar de staatssecretaris. Ik heb begrepen dat de minister van Veiligheid en Justitie al enigszins op de hoogte is, maar ik vind het goed dat ze de koppen bij elkaar steken, vooral omdat beiden al enthousiast waren over dit verhaal voordat dit allemaal naar buiten kwam. Toen dachten ze al dat er iets moest gebeuren, maar wisten ze niet hoe of wat. Er moet nu wel iets gaan gebeuren en ik ben heel dankbaar voor die vraag, want ik had er de tijd niet meer voor. Mevrouw Ouwehand krijgt dus ook een gevulde koek van mij.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Daar bedank ik voor, maar dank dat de vraag is doorgeleid naar de staatssecretaris. Ik denk namelijk echt dat we grove dierenmishandeling en ernstige criminaliteit in één klap kunnen aanpakken met een vervolg op dit onderzoek.
De heer Graus (PVV):
Daar ben ik het honderd procent mee eens.
De heer Van Gerven (SP):
Is de PVV er ook voorstander van om eindelijk eens een eind te maken aan het enorme Q-koortsdrama, dat zich met name in het Zuiden van Nederland heeft afgespeeld in de afgelopen jaren? We hebben wel bedrijven die schade hebben geleden, gecompenseerd met tientallen miljoenen, maar de slachtoffers hebben we in de kou laten staan. Gaat de PVV een voorstel van mij om een compensatiefonds in te richten voor de slachtoffers van het Q-koortsdrama steunen?
De heer Graus (PVV):
Ik geloof dat zowel Reinette Klever, woordvoerder Volksgezondheid, als ik meerdere malen iets van deze strekking gesteund hebben. Maar ik weet natuurlijk niet waarmee de heer Van Gerven gaat komen en welke financiële dekking er nodig is. Ik durf daar op dit moment dus nog niets over te zeggen. Uiteraard staan we altijd sympathiek tegenover steun aan slachtoffers, zeker van zo'n verschrikkelijke ziekte. Ik weet alleen niet waarmee de heer Van Gerven gaat komen, dus ik kan nu geen blanco cheque tekenen. Bovendien ben ik niet de PVV. Ik ben slechts een klompenboer uit Heerlen uit de fractie van de PVV. Ik ben de PVV niet. De heer Van Gerven moet eerst met iets concreets komen dat ik aan de fractie kan voorleggen. Zo gaat dat namelijk bij ons, zoiets is een fractiebesluit.
De heer Van Gerven (SP):
Ik neem aan dat de PVV met één mond spreekt. Ik zie de heer Graus hier spreken namens de PVV. Ik roep de gedoogcoalitie nog even in herinnering. Toen stond de PVV niet zo sympathiek tegenover een compensatiefonds om de slachtoffers van het Q-koortsdrama te compenseren. Ik begrijp dat de heer Graus hier nu wel positief tegenover staat. Als je aan de ene kant boeren compenseert voor schade die is ontstaan, moet je aan de andere kant oog hebben voor de menselijke slachtoffers. Die hebben recht op een fatsoenlijke compensatie. Ik begrijp dat de PVV, althans het lid Graus, daar positief tegenover staat. Mag ik dat zo interpreteren? Dan kan hij in tweede termijn zien waarmee ik kom.
De heer Graus (PVV):
Zo gaat het. In die volgorde moet de heer Van Gerven het zien. Ik denk dat geen enkel Kamerlid van de 150 — en ik ken er veel echt persoonlijk — ertegen is om iets te doen voor slachtoffers. Dat kan ik me helemaal niet voorstellen, ook binnen mijn fractie niet. Maar vaak staan er formuleringen in een motie die niet deugen of kloppen. Om die reden alleen al kunnen wij een motie vaak niet steunen. Er is dan vaak heel veel discussie over. Ik hoor graag van de heer Van Gerven hoe hij dit gaat doen. Geef mij die motie en ik zal die, als die zo sympathiek is als hij zegt, verdedigen in de fractie. Ik kan niet namens elf mensen — ik ben zelf de twaalfde — zomaar even blanco cheques gaan ondertekenen. Zo werkt het gewoon niet. Zo werkt het bij de SP ook niet. Zo zit het in elkaar.
Ik krijg hier een briefje van de bode dat ik heb gezegd dat er dit jaar 168 dode dieren bij stalbranden zijn geweest, maar dat moeten er 168.000 zijn. Ik meen ook dat ik dat gezegd heb. Volgens mij heeft iemand een gevulde koek in zijn oren gehad en dat niet goed gehoord. Dat is dan bij dezen rechtgezet.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Nederland wil de meest duurzame voedselproducent van de wereld zijn. Voor een deel slagen we daarin. Onze landbouwsector is enorm efficiënt en we ontwikkelen vele nieuwe producten. Maar de druk op het milieu en onze natuur is groot. Natuur- en waterkwaliteitsdoelen zijn niet te halen zolang ammoniakuitstoot, verontreiniging van oppervlaktewater en de hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen zo hoog blijven als ze nu zijn, zegt het Planbureau voor de Leefomgeving. De regering beaamt dat.
Hoe duurzaam is de toekomst van onze landbouwers? De melkveehouders dreigen massaal hun laarzen naar de staatssecretaris te sturen. 15.000 bedrijven dreigen de komende tien jaar te verdwijnen vanwege gebrek aan bedrijfsopvolgers. Er zijn nog maar weinig mensen die boer willen worden. In de varkenssector wordt er eveneens terecht gemord, want door de lage varkensprijs wordt flink op de reserves ingeteerd.
Al met al doet het aan als een treurig beeld. Dit roept de vraag op wat de regering echt veranderd heeft in de afgelopen vier jaar. Zien de boeren en natuurorganisaties een substantieel verschil als ze Nederland in 2012 en Nederland in 2017 met elkaar vergelijken? Staan boer en natuur er beter voor? Deze coalitie van VVD en PvdA heeft vooral een standstill bewerkstelligd. EU-subsidies zijn nog steeds niet gekoppeld aan verduurzaming en innovatie en ik hoop dat daar in de komende tijd op zijn minst werk van wordt gemaakt.
Volgende week gaan we langer spreken over de fosfaatrechten, maar ik wil voorafgaand aan dat debat antwoorden hebben op de volgende vragen. Als vakman lijkt de staatssecretaris bijzonder onhandig te hebben gehandeld. Van grip op het proces lijkt geen sprake. Het plan is veel te laat naar de Kamer gestuurd, zonder groen licht van de EU. Wat was de strategie van de staatssecretaris in Brussel? Waarom heeft hij geen goodwill gecreëerd bij de EU-Commissie? Wie heeft hij gesproken? Hoe vaak is hij zelf naar de Landbouw- en Visserijraad geweest? Heeft de Commissie nog vertrouwen in Nederland? Kan de staatssecretaris garanderen dat we de derogatie kunnen behouden? Laat ik in ieder geval zeggen dat wij willen dat grondgebonden boeren volledig worden ontzien bij de generieke korting. Daartoe heeft D66 samen met de ChristenUnie een amendement ingediend.
Ik kom op de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Over vertrouwen gesproken: is de voedselveiligheid nog wel in goede handen? Afgelopen juni hebben we hierover een stevig debat gevoerd, want de reorganisatie van de NVWA faalde en de ICT-vernieuwing was vertraagd. Kortom, de NVWA had grote tekorten en kon niet meer alle taken uitvoeren. Ik vroeg toen om curatele van de Rekenkamer en gaf tot de begrotingsbehandeling de tijd om orde op zaken te stellen. In de voortgangsrapportage lees ik nu dat de opzet van de programmabeheersing nog niet gereed is. Hoe zit dat? Welke verbeteringen zijn daadwerkelijk doorgevoerd? Is de NVWA intussen financieel gezond of zal er op 1 januari 2017 toch weer een tekort blijken te zijn? Kunnen ondertussen alle toezichtstaken weer uitgevoerd worden?
Ik kreeg vandaag van de Open State Foundation te horen dat de NVWA zich niet aan de wet over open data houdt. Is dit juist? Ik verwijs de staatssecretaris naar de website van de Open State Foundation, waarop hij hierover de nodige informatie kan krijgen. In ieder geval wil ik weten of dit juist is.
Op Wereldvoedseldag was ik in Rotterdam. Daar waren de exotische en onbegrijpelijke keurmerken aan de orde. De oogst was groot. Dit toont weer de noodzaak van een stoplichtensysteem op voedsel. De motie-Koşer Kaya/De Liefde (34300-XIII, nr. 168) zette dit op de agenda. Komt er een kleurcodering, een dubbel stoplichtensysteem? De plannen om het vinkje te vervangen en te snoeien in het aantal keurmerken helpen wel, maar zijn niet voldoende. De consument dient transparant te worden geïnformeerd. Op Wereldvoedseldag lanceerde ik ook een actieplan: Weet, wat je eet. Ik zal het straks via de bode aan de staatssecretaris overhandigen. Ook mijn collega's kunnen een kopie krijgen. In ieder geval wil ik van de staatssecretaris een uitgebreide reactie op dit plan.
De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.
(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Eén punt uit dit plan is sinds gisteren deels werkelijkheid: bij de Albert Heijn kunnen klanten op hun telefoon de herkomst van het varkensvlees zien. Top, maar ik hoop dat de rest nu ook volgt.
Een ander punt is het verhalen van schade na het eten van ziekmakend voedsel. Bijna niemand start daarvoor een rechtszaak. Het lijkt erop dat mensen verwachten dat ze toch niet zullen winnen, want bewijs maar eens dat je precies van die salmonellazalm ziek bent geworden. Is de staatssecretaris bereid om dit te onderzoeken? Als iemand ziek is geworden en er sprake is van een vermoeden dat dit door ziekmakend eten komt, kan die persoon dan snel schadevergoeding vragen en ook krijgen?
Ik ga in op natuur in de steden. Gisteren hebben D66'ers op meerdere plekken in het land bloembollen geplant; ik ook. De Delftse spoorzone zal komend voorjaar weer wat bloemrijker zijn. Steden moeten vergroenen. In dichtbebouwde gebieden kan anders bij hevige neerslag niet meer genoeg water opgeslagen en afgevoerd worden. Ook helpt meer groen in de straat om vlinders en bijen te behouden. Zo vergroot je de biodiversiteit. Veel gemeenten staan daarom nu al geveltuintjes toe. We moeten echter meer doen: tegels uit de tuin, gras of planten erin; ook op industrieterreinen en pleinen moeten we de grijze massa doorbreken met groen. Om daaraan bij te dragen heb ik een amendement ingediend waarmee ik hiervoor 5 miljoen euro wil vrijmaken voor gemeenten. Denkt de staatssecretaris ook dat daarmee een goede impuls gegeven kan worden aan het vergroeningsbeleid?
Tot slot kom ik op de duinen. Er is een Kustpact. Na heel veel geduw zijn de plannen van de minister om bouwen aan de kust toe te staan, tegengehouden. Het Kustpact is echter nog niet naar de Kamer gezonden. Wanneer ontvangt de Kamer het Kustpact? Ik heb daar in ieder geval één vraag over. Dat we bestaande plannen moeten respecteren, snap ik, maar er zijn ook aanvragen gedaan waarvoor nog geen vergunning is gegeven. Ik neem aan dat er op dit moment een standstill is.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik hoorde mevrouw Koşer Kaya eerder in haar betoog bijna verongelijkt praten over de NVWA. Zij vroeg of deze organisatie financieel gezond is. Zij stelde heel veel vragen. Waarom gaf mevrouw Koşer Kaya niet thuis toen ik het voorstel deed om de NVWA als groot project aan te merken, zodat de Kamer veel preciezer en veel sneller zou worden geïnformeerd over deze organisatie?
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Mevrouw Lodders en ik hebben dit debat eerder gevoerd. Ik heb toen aangegeven dat we eerder dit soort grootprojectonderzoeken hebben gedaan en dat die eigenlijk vrij weinig opbrachten. Ik vind het met name belangrijk dat je financieel goed doorlicht of het allemaal goed gaat, maar ook of het geld dat je daarvoor reserveert goed gebruikt wordt. Wij hebben daar een instantie voor die dat heel goed kan: de Algemene Rekenkamer.
Mevrouw Lodders (VVD):
We hebben dit inderdaad eerder gewisseld, dus ik zal er niet al te lang op doorgaan. Hier wordt gedaan alsof er heel veel vragen zijn. Mevrouw Koşer Kaya had er wat aan kunnen doen. De Rekenkamer geeft een eenmalig beeld. Verder zou ik willen zeggen dat mevrouw Koşer Kaya haar collega Van Veldhoven zou moeten bevragen over de grote projecten. Mevrouw Van Veldhoven is rapporteur van een groot project geweest. Daar hebben we heel, heel veel interessante informatie uit gehaald. Het is buitengewoon jammer dat mevrouw Koşer Kaya hier sier staat te maken. Zij had thuis moeten geven op het moment dat het erom ging.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Overigens was ik niet de enige die daar geen steun aan gaf. Breed in de Kamer was er geen steun voor. Dat is echter niet het punt. Het punt is dat hier een groot financieel vraagstuk ligt. Wie is daartoe beter geëquipeerd dan de Algemene Rekenkamer?
De heer Grashoff (GroenLinks):
Allereerst dank ik mevrouw Koşer Kaya hartelijk voor het planten van bloembollen in de Delftse spoorzone. Daar heb ik wat mee.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ja, ik heb mijn nagels schoongemaakt.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik kan, misschien ter geruststelling van mevrouw Koşer Kaya, vertellen dat er met dat plan een structurele enorme toename van waterberging en groen in de stad wordt gerealiseerd. Dat gaat dus goedkomen. Ik wil mevrouw Koşer Kaya ook bedanken voor het feit dat ze Grashoffplanten wil neerzetten. Dat zei ze: Grashoffplanten. Ik vond dat heel leuk. Ik ben benieuwd wat voor planten dat precies zijn. Ze zei het echt, voorzitter. Mijn vraag is eigenlijk …
De voorzitter:
Ik wilde inderdaad net vragen of u ook nog een vraag had, na deze mooie plantenverhalen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik wil het best naar u noemen, mijnheer Grashoff.
De heer Grashoff (GroenLinks):
U zei het al! Nee, ik moet via de voorzitter praten.
D66 heeft een tegenbegroting ingediend voor 2017. Het viel mij op dat ik daarin geen enkele euro voor natuur ben tegengekomen. Was dat een vergissing?
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Mijn collega Van Veldhoven heeft samen met de PvdA mogelijk gemaakt dat er aardig wat geld vrijkwam voor natuur, maar we zijn er natuurlijk nog niet. Het feit dat wij nu ook weer geld vrijmaken voor vergroening van stedelijk gebied zegt ook een hoop, en niet voor niets.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Misschien is het gewoon een vergissing, maar in de tegenbegroting van D66 wordt geen geld gereserveerd voor natuur. Ik ga er dan maar even van uit dat dat een vergissing is geweest.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik heb zojuist antwoord gegeven, voorzitter, maar dat bevalt mijnheer Grashoff kennelijk niet. Ik heb er niet zo veel aan toe te voegen.
De voorzitter:
De bode komt toegesneld om het actieplan van mevrouw Koşer Kaya rond te delen. Het woord is aan mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. De ChristenUnie wil een herwaardering van ons voedsel. Gezond en voldoende voedsel is niet vanzelfsprekend. De Nederlandse boeren en tuinders lopen wereldwijd voorop in innovatie en verduurzaming. De agrosector is een van de belangrijkste economische sectoren van ons land. Toch heeft de agrarische sector het moeilijk. Kijk naar de onzekere situatie voor familiebedrijven in de melkveehouderij, waar behoud van de derogatie op het spel staat. Zij voelen zich belazerd. Kijk naar de jonge boeren, die grote uitdagingen op zich zien afkomen na de bedrijfsopvolging. Een kwart van alle boeren heeft zelfs geen bedrijfsopvolger. Kijk naar de neerwaartse druk op de marktprijzen. Boeren werken iedere dag keihard voor ons dagelijks voedsel, maar komen in de knel omdat zij geen eerlijke prijs voor hun producten krijgen. Dat is voor de ChristenUnie onbestaanbaar.
