Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 12, item 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 12, item 9 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst ( 34264 ).
De voorzitter:
Voor deze wetsbehandeling hebben zich negen sprekers aangemeld. Ik geef als eerste het woord aan de heer Verhoeven van de fractie van D66 als hij zo ver is. Dat geeft mij nog even de tijd om ook de staatssecretaris van harte welkom te heten, evenals zijn ambtenaren, de mensen die meekijken en de mensen die meeluisteren.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. Bananasplit, Ranking the stars en De slechtste chauffeur van Nederland. De vraag is waarom dat moet op kosten van de belastingbetaler. Dit soort programma's zie je ook bij de commerciëlen. Dit zei de staatssecretaris een jaar geleden, op 13 oktober, vol bombarie op het Veronicaschip bij de presentatie van zijn plannen voor de publieke omroep. Het waren dus niet mijn woorden, maar dat hadden ze wel kunnen zijn want ik ben het er zeer mee eens. D66 wil namelijk een publieke omroep die publieke meerwaarde creëert door zich aan zijn kerntaak te wijden. Een omroep dus die programma's maakt die verdiepend en vernieuwend zijn, die cultuur belichten en creativiteit ademen en die de zaak eens van een andere kant bekijken. Kortom, de genres nieuws, achtergrondjournalistiek, educatie, cultuur en drama. Verder wil D66 een bestel zonder bevoorrechte positie voor omroepverenigingen, want deze verenigingen zijn oude vehikels uit het verzuilde Nederland. D66 wil een omroep waarin creatieve competitie vooropstaat en waarin de deur openstaat voor iedereen met een goed programma-idee. Dat is pas echte pluriformiteit, zo zeg ik in het bijzonder tegen de ChristenUnie en het CDA.
D66 kan zich dan ook goed vinden in de lijn van de staatssecretaris: in de eerste plaats een publieke omroep die als kerntaak heeft informatie, educatie en cultuur, geen amusement om het amusement en in de tweede plaats het openstellen van de helft van het budget voor programmamakers van buiten, als eerste stap — ik zeg dat er uitdrukkelijk bij — naar een open bestel.
De heer Klein (Klein):
De heer Verhoeven begint te praten over een bestel dat volstrekt vermolmd en verouderd is, dat bestaat uit omroepverenigingen uit een verzuilde structuur en dat hij die eigenlijk weg wil hebben. Mijn eerste vraag is waarom de heer Verhoeven dan geen amendement indient om de omroepvereniging meteen om zeep te helpen. Mijn tweede vraag is of de hele structuur van die verzuiling in feite niet een weerspiegeling is van de samenleving die wij hier in de Tweede Kamer hebben, die evenzo een heel verzuild gezelschap vormt met allemaal partijen uit de vorige eeuw die nog proberen iets klaar te maken.
De heer Verhoeven (D66):
Volgens mij hoef ik geen amendement in te dienen en in de tweede plaats denk ik niet dat de afspiegeling van de Tweede Kamer overeenkomt met de afspiegeling van de omroepen en al helemaal niet van de samenleving. De omroepverenigingen hebben zelf 3,5 miljoen leden en zeggen daarmee de hele samenleving te vertegenwoordigen, maar Nederland heeft 17 miljoen inwoners. Ik denk niet dat dit een goede afspiegeling is.
De heer Klein (Klein):
De politieke partijen hebben net 300.000 leden samen. Hoe kan de heer Verhoeven dan beweren dat zij een afspiegeling vormen? Dat kan hooguit daar waar we praten over de verkiezingen. Die 3,5 miljoen vertegenwoordigen ook maar twee keer — zeker de meeste gezinnen — 7,5 tot 10 miljoen mensen. Dat is dus geen plausibele reden. Veel belangrijker is dat de uitgangspunten die we hebben geformuleerd, uitgaan van een democratisch bestel met omroepverenigingen. Daar hoort uiteraard ook een keuze voor diverse programma's bij. De heer Verhoeven stemt ook in met Ranking the stars als een geweldig fout amusementsprogramma …
De voorzitter:
Mijnheer Klein, ik verzoek u uw vraag kort en bondig te formuleren!
De heer Klein (Klein):
Ja, dus kort en bondig: waarom is D66 nu voor betutteling en voor het ingrijpen in de vrijheid van programmamakers door bijvoorbeeld te zeggen dat Ranking the stars niet hoort?
De heer Verhoeven (D66):
Ik ben het eens met de heer Klein dat de vergelijking tussen de publieke omroepverenigingen en de Tweede Kamerpartijen geen goede vergelijking is. D66 is niet voor betutteling, maar wel voor een publieke omroep die de kerntaak goed uitvoert en ervoor zorgt dat hij de programma's biedt die echt een publieke meerwaarde hebben.
Ik vertelde net dat ik me goed kan vinden in de lijn van de staatssecretaris. Eigenlijk bedoelde ik te zeggen dat ik me goed kón vinden in de lijn van de staatssecretaris, namelijk die van de staatssecretaris van een jaar geleden, van die stoere staatssecretaris die op dat Veronicaschip stond. De wetswijziging die wij vandaag bespreken, is namelijk nog geen schim van de zo luidkeels aangekondigde revolutie die de publieke omroep verregaand zou veranderen. Laat ik het daarom maar zeggen zoals het is. De staatssecretaris maakt zijn grote woorden niet waar. De staatssecretaris levert niet wat hij heeft beloofd. En de staatssecretaris staat vandaag eigenlijk in zijn hemd, met in zijn handen een sterk afgezwakte wet en met zijn enkels vastgeketend aan een loden bal waarop "PvdA" staat. Wat overschiet is een marginale stap vooruit. Wel, zo zeg ik daarbij, in de goede richting, maar het schiet zo niet op.
De wet die we vandaag bespreken is namelijk, zo mag je wel zeggen, het moeizame resultaat van een intrigerend schaakspel op twee borden. Schaakbord 1 staat in Den Haag: de Partij van de Arbeid tegen de VVD. Schaakbord 2 staat in Hilversum: de NPO tegen de omroepen. Op het eerste bord is de staatssecretaris mat gezet door de Partij van de Arbeid. De staatssecretaris haalt verstrooiing weliswaar uit de wet, maar om iedereen tevreden te houden heeft hij vervolgens in de wet gezet dat amusement wel mag als middel, namelijk als drager van de drie kerndoelen informatie, educatie en cultuur. En het mag ook als lokker van publiek. Dus: amusement om publiek te lokken. Ik hoorde net ergens een alarm afgaan. Inderdaad is dit alarmerend nieuws. Oftewel: amusement blijft gewoon in alle denkbare vormen mogelijk op de buis.
Tegelijkertijd strijden op dat tweede schaakbord de NPO en de omroepen. Ze strijden om de macht in Hilversum. De omroepen staan op verlies. Zij dreigen de grip op producties te verliezen, want de NPO wil een machtig en sturend orgaan worden. De strijd is nog niet gestreden. Het voorlopige resultaat is een concessiebeleidsplan, waarover we vandaag overigens niet spreken, met talloze open eindjes en slecht uitgewerkte rafelranden. Dat hebben ook de Raad voor Cultuur en het Commissariaat voor de Media opgemerkt. Het resultaat is dus een publieke omroep die net zo veel amusement mag uitzenden als voorheen — dat is gewoon precies hetzelfde gebleven — ten koste van programma's die echt een publieke meerwaarde hebben. Het resultaat is een bestel dat op papier wordt opengezet voor buitenproducenten, maar in de praktijk juist verstopt zal raken door bureaucratisch getouwtrek. Mijn eerste vraag aan de staatssecretaris is daarom: wat verandert er nu echt, wat is er nog over van uw plannen?
Het moge duidelijk zijn: het plan van de staatssecretaris wás veelbelovend, maar de uitwerking laat helaas veel te wensen over. D66 wil geen verkapte commerciële omroep. Daarom doet mijn fractie vandaag een aantal voorstellen voor een publieke omroep die zich richt op zijn kerntaken, die niet marktverstorend is, die transparant is en die goede checks and balances kent, zodat wordt voorkomen dat een kleine groep mensen alles kan bepalen.
Met deze wet mag amusement worden ingezet om kijkers te trekken naar informatie, educatie en cultuur. Ordinaire kijkcijferprogrammering dus, precies waar de publieke omroep níét voor is bedoeld. D66 heeft daarom een amendement om de zogenaamde sandwichformule weer uit de wet te schrappen. Als het goed is, is dat amendement bij de collega's bekend. Ik hoor graag een reactie daarop van de staatssecretaris.
Eerdere bezuinigingen op de publieke omroep dwingen tot keuzes die naast de medewerkers ook het aanbod raken. Dat betekent niet dat we activiteiten moeten opheffen die voorzien in een publieke behoefte en waarvoor bij de commerciële zenders ook geen plaats is. Dat is namelijk de omgekeerde wereld. Het is bijvoorbeeld de omgekeerde wereld dat zenders als Sterren.nl mogen blijven bestaan, terwijl dat gewoon commerciële concurrenten zijn, zoals 100% NL en TV Oranje. Of neem de wens van de NPO om te snijden in opinieprogramma's. Opinie lijkt mij een typische kerntaak van de publieke omroep. In plaats daarvan strijdt de NPO echter liever voor elke meter amusement.
Intussen verdwijnt Radio 6, de zender voor soul en jazz, per 1 januari. Dit is een station dat juist voorziet in een vraag waarin de commerciële zenders niet voorzien. Dat is de omgekeerde wereld. D66 zal daarom samen met de Partij van de Arbeid straks, diep in de nacht, er een motie over indienen, om zo een volwaardige plek te behouden voor soul en jazz, bijvoorbeeld door deze muziek een goede plek te geven bij Radio 4 en dit ook vast te leggen in het concessiebeleidsplan. Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris.
In het kader van amusement versus de kerntaak vraag ik me af waarom het tweede lid van artikel 2.50, over de profilering van zenders, wordt geschrapt. Deze profilering is bedoeld om kaders te stellen. Ook commerciële radiozenders moeten volgens de zogenaamde clausulering aan tal van eisen voldoen. Met het schrappen van deze bepaling mogen publieke zenders volledig naar eigen inzicht programmeren. In principe vindt D66 het goed om zenders vrij te laten, maar dat moet dan voor alle partijen gelden, dus ook voor de commerciële radiozenders. Daarom vragen wij om die clausulering te schrappen. Ik krijg hierop graag een reactie.
Mijn volgende punt heb ik al vaker aangesneden, namelijk de marktverstoring en de oneigenlijke concurrentie door de publieke omroep. Ik snap heel goed dat het vanzelfsprekend en onvermijdelijk is dat de publieke omroep en de commerciële omroepen in dezelfde kijk- en luistervijver vissen. De staatssecretaris is heel dubbel in dit opzicht. Aan de ene kant is hij heel kritisch op de commerciële nevenactiviteiten van de publieke omroep. Aan de andere kant geeft hij de NPO de commerciële opdracht om meer eigen inkomsten te genereren.
De Ster wil ook steeds verdergaan in het optrekken van de publieke reclame-inkomsten. Dat vindt D66 nergens voor nodig. Daarom stellen wij voor om de maximaal toegestane grens voor reclame zoals die in de wet is geregeld, te verlagen van 10% naar 8% per jaar. Overigens zit de publieke omroep op dit moment nog niet aan die 10%, maar we willen voorkomen dat er onder druk van de oproep van de staatssecretaris om meer geld te verdienen, de komende tijd steeds meer reclame op de televisie komt. Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris.
Ook online — dit is een steeds belangrijker domein voor de publieke omroep en overigens voor alle media — probeert de Ster steeds meer bij te verdienen, bijvoorbeeld door langere reclames op Uitzending Gemist. We gingen al van één reclamefilmpje voor een fragment naar twee van die filmpjes. Als we niet oppassen, gaan we ook nog van 30 seconden naar één minuut. Dat is irritant en onnodig, zeker als die extra reclames bijna niks opleveren. Wat D66 betreft stopt de NPO dus met het oprekken van online reclames. Hoe denkt de staatssecretaris daarover? Is hij bereid om online reclame net als televisie- en radioreclame in de wet te regelen in plaats van via een zogenaamde bindende regeling? Zo is het nu geregeld.
D66 heeft twee voorstellen om de Ster te verbeteren. In de Mediawet staat dat reclames niet mogen aansluiten op programma's van kerkelijke of geestelijke aard. Dat is ook zo'n erfenis uit dat verzuilde Nederland. Wij stellen voor om die bepaling gewoon uit de wet te halen. Wij hebben hiervoor een amendement ingediend. Ik krijg graag een reactie van de staatssecretaris hierop.
De Ster zou zelfs veel meer kunnen verdienen als zij zich zou openstellen voor andere partijen. Nu mag de Ster namelijk naar eigen inzicht adverteerders weigeren. Dat betekent dat de ene commerciële partij, zoals HBO of Netflix, wel wordt toegelaten, terwijl de andere, zoals BNR, wordt geweigerd. Er is dus sprake van volledige willekeur. Dat is misbruik van de machtspositie van de Ster. Wil de staatssecretaris de Ster hierop aanspreken en ervoor zorgen dat de Ster bijvoorbeeld voortaan kruiselings reclames toestaat? Dat wil zeggen dat er op televisie reclame gemaakt mag worden voor commerciële radio, en andersom, dat er op de radio reclame gemaakt mag worden voor commerciële televisieprogramma's.
Een publieke omroep die niet onnodig marktverstorend werkt, bekijkt bij ieder nieuw aanbodkanaal heel goed wat de impact daarvan is. Het is positief dat de staatssecretaris nu kijkt naar een D66-voorstel van vorig jaar over een kerntakentest. Alle woordvoerders hier weten waarover ik het heb. Bij ons werkbezoek vorig jaar naar de BBC hebben we hier namelijk kennis mee gemaakt. De BBC heeft een zeer succesvolle manier om ervoor te zorgen dat niet alleen wordt gekeken naar de publieke impact en de meerwaarde van een programma, maar ook naar de marktverstorende waarde van een nieuwe dienst of een nieuw programma van de publieke omroep. Wanneer stuurt hij zijn brief hierover? Kan dat nog voor het wetgevingsoverleg over de media in november? Betrekt hij daarbij ook de nieuwe aanbodkanalen van de NPO, zoals NPO+? Ziet de staatssecretaris ook de potentiële marktverstorende werking van zo'n nieuw kanaal als NPO+?
Mijn derde punt gaat over de buitenproducenten. Deze wet gaat namelijk ook over de mogelijkheid voor buitenproducenten om programma-ideeën te pluggen bij de NPO. Het idee van de staatssecretaris is goed, al zet hij maar een halve stap. Ik heb al vaak gezegd dat D66 een volledig open bestel wil, waarin er geen garandeerde positie voor omroepen is en waarin eigenlijk iedereen een buitenproducent is. De staatssecretaris heeft een halve stap gezet: hij houdt de omroepen in stand, maar gaat ervoor zorgen dat de buitenproducenten via het NPO-loket wel programma's kunnen aanleveren. In het wetsvoorstel staat dat er minder gegarandeerd geld voor de omroepen is. Dat betekent dat er meer mogelijkheden zijn voor onafhankelijke programmamakers. Dat is een stap in de goede richting van meer pluriformiteit. En dan bedoel ik echte pluriformiteit, dus geen pluriformiteit die zich beperkt tot een aantal omroepverenigingen van vroeger, zo zeg ik nog maar even tegen de heer Klein. Nee, het moet gaan om een pluriformiteit waardoor iedereen in Nederland een programma kan aanleveren.
De NPO en de omroepen vechten momenteel echter een machtsstrijd uit. Eigenlijk is het een woordenstrijd. In de wet staat namelijk niet duidelijk hoe het in de praktijk precies vorm zal krijgen. De omroepen vrezen voor hun onafhankelijkheid. Het Commissariaat voor de Media, de toezichthouder, wil veel duidelijkere procedures en zegt dat het niet goed geregeld is in de wet en dat er een open eind is. De Raad voor Cultuur, een andere adviseur van de regering op dit gebied, zegt dat het bestel niet opener, maar wel complexer wordt. Wat vindt de staatssecretaris van deze kritiek? Wat gaat hij doen om ervoor te zorgen dat we vanavond nog een duidelijk wetsvoorstel hebben? Ik zal hierover straks een aantal vragen stellen, omdat de interpretatie van de staatssecretaris anders lijkt te zijn dan de conclusies van de omroepen en de NPO in hun brief. Zij schrijven zelfs dat de staatssecretaris zegt dat hun oplossing niet in lijn is met het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken. Oftewel: er is heel veel ruis op de lijn. Dit moet echt vanavond worden opgehelderd, want anders ontstaat de situatie dat de partijen in Hilversum onderling gaan bepalen hoe de Tweede Kamer het bedoeld heeft. Dat is volgens mij niet de manier waarop we moeten wet geven in dit land.
De hamvraag is wie bepaalt hoe een programma eruit komt te zien. Daar gaat het om. Moeten de omroepen een deal tussen de NPO en de buitenproducenten strikt volgen, of kunnen de omroepen aanpassingen doen op basis van het feit dat zij als enige de uitzendlicentie hebben? De NPO is namelijk een sturende organisatie, maar heeft geen uitzendlicentie. Als de omroepen kunnen afwijken van de deal die is gesloten tussen producenten en de NPO, hoe gaat dit dan in zijn werk? Wordt het niet heel bureaucratisch? Krijgen we dan niet een situatie waarin de producenten als het ware voortdurend in de wachtkamer worden gezet van partijen in Hilversum die met elkaar aan het pingpongen zijn? Ik had het al over het schaakbord, maar pingpongen is een andere manier om heel veel tijd te verliezen. Ontstaat niet de situatie dat de buitenproducenten een idee hebben, maar zitten te wachten tot het eindelijk doorgaat? Daar moeten we echt voor waken. De staatssecretaris zelf zegt dan ook niet tevreden te zijn, maar de NPO en de omroepen schrijven in hun brief dat ze het wel zullen regelen in het concessiebeleidsplein. Graag krijg ik hierop een reactie van de staatssecretaris. Wat is nu leidend, de wet of het concessiebeleidsplan? Hoe gaat hij dat bewaken?
Om te voorkomen dat de ene partij te machtig wordt ten opzichte van de andere partij en dat een kleine groep mensen in Hilversum alles kan bepalen voor een grote groep mensen die televisiekijkt — dat is nog steeds een grote groep — zijn goede checks-and-balances nodig. Dat staat overigens in alle stukken die de afgelopen weken zijn geproduceerd over deze wet. Iedereen is het erover eens dat er goede checks-and-balances moeten zijn. Ja, natuurlijk, maar hoe gaan we die invullen? Het Commissariaat voor de Media en de Raad voor Cultuur zijn ook op dit punt uitermate kritisch, want hoe worden nu precies de verhoudingen? Hoe groot is het risico dat omroepen naast het verlies van onafhankelijkheid op het gebied van produceren, waar ik het net al over had, ook nog journalistieke onafhankelijkheid gaan inleveren? Graag krijg ik hierop een reactie.
Goede checks-and-balances betekenen volgens D66 in ieder geval een duidelijke scheiding van rollen, maar als we iets veel zien in medialand, dan zijn dat wel de dubbele petten. Zo zit de NPO in het bestuur van de Ster, met drie man zelfs. Wat is de reden daarvan? Is de staatssecretaris bereid om de governancestructuur van de Ster nader te onderzoeken?
Mijn fractie staat wel uitermate positief tegenover het idee van de genrecoördinatoren dat via deze wet mogelijk gemaakt zou worden. We zeggen er tegelijk bij: stop dan wel met de net- en zendercoördinatoren die nog los van de directeuren audio en video actief zijn in het hele stelsel van programmeren. Dat geeft namelijk een dubbele, zo niet driedubbele bestuurslaag. Dat is bureaucratisch en zonde van het geld. Wij horen graag een reactie van de staatssecretaris.
Mijn vierde punt gaat over transparantie. Ik heb vijf punten, dus we liggen goed op schema. Dat is ook een van de discussies die heel veel gevoerd zijn. De beste controle van de macht is natuurlijk transparantie. Transparantie zorgt voor tegenwicht en transparantie zorgt daarmee dus ook voor vertrouwen. Dat is wel nodig. Zie bijvoorbeeld de deal die NOS en FOX een aantal maanden geleden probeerden te sluiten over de voetbalrechten. Mijn collega van de VVD en ikzelf hebben daar destijds veel vragen over gesteld, omdat wij echt wilden weten hoe het zat. Het duurde heel lang voordat er eindelijk duidelijkheid was. Die transparantie moet dus goed geregeld zijn.
Neem ook de discussie die nu gevoerd wordt over de tafelgasten van talkshows. Ik vind dat politici zich niet moeten bemoeien met de samenstelling en de kosten van een programma. Zij moeten dus ook niet over de tafelgasten van talkshows praten. Wat ik wel vind, is dat op het moment dat er situaties zijn waarbij private contracten een rol spelen, heel snel door de toezichthouder bekeken moet worden hoe dat zit en of dat niet raakt aan de journalistieke en redactionele onafhankelijkheid. Die talkshowtafelgasten laten zich flink betalen voor hun komst. Ik wil er overigens bij zeggen, voor alle talkshows die kijken: wij politici, wij komen gewoon gratis. Dat vinden wij geen enkel probleem.
Staatssecretaris Dekker:
Jij wel?
De heer Verhoeven (D66):
Oké, ik ben dan de enige die gratis komt. Maar nu wil het verdrietige feit dat De Wereld Draait Door juist geen politici meer aan tafel wil. Waarschijnlijk omdat ze dus geen geld vragen!
De voorzitter:
Volgens mij kunt u op dit onderwerp in de wij-vorm blijven spreken.
De heer Verhoeven (D66):
Oké, dan doen we dat.
Het gedoe over het koningslied is een ander voorbeeld. Dat ging maar door, er was geen duidelijkheid over de kosten en het duurde veel te lang voordat duidelijk was hoe dat contract in elkaar zat. Uiteindelijk moest het gewobd worden en ontstond daardoor weer verwarring over het feit dat het om niet was. Iedereen zei: oh, het is een contract om niet, er is geen geld gevraagd. Ik denk dat het contract nog steeds kan raken aan journalistieke onafhankelijkheid. Het feit dat er een contract lag, vind ik toch merkwaardig. Daar moeten politici niet induiken, maar we hebben wel een toezichthouder die dat zou moeten kunnen. Wat vindt de staatssecretaris ervan om het Commissariaat voor de Media, meer dan nu nog het geval is, de mogelijkheid te geven om als toezichthouder goed en snel inzicht te krijgen in die contracten?
De heer Rutte (VVD):
Als het over transparantie gaat, veer ik op. Dat is een interessant onderwerp en daar heeft de heer Verhoeven een sterke mening over. Dat blijkt ook nu. Die had hij vorig jaar ook, toen hij tijdens een wetgevingsoverleg op een vraag van mijn collega Elias of voor die voetbaluitzendrechten niet gewoon echt alles boven tafel moest komen, zei: ik durf de heer Elias echter best te antwoorden dat ik inderdaad ook neig naar volledige transparantie, zodat wij openbaar kunnen debatteren. Maar ja, daar zitten allemaal wettelijke haken en ogen aan. Vandaag is wetgeving aan de orde. Ik neem aan dat de heer Verhoeven niet in een jaar helemaal tot nieuwe inzichten is gekomen.
De heer Verhoeven (D66):
Absoluut niet. Ik hoorde in mijn citaat twee verstandige nuanceringen die goed bij mijn partij passen. Ik hoorde allereerst dat ik ergens naar neigde. Ik neig op zich naar volledige transparantie, het gaat alleen om het niveau van transparantie. Wij zeggen: wees volledig transparant, maar dan op het niveau van het genre. Dat vind ik ook perfect aansluiten bij de voetbalrechten, want dat is het genre voetbal en niet het programma Studio Sport. Dus hoe concreet en hoe consistent kun je zijn!
Ten tweede …Nou, eigenlijk is dit ene punt al wel genoeg om de vraag te beantwoorden.
De heer Rutte (VVD):
Dat wordt toch wel een beetje kolderiek. We hebben het niet over het genre voetbal maar over het genre sport. Dus alles op het gebied van rechten zou weg worden geveegd in één grote brei genre sport. Maar de heer Verhoeven heeft ook allerhande vragen gesteld over het koningslied. Dat is terecht, dat heb ik ook gedaan. Hoe kunnen nu de antwoorden op al die vragen die hij daarover heeft gesteld, die dan zo nodig transparant moeten worden, heel erg transparant worden als we alleen maar op het onderdeel genre mogen rapporteren? Deze kosten worden dan immers weggeveegd in een genre cultuur?
De heer Verhoeven (D66):
Absoluut. De heer Rutte heeft op dat punt gelijk. Ik wil niet dat politici of Tweede Kamerleden van elke programmatitel kunnen vragen wat het programma precies gekost heeft en wat de begroting ervan was. Dat wil ik niet, omdat bijvoorbeeld de PVV dan zou zeggen dat De Wereld Draait Door wel erg duur is geworden of de ChristenUnie zou zeggen dat Dokter Corrie wel erg duur is geworden. Dat moeten we gewoon niet hebben. Daarom vind ik dat we het op genreniveau moeten doen. Als onze toezichthouder, die wél op een objectieve, afstandelijke manier naar zaken kan kijken, echter zegt dat hij een bepaald contract wil inzien, dan moet er direct helderheid kunnen komen van het commissariaat. Dat zou kunnen gaan om bijvoorbeeld de voetbalrechtencontracten of de situatie met betrekking tot het Koningslied. Wij zeggen dus ja tegen transparantie, maar nee tegen bemoeienis van de politiek op programmaniveau.
De heer Rutte (VVD):
Voorzitter, ...
De voorzitter:
Nee, mijnheer Rutte, interrupties doen wij in tweeën. Gaat u dus verder, mijnheer Verhoeven.
De heer Verhoeven (D66):
Ik ben overigens blij dat ik de heer Rutte op dit punt aan mijn zijde vind. Hij heeft een iets andere oplossing en doet alsof die totaal verschillend is van de mijne. Wij willen echter allebei dat er transparantie is op het niveau waar dat nodig is. Dat is ook nodig, want, naast de drie voorbeelden die ik al noemde, heeft de publieke omroep de neiging om zich voor commerciële acties te lenen. Ook bij radiostations zie je dit namelijk vaak met artiesten, festivals en concertorganisatoren, en bij de promotie van evenementen op radio en tv gebeurt het ook weleens. De vraag is dan of er sprake is van promotie of van dienstbaar zijn aan het maken van winst door derden. Dat laatste is natuurlijk volgens de wet verboden. Dat weet de staatssecretaris ook. Het is onduidelijk, want de contracten zijn geheim. Vandaar dat ik net aan de staatssecretaris vroeg wat hij vindt van de rolversterking van het commissariaat of de toezichthouder, die snel en duidelijk moet kunnen beoordelen of een contract binnen de wet past. Ik ontvang graag een reactie.