Staat deze staatssecretaris voor deze hardwerkende boeren? Welk perspectief biedt hij de agrarische sector? Strijdt hij voor behoud van de derogatie? Maakt hij zich hard voor een sterkere positie van boeren en tuinders in de productieketen?
Een blik in de toekomst. De ChristenUnie ziet graag dat er in een volgend kabinet een minister van voedsel komt, die opkomt voor de agrosector en ook voor zaken als onze voedselveiligheid en voedselkwaliteit.
Wij zien ook een consument die kritischer is dan ooit. Dat biedt ook kansen. De ChristenUnie is ervan overtuigd dat een betere verbinding tussen boer en burger en Europese regionalisering van voedselproductie zal leiden tot herwaardering van ons voedsel en tot beter begrip bij de consument. Een mooi initiatief om boer en burger dichter bij elkaar te brengen, is het onlangs gesloten convenant internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen op het boerenerf, getekend door onder anderen LTO, maatschappelijke organisaties, minister Ploumen en staatssecretaris Van Dam. Hoe gaat de staatssecretaris dit convenant actief ondersteunen? Ik heb een aantal vragen. Wordt met dit convenant de verbinding gelegd met andere convenanten, bijvoorbeeld in de varkenssector? Hoe wil de staatssecretaris zorgen voor versterking van primaire producenten in de keten? Wil hij een verbod op verkoop onder de kostprijs overwegen? Hoe komt de boer centraal te staan in het maatschappelijk voedselbeleid, aangezien naast de topsectoren ook regionale inbedding van onderzoek nodig is? Hoe kunnen wij aanhaken bij ontwikkelingen als in Duitsland en Frankrijk rondom true cost, true pricing en CO2-opslag in de bodem? Zij maken gebruik van Europees geld om projecten op het boerenerf te financieren. Dat moet toch in Nederland ook kunnen? Kunnen burgerparticipatiebudgetten worden gekoppeld aan cofinanciering vanuit de overheid?
De multifunctionele landbouw groeit. De ChristenUnie ziet kansen in de combinatie van productie van voedsel en het leveren van maatschappelijke producten als zorg, educatie en kinderopvang. Ik heb een amendement ingediend om de sector te ondersteunen bij onderzoek naar uitbreiding van multifunctionele landbouw, gericht op nieuwe verdienmodellen en de rol van voedselproductie in de regionale economie. Ik hoop op steun van deze Kamer en op warme woorden van de staatssecretaris.
De ChristenUnie heeft ook een amendement ingediend voor 1 miljoen euro voor publieke-private samenwerking tussen land- en tuinbouwbedrijven, overheid en wetenschap, gericht op kleinschalige innovatieve projecten in de land- en tuinbouw in het kader van het klimaatakkoord, zoals energiebesparing, uitstootvermindering en nieuwe technieken voor schone energie. Ook hiervoor hoop ik op steun van de Kamer en de staatssecretaris.
In het kader van innovatie vraag ik de staatssecretaris naar de verschuiving van 15 miljoen euro naar de voedselagenda. Goed hoor, maar dit geld wordt wel weggehaald bij de duurzame veehouderij en plantaardige productie. Waarom haalt de staatssecretaris deze 15 miljoen juist weg bij deze belangrijke innovatiesubsidies voor de land- en tuinbouw?
Herwaardering van voedsel vraagt ook om toekomst van onze voedselvoorziening. Jonge boeren verdienen onze steun. De regeling voor jonge landbouwers is geëvalueerd door het NAJK. De regeling blijkt onvoldoende aan te sluiten op de dagelijkse praktijk van jonge boeren. Er moeten meer en betere keuzemogelijkheden komen bij investeringen op de lijst. Het minimaal te investeren bedrag bij investering moet omlaag, zodat ook kleinere bedrijven relatief kleinschalige investeringen kunnen doen, bijvoorbeeld in weideboxen, koelmatrassen en machines. De ChristenUnie wil daarom dat de regeling wordt aangepast. Zorgt de staatssecretaris ervoor dat het NAJK nauw betrokken wordt bij de evaluatie en dat hij samen met provincies de regeling verbetert? Ik overweeg op dit punt een motie in te dienen.
Vorig jaar heb ik mijn initiatiefnota over het tegengaan van voedselverspilling uitgebracht. Ik zie mooie ontwikkelingen. De samenwerking tussen bedrijven en de voedselbanken wordt steeds beter. De Alliantie verduurzaming voedsel maakt werk van monitoring en innovatie. Er ligt een aangenomen motie van mij en mevrouw Koşer Kaya waarin wordt verzocht om een concrete Nederlandse inzet om verspilling in de keten en aansprakelijkheid van fabrikanten en supermarkten vast te leggen. Hier is nog geen uitwerking van gekomen. Ik wel de brief gelezen, maar ik vind het echt onvoldoende; er is geen concretisering. Een voorbeeld van een wettelijke belemmering is nu het twee-uurscriterium voor ongekoelde producten. Waarom is dit geen vier uur, zoals in andere landen? Bovendien pleit de ChristenUnie voor een ambassadeur voedselverspilling of een taskforce voedselverspilling, die onder andere kijkt naar wettelijke belemmeringen. Ik hoor graag een reactie van de staatssecretaris. Ook in dezen reken ik op steun van de Tweede Kamer als ik hierover een motie indien.
Onlangs was ik met onze visserijwoordvoerder Eppo Bruins op werkbezoek bij Stichting De Noordzee en de vissers van het Masterplan Duurzame Visserij. Dit is een mooi voorbeeld van technologische innovatie die de ondernemer én de natuur helpt. De stappen die de afgelopen jaren zijn gezet, lijken dan ook een positief effect te hebben. De vissterfte in de Noordzee neemt gestaag af. Wat de ChristenUnie betreft is het tempo waarmee de aanlandplicht wordt ingevoerd, dan ook onnodig. Bovendien is de aanlandplicht zoals die er nu ligt onwerkbaar. Door de verstikkende soorten kan onze vloot al na een paar maanden stil komen te liggen. Vanuit het ministerie horen wij steeds dat het niet zover zal komen, maar dit zou wel het gevolg zijn van de regels die er nu liggen. Kortom, het is geen wonder dat er geen draagvlak is binnen de sector. De ChristenUnie vindt het belangrijk dat de eenmansbedrijven in de visserijsector worden ondersteund bij technologische innovatie, aangezien die duur is en aangezien ontheffing of tijdelijke aanpassing van regelgeving nodig is. Is de staatssecretaris bereid om de regie te nemen over onderzoek naar technologische innovatie in de visserij? Ik wil hem hierbij graag helpen, dus er is een amendement in aantocht.
Ik vraag ook aandacht voor de schaapherders. Vandaag hebben wij nog een petitie in ontvangst genomen. Een kleine 100 schaapherders komt structureel geld tekort om de kuddes te onderhouden. Opvallend is dat in Nederland slechts 20% van alle heide met schapen wordt begraasd. In Duitsland is dit 80%. Alleen in Drenthe en Limburg is de situatie goed opgelost voor de schaapherders, maar elders niet. Het is belangrijk dat het heideboerderijconcept levensvatbaar is, want anders verdwijnen de schaapskuddes. Dat zou alleen al vanuit cultuurhistorisch oogpunt niet mogen gebeuren. Toch wijzen provincies en rijksoverheid naar elkaar voor een oplossing. Het gaat hier niet alleen om geld, maar ook om de verplichte aanbesteding en de btw-kwestie. Is de staatssecretaris bereid om samen met de provincies tot een oplossing te komen?
De heer Graus (PVV):
Zou u mogelijk aan de staatssecretaris kunnen vragen om in overleg te gaan met de VNG over het volgende? Ik hoorde vandaag van een van de schaapherders dat hij met zijn kudde door de straten liep, dat een van zijn schapen drie drolletjes liet vallen en dat hij vervolgens een boete van €300 kreeg. Van dit soort dingen krijg ik echt spontaan diarree. Dat vind ik zo misselijkmakend! Misschien kunt u de staatssecretaris vragen om in overleg te gaan met de VNG. Als een lid van de ChristenUnie het vraagt, komt dat altijd iets beter binnen dan wanneer een PVV-tokkie dat doet. Dit moet gewoon niet kunnen! Gemeenten moeten eens ophouden met schaapherders pesten. Mogelijk kunt u dit verzoek overbrengen!
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik word er altijd heel warm van als gemeentes openstaan voor schaapskuddes op hun grondgebied. Ik ken er ook mooie voorbeelden van. De situatie die de heer Graus net heeft geduid, lijkt mij niet zoals het zou moeten. Dat dieren moeten poepen heeft onze Schepper zo aan de dieren gegeven. Het lijkt mij niet dat je ze daarvoor moet beboeten. Laten we de staatssecretaris inderdaad vragen of hij hierover niet alleen met het IPO, maar ook met de VNG in overleg wil gaan. Ik geleid de vragen dus graag door.
Ik kom op de boerenlandvogels. Uit onderzoek van Alterra blijkt dat het huidige budget ontoereikend is om de landelijke trend van de afname van boerenlandvogels te keren. Dit budget hebben boeren wel nodig om beheermaatregelen te treffen, bijvoorbeeld om de veldleeuwerik te behouden. Ik heb begrepen dat er POP-middelen uit 2015 op de plank blijven liggen. Heeft de staatssecretaris hiervan een overzicht? Is hij bereid om samen met provincies onder regie van het Rijk afspraken te maken over besteding van de POP-middelen aan agrarisch natuurbeheer en het behoud van de boerenlandvogels?
Ik sluit af. Herwaardering van voedsel kan alleen plaatsvinden als boeren de ruimte krijgen om voedsel te produceren en als zij daarvoor een eerlijke prijs krijgen. Volgende week is een belangrijk moment. Dan gaan wij de wet over fosfaatrechten behandelen. Dat is een pijnlijke, maar noodzakelijke maatregel. De ChristenUnie kiest daarbij voor grondgebondenheid. Wij hebben daarvoor een amendement klaarliggen. Wij kiezen ook voor de toekomst voor gezonde familiebedrijven.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik weet dat mevrouw Dik-Faber net als mijn fractie grondgebonden bedrijven bij het invoeren van fosfaatrechten wil ontzien. Ik wil haar graag dezelfde vraag stellen die ik ook de heer Leenders heb gesteld. Wij hebben op 18 november een brief van de staatssecretaris gekregen over vrijwillige reductie van fosfaat voor 1 januari 2018. Dit voorstel ontziet grondgebonden bedrijven op geen enkele wijze. Is mevrouw Dik-Faber dat met mij eens? Kunnen wij samen optrekken om hier wat aan te doen?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb gezien dat de sector verantwoordelijkheid heeft genomen en dat er een maatregelenpakket ligt voor volgend jaar, waarbij grondgebonden bedrijven niet worden ontzien. Ik heb dat ook vastgesteld en ik vind dat echt een dilemma. Het is onze rol als politiek om wetgeving te verbeteren. Daarom heb ik een amendement ingediend op het wetsvoorstel, dat in 2018 zal ingaan. Ik hoop dat het amendement het zal halen. De maatregelen voor volgend jaar zijn door de sector afgesproken, waarbij de politiek niet aan tafel zat. Het is voor mij echt een worsteling of wij als politiek nu moeten ingrijpen in een plan dat door de sector, ook namens de LTO, de NZO (Nederlandse Zuivel Organisatie) en vele andere organisaties, sectorbreed is vastgesteld. Ik ben er nog niet uit. Ik wil mij de komende dagen daarop beraden. We gaan er volgende week het debat over voeren.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik snap dat er sprake is van een dilemma en kan daar ook wel een eind in meevoelen. Maar de politiek niet aan tafel? Er ligt een deal met nota bene 25 miljoen aan belastinggeld als bijdrage van deze staatssecretaris om in 2017 tot die uitkoop te komen. Daar mogen we toch een paar eisen aan verbinden, denk ik.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik denk dat het onvermijdelijk is dat er publieke middelen worden geïnvesteerd om volgend jaar maatregelen te nemen voor de melkveehouderij. Die 25 miljoen wordt geïnvesteerd in de stoppersregeling, waar volgens mij geen discussie over is. De discussie gaat over het spoor dat vanuit de zuivel wordt ingezet. Die route vanuit de zuivelorganisaties treft ook de grondgebonden melkveehouders. De discussie gaat erover of die maatregel, die onderdeel is van het totaalpakket, overeind kan blijven. Ik zou er geen voorstander van zijn om een maatregel onderuit te halen en dan ook het hele plan onderuit te halen, want dan staan we echt met lege handen. Ik zie echter ook het belang van de grondgebonden melkveehouderij. Dat is voor mij echt een dilemma. Nogmaals, er is nog tijd. Ik ga mij de komende dagen daarop beraden. Ik wil in ieder geval niet de derogatie op het spel zetten. Ik wil niet de toekomst van de melkveehouderij op het spel zetten. Dat is voor mij het allerbelangrijkste.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Vorig jaar bij de begroting was ik optimistisch. We hadden een kersverse staatssecretaris, die zich goed had voorbereid, die het debat op een uitstekende manier deed en die mooie woorden sprak over duurzaamheid, beter voedselbeleid en het belang van natuur. Ik werd daar wel warm van. Ik had er zin in om samen te werken met deze staatssecretaris en te kijken hoe ver we zouden kunnen komen. Maar ik ben ook een tijdje bestuurder geweest, onder meer in de mooie stad Rotterdam. Daar heb je de uitspraak: geen woorden, maar daden. Aan mooie woorden hebben we niks en de daden ontbreken tot op dit moment. Daarmee is mijn verhaal verder kritisch tot zeer kritisch.
Mooie woorden, maar ook dit jaar nul euro erbij voor natuur. Het kabinet trok 1,5 miljard nieuw beleidsgeld uit, maar nul voor natuur. Ik kan mij voorstellen dat het een beperkte prioriteit is in het totaal, maar niet nul. Voor een schijntje van die 1,5 miljard hadden we in elk geval de meest ernstige problemen op dit moment op het gebied van natuurbeheer kunnen oplossen. Ik zou bijna zeggen: met twee vingers in de neus. Wat is er misgegaan, vraag ik de staatssecretaris en eigenlijk ook in de richting van coalitiepartner PvdA? Wat is er misgegaan? Waarom is die lousy paar miljoen die we daarvoor nodig hadden niet gewoon geregeld? Was het de PvdA het uiteindelijk gewoon niet waard om dit te regelen? Was het gewoon geen prioriteit, zo vraag ik de staatssecretaris en misschien in retorische zin ook in de richting van coalitiepartner Partij van de Arbeid. Het stemt me triest, want er is wel heel veel werk te verzetten. Op de Europese ranglijst staat Nederland er slecht voor. 4% van de leefgebieden is in gunstige staat van instandhouding. Daarmee zijn we hekkensluiter binnen de Europese Unie. Op bescherming van soorten doen we het niet goed. Slechts 23% van de soorten die we kennen, is in gunstige staat van instandhouding. We behoren tot de slechtste jongetjes uit de klas. Mijn fractie, de fractie van GroenLinks, wil maximaal inzetten op onze natuur. Dat betekent meer geld voor aankoop, voor inrichting en voor beheer van natuur.
En natuurlijk moeten we gebruikmaken van de wet- en regelgeving die we hebben. Er is een heel goede gereedschapskist in de vorm van de nieuwe Natuurwet. Je moet die gereedschapskist alleen wel willen gebruiken. De staatssecretaris wil dat niet. Je zou overgebleven rijksnatuurmonumenten kunnen aanwijzen als bijzondere nationale natuurgebieden. De staatssecretaris wil dat niet. Je zou natuur op zee extra kunnen beschermen. De staatssecretaris doet het niet. Je zou een plan van aanpak voor de weidevogels kunnen maken. De staatssecretaris doet het niet. Het kan allemaal! Hij heeft het wettelijk instrumentarium tot zijn beschikking, maar hij gebruikt het niet. Dat is een politieke keuze.
Ik kijk ook met wat gemengde gevoelens terug op de prachtige verkiezing van het mooiste natuurgebied van Nederland. Publicitair was dat tot in de puntjes geregeld. Het was top. Natuurlijk vind ik het mooi dat dat gebeurt. Ik sta er ook achter. Dit is goed om de betrokkenheid bij natuurgebieden te vergroten en om meer publiek naar natuurgebieden te trekken. Want van natuur moet je natuurlijk wel kunnen genieten. Een natuurgebied moet niet een afgesloten gebied zijn. Ik schaamde me echter toch een beetje toen de prijs tevoorschijn werd gehaald. De prijs was €300.000, eenmalig. Daar kun je amper één jaar lang vijf boswachters van betalen. Het is een fooi! Realiseert de staatssecretaris zich dat er met meer publiek ook een grotere druk op de natuur komt te staan en dat dat betekent dat die natuur ook robuuster zal moeten worden? Hoe zorgt de staatssecretaris daarvoor?
Ik kom op de veehouderij. We weten al tijden dat de relatie tussen landbouw en natuur van groot belang is en dat die relatie op dit moment niet zo heel best is. De intensievere vormen van landbouw zijn desastreus voor onze natuurdoelen. Het Planbureau voor de Leefomgeving was er heel helder over. De milieudruk van landbouw op natuur en water blijft te hoog. Het hoge productievolume leidt tot hoge ammoniakuitstoot, te veel mest, verontreiniging van het oppervlaktewater en een teveel aan fosfaat. Een belangrijke sleutel om natuurdoelen, de Vogel- en Habitatrichtlijn, normen voor waterkwaliteit en de Kaderrichtlijn Water te halen, ligt dan ook bij de landbouwsector. Dan hebben we het nog niet over de bijdrage van de landbouw aan onze CO2-uitstoot. Die is 13%. Als we de doelstellingen uit het klimaatakkoord van Parijs willen halen, zal ook de landbouw dus niet buiten schot kunnen blijven. Dit zijn harde en glasheldere conclusies.
Maar wat wil de staatssecretaris eraan doen? Hij wil nu nog, in 2017, binnen het fosfaatplafond komen. Natuurlijk moet dat gebeuren, maar daar haal je deze doelen bij lange na niet mee. Dat is als het ware alleen nog maar het herstellen van de schade van het uit de hand gelopen gedoe van de afgelopen jaren, na het afschaffen van de melkquota. Dat is een ongelooflijk grote bestuurlijke blunder geweest, beleid dat door heel veel fracties in de Kamer is gesteund.
Er zijn te weinig inspanningen om te komen tot een natuurinclusieve landbouw. Dat zou het concept zijn dat wél natuur en landbouw weer met elkaar in evenwicht zou kunnen brengen. Het gaat zelfs de verkeerde kant op. Het aantal megastallen groeit in plaats van te dalen, ondanks de ambities. De weidegang neemt af en niet toe, ondanks de ambities. We zijn zo ver door het fosfaatplafond geschoten dat we nu met werkelijk draconische maatregelen moeten proberen om dat terug te brengen.
Op dat punt heeft de staatssecretaris de zaak werkelijk volledig laten ontsporen. Al sinds 2011 of 2012 was het duidelijk dat het mis zou gaan. "I told you so." Ik vind het heel vervelend om dat te zeggen, maar ik heb dit in 2011 bij herhaling gezegd in de Kamer. Toen werd ik echter een beetje voor gek versleten. Vanaf 2 juli 2015 was het in elk geval helemaal helder. Toen lag er een brief van de voorganger van de huidige staatssecretaris, mevrouw Dijksma. Vervolgens moest het anderhalf jaar duren eerdat er een wetsvoorstel lag, dat al twee weken na de indiening eigenlijk al voor de helft of meer moest worden ingetrokken omdat men vergeten was het bij de Europese Commissie voor te leggen vanwege staatssteunregels. Kan de staatssecretaris nog eens even heel goed uitleggen aan de Kamer wat daar nou is gebeurd? Hier is echt sprake geweest van een behoorlijke mate van bestuurlijk blunderen. Dat concludeer ik, tenzij de staatssecretaris een heel goed verhaal heeft.
De uitkomst van dit fosfaatprobleem is nu echt een crisis. Dit is een crisis voor de boeren. Op individueel niveau kunnen deze boeren het natuurlijk niet helpen dat die crisis is ontstaan, hoewel ze door hun eigen sectororganisatie volledig in de kou zijn gezet met die waanzinnige lobby voor het afschaffen van de melkquota. Maar het is ook een crisis voor het milieu.
Wat moeten we nu doen? Er ligt nu een wetsvoorstel waarover de staatssecretaris ineens zegt: ik kan het pas per 2018 invoeren, want ik mag niet eerder het fosfaatrechtenstelsel invoeren. Dat is niet waar! Het enige probleem dat de Europese Commissie ermee heeft, is de verhandelbaarheid van de rechten in het stelsel. Het probleem dat de Commissie ermee heeft, is niet dat het een rechtenstelsel is, maar dat de rechten verhandelbaar zijn. Dat betekent dat we in 2017 uitstekend tot bindende regelgeving kunnen komen. Sterker nog, dat zou de Europese Commissie graag willen, maar de staatssecretaris doet het niet. Hij kiest ervoor om nu samen met de sector te komen tot een soort van oplossing. Op papier klinkt het goed, maar alle ervaring tot nu toe over afspraken met de sector hebben één ding gemeen: als de overheid de sector niet bindt en de sectororganisaties hun leden niet kunnen binden, is de uitkomst hoogst onzeker. Dat is die nu ook. Dat is hoog spel spelen met de derogatie. Er ligt geen bindende regelgeving om voor 1-1-2018 daadwerkelijk onder dat plafond te komen. Ik denk dat de Europese Commissie weinig coulance meer zal hebben met Nederland als dat uiteindelijk niet geregeld is. Dan zijn de rapen pas echt gaar.
Nu moet er 25 miljoen komen voor bijdragen aan de afkoop van koeien. Ja, ook de fractie van GroenLinks vindt dat boeren nu gecompenseerd moeten worden, al was het maar omdat de overheid heeft geblunderd en deze partijen daar nu niet de dupe van kunnen worden, maar het is een godsvermogen. 7 miljoen is plotseling nog in de begroting gevonden. Dat wringt wel als je meer dan een jaar lang bezig bent om te proberen een heel klein bedrag voor weidevogelproblematiek te regelen. Er wordt gezegd: het is er niet, want er is geen geld. Maar als dit probleem moet worden opgelost, dan wordt er nog 7 miljoen extra in de begroting gevonden. Wrang. Heel erg wrang. Hier geldt een heel bekend spreekwoord in de politiek: waar een wil is, is een weg en waar geen wil is, is ook geen weg.
Het gebrek aan adequaat ingrijpen door dit kabinet betekent dat de belastingbetaler mag opdraaien voor een ongewenste verdere intensivering van de melkveesector, die met de maatregel nog niet eens effectief tegengestuurd wordt, want zoals ik per interruptie al een paar keer heb gezegd: de maatregelen die nu vrijwillig worden afgesproken, beschermen de grondgebonden boeren niet. Volgende week spreken wij hier verder over, maar ik ga vanuit de fractie van GroenLinks uit alle macht proberen met iedereen die daarbij zou willen helpen om de staatssecretaris op dit punt bij te sturen. Er liggen meerdere amendementen over grondgebonden bedrijven. Die zijn allemaal vergelijkbaar; misschien moeten wij nog eens even om de tafel met elkaar. Ik heb ook een amendement ingediend om grondgebonden bedrijven bij de generieke korting te ontzien. Ik reken op de steun van de Partij van de Arbeid-fractie, zeker na de publieke uitlatingen van de heer Leenders en het interruptiedebatje van daarnet. Het kan niet zo zijn dat wij de biologische en grondgebonden bedrijven, die niet hebben bijgedragen aan het probleem, nu wel mede de rekeningen laten betalen. Het kan niet zo zijn.
De echt intensieve veehouderij — dat is een deel daarvan — draagt minder dan 0,1% bij aan onze nationale economie, die bedraagt minder dan 0,1% van ons bbp, terwijl de kosten die worden afgewenteld op de samenleving enorm zijn: stikstofuitstoot, stank, leefbaarheidsproblemen, noem maar op. Hoe lang accepteren wij dit nog? Kunnen wij nu eindelijk snel de transitie maken naar natuurinclusieve landbouw, die de natuur niet tegenwerkt maar versterkt? Voorzitter, ik neem een minuut extra spreektijd ten koste van andere zaken. Mijn fractie vindt overigens wel dat daar vergoedingen voor boeren tegenover moeten staan.
Het weidevogelbeheer. Ik was blij met de opstelling van de Kamer bij de behandeling van mijn initiatiefnota. Ik was niet blij met de brief die de staatssecretaris stuurde waarin hij vooral aangaf wat hij allemaal niet ging doen. In elk geval zijn wij het erover eens dat er een probleem is. Ik heb zelfs van de zijde van de VVD gehoord dat ik een punt had met het aankaarten van dit probleem. Dank daarvoor, zeg ik in de richting van de heer Heerema. Ik heb nu een amendement ingediend om daar niet meer dan 2,5 miljoen — een zeer bescheiden bedrag — voor vrij te spelen. Dat heb ik geput uit 10 miljoen die nu structureel extra wordt uitgetrokken voor handelsmissies. Zullen wij eerst dit probleem oplossen? Is dat niet een beetje nader? Dan houden wij nog steeds 7,5 miljoen over voor die handelsmissies. Dat lijkt mij mooi genoeg. Ik wil een beroep doen op de fracties in deze Kamer om dit te steunen. Dan hebben wij overigens ook 2,5 miljoen beschikbaar, mochten wij met elkaar zeggen dat er volgend jaar ook een stukje overheveling plaatsvindt van eerste naar tweede pijler landbouwgeld. Ik zeg het heel voorzichtig: onder voorwaarden en condities, want het geld moet natuurlijk wel landen op het boerenerf. Dat zou dan immers gecompenseerd of aangevuld kunnen worden met eigen geld. Dat moet dan wel.
Dat natuurinclusieve landbouw nog niet tot het kabinet is doorgedrongen, is te zien aan de 150 miljoen die het kabinet wil uittrekken voor mestvergisting. We moeten toe naar grondgebonden landbouw, maar het gebeurt niet als je mestvergisting in de etalage zet voor een kapitaal bedrag vanuit de SDE+. Mestvergisting draagt daar namelijk niet aan bij. Fosfaat en nitraat laten zich niet vergisten, en als je goed wilt vergisten moet je organische stoffen toevoegen, maar die organische stoffen hebben we juist nodig vanwege het bodemvruchtbaarheidsprobleem. We zijn dus weer het paard achter de wagen aan het spannen. Zou de staatssecretaris hierop willen reageren en zou hij het beleid inzake mestvergisting willen omkeren? Samen met mijn collega Liesbeth van Tongeren heb ik een amendement ingediend om die subsidie te schrappen en doelmatiger in te zetten.
Het voedseldossier is voor de staatssecretaris een kernpunt. Hij doet daar wat aan, maar ik moet ook vaststellen dat hij nog steeds niet echt afscheid neemt van het sprookje van de VVD over de negen miljard monden. Mag ik het nog een keer zeggen? Voedselschaarste in de wereld is eerst en vooral een vraagstuk van oorlog, onderdrukking, machtsongelijkheid, voedselverspilling enzovoorts, dan een hele tijd niks, en dan pas een productievraagstuk. Het wereldwijd exporteren van de overefficiëntie van de Nederlandse landbouw leidt tot draconisch verlies van biodiversiteit en uitstel van honger.
Mijn fractie is ontevreden over het eerste jaar van deze staatssecretaris. Ik zie dat er weinig gerealiseerd is. Ik zie veel woorden maar nauwelijks daden. Ik zie vijf brieven die gedateerd zijn op 21 november, één dag voor deze begrotingsbehandeling, in een krampachtige poging om nog één keer aan te tonen dat de staatssecretaris wel resultaat boekt. Ik zie het niet. Ik zie woorden, maar geen daden, en de staatssecretaris lijkt zich in zekere zin zelfs de mogelijkheid te ontnemen om in 2017 met bindende regels in elk geval iets aan het fosfaatprobleem te doen. Ik vind het een triest verhaal.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Voorzitter. Als ik naar de landbouw, de tuinbouw en de visserij kijk, dan zie ik topsectoren, 80 miljard aan export en goed voedsel van hoge kwaliteit. Wij voeden vele monden over de hele wereld met ons voedsel.
We zien veel investeringen, veel innovatie. We zien investeringen in innovatie, in dierenwelzijn en in milieu. En ondertussen komen primaire producenten in de problemen: de gewone varkensboer, de gewone kippenhouder, de gewone melkveehouder, de gewone visser. Gezinsbedrijven zijn de klos. Als ik het beleid en het effect daarvan in de afgelopen jaren moet samenvatten, dan zie ik steeds meer regels, hogere lasten en lagere prijzen. Dan komt de marge natuurlijk onder druk te staan; dat geeft weinig vertrouwen voor de toekomst. Dat is niet vanwege het ondernemerschap in de sector, want iedereen die op werkbezoek gaat — vele collega's doen dat gelukkig — is onder de indruk van dat ondernemerschap. Maar het komt wel door het beleid van de afgelopen jaren.
Als ik naar de staatssecretaris luister, dan hoor ik op zich prachtige woorden over de economische waarde en de innovatieve kracht van land- en tuinbouw. Maar ik zie ook een kabinet dat vooral maatregelen neemt waarvan boeren, tuinders en vissers de dupe zijn. Ik zie een kabinet dat zich passief opstelt. De staatssecretaris wil minder emissies, minder antibiotica en meer dierenwelzijn. Prima, daar ben ik het mee eens. Volgens mij zijn we het daar allemaal mee eens. Maar als de marge permanent onder druk staat, hoe moet je dan daarin investeren zonder over de kop te gaan? Met de heer Graus vraag ik de staatssecretaris hoe het in dat verband staat met de uitvoering van de motie-Van der Staaij c.s. Vele collega's, van de SP en andere partijen, hebben in het verleden moties ingediend met de oproep: werk nou aan dat verdienmodel! Staatssecretaris, hoe staat het daarmee? En wat kunt u doen?
De staatssecretaris wil minder emissies, minder antibiotica en meer dierenwelzijn, maar tegelijkertijd blokkeert minister Kamp een energiebesparingssysteem voor de glastuinbouw, stemt minister Ploumen — gesteund door een grote meerderheid van deze Kamer — in met handelsverdragen die onze varkenshouders en akkerbouwers op achterstand zetten en bezuinigt deze staatssecretaris 30 miljoen euro op innovatie en praktijkonderzoek. De staatssecretaris en ook premier Rutte roemen de bijdrage van de landbouw aan export en economie. Dat zijn mooie woorden, maar tegelijkertijd hebben zij de productschappen afgeschaft, zodat het voor boeren en tuinders lastig is om goed samen te werken. Ook krijgt de sector de ene lastenverzwaring na de andere over zich heen: geen rode diesel meer, geen btw-landbouwregeling, dure NVWA-rekeningen en een kentekenplicht voor trekkers. Opnieuw staat de marge onder druk. Hoe te investeren in dierenwelzijn en milieu, terwijl niet geregeld is dat de consument dat beloont?
De staatssecretaris heeft klinkende verhalen over de toekomst van het Europese landbouwbeleid, maar onder de streep blijft er minder geld over voor gezinsbedrijven. Ik zie ook nog geen begin van een antwoord op de vraag hoe prijzen omhoog moeten en kosten omlaag. De staatssecretaris zegt dat hij de derogatie belangrijk vindt en dat die verdiend is, maar waarom is hij nog steeds niet de Europese hoofdsteden afgevlogen om de Nederlandse zaak te bepleiten? Waarom speelt hij de bal steeds weer naar de sectororganisaties toe? Waarom ligt er nog geen totaalpakket, met ook maatregelen om gebiedsgericht de waterkwaliteit te verbeteren? Daar zou het ons toch immers om moeten gaan? Het zou niet in de eerste plaats om fosfaat of om minder koeien moeten gaan, maar om verbetering van de waterkwaliteit. Dit moet anders. Dit kan anders. Ik ben de eerste om te zeggen dat veel van die dingen waarschijnlijk pas door een nieuw kabinet geregeld zullen worden: een minister van Landbouw, lagere lasten en een echt betere marktregeling met hogere prijzen. Ook nu kunnen echter een aantal dingen gebeuren. Ik wil deze begrotingsbehandeling dan ook gebruiken om een aantal concrete dingen aan te geven.