We hadden het er al even over dat de staatssecretaris, maar ook de VVD, volledige openheid van programmakosten per tv-programma en per programmatitel wil. Ik vind transparantie op zichzelf genomen mooi, maar onafhankelijkheid van televisie, journalistiek en omroeporganisaties vind ik ook heel mooi. Ik hoop dat de heer Rutte dat ook vindt. Het is een heel gevaarlijke weg om te kiezen voor transparantie op programmaniveau. Dat zal discussie geven over de individuele programma's. Ik noemde net al voorbeelden van wat er zou kunnen gebeuren en dat moeten we voorkomen. Ik ontvang dus graag een reactie op mijn voorstel — dat doe ik ook dit keer met mijn collega van de Partij van de Arbeid — om het op genreniveau te doen. De NPO heeft er overigens ook al over nagedacht om het zo te gaan doen.
De heer Rutte (VVD):
De heer Verhoeven daagt mij een beetje uit. Hij noemt mijn naam zelfs. Dan ga ik toch nog om een beetje opheldering vragen. Als de heer Verhoeven namelijk alleen op genreniveau informatie wil, houdt hij dan ook op met het stellen van allerhande Kamervragen op programmaniveau? Of is dat dan een manier van transparantie die wel mag? Mag je het wel aan de staatssecretaris vragen, zodat het via een omweg alsnog duidelijk wordt?
De heer Verhoeven (D66):
Ik weet niet op welke Kamervragen de heer Rutte doelt. Ik vind het stellen van Kamervragen echter op een heel ander niveau liggen dan zeggen dat je het bonnetje van alles wilt zien. Ik daag de heer Rutte uit om de Kamervraag te noemen waarin ik vraag of ik het bonnetje van een bepaald programma mag zien. Maar ik stel inderdaad weleens Kamervragen over bepaalde zaken. Ik vind het dan ook prima om het antwoord te krijgen dat het via het commissariaat loopt of dat we iets vertrouwelijk ter inzage kunnen krijgen als het echt nodig is. Ik heb volgens mij nooit gevraagd om een bonnetje van een bepaald programma. Maar misschien kan de heer Rutte mij verrassen.
De heer Rutte (VVD):
Is er verschil tussen vragen over transparantie op genreniveau of op programmaniveau? Hoe moet ik dan de vragen duiden over de uitzendrechten van het voetbal of, nog concreter, het Koningslied? Net als ik heeft de heer Verhoeven meerdere keren vragen gesteld over het Koningslied. Dat graaft dieper dan transparantie op programmaniveau. Hoe kan de heer Verhoeven dat duiden, als hij vindt dat genreniveau eigenlijk voldoende is?
De heer Verhoeven (D66):
Dat kan ik, omdat ik vind dat er een verschil is tussen enerzijds het laten zien van de totale kosten van een bepaald programma en het laten zien van wat er allemaal precies speelt, en anderzijds de contracten die kunnen raken aan de journalistieke onafhankelijkheid. Het gaat mij bij de voetbalrechten en het Koningslied dus ook niet zozeer om het bedrag, maar om de journalistieke onafhankelijkheid. Wij hebben het contract over de voetbalrechten volgens mij vertrouwelijk ingezien, dus ik kan er niet te veel uit putten, maar het is algemeen bekend dat in dat contract dingen stonden die niet alleen maar problematisch waren vanwege het bedrag. Ik zeg het maar heel voorzichtig. Daar stonden ook dingen in die raakten aan de journalistieke onafhankelijkheid. Daarnaast zat er nog een reclamecomponent in die zeer dubieus was. Ik hoop dat ik nu niet te veel gezegd heb. Anders krijg ik weer een boete van het commissariaat voor het feit dat ik hier mijn mond voorbij gepraat heb. Dat is mijn antwoord op de vraag van de heer Rutte.
Ik vervolg mijn betoog en kom op mijn laatste punt: een aantal overige vragen en opmerkingen. De rechtenentiteiten die worden opgericht betreffen auteursrechtelijk materiaal, waarvan de NPO heeft gezegd: wij willen dit graag gaan coördineren. Zij willen ervoor zorgen dat zij al die rechten wat gemakkelijker centraal gecoördineerd kunnen inzetten. Daar zit ook weer de zucht naar het binnenhalen van meer geld achter. De Raad voor Cultuur zegt daarvan: let wel op de positie van kleine creatieve makers, die het mogelijk maken om een bepaald programma te maken. Wordt daar zorgvuldig naar gekeken, vraag ik de staatssecretaris. Hoe garandeert hij dat de coördinerende rol van de NPO niet ten koste gaat van de proportionele vergoeding voor kleine makers?
Dan kom ik op de regionale omroepen. Het is bekend dat dit voor D66 een belangrijk onderwerp is. De kracht van de regio is natuurlijk uitermate belangrijk. Ook de democratie in de regio en de controle daarop zijn uitermate belangrijk. Mijn collega van het CDA knikt en hij zal daar straks waarschijnlijk ook een aantal dingen over zeggen. Er zijn voorstellen om te komen tot een RPO, een centraal orgaan als aanspreekpunt voor het ministerie. Dat gaat er ook voor zorgen dat de concessies van al die verschillende regionale omroepen gelijk worden getrokken. Dat lijkt D66 een goed idee. Wij zouden wel graag zien dat er aandacht is voor dunbevolkte gebieden. Daarbij denk ik onder meer aan Friesland, maar vooral ook aan Drenthe en Zeeland, waar heel beperkte nieuwsbronnen zijn. Het zijn de twee provincies in Nederland die echt de dunste dichtheid van nieuwsbronnen hebben. De dunste dichtheid, inderdaad; het zit er allemaal in vanavond. We lachen er nu om, maar het is een serieus punt. Hoe gaat de staatssecretaris helpen om deze niet onder een kritische grens te laten zakken? Hoe gaat de samenwerking tussen de regionale omroepen en de landelijke publieke omroep eruit zien? Hoe stimuleert de staatssecretaris dat er een goede uitwisseling van content kan plaatsvinden? Wat gaat hij als wetgever in de begeleiding doen?
Tot slot, voorzitter — u voelde het waarschijnlijk al aankomen — vraag ik de staatssecretaris: hoe borgt hij het belang van Omrop Fryslân voor de instandhouding van de Friese taal? Mijn fractie heeft mij geadviseerd om dat niet in het Fries te vragen. Ik heb dat advies overgenomen.
Dan kom ik nu op de brief over de media valley. Wij kregen een brief van een aantal mediaorganisaties en wethouders van Amsterdam, Utrecht en Hilversum. Zij hebben gewezen op de economische en innovatieve kracht van de Nederlandse mediasector. Zij zeggen: kijk niet alleen op journalistieke grond naar die bedrijvigheid en op grond van het uitzenden alleen, maar kijk ook naar de economische kracht van die bedrijven en organisaties. Zij zeggen onder meer: let op een gelijk speelveld met buitenlandse spelers en zorg ervoor dat je stimuleert dat er inhoudelijke samenwerking kan zijn tussen de verschillende mediavormen op landelijk, regionaal en lokaal niveau. Ik stel dan één vraag, namelijk: gaat de staatssecretaris deze brief bespreken met zijn collega's van OCW, EZ en SZW, omdat het meerdere punten betreft? Als hij dat doet, zou ik het prettig vinden als hij een kabinetsreactie stuurt op die brief.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Het was de woordvoerder van D66 niet ontgaan dat ik bij het gedeelte over de regionale omroep het fysiek uiting geven aan mijn instemming niet kon bedwingen. Het doet mij deugd dat ook D66 zulke warme woorden spreekt over het belang van die regionale omroepen en opkomt voor juist de kleine provincies en het belang dat ook daar de democratie wordt gecontroleerd. Mag ik uit het betoog van de heer Verhoeven afleiden dat hij, juist omdat hij de provincies zo benadrukt, vindt dat in de toekomst de handhaving van regionale omroepen op provincieniveau geborgd moet worden? Vindt hij dat zij op dat niveau moeten kunnen blijven opereren, juist vanwege het belang van al die taken die hij zojuist zelf heeft benoemd?
De heer Verhoeven (D66):
De liefde voor de regio heeft er bij D66 altijd goed ingezeten. Na de afgelopen jaren hebben wij daar heel veel kiezers. Die willen wij wel goed kunnen blijven bereiken. Nog belangrijker is het dat in de gemeenteraden en in de Provinciale Staten, waar ook vertegenwoordigers van D66 zitten, goede controle op de democratie kan worden uitgeoefend. Wat ons betreft is de provincie een prima niveau om dat te doen. Wij zien dus geen enkele reden om dat los te laten. Wel is het zijn idee om hier en daar te clusteren. Ik weet niet helemaal zeker of dat in dit wetsvoorstel letterlijk wordt geregeld. Dat moet van onderaf worden geregeld, dus in overleg met de regionale organisaties zelf. Hun mening moet voorop staan bij het bepalen wat het beste schaalniveau is.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Betekent dat dat de dertien regionale omroepen — er zijn er twee in één provincie waar weleens fusiegesprekken hebben plaatsgevonden — op provinciaal niveau geborgd zouden moeten worden, en dat dit los van de concessieperiode moet, dus niet alleen voor de komende vier jaar, maar ook daarna?
De heer Verhoeven (D66):
Ik begrijp uw vraag en mijn antwoord gaat wel in de richting van een ja, maar ik doe even wat ik vorig jaar ook tegenover de collega van de VVD heb gedaan: ik breng een nuance aan, zodat ik niet volgend jaar keihard word vastgepind op een uitspraak. Dat is voor ons een leidende gedachte. Ik zie op dit moment geen enkele reden om dat te veranderen, maar ja, voor de rest van de toekomst kan ik geen garanties leveren.
De voorzitter:
U was klaar met uw inbreng?
De heer Verhoeven (D66):
Nee, ik heb nog twee andere punten en dan ga ik afronden.
De voorzitter:
Heel graag.
De heer Verhoeven (D66):
Ten vierde wordt het Mediafonds via deze wet opgeheven en er komt een NPO-fonds met hetzelfde budget van een kleine 17 miljoen voor vernieuwende producties. Op verzoek van D66 heeft de Tweede Kamer het kabinet opgeroepen om voor de vaststelling van deze wet duidelijkheid te bieden over de opzet en de werkwijze van dat fonds. De staatssecretaris heeft daar al op gereageerd, maar hij verwijst daarbij steeds naar de prestatieafspraken die later zullen volgen. Waarom schept hij niet nu al duidelijkheid? Is hij bereid om dat alsnog op korte termijn te doen?
Tot slot nog een technische vraag. Uitzending gemist en andere overheidswebsites maken nog steeds gebruik van de Flash Player voor video, terwijl dat een erg onveilige videospeler is als het gaat om cyber security. Is de staatssecretaris bereid om met het Nationale Cyber Security Center te kijken naar een veilig alternatief?
Ik rond af. D66 was blij met de staatssecretaris van een jaar geleden. Hij kondigde een revolutie aan in medialand. Hij schudde de boel wakker met stoere taal op het Veronicaschip, hij durfde concrete programma's te noemen, die volgens hem niet bij de publieke omroep, betaald door de belastingbetaler thuishoren, maar het nu voorliggende wetsvoorstel maakt deze grote belofte onvoldoende waar. Het gepolder heeft geleid tot vage formuleringen, tot open eindjes en tot onduidelijkheden. Vooral de gevestigde partijen zullen straks hun blijdschap uiten dat alles bij het oude blijft. D66 had liever echte verbetering gezien in plaats van schijnverandering. Vandaar onze keuzes voor duidelijke kerntaken, voor minder reclame, voor creatieve competitie en voor verstandige transparantie.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb goed geluisterd. Ik hoop dat ik goed genoeg heb geluisterd. Ik heb Dokter Corrie langs horen komen. Ik vind het wel jammer dat we op programmaniveau gaan praten. Ik zou dat zelf niet doen.
De heer Verhoeven (D66):
U hebt dat twee jaar geleden gedaan.
De heer Segers (ChristenUnie):
Volgens mij heb ik het amendement op stuk nr. 11 net langs zien komen. Het is bijna te klein om erover te spreken maar ik wil het hebben over de vaststelling dat wij een seculiere publieke omroep hebben en dat daarom reclames rond religieuze uitzendingen mogelijk moeten zijn. Mijn eerste vraag is wat de betekenis is van "seculiere" omroep. Het woord seculariseren betekent ontkerkelijken. Dat zou dan betekenen dat we een niet-religieuze publieke omroep hebben, dat gelovige mensen daar geen plek in hebben. Dat zou mijn begrip ervan zijn.
Het tweede is: als je een oplossing hebt, moet je ook een probleem hebben. Kan de heer Verhoeven voorbeelden noemen van adverteerders die tegen een muur aan gelopen zijn, die heel graag wilden adverteren, maar die dat niet is gelukt? Voor welk schrijnende probleem is dit de oplossing? Kan de heer Verhoeven daar een toelichting op geven?
De voorzitter:
Een korte toelichting graag.
De heer Verhoeven (D66):
Zeker. Ik heb het amendement al even kort toegelicht, maar vanwege de hoeveelheid aan verbetervoorstellen die ik heb gedaan voor deze wet, kwam ik daar niet aan toe. Over Dokter Corrie had de heer Segers het twee jaar geleden. Hij vond toen dat Dokter Corrie op een bepaald gebied niet helemaal in de haak was. Daar heeft hij toen een opmerking over gemaakt. Ik heb dat toen opgeschreven. Ik denk dat ik gewoon geciteerd heb uit het werk van de heer Segers.
Op zijn vraag kan ik vrij helder antwoord geven. Wij vinden dat alle reclamecombinaties en programmacombinaties mogelijk moeten zijn en we zien geen enkele reden om ervoor te zorgen dat een bepaalde combinatie van reclame en programma, of de aansluiting van een bepaalde reclame op een bepaald programma niet zou kunnen.
De heer Segers vraagt mij naar "het probleem". Ik denk dat we gewoon moeten zeggen dat het overbodig is en dat we het daarom ook prima uit de wet kunnen halen. Volgens mij levert dat ook geen enkel probleem op, terwijl je de wet dan wel gemoderniseerd hebt op een punt dat echt nog voortkwam uit iets wat vroeger belangrijk was. Vandaar.
De heer Segers (ChristenUnie):
De heer Verhoeven geeft geen antwoord op mijn eerste vraag, namelijk over de vaststelling in de toelichting op zijn amendement dat wij een seculiere publieke omroep zouden hebben. Dat is curieus. Ik voel mij daardoor enigszins buitengesloten en dat kan toch nooit de bedoeling van de heer Verhoeven zijn. De publieke omroep is van iedereen en voor iedereen. Dat allereerst. Ik wist niet van het bestaan van deze regel af. Ik vind het bijna typerend voor de D66-fractie om in alle wetboeken te vlooien om te kijken of er nog iets in staat dat herinnert aan ons religieus verleden en om dan na te gaan of dat eruit gesloopt kan worden. Het lukt de heer Verhoeven niet om dit als een uiting van beschaving te zien, namelijk dat je enigszins rekening houdt met bijvoorbeeld een moslimomroep door vlak voor de uitzending geen bierreclame uit te zenden. Een ander voorbeeld is dat de uitzending van een kerkdienst op zondagochtend niet voorafgegaan wordt door reclame voor SecondLove. Het is een uiting van beschaving om ook bij de publieke omroep enigszins rekening met elkaar te houden.
De heer Verhoeven (D66):
De heer Segers verwijt mij dat ik in een wet heb zitten vlooien. Ik heb het de hele tijd gehad over kerntaken van de publieke omroep. De kerntaak van een Tweede Kamerlid is het vlooien in wetten die behandeld worden. Ik heb inderdaad een bepaling gevonden waarvan ik mij afvroeg waarom die nog in de wet staat. De aflopen jaren hebben wij altijd een pleidooi gehouden voor modernisering van wetten. Dat is helemaal niet gericht op ontkerkelijking. Dat is helemaal niet tegen een bepaald geloof gericht of tegen welke andere geestelijke stroming dan ook. Daar heeft het allemaal niks mee te maken. Het staat zo geformuleerd in dat artikel. Wij zeggen dat het wel mogelijk moet zijn om die combinaties te hebben. De voorbeelden van de heer Segers sluiten daar aardig op aan. Dan heeft iedereen op een verschillende tijd een verschillend aanbod. Wij zeggen ook altijd: waarom niet gewoon winkelen op zondag? De een kan doen wat hij prettig vindt, bijvoorbeeld naar de kerk gaan, en de ander kan doen wat hij op datzelfde moment prettig vindt, namelijk een winkel bezoeken. Dat wordt door de ChristenUnie helaas — ik vind dat heel vervelend — altijd gezien als het aanvallen van christenen en van bepaalde geloven. Dat is niet de bedoeling. Wij hebben het volste recht om bepaalde dingen te moderniseren en ervoor te zorgen dat wij een samenleving hebben waarin bepaalde combinaties die vroeger lastig waren nu wel mogelijk zijn. De heer Segers heeft net als wij, thuis een knop de tv. Hij kan haar gewoon uitzetten op het moment dat hij denkt: hé, dit wil ik niet.
De voorzitter:
Ik verzoek de leden nogmaals om kort en bondig te formuleren. In de media kunnen zij dat meestal wel.
De heer Bosma (PVV):
Voorzitter. Uw wens is mijn bevel. Ik zal het zo puntig mogelijk houden. Ik ben het voor een groot gedeelte eens met de heer Verhoeven van D66. Ik denk dat wij er bij de formatie zo uit zijn.
Ik vrees wel dat het nachtwerk wordt, als ik zo naar alle spreektijden kijk. Als we alle gekozen partijen hebben gehad, gaat de heer Castro van de Vrijzinnige Partij ons met een dagsluiting van 40 minuten richting Klaas Vaak praten en daarna moeten wij nog de tweede termijn krijgen. Maar ik wil niemand uitdagen. Wat heb ik nu weer gedaan, voorzitter?
De voorzitter:
Ik probeer met een gebaar de heer Klein advies te geven.
De heer Klein (Klein):
Het gebaar was uitstekend, heel uitnodigend. Uiteindelijk gaat het erom dat wij hier juist geen Noord-Koreaanse of Cubaanse toestanden krijgen. Daar zal mijn bijdrage over gaan. Overigens zal na mij nog een uitgebreid verhaal komen van de echte grote leider in dit hele verhaal, namelijk de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel, gaat u verder mijnheer Bosma.
De heer Bosma (PVV):
Ik zal dit geen tweede keer doen, voorzitter, mijn excuses.
Ondanks dat het nachtwerk gaat worden, vrees ik dat het een tamelijk zinloos debat is omdat de staatssecretaris niet wil praten over de uitvoering van de wet. Ik zal de vraag "wat doen wij hier op aarde?" vandaag niet beantwoorden, maar de vraag is wel: wat doen wij in de Tweede Kamer? Het antwoord luidt dat wij er als Kamerleden zijn om de regering te controleren en dat doen wij op basis van wetten. Wij beoordelen of de regering de wetten uitvoert die wij hier aannemen. Ik heb dit punt vaker gemaakt, maar de staatssecretaris zegt dat hij niet over de inhoud wil praten en dus niet over de vraag of de wet wordt uitgevoerd. Mijn conclusie is dan dat je eigenlijk ook niet hoeft te praten over het invoeren van wetten.
Ik vind het vreemd dat de staatssecretaris die positie inneemt. Ik vind het uiteindelijk ook een klap in het gezicht van het parlement net in de week dat wij ons 200-jarig bestaan vieren. Wij zijn niet heel ver gekomen. Het is heel vreemd dat de heer Plasterk, de voorganger van de staatssecretaris op dit dossier, dit wel deed. De staatssecretaris heeft het wel over amusement en dat lijkt mij toch ook inhoud. Het is heel vreemd dat de NPO wel met het ministerie van Sociale Zaken praat over Zwarte Piet. Dan kan het allemaal wel. Dus volgens mij is dit debat tamelijk vruchteloos, maar we gaan het toch maar proberen.
Een andere reden waarom het tamelijk zinloos is om dit debat te voeren, is dat de technologie dit onderwerp en zeker deze wet heeft achterhaald. In de Verenigde Staten wordt door mensen onder de 50 jaar, in vergelijking met 2010, dramatisch minder televisie gekeken. Bij de groep 18-25-jarigen is dit zelfs min 32%. Sinds 2010 kijkt deze groep dus een derde minder lineair. Mensen ontwikkelen hun eigen kanalen. Steeds meer mensen in Nederland doen hun televisie de deur uit. Wij horen spotjes op de radio waarin de kabelboeren zeggen dat je hun product ook zonder televisie kunt afnemen, alleen internet en telefoon dus. In Nederland bestrijkt internet al 30% van de totale kijktijd. Dit soort dingen roept mijn fractie al jaren.
Wij krijgen steun uit onverwachte hoek. De dienst kijk- en luisteronderzoek had laatst een leuk interview en de man vertelde dat hij aan zijn kinderen moest uitleggen wat radio precies is. Die kinderen hebben er geen flauw idee van. De heer Slagter van omroep MAX zegt: mijn kinderen van 16 en 21 jaar kijken niet met mij op de bank naar Spoorloos. Zij zitten op hun kamer een film te kijken of te youtuben. Zij kijken niet naar de publieke omroep. Jeroen Pauw zegt, naar aanleiding van dat onderzoek uit Amerika, dat dit het einde van het televisietijdperk is. BBC3, een jongerenzender, wordt bijvoorbeeld uit de lucht gehaald. Kortom, de Titanic maakt allang water, maar wij zijn de deckchairs nog even aan het herschikken. Wij praten over wat amusement eigenlijk precies is — de staatssecretaris zegt dat het verstrooiing is — en over het invoeren van genre-coördinatoren naast net-coördinatoren; je gunt het je ergste vijanden niet, maar deze mensen gaan het allemaal doen.
Ik heb sterk de indruk dat deze staatssecretaris denkt dat het nog steeds 1973 is, dat straks Fred Oster tussen de coulissen verschijnt met twee marmotten onder zijn oksels en dat wij op zaterdagavond in onze pyjama Swiebertje gaan kijken. Het is een heel ander verhaal geworden. In wezen is de omroep, althans wat er van over is, nu een abonneezender, maar dan met gedwongen winkelnering, nee, met gedwongen betaling. De kernvraag die de staatssecretaris zou moeten beantwoorden, luidt: waarom moeten mensen gedwongen worden hieraan mee te betalen? Ik zie daar geen antwoord op, sterker nog, de vraag wordt niet eens gesteld. Ondertussen wordt de omroep met de dag irrelevanter, i-relevanter. 40% van de jongeren kent de publieke omroep niet of alleen van naam. 40%, voorzitter! GeenPeil is volledig geboycot door de NPO, een volledige black-out. Eva Jinek zegt zelfs: ik ga Jan Roos niet uitnodigen, want dan maak ik hem belangrijk en dat is hij niet waard. Ondanks die boycot haalt GeenPeil 500.000 handtekeningen op.
De Titanic maakt steeds meer water. Het zou liberaal zijn om eens na te denken of wij de betaling optioneel kunnen maken. Ik heb nog iets voor een liberaal. In oktober vorig jaar schreef de staatssecretaris: overlap met de commerciële omroep kan verder worden beperkt. Ik dacht: nu gaan we het krijgen. Wij hebben er echter niet veel van gemerkt. In de Telegraaf van maart van dit jaar werd het aangekondigd. In dezelfde week komt Radio 2 met Back 2 The 80's, Radio Veronica met de 80's Top 750 en Radio 10 met de 80's Top 810. Alle drie in het "gouwe ouwe"-segment, maar Radio 2 beschikt over een landelijke FM-distributie, heeft zojuist een dure discjockey weggekocht voor de ochtendshow en kan genieten van de marketingpower van de omroep: billboards, megamasten, tv-commercials. Het commerciële Radio Veronica is niet landelijk dekkend en moet tellen hoeveel plaatjes het draait en hoe lang de discjockey mag praten, want dat zit allemaal in die overeenkomst. Dit is een scheve gang van zaken. Ze zitten allemaal in het "gouwe ouwe"-segment, maar waarom moet de ene zender van staatswege zo'n voorsprong krijgen?
Er zijn veel meer voorbeelden van die overlap. Heel Holland Bakt is gewoon een Engels format waarmee door de NPO wordt opgeboden tegen commerciële partijen. RTL vecht om hetzelfde format als de NPO. Waarom moet dat in hemelsnaam gebeuren? Wij zien sportrechten waarop wordt geboden, terwijl de commercie dat ook kan. Wij zien het vooral op digitaal gebied, waar oude mediabedrijven, bijvoorbeeld dagbladen, zich digitaal moeten ontplooien en daar gewoon de omroep tegenkomen. Wat doet de staatssecretaris om de omroep uit het vaarwater van de commercie te houden? Volgens mij niet zo heel veel. Een toets zou een goede start zijn, maar laat alles wat de omroep aan nieuwe activiteiten ontplooit ook door de ACM bekijken.
Mijn volgende punt is het amusement. Dat zou worden afgeschaft. De staatssecretaris trok een grote broek aan: er ging iets veranderen. Wij zagen hem op het schip van Veronica. Hier werd iets groots verricht. Klaroengeschal, er werd op de borst geklopt en er werd met een knuppel gezwaaid. Hier toonde de heer Dekker zijn spierballen en hij wapperde met het rapport van de Raad voor Cultuur, dat stelde dat er te weinig onderscheid is tussen publiek en commercie. Maar opnieuw capitulatie voor de Partij van de Arbeid, want het amusement blijft gewoon, mits als middel en niet als doel. De PvdA-fractie laat weten — ik citeer — zeer tevreden te zijn. Dat geloof ik best, want er verandert helemaal niets. Je mag alles uitzenden, mits je er maar een leuke draai aan geeft. Ranking the Stars noemen we vanaf nu een bijdrage aan het rekenonderwijs, Boer zoekt Vrouw noemen we een milieuprogramma, Heel Holland Bakt doen we voortaan met biologische taartjes en Bananasplit is een college intermenselijke interactie. Dan is het geen amusement meer. Althans, dan is het een middel en dan mag het allemaal. Dus alles mag weer. Kortom, veel geschreeuw en geen resultaat. Weer een VVD'er die PvdA-beleid gaat uitvoeren. Jammer van het werk van de Raad voor Cultuur, die vast bedankt wordt voor zijn inzet die geheel overbodig is geweest. Dit is een staatssecretaris die een 3 een voldoende noemt. De lat ligt dus wat laag, maar hiervoor is deze staatssecretaris dus echt gezakt.
Nog een punt: het Nederlandse lied. Hilversum haalt zijn neus hiervoor op sinds jaar en dag. Zij vinden het niet hip en multiculti. Op de FM-zenders is er nauwelijks enige aandacht voor, terwijl het bij uitstek een publieke taak is: onze taal, onze cultuur. Het is een format dat moeilijk exploiteerbaar is. Denk even aan Radio Nationaal indertijd, van Ruud Hendriks. Ik vraag me af waarom het draaien van Paradise by the Dashboard Light wel een publieke taak is en het promoten van Frans Duijts en Liesbeth List niet? Hoezo zouden Meatloaf of Queen een publieke taak zijn? Ik zie het niet.
Stop met concurreren met het bedrijfsleven en begin met het uitvoeren van publieke taken. Jammer is dat de profilering van zenders uit de wet is verwijderd. Dat is artikel 2.50, lid 2. Dat is jammer, want dat lid bood nu net de mogelijkheid om allemaal formats op te leggen en vast te leggen en zo de publieke taak te garanderen en te verankeren. Herkenbaarheid, het geeft de overheid nu net de kans om daarvoor te zorgen. Het is weg. Het is weer een kans om te sturen op publieke taken die het raam uit is.
Transparantie. Waarom zo geheimzinnig? De staatssecretaris schrijft: "Als de publieke omroep achteraf gevraagd wordt om meer openheid te geven over de kosten van de programma's, dan vind ik dat zij dat moeten geven." Daar ben ik het mee eens. Ook dit betekent echter bijzonder weinig in de praktijk, want hoe wordt dat ingevuld? De staatssecretaris heeft in maart een brief gestuurd. Toe maar. Voor de rest is er helemaal niets gebeurd. Waarom kunnen wij de omroep niet gewoon wobben? Waarom kunnen wij niet alles wat zij doen gewoon via de Wet openbaarheid van bestuur uitzoeken? Waarom kunnen wij niet gewoon zelf opzoeken wat het Koningslied ons heeft gekost en hoe het zit met de voetbalrechten, de programmering en allerlei strategische beslissingen?
Een oud-collega van ons, een voormalig leider van GroenLinks, mag een serie maken voor de NPO: De Fractie. De laatste aflevering werd afgelopen maandag uitgezonden. Ik wil graag weten hoeveel ons dat kost. Er keken slechts 88.000 mensen naar. Dat is niets. Ik wil bijvoorbeeld kunnen voorstellen om gewoon de dvd naar de laatste kijkers te sturen. Dat is een fractie goedkoper en veel beter voor het het milieu en ook voor het klimaat. Dan alle professionele PVV-bashers en multiculgoedpraters. Hoeveel kosten Quincy Gario, mijnheer Spong en Peter R. de Vries? Hoeveel krijgt de meest gevraagde politicus bij De Wereld Draait Door — Felix Rottenberg, de oud-PvdA-voorzitter — om zijn stervende splinterpartijtje te promoten op onze kosten?
Het zou sowieso goed zijn als al die betaalde gasten gemarkeerd werden. Als een merk cola ineens lovend wordt besproken bij Goede Tijden, Slechte Tijden, moet in beeld verschijnen: in dit programma is sprake van productplacement, artikel 2.88 b van de Mediawet. Waarom bepalen we niet dat als Peter R. betaald op de treurbuis komt, even het bedrag in beeld moet worden gebracht dat hij krijgt voor zijn toneelstukje? Als ze bij de NPO in een leuke, creatieve bui zijn, mogen ze er wat mij betreft ook nog kassageluiden onder plakken. Waarom zo krampachtig doen over al die informatie? Waarom kan ik elk waterschap of de allerkleinste gemeente wobben, maar zit het in Hilversum potdicht? Dit wetsvoorstel verbetert dat niet. Ik dring aan op transparantie. Dan hebben alle betrokkenen een gelijk speelveld, ook als straks de buitenproducenten en externen toegang zouden krijgen tot de NPO.
Is de toetreding van nieuwkomers nou echt een doorbraak? We hoorden de paukenslagen op het schip van Veronica toen de staatssecretaris zijn plannen bekendmaakte, maar verandert er op dit punt nou daadwerkelijk heel veel? De omroepverenigingen uit de jaren twintig van de vorige eeuw blijven redactioneel verantwoordelijk. De Raad van State zegt dat de positie van de omroepverenigingen onduidelijk wordt. Zo zijn er heel veel meer interpretatieverschillen. De heer Verhoeven stipte dat al even aan. Die omroepverenigingen houden recht op inspraak op de inhoud van programma's. Er is bovendien geen enkel bezwaar of beroep mogelijk. Dit blijft dus een black box. Ik heb sterk de indruk dat dit een wassen neus is. Ik hoor graag van de staatssecretaris of Hilversum nou echt opengaat. Of blijft het gewoon business as usual?
Ik begon mijn bijdrage met de vraag te stellen waarom de staatssecretaris wil praten over deze nieuwe wet als hij niet eens wil praten over de uitvoering van de oude wet. Die oude wet wordt niet uitgevoerd. Ik noem artikel 2.1, lid 2. Daarin is sprake van het op een evenwichtige wijze een beeld geven van de samenleving, over pluriformiteit, over het voldoen aan hoge journalistieke en professionele kwaliteitseisen en over het voor iedereen toegankelijk zijn. Dat is het papier, maar de realiteit is een heel andere. De omroep is een links feestje. De omroep is niet van ons allemaal en voor ons allemaal. De omroep biedt een tsunami aan linkse propaganda.
Hilversum spreekt niet de taal van ons volk, maar de taal van een kleine, linkse grachtengordelelite. Onder de huidige staatssecretaris, van VVD-huize, is zelfs het vlaggenschip van de omroep, Nederland 1, de zender die veruit de hoogste kijkcijfers heeft, in handen gevallen van de omroep van de Partij van de Arbeid. Ik noem de score van gisteravond. Bij De Wereld Draait Door zaten mevrouw Verbeet, mevrouw Hilkens en mijnheer Asscher. Bij Pauw zat Diederik Samsom. En verder is onze NPO heel erg evenwichtig. De PvdA is een gemarginaliseerde splinterpartij, maar heeft zich in de nadagen van haar bestaan de belangrijkste zender van de Nederlandse staatsomroep toegeëigend, zonder enige schaamte en zonder enig voorbehoud. De staatssecretaris van VVD-huize staat met een vlaggetje langs de kant om het allemaal mogelijk te maken. We zien het in de cijfers van De Wereld Draait Door. Er is een wildgroei aan PvdA-types te gast. Een oud-voorzitter van de PvdA is er de meest gevraagde politicus. Over wie praten ze in dat linkse praatcafé? Met kop en schouders steekt Geert Wilders erboven uit. Het is nageteld en het is geturfd. En maar bashen, en maar hakken, en maar verontwaardigd zijn, met machteloze woede en stampvoetend, traantjes in de ogen, de vuistjes gebald. Eigenlijk is heel Nederland één grote therapiesessie. Het progressieve volkje raakt maar niet uitgepraat over mensen die de verkeerde mening hebben.
Nu, rondom de asieltoestroom, wordt het nog eens extra zichtbaar. De voorzitter van de raad van bestuur, mijnheer Hagoort, beloofde bij zijn aantreden: niet meer drie keer per avond de Volkskrant. Hij heeft woord gehouden, want we hebben nu de hele dag, van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat NRC Handelsblad. Voorspelbare linkse meninkjes als basis voor de berichtgeving, van 's ochtends vroeg op Radio 1 tot het slapengaan. Sinds het begin van de asieltsunami is er geen houden meer aan. Ik hoor altijd dat mijn partij zou generaliseren. Dat is apekool. Wie wel stelselmatig generaliseert, is de NPO. Het zijn allemaal vluchtelingen. Er wordt ingezoomd op kinderen voor het maximale zieligheidseffect. Dat van de asielzoekers slechts een vijfde deel uit Syrië komt, blijft onvermeld. De NPO blijft maar doorgaan met het frauduleuze "ze komen uit oorlogsgebieden". Vind je het gek dat mensen zich bij azc's melden met teddyberen, zoals in Amersfoort! Als het dan echter blijkt te gaan om 500 alleenstaande mannen, dan blijken de NPO-sprookjes ineens te botsen met de realiteit.
De voorzitter van Omroep MAX haalt zelfs gaskamers erbij om de asieltoestroom goed te praten. Wie kritiek heeft op de tsunami hunkert dus eigenlijk naar een nieuw Auschwitz, vindt Omroep MAX. Andere Tijden ging deze week over de Joodse vluchtelingen van voor de oorlog. Natuurlijk kan de NPO het niet laten dat in één moeite te noemen met de huidige asieleisers. Zo is Hilversum. We hebben Arie Boomsma, die letterlijk stelt begrip te willen kweken voor de islam. We hebben Andries Knevel, die zegt actie te voeren voor de migranten op Kos. Die mensen slopen dat eiland, tot groot verdriet van de oorspronkelijke bewoners, die erbij staan te huilen. De EO komt weer met een nieuw programma om PVV-kiezers op te voeden tot goede multiculturalisten. De titel daarvan is Rot op naar je eigen land. PVV'ers zijn inmiddels overal alweer benaderd. Heeft de NPO ook programma's om GroenLinks'ers te bekeren? Zo nee, waarom niet? Dat is mijn vraag aan de staatssecretaris.
KRO-NCRV gaat bloemen bezorgen in asielzoekerscentra. Die omroep zegt: verbinden staat bij ons hoog in het vaandel. Diezelfde club gaat zelfs 100 asielzoekers opvangen in het eigen gebouw, het AKN-gebouw. Hoe verhoudt zich dat tot de Mediawet? Dat is mijn vraag aan de staatssecretaris. De directeur van die club is er heel trots op en daarna rijdt hij weer terug naar zijn villa in zijn blanke dorp. Dan laten ze het verbinden graag over aan anderen. De voorlichter van AVROTROS twitterde dit weekend dat hij de opkomst van mijn partij beangstigend vindt.
De NPO wil maar één verhaal: het zijn allemaal vluchtelingen en ze zijn allemaal zielig. Wantoestanden in azc's, aanrandingen, criminaliteit, ontwrichting, massale vechtpartijen, Jodenhaat, homohaat, vrouwenhaat, christenhaat, het blijft allemaal zo veel mogelijk ongenoemd, onder de pet. Het sprookje mag niet worden verstoord en zeker niet door de feiten. De ruime meerderheid van ons volk die afwijzend staat tegenover de asieltsunami bestaat blijkbaar meestal uit nazi's, mensen van extreem rechts, tokkies of andere mindere mensen waar niemand rekening mee hoeft te houden. Er is een hele avond zieligheidtelevisie met Jeroen Pauw. We zien hem poseren voor de foto van het verdronken jongetje, maar het ware verhaal wordt niet verteld. In het programma wordt nog even tijd ingeruimd voor andersdenkenden. Die worden aangekondigd als "mensen die angst hebben". Iemand van AZC-Alert, Anita Hendriks, wordt geïnterviewd door een verslaggever van EenVandaag die haar vol walging en afkeuring aankijkt. De presentator van Nieuwsuur zegt over Duitsland: "Het land toont twee gezichten. Je hebt de mensen die met open armen de vluchtelingen verwelkomen en je hebt mensen die dat met de gestrekte rechterarm tegenhouden." Kortom, wie niet juicht voor de toestroom is een nazi. Zo denken ze in Hilversum over de mensen die hun salarissen betalen.
Gisteren werd er in Nieuwsuur gezegd: er is grote bezorgdheid over het draagvlak. O ja, bij wie dan? Bij ons volk? Niet in de tram waarin ik zit. Niet op het schoolplein waar ik sta. Nee, die bezorgdheid is er bij de wereldvreemde enclave die Media Park heet. De voorzitter van de NPO ondertekent het manifest Voelt u zich geroepen? Hij doet dat nadrukkelijk als voorzitter van de raad van bestuur van de NPO. In De Telegraaf staat zijn handtekening parmantig afgedrukt tussen die van andere wereldvreemde BN'ers die graag hun eigen voortreffelijkheid etaleren. Kijk ze eens aan de goede kant staan! Het initiatief wordt voortgezet tijdens de goedemensenbijeenkomst in de Amsterdamse Stadsschouwburg in het kader van het project 24 uur Onbegrensd. Is het de taak van de voorzitter van de NPO om de asiellobby te steunen? Dat is mijn vraag aan de staatssecretaris.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik wil even een punt van orde maken. Ik meende dat wij hier bezig waren met een wetsbehandeling en niet met een cabaretprogramma van de PVV. Mijn vraag aan de voorzitter is: past dit nog binnen de orde? Want anders ga ik even weg en dan kom ik wel weer terug als deze cabaretvoorstelling voorbij is en we weer met een wetsbehandeling verder kunnen gaan.
De voorzitter:
Ik kan hierop antwoorden. Er is sprake van een wetsbehandeling. Daarbij gaan de leden uiteraard over hun eigen tekst, maar u kunt vragen stellen als u bepaalde onderdelen mist, mijnheer Grashoff.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik kan daar slechts aan toevoegen dat ik alle onderdelen mis.
De heer Bosma (PVV):
Ik begrijp dat de heer Grashoff even weg wil. Wat mij betreft is dat prima.
De heer Verhoeven (D66):
De heer Bosma heeft hier de afgelopen jaren steeds in dezelfde lijn geredeneerd. Hij heeft het altijd over een staatsomroep. Hij heeft altijd voorbeelden aangehaald waarmee hij probeert duidelijk te maken dat hij vindt dat de omroep de inhoud in het publieke debat probeert te sturen. Hij doet dit nu met een zeer lang stuk tekst over de vluchtelingenproblematiek. Ik zat mij inderdaad ook wel op mijn tanden te bijten, maar het is het recht van de heer Bosma. Ik vraag hem wel het volgende. Wat heeft de heer Bosma gedaan om alles wat hij zegt en vindt, te vertalen naar een verbetering in de wet? Hij moet dan wel proberen om daar iets te doen. Hij kan hier prachtige verhalen houden die allemaal in meer of mindere mate onzin zijn, maar hij moet dan ook iets doen aan deze wet.
De heer Bosma (PVV):
Dat is nu net mijn punt, het principiële punt dat ik maak. Het zou mooi zijn als een partij die zichzelf "democraten" noemt, het met mij eens zou zijn. Ik wil het punt maken dat de wet niet wordt uitgevoerd en het dus heel weinig zin heeft om te praten over een nieuwe wet. De staatssecretaris wil niet eens antwoord geven op de zeer principiële vraag of de wet wordt uitgevoerd, want dan gaat het volgens hem over de inhoud. Ik wapper altijd met de artikelen uit de Mediawet waarin gewoon allerlei zaken worden opgelegd over de wijze waarop de omroep moet functioneren. De omroep doet dat niet.
De heer Verhoeven (D66):
Het wordt wel steeds gekker. Ik heb het idee dat de peilingen de PVV een beetje naar het hoofd beginnen te stijgen. Dat is weleens vaker gebeurd in het verleden. Een paar weken geleden werd gezegd dat we een nepparlement zijn, vandaag zegt de heer Bosma dat het toch geen bal uitmaakt wat we een in wet veranderen omdat die toch niet wordt uitgevoerd. Hij houdt vervolgens wel een heel lang betoog over een onderwerp waarvan hij verder zegt: daar verander ik verder maar niks aan want het doet er toch allemaal niet meer toe. Waarom scherpt de heer Bosma als parlementariër de wet niet aan op de punten die hij zo belangrijk vindt? Waarom heeft hij helemaal niks gedaan om die heel lange woordenstroom om te zetten in één verbetering van de wet?
De heer Bosma (PVV):
Er is mij niets naar het hoofd gestegen. Ongeacht de peilingen is dit het verhaal dat ik afdraai sinds ik in 2006 mediawoordvoerder ben geworden. De heer Verhoeven is van harte welkom. Hij is wat nieuw op dit dossier, maar hij kan misschien eens een belletje plegen met Boris van der Ham als hij een achterstand heeft op het gebied van de informatie. Dit is het verhaal dat ik altijd vertel. De wet wordt niet uitgevoerd en daar moet iets uit volgen. Als de wet niet wordt uitgevoerd, moeten we gewoon praten over de financiering. Het is heel simpel. Als een speeltuinvereniging niet doet wat ermee is afgesproken, moeten we hakken in de financiering.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
De heer Bosma (PVV):
Het is wel fijn dat de heer Grashoff blijft zitten, voorzitter. Dat waardeer ik dan wel weer.
De voorzitter:
Hoelang nog, mijnheer Bosma?
De heer Bosma (PVV):
Ik heb nog tien minuten. Ik zie dat de tijd doorloopt. Dat zou niet zo moeten zijn.
De voorzitter:
De tijd is net weer gaan lopen. Hij heeft stilgestaan.
De heer Bosma (PVV):
Ik geloof u op uw woord, voorzitter.
De Raad van State stelt dat de omroepverenigingen verschillende stromingen in de samenleving vertegenwoordigen en dat enige mate van diversiteit hierdoor verzekerd is. Dat is dus een dode letter. Afshin Ellian heeft gelijk: in Hilversum geloven ze in pluriformiteit, de pluriformiteit van dezelfde kerk: de linkse kerk.
Er is nog een overeenkomst. De NPO-idealisten wonen allemaal in blanke dorpen, in blanke buurten en brengen hun kinderen naar blanke scholen. Ze zijn allemaal voor de multiculturele samenleving, maar wel met behoud van de eigen blanke straat. Ik voorspel dat we de komende maanden en jaren nog heel veel programma's krijgen vol met leuke, knuffelbare, zielige vluchtelingen die het heel goed doen op school en die heel goed kunnen zingen. We zullen ermee worden doodgegooid, want we moeten worden opgevoed.
De NPO is behept met een vreemde raciale obsessie. Er wordt nu gezocht naar een netmanager. We lezen daarover dat een kandidaat met een niet-westerse achtergrond de voorkeur geniet. Waarom niet gewoon de beste voor die functie? Waarom afscheid nemen van het principe van een meritocratie? We lezen dat er een Turkse popzender komt. Kan de staatssecretaris vertellen wat daar de dieperliggende gedachte achter is? Ik dacht dat dit kabinet voor integratie was. Dit is tenslotte Nederland en niet Turkije. De PvdA roept altijd: niet je afkomst telt, maar je toekomst. Maar als het aankomt op het uitdelen van subsidiegeld aan radiokanalen telt ineens toch weer je afkomst. Dan ben je ineens weer geen Nederlander, maar weer gewoon een Turk. Ik vind dat vreemd. Mijn voorstel is: Turkse zenders, prima; in Turkije. Waarom moet de Nederlandse belastingbetaler meebetalen aan iets wat Turken in Nederland aanspreekt op het feit dat zij Turken zijn? We zien het vaker bij de NPO, zoals stages alleen voor allochtonen en het opzettelijk in beeld brengen van mensen die een bepaalde huidskleur hebben, om daarmee aan allerlei afspraken te voldoen.
De Raad van State zegt ook: de publieke omroep is cultuurdrager van Nederland. Mijn indruk is een heel andere: de NPO is een cultuurvernietiger. De NPO sloopt systematisch Zwarte Piet, onze kindervriend die nooit een vlieg kwaad heeft gedaan. De haatcampagne begon bij de VARA, is voortgezet door de EO en straks gaat de NTR praten met de minister van Sociale Zaken over het vermoorden van onze Zwarte Piet. Waarom doet de NTR dit? Het lijkt mij in flagrante strijd met artikel 7 van de Grondwet, oftewel geen voorafgaand verlof hebben voor het uiten van een mening. Waarom gaat de omroep, de NPO, in hemelsnaam praten op het ministerie over de inhoud van televisieprogramma's? In de DDR deden ze dat en dat begrijp ik, maar waarom praat de NPO met een minister over de inhoud van televisieprogramma's? Waarom wil de NPO niet islamitische feestdagen aanpassen maar wel onze feestdagen? Het is illustratief voor de NPO die alle voeling met ons volk is kwijtgeraakt en helemaal aan de leiband loopt van gekke actievoerders. Daarom hulde aan RTL, want daar blijft
Zwarte Piet zwart. De Luxemburgers laten zich niet terroriseren. Hulde aan de commerciëlen, zij vervullen de publieke taken waar de hooghartige staatsomroep de neus voor ophaalt.
Ik heb nog zeven minuten en veertig seconden, maar ik zal tijd overhouden. Concluderend, de wet wordt niet nageleefd. De Mediawet is een dode letter. Dat is erger. Wat nog erger is, is dat wij een staatssecretaris hebben die daar niets over wil zeggen. Praten over een nieuwe Mediawet heeft dus bijzonder weinig zin. De publieke omroep is ervoor om ons te voeden. We denken verkeerd, we stemmen verkeerd en we vieren racistische feesten. Dus moeten we op betere gedachten worden gebracht. We moeten net zo leren denken als in Hilversum, want daar wonen betere mensen. Wij moeten ook met knuffelbeertjes klaarstaan bij azc's en de ogen sluiten.
Nog nooit is de kloof zo groot geweest. Nog nooit waren de verschillen zo groot tussen de normen en waarden van het Mediapark en de normen en waarden van het overgrote gedeelte van ons volk. De omroep is verworden tot een instrument in de omvolking van Nederland. Het doel van de omroep is om ons aan te praten dat elk verzet zinloos is. Het is psychologische oorlogsvoering. Die kloof is reëel. Hij bestaat en hij valt niet te dichten. Aan de ene kant zien we de gaskamerretoriek, de gestrekte rechterarm, het actievoeren op Kos, de handtekening onder "Voelt u zich geroepen?" en aan de andere kant zien we het overgrote gedeelte van ons volk dat massaal zegt dat de grenzen dicht moeten en dat we moeten stoppen met die waanzin. Nogmaals, de kloof is reëel. Laten we die erkennen; hij valt niet te dichten. Laten we uit elkaar gaan als goede vrienden. We denken met plezier terug aan Fred Oster en Swiebertje. Decennialang is geweldige radio en televisie gemaakt door professionals van wereldklasse. Jullie hebben ons laten lachen en laten huilen. Bedankt voor al die mooie momenten. Ik zeg dat in alle oprechtheid. Maar er zijn nu echt andere tijden. De technologie heeft jullie achterhaald en jullie ideeën zijn net zo achterhaald. Als jullie ons toch tokkies en mindere mensen vinden, willen jullie vast ons geld ook niet meer hebben.
De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. Ik begin mijn woordvoering met een korte luisterwijzer. Ik start straks met een inleiding die ons zal meevoeren naar mijn jonge jaren. Daarna ga ik in op de doelstellingen van de Mediawet, zal ik inzoomen op de mogelijkheden die gecreëerd worden voor producenten van buiten om rechtstreeks toegang te krijgen tot het publieke bestel en besteed ik aandacht aan nieuwe rollen en aan verantwoordelijkheden tussen de NPO en de omroepverenigingen. Dat brengt mij bij de rol van de publieke omroep in het snel veranderende medialandschap, in het bijzonder de digitale wereld. Van daaruit is het een kleine stap richting het prachtige medium radio. Als politicus uit de mooie provincie Groningen ben ik van mening dat de regionale omroep niet mag ontbreken. Ik zal mijn betoog beëindigen met een krachtig appel voor meer transparantie bij de publieke omroep.
Het begin van mijn mediacarrière was behoorlijk internationaal. Ik groeide op in het mooie Haaksbergen, ongeveer vier kilometer van de Duitse grens. Dankzij die kleine afstand hadden wij thuis niet de beschikking over slechts twee tv-zenders, maar over maar liefst vijf en, als de wind heel erg gunstig stond, soms zelfs een heel kleine kans op maar liefst zes zenders. Dat opende allerhande nieuwe mogelijkheden. Als klein Twents jongetje van ongeveer drie jaar oud keek ik op een bakbeest van een zwart-wittelevisie naar Die Sendung mit der Maus. Regelmatig werd dat gevolgd door Sesamstrasse. Ik vond dat prachtig en ik had niet in de gaten dat ik ongemerkt ook nog eens Duits leerde. Lang leve de grensstreek!
Het was de tijd waarin het medialandschap overzichtelijk was. Nederland kende twee tv-zenders. Daarnaast waren er vier publieke radiozenders en in iedere regio een regionale radiozender.
Het internationale karakter nam toe toen begin jaren tachtig de mogelijkheid van de kabel-tv kwam. De zwart-wit-tv was inmiddels ingeruild voor een bakbeest van een kleuren-tv. En naast een derde publiek tv-net was daar ook ineens Sky Channel te zien, commercieel en in het Engels. Ontzettend spannend allemaal, zeker toen daar Linda de Mol verscheen met een enorm getoupeerd kapsel en een pratende kat, waarmee ze de Dj Kat Show presenteerde. Zie ik een blik van herkenning bij de staatssecretaris? Het was onvermijdelijk dat de komst van de kabel in ieder huishouden het eind zou inluiden van het verbod op commerciële televisie in Nederland. Waarom zouden we immers wel via de kabel mogen kijken naar buitenlandse commerciële zenders en zou dat voor Nederlandse commerciële zenders verboden moeten blijven? Joop van den Ende wilde zijn kans grijpen en zette alles op alles om eind 1989 met een echt Nederlandse zender vanuit Nederland uit te gaan zenden. Succes leek verzekerd, totdat er uit de geledingen van sommige politieke partijen verzet kwam. De publieke omroep zou beschermd moeten worden tegen het commerciële geweld. Dat verzet slaagde. Het Commissariaat voor de Media kon niet anders dan het TV 10 van Joop van den Ende de toegang tot de kabel ontzeggen. De politieke actie om de publieke omroep te beschermen tegen de komst van een commerciële zender bleek echter een pyrrusoverwinning. RTL Veronique, destijds tegelijk opgezet met TV 10 maar officieel geen Nederlands maar een Luxemburgs station, begon in 1989 wel met uitzenden. Niets of niemand in de Nederlandse politiek kon daar nog iets tegen beginnen. Een jaar later bracht Joop van den Ende al zijn sterren naar RTL Veronique, werd het station omgedoopt tot "RTL 4" en was de commerciële televisie minstens even populair en relevant als de publieke omroep.
Inmiddels lijkt dit alles lang geleden. Commerciële tv en radio zijn tegenwoordig wel toegestaan en maken een essentieel onderdeel uit van het media-aanbod in Nederland. Dit heeft geleid tot een enorme diversiteit en een aanbod dat beschikbaar is voor iedereen. Bovendien is de mediasector een enorme innovator. Nederlandse producenten maken programma's en concepten die de hele wereld overgaan, van Lingo tot Big Brother tot The Voice.
Waarom is het belangrijk om bij deze lessen uit het verleden stil te staan? Omdat deze lessen ons leren dat een pluriform, relevant en innovatief medialandschap baat heeft bij een overheid die niet tegenhoudt maar juist meebeweegt. Als de wereld van de media verandert, is het essentieel dat de overheid en de wetgeving meeveranderen. Wat de VVD betreft moeten we met die realistische en optimistische blik kijken naar de voorliggende wijzigingen van de Mediawet en de rol van de Nederlandse publieke omroep. De VVD is positief over de voorgestelde wijziging. Met de wijziging zetten we met betrekking tot de modernisering van de publieke omroep een grote stap.
Dit leidt al tot vragen!
De heer Verhoeven (D66):
Ik zat even te wachten, want de historische schets van de heer Rutte was het aanhoren best waard. Maar vandaag gaat het natuurlijk om deze wet. De staatssecretaris heeft een jaar geleden de strategie gekozen om naar een schip te gaan en daar met heel grote woorden te zeggen: ik ga de publieke omroep helemaal veranderen en het bestel volledig openbreken. De heer Rutte lijkt er nu voor te kiezen om een lange historische schets te gebruiken, om zo toch iets te verdoezelen. Ik vraag het hem gewoon: is het niet zo dat de VVD in het afgelopen jaar ongeveer alles in deze wet heeft moeten weggeven aan de Partij van de Arbeid, en dat de VVD dus eigenlijk niets meer terugziet van haar eigen oorspronkelijke plannen voor de publieke omroep? Hoe duidt de heer Rutte deze nederlaag van de VVD?