De staatssecretaris kiest ervoor om 15 miljoen extra uit te trekken voor een Voedselagenda, maar daartegenover bezuinigt hij 30 miljoen op duurzame innovatie en kennisontwikkeling in de landbouw. Ik zie de staatssecretaris nee schudden; dat gaan we donderdag vernemen. Ik vind dit onverstandig. De grootste verduurzamingsopgave zit bij boeren en tuinders en hun toeleveranciers. Juist op dat vlak zijn daarom innovatie en kennisontwikkeling nodig. Een aantal weken geleden was ik op een proefboerderij in Colijnsplaat. Ik weet dat ook veel van mijn collega's die proefboerderij hebben bezocht; het is een schitterende plek. De voorvrouw vertelde me dat er vanuit het veld veel onderzoeksvragen zijn, maar er was gebrek aan budget. Opnieuw kwamen die productschappen aan de orde. Het kan nu niet opgepakt worden of het wordt onvoldoende opgepakt. Dat is een gemiste kans. Ik heb daarom een amendement ingediend. Met 10 miljoen extra voor innovatie kunnen boeren en tuinders beter werk maken van een duurzame toekomst. Hoe zit de staatssecretaris daarin?
We hebben het in een interruptiedebat al gehad over de btw-landbouwregeling. In de voorliggende begroting wordt die regeling met een enkele zin naar de prullenbak verwezen. Dat kan toch niet waar zijn? Een grote groep kleine boeren wordt nu opgezadeld met een btw-boekhouding. Na de evaluatie werd nog gemeld dat er geen draagvlak is voor afschaffing. Ook het Belastingplan laat de regeling nota bene met rust. Ik vind dit onbehoorlijk bestuur: wel in de begroting regelen dat die btw-regeling eraf gaat, maar dat niet regelen in het Belastingplan. Dan zeg je dus eigenlijk tegen een nieuw kabinet: zoek het maar uit en zorg er maar voor dat je een meerderheid in de Kamer krijgt. Zo gaan we daar toch niet mee om? Ik vraag de staatssecretaris om dit voorstel in te trekken.
Het kabinet kiest ervoor om steeds meer keuringskosten van de NVWA door te berekenen aan de agrarische sector. Het grootste deel daarvan belandt vroeg of laat op het bordje van de boer. Wij willen daar niet in meegaan. De staatssecretaris verwijst steevast naar het rijkskader Maat houden, maar de Raad van State heeft door dat verhaal al een dikke rode streep gehaald. Met het doorberekenen van indirecte kosten en toezichtskosten gaat de NVWA haar boekje te buiten. En dan heb ik het nog niet eens over de problemen bij exportkeuringen en over de vorstelijke tarieven. Het kan toch niet zo zijn dat een pluimveeslachterij €300.000 neer moet tellen voor een fulltime toezichthouder? €300.000 voor een toezichthouder: daar kun je twee staatssecretarissen voor aanschaffen. Wanneer gaat de staatssecretaris dit rechtzetten?
De NVWA zit nog steeds in de mangel. De autoriteit moet eerder meer dan minder gaan doen. Dat vinden we met elkaar. Zo trokken de producenten van plantaardig uitgangsmateriaal onlangs aan de bel over onvoldoende inzet van de NVWA voor fytosanitaire diensten. De visserij zit met de handen in het haar over de productcontroles die de NVWA over de schutting wil gooien. Verder doen zich bij de uitvoering van het toezicht nog veel knelpunten voor. Als ik kijk naar de begroting, dan maak ik mij zorgen. Het budget voor volgend jaar is niet veel meer dan het budget voor dit jaar. En over twee jaar staat er weer een bezuiniging van 20 miljoen euro op stapel. Ik vind dat er structureel geld bij moet. We kunnen niet zonder een sterke NVWA.
Een innovatieve en duurzame land- en tuinbouw heeft vakmensen nodig. Ik heb het over groen onderwijs. Goed en voldoende onderwijsaanbod is daarvoor cruciaal. Ik zie twee donkere wolken. De eerste donkere wolk is de ongelijke bekostiging van groene mbo's en andere mbo's. Het kabinet probeerde deze ongelijke behandeling vorig jaar nog recht te praten. Nu ligt er een rapport van een ambtelijke werkgroep waarin die ongelijke behandeling voluit wordt erkend: het groene mbo krijgt 25 miljoen euro te weinig. Dat gaat natuurlijk knellen. Schrijven verschillende scholen dit jaar waarschijnlijk al rode cijfers, volgend jaar helemaal. Docenten moeten de laan uit, praktijklessen worden geschrapt en het voortbestaan van kleine, gespecialiseerde opleidingen staat op het spel. Dit gaat niet goed. En wat doet het kabinet? Het schuift de hete aardappel naar zijn opvolger. Ik hoor de staatssecretaris hier graag over. Welke mogelijkheden ziet hij om dit nu te repareren?
De tweede donkere wolk is de dreigende overheveling van het groene onderwijs naar het ministerie van Onderwijs. Het groene onderwijs werkt nu goed samen met het vakministerie en het bedrijfsleven. Het belang daarvan wordt door iedereen onderstreept. Waarom dan overhevelen? De gelijke bekostiging kan toch ook in de huidige situatie aan de voorkant goed worden geregeld? Daar heb je geen overheveling voor nodig. De mogelijke kleine efficiencyvoordelen, als die er al zijn, wegen wat mij betreft niet op tegen nieuw bestuurlijk gedoe. Niemand wordt hier beter van, maar het onderwijs wordt er wel de dupe van. Wat is de staatssecretaris van plan?
Het mestbeleid moet op de schop. Generieke aanscherpingen van het mestbeleid werken niet. De bodemvruchtbaarheid gaat achteruit. Voor behoud van de derogatie is het cruciaal dat er heel snel een goed voorstel voor het nieuwe actieprogramma ligt. Hoever is de staatssecretaris daarmee?
Ook wij hebben wat op papier gezet om dit een duw te geven. Ik zou dat graag aan de staatssecretaris willen overhandigen.
De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.
(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)
De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik geef heel graag een paar kernpunten: een gebiedsgericht beleid, gebaseerd op metingen, meer mest bij hoge gewasopbrengsten en meer organische stof. Is de staatssecretaris het ermee eens dat dit noodzakelijke elementen zijn van een aanpak? Wil hij een reactie geven op deze hoofdlijnen? Ziet hij die ook als denklijnen voor zijn beleid?
Het pakket gewasbeschermingsmiddelen staat onder druk, zeker voor de kleinere teelten, zoals de graszaadteelt. De staatssecretaris is bezig met een analyse, maar gaat hij ervoor zorgen dat er meer ruimte komt? Gaat hij vaart maken? Wanneer komen de analyse en de kabinetsreactie naar de Kamer? De vraag naar biologisch geteelde appels en peren neemt toe. Nederlandse fruittelers durven daar echter niet op in te springen, en dus worden die appels en peren geïmporteerd, terwijl wij het in ons eigen land juist zo goed kunnen. Dat is een gemiste kans, niet alleen voor onze eigen consumptie maar ook voor de export. Een groot knelpunt is de beschikbaarheid van biologische gewasbeschermingsmiddelen. Biologische telers in Duitsland mogen veel meer middelen gebruiken dan telers in Nederland. Het gaat niet alleen om de middelen zelf, maar ook om de goedkeuring. Onze telers durven nu niet om te schakelen naar biologisch, deels omdat bij onvoldoende middelen de risico's te groot zijn. Dat is toch de wereld op zijn kop? Middelen als kalkzwavel en cassia moeten gewoon, net als in Duitsland, een standaardvrijstelling krijgen. Graag actie.
De heer Graus (PVV):
Ik kwam er niet aan toe in mijn eigen termijn vanwege de beperkte spreektijd, daarom wil ik dit graag vragen aan de afgevaardigde van de SGP, de mannenbroeders. Vindt hij ook niet dat de eigen producten zo gepresenteerd moeten worden dat mensen kunnen zien dat het Hollandse producten zijn? Bijvoorbeeld met vlaggetjes: Hollandse kwaliteit. Daar krijg ik graag een reactie op. Ik zie namelijk dat dit in Oostenrijk wel gebeurt. Ik kom heel graag in Oostenrijk en daar zie ik dat eigen producten enorm gepromoot worden en dat restaurants en consumenten het ook echt eerst aan die Duitse boeren gunnen. Moeten wij dat ook niet meer gaan doen, desnoods met een beetje druk vanuit de regering?
De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik geleid die vraag graag door naar de staatssecretaris — de heer Graus kent het spel — maar ik ben het wel met hem eens dat die Hollandpromotie van belang is. Je ziet ook in het buitenland dat dat echt een extra prijs, een extra marge oplevert. Dat vind ik een van de cynische dingen als je bekijkt waar we hier mee bezig zijn en waar onze melk heen gaat. Dat is onder andere naar China, India, Afrika, Latijns-Amerika en Zuid-Amerika. Die landen willen juist die Nederlandse vlag en die Nederlandse teksten erop, omdat ze dan weten dat het hoge kwaliteit is, goed spul waar niet mee gerommeld is. Daar spreken we volgende week natuurlijk over verder, omdat we juist die export voor een deel de nek omdraaien als we het aantal koeien verminderen.
Tot slot. Wij zijn trots op een sector die het voor elkaar krijgt om onder deze moeilijke beleidsomstandigheden voor 80 miljard aan export weg te zetten. Wij zijn trots op een visserij die ondanks alle moeilijke omstandigheden — denk aan de aanlandplicht — probeert om door te gaan. Maar wat doet de staatssecretaris hiermee? Biedt hij werkelijk oplossingen? Zorgt hij ervoor dat lasten naar beneden gaan? Zorgt hij ervoor dat onmogelijke regulering, zoals de aanlandplicht voor de visserij, van tafel gaat? Veel ondernemers en hun gezinnen zitten in spanning. Zal onze zoon over tien jaar ons melkbedrijf nog wel kunnen overnemen? Gisteren kwam het cijfer: er zijn 15.000 boeren zonder opvolger. 60% van de boeren boven de 55 heeft niemand klaarstaan. Dat is toch niet wat we met deze sector willen? Hoe wil je investeringen uitlokken bij ondernemers op het moment dat ze denken: ik heb niet eens een opvolger; kan ik mijn bedrijf wel doorgeven?
Deze sector heeft bewindslieden nodig die zich voluit voor deze ondernemers willen inzetten. Zorg er op zijn minst voor dat boeren, vissers en tuinders in staat zijn om zelf handen en voeten te geven aan hun rentmeesterschap. Als ik het land inga, ontmoet ik veel mensen die weinig vertrouwen hebben in het beleid van de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft nog een halfjaar. Wat gaat hij doen om dat vertrouwen terug te winnen?
De voorzitter:
Het woord is aan de Partij voor de Dieren, die tien jaar geleden in de Kamer is gekomen. Er zijn meer collega's die daar een herinnering aan hebben; ik persoonlijk ook. Ook ik heb lekker gebak gegeten. Gefeliciteerd namens ons allen. Ik geef graag het woord aan mevrouw Thieme.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Inderdaad, vandaag tien jaar geleden werd er voor het eerst in de geschiedenis een partij in een nationaal parlement gekozen die niet de kortetermijnbelangen van mensen centraal stelt, maar de belangen van alle levende wezens. Dat was de Partij voor de Dieren, een partij die vindt dat we af moeten van het menscentrale denken. Daar is ook alle aanleiding toe. Nu zult u wel denken: we hebben een leuk feest vandaag, we hebben taart gehad en het is gezellig, en dan gaat de jarige een uur lang een speech geven. Daar zit je dan toch niet echt op te wachten. En het is ook nog eens een speech die niet echt getuigt van grote feestvreugde. Er is namelijk nogal wat om zorgen over te hebben. Maar ik zal jullie geruststellen. Jullie kunnen rustig gaan luisteren. Ik kom niet alleen met misstanden, maar ook met oplossingen.
De manier waarop wij met dieren omgaan, heeft een enorme invloed op alles wat van belang is voor ons, onze kinderen en onze kleinkinderen. De manier waarop we met dieren omgaan, is bepalend voor het klimaat, de volksgezondheid, de biodiversiteit, de kwaliteit van bodem, water en grond, en het geeft ook een voorbeeld aan onze kinderen. De toekomstmogelijkheden van toekomstige generaties staan op het spel door de wijze waarop wij met dieren omgaan. Dat zal ik zo uitleggen.
Wij zijn namelijk de eerste generatie die de problemen van de grootschalige intensieve veehouderij aan den lijve ondervindt. We zijn tegelijkertijd de laatste generatie die er nog iets aan kan doen, gezien de klimaatcrisis. Er wordt wel gezegd dat de mens van nature niet tot verandering geneigd is. Het vasthouden aan de intensieve, grootschalige melkveehouderij, kippenhouderij, varkenshouderij en al die andere manieren waarop mensen dieren exploiteren bevestigen dat. Het probleem is dat de traditionele politiek zich onmachtig lijkt te voelen om verandering aan te brengen in de situaties die de schandvlekken op onze beschaving zijn. Al meer dan 30 jaar wijzen ministers en staatssecretarissen naar de vee-industrie, die zelf het initiatief moet nemen om dier- en milieuvriendelijker te worden en om geen gevaar meer te vormen voor de volksgezondheid. Al meer dan 30 jaar komt er vanuit de industrie nauwelijks iets van de grond aan vernieuwing en verbetering, en strompelt ze van voedselcrisis naar voedselcrisis, van dierziektecrisis naar dierziektecrisis en van wetsovertreding naar wetsovertreding.
Veel veehouders zitten volkomen knel tussen de bank en de markt. Elk jaar moeten de kosten gedrukt worden om mee te kunnen doen in de rat race to the bottom. Veel boeren zijn anonieme grondstoffenproducenten geworden. Schuldhorigen van de banken, zou ik ze willen noemen. Het is totaal onlogisch om in een dergelijk systeem van alle boeren te vragen om vrijwillig hun bedrijfsvoering te wijzigen. Dat is het om vier redenen.
Ten eerste. Boeren die produceren voor een nichemarkt, zitten niet te wachten op meer aanbieders. Wie nu een uniek product levert, heeft geen behoefte aan concurrentie.
Ten tweede. Veel boeren hebben een morele blinde vlek ontwikkeld ten aanzien van dierenwelzijn. Ter illustratie: in de discussie over het kalf bij de koe stellen veel gangbare melkveehouders dat het geven van moedermelk aan de eigen kalfjes de kalveren ziek zou maken en de moederdieren vals.
Ten derde. Boeren zijn met handen en voeten gebonden aan een systeem dat ze zelf niet kunnen veranderen. De schuld aan de bank hangt als een molensteen om hun nek. Bij dalende prijzen kunnen zij nauwelijks of niet hun hoofd boven water houden. Als ze al zouden willen, kunnen ze vaak niet anders.
Ten vierde. Het is ronduit pervers om een sector die er zo voorstaat, afhankelijk te maken van zelfregulering en om botweg te zeggen: zoek het zelf maar uit; regel het zelf maar. De onzichtbare hand van de vrije markt, waar de VVD zo graag in gelooft, zorgt ervoor dat er zeven agrarische gezinsbedrijven per dag het hek van hun boerenbedrijven moeten sluiten.
De Sociaal-Economische Raad stelde vorige maand met kracht dat de overheid leiderschap moet tonen en op moet treden als marktmeester en dat de tijd van vrijblijvendheid en mooie intenties voorbij is. De staatssecretaris kan na deze zoveelste noodklok van een gerenommeerd adviesorgaan niet langer op zijn handen blijven zitten, zelfs niet als de VVD dat van hem verlangt.
Tijdens het eerste begrotingsdebat over landbouw en natuur van dit kabinet heb ik gezegd dat er heel veel kansen voor open doel lagen om de landbouw te hervormen. Het regeerakkoord legde daaraan geen strobreed in de weg. Maar de belangen van dieren, milieu en natuur werden politiek wisselgeld. Ze werden uitgeruild tegen de belangen van de vee-industrie en de economische belangen op korte termijn van slechts een paar agrarische megabedrijven. Ook draaide de propagandamachine op volle toeren. Organisaties als LTO, NZO, FNLI, NVV, NVP — you name it — en ook de Wageningen Universiteit kwamen hier dagelijks over de vloer.