De heer Rutte (VVD):
Er is geen sprake van een nederlaag. Ik herken mij totaal niet in dit verhaal van de heer Verhoeven.
De heer Verhoeven (D66):
Kan de heer Rutte dan iets meer woorden wijden aan het verschil tussen wat een jaar geleden de voorstellen van de staatssecretaris en de VVD-fractie waren en wat er nu ligt? Kan de heer Rutte een aantal punten noemen die volledig zijn afgezwakt? Zou hij daar wel op in willen gaan?
De heer Rutte (VVD):
Ik wil overal op ingaan, maar ik ben echt nog aan het begin van mijn betoog. Ik heb net mijn inleiding gehad en wilde nu in de inhoud duiken. Daar mag de heer Verhoeven op wachten. Dan vertel ik het straks. Ik wil echter nu al wel een paar zaken ophelderen. Het is voor de VVD belangrijk dat de publieke omroep zich beperkt tot de kerndoelen. Die staan helder in de wet. Ieder programma moet daaraan voldoen. Ook dat wordt bij dezen geregeld. Dat vinden wij heel belangrijk. Daarnaast wordt het stelsel opengebroken, zodat mensen van buiten, die dingen doen die nu misschien niet te zien zijn bij de publieke omroep, een plek krijgen. Dat is ontzettend belangrijk. Dat heeft de staatssecretaris beloofd en dat wordt met deze wetgeving geregeld.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Rutte (VVD):
Dat ga ik doen. De publieke omroep krijgt stevige doelstellingen om de publieke rol in het dynamische medialandschap maximaal en op onderscheidende wijze in te kunnen vullen. Ieder programma, of het nu online, op de radio of op de tv is, moet bijdragen aan de kerndoelen van de Mediawet, informatie, educatie en cultuur. Dat is een langgekoesterde wens van de VVD. Deze koers werd ruim een jaar geleden ook nadrukkelijk geadviseerd door de Raad voor Cultuur. Nu wordt die koers ook daadwerkelijk wet. Hiermee zorgen we ervoor dat de Nederlandse publieke omroep relevant blijft en dat zijn bestaansrecht gewaarborgd blijft.
Wat de VVD betreft moet klip-en-klaar zijn dat ieder programma dat straks door de NPO uitgezonden wordt, bijdraagt aan de publieke doelstellingen informatie, educatie en cultuur. De staatssecretaris is er in zijn beantwoording van de schriftelijke vragen ook duidelijk over. De NPO laat het in zijn concessiebeleidsplan echter nog een beetje in het midden. Het Commissariaat voor de Media heeft er bij zijn advisering over het concessiebeleidsplan nog stevig commentaar op geleverd. Het commissariaat bepleit de komst van een helder toetsingskader waarmee voor ieder programma getoetst wordt of het bijdraagt aan de publieke kerndoelen. De VVD is het daarmee eens. Op welke wijze gaat de staatssecretaris zich verzekeren van de komst van een toetsingskader? Is hij bereid om het toetsingskader te laten beoordelen door het onafhankelijke Commissariaat voor de Media? Is hij bereid zijn goedkeuring van het concessiebeleidsplan afhankelijk te maken van de komst van een toetsingskader dat de toets van het Commissariaat van de Media kan doorstaan? Is hij het met de VVD eens dat de uitkomst van de toetsing van de programma's transparant, inzichtelijk en raadpleegbaar moet zijn voor iedereen? Ik krijg hierop graag een reactie.
Het wetsvoorstel zorgt ervoor dat het publieke medialandschap toegankelijker wordt voor partijen van buiten die mooie programma's maken die voldoen aan de publieke kerndoelen. Beter gezegd: het publieke medialandschap wordt toegankelijker voor partijen die aanbod creëren waarin nu misschien nog niet voorzien wordt. Dit zorgt voor meer concurrentie op inhoud en genereert innovatie. Het deel van de programmering dat van buiten komt, kan oplopen tot maar liefst 50% van het programmabudget. De publieke omroep wordt daarmee, nog meer dan nu het geval is, een omroep van en voor alle Nederlanders. Er zijn 3,5 miljoen leden, maar er zijn 17 miljoen Nederlanders. De VVD is blij met die ontwikkeling. Misschien is de heer Klein dat niet, want ik zie dat hij er een vraag over wil stellen.
De heer Klein (Klein):
De heer Rutte roemt het idee van de buitenproducenten. Deze onafhankelijke producenten kunnen er volgens hem zomaar in komen. Ik heb de wet goed gelezen en volgens mij is dit toch een beetje een dooie mus. Je mag het aanbieden. Vervolgens kan de omroepvereniging zeggen dat zij het niet doet. De enige mogelijkheid is dan nog dat de NPO de NTR verplicht om een en ander erin te zetten. Als de NTR dat niet wil doen, kan dat ook, want de NTR heeft ook eigen besluitvorming, met een eigen redactie en een eigen onafhankelijkheid.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Klein (Klein):
Is het dus niet een volledig dooie mus? Je denkt dat iets van buiten naar binnen mag komen, terwijl dat in feite niet het geval is.
De heer Rutte (VVD):
Ik deel de somberheid van de heer Klein totaal niet. We creëren met maar liefst de helft van het budget van de publieke omroep de mogelijkheid voor mensen van buiten om voet aan de grond te krijgen bij de publieke omroep. Dat kunnen grote producenten zijn, die nu ook al vaak de weg weten te vinden naar de publieke omroep, maar het kunnen ook kleinere innovatieve partijen zijn, die nu geen platform kunnen vinden voor hun uitzending. Daardoor wordt de publieke omroep pluriformer en wordt hij misschien zelfs wel veel beter. Ik ben er helemaal niet somber over. Ik ga zo nog wat dingen zeggen over de ondersteunende rol die omroepen hierin hebben, maar ik hoef het toch niet meteen een dooie mus te vinden? Waarom is de heer Klein zo somber?
De heer Klein (Klein):
Het gaat om twee dingen. Het gaat om de wetsbepalingen in de Mediawet. Hierin gaat het expliciet over de toetreding van de buitenproducenten, de externen. Het gaat ook over de vraag hoe je ervoor kunt zorgen dat buitenproducenten actief mee kunnen doen in de programma's van de publieke omroep, van de omroepvereniging. Dat gebeurt nu toch al? Het is 30,6%, terwijl de Europese minimumeis 10% is en terwijl de Nederlandse minimumeis 16,5% is. Er zijn dus mogelijkheden voor groot en klein om binnen de publieke omroep, binnen de omroepverenigingen, binnen de taakorganisaties, hun aanbod te leveren. De bepalingen die er nu zijn, zijn dus alleen maar een dooie mus.
De heer Rutte (VVD):
Ik begrijp de heer Klein niet zo heel goed. Ik ben enthousiast over de veranderingen. Vervolgens zegt de heer Klein dat het nu ook allemaal al kan, hoewel er wel degelijk veranderingen in de wet zijn. Daar ben ik enthousiast over, maar de heer Klein volgens mij niet. Ik snap niet waarom hij tegen mij zo somber zit te doen. Ik ben er wel degelijk enthousiast over dat dit kan. Ik hoop dat de heer Klein dat straks ook is; dat zou mooi zijn.
De voorzitter:
Ik wijs de leden er nogmaals op dat interrupties bedoeld zijn om vragen te stellen en in tweede instantie een korte bondige vervolgvraag te stellen. De heer Rutte vervolgt zijn betoog.
De heer Rutte (VVD):
Of die buitenproducenten echt voet aan de grond kunnen krijgen in het publieke landschap is wel afhankelijk van de wijze waarop de NPO zijn nieuwe wettelijke rol in de praktijk handen en voeten gaat geven. Gaat de NPO echt op zoek naar wat nu nog niet of nauwelijks te zien en te horen is bij de publieke omroep? Gaat de NPO echt producenten actief uitnodigen om programma's te maken waarmee die lacunes worden ingevuld? In het conceptconcessiebeleidsplan is het allemaal erg zuinigjes. Is de staatssecretaris het met de VVD eens dat de NPO op dit punt veel meer ambitie moet tonen? Het gaat hier immers om een essentieel punt van de nieuwe Mediawet en een essentiële nieuwe verantwoordelijkheid van de NPO. Is de staatssecretaris bereid, hiermee rekening te houden bij zijn beoordeling van het concessiebeleidsplan?
De heer Pieter Heerma (CDA):
De heer Rutte raakt hier een interessant punt. Hij stelt een vraag waar de staatssecretaris in zijn schriftelijke beantwoording veel scherper over is. In de schriftelijke beantwoording van de Kamervragen heeft hij namelijk geschreven dat wat in het concessiebeleidsplan staat, strijdig is met de wet. Vorige week hebben wij van de omroepen en de NPO een uitleg gekregen van hetgeen zij voorstaan met het concessiebeleidsplan. Daaruit blijkt wel degelijk dat zij goed geluisterd hebben naar het advies van de Raad voor Cultuur en dat er meer toegang moet komen voor buitenproducenten. Vindt de VVD-fractie de lezing die in deze brief staat, strijdig met de wet die nu voorligt?
De heer Rutte (VVD):
De VVD-fractie vindt het belangrijk dat de NPO in zijn rol actief op zoek gaat naar mensen van buiten het bestel voor programma's die nu nog niet of in onvoldoende mate te zien zijn bij de publieke omroep. Als de NPO daarin nu extra stappen zet ten opzichte van wat hij zelf heeft opgeschreven in het concessiebeleidsplan, is dat goed.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Het is heel aardig dat de VVD-woordvoerder zijn betoog van zojuist herhaalt, maar dat is geen antwoord op mijn vraag. In de schriftelijke beantwoording geeft de staatssecretaris aan dat het concessiebeleidsplan op dit punt strijdig is met de wet. De omroepen en de NPO hebben een brief gestuurd waarin zij uitleggen hoe zij producenten van buiten toegang gaan geven tot het bestel, in lijn met het rapport van de Raad voor Cultuur. Die brief hebben wij allemaal ontvangen. Vindt de VVD-fractie hetgeen in die brief staat op dit punt strijdig met de wet die wij vanavond bespreken? Dat lijkt mij ook voor andere fracties, zoals alle fracties die vorig jaar de motie-Van Dijk hebben gesteund, wel relevant voor hun afwegingen over dit wetsvoorstel. Is deze lezing strijdig met de wet of niet?
De heer Rutte (VVD):
Ik ga niet over de woorden van de staatssecretaris. Daar moet hij straks zelf een duiding van geven.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Sorry, voorzitter, maar ik stel geen vraag aan de staatssecretaris, maar aan de VVD-fractie.
De voorzitter:
De VVD-woordvoerder gaat over zijn eigen woorden.
De heer Rutte (VVD):
De heer Heerma kan nu wel heel gepikeerd doen, maar ik probeer in alle rust antwoord te geven op zijn vraag. De woorden "in strijd met de wet" zijn van de staatssecretaris; die heb ik niet gebruikt. Ik wil dat de NPO ambitie toont op dit punt. Ik vind het een belangrijk onderdeel van de wet. Als de NPO nu meer ambitie toont dan in het aanvankelijke concessiebeleidsplan, is dat een stap in de goede richting. Ik ben wel heel benieuwd hoe de staatssecretaris de NPO tot maximale ambitie kan aanzetten.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Op 24 november 2014 is de motie-Van Dijk aangenomen, waarin wordt gesteld dat de omroepen altijd als coproducent moeten fungeren bij het in dienst nemen van externe producenten. Daar spreekt de heer Rutte nu over. Deelt hij de mening dat deze motie is aangenomen en dat die dan ook het uitgangspunt moet zijn?
De voorzitter:
De motie is aangenomen. Ik neem aan dat het om het tweede deel van de vraag gaat.
De heer Rutte (VVD):
Ja, die motie is aangenomen. Het uitgangspunt dat de omroepen als coproducent moeten fungeren, zien we ook terug. Ik heb straks nog wel wat aanvullende vragen over de precieze interpretatie, maar aangenomen moties moeten worden uitgevoerd.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat is hartstikke mooi. Dan zijn wij het er dus over eens dat de omroepen als coproducent dienen te fungeren bij dit voorstel om externe organisaties toe te laten treden tot het bestel.
De heer Rutte (VVD):
De heer Van Dijk doet nu net alsof er iets nieuws aan de hand is, maar volgens mij komt het overeen met wat we hier met elkaar aan het behandelen zijn. Het is wel van belang om even te kijken hoe verstrekkend dat coproduceren nu precies is. Daarover wil ik zo wat vragen stellen. Volgens mij is de heer Segers geïnteresseerd in iets anders, want hij staat bij de interruptiemicrofoon.
De heer Segers (ChristenUnie):
Zeker, ik ben hier zeer geïnteresseerd in. Er is in Hilversum consensus bereikt over de vraag hoe men in die nieuwe verhoudingen met elkaar omgaat. Er komen inderdaad mensen van buiten en er is een verhouding tussen de NPO en de omroepen. Er ligt een Kameruitspraak en er ligt een Concessiebeleidsplan NPO. Er lijkt een vorm van consensus te zijn. Vindt de VVD-fractie de consensus die is gevonden, prima? Is dat inderdaad het uitgangspunt?
De heer Rutte (VVD):
Het is een goede start. Laat ik het daarbij houden. Het is een goede start dat partijen het enigszins eens zijn geworden over de vraag hoe ze het willen gaan doen. Als we deze wet aannemen en zeggen dat de helft van het budget in principe beschikbaar kan zijn voor partijen van buiten, krijgt de NPO de taak om ook echt te bekijken wat er op dit moment niet te zien en te horen is bij de publieke omroep. Ik vind wel dat we ook die taak serieus moeten nemen. Er mag op dat vlak dus best ambitie worden betracht. Maar dat partijen het eens worden over de werkwijze, is alleen maar goed. Ik heb liever dat dan dat ze rollebollend over straat gaan.
De heer Segers (ChristenUnie):
We hebben net een aantal woorden van collega Verhoeven over de omroepen gehoord. Hij zei dat het alleen maar verzuilde restanten zijn, dat zij iets uit het verleden zijn. Kan de heer Rutte ook de waarde van de omroepen zien? Kan hij ze zien als dragers van pluriformiteit, van een veelkleurigheid waar ook creativiteit in zit, waarbij ook sprake is van een toegevoegde waarde? Is dat ook voor hem een uitgangspunt bij het verder nadenken over het samenspel tussen de NPO, buitenproducenten en de verschillende omroepen?
De heer Rutte (VVD):
Ik kan zo teruggrijpen op de tekst die ik net heb uitgesproken. We maken het nu in principe mogelijk dat 50% van het budget beschikbaar komt voor partijen van buiten. Dat hoeft niet. Het is ook beschikbaar voor de omroepen om in een situatie van concurrentie te bekijken hoe dat het allerbeste kan worden ingevuld voor de publieke taak. Ik vind dat goed. Daarom is de publieke omroep meer van alle Nederlanders geworden. Ik heb gezegd: er zijn 3,5 miljoen leden, dus dat heeft waarde. Maar er zijn ook 17 miljoen Nederlanders. Ik denk dat we daarin met deze wetswijziging een goede balans vinden.
Ik vervolg mijn betoog. Zodra een programma of een programma-idee van een buitenproducent bij de NPO wordt gemeld, moet de NPO dit programma proberen onder te brengen bij een omroep, zo regelt de wet. Als geen enkele omroep interesse heeft, wordt het programma ondergebracht bij de NTR. Maar wat gebeurt er vervolgens? In de memorie van toelichting staat dat de omroep die een voorstel verzorgt met een onafhankelijke producent, altijd coproducent is. Dat heeft de heer Van Dijk ook gezegd. Maar wat wordt daar precies mee bedoeld? Gaat het dan slechts om een technische omschrijving van de wijze van samenwerking of betekent coproductie dat de omroepen ook zeggenschap krijgen over het intellectuele eigendom van de ideeën achter het programma? Krijgen de omroepen ook invloed op de te maken inhoudelijke en creatieve keuzes? Immers, als coproductie zich zover uitstrekt, valt te betwijfelen of veel onafhankelijke producenten geïnteresseerd zullen zijn in de publieke omroep als platform. Het zou kunnen zijn dat je daarmee je intellectuele eigendom en je creatieve autonomie kwijtraakt. Dat lijkt me niet de bedoeling. Of wordt de soep niet zo heet gegeten? Ik hoor daarop graag een reactie van de staatssecretaris.
Mede vanwege de mogelijkheid voor toegang van onafhankelijke producenten tot het bestel regelt de Mediawet nieuwe verhoudingen tussen de omroepen en de NPO. De omroepen en de onafhankelijke producenten produceren — dat gebeurt in coproductie met die omroepen — en de NPO programmeert. De uitzendgaranties vervallen. De NPO zorgt voor een samenhangende programmering en plaatst de aangeboden programma's op het kanaal, het tijdstip en — steeds belangrijker — het medium waarop dat programma het beste past.
In navolging van de Raad voor Cultuur is de VVD een groot voorstander van de introductie van hoofdredacteuren. De Raad voor Cultuur en de NPO noemen ze nog genrecoördinatoren die over alle platforms en netten heen op een logische en samenhangende wijze een bepaald genre maximaal tot zijn recht laten komen door een slimme en samenhangende programmering. Het is wel een beetje teleurstellend dat de NPO in het Concessiebeleidsplan niet verder komt dan een pilot met één genrecoördinator. Daar spreekt wel erg weinig ambitie uit. Is de staatssecretaris het met de VVD eens dat de NPO op dat punt wat meer ambitie moet betrachten? Weegt hij de mate van ambitie die de NPO op dit punt betracht, ook mee bij zijn beoordeling van het Concessiebeleidsplan? En ten slotte op dit punt: hoe verhoudt zich dit tot het in stand houden van de netcoördinatoren? Daar hoorde ik de heer Verhoeven ook al over. Is dat een fenomeen uit het vorige decennium of past het hier nog helemaal? Ik hoor graag een reactie van de staatssecretaris.
Zoals ik al eerder in mijn betoog aangaf, is het van groot belang dat ontwikkelingen in het internationale medialandschap door de publieke omroep omarmd worden en niet worden bestreden of tegengehouden. De ontwikkelingen zijn enorm. Nog steeds kijken veel mensen lineaire televisie en wordt er veel naar de radio geluisterd. Maar bij de generatie onder de 18 jaar is een revolutie gaande. De heer Bosma refereerde er net ook al aan. Daar is namelijk niet de televisie, maar de smartphone het meest gebruikte mediadevice. Voor zover er televisie wordt gekeken, is dat niet lineair, maar worden programma's gekeken wanneer men dat zelf wil. Steeds vaker worden tv of tv-programma's compleet genegeerd. Jongeren kijken massaal naar vloggers op YouTube. Daar komt dus helemaal geen producent meer aan te pas, laat staan een omroep. Content wordt massaal gedeeld en becommentarieerd via social media.
Wie legaal naar series en films wil kijken op ieder gewenst moment, heeft sinds de komst van Netflix in Nederland voor een klein bedrag per maand de wereld aan zijn of haar voeten liggen. En inmiddels zijn er ook andere aanbieders. Het precieze aantal abonnees in Nederland geeft Netflix niet prijs. Een jaar geleden bleek echter al uit extern onderzoek dat al een miljoen Nederlanders toegang hadden tot Netflix, na één jaar aanwezigheid in Nederland. Alles wijst erop dat die ontwikkeling alleen maar verder doorzet. Wie muziek wil luisteren, kan een oneindig aanbod in oneindig variërende afspeellijsten tot zich nemen via aanbieders als Spotify. Iedereen heeft daar de mogelijkheid om consument en producent tegelijk te zijn. Anytime, anywhere. En beperkt die revolutie zich dan tot kinderen onder de 18? Zeker niet. In de groep tussen 18 en 34 jaar nam het aandeel televisiekijken in 2012 af met 4%. Een jaar later, tussen 2013 en 2014, nam dat vervolgens nog een keer af met 10,4%. Dat zijn allemaal nog oude getallen. Alles wijst erop dat het alleen maar sneller gaat. Juist in deze groep zeggen steeds meer mensen hun televisieabonnement gewoonweg op. Dat zou vijf jaar geleden nog ondenkbaar zijn geweest.
Gezien de mediarevolutie die gaande is, is het goed dat de NPO in staat wordt gesteld hierop in te spelen. Dat moet niet door een eigen Netflix op te richten, maar door krachten te bundelen. Wat de VVD betreft gaat de NPO er nu voor zorgen dat de publieke omroep is waar de kijkers en de luisteraars zijn. Dat vraagt om intensieve, slimme en flexibele samenwerkingsverbanden met de nieuwe mediaspelers in de huidige wereld, bijvoorbeeld Youtube en Netflix. Dat houdt de programma's van de publieke omroep relevant, interessant en vooral toegankelijk, ook voor de jongere generaties. Dat biedt bovendien enorme kansen om de programma's van de publieke omroep ook voor een internationaal publiek beschikbaar te stellen. De Deense en Zweedse publieke omroepen doen dat al voor een deel succesvol via Netflix. In dat licht kijkt de VVD met gefronste wenkbrauwen naar het voornemen van de NPO om een eigen betaalplatform op te richten: NPO Plus. Het is een poging om een onstuitbare internationale en sociale ontwikkeling te stuiten door zelf een nieuw platform te maken. De VVD gelooft hier niet in en ziet veel meer in samenwerking met bestaande platforms. Wat is de opinie van de staatssecretaris?
Het is een kleine stap van de digitale wereld naar de wereld van de radio. Ook voor publieke radiozenders zal de nieuwe Mediawet gaan gelden. Wat de VVD betreft is het van groot belang dat het radiolandschap in Nederland pluriform is. Qua aantal zenders is dat wel het geval: er is een breed scala aan publieke en commerciële zenders. Maar hoe groot is de pluriformiteit als je kijkt — bij radio kun je beter zeggen: luistert — naar de inhoud, zeker bij muziek? De heer Bosma zei al dat je, als je van golden oldies houdt, goed bediend wordt, zowel commercieel als uitgebreid op de publieke omroep. Maar vele muzieksoorten zijn niet of nauwelijks op de Nederlandse radio te horen. Jazz wordt momenteel nog bediend via NPO Radio 6, maar die zender verdwijnt. De jazz moet het in de toekomst doen met een klein plekje op Radio 2 en een online themakanaal waar €150.000 voor beschikbaar is.
Maar niet alleen de jazz komt er bekaaid vanaf. Wie bijvoorbeeld houdt van country, americana, chansons, schlagers of rockabilly wordt door de NPO Radio niet bediend. Ook de liefhebbers van het Nederlandse product komen er zeer bekaaid vanaf. Er is een themakanaal, maar in de ether heb je meestal pech. Is het niet juist de taak van de publieke omroep om dat te laten horen wat elders niet of nauwelijks te horen is? En omgekeerd: wat is de publieke waarde van datgene laten horen wat elders in het radiolandschap al ruimschoots voorhanden is? Is de staatssecretaris het met de VVD eens dat de huidige koers van NPO Radio niet tot een verrijking, maar tot een verschraling van het radiolandschap leidt? Is hij bereid op dit punt actie te ondernemen en zo een bijdrage te leveren aan een daadwerkelijk pluriform radiolandschap?
In juli heeft de Kamer in ruime meerderheid gestemd voor een motie van SP, Partij van de Arbeid, VVD, CDA en D66, waarin stond dat de commerciële radiovergunningen verlengd moeten worden in plaats van geveild. De verlenging is vooral het pakkie-an van onze collega's die zich met Economische Zaken bezighouden. Een onderdeel loopt echter via OCW: het verruimen van de eigendomsbeperkingen op de radiokavels, zoals ook in die motie werd omschreven. De VVD gaat ervan uit dat die verruiming gelijkloopt met de inwerkingtreding van de Mediawet. kan de staatssecretaris dit bevestigen?
De VVD heeft nog een zorg met betrekking tot het radiolandschap. De publieke zenders NPO Radio 2 en NPO Radio 3 geven regelmatig kaarten weg voor optredens van bands als U2, Counting Crows of Racoon en voor muziekfestivals als Pinkpop, Lowlands en Zwarte Cross. De NPO heeft ook vaak exclusieve uitzendrechten voor grote muziekfestivals. De zender NPO 3FM verbindt de eigen naam aan de optredens van grote artiesten. Denk aan acties als "3FM presents U2 in de Zigo Dome", of "3FM presents The Prodigy in the Heinen Music Hall".
Het is niet duidelijk of de programmeurs van deze festivals en optredens voor deze acties daadwerkelijk betalen. Als er al wel wordt betaald, is het volstrekt onduidelijk welke afspraken daarover zijn gemaakt. Dat is zorgelijk, want deze programmeurs zijn geen publieke instellingen, maar gewoon heel grote commerciële bedrijven. Dit roept de vraag op of de NPO zich door deze werkwijze niet dienstbaar maakt aan de commercie; iets wat uitdrukkelijk verboden is in de Mediawet, de heer Verhoeven zei het ook al. Het verstoort het gelijke speelveld in het medialandschap. Deelt de staatssecretaris de zorg van de VVD over deze gang van zaken en is hij bereid om de NPO om opheldering te vragen en, indien nodig, tegen deze werkwijze op te treden?
Ik rond het blokje radio af en ga verder met de regionale omroep. De VVD wil nadrukkelijk stilstaan bij het goede werk dat de regionale omroepen in het samenwerkingsverband ROOS hebben verzet om tot een plan te komen waarmee de vereiste taakstelling van 17 miljoen wordt gehaald, maar de regionale redacties volledig op sterkte blijven. Dat is een zeer knappe prestatie. Bij de veranderingen die gaan plaatsvinden heeft de staatssecretaris in zijn brief stilgestaan bij de unieke positie van de Friese taal, onze tweede rijkstaal. De VVD zou de positie van het Fries graag gewaarborgd willen zien in de raad van toezicht van een nieuw te vormen regionale publieke omroep; de RPO. Is de staatssecretaris bereid om ervoor te zorgen dat een van de commissarissen in de raad van toezicht specifiek aandacht zal hebben voor de positie van de Friese taal?
De heer Segers veert op. Hij hoor "Friese taal" en denkt: daar wil ik meer van weten.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb 15 jaar in Leeuwarden gewoond, dus ik heb enige verbondenheid met die provincie. Het is een bijzondere provincie, omdat daar de tweede taal van ons land wordt gesproken. Er is een commissie-Hoekstra, die zegt: ter bescherming van die taal is de omroep van groot belang. Nu is er Statenbreed een motie aangenomen waarin staat dat er een speciale positie moet komen voor Omrop Fryslân. Ook de VVD-fractie in de Staten van Friesland vindt dat. Is dat een uitspraak waar de VVD-fractie hier goed naar luistert?
De heer Rutte (VVD):
Volgens mij is er al goed naar geluisterd, want de specifieke positie van de Friese taal is geborgd in de voorstellen zoals die hier liggen. Ik vraag er nog wel extra aandacht voor, via de raad van toezicht van de RPO. Ik ben er vast van overtuigd dat daarmee de positie van de Friese taal voldoende is geborgd.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ook uw fractie in de Staten vraagt meer dan dat en zegt: het rechtvaardigt een speciale positie van Omrop Fryslân, omdat alleen dan de bescherming de taal en het faciliteren van de taal zijn gewaarborgd. Is dat die extra stap die de VVD-fractie hier ook zou willen zetten?