Over de universiteit van Wageningen heb ik nog de volgende vraag: wanneer wordt de motie uitgevoerd om Wageningen University & Research weg te halen bij het ministerie van Economische Zaken en te laten ressorteren onder het ministerie van Onderwijs? Zo kan de onafhankelijkheid beter worden gewaarborgd. Kortheidshalve wijs ik op het verloren kort geding van gisteren tegen Trouw. Trouw had bericht dat de universiteit van Wageningen een door het bedrijfsleven gesponsord onderzoek naar het statiegeldsysteem had gedaan, waarvan de uitkomst al van tevoren vaststond. Wageningen was niet gediend van deze berichtgeving en ging naar de rechter, maar de rechter oordeelde dat de analyse van Trouw volledig correct was. Er is een groot probleem bij de universiteit van Wageningen.
De landbouwlobby deed er alles aan om staatssecretaris Dijksma en later staatssecretaris Van Dam in te wijden in de meest romantische kant van hun nering: donzige kuikentjes, snoezige varkentjes in een showstal vol stro, een rondleiding door hun heuse Rondeelstal, waarvan er slechts een handjevol zijn. De pluimveehouder zou daar als vanzelf naartoe bewegen, het komt goed, het gaat vanzelf, let maar op: dat horen we al twaalf jaar over die Rondeelstallen. De weg naar de hel is geplaveid met zichtstallen en optimistische bedrijfsbezoeken aan keurig aangeharkte voorbeeldbedrijven. Voor de alledaagse realiteit wordt de staatssecretaris niet uitgenodigd. Hij wordt niet uitgenodigd bij het levend versnipperen van tientallen miljoenen eendagshaantjes, het onverdoofd knippen van de staarten en tanden van varkens, het vangen van plofkippen, die niet meer op hun eigen poten kunnen staan of het onverdoofd slachten van dieren. Van alle werkelijkheden die de bio-industrie kan tonen, worden vooral de meest geromantiseerde varianten getoond. We zien een tendens naar nog meer onnatuurlijke houderijsystemen. Zo is er de ontwikkeling van de laboratoriumstallen, om het antibioticagebruik terug te dringen. Ook zijn er megastallen. Het is een heilloze weg die alleen gevoed wordt door het ultrakortetermijndenken. De landbouweconomie ontwikkelt zich in de richting van meer voor minder, in alle opzichten: meer dieren, maar minder inkomsten; meer stallen, maar minder boeren; meer megastallen en minder familiebedrijven; meer dierziekten en een minder veilige omgeving voor burgers; meer export en een minder stabiel klimaat. Wanneer maakt de staatssecretaris daar een einde aan?
De staatssecretaris heeft nog maar een paar maanden om missionair en mogelijk langer demissionair orde op zaken te stellen in de landbouw, om een einde te maken aan de valse beloftes van meer dierenwelzijn en meer duurzaamheid. Jaarlijks worden er meer dan 500 miljoen plofkippen geslacht die gefokt zijn op extreme groei. Hun lichaam raakt uitgeput. Er ontstaat vocht in de buikholte en de botten zijn te zwak om het gewicht te kunnen dragen. De dieren hebben ernstige blaren aan hun voetzolen doordat ze hun hele leven slijten in hun eigen uitwerpselen. Uiteindelijk kunnen ze niet meer lopen en zakken ze door hun poten. Maar mevrouw Lodders denkt dat het uitstekend gesteld is met het dierenwelzijn van de kippen. Vervolgens komt de volautomatische kuikenveegmachine voor de plofkippen. Die veegt de dieren letterlijk op van de vloer, met een rol van rubberen vingers, in een tempo van 8.000 kippen per uur. Diervriendelijk, juicht de fabrikant. Hij moest die claim van de Reclame Code Commissie echter van zijn website halen toen bleek dat een kwart van de kuikens de stal met ernstige verwondingen verliet. De enige reden voor deze wijze van productie is geld. Om economische redenen mishandelen we dieren levenslang en gunnen we hun niet meer dan een marginaal bestaan. Zelfs hun sterven is om economische redenen een lijdensweg die je je ergste vijand nog niet zou toewensen, laat staan een weerloos en onschuldig dier. Dieren hebben letterlijk geen leven, althans, geen leven naar hun eigen aard. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer naar zijn mening kippen moeten kunnen leven naar hun aard?
Dat brengt mij op de zeer penibele situatie van de dikbilrunderen. Koeien worden voor de productie van vlees zodanig doorgefokt, dat zij niet meer op natuurlijke wijze kunnen bevallen. Een keizersnede, een vergaande ingreep, is zo goed als standaardpraktijk geworden. Door de doorfok is er een fors risico op misvormde kalveren. Net als bij plofkippen kan het lichaam het gewicht in veel gevallen niet aan. De koeien zien eruit alsof de karbonades aan de buitenkant tegen hun lichaam aangeplakt zitten. Het past niet bij de wijze waarop dierenwelzijn in de meeste verkiezingsprogramma's is geformuleerd, maar papier is geduldig en de werkelijkheid zeer weerbarstig. Voor geld is alles te koop, zeker in een land van kooplieden, waar zelfs de dominees of hun politieke vertegenwoordigers hebben aangekondigd zich te zullen inzetten voor minder regels in de veehouderij en nog lagere kosten voor de bedrijfsvoering. Rentmeesterschap anno 2016, zoals ook het kabinet het graag ziet. De vleesrunderensector krijgt de mogelijkheid om met een plan van aanpak te komen om keizersneden bij dikbilrunderen op termijn uit te faseren: mañana, mañana, voorzitter.
Dan de melkvee-industrie. Jarenlang is het ons voorgehouden, via spotjes over "melk, de witte motor" en via de claim "melk is goed voor elk". Koemelk is inderdaad erg goed, maar dan wel alleen voor pasgeboren kalfjes, kalfjes die nu meteen na de geboorte van hun moeder worden gescheiden. Het is een volkomen uit de hand gelopen systeem, waarvan inmiddels niet alleen de kalfjes, maar ook hun moeders, de boeren, de volksgezondheid, de biodiversiteit en het klimaat slachtoffer worden. Ik heb daar in 2007 een film over gemaakt: Meat the Truth. De bewijzen voor de negatieve effecten van de melkveehouderij stapelen zich op. Melkveehouders luiden de noodklok over de lage melkprijs. Het is letterlijk crying over spilt milk.
Het is de metamorfose van de melkveehouderij die de lage prijzen heeft veroorzaakt. De melkquota moesten en zouden verdwijnen. De Tweede Kamer werd platgelopen door de LTO, de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland. De LTO beloofde gouden bergen als de melkquota maar werden afgeschaft. En de quota gingen er vanaf. Massaal gingen de boeren meer koeien houden. Wat gebeurde er? De prijs daalde. Was dat te voorzien? Natuurlijk, dat kan iedere ondernemer je vertellen. Schaalvergroting leidt niet tot meer inkomenszekerheid. Integendeel, het leidt tot kwetsbare bedrijven. Nu moet de belastingbetaler opdraaien voor de overproductie. Er worden tientallen miljoenen euro's vrijgemaakt om een industrie die zichzelf in de problemen heeft gebracht, uitstel van executie te bieden. Dat uitstel van executie geldt overigens niet voor de melkkoeien zelf. Volgens de laatste berichten zullen 200.000 gezonde dieren worden geofferd op het altaar van de economie. Over het leed dat koeien wordt aangedaan, wordt nauwelijks gesproken. Het gaat over rekenmodellen, voersporen, derogatie en vooral tientallen miljoenen aan subsidies als pleister op een stinkende wonde. Hoe kan een systeem als dit ooit gerechtvaardigd worden?
De staatssecretaris had leiderschap moeten tonen. Bijzonder genoeg vinden de melkveehouders dat ook. Waarom heeft niemand ons tegengehouden, bijvoorbeeld met regels? Zo luiden nu de verwijten van de boeren aan Den Haag. Dat lazen we vorige maand in de Volkskrant. Ik wil die vraag hier luid en duidelijk herhalen en aan de staatssecretaris stellen. Waarom heeft het kabinet ze niet tegengehouden? Is het stellen van die vraag en de beantwoording ervan niet de definitieve faillietverklaring van de zelfregulering?
Wat levert dit leed onder mens en dier nu eigenlijk op? Ik moet iedereen teleurstellen die daar nog in gelooft. Voor het geld hoeven we het niet te doen. De melkveehouderij draagt 0,3% bij aan het bruto binnenlands product, terwijl diezelfde melkveehouderij verantwoordelijk is voor ten minste 50% van de nationale ammoniakuitstoot en daarmee de natuur ernstig bedreigt. Die schade bedraagt ten minste 1 miljard euro per jaar. De totale externaliteiten — de kosten die niemand voor zijn rekening neemt en die dus vroeger of later door de belastingbetaler moeten worden opgehoest — van de melkveehouderij bedragen tussen de 2,5 en 7,5 miljard euro per jaar. De toegevoegde waarde van de melkveehouderij was in 2015 3,2 miljard. Hiermee kost de melkveehouderij dus aanzienlijk meer dan ze oplevert, zo blijkt uit onderzoek van Quivertree.
De melk wordt duur betaald. De melkveehouderij is de nieuwe bio-industrie. De staatssecretaris beloofde eerder tijdens de Landbouwbegroting "kwaliteit in plaats van meer voor minder". Kan de staatssecretaris aangeven op welke wijze hij deze goede voornemens in daden heeft omgezet of wil gaan omzetten in de komende maanden? Graag krijg ik daarop een reactie.
Ik wil graag afzonderlijk aandacht vragen voor de kalfjes die slachtoffer zijn van de melkveehouderij.
De heer Geurts (CDA):
Ik heb een poos naar het betoog van mevrouw Thieme zitten luisteren. Weet mevrouw Thieme dat er sinds 1980 1 miljoen minder koeien in Nederland zijn?
Mevrouw Thieme (PvdD):
Er zijn er nu te veel. Er worden nu door de melkveehouders 200.000 koeien voortijdig naar de slachthuizen gebracht omdat ze economisch niets meer waard zijn. Het zou de heer Geurts sieren als hij daar ook schande van zou spreken.
De heer Geurts (CDA):
Laat mevrouw Thieme nu eerlijk zijn, tegenover de Kamer en tegenover het publiek dat zit te luisteren. U wilt geen boer overhouden in Nederland. U wilt nog een paar worteltelers overhouden en daar moeten wij het mee doen.
Mevrouw Thieme (PvdD):
De wijze waarop wij nu onze landbouw hebben ingericht, maakt van boeren die met hart en ziel hun bedrijf willen voeren, anonieme bulkproducenten en grondstoffenproducenten. Elke boer die ik spreek, zou graag voor zijn kwaliteit willen worden beloond en zou een eerlijke prijs willen verdienen. Maar het kabinetsbeleid en het beleid van het CDA van de afgelopen 20 à 30 jaar heeft ervoor gezorgd dat er per dag vijf boeren moeten stoppen. Dat zou de heer Geurts zich moeten aanrekenen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik wil op dat punt even doorgaan. Mevrouw Thieme heeft het nu over hardwerkende boeren die het wel goed willen doen, maar aan het begin van haar betoog zei zij dat boeren in Nederland een morele blinde vlek hebben voor dierenwelzijn. Een morele blinde vlek voor dierenwelzijn, zegt de Partij voor de Dieren. Daar is dan toch alles mee gezegd? Dan is het doel van de Partij voor de Dieren toch duidelijk?
Mevrouw Thieme (PvdD):
Het is heel duidelijk zo — dat zeiden eerdere ministers al, zoals minister Brinkhorst in de tijd van de varkenspestcrisis — dat je, als je een tijdje lang in een zo door kostprijs gedreven systeem werkt, op een gegeven moment beroepsdeformatie krijgt. Dan zie je niet meer wat nog wel echt door de maatschappij wordt geaccepteerd. Ik zou een wedervraag aan mevrouw Dik-Faber willen stellen. Het feit dat melkveehouders in de discussie over kalveren bij de koe zeggen dat een kalf ziek wordt van de melk van zijn eigen moeder en dat het moederdier daar vals van wordt, geeft toch wel aan dat zij heel erg zijn losgezongen van de natuurlijke orde der dingen?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Het is leuk geprobeerd om een tegenvraag te stellen, maar mijn vraag is nog niet beantwoord. De Partij voor de Dieren heeft aan het begin van haar betoog gezegd dat boeren een morele blinde vlek hebben voor dierenwelzijn. Zij noemt het nu zelfs beroepsdeformatie. Ik vind dat een zeer kwalijke zaak tegenover boeren in ons land, die met hart en ziel werken, iedere dag weer, voor onze voedselvoorziening. Dan sluit ik mij aan bij de woorden die de heer Geurts heeft uitgesproken: dan is het doel van de Partij voor de Dieren gewoon heel duidelijk: niet een diervriendelijke landbouw, maar gewoon een einde aan de landbouw zoals die op dit moment in ons land wordt beoefend.
Mevrouw Thieme (PvdD):
De bio-industrie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Een eind aan het houden van dieren in ons land. Dat moet stoppen; dat is het doel van de Partij voor de Dieren. Dan houden wij inderdaad de plantaardige productie over. Dat is niet waar de ChristenUnie voor staat.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Wij willen inderdaad een einde aan de bio-industrie. Dat willen wij al tien jaar. Dat weet mevrouw Dik-Faber ook. Als je een kip vanaf het moment dat deze wordt geboren binnen zes weken vanaf een paar gram opfokt tot een vleesklomp van 2,5 kilo die door zijn eigen poten zakt en blaren onder zijn poten heeft, is dat pure dierenmishandeling. Als je daarmee doorgaat, hebben wij dus een probleem dat wij met zijn allen hebben gecreëerd. Daar zou onmiddellijk een einde aan moeten komen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik kom toch weer even naar voren. Hoe vaak komt mevrouw Thieme in een dierenstal? Hoe vaak heeft zij gezien hoe kippen worden gehouden in ons land? Hoe vaak heeft zij gezien hoe dat in het buitenland gebeurt? Wil zij dan erkennen dat het hier in ons land duurzamer en diervriendelijker is dan in andere landen? Wil zij alsjeblieft haar woorden over dierenmishandeling terugnemen? Ik trek het mij bijna persoonlijk aan. Ik sta hier voor de boeren en ik pik het gewoon echt niet als zij hier als dierenmishandelaars worden weggezet.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Boeren zijn samen met de consumenten die de plofkippen kopen met zijn allen verantwoordelijk voor dit verziekte systeem. Dat klopt. Wie zich spiegelt aan een ander, spiegelt zich zacht, dus ga het nou niet hebben over andere landen waar het misschien nog erger is. Wij hebben hier te maken met 500 miljoen plofkippen die dagelijks in ellendige omstandigheden in een donkere schuur een ellendig leven lijden. Dat zou mevrouw Dik-Faber zich aan moeten trekken. Dat zou niet moeten kunnen mogen in een beschaving als de onze.
Mevrouw Lodders (VVD):
Het is nogal aanmatigend hoe mevrouw Thieme hier een hele sector te kakken zet; ik kan het bijna niet anders noemen. Ik vind het ook niet zo heel erg netjes dat een sector die zich niet kan verdedigen, op deze manier naar dit betoog zou moeten luisteren. Volgens mij hebben mevrouw Thieme en de Partij voor de Dieren maar één doel: dat de Nederlandse consument geen vlees meer eet.
Mevrouw Thieme (PvdD):
De sector heeft hier dagelijks de mogelijkheid om met zware lobbymiddelen mevrouw Lodders en anderen te belobbyen. Wat dat betreft krijgen boeren dus alle ruimte om hun business as usual te blijven propageren. Het feit dat de melkquota onder druk van LTO zijn afgeschaft, heeft nu het gevolg dat zowel de melkveehouders als de dieren het loodje leggen. Ik denk echt dat we ook in deze Kamer nog vaak te maken hebben met een morele blinde vlek voor de wijze waarop we niet alleen met de dieren, maar ook met de boeren in Nederland omgaan. Als we zo doorgaan, met business as usual, en denken dat de vrije markt alles kan oplossen, houden we straks geen boer meer over hier in Nederland. Ik wil dus, zoals ik later in mijn betoog ook zal aangeven, dat wij voor een ander landbouwsysteem kiezen, dat werkelijk perspectief biedt voor boeren, voor dieren, voor natuur en voor milieu.