De heer Rutte (VVD):
Ik kan niet helemaal plaatsen waar de bezorgdheid vandaan komt. Ik weet dat er in Friesland altijd zorgen zijn over de Friese taal en over de vraag of er wel voldoende aandacht voor is. De staatssecretaris heeft daarover een heel goede brief geschreven, waarin hij heel nadrukkelijk — twee pagina's lang — specifiek aandacht besteedt aan de Friese taal. Hij merkt op dat deze een andere positie heeft, niet alleen binnen de provincie Friesland, maar ook binnen Nederland. Ik denk dat daarmee voldoende is geborgd dat die aandacht er is. Maar ik wil het wel graag zekeren. Ik denk dat in de raad van toezicht van de RPO — die komt toch op enige afstand te staan — die aandacht specifiek geborgd zou moeten zijn. Ik denk dat daarmee ook de zorgen van de Friese Staten weggenomen kunnen worden.
De voorzitter:
De heer Rutte vervolgt zijn betoog.
De heer Rutte (VVD):
Ik wil eindigen met een punt dat voor de VVD al lang van groot belang is: veel meer transparantie in de besteding van publiek geld door de publieke omroep. Mijn collega Elias heeft hier in het recente verleden al vaak op gehamerd. Publiek geld vereist transparante publieke verantwoording. Daar heeft de Nederlandse belastingbetaler simpelweg recht op. De gang van zaken rond de rechten voor het eredivisievoetbal was voor hem terecht de grote steen des aanstoots. Waarom mogen wij achteraf niet weten wat er voor die rechten is betaald? Waarom mogen wij niet weten welke aanvullende afspraken rond het verwerven van die rechten zijn gemaakt?
Collega Elias liet niet los en dat bleek terecht te zijn: de NOS had afspraken gemaakt die niet conform de wet waren. Je zou kunnen stellen dat de inhoud van de zendtijd deels door de Ster en door FOX gemaakt werd. Publieke zendtijd! Een bespottelijke gang van zaken, waarin zelfs de NPO van de NOS geen fatsoenlijk inzicht in de afspraken en de cijfers kreeg, terwijl het toch echt om forse hoeveelheden publiek geld gaat. Het is maar goed dat we in ons land een streng Commissariaat voor de Media hebben.
Onlangs bleek ook bij de lopende soap rond de kosten van het Koningslied opnieuw tot wat voor idiote vertoningen het gebrek aan transparantie bij de NPO kan leiden. De dag waarvan je wist dat die zou komen, is er toch niet gekomen, namelijk die van 100% duidelijkheid over de bestedingen van de NPO bij het Koningslied. Het kostenoverzicht werd gewobd, alle bedragen waren zwartgemaakt, de NOS trok daaruit een begrijpelijke conclusie, die bleek achteraf toch niet waar te zijn en de NPO werd boos op de NOS, omdat die laatste dan weer slechte journalistiek zou hebben bedreven. Het is toch treurig dat een publieke omroep die iedereen de maat neemt, niet bereid is zelf transparant te zijn over de kosten!
Wat de VVD betreft is het helder: publiek geld vereist heldere publieke verantwoording. Bij de NPO zou dat logischerwijs op programmaniveau moeten gebeuren, uiteraard achteraf, niet vooraf. Alle andere publieke sectoren gingen de NPO voor. Het wordt hoog tijd dat de NPO beseft dat de tijd van uitvluchten nu echt voorbij is. Ik verzoek de staatssecretaris hier bij zijn definitieve beoordeling van het concessiebeleidsplan een hard punt van te maken. Hij heeft daarbij de volledige steun van de VVD.
De heer Verhoeven (D66):
We hebben net de heer Bosma uitgebreid zijn politieke mening horen ventileren — en dat is zijn goed recht in deze zaal — over de gekleurde berichtgeving van de publieke omroep. Nu zegt de heer Rutte: ik wil van elk programma het bonnetje zien. Nemen we dan niet een levensgevaarlijk groot risico dat politici die een heel sterke mening hebben over de publieke omroep en alles maar gekleurd vinden, op basis van die transparantie hun mening en hun invloed gaan aanwenden op de inhoud van programma's? Dat vraag ik de heer Rutte, en ik hoor daarop graag een antwoord dat langer is dan vier woorden, want ik vind dit een serieus punt. Is dat niet een levensgevaarlijk en reëel risico dat verbonden is aan het voorstel van de VVD?
De heer Rutte (VVD):
Publiek geld vereist publieke verantwoording, in een publiek debat. Het publieke debat vindt niet alleen hier plaats. Het vindt ook maatschappelijk plaats. Mensen moeten dat kunnen zien. De heer Verhoeven is zelf iemand die het graag wil zien. Hij stelt continu vragen, bijvoorbeeld over het Koningslied. Hij stelt allerhande vragen tot op detailniveau. Is er betaald? Hoeveel is er betaald? Allemaal dingen die hij gewoon wil weten, althans tot voor kort wilde hij ze weten. Nu wil hij ze in één keer slechts nog op genreniveau weten. Ik snap dat niet. Laten we daarin nu gewoon transparant zijn.
Hij benoemt als risico dat politici dan zouden gaan sturen op de inhoud. Ik weet dan toch alleen achteraf iets over de kosten? Dat vind ik belangrijk. Het moet transparant zijn. Ik ben totaal niet geïnteresseerd in het sturen op de inhoud van programma's. Dat heeft hij mij niet horen zeggen en dat heeft hij andere sprekers hier ook niet horen zeggen. Misschien de heer Bosma, maar ja, sinds wanneer is de heer Bosma de norm voor alles en iedereen in dit land?
De heer Verhoeven (D66):
Dat ben ik wel met de heer Rutte eens, maar hij had het net zelf over de publieke omroep die iedereen steeds de maat neemt. Dat zei hij letterlijk. Daarmee geeft hij ook een mening over de manier waarop de publieke omroep zich inhoudelijk roert in het publieke debat. Dat is allemaal prima. Ik vraag de heer Rutte of de verleiding niet heel groot wordt om, indien hij van alle programma's de bonnetjes ziet, op basis van die bonnetjes voortdurend bepaalde programma's die hem niet bevallen, aan te gaan vallen en zo de journalistieke onafhankelijkheid te raken. Ja, ik ben ook voor transparantie, maar ik vind wel dat je verder moet kijken dan alleen naar de transparantie. Het gaat hier ook om een ander heel belangrijk recht in elke rechtsstaat, namelijk vrije media. Heeft de VVD-fractie die afweging wel zorgvuldig gemaakt?
De heer Rutte (VVD):
Ik zeg heel terecht dat de NPO anderen de maat neemt, dat is namelijk ook de taak van de NPO: nieuws en informatie, maar ook opinie. Het laatste is iets wat de heer Verhoeven ontzettend belangrijk vindt en daarin wordt mensen de maat genomen. We hebben consumentenprogramma's waarin soms tot op het pijnlijke af dingen worden opgegraven. Er worden dingen uitgezocht, de bonnetjes komen op tafel en daar wordt dan schande van gesproken. Wie die maatschappelijke rol heeft en zelf niet transparant durft te zijn, verliest zijn geloofwaardigheid.
Juist vanuit liefde voor de publieke omroep zeg ik dat de publieke omroep transparant moet zijn tot op programmaniveau. De heer Verhoeven heeft dat ook altijd gevonden, maar hij is in één keer tot een nieuw inzicht gekomen en dat is toch jammer. Ik concludeer dat op basis van de vragen die hij stelt, ook over het Koningslied. Hij vroeg bijvoorbeeld hoe hoog de vergoeding was die de NOS en NPO Radio 2 hebben gekregen voor de promotie van het Koningslied. Dat zijn heel gedetailleerde vragen, bijna tot op programmaniveau. Laten wij dat gewoon transparant maken. Ik citeer gewoon wat vragen van de heer Verhoeven.
De voorzitter:
De heer Bosma, tot slot.
De heer Rutte (VVD):
Tot slot?
De voorzitter:
Ik dacht dat u klaar was met uw betoog.
De heer Rutte (VVD):
Dat is correct. Ik had hier alleen nog staan: voorzitter, ik zie uit naar de antwoorden van de staatssecretaris. Als dat betekent dat de heer Bosma geen vraag meer mag stellen, dan heb ik dat nog niet gezegd.
De voorzitter:
Dat was niet mijn bedoeling. Ik hoorde u een punt achter uw betoog zetten en ik zag dat de heer Bosma nog een vraag aan u had voordat u terugging naar uw plaats.
De heer Bosma (PVV):
Ik ben sinds 2006 mediawoordvoerder namens mijn fractie. Ik heb generaties mediawoordvoerders van de VVD zien langskomen: mevrouw Van Miltenburg, Johan Remkes, Ton Elias. Ze komen en ze gaan weer. Elke keer denk ik weer: misschien zit er nu wel een liberaal tussen. Dat zou voor de afwisseling een keer leuk zijn. Liberalen hebben het vaak over een kleine overheid. Zij zeggen dat je moet nadenken over wat de overheid wel en niet moet doen. Zij willen lagere belastingen. Dit is een prachtig dossier om het liberalisme op los te laten. Waarom wil de VVD niet praten over de mogelijkheid dat Nederlanders die er niets meer mee te maken willen hebben niet meer hoeven te betalen voor de publieke omroep? Het moet op de een of andere manier optioneel worden. Als je er niet naar kijkt, betaal je er niet voor. Het is heel liberaal om daarnaar te streven. Waarom maakt ook deze mediawoordvoerder van de VVD dat punt niet gewoon?
De heer Rutte (VVD):
Je zou bijna denken dat de heer Bosma terug wil naar de tijd van het kijk- en luistergeld, terug naar vroeger. Toen kwamen er mensen op de deur kloppen om te kijken of er een tv in het keukenkastje stond. Ik kan mij dat nog herinneren uit mijn studententijd. Dan kwam men binnenvallen en dan werd snel de tv verstopt. Dan zei iedereen dat er geen tv was, maar dan wist de snaakse ambtenaar altijd wel ergens een radio te vinden en moest je toch betalen. Ik zou die tijd niet terug willen. Wij betalen de publieke omroep uit de algemene middelen omdat de publieke omroep een publiek belang dient. Zo simpel is.
De heer Bosma (PVV):
Het is een beetje een avondje jeugdsentiment: vroeger toen ik studeerde, DJ Kat, nou ja, het mag allemaal. Waarom moeten Nederlanders gedwongen worden om eraan mee te betalen als zij daar helemaal geen trek in hebben? Ik ben mediawoordvoerder. Ik moet ernaar kijken, maar het doet pijn aan mijn ogen. Ik moet echt mijn ogen bewust openhouden om naar de apekool van de omroep te kijken. Het is echt weerzinwekkend, zeker wat er deze weken en maanden wordt gebracht. Ik wil het liefst er niet voor betalen. Thomas Jefferson schrijft dat het immoreel is als je moet meebetalen aan propaganda die tegen je gericht is. Is er nergens een element in het denken van de heer Rutte om daar eens mee te stoppen?
De heer Rutte (VVD):
Dat de Nederlandse publieke omroep de heer Bosma buitengewoon irriteert, is duidelijk. Dat hebben wij net al gehoord en dat vindt hij nu nog een keer. Wij betalen de publieke omroep gewoon uit de algemene middelen, met belastinggeld, zoals wij heel veel taken in de publieke ruimte met belastinggeld betalen. Er zijn mensen — misschien is de heer Bosma er wel zo een, maar dat geloof ik eigenlijk niet — die nooit met de trein gaan, maar zij betalen wel mee aan het treinvervoer. Er zijn mensen zonder auto die altijd met de trein gaan, maar zij betalen wel mee aan wegen. Zo gaat het in een land. Het is aan ons, hier in deze zaal om met elkaar te bepalen wat volgens ons tot het publieke domein behoort en wat niet. Wij bepalen waarvoor wij belasting heffen en waarvoor niet. De heer Bosma vindt dat wij geen geld hoeven uit te geven voor de publieke omroep want hij ergert zich eraan. De VVD hecht wel aan de publieke omroep, maar dan aan een publieke omroep die zich tot zijn kerndoelen beperkt.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik zou bijna zeggen: we hebben ook nog een afstandsbediening.
De heer Rutte (VVD):
Ik ga niet zo maar weg hoor!
De heer Mohandis (PvdA):
Nee ik kijk naar de heer Bosma. Hij kan ook zappen.
Maar alle gekheid op een stokje. Ik kom terug op de transparantie. De heer Rutte en ik willen beiden meer transparantie dan nu geregeld is. In het kabinetsvoorstel staat duidelijk dat het niet de bedoeling is dat transparantie zo wordt georganiseerd dat de publieke omroep speelbal wordt van de politiek. Ik heb het pleidooi van de heer Rutte gehoord dat het op programmaniveau moet. Ik wil die slag wel maken, maar dan op genreniveau. Daarover kunnen wij van mening verschillen. Ik wijs er ook op dat wij moeten oppassen dat de omroep geen speelbal wordt. Dat is wel het gevaar van het voorstel van de heer Rutte.
De heer Rutte (VVD):
Ik hoor de heer Mohandis hetzelfde zeggen als wat ik net de heer Verhoeven hoorde zeggen. Er zit kennelijk een bezorgdheid. Ik deel die bezorgdheid oprecht niet. Ik deel haar niet. Sterker nog, ik denk dat het slecht is voor de publieke omroep als wij nog steeds maar beperkt transparant zijn. De problemen met de eredivisiedeal komen ook bij transparantie op genreniveau nog steeds niet boven water. Zij worden dan weggemoffeld in het hele grote onderdeel sport. Het gedoe met het Koningslied blijft schimmig. Ik vind het slecht voor de publieke omroep als er een zweem van schimmigheid omheen blijft hangen. Als je van de publieke omroep houdt, zul je moeten durven kiezen voor transparantie, tot op programmaniveau. Ik ben daar echt van overtuigd. Het mag een geaggregeerd niveau zijn van een heel jaar van één programma, het hoeft echt niet elk bonnetje van ieder programma te zijn. Als omroepen dat laatste durven, prima, maar ik kies echt voor transparant op programmaniveau.
De heer Mohandis (PvdA):
Het lijkt bijna een afzwakking van het vorige voorstel. Ik vind het belangrijk om te melden dat wij ook een Commissariaat voor de Media hebben. Wil de heer Rutte dit opheffen? Het commissariaat is de onafhankelijke waakhond om ervoor te zorgen dat het op een goede manier gebeurt. Nogmaals, wij moeten echt oppassen voor de situatie — dit is geen direct verwijt naar de heer Rutte persoonlijk — dat politici hier gaan bepalen of een programma te veel kost. Dat raakt ook de redactionele onafhankelijkheid. Ik wil niet de discussie voeren of het ticket van de NOS-journalist, die iets in het buitenland moest opnemen of ons iets moest brengen, iets goedkoper had gekund. Wij moeten uitkijken dat wij niet de grondwettelijk geborgde redactionele vrijheid gaan aantasten.
De heer Rutte (VVD):
Ik ben op geen enkele manier uit op het aantasten van de redactionele vrijheid. Ik heb daar ook niet naar gevraagd. Het enige wat ik vraag, is dat er transparantie wordt betracht ten aanzien van bedragen. Dat zou de omroep alleen maar versterken. Als wij dit niet doen, dan hebben wij het daar als politici niet over. Dat is niet waar. Je ziet nu dat politici — ik ben er een van — keer op keer proberen aan informatie te komen, uiteindelijk via de staatssecretaris. Ik vind dat niet alleen heel erg duur, maar ook omslachtig. Het zou zo veel beter zijn als wij dit van tevoren kunnen zien. Daar gaat het om. Het is goed voor de publieke omroep als het transparant is, zoals dat ook elders in de publieke sector heel normaal is. Ik zie uit naar de antwoorden van de staatssecretaris.
De voorzitter:
Wij zien daar allemaal naar uit.
Het woord is aan de heer Grashoff.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Voor GroenLinks staan het belang en de toegevoegde waarde van ons publieke omroepbestel niet ter discussie. Het vormt de garantie op onafhankelijkheid, diversiteit, pluriformiteit en kwaliteit van datgene wat wij via belangrijke media als televisie en radio tot ons krijgen. In tegenstelling tot de commerciële omroep kan de publieke omroep het zich permitteren om niet kijkcijfers de ultieme maatlat te laten zijn, maar om kritisch te zijn, zowel ten opzichte van de overheid, als van krachten in de samenleving, als van commerciële partijen. Een echte democratie zonder onafhankelijke publieke omroep kan ik me eigenlijk niet voorstellen. Het omgekeerde is ook waar. Elk regime dat probeert democratie om zeep te helpen, pakt ongeveer als eerste de onafhankelijkheid van haar publieke zenders aan. Zelfs hier in het Nederlands parlement hebben wij eerder deze avond een partij aan het woord gehoord die het graag heeft over een nepparlement, die voortdurend roeptoetert te spreken namens de hele Nederlandse samenleving, terwijl de partij zelfs in de meest gunstige peilingen nog altijd een bescheiden minderheid vertegenwoordigt, en die al begonnen is met de inleidende beschietingen op de onafhankelijkheid van onze publieke omroep. Een enorme litanie, die ik in een halve zin kan samenvatten: praat de publieke omroep ons niet naar de mond, dan stoppen wij gewoon de financiering.
Wij zullen dus blijvend moeten investeren in een onafhankelijke, sterke, pluriforme en kritische omroep, niet alleen op nationaal niveau, maar ook op regionaal en lokaal niveau. Wij steken daarom niet onder stoelen of banken dat wij de bezuinigingen op de publieke omroep van de afgelopen jaren met argusogen hebben bekeken: tijdens Rutte I 200 miljoen en tijdens Rutte II nog eens 50 miljoen. Het zijn forse bedragen. Het zijn bedragen die ten koste kunnen gaan van de kwaliteit van de publieke omroep. In plaats daarvan moet de publieke omroep meer eigen middelen binnenhalen, met daarbij navenant een toenemend risico dat kijkcijfers en reclame-inkomsten op enigerlei wijze toch een beetje de dienst gaan uitmaken. Wat ons betreft is grens hier wel bereikt. Wij hebben liever dat de publieke omroep blijft doen waar wij die voor in het leven hebben geroepen: het maken van kwalitatief goede programma's, en niet het binnenhalen van steeds meer reclamegelden.
GroenLinks is wel van mening dat de publieke omroep toekomstbestendiger gemaakt moet worden. Laten wij vaststellen dat het huidige omroepbestel nog steeds in belangrijke mate een overblijfsel is uit de al lang vergane periode van de verzuiling. De samenleving is sindsdien fundamenteel veranderd. Ook kijk- en luistergedrag is enorm aan het veranderen, onder invloed van computer en internet. Daar moet je op inspelen. Waar eerder alleen lineair naar tv-programma's en radio-uitzendingen werd gekeken en geluisterd, gaat een steeds grotere groep deze programma's op een andere manier bekijken: via Uitzending Gemist, op de smart-tv of via internet. Wij gaan van een aanbodgestuurd model naar een situatie waarin de kijker zelf op zoek gaat naar wat hij of zij wil zien, op een eigen gekozen moment. Dat past bij de huidige samenleving en bij de behoefte om je eigen leven naar eigen normen te kunnen inrichten. De publieke omroep moet op die veranderingen kunnen blijven inspelen. Deze wetswijziging maakt een beweging van het oude verzuilde stelsel, waarin omroepen het primaat hadden, naar een stelsel waarin de centrale organisatie NPO een belangrijke rol krijgt. De fractie van GroenLinks steunt die beweging op hoofdlijnen. Dat neemt niet weg dat wij op een aantal terreinen behoorlijk kritische vragen hebben.
Over de governance van de publieke omroep wil mijn fractie enkele opmerkingen maken. De aanpassing van de staatssecretaris zorgt in principe voor een wat hybride bestel waarin de NPO meer sturend wordt, maar de omroepen wel blijven bestaan. De vraag rijst wat het eindbeeld van het kabinet is van de publieke omroep. Het lijkt erop alsof hier voor een soort tussenvorm is gekozen. In die tussenvorm is het risico groter dat checks-and-balances niet goed zijn geregeld. Die zijn echter heel erg belangrijk, want daar staat of valt de pluriformiteit mee. De Raad van State is op dit punt behoorlijk kritisch en stelt dat — ik citeer — wettelijke voorzieningen nodig zijn ten aanzien van de NPO om de pluriformiteit en onafhankelijkheid van de publieke media te verzekeren. Ik wil heel graag dat de staatssecretaris daarop ingaat. Wij nemen dit punt zeer serieus. De vraag zou gesteld kunnen worden of hier nu in voldoende mate in is voorzien. Wij hebben daar twijfels bij.
Over amusement is veel gesproken. Het werd bijna amusement. Dat ging gepaard met het noemen van individuele programma's, zoals … Dat ga ik natuurlijk niet zeggen, want dat wil ik juist niet doen. Dat neemt niet weg dat de discussie over de definitie van amusement wel relevant is. Verandert er nu daadwerkelijk iets of blijft eigenlijk toch alles bij het oude? Dat laatste zou mijn fractie niet zo wenselijk vinden. Het is een genuanceerde discussie en dat moet het ook blijven. Het is echter wel belangrijk dat wij toch een richting ingaan waarin de publieke omroep aanvullend is en precies de rol vervult die je niet simpelweg aan de markt kunt overlaten.
Ik zou graag willen dat de staatssecretaris ingaat op wat hij onder amusement verstaat en de manier waarop wij met die definitie zouden moeten omgaan. Wij vinden dat de kerntaken in dat opzicht beter gedefinieerd zouden moeten worden, wat scherper, zodat de NPO een helder toetsingskader kan maken. In de huidige wet ontbreekt ook al die heldere definitie. Daarom is het bij aanpassing van de wet verstandig om die lacune in te vullen. De afgelopen tijd is deze discussie vooral gevoerd op een manier waarop wij dat misschien niet zouden moeten doen. Dat neemt niet weg dat het een belangrijke discussie is. Ik zo graag een reactie van de staatssecretaris hebben.
Ik kom op het openstellen van het omroepbestel. Mijn fractie is er blij mee dat andere partijen dan omroepen ook mogelijkheden krijgen voor toegang tot de publieke omroep. Dat kan bijdragen aan verdere pluriformiteit en competitie bij de publieke omroep. We hebben echter wel vragen bij de uitwerking hiervan. Die sluiten aan bij de kritiek die onder meer is verwoord door de Raad voor Cultuur. Het lijkt nu allemaal wel héél bureaucratisch georganiseerd te worden. Een externe partij moet heel veel hordes nemen om uiteindelijk binnen te kunnen komen. Elk loket kan daarbij zijn eigen eisen stellen. Het zou weleens zo kunnen zijn dat die eisen, als ze bij elkaar opgeteld worden, uiteindelijk toch leiden tot een gesloten deur. Kan de staatssecretaris op deze kritiek ingaan en kan hij uitleggen hoe die openheid daadwerkelijk wordt gerealiseerd? Mijn fractie is ook benieuwd naar wat de mogelijkheden zijn als er een conflict ontstaat. Is er dan ook een beroepsmogelijkheid? Het lijkt erop dat die er niet is.
Mijn fractie is teleurgesteld over de voorgenomen bezuiniging van 17 miljoen op de regionale omroepen. Dat bedrag is op de 142 miljoen die hiervoor beschikbaar is, een significant bedrag. De bezuiniging wordt door de staatssecretaris afgedaan als een zaak van efficiency. Omroepen zouden dit geld kunnen besparen door meer met elkaar samen te werken. Per 1 januari moeten ze bestuurlijk gaan vallen onder de landelijke stichting Regionale Publieke Omroep (RPO). Mijn fractie kan wel uit de voeten met die constructie, maar zij betwijfelt of daar deze besparing mee gepaard kan gaan. Zelfs als dit geld hiermee zou kunnen worden bespaard, zouden we het, wat de fractie van GroenLinks betreft, eigenlijk direct weer moeten investeren in de lokale en regionale omroep. Daarom vraag ik de staatssecretaris hoe hij komt bij dat bedrag van 17 miljoen voor de efficiencybezuiniging. Ik vraag hem ook of hij bereid is om die bezuiniging simpelweg te schrappen, of in elk geval niet te laten drukken op de lokale en regionale media. Mijn fractie is van mening dat sterke regionale en lokale omroepen van groot belang zijn. Ze zijn toch ook een beetje de waakhond van de lokale democratie. Lokale en regionale media in bredere zin zijn in Nederland relatief zwak en worden de laatste jaren bovendien steeds zwakker. Ik noem in dit verband ook de regionale geschreven pers. Die moet het elk jaar met minder mensen doen en kan daardoor elk jaar op een laagwaardiger niveau de provinciale en lokale politiek volgen. Waarom in zo'n situatie verder beknibbelen op die regionale omroepen?
Het verbaast mijn fractie überhaupt dat er nagenoeg niet wordt gesproken over lokale omroepen. Kan de staatssecretaris nog eens nader ingaan op de rol van lokale omroepen in dit bestel? Hoe denkt hij daarover?
Ik kom op de transparantie. Publieke bestedingen moeten verantwoord worden. Dat is een algemeen uitgangspunt waar ook mijn fractie achter staat. Het is een belangrijk goed dat toch een beetje los zou moeten staan van allerlei vrees over wat er dan precies met die gegevens zou gebeuren. Er is bijvoorbeeld ook altijd heel veel vrees geweest over het publiek maken van de bestedingen, vergoedingen en declaraties van bestuurders in de publieke sector. Inmiddels zijn we daar helemaal aan gewend geraakt en we zouden er niet van af willen. Dit heeft toch een functie. Mijn fractie leest in het Concessiebeleidsplan NPO dat de publieke omroep niet wil verantwoorden op programmaniveau. Wat vindt de staatssecretaris daarvan? Welke bezwaren zijn daar daadwerkelijk tegen? We hebben daarover in het debat natuurlijk al een paar dingen gehoord. Voor mijn fractie zijn die niet overtuigend. Wij willen graag dat de totale kosten op programmaniveau openbaar worden. Dat betekent niet dat we elk bonnetje willen zien, maar transparantie is een groot goed. Het is aan de politiek om daar verantwoord mee om te gaan. Het overgrote deel van de politici kan dat volgens mij.
We komen wellicht nog uitgebreider te spreken over het Concessiebeleidsplan NPO. We krijgen daarop in elk geval nog een uitgebreide reactie, maar we kunnen het toch niet los zien. Ik ga er daarom een paar dingen over zeggen. Mijn fractie is niet onverdeeld positief over het kanaal NPO Plus. Het uitgangspunt moet zijn dat programma's van de publieke omroep toegankelijk zijn voor iedereen, dus niet alleen toegankelijk tegen betaling. De NPO stelt dat NPO Plus onder andere een reactie zou zijn op de bezuinigingen van de afgelopen jaren. Daarmee suggereert de NPO dat voor de instandhouding van bepaalde voorzieningen nu ineens betaald zou moeten worden. Gaat het nu bij NPO Plus om een echt aanvullende servicedienst, of gaan we straks eigenlijk ineens betalen voor wat we op dit moment nog zonder kosten op uitzendinggemist.nl kunnen vinden? Als dat laatste het geval is, vindt in ieder geval mijn fractie dat niet acceptabel.
Een ander punt is dat de NPO wil stoppen met Radio 6, de aparte zender voor soul en jazz. Wij vinden dat publieke radiozenders verschillende muziekstijlen ten gehore moeten brengen, ook als dat niet altijd een grote groep mensen trekt. Kwantiteit moet hierbij niet leidend zijn, maar diversiteit. Dat lijkt nu toch het omgekeerde. Is de staatssecretaris dat met ons eens? Wordt er op dit moment niet te veel gestuurd op het genereren van het maximaal aantal luisteraars, waardoor muziekstijlen zoals soul en jazz misschien gaan verdwijnen van de publieke radio?
Mijn laatste punt gaat over reclame. Het is wenselijk dat de publieke omroep geleidelijk minder reclame gaat uitzenden en misschien uiteindelijk wel helemaal niet meer. Wij kunnen ons voorstellen dat dat een heel grote stap is en dat je die niet zomaar kunt zetten. Het is echter ook een feit dat er door commerciële partijen niet zelden kritiek wordt geuit op de relatief goedkope reclame op de publieke omroep. De publieke omroep zou dat ook makkelijker kunnen aanbieden, omdat hij nu eenmaal een gesubsidieerde omroep is. Wil de staatssecretaris daarop ingaan? Zou er beleid kunnen worden ingezet om de reclameblokken op de publieke omroep geleidelijk terug te dringen? Wellicht kan dat gelijktijdig met het ophogen van het kostenniveau daarvan gebeuren. Dat zou wellicht voor alle partijen gunstig zijn.
Tot slot doe ik een suggestie. Misschien kunnen we in elk geval stoppen met reclame op de publieke omroep op internet. Het gaat om een heel kleine inkomstenpost, maar het is buitengewoon irritant dat je ongewild reclameblokjes toegediend krijgt als je gewoon iets wilt terugzien. Wil de staatssecretaris daarop ingaan?
De voorzitter:
Voordat de heer Segers begint met zijn bijdrage, schors ik op verzoek van de staatssecretaris de vergadering voor een enkel ogenblik.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De heer Segers (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Een woord van welkom aan de staatssecretaris, die er heel opgelucht uitziet. Deze bijdrage spreek ik mede uit namens de heer Bisschop van de SGP-fractie.
Soms krab ik mij achter de oren en vraag ik mij af waarom ik mij zo druk maak over de omroep, waarom ik mij druk maak over een amendement van D66 en waarom ik urenlang hier in deze zaal zit om te spreken over een wetsvoorstel. Mijn fractie bestaat uit vijf leden. Heel veel onderwerpen vragen onze aandacht, en toch maak ik mij hier druk om. Ik heb gemengde gevoelens over consumptie van radio en tv. Als vader van drie dochters zie ik mijn dochters liever met een boek op de bank dan hangend voor de buis. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris dat met mij eens is en ook liever geen televisie kijkt. Was het niet Robert Putnam die het boek Bowling alone schreef, waarin hij aantoont dat met de opkomst van televisiekijken maatschappelijke samenhang verdwijnt? Hij heeft indrukwekkende statistieken die duidelijk maken dat vele uren tv-kijken ten koste gaan van vrijwilligerswerk, persoonlijke ontmoetingen en politieke betrokkenheid. Minder uren achter de televisie doet dus goed.
Tegelijk is de staatssecretaris wel de uitzondering en niet de regel. Televisie is niet weg te denken. We kijken misschien anders, maar zeker niet minder. We kijken steeds meer on demand. Steeds meer huishoudens nemen een abonnement op Netflix. Maar uitzendingen kunnen ook educatief zijn, kunnen ons informeren, kunnen ons wijzer maken. We kunnen ook al twitterend over Pauw op een digitale manier dichter bij elkaar komen. Radio en tv kunnen ons misschien eenzaamheid brengen — Bowling alone — maar kunnen ons ook dichter bij elkaar brengen, waarbij we weer samen gaan bowlen, of twitteren.
Als we zien dat radio en tv zo'n belangrijke plaats innemen in onze cultuur, dan is het des te belangrijker dat we hier ook het goede voor onze samenleving zoeken. In de Eerste Kamer is het rapport "Verbinding verbroken?" verschenen, waarin is geanalyseerd wat er is misgegaan toen publieke belangen, hogere belangen ondergeschikt werden gemaakt aan marktdenken. Er is heel veel misgegaan indertijd. Het is des te belangrijker om ook nu weer publieke belangen, hogere waarden in het oog te houden en niet alles aan de markt over te laten en niet alles door de markt te laten bepalen. Dat geldt zeker ook voor de publieke omroep en zeker voor radio en televisie. Een cruciale waarde die hier op het spel staat, is pluriformiteit, ruimte voor verschil, juist ook in het publieke omroepbestel. Ik citeer mede op verzoek van de heer Bosma een van de aartsvaders van de confessionele politiek, Abraham Kuyper. De heer Bosma citeert Kuyper nog weleens. Abraham Kuyper noemde eenvormigheid de vloek van het moderne leven. Ik zeg hem dat vanavond na. Een publieke omroep als eenheidsworst is voor mij een schrikbeeld.
Vandaag spreken we over de toekomst van de publieke omroep. Deze wetswijziging vormt het derde deel van het drieluik van de hervorming die de staatssecretaris bij het begin van zijn aantreden in gedachten had. Het is de uitwerking van zijn rede op het beruchte Veronicaschip: meer markt, minder omroep. De plek waarop hij dat zei, was veelzeggend. Noem het gerust een provocatie. We hebben een unieke publieke omroep, een omroep die door middel van verschillende omroepverenigingen is ingebed in de samenleving. Er zijn hier en daar wat denigrerende woorden over gesproken in deze zaal, maar ik doe daar absoluut niet aan mee. Die omroepen zijn dragers van pluriformiteit, van veelzijdigheid, van creativiteit. Misschien zijn ze in de ogen van de staatssecretaris inefficiënt, maar juist deze omroepstructuur is voor mijn partij van groot belang omdat het voor een coöperatief fundament van de omroep zorgt. Deze structuur doet recht aan pluriformiteit, aan diversiteit in onze samenleving.
In de zorgsector, in het onderwijs, in buurten, eigenlijk overal probeert het kabinet handen en voeten te geven aan burgerparticipatie: meer ruimte voor burgers om hun stem te laten horen en om mee te doen. In dé sector waarin een coöperatief model staat als een huis, juist daar lijkt het kabinet er het liefst zo snel mogelijk van af te willen. Dat is raar. Voor mij is het een verkeerde en ook onbegrijpelijke inzet. Daarom maak ik mij druk over de publieke omroep en volg ik alles wat in Hilversum gebeurt. Het gaat ergens over. Maar gelukkig staat dat huis nog steeds en is het een sterk huis, heeft de staatssecretaris het voor het grootste deel moeten laten bij grote woorden, heeft hij zijn eerste plannen grondig moeten veranderen en zijn ze ingedamd.
Vooropstaat echter dat alles wat de staatssecretaris publiekelijk zegt over de publieke omroep omkleed is met een wolk van ontevredenheid. Het is niet onderscheidend, niet herkenbaar, onvoldoende oog voor jonge generaties, te weinig innovaties, te veel amusement, ga zo maar door. Ik ben bang dat een discussie over de vraag of dit terechte kritiekpunten zijn vanavond niet veel oplevert. Waar we elkaar wel in kunnen vinden, is de brede wens binnen mijn fractie om de omroep toekomstbestendig te maken. Daar denken wij graag in mee.
Ik wil het wetsvoorstel enigszins ontrafelen. De taakopdracht van de publieke omroep wordt verscherpt. Er zal meer ruimte komen voor innovatie en externe partijen krijgen grotere toegang tot ons bestel. Dat is een nieuwe manier om ruimte te geven aan diversiteit, die belangrijke waarde die ik heb onderstreept. Dat kan de moeite waard zijn. Daar staan wij dus voor open. Ondertussen wordt de NPO versterkt, zoals de taak van de raad van toezicht van de NPO ten aanzien van de uitvoering van de publieke mediaopdracht. Er wordt een regionale publieke omroep opgericht en in de kleine lettertjes van het wetsvoorstel wordt een en ander gewijzigd met betrekking tot transparantie van financiën.
Ik wil graag de bespreekpunten van mijn fractie langslopen. Ik kom allereerst op de verhouding tussen NPO en de omroepen in relatie tot het concessiebeleidsplan. In de memorie van toelichting benoemt de staatssecretaris dat er op dit moment eindeloos getouwtrek plaatsvindt over de belangen van individuele omroeporganisaties aan de ene kant en de publieke omroep als geheel aan de andere kant. Als oplossing hiervoor kiest de staatssecretaris voor een grotere NPO, meer centrale sturing, een NPO die voortaan de koers van de hele publieke omroep bepaalt. Maar het is juist deze centrale sturing die wij met argusogen bekijken. Ik roep het citaat van Abraham Kuyper nog maar eens in herinnering. Pluriformiteit en diversiteit zijn wat onze fractie betreft een van de belangrijkste pijlers van de publieke omroep. Deze worden gewaarborgd door die verschillende omroepverenigingen. Het zo veel mogelijk monddood maken van de omroepen is een politieke keuze van een liberaal bewindspersoon. Getouwtrek is in niemands belang en gelukkig is het huidige concessiebeleidsplan in overeenstemming met de NPO en de omroepen tot stand gekomen. Dus het was geen eindeloos getouwtrek. Beide partijen kunnen zich daarin vinden en dat is een belangrijk winstpunt. Is dat concessiebeleidsplan dan ook het uitgangspunt bij de uitwerking van deze wet?
Ik ga verder met de rol van de NPO. Er is nog weinig duidelijk over het beleid na januari. Programmamakers, ook de buitenproducenten, kunnen per onderwerp pitchen bij een net- en genremanager. Deze bepaalt vervolgens of het programma wordt gemaakt en met hoeveel geld. Welke criteria hierbij gehanteerd gaan worden, weet nog niemand. Hoe worden creativiteit en pluriformiteit gewaarborgd? Is de staatssecretaris het met mijn fractie eens dat het niet de taak van de NPO is om de inhoud van programma's te bepalen? Is de staatssecretaris niet bevreesd dat de kans op onvrede groter wordt? Staan er dan voldoende checks and balances in de wet? Wie houdt er eigenlijk toezicht op het geheel? Hoe voorkomen we juridisering en nieuw getouwtrek, maar dan met buitenproducenten? Hoe voorkomen we dat verschillen van mening worden uitgevochten in bezwaar- en beroepsprocedures? Zou het Commissariaat van de Media niet het meest geëigende, geschikte orgaan zijn om hierop toezicht te houden?
Ik heb ook een vraag over wat dit plan met de werkgelegenheid bij de omroep doet. Als de NPO een steeds dikkere vinger in de pap krijgt bij programma's en ook het budget bepaalt, bepaalt zij ook het werk van makers. Maar de NPO draagt voor die programmamakers geen enkele arbeidsrechtelijke verantwoordelijkheid. Ligt hier een lacune in de wet?
De staatssecretaris is ervan overtuigd dat in de toekomst een aanbod van levensbeschouwelijke programma's gewaarborgd blijft. De weerspiegeling in het media-aanbod van de diverse levensbeschouwingen die onze samenleving rijk is, blijft immers deel uitmaken van de algehele wettelijke taak van de publieke omroep. Toch wil ik nadrukkelijk opmerken dat dit niet goed in de wet staat. Dat er op dit moment levensbeschouwelijke programma's worden gemaakt, is vooral een politieke afspraak en die geldt voor het nu. We zien dit terug in het concessiebeleidsplan, maar die garantie hebben we onvoldoende voor de toekomst. Daar gaat deze wet over, namelijk over de toekomst van de publieke omroep. Voor de toekomst hebben we te weinig zekerheid. In theorie is het dan mogelijk dat met het af en toe uitnodigen van een geestelijk leider in een talkshow de publieke omroep voldoet aan haar taken. Dat is echt te mager, voor ons en voor veel anderen. We pleiten voor ruimte voor levensbeschouwelijke programma's en levensbeschouwing als een element in andere programma's, als een aspect van de taakopdracht. Over één ding zijn we het eens, namelijk dat levensbeschouwelijke programma's niet of nauwelijks door de markt tot stand kunnen komen. Om ervoor te zorgen dat er daadwerkelijk programma's over levensbeschouwing blijven bestaan, overweeg ik op dit punt een motie in te dienen.
In dit licht vraag ik graag naar de uitvoering van een motie over de voortzetting van de programma's van de voormalige 242-omroepen, die ik samen met collega Heerma heb ingediend. Naar ik heb begrepen, is er nog steeds veel onzekerheid rond programma's, bijvoorbeeld van de Moslim Omroep. Er is discussie geweest over de plek van de Joodse Omroep. Die is geland bij de EO. Kan de staatssecretaris ons melden hoe de inbedding in de NTR en andere omroepen handen en voeten heeft gekregen? Is ook dat aspect voldoende toekomstbestendig?
Nu transparantie. In de kleine lettertjes van deze wet wordt een grote wijziging beoogd: het mogelijk op programmaniveau inzichtelijk maken van kosten. Net is hier al discussie gevoerd over hoe ver het politieke toezicht op de omroep gaat. Mijn fractie is voorstander van transparantie — wie is daar geen voorstander van? — maar niet van een politieke discussie over de inhoud van programma's en niet van een politieke discussie bij programma's over bonnetjes. Als oplossing zien wij een grote rol voor het Commissariaat voor de Media. Als dit de taak krijgt om ook toe te zien op de rechtmatigheid van uitgaven van middelen van de NPO, blijft de gewenste onafhankelijkheid van de publieke omroep gewaarborgd. Wij komen met twee amendementen hiervoor. Het eerste amendement bepaalt dat de nadere regels die kunnen worden gesteld, via een voorhangprocedure ook hier langskomen. Met het tweede amendement willen wij de volgens ons belangrijke rol van het commissariaat regelen. Ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris.
Een ander belangrijk punt in de relatie tussen politiek en omroep is de benoeming van de raad van bestuur. Dat is op papier altijd nog een politieke benoeming; weliswaar op voordracht van de raad van toezicht, maar nog altijd een politieke benoeming. De heer Bosma herinnert ons er altijd aan dat de omroep vooral geen staatsomroep moet zijn. Wij kunnen op dit punt zeker stappen zetten. Volgens onze fractie zit de politiek er te dicht op. Onafhankelijkheid is een groot goed. Je kunt hiervoor bijvoorbeeld kijken naar het onderwijs, waar de raden van toezicht de raden van bestuur benoemen. Wij willen zo'n voorstel samen met de PvdA-fractie indienen.
Voor de lokale omroepen zal in het voorjaar van 2016 nadere wetgeving volgen. Er ligt een taakstelling van 17 miljoen. De regionale omroep staat voor zijn grootste reorganisatie ooit. De tijdspanne is krap en de tijdsdruk is hoog. Voor ons staat voorop dat de regionale identiteit ook in een landelijk aangestuurde organisatie wordt geborgd. Ook daarbij hebben we het over pluriformiteit en diversiteit. Wij horen vanuit het veld zorgen over de tweede fase van dat wetsvoorstel. Wij vinden het zaak dat de staatssecretaris er al vandaag duidelijkheid over geeft dat binnen de concessie van de regionale publieke omroep de positie van de omroepen, hun verankering in de regionale samenleving, de aanbodkanalen en de doorgifte een wettelijke basis krijgen. Ik sluit me aan bij de gestelde vragen over dunbevolkte provincies: blijft ook daar voldoende ruimte voor een echt regionale omroep? Graag een reactie op dat punt.
De ChristenUnie benadrukt de bijzondere positie van Omrop Fryslân en wil daar een streep onder zetten. Ik heb daar bij interruptie al op gewezen. De commissie-Hoekstra heeft daar mooie woorden over gesproken. We weten hoe belangrijk het is dat de Friese taal levend blijft en ruimte krijgt, ook via Omrop Fryslân. Dat zou het best zijn geborgd met een eigen bestuur, een eigen licentie en een eigen begroting. We hebben hier vaak gewisseld waarom deze omroep een speciale plek in ons bestel verdient. Ik wil hierop graag een reactie van de staatssecretaris. Welke garanties zijn er voor Omrop Fryslân? En hoe wordt er recht gedaan aan de commissie-Hoekstra?
De laatste vraag die ik de staatssecretaris wil stellen, betreft de topsalarissen. Die schieten hier en daar nog altijd boven de bovengrens van de balkenendenorm uit. Is er zicht op dat we daar echt paal en perk aan gaan stellen? Wat ons betreft zou dat voluit passen bij een publieke omroep.
Tot slot. Ik begon mijn bijdrage met een verwijzing naar Robert Putnam. Ik zou ook tegen iedereen willen zeggen: kijk eens wat minder televisie. De enige uitzondering die ik misschien moet maken, is de staatssecretaris. Tegen hem zeg ik: kijkt u alstublieft wat vaker naar die rijke programma's van de publieke omroep; wat een prachtigs komt daar langs! Denk aan het informatieve Grensland. Denk aan Tegenlicht, een zeer informatief programma. Afgelopen zondag ging het over TTIP. Denk ook aan de EO-documentaireserie Jojanneke in de prostitutie, een zeer onthullend en schokkend programma. Kijk voor mijn part een keer naar Heel Holland Bakt, met in het achterhoofd de notie dat honderden jongeren zich door dit programma hebben aangemeld bij een bakkersopleiding en zin hebben gekregen om een echt ambacht uit te oefenen. Dit is een warme aanmoediging aan de staatssecretaris om heel af en toe die dikke tas terzijde te schuiven, de afstandsbediening te pakken en naar het prachtige aanbod van een veelkleurige en diverse omroep te kijken.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik ben het helemaal eens met dat laatste pleidooi. Als je niet weet waarover het gaat, is het ook moeilijk oordelen. Weet de ChristenUnie al wat haar oordeel zal zijn over dit wetsvoorstel?
De heer Segers (ChristenUnie):
Het simpele antwoord is: nee, dat weten wij niet. Het is goed dat u het vraagt. Dan kan ik mede namens de SGP-fractie zeggen dat het nog openligt. Het hangt af van de beantwoording van de staatssecretaris. Het hangt af van het lot van amendementen en moties. Er liggen belangrijke wijzigingsvoorstellen voor. Er zullen nog andere voorstellen worden ingediend door middel van moties. Het hangt echt af van het lot van die amendementen en moties hoe wij uiteindelijk zullen oordelen. Ik kan er één onderdeel specifiek uitlichten. Ik onderstreep alles wat ik heb genoemd, maar laat ik specifiek ingaan op de positie van de omroepverenigingen in relatie tot de NPO. De heer Van Dijk heeft een belangrijke motie ingediend, waarin wordt gesteld dat de omroepen coproducent zijn, dat ze een belangrijke rol hebben in de samenwerking met buitenproducenten. Wij hebben voor die motie gestemd. Het is een belangrijk punt, dat handen en voeten moet krijgen in deze wet. Daar zal het mede van afhangen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik heb naar uw inbreng geluisterd. Die was kritisch. U bent voorstander van een levendig omroepstelsel. U houdt van pluriformiteit. Per saldo leidt deze wet tot meer centralisering, meer macht voor de NPO en minder macht voor de omroepen. Zegt u dan toch dat u wel instemt met dit voorstel als uw amendementen en moties worden aangenomen? Kunt u iets helderder zijn over uw voorwaarden om met deze wet in te stemmen?
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb bijvoorbeeld het plan dat via de Raad voor Cultuur tot ons is gekomen vanaf het begin een goed plan gevonden. Hierin wordt voorgesteld om op een nieuwe manier meer ruimte te geven aan pluriformiteit. Er worden allerlei badinerende woorden gesproken over omroepverenigingen, maar ik draag hun een warm hart toe, omdat ze veel mensen boeien en binden. Veel mensen spreken mee. De participatiesamenleving zie je hier gebeuren. Die omroepverenigingen zijn echter niet heilig. Er is meer te zeggen over pluriformiteit. Ik sta er open voor dat er meer ruimte voor komt. Dat moet wel met waarborgen omkleed zijn. Het gaat mij dus om de positie van omroepen. Daarnaast moet er ruimte voor levensbeschouwing zijn. Ook moet er sprake zijn van toezicht door het commissariaat. Dat zijn belangrijke voorwaarden. Hoe wij over het finale wetsvoorstel zullen stemmen zoals het dan voorligt, zal echt afhangen van de beantwoording van de staatssecretaris en het stemgedrag van deze Kamer.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Voorzitter. De Nederlandse publieke omroep behoort tot de goedkoopste en kwalitatief beste van heel Europa. Volgens mij ging mijn allereerste interruptie bij deze staatssecretaris hierover. Dat was in een debat over de publieke omroep en een van de eerste wetten die we hierover behandelden. De staatssecretaris beaamde deze stellingname. Onze appreciatie van de wijze waarop dit tot stand is gekomen, was echter enigszins verschillend. Mijn insteek van toen is nog dezelfde. Het kenmerkende en unieke karakter van onze publieke omroep wordt gevormd door de externe pluriformiteit. Daarom is de Nederlandse publieke omroep verhoudingsgewijs zo goedkoop en kwalitatief zo goed is. Die externe pluriformiteit met omroepen, met leden, heeft tot een unieke competitie van ideeën geleid op basis van het draagvlak en de dragende kracht die deze leden aan de omroepen verschaffen.
Waarom bespreken we hier dan toch een veranderingsvoorstel? In zijn rapport, getiteld De tijd staat open, omschrijft de Raad voor Cultuur duidelijk de uitdagingen die een snel veranderend medialandschap met zich brengt. Lineair kijken, via de televisie, verschuift richting non-lineair en uitgesteld kijken, via tablets en smartphones en achter de rode knop. Grote internationale spelers als Google, YouTube en Netflix zijn heel grote marktaandelen aan kijk- en luistergedrag binnen aan het harken. De publieke taak van de publieke omroep is niet gebonden aan het medium televisie of radio en ook niet louter aan lineair consumeren. De vraag die het rapport van de Raad voor Cultuur terecht oproept, is hoe onze publieke omroep overeind blijft in deze veranderende digitale wereld, zodat we ook over tien of vijftien jaar nog steeds kunnen concluderen dat onze publieke omroep tot de goedkoopste en beste van Europa behoort.
Daartoe stelt de Raad voor Cultuur in zijn rapport een aantal zaken voor die de publieke omroep sterker zouden kunnen maken in deze nieuwe mediawereld. Kort samengevat: meer centrale sturing vanuit de NPO en meer toegang voor externe producenten tot het bestel. Het eerste punt, meer centrale sturing, kan ervoor zorgen dat ons omroepbestel de concurrentie met de internationale spelers beter aankan. Het tweede punt kan de competitie van ideeën — collega Segers sprak daar zojuist ook over — versterken, wat leidt tot meer pluriformiteit. Dat zijn op zich twee prima ideeën. De kracht van het advies van de Raad voor Cultuur is er voor mijn fractie echter in gelegen dat er geen totale revolutie wordt gepredikt in het rapport, maar dat er uitgegaan wordt van de kracht en het unieke karakter van ons publieke omroepbestel. Er wordt rekenschap gegeven van de enorme meerwaarde van de externe pluriformiteit, van die 3,5 miljoen leden. Het rapport van de Raad voor Cultuur predikt dus geen onbezonnen revolutie, maar eerder het bedachtzaam aanpassen van een aantal zaken die onze publieke omroep sterker en toekomstbestendiger kunnen maken zonder dat de unieke eigenheid wordt weggegooid. Op basis van dit rapport van de Raad voor Cultuur zijn de omroepen en de NPO gezamenlijk aan de slag gegaan om afspraken te maken. Eerst werd een brief gestuurd, die ons vorig voorjaar bereikte; daarna werden afspraken gemaakt in het concessiebeleidsplan. In de afspraken en het concessiebeleidsplan hebben de spelers in Hilversum laten zien dat ze kennisgenomen hebben van het rapport van de Raad voor Cultuur en dat ze dit verinnerlijkt hebben. De afspraken zijn een goede weerspiegeling van de adviezen uit het rapport en zijn volgens mijn fractie helemaal in lijn met dit wetsvoorstel.
Dat brengt me bij de vraag die hier net door de collega van de SP werd gesteld aan de collega van de ChristenUnie: is dit een wetsvoorstel dat aan het einde van de rit gesteund zou kunnen worden? Daarvoor is er nog te veel onduidelijk in het antwoord van de staatssecretaris. Hoe zit het met de transparantie en de openheid? Als ik de schriftelijke beantwoording van de staatssecretaris lees, heb ik stevige zorgen over de vraag hoe hij het concessiebeleidsplan, de inbedding van de afspraken uit het rapport van de Raad voor Cultuur door de omroepen, beoordeelt. Op verschillende plekken in de beantwoording die hij aan de Kamer heeft gestuurd, lijkt hij haakjes te creëren. Dat zijn achterdeuren om, nadat dit wetsvoorstel is aangenomen, te zeggen dat de afspraken toch niet in lijn zijn met wat hij bedoeld had en dat hij het anders wil. Dat roept bij mijn fractie de vraag op of zij het de staatssecretaris voldoende toevertrouwt om straks via die achterdeuren prestatieafspraken te maken die in lijn zijn met de wijze waarop wij kijken naar deze wet en naar de toekomst van de publieke omroep. Het antwoord op deze vraag is: nee, dat vertrouwen heb ik niet voldoende.
Dat komt ook doordat de staatssecretaris de afgelopen jaren bij herhaling een visie op de publieke omroep heeft uitgestraald die niet de onze is. Die visie ging richting minder externe pluriformiteit en richting een smalle, aanvullende taak. In dit debat staat de vraag centraal of de staatssecretaris kan uitleggen wat hij bedoelt met de achterdeuren die hij creëert. Kunnen die achterdeuren op slot? Anders vraagt hij oppositiepartijen, en vooral de partijen die vorig jaar de motie-Van Dijk inzake het coproducentschap gesteund hebben, om hem carte blanche te geven, om vervolgens mogelijk iets totaal anders met deze wet te doen dan de voorstanders van die motie destijds voor ogen hadden en ook nu nog voor ogen hebben.
Laat ik beginnen met transparantie. Het is vanavond ook wel een beetje een gekke discussie. Niemand is tegen transparantie. De publieke omroep laat dagelijks zien, op tv, op radio, op internet, wat hij doet met publieke middelen. Als er één plek is waar we allemaal met elkaar kunnen zien hoe publiek geld wordt besteed, dan is het wel in alles wat we via radio en tv te zien krijgen van de publieke omroep. Daarmee is dat echt wel anders dan zomaar een subsidie voor een willekeurige organisatie. We hebben bovendien een Commissariaat voor de Media om daarop toe te zien. Dat is al door diverse sprekers aangehaald. We moeten ervoor zorgen dat de publieke omroep niet een soort politieke omroep wordt. We moeten ervoor zorgen dat we hier straks geen debatten gaan voeren op het niveau dat Arno vindt dat een bepaald discussieprogramma wel erg veel gekost heeft. Of dat Kees van mening is dat zijn favoriete dramaserie toch wel een groter budget zou moeten krijgen.