Mevrouw Lodders (VVD):
Dat is geen antwoord op mijn vraag. Laat mevrouw Thieme gewoon eerlijk zijn en laat ze hier betogen dat de Nederlandse consument moet stoppen met de vleesconsumptie, want dat is wat zij beoogt. Dat is prima, maar dan hoeven we hier niet een halfuur een hele sector over één kam te scheren en neer te zetten als een stel criminelen.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Wij zijn allemaal verantwoordelijk voor dit georganiseerde systeem, dat zorgt voor groot dierenleed. In een heel groot manifest hebben meer dan 300 hoogleraren en wetenschappers uit dit land een paar jaar geleden betoogd dat er een einde moet komen aan de bio-industrie. Het wordt breed gedragen in de maatschappij. De Sociaal-Economische Raad heeft ook gezegd dat dit landbouwsysteem in deze tijd niet langer houdbaar is en dat er onvoldoende maatschappelijk draagvlak is voor de gangbare veehouderij. Dat zijn Hoge Colleges van Staat waar we zeker ook naar moeten luisteren. Het is dus niet alleen de Partij voor de Dieren die zegt dat we ons voedsel op een andere manier moeten gaan organiseren. Ook steeds meer wetenschappelijke bureaus en anderen geven dat aan.
De heer Geurts (CDA):
Mevrouw Thieme beantwoordt de vragen niet. De vraag is heel simpel: moeten we stoppen met vlees eten in Nederland?
Mevrouw Thieme (PvdD):
Ik zou zeggen: kijk de film Meat the Truth. Die staat online op onze site, in twaalf talen, meen ik. Ik denk dat er vast een tussen zit die de heer Geurts zou kunnen gaan bekijken.
De heer Geurts (CDA):
We krijgen geen antwoord op de vraag.
Mevrouw Thieme (PvdD):
O ja! Dat wil ik best wel geven, maar …
De heer Geurts (CDA):
Ik ben nu aan het woord en niet u! Dat gaat de voorzitter tegen u zeggen. U moet niet door mij heen praten! Dat vind ik onbehoorlijk! Ik vind het ook onbehoorlijk hoe u spreekt over een heel hard werkende categorie in Nederland. Wees gewoon eerlijk en zeg dat in Nederland, in de ogen van uw partij, dus geen vlees gegeten mag worden.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Ik vind het ontzettend belangrijk dat wij toegaan naar een samenleving waarin er veel en veel minder vlees wordt gegeten, zeker! Dat vind ik omdat het onhoudbaar is om door te gaan met zo veel vleesconsumptie en omdat het slecht is voor het klimaat, slecht voor de natuur, slecht voor de biodiversiteit en slecht voor onze volksgezondheid. Dus: ja. Als we in Nederland allemaal zouden beginnen met één dag in de week geen vlees eten, zou dat gelijkstaan aan een broeikasgasbesparing van 1 miljoen auto's die van de weg worden gehaald. Ja, voorzitter, daar sta ik voor, en daar sta ik al tien jaar voor.
De heer Geurts (CDA):
Eén vlucht heen en weer naar Marrakesh geeft ook veel CO2. Het gaat erom dat mevrouw Thieme geen antwoord geeft. Zij draait eromheen. De kern is gewoon: de Partij voor de Dieren wil dat er in Nederland geen vlees meer gegeten wordt en dat er geen boeren en veehouders meer zijn die dat maken. Dat wilt u allemaal niet. U wilt dat wij gewoon gaan eten uit een fabriek waar vegetarisch voer vandaan komt.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Als wij nog een gezonde aarde willen hebben voor onze kinderen en kleinkinderen, is het ontzettend belangrijk dat wij onze vleesconsumptie drastisch gaan verminderen. Dat zegt niet alleen de Partij voor de Dieren, maar dat zeggen ook het Planbureau voor de Leefomgeving, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Chatham House, de FAO en Louise Fresco, om maar een van de medewerkers van de Wageningen Universiteit te noemen. Er zijn zo veel mensen; het is een trend die niet tegen te houden is.
De voorzitter:
Goed. Mevrouw Thieme gaat verder.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Graag wil ik afzonderlijk aandacht vragen voor de kalfjes die slachtoffer zijn van de melkvee-industrie. We weten dat er in Nederland 30 melkveeboeren zijn die de kalfjes bij de moeders laten, slechts 30 van de 17.000 melkveebedrijven. Hoe staat het met de aangenomen motie die vraagt om een plan van aanpak om pasgeboren kalveren niet langer van hun moeder te scheiden? Het pasgeboren kalf wordt meteen na de geboorte in een eenlingbox gestopt — het mag geen kistkalf meer genoemd worden — en vertoont daarna in de zogeheten groepshuisvesting gestoord gedrag. Het gaat wanhopig zuigen aan andere kalfjes. In Gelderland zagen we onlangs kalfjes die, om dit tegen te gaan, een neusring hadden gekregen met scherpe uitsteeksels om dit natuurlijke gedrag met een martelwerktuig te onderdrukken. Is dat dierenmishandeling of niet? Hoe beoordeelt de staatssecretaris deze handelwijze? Graag krijg ik een reactie.
Dan is er nog een varkentje dat nodig gewassen moet worden. Veel varkens maken de spoeling dun, luidt het spreekwoord en in de varkenshouderij is dat zeer voelbaar, voor de dieren en voor de boeren. Nog steeds ontbreekt het in veel varkensstallen aan het verplichte afleidingsmateriaal en worden biggenstaartjes massaal in strijd met wettelijke voorschriften afgeknipt. Tanden worden afgevijld. Dierenmishandeling! Brandveiligheidssystemen ontbreken in veel gevallen.
De varkensindustrie fokt al jaren zeugen die zo veel mogelijk biggen per worp geven. Naar verwachting loopt dit binnen drie jaar op naar 40 biggen per zeug per jaar. Omdat de zeug daar niet genoeg spenen voor heeft, worden er speciale superzeugen gefokt met extra spenen. In de strijd tegen overmatig antibioticabeleid bouwen boeren bijna steriele stallen, zogenaamde "specific pathogen free"-stallen, laboratoriumstallen waar biggen en varkens in plastic bakken letterlijk gestapeld worden en over rails door de stal gereden worden. Leven, lijden en sterven aan de lopende band, letterlijk. Dit wordt een "high care"-stal genoemd. Marketing is een mooi, maar cynisch vak.
Tijdens een werkbezoek kreeg de Kamer een filmpje te zien van een varkenshouder die trots liet zien dat zijn stal tjokvol varkens antibioticavrij was. Deze varkenshouder moest zich daarvoor wel meerdere malen per dag douchen en zich van top tot teen hullen in steriel plastic. Hij komt daarom alleen gepland en zo min mogelijk in zijn computergestuurde en hermetisch afgesloten stal. Fotografen mogen er niet in. Scharrelen, een zandbad nemen, wroeten, sociaal gedrag; het kan allemaal niet in een laboratoriumstal. Kan de staatssecretaris aangeven wat hij vindt van laboratoriumstallen in het kader van zijn streven om dieren het recht te geven op natuurlijk gedrag?
Na zo'n kort en ellendig leven in de vee-industrie volgt de vergassing. Als een varken op slachtgewicht is, wordt het dier na transport in een lift gedreven om daar af te dalen naar een met CO2 gevulde ruimte. Er is geen cameratoezicht, maar de geluiden spreken voor zich. Een proefopstelling van de Universiteit Zürich onthulde dat de varkens in de gaskamer een afschuwelijke dood sterven. Maar de Nederlandse varkensindustrie houdt vol dat vergassing zeer humaan zou zijn. Een verbijsterende constatering! Ik zal de beelden na mijn bijdrage online plaatsen, zodat het publiek zelf kan oordelen. Varkens happen naar lucht, gillen in paniek en proberen te ontsnappen om na een lange doodsstrijd stuiptrekkend te stikken. De NVWA constateerde dat het bedwelmen met CO2 voorafgaand aan de slacht bij varkens voor ernstige dierenwelzijnsproblemen zorgt.
Onze aangenomen motie om CO2-bedwelming uit te faseren, is tot op heden niet uitgevoerd. In Nederland sterven meer dan 60.000 varkens per week op deze manier. Ondertussen stappen slachthuizen nog steeds massaal over op deze goedkope en macabere slachtmethode. Ik roep de staatssecretaris vandaag ter verantwoording. Op welke manier is het vergassen van varkens te verenigen met de idealen die hem tot een politieke carrière brachten? Hij was op zoek naar "echte problemen en werkbare oplossingen". Hoe is het te verenigen met het verkiezingsprogramma van zijn partij en met zijn idealen van toen? Hoe is het te rijmen met het regeerakkoord, waarin wordt gesproken over een keiharde aanpak van dierenmishandeling? Ik hoor graag een reactie.
De vee-industrie is een door en door verziekt systeem. Dat is niet alleen desastreus voor de dieren zelf. De helft van het kippenvlees, 40% van het kalfsvlees en 13% van het rundvlees is besmet met antibioticaresistente bacteriën. ESBL heeft al tot dodelijke slachtoffers onder mensen geleid. Mensen die in de buurt wonen van veehouderijen hebben last van fijnstof, endotoxinen, uitbraken van zoönosen en stank. We hebben ten tijde van de Q-koortsepidemie kunnen zien hoe ziekten van dieren op mensen kunnen overslaan. Tienduizenden mensen raakten besmet. 4.000 mensen raakten chronisch ziek. Ten minste 74 mensen overleden.
Niet alleen de uitbraak van Q-koorts, maar ook uitbraken van vogelgriep en varkenspest hebben voor miljoenen slachtoffers onder dieren gezorgd. Deze ziekten bedreigen de volksgezondheid op niet eerder vertoonde schaal. Moet de staatssecretaris niet met mij concluderen dat de gangbare veehouderij ook op het vlak van gezondheidsrisico's onhoudbaar is?
De staatssecretaris noemt Nederland, met de grootste intensieve veehouderij, kampioen op het vlak van dierenwelzijn. Kan hij dat nog volhouden nadat ik al deze voorbeelden noemde? Nederland behoort in de EU tot de landen met het laagste percentage biologische landbouwgrond. Op slechts 3,1% van de landbouwgrond werken biologische bedrijven. Dat is ver onder het gemiddelde in Europa. Alleen landen als Bulgarije, Hongarije en Roemenië scoren slechter op dit punt. Je kunt jezelf dus al dierenwelzijnskampioen noemen als je honderden miljoenen dieren in donkere betonnen stallen opsluit, terwijl de dieren die daarin zitten nooit het daglicht zien. Waarom gedraagt de staatssecretaris zich als propagandachef van de bio-industrie? Kan hij daarover tijdens het laatste missionaire begrotingsdebat van het kabinet-Rutte II eindelijk duidelijkheid geven, zodat de kiezer zich een gedegen oordeel kan vormen over het kabinetsbeleid?
Natuurlijk hebben de conservatieve krachten binnen de industrie geprobeerd duidelijk te maken dat verandering alleen vanuit de markt kan komen, en dat de overheid vooral op afstand moet blijven. Ze wijzen op het level playing field in Europa, waardoor alles op de lange baan geschoven wordt. Ze wijzen erop dat elke verbetering vooral op basis van vrijwilligheid tot stand moet komen. Dat wordt al gezegd sinds de discussie over de aanvaardbaarheid van de intensieve landbouw zo'n 40 jaar geleden. De tactiek van aanschuiven en bewust vertragen zien we vooral optreden als er verandering nodig is en de gevestigde belangen, de vervuilende belangen daar geen zin in hebben. "Transitiepijn" noemt het Planbureau voor de Leefomgeving dat. Het bureau adviseert de overheid om daar niet langer in mee te gaan. De tijden van convenanten, blauwdrukken, taskforces en zelfregulering zijn volgens het PBL echt voorbij. Mijn fractie sluit zich daarbij aan. Ik zei al dat ook de Sociaal-Economische Raad concludeert dat de vrijblijvendheid en de zelfregulering in de veesector nu echt ten einde moeten komen. Kan de staatssecretaris beloven dat hij die aanbevelingen ook echt zal overnemen?
Want wat had de staatssecretaris moeten doen? Herman Wijffels was voorzitter van een commissie over de toekomst van de veehouderij. Hij zei in dat kader tijdens een uitzending van ZEMBLA het volgende. "De Nederlandse ambitie om de wereld te voeden is geweldig overtrokken. Het kabinet heeft sinds mijn rapport geen harde grenzen gesteld aan de melkveehouderij. Nu al zit een aantal grote melkveehouderijbedrijven in bijzonder beheer. Het illustreert dat de kwetsbaarheid in economisch-financiële zin toeneemt. De politiek heeft te lang te weinig gedaan en dit probleem zelf gecreëerd. Klaar!" De staatssecretaris heeft de belangrijke taak laten liggen om burgers weer vertrouwen te laten krijgen in de overheid. De veehouderij verkeert in een diepe, diepe crisis. Veehouders komt het water aan de lippen. Zij smeken om leiderschap vanuit de overheid.
Dat leiderschap zal moeten uitmonden in een voedselbeleid. Dat stelt ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Dat betekent dat wij goed moeten kijken naar hoe wij ons voedsel produceren en voor wie. Daarbij zijn mes en vork onze machtigste wapens tegen klimaatverandering, welvaartsziekten, milieuvervuiling en dierenleed.
En dat niet alleen. De honger in de wereld wordt niet veroorzaakt door te weinig voedsel. Integendeel, amper twee derde van het voedsel wordt daadwerkelijk opgegeten. Als wij kijken naar de hoeveelheid voedsel die op de akkers geoogst wordt, belandt er nog veel en veel minder in een mensenmond. Zo'n 40% van de wereldwijde graanoogst wordt opgeslokt door de intensieve veehouderij. Dat zijn kostbare voedingsstoffen, waarvan een groot deel van de beschikbare calorieën verloren gaat. Het voedselvraagstuk is een verdelingsvraagstuk. De belangrijkste vraag is: kunnen alle mensen voldoende en voldoende voedselrijk eten krijgen nu en in de toekomst? Jazeker, dat kan, maar dan moeten wij nu eindelijk echte keuzes maken voor de lange termijn.
Er liggen twee wegen open. Wij kunnen doorgaan op de huidige weg van overconsumptie van vlees, zuivel en eieren. Dit is de weg van megastallen, van ontbossing van het tropisch regenwoud om plek te maken voor nog meer plantages voor veevoer. Het is ook de weg van Bayer en Monsanto, die bodems en water vergiftigen, en bijen en vlinders dreigen te vernietigen. Het is de weg van kunstmest, die op de korte termijn de voedselproductie kan verhogen, maar op de lange termijn de bodem uitgeput achterlaat. Het is de weg van monoculturen, waarin ziekten en plagen makkelijk de overhand krijgen en massale misoogsten op de loer liggen. Het is de weg waarop elke dag vijf tot zeven boeren in Nederland moeten stoppen met hun bedrijf, omdat ze het simpelweg niet meer volhouden om hun producten onder de kostprijs te verkopen. En het is de weg van TTIP en CETA, die het veel boeren nog moeilijker zal maken om te kunnen blijven concurreren.
Maar er is ook een andere weg. Die weg wordt gekenmerkt door een landbouwsysteem dat in harmonie is met de omgeving, met het milieu, met mens en dier, waarin slim wordt samengewerkt met de natuur in plaats van die te bestrijden met landbouwgif. De biologische landbouw kent bijvoorbeeld al allerlei manieren om zonder gif te boeren. Het is een agro-ecologisch landbouwsysteem waarin de nutriëntenkringlopen gesloten zijn op regionale schaal, zodat bodems vruchtbaar blijven zonder het gebruik van kunstmest, waarin voedsel niet meer wordt verspild maar mensen voedt. Dat betekent niet alleen minder voedsel weggooien. Het betekent vooral dat wij moeten ophouden om voedsel dat wij zelf kunnen eten, te verspillen via dieren als overbodige tussenschakel. Waarom zouden wij twee tot zeven kilo soja aan een dier voeren om daar slechts één kilo vlees van over te houden als wij die kilo soja ook zelf kunnen opeten? Vlees is een zeer inefficiënte wijze van eiwitproductie en kan onmogelijk het groeiend aantal monden in de wereld voeden.
Volgens een onderzoek van de Universiteit van Minnesota kunnen we 4 miljard mensen extra voeden met het huidige akkerbouwareaal als wij ervoor kiezen landbouwgewassen niet langer te verwerken tot veevoer en biobrandstof. Wanneer ons voedsel plantaardiger wordt, kunnen wij meer mensen voeden, biodiversiteit behouden en klimaatverandering afremmen. Wij bouwen dan bovendien aan een soevereiner voedselsysteem, wat wij allang geleden lijken te hebben opgegeven, maar wat wel de sleutel is van een duurzaam en rechtvaardig voedselsysteem.
Europa produceert nu nog maar 20% van zijn plantaardige eiwitbehoefte. Wij zijn voor 80% afhankelijk van import. Dat is in een instabiele wereld een ongelooflijk groot risico, te vergelijken met onze energieafhankelijkheid. Aan de andere kant biedt het ook een kans voor boeren om dat weer naar zich toe te trekken. De teelt van eiwitrijke gewassen in Nederland en Europa, ook voor directe consumptie door de mens, neemt gelukkig geleidelijk toe, alhoewel het nog steeds erg traag gaat. Dat is hoopvol omdat het ons een stap dichter bij een duurzame en onafhankelijke voedselvoorziening brengt.
Het goede nieuws is ook dat steeds meer Nederlanders biologisch kopen. De besteding aan biologisch voedsel in Nederland is vanaf 2009 verviervoudigd. Biologisch realiseert ruim 1 miljard euro aan consumentenbestedingen en zit ondanks de crisis nog steeds in een groeifase. Nog maar 13% van de Nederlanders eet elke dag vlees. Er zijn dus zo veel kansen voor boeren om hier te kunnen blijven boeren als ze kiezen voor biologisch. Waarom zetten wij niet alle energie, alle tijd en alle investeringen in voor die manier van boeren?
De overheid heeft een belangrijke rol om te komen tot een toekomstbestendige landbouw. De consument laat zien dat hij meer regionale en diervriendelijke productie wil. Daar moet de politiek zich ook wat van aantrekken, omdat juist de markt daar faalt. Mensen willen niet dat er onduurzame en onethische producten in de schappen liggen en ze verwachten dat dat gewoon geregeld is. Geen consument klaagt dat er geen goedkope legbatterijeieren meer te koop zijn, net zomin als dat ook maar één consument zou klagen dat er geen kleding meer te koop zou zijn die met kinderhanden gemaakt is. Een mooi voorbeeld van luisteren naar maatschappelijke wensen is Tesla, de kleinste autofabrikant ter wereld. Het bedrijf Tesla is per verkochte auto honderd keer meer waard dan General Motors, het grootste automerk ter wereld, gerekend naar de beurswaarde. Willen we dus een toekomst voor onze boeren en opvolgers voor bestaande boerenbedrijven, dan zal het kabinet leiderschap moeten tonen en moeten inzetten op kansrijke, nieuwe en toekomstbestendige landbouwsystemen. We dienen een kader te scheppen waarbinnen een stabiele en duurzame ontwikkeling in de ecologische landbouw kan plaatsvinden. Is de staatssecretaris dat met mij eens?
Niet alleen dieren in de veehouderij worden in hun welzijn bedreigd. Elk jaar worden er ruim een miljoen dieren in de natuur doodgeschoten voor de lol van een handjevol jagers. De plezierjacht zou verboden worden, volgens de meeste verkiezingsprogramma's van de in dit huis vertegenwoordigde politieke partijen, maar de wil van de VVD werd wet. De PvdA moest in achterkamertjes beloven dat de plezierjacht ongemoeid zou blijven, anders zou de VVD niet akkoord gaan met de nieuwe Wet natuurbescherming. Mevrouw Lodders zei net dat ze dat inderdaad voor elkaar had gekregen.
Ook jagers steken veel energie in het inwijden van politici in de meest romantische kant van wat zij in bos en op hei doen. Volgens eigen zeggen pinkt de jager een traantje weg als hij een dier uit het systeem neemt om het voor ernstig lijden te behoeden. Een jager vertelt graag dat de plezierjacht een wezenlijke bijdrage levert aan het verduurzamen en regionaliseren van ons voedsel. Dat is absolute flauwekul waar geen weldenkend volksvertegenwoordiger voor zou moeten zwichten. Het zeer intensieve afschot en de jacht in Nederland leveren per Nederlander per jaar slechts 35 gram Nederlands wild op. 85% van in Nederland geconsumeerd wild is niet afkomstig uit de Nederlandse natuur. Dat komt gewoon uit de bio-industrie in landen als Argentinië, Polen en Nieuw-Zeeland. De plezierjacht is helemaal geen antwoord op de vraag naar regionaal geproduceerd voedsel. Al zou je alle dieren in Nederland in de natuur elk jaar doodschieten, dan nog kun je de mensen daarmee niet voeden. Sterker nog: de impact op de natuur is daarentegen enorm. De natuurlijke populatiedynamiek van dieren wordt letterlijk aan flarden geschoten. Door dieren als jachtbuit mee te nemen, gaan waardevolle mineralen uit de kringloop verloren. Dat zorgt voor ernstige verschraling van de natuur.
Jagers spiegelen de jacht graag voor als diervriendelijk alternatief voor de bio-industrie. Maar jonge dieren blijven moederloos achter en dus onverzorgd. Partnerverbanden worden wreed verstoord en de groepshiërarchie wordt letterlijk naar de eeuwige jachtvelden geholpen, met zwervende dieren als gevolg, die een gevaar voor zichzelf of voor anderen kunnen worden. Een hagelpatroon dat op dieren in volle beweging wordt afgevuurd, bevat enkele honderden metaaldelen. Er worden niet alleen dieren gedood, ook worden grote aantallen dieren niet dodelijk geraakt, die vervolgens in paniek vluchten. Zij sterven een pijnlijke dood door geperforeerde darmen, een gebroken kaak of afgerukte poten.
Jagers zeggen te jagen met respect voor het dier en zeggen dat we kunnen vertrouwen op hun weidelijkheidsprincipes. Wie die principes bestudeert, moet concluderen dat deze regels en tradities er vooral op gericht zijn om de sport rondom de jacht zo mooi mogelijk te houden. Als er gesproken wordt van "respect voor het wild", wordt vooral minutieus beschreven hoe het wild respectvol moet worden behandeld als het dood is. De regels zijn niet primair gericht op het dierenwelzijn. De hazenjacht bijvoorbeeld mag volgens de weidelijkheidsregels slechts in een vorm van drijfjacht plaatsvinden. Het dier moet dus rennen. Het mag niet stilstaand geschoten worden, omdat er dan tegemoet wordt gekomen aan het romantische idee dat het haas zou kunnen ontsnappen. "Het" haas, zeggen jagers. Dit betekent dat de kans om het dier ziek te schieten of te verwonden, groter is, maar dat hoort bij het spel. Het wordt niet-jagende natuurliefhebbers onmogelijk gemaakt om ten volle van de natuur te genieten, omdat de dieren als gevolg van de jacht onnatuurlijk schuw worden. Zij zijn bijna allemaal nachtdieren geworden.
Naast de plezierjacht worden jaarlijks nog vele honderdduizenden dieren gedood, zoals vossen, zwanen, herten, reeën, zwijnen en ganzen. Er wordt zonder enig onafhankelijk onderzoek beweerd dat zij overlast veroorzaken. De dieren worden bestreden met de zwaarste middelen, waarmee hun wettelijke bescherming ernstig geweld wordt aangedaan. Officieel zijn deze dieren niet bejaagbaar, maar ondanks die wettelijke bescherming worden jaarlijks de helft van alle edelherten, 70% van alle zwijnen en 30% van alle knobbelzwanen geschoten door jagers. Officieel heet dat niet "jacht", maar "populatiebeheer" of "schadebestrijding met het jachtgeweer". Dat is een semantische truc, die jagers in de praktijk vrij spel geeft.
Jagers zijn tegelijkertijd dierenpolitieagent, aanklager, rechter, beul en leverancier van de poelier. Dat zijn te veel belangen. De staatssecretaris heeft dit in de nieuwe Wet natuurbescherming gewoon nog even verder gelegitimeerd. De provincies varen in de praktijk blind op het advies van de jagers: hoeveel dieren moeten er dood worden geschoten en welke? Dit is de verklaring waarom er keer op keer plannen worden gemaakt voor het schieten van enorme hoeveelheden dieren, zonder dat nut en noodzaak ook maar enigszins helder zijn. Dit moet afgelopen zijn. Hoe gaat de staatssecretaris van een partij die zegt dat zij tegen de plezierjacht is, dit toch nog voor elkaar krijgen? Wij wachten op zijn antwoorden, met name over onafhankelijke onderzoeken naar het mogelijk veroorzaken van schade door dieren. Daar heeft hij nog geen antwoord op gegeven. We hebben een motie aangenomen gekregen die dit gaat regelen. Graag hoor ik wat op dat punt de stand van zaken is.
Zwanen zijn wettelijk beschermd en veroorzaken nauwelijks schade. Toch worden duizenden zwanen jaarlijks doodgeschoten met hagel. Zwanen zijn te groot om via hagel direct gedood te worden. EenVandaag toonde dit jaar beelden van aangeschoten zwanen die uit de lucht vielen en op de grond crepeerden met door hagelkorrels verbrijzelde vleugels. Niemand grijpt in, ook de staatssecretaris niet. Hij schuift zijn verantwoordelijkheid voor de zwanenjacht af op de provincie. De moedige dierenarts die beelden maakte van de misstanden tijdens de zwanenjacht, wordt nu zelf vervolgd, ondanks beeldmateriaal dat overtuigend aantoont dat niet haar maar de jagers van alles te verwijten valt. Graag krijg ik hierop een reactie.
Ik kan zeggen dat ik nog slechts het topje van de ijsberg op het gebied van het grote leed dat dieren wordt aangedaan, heb kunnen benoemen. Maar ik ben een gelukkig mens als de staatssecretaris alleen de problemen die ik heb benoemd en die heel wel oplosbaar zijn, eindelijk ook gaat aanpakken vanuit een overheid die zegt dat de grens van het toelaatbare niet alleen is bereikt, maar ook ver is overschreden. Alleen dat al onderschrijft mijn standpunt dat ik voorts van mening ben dat er een einde moet komen aan de bio-industrie, waar zo veel dierenmishandeling plaatsvindt.
De voorzitter:
Tot slot is het woord aan mevrouw Ouwehand, ook van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Wie de toekomst als tegenwind ervaart, loopt in de verkeerde richting. Natuur is al gauw duur. In het neoliberale denken kun je er de schoorsteen niet van laten roken, tenzij je de bomen kapt en als biomassa opstookt in kolencentrales. Als we de natuurdebatten tijdens deze kabinetsperiode samenvatten, dan was het geluid vooral: wees blij dat ik iets doe en tel uw zegeningen, want anders was er niets gebeurd. Dat suggereert dat natuur een luxe zou zijn: zolang we rood staan, kunnen we geen aandacht geven aan groen. Ik kan zeggen dat dit de kostbaarste misvatting van onze tijd is. Natuur heeft niet alleen waarde in zichzelf, maar is ook de basis van ons bestaan. We kunnen het ons niet veroorloven om roekeloos om te gaan met ecosystemen.
De joviale humor van het vrijemarktdenken is dat, wanneer je een weg aanlegt door een bos, je daarmee meteen twee bossen hebt: kleinere bossen, maar toch, en dan ook nog bossen waar je makkelijk met de auto naartoe kunt om pannenkoeken te eten of andere recreatieve activiteiten te ondernemen. Zijn dat nog natuurgebieden? Of zijn het pretparken langs de snelweg? Het ontbreekt nog net aan een clown en een ballenbak. De palen met de gele M, hangplekken voor horrorclowns, komen al griezelig dicht bij onze mooiste natuurgebieden.
De staatssecretaris lijkt vooral als taakopvatting te hebben gehad dat hij de reclameman moest worden voor de natuur. Dat is eveneens een welbewuste misvatting. Nederlanders zijn al dol op natuur. 93% vindt het belangrijk dat bestaande natuur wordt beschermd. Twee derde zegt: natuur gaat voor economisch gewin op de korte termijn. De natuur heeft geen marketingmannetje nodig maar een beschermheer.
Aan supporters van de natuur dus geen gebrek. Zij zijn ruimschoots in de meerderheid, onder de gewone mensen dan. Het vervelende is: de vijanden hebben sterkere wapens. En de staatssecretaris steekt geen vinger uit om dat wapengekletter te stoppen. De drie grootste vijanden van de Nederlandse natuur zijn: mest, gif en sleepnetten. Oftewel: intensieve veehouderij, intensieve tuin- en akkerbouw en intensieve visserij.
Waar de intensieve landbouw verschijnt, is het de biodiversiteit die verdwijnt. De diersoorten die op het platteland in aantal toenemen zijn varkens, kippen, geiten en koeien, en dat alles achter gesloten deuren. De populatie van andere diersoorten, zoals weidevogels, neemt in vliegende vaart af. Wat oogt als groene weilanden, is in termen van biodiversiteit een landbouwwoestijn: steeds eentoniger en steeds grootschaliger. Kruiden- en bloemenrijke graslanden maakten plaats voor overbemeste biljartlakens, waarop letterlijk al het leven is weggemaaid of platgespoten.
Nederlandse boeren zijn wereldkampioen efficiëntie en duurzaamheid, zo wordt dikwijls beweerd. In de praktijk betekent dit vooral dat we veel, heel veel mest produceren op een heel klein oppervlak. Vorig jaar was het dik 76 miljard kilo. Dat is meer dan 4.500 kilo per Nederlander, ook als je alle baby's meetelt. Het gaat om meer dan 25 badkuipen per persoon. Opvallend genoeg ging het in 2012, bij de start van dit kabinet, nog om 71 miljard kilo. 5 miljard kilo mest, oftewel 500 kilo per Nederlander, kwam erbij in de drie jaar dat er een Partij van de Arbeid-bewindspersoon op landbouw zat. En aan het eind van dit jaar zal dat zelfs nog meer zijn. Het CDA rechts inhalen met een mestkar: dat is knap. Maar het is ook een prestatie waar niemand wat aan heeft. Behalve voor mestkevers is die enorme Nederlandse mesthoop een ramp voor de natuur. Het gevolg is dat grote sommen geld, die bedoeld zijn om te investeren in natuur, opgaan aan het wegwerken van de rommel die de vee-industrie en trouwens ook de gifspuiters ongestraft lozen in onze ecosystemen. Het dumpen van drugsafval in natuurgebieden roept grote zorg en verontwaardiging op in de Kamer en bij de staatssecretaris — dat is geheel terecht overigens — maar dan vraag ik: waar blijft de verontwaardiging over de non-stopvervuiling van de natuur door de veehouderij? Waar blijft de bestraffing voor het met voorbedachten rade toebrengen van ernstige schade met blijvende gevolgen?
Alle warme woorden over natuur ten spijt, het antwoord is: er komt geen straf voor de veehouderij. Er komt beloning. Er waren al forse subsidies. En nu is er ook de Programmatische Aanpak Stikstof, de juridische mistbank die wordt verkocht als een natuurbeschermingsinstrument, maar die in werkelijkheid bedoeld is om weer nieuwe vergunningen te verlenen voor megastallen en andere verziekers van platteland en biodiversiteit. Het is een pervers systeem, waarin noodzakelijke herstelmaatregelen, zoals het plaggen van heidevelden, worden gekoppeld aan het recht om nog meer te vervuilen. In de Schoorlse duinen gaan hele bossen eraan, om ruimte te maken voor megastallen. Dat is depositieruimte, om in het eufemistische jargon te blijven. De Partij voor de Dieren is de enige partij die zich hier met hand en tand tegen heeft verzet, de enige partij die zich niet in het pak heeft laten naaien door het slim gekozen frame dat de Programmatische Aanpak Stikstof bedoeld was voor natuurherstel.
Het zijn hardcore landbouwbelangen die hier de dienst uitmaken. Het is de vee-industrie die bepaalt hoe het natuurbudget wordt besteed. Het was slim bedacht hoor, door het CDA; dat moet je ze nageven. Het werd uitgevoerd door de VVD, die natuurlijk wel enthousiast was, en de Partij van de Arbeid, kritiekloos kunnen we wel zeggen. En het werd gesteund door niet alleen de usual suspects PVV en SGP, maar ook GroenLinks, ChristenUnie en D66. Dat is nou het compromisme waar de natuur niets mee opschiet, om niet te zeggen: van de regen in de ammoniakdrup raakt.