Volgens mij kunnen wij de discussie over transparantie best met elkaar voeren. Nogmaals, niemand is tegen transparantie. Ik ben dus benieuwd hoe de staatssecretaris daarop reageert. Ik wil ook graag een reflectie op juist die rol van het commissariaat om te voorkomen dat het hier straks alleen nog maar gaat over vragen als hoe duur camera's mogen zijn, hoeveel camera's er mogen zijn et cetera, et cetera.
Een aanverwante vraag van mij is tot nu door de staatssecretaris een beetje ontweken. Ik heb die ook in de schriftelijke ronde gesteld. Die vraag gaat over de transparantie richting het publiek in andere Europese landen. Bestaat de grootste transparantie richting het publiek over kosten niet juist in landen waar een vorm van kijk- en luistergeld, een licence fee, bestaat? Is de verantwoording naar het publiek niet het hoogst als er sprake is van een vorm van directe financiering? Is daar dan een correlatie tussen en, zo ja, kan de staatssecretaris verklaren waarom?
De heer Rutte (VVD):
De heer Heerma weet dat de VVD geen voorstander is van de herintroductie van het kijk- en luistergeld. Ik geloof niet dat het CDA daar in principe anders over denkt. Maar hoor ik de heer Heerma nu zeggen dat als wij het kijk- en luistergeld opnieuw zouden invoeren, hij dan in een keer wel vindt dat we tot het programmaniveau transparant mogen zijn?
De heer Pieter Heerma (CDA):
Nee.
De heer Rutte (VVD):
Dan snap ik de vraag van de heer Heerma aan de staatssecretaris niet helemaal. Dan is die hooguit interessant. Ik zie de relevantie ervan voor dit debat dan niet helemaal. Het kijk- en luistergeld komt niet. De heer Heerma brengt dat punt alsof dat zou leiden tot meer transparantie. Maar die extra transparantie wil hij vervolgens zelf niet. Kan hij dat misschien nog even verklaren?
De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik vind het jammer dat collega Rutte mijn vraag interessant maar niet relevant vindt. Gelukkig ga ik over mijn vragen. Ik vind de vraag wel relevant. Het is onwenselijk als we hier in dit huis een politieke discussie gaan voeren over wat programma's gaan kosten. Dan hebben we het over een politieke omroep in plaats van over een publieke omroep. Als je transparantie belangrijk vindt, is het transparantie in de richting van het publiek. Ik meen te constateren dat er een correlatie is tussen landen waar een licence fee geldt en de mate waarin ze transparant zijn in de richting van het publiek. Ik stel er dus een informatieve vraag over aan de staatssecretaris. Ik begrijp de suggestie die de heer Rutte doet vanuit zijn perspectief, maar het antwoord daarop blijft helaas "nee".
Ik ga door met mijn betoog en kom te spreken over de openheid van het bestel. Dat is volgens mij een centraal thema in dit debat. Wat mijn fractie betreft, zijn er door de NPO en de omroepen prima afspraken gemaakt over de toegang tot het bestel voor buitenproducenten. Ik ben het met collega Segers eens dat dit een meerwaarde kan hebben. Het kan een extra laag van pluriformiteit en van creatieve competentie toevoegen. We hebben dit ook al zo mooi in ons bestel. Daar is rekenschap van gegeven. Het is vormgegeven in de afspraken die door omroepen en omroepverenigingen zijn gemaakt. Vorige week zijn die in deze brief nog eens heel duidelijk toegelicht. Vindt de staatssecretaris wat hierin is afgesproken strijdig met zijn wet? Dat vind ik namelijk de gevaarlijkste achterdeur van wat hij heeft opgeschreven. Ik heb dit ook aan de VVD-fractie gevraagd, want ik wil het heel graag weten. Wat mijn fractie betreft hebben we dan een probleem.
Wij hebben vorig jaar de motie van collega Van Dijk heel bewust gesteund. Ook in dat debat hebben we toen gezegd dat dit vraagstuk wat ons betreft de kern is. Dat zeiden we als reactie op een vraag van collega Elias die dit onderwerp toen nog deed en ons vroeg of wij dit eventueel zouden kunnen steunen. Ik vind het daarom van cruciaal belang dat het venijnige achterdeurtje dat hier is geplaatst, wordt gesloten. Kan de staatssecretaris bevestigen dat deze afspraken allereerst rekenschap geven van de extra laag die door de Raad van Cultuur wordt bepleit en dat dat daarnaast gebeurt op een manier die in lijn is met de wet, op basis van de brief die we vorige week kregen? Graag krijg ik hierop een toelichting van de staatssecretaris.
Over de vraag of de politiek voldoende op afstand staat van de publieke omroep, zijn door diverse sprekers al opmerkingen gemaakt. De vraag wordt ook relevanter naarmate de sturende rol van de NPO groter wordt. Ik vind de discussie over de benoeming van de raad van bestuur heel terecht. Ik wil er echter ook nog iets aan toevoegen. De raad van toezicht van de NPO lijkt nu in een keer helemaal vervangen te worden. De vacatures staan al online. Volgens mij is dat onverstandig. Dat is alleen voor de continuïteit al niet goed. Ik wil dus graag van de staatssecretaris horen wat hij ervan zou vinden als zo'n raad van toezicht meer in een roulatiemodel wordt omgezet en de leden niet gelijktijdig vertrekken. Zou het ook niet verstandig zijn, juist met deze enorme veranderingen, als de huidige voorzitter van de raad van toezicht langer blijft zitten om zijn nieuwe raad van toezicht in te werken? Dat is toch voor de continuïteit een goede zaak?
Een ander punt is de balans tussen de omroepen en de NPO. Dat is ook een centraal vraagstuk in deze wet. Zou het niet interessant zijn om de omroepen een meer bindend advies te geven over bijvoorbeeld een van de plekken in de raad van toezicht van de NPO? Zou dat niet goed zijn voor de balans tussen de omroepen en de NPO? Daar ontvang ik ook graag een reactie op.
Ik ben begonnen met de kracht van de ledengebonden omroepen en het belang van de 3,5 miljoen leden. Ik heb het gevoel dat de kracht die dat geeft, hier en daar te veel veronachtzaamd is. Zouden die leden niet nog veel meer geactiveerd en betrokken kunnen worden? De staatssecretaris zegt altijd dat de omroepen er zijn voor 17 miljoen Nederlanders. Dat weet ik. Maar welke betere borging van publieke belangen kun je nou hebben dan 3,5 miljoen actief betrokken leden? Ik heb in de schriftelijke ronde aan de staatssecretaris gevraagd of hij op de hoogte is van wat er gebeurt om die leden meer te betrekken. Ik maakte daarbij de fout om een gesloten vraag te stellen en het antwoord van de staatssecretaris was: "Ja". Ik zie hem nu ook al lachen. Ik nodig hem hier graag uit om dat wat nader toe te lichten. Welke initiatieven ziet hij en wat vindt hij daarvan? Hoe kan die ledenbetrokkenheid nog meer body krijgen? Collega Klein heeft volgens mij een concept-amendement ingediend om, in het kader van de publieksbetrokkenheid, de ledenorganisaties en de leden van de publieke omroepen actief te betrekken. Ik vind dat een heel sympathiek idee. Volgens mij zit er kracht in die leden. Die zijn betrokken en je kunt de publieksbetrokkenheid niet los zien van de betrokkenheid van deze leden. Graag krijg ik van de staatssecretaris dus een reactie op dat amendement. Daarnaast ontvang ik graag wat meer uitleg bij het "ja" dat ik als antwoord kreeg op mijn gesloten vraag.
Dan kom ik op het onderwerp amusement. Het zal voor de staatssecretaris geen verrassing zijn dat ik vind dat hij daar in het verleden heel verkeerde uitspraken over heeft gedaan. Een staatssecretaris moet niet op deze manier, op individueel programmaniveau, zeggen welke programma's niet meer gemaakt zouden moeten worden. Maar de gemaakte afspraken zijn wat mij betreft wel vrij duidelijk. Verstrooiing is geen doel op zich, maar amusement heeft zijn functie, zowel als onderdeel van programma's die informatie, cultuur en educatie tot doel hebben als om een breed publiek te bereiken en vast te houden.
Kortom, amusement is geen doel op zich maar kan wel een functie hebben voor een breder publiek belang. Dat is prima. Mijn vraag is: kan dat niet getoetst worden aan de hand van de publiekewaardentoets, die al in het concessiebeleidsplan is afgesproken? Die vraag wordt ook opgeworpen in de brief die wij vorige week hebben gekregen. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris daartegen aankijkt.
De vraag wat een publieke taak is, is er een die op heel veel terreinen de debatten die wij met elkaar hebben, raakt. Is het een publieke taak dat er voldoende aandacht voor soul en jazz is? Wat is de publieke taak van Radio 2? Hoe zit het met de taak die de 242-omroepen hebben en is die voldoende geborgd? Wordt het geoormerkte geld op een juiste manier uitgegeven? Dat is een vraag die collega Segers en ik vaak in de discussie stellen.
De drijfveer bij dit soort discussiepunten is het publieke belang. Het publieke belang moet de Nederlandse omroep drijven. Langs die lijn vindt de CDA-fractie dat de publieke omroep meer aandacht zou moeten hebben voor de kernwaarden van onze samenleving. Integratie is een van de sociale kwesties van dit moment. In de afgelopen jaren heeft te vaak, ook in het publieke debat, culturrelativisme de boventooon gevoerd. Dat is ook voor de integratie niet goed. Het actief aandacht besteden aan kernwaarden heeft betrekking op vrijheid van godsdienst, vrijheid van meningsuiting, gelijkheid tussen man en vrouw, maar ook op heel simpele burgerlijke waarden: je werkt voor je centen, je kijkt om naar je naasten en je probeert de wereld zo goed mogelijk achter te laten voor je kinderen. Dat zijn zaken die, als je het mij vraagt, ook bij de publieke taak van de publieke omroep horen. Immers, integratie is op dit moment een van de grootste sociale kwesties, zoals ik al aangaf. Het is belangrijk, ook voor nieuwe mensen die Nederland binnenkomen, dat dit soort waarden wordt overgedragen. Dat is ook in de asieldiscussie een centraal thema. Mijn collega Oskam heeft niet voor niets onlangs voorgesteld om in asielzoekerscentra de Grondwet uit te delen, zodat men kan zien wat de manier is waarop wij hier met elkaar omgaan.
Die grotere aandacht voor kernwaarden bij de publieke omroep past volgens mij ook bij de uitvoering van de motie-Van Dam, die voor de zomer is ingediend bij een debat over antidemocratische partijen. Deze motie is breed in deze Kamer gesteund. Volgens mij heeft collega Van Dam de publieke omroep met name genoemd als het gaat om het meer uitdragen van deze gedeelde kernwaarden. Wij hebben onlangs een brief gekregen van minister Asscher en minister Plasterk, waarin staat dat uitvoering wordt gegeven aan deze motie. Ik wil graag van de staatssecretaris horen hoe hij hierbij betrokken is en welke rol hij ziet voor de publieke omroep.
Een aanverwant punt vind ik taalkennis. Het is een punt van grote zorg op dit moment, omdat inburgeringsexamens lijken te stokken. Er worden weinig inburgeringsexamens afgelegd en het slagingspercentage daalt. Dit is ook van groot belang voor het integratievraagstuk. Immers, taal is de eerste voorwaarde om te kunnen meedoen in de samenleving. Zou het niet interessant zijn als er bij de publieke omroep aandacht is voor het leren van de taal? Volgens mij kan dat veel waarde hebben. Onlangs heb ik gezien dat de publieke omroep meedoet aan een samenwerkingsverband om meer muziekles in het onderwijs centraal te stellen. Als dat kan, zou dan het leveren van een bijdrage aan de kennis van de taal niet ook kunnen? Het zou een goede zaak zijn, juist omdat het inburgeringsexamen lijkt te stokken. Daar zijn steeds meer zorgwekkende berichten over. Een tv zou daar een goede bijdrage aan kunnen leveren.
Ik ga over naar de regionale omroepen. Ik ben heel blij dat veel van de sprekers hiervoor daar uitgebreid aandacht voor hebben gevraagd in hun bijdrage. Het is een belangrijk onderdeel van dit wetsvorstel. Ik ben zeer tevreden met het initiatief van de regionale omroepen om tot een samenwerkingsverband van onderop te komen. Ik ben blij dat de staatssecretaris dit heeft omarmd. Ik wil hem daarvoor een compliment maken. Het is veel beter om op deze manier van onderaf samen te werken dan je te laten opslokken door Hilversum
De regionale omroepen hebben een centrale rol in de regio op het gebied van de lokale identiteit, de cultuur, de regionale journalistiek en de leefbaarheid, juist omdat het medialandschap in heel veel regio's aan het verschralen was. Het is belangrijk dat die verbondenheid van de regionale omroep met de provincies behouden blijft. Samenwerking van onderop is daarbij de eerste en de juiste stap, maar bij de nadere uitwerking van de afspraken is het van groot belang dat er voldoende aandacht blijft voor de worteling van de publieke mediabedrijven in de regio's. De autonomie van regionale omroepredacties moet voldoende geborgd zijn en de provincies moeten hun eigen omroep houden.
Wat er deze week in Oranje gebeurd is, was misschien wel een heel duidelijk voorbeeld van hoe belangrijk die dingen zijn, hoe centraal de rol van Omroep Drenthe was bij de verslaglegging en hoe groot dit landelijke nieuws was. Dat had een landelijke omroep niet op deze wijze kunnen verslaan. Ik vind de verbondenheid met de provincies niet iets wat na elke concessieperiode om de vier of vijf jaar weer opnieuw ter discussie gesteld zou moeten worden, simpelweg omdat de concessieperiode afloopt. Wat vindt de staatssecretaris ervan, dit gewoon vast te leggen? Zolang we provincies hebben, zijn er die provinciale of regionale omroepen. Stel dat er draagvlak van onderop is om dat te veranderen, dan komt er een wijzigingsvoorstel en zou er dus een actief besluit moeten komen, iets wat ook hier in de Kamer besproken zou moeten worden, in plaats van dat het automatisch bij elke concessieverlening weer ter discussie staat.
Juist in de heel kleine provincies staat de rol van de publieke omroep het meest onder druk. Collega Verhoeven van D66 heeft het daar uitgebreid over gehad; hij noemde daarbij Drenthe en Zeeland, en terecht. Berenschot heeft daarover een aantal jaren geleden een rapport uitgebracht. Je ziet dat de publieke taak daar het snelst gaat wringen. Vindt de staatssecretaris ook dat die rol bij de nadere uitwerking van de samenwerkingsafspraken juist in deze provincies geborgd moet blijven? Vindt ook hij dat die samenwerking ertoe leidt dat juist ook de kleine provincies ervan meeprofiteren, in plaats van dat ze verder onder druk komen te staan? Juist in de kleine provincies moeten de regionale verbondenheid, de identiteit, de cultuur en de controlefunctie op de regionale en lokale politiek overeind blijven.
De heer Rutte (VVD):
Ik weet niet of de heer Heerma het blokje regionale omroepen nu afrondt of dat er nog meer volgt.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Er volgt nog meer, maar ik ben zo nieuwsgierig naar uw vraag dat ik wel even wil wachten.
De heer Rutte (VVD):
Ik deel heel erg met de heer Heerma het belang van de regionale omroepen en dat die een stevige positie moeten hebben en houden. Daarom is het ook goed dat men met elkaar tot goede afspraken is gekomen. Ik kan mij voorstellen dat de heer Heerma hecht aan de regionale omroepen die een heel sterke binding voelen met hun eigen regio. Ik noem als voorbeeld Omroep Fryslan. In mijn eigen regio, in Groningen, is het ook zo, en er zijn meer van dat soort plekken. Hoe kijkt de heer Heerma aan tegen regio's waarin die binding misschien iets minder is en waar men misschien wel over de provinciegrens heen zou willen samenwerken om een regionale omroep te vormen? Als daar behoefte aan is, omdat men zich daarmee verwant vindt, vindt hij dan dat we daarin moeten meebewegen of wil hij dan toch liever vasthouden aan provinciale grenzen?
De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik vind de verbondenheid met de provincies belangrijk, juist vanwege de controlefunctie op het provinciale en regionale bestuur. Ik weet ook niet of het klopt dat er regionale omroepen zijn die op dit moment zeggen: laten we samengaan. Misschien dat dit speelt bij twee omroepen binnen één provincie, maar niet over provinciegrenzen heen. Ik sta daar niet direct om te springen, maar als er van onderop het verzoek komt om iets te veranderen, dan moeten wij dat hier natuurlijk serieus gaan bekijken. Het gaat dan immers om een vraag die van onderop komt. Wat ik echter niet wil, en daar gaat het mij om, is dat we van bovenaf over vier jaar alsnog een discussie krijgen over een NOS Oost, een NOS Noord en een NOS Zuid. Ik wil borgen dat wij dat niet gaan doen. Dat is volgens mij voor de regionale omroep van groot belang. Wij moeten met elkaar vastleggen en uitstralen dat dat niet de intentie is, zodat zij niet over vier jaar alsnog gestraft worden voor het goede initiatief dat zij nu genomen hebben om te voorkomen dat de regionale omroepen worden opgeslokt door Hilversum.
De heer Rutte (VVD):
Wij zijn het volstrekt eens dat wij omroepen niet mogen straffen voor goed samenwerken. Als ik de heer Heerma goed begrijp, hecht hij aan provinciale binding, maar is hij er niet tegen als regio's van onderaf de omroep op een andere manier vorm willen geven omdat dat in die regio tot het mooiste en beste resultaat zou leiden.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Dat is een zeer hypothetisch vraagstuk. In vrijwel alle provincies zie je dat men zeer hecht aan de binding met de eigen provincie, aan de eigenheid. In de hypothetische situatie dat er voorstellen van onderop komen, moeten wij daar altijd serieus naar kijken.
De staatssecretaris vindt goede samenwerking tussen de landelijke en regionale omroepen van groot belang. Volgens mij is dat terecht. De samenwerking tussen de regionale omroepen biedt de mogelijkheid om dat op gelijke voet te doen. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris het waardeert dat er bij de NOS steeds meer aandacht is voor de regionale omroepen en voor de content die deze omroepen aanbieden. Ik zie dat er steeds meer melding van gemaakt wordt dat de content van de regionale omroepen komt. Er worden websites geopend waar die content opstaat. Wij waren vorig jaar met de commissie in Engeland en daar hebben wij gezien hoe sterk de BBC als het grootste en sterkste Britse mediabedrijf daar actief mee bezig is. De BBC linkt door naar de website van regionale nieuwsbedrijven. Volgens mij is dat een positieve stap, maar men kan nog verder gaan. In plaats van de content onder de eigen noemer te brengen, kan er worden doorgelinkt naar het nieuws van de regionale publieke omroepen zelf. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris daartegen aankijkt.
De derde laag van de publieke omroep zijn de lokale omroepen. Ook daar is samenwerking heel erg belangrijk. Dit was twee jaar geleden ook onderdeel van het betoog van Matthijs Huizing als VVD-woordvoerder. Ik heb het over samenwerking binnen een provincie, ook met de lokale omroepen. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris dat uitwerkt in de plannen die wij volgend voorjaar krijgen. Hoe ziet hij de toekomst van de lokale omroep juist in het licht van de bewegingen die de regionale omroepen gemaakt hebben?
Mijn laatste blok gaat over Omrop Fryslân. Vrijwel alle sprekers hebben het daarover gehad. Het is goed dat Omrop Fryslân meedoet in het samenwerkingsverband, maar wij moeten ons ook realiseren dat de omrop een bijzondere positie heeft, juist vanwege de verbondenheid met de tweede rijkstaal, het Fries. De Raad van Europa heeft Nederland eerder op de vingers getikt voor het veronachtzamen van streektalen en het onvoldoende invulling geven aan de Friese taalwet. Tot nu toe heeft het te veel ontbroken aan de invulling van de Friese taalwet. Ik ben het overigens met de collega van de VVD-fractie eens dat de teksten die de staatssecretaris hierover opschrijft hoopvol zijn. In die teksten geeft hij zich het meest rekenschap van alles wat hij tot nu toe gezegd heeft over die bijzondere rol. Deze verwachtingen moeten ook ingelost worden. Ik wil graag van de staatssecretaris horen hoe hij dat bij de nadere uitwerking van de plannen wil doen. Is hij bereid om met het ministerie van Binnenlandse Zaken, dat een belangrijke rol heeft op het gebied van de taalwet, en met de provincie Friesland te gaan praten over afspraken om dat goed te borgen? Bij de invulling van die rijkstaal horen extra taken. Wat mij betreft, kan dit ook financiële consequenties hebben, zowel voor het Rijk als voor de provincie. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris op basis van de goede woorden die hij heeft opgeschreven, bereid is om die handschoen op te pakken. Dan stellen wij de omrop in staat om de extra taken naar behoren uit te voeren binnen het samenwerkingsverband waar hij in is gestapt.
Voorzitter. Ik ben iets over mijn spreektijd gegaan, maar ik ben klaar met mijn betoog.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik stel de heer Heerma dezelfde vraag als ik aan de heer Segers stelde. Hij is er al een beetje op ingegaan. Wat zijn nu precies zijn voorwaarden om deze wet wel of niet te kunnen steunen? Hij sprak over mijn motie. Hoe wil hij dat die motie precies wordt uitgevoerd?
De heer Pieter Heerma (CDA):
Dat is niet helemaal dezelfde vraag als aan collega Segers. Deze vraag is iets makkelijker. Ik heb het al vrij duidelijk gezegd. Volgens mij hebben de omroepen en de NPO in lijn met het rapport van de Raad voor Cultuur afspraken gemaakt die helemaal niet strijdig zijn met deze wet. Ik wil graag van de staatssecretaris horen dat hij dat ook zo interpreteert en dat de achterdeur die er tot nu toe lijkt te zijn, dichtgaat. Dat is voor mij een heel belangrijke voorwaarde bij het beoordelen van deze wet. Mijn betoog over de regionale omroepen en de borging van die positie — collega Van Dijk is het hiermee eens, volgens mij — is een tweede, voor mij zeer belangrijk, aspect bij het beoordelen van deze wet. Om de niet-gestelde vraag toch te beantwoorden: ik weet op dit moment nog niet wat het stemgedrag van mijn fractie aan het einde van deze wetsbehandeling zal zijn. Deze twee punten zijn oogmerken die daarbij van cruciaal belang zijn.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Helder, voorzitter.
De heer Bosma (PVV):
Wat vindt de heer Heerma ervan dat wij met Nederlands belastinggeld een Turkse radiozender gaan beginnen?
De heer Pieter Heerma (CDA):
Welke Turkse radiozender wordt er door de Nederlandse publieke omroep begonnen?
De heer Bosma (PVV):
Er komt een zender via de kabel, Turkpop. Dat staat in de antwoorden van de staatssecretaris.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Volgens mij worden er in Turkije Turkse radiozenders begonnen en doet de Nederlandse publieke omroep zenders voor Nederland.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter, hebt u al een idee tot hoe laat dit allemaal gaat duren?
De voorzitter:
Ik heb een inschatting, maar die ga ik u niet meedelen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ah, oké, we kunnen inzetten.
Voorzitter. Ik ben een fan van de publieke omroep. Er worden prachtige programma's gemaakt, zoals de aflevering van Tegenlicht afgelopen zondag over de gevaren van TTIP, het verdrag tussen de EU en de VS. Dit was hoogwaardige onderzoeksjournalistiek, die moet je koesteren. Even later kwam Zondag met Lubach dat ook weer over dat TTIP-verdrag ging, maar dan heel komisch. Kijk het vooral terug! Zo zijn er talloze programma's waarvan je kunt genieten. Dat is de kracht van de publieke omroep: pluriform en afwisselend. Serieuze onderwerpen worden voor een breed publiek toegankelijk gemaakt.
De staatssecretaris is de afgelopen jaren bezig met een kruistocht. Steeds weer komt hij met zure commentaren dat er niet gelachen mag worden, dat er bezuinigd moet worden, dat het allemaal wat minder kan. Vanwaar die rancune? Onze publieke omroep behoort tot een van de goedkoopste ter wereld. Natuurlijk zijn niet alle programma's even interessant, maar dat hoort bij een brede omroep, want smaken verschillen. Laatst zag ik de wedstrijd Nederland - Turkije en daarbij viel weinig te lachen. Ik dacht toen: is dat wat de staatssecretaris bedoelt met zijn ideeën over een publieke omroep zonder amusement?
Wij spreken nu over de Mediawet. Voor welk probleem is deze wet een oplossing? Dat is de vraag die mij bekroop. Kan de staatssecretaris hierop een concreet antwoord geven? Aanvankelijk hadden de voorstellen veel weg van het VVD-verkiezingsprogramma: de publieke omroep mag slechts een aanvulling zijn op de commerciële zenders en amusement moet verdwijnen. Dit kwam neer op een sterfhuisconstructie, een publieke omroep in de marge, met weinig kijkers. Later is een en ander bijgesteld, ongetwijfeld dankzij de coalitiepartner. Inmiddels lijkt de voorgestelde wijziging niet al te drastisch meer. Zij is voldoende vaag om de pleistercoalitie nog even in leven te houden. De spierballentaal van de staatssecretaris valt dus een beetje in het niet. Hij kan nog wel roepen dat amusement wordt geschrapt, maar in de praktijk valt het mee. Erkent de staatssecretaris dat?
Ik heb nog vragen. De staatssecretaris schrijft dat amusement niet langer een kerntaak is van de publieke omroep. Wat betekent dit concreet? Het wordt verschillend geïnterpreteerd. De staatssecretaris ziet het vooral als een middel. De Partij van de Arbeid is echter zeer tevreden dat met het voorstel van de regering amusement gewoon mogelijk blijft en een belangrijk onderdeel van de breed aansprekende publieke omroep. Waar staat de staatssecretaris op de schaal "amusement is een belangrijk onderdeel van de omroep" en "amusement is niet langer kerntaak van de omroep"? Graag een reactie van de staatssecretaris.
De wet verschuift de zeggenschap naar de NPO. Die verandert van een coördinerend orgaan in een sturend orgaan. Dat gaat ver. Het budget en de inhoudelijke kaders worden straks door de NPO bepaald. Er komen genrecoördinatoren bovenop de al bestaande netcoördinatoren. Is dat niet veel extra bureaucratie? Daar moet toch ook de VVD niet blij mee zijn? Bepaalt de NPO straks het format van de programma's en wie de presentatie doet of kan de staatssecretaris dat uitsluiten? Wie bepaalt straks welk programma een go of een no go krijgt?
De minister bepaalt wie in de raad van toezicht van de NPO plaatsneemt. Komt hier de journalistieke vrijheid in het geding? De regering benoemt de baas van de omroep en die baas van de omroep krijgt vervolgens alle inhoudelijke rechten en bepaalt de gang van zaken. De politiek komt erg dicht op de journalistiek te zitten. Ook de Raad van State stelt in zijn advies dat de grotere en meer regisserende rol van de NPO vraagt om meer checks-and-balances. Graag een reactie.