Die hele stikstofaanpak is gebaseerd op het idee dat er zoiets is als het recht om te vervuilen, een recht om de natuur, die van ons allemaal is, onherstelbaar te beschadigen. Dat recht bestaat helemaal niet. Als je bij ons thuis iets kapotmaakte wat niet van jou was, werd je spaarpot omgekieperd en zorgde je netjes voor vervanging. Dat zijn prima normen en waarden als je het mij vraagt, die overigens ook keurig gelden in het burgerrecht. Waarom zou de veehouderij niet aan die normen en waarden hoeven te voldoen?
De staatssecretaris heeft dit jaar alles uit de kast gehaald om natuur te promoten. Dat was onnodig, want burgers weten de waarde van de natuur heel goed in te schatten. Ze noemen contact met de natuur het belangrijkste in het leven, na vrienden en familie. Het is de industriële landbouw die een hekel heeft aan natuur, en vooral aan de Natuurbeschermingswet. Dus als de staatssecretaris ergens een vurig pleidooi had moeten houden over het belang van onze natuur, ook voor een gezonde landbouw, dan was het wel in al die overlegjes met LTO. Maar goed, dat deed hij dus niet. En het is natuurlijk wel een slimme zet. Om de aandacht ervan af te leiden dat je de natuur aan het opofferen bent aan de vee-industrie, organiseer je gauw een wedstrijdje "mooiste natuurgebied van Nederland". Dan lijkt het nog wat.
Ik herhaal: de natuur heeft geen reclame nodig, maar bescherming. Natuurlijk kun je een publieksverkiezing organiseren — altijd leuk, altijd goed — maar het wordt wel wat wereldvreemd als je een feestje viert ter ere van zwaar beschadigde ecosystemen en als datzelfde feestje op geen enkele manier bedoeld bleek als startschot om die zo bejubelde natuur daadwerkelijk te gaan beschermen. Ook een tikkie vervreemdend: het grootste natuurgebied van Nederland, de Noordzee, kreeg geen enkele aandacht. Het meest soortenrijke natuurgebied van ons land, Saba, evenmin.
"De zee heeft me verteld dat ze moe is, dat ze er zeer beroerd aan toe is", zong Paul van Vliet al in 1971. Sindsdien is het er niet veel beter op geworden. De onderwaterwereld is van onschatbare waarde. Driekwart van de zuurstof die wij inademen, danken wij aan de zee, de longen van de aarde. Publiek belang dus. Maar de Noordzee wordt behandeld alsof het om particulier viswater gaat. Intensieve visserij mag onvoorstelbare roofbouw plegen in de zee, die eigenlijk van ons allemaal is. Boomkorkotters trekken met hun zware sleepkettingen letterlijk het bodemleven aan gort bij de vangst op platvissen als tong, schar en schol. Dat is alsof je in één klap een compleet bos neermaait om de herten die daarin leven te vangen. Alles mag kennelijk kapot voor de visserij. 70.000 ton vis, oftewel honderdduizenden vissen, worden daarbij als nutteloze bijvangst uit het water getrokken om vervolgens zwaar verwond weer overboord te worden gegooid. Het is onnodig te vermelden dat het grootste gedeelte van deze vissen dat niet overleeft. De Noordzee, ons grootste natuurgebied, verkeert in kritieke toestand. En als de zee zegt dat ze moe is, betekent dat dat ons land er zeer beroerd aan toe is.
De sector probeert de groeiende zorgen over de toestand van onze zeeën en oceanen de kop in te drukken met sussende keurmerken. "Duurzaam gevangen vis" noemen ze het zelf. Dat is visserslatijn. Duurzame visserij en viskweek zijn net zulke fabels als diervriendelijk gevangen of diervriendelijk gekweekte vis. Stofzuigerboten slepen namelijk urenlang hun netten door het water tot de vissen die erin gevangen zitten totaal zijn uitgeput en het meezwemmen moeten opgeven. Bij veel vissen barsten zwemblaas en andere ingewanden. De vissen die de pech hebben achter in het net te hangen, worden doodgeplet onder het gewicht van hun soortgenoten. De vissen die de hele rit overleven, leveren aan boord een ellenlange doodsstrijd tot ze uiteindelijk stikken in de lucht of levend worden gestript. Dit zijn levende wezens met bewustzijn en gevoel. Alleen het simpele feit dat ze niet kunnen schreeuwen, geeft ons nog niet het recht om ze op gruwelijke wijze aan hun einde te laten komen bij vangst en slacht. Wie vindt het eigenlijk verantwoord om wezens met gevoel en bewustzijn letterlijk te laten stikken? De staatssecretaris soms? Ik kan het me niet voorstellen. En het levend koken van kreeften? Ik vraag hem: waarom zou de verplichting om dieren een ellenlange en stressvolle doodstrijd te besparen niet hoeven gelden voor dieren uit de zee?
De zee verdient bescherming. De vissen en alle andere bewoners van de zee verdienen mededogen. De Partij voor de Dieren wil zeereservaten waarin de onderwaternatuur daadwerkelijk wordt beschermd en een einde aan verwoestende visserij en inhumane dodingsmethoden. En laten we in hemelsnaam onze fouten niet herhalen: stop de nieuwe bio-industrie die viskweek heet.
De manier waarop we met dieren omgaan heeft grote invloed op alles wat voor onszelf belangrijk is, ook als dat kleine dieren zijn zoals bijen, hommels en vlinders. Het grootschalige gebruik van gif in de gangbare landbouw is de doodsteek in het hart van de ecosystemen waar we volledig van afhankelijk zijn. Zonder deze bestuivers geen levende natuur. Zonder deze bestuivers geen voedselgewassen. 70% van het aanbod bij de groenteboer zal verdwijnen. "Appels en peren vergelijken" wordt een uitdrukking van vergane tijden.
Ons land staat in de top drie van landen met het hoogste gifgebruik ter wereld. Al dat landbouwgif zorgt niet alleen voor schade aan de natuur, het zorgt ook voor gezondheidsschade bij de mensen die langs de akkers wonen en bij de schoolkinderen die soms wel drie keer per week door de gifmisten naar school fietsen. De Partij voor de Dieren krijgt, drieënhalf jaar na oprichting van haar meldpunt Gifklikker, nog steeds iedere week meldingen van mensen die zich grote zorgen maken over wat het gifgebruik van hun agrarische buurman doet met hun gezondheid en die van hun kinderen. De staatssecretaris moet en kan de gifdeken van ons land aftrekken. We moeten van de gangbare intensieve landbouw overstappen naar natuurinclusieve landbouw zonder gif en kunstmest, maar met gezonde bodem, water en lucht. Dat is de redding van de bij, van de weidevogel, van de boer en van de burger op het platteland.
Dat we de natuur zo veel schade toebrengen is een symptoom van het dominante menscentrale denken, dat zo snel mogelijk moet worden ingeruild voor een veel gezonder wereldbeeld. Dat geldt ook voor de arrogantie waarmee mensen de natuur naar hun hand menen te kunnen zetten voor eigen belang, door dieren te fokken als accessoire bijvoorbeeld. Bij veel hondenrassen is het uiterlijk zo extreem dat de dieren er ernstig onder lijden. 40% van de rashonden heeft een of meer erfelijke aandoeningen. Dat zegt natuurlijk nog niet zo veel, dus ik zal een voorbeeld noemen. Cavalier King Charles-spaniëls — dat zijn de hondjes die Pim Fortuyn had — zijn inmiddels zo ver doorgefokt op kleine schedels, dat hun hersenen er niet meer in passen. Deze dieren hebben hun hele leven, non-stop hevige pijn. Een keurmerk gaat geen einde maken aan dit welbewust gecreëerde hondenleed. Hier gaat alleen een einde aan komen als de overheid het fokken met aangeboren afwijkingen verbiedt.
Ernstig dierenleed is ook aan de orde van de dag in de huisdierenhandel. Busjes vol pups komen iedere week uit Oost-Europa, waar de moederhonden in smerige hokken nest na nest moeten werpen. Crimineel en lucratief over de ruggen van weerloze dieren. De Kamer steunde een motie van de Partij voor de Dieren, maar de uitvoering van de staatssecretaris is veel te slap. Wil je de handel in pups uit broodfokkerijen stoppen, dan moet je ervoor zorgen dat een dierenarts de chipplicht uitvoert in het bijzijn van het moederdier. Wat we nodig hebben zijn strengere controles en veel meer capaciteit voor de handhaving, een levenslang houdverbod voor Nederlandse fokkers die het alleen maar doen voor het geld en een verbod op de verkoop van dieren op Marktplaats en andere veilingsites. Waarom blijft de staatssecretaris het de broodfokkers zo makkelijk maken om te dealen in zieke pups?
Ook de handel in bedreigde diersoorten is een nietsontziende vorm van criminaliteit. Nederland heeft de twijfelachtige eer een belangrijke doorvoerhaven te zijn voor deze illegale handel. Zeldzame koralen, reptielen en exotische vogels worden op grote schaal verkocht op Nederlandse beurzen, zo konden we deze week weer eens vernemen bij Vroege Vogels. Dit is ontoelaatbaar. De opsporing en handhaving van illegale handel in bedreigde diersoorten moet snel worden geïntensiveerd.
Er is lang, heel lang, lacherig gedaan over de dierenpolitie. De Partij voor de Dieren kwam tien jaar geleden in de Kamer met dit punt in haar verkiezingsprogramma, net als collega Graus, die dit met succes in coalitieonderhandelingen heeft ingebracht in 2010. Toen de dierenpolitie werd ingesteld, was het gehoon niet van de lucht: de caviapolitie, terwijl er kindermishandeling is in Nederland! Zodra de kortstondige vrijage van de coalitie met de PVV ten einde was, werd er wraak genomen op die partij via drastische inperking van de budgetten van de dierenpolitie. Dat was eerwraak over de rug van weerloze en onschuldige, zwaar mishandelde dieren. Dan is het niet zo gek dat steeds meer burgers de traditionele politiek de rug toekeren omdat ze zich niet meer vertegenwoordigd voelen. Vorige week werd in een gesprek met het Veterinair Forensisch team maar weer eens duidelijk dat de wijze waarop we met dieren omgaan bepaalt hoe we met mensen omgaan. Dierenmishandeling is een loei van een alarmbel voor huiselijk geweld, voor kindermishandeling, voor criminaliteit. Het opsporen en bestraffen van dierenbeulen is van groot belang voor de dieren zelf en voor de mensen die het slachtoffer zijn van hetzelfde gestoorde gedrag van dezelfde dader. De Partij voor de Dieren wil dat dierenbeulen kunnen worden opgespoord, veroordeeld en gestraft met een levenslang houdverbod en dat er passende straffen komen voor de strafbare feiten die ze in veel gevallen daarnaast nog hebben gepleegd. Kan de staatssecretaris het belang daarvan voor dier en mens onderschrijven? Gaat hij zich daarvoor inzetten?
Een heel effectieve manier om dieren te beschermen en het budget voor de handhaving onder controle te houden, is simpelweg een einde maken aan vormen van handel of vermaak, of beide, waarvan je weet dat ze een broedplaats zijn voor dierenleed. Hoe vaak moeten vrijwillige inspecteurs nou nog met beelden komen om te laten zien dat paarden en pony's op paardenmarkten structureel blootstaan aan mishandeling? Dieren staan de hele dag in stressvolle omstandigheden op spekgladde keien of diep in de modder, worden te kort aangebonden, worden opgetild aan hun staart, worden geslagen met stokken en hebben geen drinkwater. Handelaren zijn agressief tegenover dierenwelzijnsorganisaties en maken de NVWA het inspecteren onmogelijk. Sommigen zijn zo onder invloed van alcohol, dat zij niet in staat zijn om hun dieren fatsoenlijk te verzorgen. En toch krijgen die handelaren het voordeel van de twijfel, in plaats van de dieren. Stop dat omgekeerde vrijheidsdenken. Verbied die paardenmarkten, nu.
Veel dierenleed ontstaat uit onwetendheid, als mensen aan een huisdier zijn begonnen zonder ook maar een idee te hebben van wat zo'n dier nodig heeft aan omstandigheden en verzorging. We noemen dat impulsaankopen. Wie dierenleed en uitpuilende asielen wil voorkomen — en dat lijkt de Partij voor de Dieren meer dan zinnig — zorgt ervoor dat impulsaankopen van dieren niet meer voorkomen. Nou laat de branche waarmee de staatssecretaris zaken doet, die van de dierenspeciaalzaken, in zijn vakblad doodleuk iemand aan het woord die de auteur is van het dubieuze boek Manipuleren kun je leren. Het schijnt een bestseller te zijn, waarin uitgebreid wordt uitgelegd hoe je een gezinnetje dat in jouw winkel komt en dat niet van plan is om een konijn te kopen voor de dochter, toch een konijn kunt aansmeren. De tip is letterlijk: richt je op de vader, niet op de moeder, want de vader gaat sneller om. Wordt het niet eens tijd om daar iets tegenover te zetten? De Partij voor de Dieren wil een plan van aanpak om impulsaankopen te bestrijden.
In Nederland worden katten afgeschoten met vergunning. Hoe de jagers onderscheid kunnen maken tussen een huiskat die een wandelingetje maakt en een zwerfkat is volstrekt onduidelijk. Dat ze dat niet kunnen, blijkt uit de talloze schrijnende verhalen van mensen die hun kat zijn kwijtgeraakt aan een jager. Los daarvan is het afschieten van katten geen oplossing voor welk probleem dan ook. Wat het wel is, is dit: moreel onverdedigbaar, zeker na het advies van de Raad voor Dierenaangelegenheden van eerder dit jaar. Wil je de zwerfkattenpopulatie binnen de perken houden, zo schrijft deze raad, dan kan dat met een sluitend identificatie- en registratiesysteem. Maar wat zegt de staatssecretaris? Hij zegt dat hij dat niet doet. Naast dit advies van de Raad voor Dierenaangelegenheden ligt er een aangenomen motie van de Partij voor de Dieren en de Partij van de Arbeid, nota bene, en nog zegt de staatssecretaris njet. Kan de staatssecretaris dat nou eens uitleggen: geen katten chippen, maar wel afschieten?
Tot slot de proefdieren. Als ergens duidelijk wordt dat veranderingen leiderschap vergen en dat je dat niet aan de sector zelf kunt overlaten, is het in de laboratoria waarin op levende dieren wordt geëxperimenteerd: dierproeven. Het liedje luidt al jaren dat dierproeven alleen worden gedaan als het echt niet anders kan, dat er wordt ingezet op alternatieven en dat het aantal dierproeven tot het minimum wordt beperkt. De realiteit is dat de standaard nu eenmaal is dat er op dieren wordt getest. Het hele systeem zit vast in een werkwijze die aantoonbaar slechte resultaten oplevert. 80% van de medicijnen die na uitgebreide experimenten op dieren een goed idee leken, valt af als ze in een klinische trial worden getest op de mens. Het is dus in het belang van mens en dier om met betere technieken te komen. De voorlopers die veranderingen voor zich zien, lopen echter vast in de grindbak van het systeem, dat is ingericht op de dierproef als de gouden standaard. Een standaard met een wel heel zwarte rand, zou ik zeggen.
De verandering die iedereen wil, moet worden afgedwongen; zo simpel is het. We kunnen niet accepteren dat het aantal dieren dat de dood vindt in proefdierlabs, ieder jaar stijgt omdat we weigeren een verbod in te stellen op genetisch geknutsel aan dieren. Ieder jaar komt bijna een half miljoen dieren in genetische experimenten als misbaksel ter wereld en wordt vervolgens gedood. Onacceptabel, voorzitter. Wie niet van richting verandert, eindigt daar waarnaar hij op weg is. De route van plan A leidt naar een weinig feestelijke bestemming. De Partij voor de Dieren zegt: het is tijd voor plan B.
De voorzitter:
Dank. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
De staatssecretaris gaat donderdag antwoorden. Dan gaan we gewoon verder. Ik dank de collega's en de staatssecretaris.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20162017-25-22.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.