Circa 30% van het programmabudget gaat op dit moment al naar externe producenten, zoals Warner Bros. Nu ligt er voorstel om dat percentage te verhogen naar 50. Mijn motie zegt wel dat de omroepen altijd coproducent zijn, dus waarom zou de NPO een veel grotere rol moeten krijgen? De staatssecretaris wil dat de NPO afspraken maakt over budget, format, inhoudelijke kaders en rechten. Daarna besluit de NPO bij welke omroep dit past. In het concessiebeleidsplan staat echter dat de omroepen inhoudelijke en financiële kaders nog kunnen aanpassen. Dat is veel meer hoe mijn motie bedoeld is. Is de staatssecretaris het daarmee eens? Gebruikt hij die interpretatie dus ook? Wij moeten niet willen dat de NPO over de inhoud van de programma's gaat. Laten wij de autonomie van de redacties handhaven. Ik heb hier een amendement voor gemaakt, op stuk nr. 17.
Dan de transparantie van de kosten. De staatssecretaris wil die graag per programma en anderen willen die graag per genre. Per programma de kosten openbaar maken, gaat ver. Het lokt een politieke discussie uit, wordt gezegd, over inhoudelijke keuzes van de NPO en omroepen. De politiek kent straks de prijs, maar niet de waarde van de programma's. Wat wil de staatssecretaris er eigenlijk mee? Is het een vorm van omroepje pesten of garandeert hij dat de politiek zich niet zal bemoeien met inhoudelijke keuzes? Kan hij dat überhaupt garanderen? Natuurlijk moet er zorg zijn over goede besteding van publiek geld.
De regering wil de wet per 1 januari 2016 in laten gaan. Terecht merkt de Raad van State op dat de effecten van de laatste wijzigingen nog niet allemaal zichtbaar zijn. De fusies van de omroepen, het verdwijnen van de niet-ledengebonden omroepen, het verdwijnen van het Mediafonds en de afname van het garantiebudget van 70% naar 50% zijn nog maar recent ingevoerd. De omroepen vragen dan om meer tijd om de wijzigingen op een goede manier door te voeren. Waarom zoveel haast? Hoe zit het met de Partij van de Arbeid, die in 2013 zei dat er rust in de tent moest komen? Is dat er weer eentje uit de serie gebroken beloftes? Ik citeer de heer Van Dam. Hij zei in 2013: "Daar gaan wij in deze kabinetsperiode helemaal niets meer aan veranderen. (…) Dan gaan we niet midden in die eerste periode weer aan allerlei knoppen zitten draaien." Hé … De heer Mohandis gaat daar straks vast een antwoord op geven.
Dan de regionale media. De SP heeft grote zorgen over de regionale nieuwsvoorziening. Wij zien al jaren een proces van verschraling, vooral bij de dagbladen. Nieuwe initiatieven verdienen alle steun. Uiteindelijk wordt een kerntaak van de democratie verwaarloosd, namelijk de controle op de macht. Er zijn talloze gemeenten en provincies waar geen journalist meer te vinden is. Bestuurders worden nauwelijks gecontroleerd door de vijfde macht. Intussen zien wij een massale toename van het aantal voorlichters en communicatiemedewerkers. De verhouding journalist/voorlichter zou inmiddels een op drie zijn. Inwoners krijgen dus steeds meer propaganda voorgeschoteld in plaats van onafhankelijke nieuwsvoorziening en dat terwijl de taken van de lokale overheden alleen maar toenemen. Nu wordt er snoeihard bezuinigd op de regionale zenders: 17 miljoen maar liefst, waarvan waarschijnlijk ongeveer 5 miljoen neerslaat op de redacties. Dat is dus niet verstandig. Wij moeten de regionale media juist versterken. Deelt de staatssecretaris die mening?
Ik doe het volgende voorstel. We gaan 10 miljoen investeren in regionale media. Daarmee maken we de bezuiniging van circa 5 miljoen op de redacties van de regionale zenders ruimschoots ongedaan en hebben we nog 5 miljoen over voor regionale samenwerking van diverse media via het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Dekking vinden we bij het budget voor voorlichting en communicatie. Ik roep de regering op om daarover in gesprek te gaan met provincies en gemeenten. Maar het Rijk kan hiermee ook zelf aan de slag gaan. Uit cijfers blijkt dat ten minste 600 fulltimers werken bij voorlichting van de rijksoverheid. Ik stel voor om het budget daarvoor te halveren. Dan besparen we ministens 10 miljoen euro. Dit geld kan dan naar regionale media. Ik zal hiertoe een motie indienen.
Ook de SP deelt de zorgen van Omrop Fryslân. Er is veel ongerustheid onder de Friezen. De omroep zendt alles uit in het Fries. De staatssecretaris zegt dat hij belang hecht aan de Friese taal, maar de omroep heeft daar weinig vertrouwen in. Hoe gaat hij de mensen daar geruststellen?
Ik heb nog een punt over componisten. Mijn fractie heeft begrepen dat de publieke omroep eigen uitgeverijen heeft voor het werk van mensen die muziek schrijven voor de programma's van die publieke omroep. Daar is niets mis mee als componisten daar zelf voor kiezen. Maar als ze voor Hilversum werken, kunnen ze dat uitsluitend via de uitgeverijen van de omroepen doen. Herkent de staatssecretaris dit? Hoe rijmt hij dat met het mededingingsrecht? Vindt hij het aanvaardbaar als componisten, maar ook ander creatieven, worden gedwongen om met één partij in zee te gaan en dus ook de tarieven van die ene partij moeten accepteren? Ik hoor graag een reactie.
De NPO wil stoppen met Radio 6. Dat betekent dat er amper nog jazz, soul, wereldmuziek, cross-over et cetera te horen zal zijn bij de publieke radio. Ik heb hierover eerder Kamervragen gesteld en we hebben ook een petitie ontvangen. Op sociale media is "Radio 6 moet blijven" ongekend populair. Staatssecretaris, red deze zender.
Ik kom op de btw voor digitaal nieuws. Voor digitaal nieuws wordt 21% btw gerekend terwijl het tarief voor het papieren nieuws slechts 6% is. Wil de staatssecretaris deze ongelijkheid opheffen door het digitale nieuws ook naar dat tarief van 6% te halen? Frankrijk en Luxemburg gingen hem al voor. Laat hem dus niet zeggen: het mag niet van Europa. Andere lidstaten doen het namelijk ook.
Geef omroepen de ruimte om eigen websites en websiteadressen te behouden. Voorkom een eenheidsworst van npo.nl. Is de staatssecretaris het met mij eens dat dat moet gebeuren?
Er is al gezegd dat we niet meer reclame op de publieke omroep moeten hebben, maar minder. Dat geldt zeker voor de publieke omroep op internet.
De NPO krijgt veel meer verantwoordelijkheden. Als dat gebeurt, moet de NPO ook aansprakelijk zijn voor de personele gevolgen van de besluiten die men daar neemt. Is de staatssecretaris dat met mij eens? Ik hoor graag een reactie.
De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter. Hier ligt 'ie dan, eindelijk, de mediawet om de publieke omroep toekomstbestendig te maken. Die toekomst gaat op 1 januari 2016 in als de wet van kracht wordt. Niemand weet echter wat de toekomst op mediagebied ons de komende tien jaar precies gaat brengen. Vaststaat dat uit innovatie, digitalisering en de verschuiving naar kijken via internet blijkt dat het niet is uit te sluiten dat over vijf jaar alweer een nieuwe toekomstverkenning nodig is. De ontwikkelingen in het medialandschap gaan in een rap tempo.
Dit wetsvoorstel is een belangrijke stap en biedt de publieke omroep een grote kans om in de komende concessieperiode in gezamenlijkheid te werken aan het verder versterken van die publieke omroep en om mooie programma's te maken voor iedereen. Ik ben ook blij dat omroepen en de NPO al eerder, bij het uitkomen van de hoofdlijnenbrief over de toekomstverkenning, gezamenlijk hebben gereageerd. Toen hebben zij de urgentie onderschreven van het gezamenlijk aangaan van de toekomst.
Programma's worden door kijkers als inspirerend, informerend, cultureel of zelfs ontspannend ervaren. De publieke omroep staat midden in de samenleving. Hij levert een belangrijke bijdrage aan de algemene ontwikkeling van bijvoorbeeld kinderen en heeft bijvoorbeeld een emanciperende werking voor nieuwe Nederlanders. Door nieuws, achtergrondjournalistiek en mooie programma's heb ik zelf veel geleerd over Nederland. Het is het land waarin ik ben opgegroeid, maar zonder onderwijs en media waren hoop en vooruitgang nooit vanzelfsprekend. Media zijn belangrijk om iets te leren over de verschillen, over dat wat ons verbindt en over de verschillende politieke opvattingen die er zijn in Nederland. Maar het gaat ook om het delen van emotie, om humor en om het met de hele buurt genieten van grote evenementen zoals het WK voetbal. Media is een maatschappelijk bindmiddel.
De wereld is continu in ontwikkeling, net zoals het media-aanbod en technologische ontwikkelingen. De kijkers van nu bepalen straks zelf wanneer, waar en hoe zij kijken. De jonge kijkers van nu bevinden zich in een snel ontwikkelende mediasamenleving en worden steeds minder overtuigd lid van een omroep. Deze toekomstontwikkeling is de grootste uitdaging voor de publieke omroep. Hoe blijft de omroep relevant en publiek in een snel veranderende omgeving met steeds meer aanbieders? Het maakt de vlucht naar voren van een sterke omroep des te belangrijker. Het is noodzakelijk om door te ontwikkelen. De publieke oproep heeft een brede opdracht nodig om relevant te blijven voor toekomstige generaties. De publieke omroep mag niet versmald worden en louter een aanvulling zijn op datgene wat elders op de markt tot stand komt. Deze scheiding is niet te maken en het is ook onwenselijk om dat te doen, want in de beleving van kijkers zal er altijd overlap zijn.
Amusement past bij de aard van het medium. Pleidooien om de publieke omroep verder te versmallen en een aanvulling op de commerciëlen te laten zijn, geven geen pas. Het zijn geen gescheiden werelden. Herkenbaarheid is uiteraard een doel. De publieke omroep moet altijd scherp zijn op de eigen programmering. Daarnaast bepalen politici niet welke programma's geschrapt kunnen worden. Ik vind dat de politiek niet moet gaan over de inhoud van programma's. Smaken verschillen en het is aan de publieke omroep om zich aan de publieke opdracht te houden en om daarover verantwoording af te leggen aan de kijker. Daarnaast moeten makers en omroepen zichzelf dagelijks de vraag stellen of hun programma's toegankelijk en divers zijn. Dat laatste is belangrijk met het oog op de diversiteit die onze samenleving kent. Met amusementsprogramma's is het mogelijk om een breed publiek te trekken. Zaken als informatie, educatie en cultuur zitten vaak verpakt in amusement. Het is een belangrijk middel daarvoor. Satirische programma's en andere vormen van infotainment horen bij de publieke omroep. De kerntaak moet helder zijn, maar amusement is onmisbaar daarbij. Het is als cement. Om een breed publiek te trekken en om mensen in aanraking te laten komen met de kernfuncties kan het niet ontbreken. Het is goed dat het kabinet heeft gekozen voor amusement in deze taakstelling. Amusement is meer dan een paar titels die wel of niet bij een omroep passen. Het zit verpakt in veel programma's en laat zien dat makers en omroepen hun kerntaken nooit verloochenen.
De PvdA zal altijd blijven strijden voor een omroep die een brede groep aanspreekt. Zij zal nooit meewerken aan een elitaire omroep, aan een omroep die niet herkend wordt in de buurt waarin ik ben opgegroeid en waarin ik vandaag de dag nog woon. De publieke omroep verbindt ons, laat ons samen lachen en brengt ons op nieuwe ideeën. De partijen die pleiten voor een aanvulling of die ervoor pleiten om het gat met de commerciëlen aan te vullen, zien niet in dat die negatieve spiraal niet goed is. Als je dat wilt, sta je niet voor een sterke omroep. Onze omroepen trekken dagelijks miljoenen kijkers en luisteraars. Zij kunnen zonder de grillen van de markt een divers aanbod samenstellen. Wij willen geen publieke omroep die een bijwagen is van private media. Daarnaast heeft de publieke omroep door de niet-commerciële bekostiging de ruimte en de kracht om belangrijke maatschappelijke programma's en documentaires te maken en om aan onderzoeksjournalistiek te doen. Juist de publieke omroep kan en moet blijven experimenteren met nieuwe programma's. Zij moet jonge creatievelingen een kans bieden zonder dat de geldteller doorloopt omdat er winst moet worden gemaakt. Dat is van onschatbare waarde voor onze samenleving. Daarom verdienen onderscheidende genres zoals soul en jazz een volwaardige plek op de radio en moeten zij niet worden weggestopt. Op dit punt komt collega Verhoeven van de D66-fractie met een motie, die ik van harte ondersteun. Dit maakt het des te belangrijker om vanuit het belang te bekijken of en, zo ja, hoe de publieke omroep mee kan in een technologische en qua media-aanbod snel veranderende wereld. Er moeten programma's zijn die alle kijkers van discussie, meningsvorming, kennis, ontwikkeling en ontspanning voorzien en die vanuit een maatschappelijke invalshoek blijven verbinden.
De Partij van de Arbeid is het eens met het kabinet, dat duidelijk kiest voor een publieke omroep die zich mag blijven doorontwikkelen op digitale platforms en volop kansen kan bieden aan talentvolle televisiemakers om de innovatie van het programma-aanbod verder te bevorderen, een omroep met een marktversterkende werking ten opzichte van andere aanbieders. Alle collega's die meegingen op werkbezoek bij de BBC en de VRT hebben kunnen horen dat marktversterking tussen publiek en privaat veel meer op de agenda staat dan de eindeloze discussie over marktverstoring, waar je toch nooit helemaal grip op krijgt omdat de publieke omroep nu eenmaal een feit is. Het is goed dat innovatie een plek heeft gekregen in het hart van de taakopdracht. Wat we misten, is dat talentontwikkeling nog beter in de wet verankerd had kunnen worden als taak van de NPO, van omroepen en van de buitenproducent, die met dit voorstel meer positie krijgt. Op dit punt ligt er ook een amendement.
De publieke omroep moet overal vindbaar zijn. Ik geef een voorbeeld. De NOS-app is heel populair omdat jonge kijkers geen verschil ervaren tussen nieuws op een televisie of op een telefoon. Internet heeft de toekomst, dus laten we bekijken hoe we de marktversterking beter kunnen vormgeven. Het is goed dat het kabinet kiest voor een publieke omroep op internet. De grote aanbieders als Google en Facebook halen veel meer inkomsten uit de Nederlandse markt, om maar niet te spreken over het succes van bijvoorbeeld Netflix in Nederland. Met de nieuwedienstentoets kan er altijd worden gekeken naar nieuwe diensten die de publieke omroep voorlegt.
Ik kom te spreken over het verder versterken van de rol in het bestel. Ik zei al eerder dat een gezamenlijke omroep nodig is. Een omgeving waar de NPO meer zeggenschap krijgt en waarbinnen taak- en ledenomroepen en buitenproducenten de belangrijkste creatieve leveranciers zijn van mooie programma's en het pluriforme karakter bewaken. Een sterkere NPO is nodig om deze gezamenlijkheid verder te bevorderen, bijvoorbeeld het gezamenlijk exploiteren en verwerven van content. Dat erkent het kabinet ook, gelet op het voorstel dat hier ligt.
Andere collega's hebben al veel meer gerefereerd aan het aspect van de buitenproducent. Bij dit punt wil ook ik even stilstaan. Ik vind het namelijk belangrijk dat de buitenproducent serieus wordt genomen als hij aanklopt bij de NPO en dat die pitchmogelijkheid goed wordt geregeld. De buitenproducenten moeten hun programmavoorstellen kunnen voorleggen aan de NPO. Het is ook aan de omroepen om hun verantwoordelijkheid te nemen om hen niet weer door een nieuw hoepeltje te laten springen, maar dan ook echt het voorstel te omarmen. Ik zeg er ook bij dat in dit wetsvoorstel duidelijk is geregeld, in elk geval ongewijzigd is gebleven, dat omroepen via artikel 2.88 de eindverantwoordelijkheid dragen voor vorm en inhoud. Het is toe te juichen dat omroepen samen met de NPO dit aspect hebben uitgewerkt in het concessiebeleidsplan, dat overigens niet eenvoudig is. Maar een goede uitwerking is nodig, want in het wetsvoorstel staat duidelijk dat de NPO geen uitzendmachtiging krijgt maar de omroepen verantwoordelijk zijn voor vorm en inhoud. Dit moet uiteindelijk slagen in de uitvoering. Als ik de wet interpreteer, kan ik niet volhouden dat dit echt strijdig zou zijn met de wet, waarmee ik een beetje aansluit op wat collega Heerma heeft gezegd. In de wet staat namelijk: de buitenproducent heeft toegang via de NPO, maar omroepen blijven eindverantwoordelijk voor vorm en inhoud. Graag krijg ik meer toelichting hoe de staatssecretaris de uitwerking ziet en hoe we ervoor zorgen dat de buitenproducenten een volwaardige plek krijgen in het bestel.
Ik kom op de governance bij de benoemingen. Een NPO die straks meer wettelijke zeggenschap krijgt, maar ook wordt benoemd door de minister vind ik onwenselijk. Ik pleit ervoor om, in analogie met het hoger onderwijs — voor velen is het geen geheim dat dit een ander deel van mijn portefeuille is — de raad van bestuur door de raad van toezicht te laten benoemen, in tegenstelling tot de huidige situatie waarin bestuurders van de NPO worden voorgedragen door de raad van toezicht en worden benoemd door de minister. De raad van toezicht wordt bij Koninklijk Besluit benoemd. Gelet op de taken die de NPO erbij krijgt, lijkt mij dit onverstandig. Op dit punt heb ik een motie met collega Segers van de ChristenUnie voorbereid. Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris op dit voorstel.
Over de transparantie in genres is al veel gediscussieerd. In een interruptiedebatje met collega Rutte heb ik al aangegeven dat wij voor transparantie zijn op domeinen, op genres, iets waar de omroepen en de NPO ook voor voelen, zo blijkt uit hun gezamenlijke reactie op het concessiebeleidsplan. Op dit punt sluit ik mij aan bij de motie van de heer Verhoeven, welke motie wij steunen.
De voorzitter:
Er zijn vragen. Ik deel ook voor de mensen die kijken en luisteren mee dat moties in de tweede termijn worden ingediend, maar dat soms in de eerste termijn wordt verwezen naar een motie die nog moet worden ingediend.
De heer Grashoff (GroenLinks):
De heer Mohandis heeft een aantal verstandige dingen gezegd over de wijze van benoeming en hoe dat moet rond de raad van toezicht en de raad van bestuur. Dat zegt iets over de onafhankelijkheid in de richting van de politiek, van de minister en van de Staat. Dat is belangrijk. Tegelijkertijd vormt de publieke omroep, de NPO, natuurlijk ook een eigenstandige macht en is het een eigenstandig bevoegd orgaan. Dat hoeft echter niet per definitie te betekenen dat het daarmee beter zou zijn als die invloed van de politiek er niet is. In de kritiek die tot nu toe op het stelsel wordt gegeven en waarover ik mij het hoofd breek, kom ik bij het aspect van de betrokkenheid van burgers, gebruikers, kijkers en luisteraars, hun positie en de manier waarop je binnen dat publieke bestel die pluriformiteit kunt garanderen. Zou de heer Mohandis daarop kunnen reageren? Vindt hij dat de wet daarin voldoende geregeld heeft of zegt hij met mij dat we daar aanvullend nog iets aan moeten doen?
De heer Mohandis (PvdA):
Ik vind dat de wet niet uitsluit dat het op die manier geregeld zou kunnen worden. De heer Grashoff interrumpeert mij op het punt van de benoemingen, maar hij doelt eigenlijk op de wijze waarop de nieuwe raad van toezicht samengesteld zou moeten worden. Dat proef ik uit zijn interruptie. Ik wil daar straks ook iets over zeggen, maar ik wil daar helder over zijn door de staatssecretaris te vragen hoe we ervoor zorgen dat de continuïteit op de een of andere manier geborgd kan blijven en — nog belangrijker — hoe wij ervoor kunnen zorgen dat dit ook een onderdeel is van de taak van de nieuwe raad van toezicht. Mijn punt over de benoeming is meer principieel. Op het moment waarop de NPO meer zeggenschap krijgt, moet je ook kijken naar de wijze waarop die benoemingen lopen. Ik wil waken tegen een situatie met een sterkere NPO in het huidige bestel, waarin zowel de toezichthouder als de bestuurder en — in samenspraak met de omroepen — de uitvoerder van delen van deze wet ook nog door de politiek worden benoemd. Dat is meer een principekwestie. Wat betreft de andere opmerking van de heer Grashoff merk ik op dat deze wet dat niet uitsluit.
De voorzitter:
De heer Grashoff op dit punt? Ik verzoek ook iets korter …
De heer Grashoff (GroenLinks):
Iets korter? Misschien is mijn introductie ook te lang geweest, want mijn dispuut met de heer Mohandis gaat niet over de benoemingen. Hij raakt daar echter terecht een punt. Het gaat juist om het behoeden van de pluriformiteit. Uiteindelijk zitten er zeven mensen in de raad van toezicht die bij wijze van spreken in splendid isolation kunnen zeggen wat goed is voor Nederland om op de buis te hebben. Nu is die verplichting van publieksbetrokkenheid in de wet geregeld, maar qua borging regelt de wet eigenlijk niks.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik zou bijna zeggen: de nieuwe raad van toezicht wordt ook belast met de taak om bijvoorbeeld toe te zien op de algehele uitvoering van de taakopdracht door de uitvoerders. Je zou dus bijna zeggen dat die pluriformiteit ook wordt bewaakt via het toezien op de gehele taakopdracht. Maar laat ik er gewoon open over zijn: natuurlijk wil ook ik dat pluriformiteit bij de nieuwe raad van toezicht een belangrijk element vormt, als die wordt samengesteld. Ik vraag de staatssecretaris hoe hij dat wil gaan borgen. Nogmaals, de wet sluit het niet uit. Ik deel uw zorg. Ik stel deze vraag ook aan de staatssecretaris.
De heer Klein (Klein):
Voorzitter, u heeft er terecht op gewezen dat de moties in de tweede termijn worden ingediend. Het is dus wat lastig voor de staatssecretaris om te reageren op wat de heer Mohandis daarnet heeft gevraagd. Ik wacht dat dus ook even af. Ik neem echter aan dat het over het benoemingsbeleid gaat. Ik heb een amendement om die benoeming daadwerkelijk veel onafhankelijker van de overheid te laten zijn. Heb ik het nou goed begrepen dat de heer Mohandis, in antwoord op de heer Grashoff, zei dat het belangrijk is dat dat gebeurt, omdat de publieke omroep, of de NPO moet ik eigenlijk zeggen, en de raad van toezicht en de raad van bestuur zo ook de programmering zouden kunnen sturen?
De heer Mohandis (PvdA):
Nee, dat heb ik niet gezegd.
De heer Klein (Klein):
De heer Grashoff legde u woorden in de mond: dat dat belangrijk is, omdat de raad van toezicht zo mede de programmering en de inhoud kan gaan bepalen. U werpt dat verre van u?
De heer Mohandis (PvdA):
Volgens mij moet u het wetsvoorstel goed lezen. Daar staat heel duidelijk in wat de rol van de nieuwe raad van toezicht is. We hebben allerlei andere discussies gevoerd over de rol van de toezichthouder, ook in andere sectoren. Die is altijd vrij goed afgebakend. Je hebt gewoon te maken met het algehele toezicht erop. We hebben geen toezichthouder die zegt: dat programma past eigenlijk niet op NPO 3. Laat het duidelijk zijn dat dat niet de bedoeling is, als u dat tenminste bedoelt.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog, meneer Mohandis, en lokt u geen verdere dingen uit.
De heer Mohandis (PvdA):
Voor zover ik de vraag van meneer Klein goed heb begrepen.
De raad van toezicht was mijn volgende punt. Ik heb mijn standpunt aangegeven bij de interruptie van meneer Grashoff. Ik heb de staatssecretaris een vraag gesteld omtrent de pluriformiteit, de continuïteitsbewaking et cetera. Graag een reactie daarop.
Volgens mij heeft de heer Verhoeven gerefereerd aan de brief die wij van Media Valley hebben gekregen. Het sprak mij zeer aan om de rol van de creatieve sector te versterken, en om alles wat in het gebied-Utrecht-Hilversum-Amsterdam rond media gebeurt verder te versterken. Een element dat ik miste en dat ik wil toevoegen is de rol van het onderwijs. Dat is onlosmakelijk verbonden met de versterking van de creatieve sector, of het nu gaat om conservatoria of hieraan gerelateerde hogeronderwijsopleidingen. Zij geven jonge, talentvolle makers en journalisten een kans. Graag hoor ik van de staatssecretaris hoe hij aankijkt tegen deze brief, die breed is ondersteund. Ik ben benieuwd. Misschien is het een suggestie om vóór het WGO Media met een kabinetsreactie daarop te komen, zodat we er dan over kunnen doorpraten? Ik heb behoefte aan zijn visie op deze richting, die volgens mij kansen biedt om wat in Nederland rond media gebeurt, verder te versterken.
Over de regionale omroepen is al veel gezegd. Ik wil beginnen met een compliment voor iedereen die hard heeft gewerkt aan het plan om van onderaf de toekomstverkenning voor de regionale omroepen mogelijk te maken. Complimenten aan al die regionale omroepen en in het bijzonder aan ROOS, de koepel van de regionale omroepen. Het kabinet heeft ook voorgesteld om het plan van onderaf te laten ontstaan. Ik ben blij dat men er voortvarend mee aan de slag is gegaan en dat het er nu ligt. Een verdere uitwerking van dit plan komt in een volgend voorstel, zoals het kabinet ook heeft aangegeven in de begeleidende brief. Voor de Partij van de Arbeid is het belangrijk dat de regionale verankering blijft en dat de regio's kunnen rekenen op herkenbare programma's.
Ik heb ook een vraag over de concessieperiode. Ik vond de schriftelijke beantwoording nog niet scherp genoeg. Er is nu gekozen voor een concessieperiode van vier jaar. Daar is een uitleg bij gegeven, maar hoe verhoudt dit zich tot een volgende, gebruikelijke periode van tien jaar, dus van twee keer vijf jaar? Ik kan me indenken waarom ervoor gekozen is, maar ik krijg graag nog meer toelichting waarom is gekozen voor deze concessieperiode. De Partij van de Arbeid wil in de toekomst toe naar langere concessieperiodes, omdat dit omroepen de kans geeft om zich verder te ontwikkelen.
Ook wij onderstrepen de bijzondere status van — ik probeer het als Gouwenaar goed uit te spreken — Omrop Fryslân. Het kabinet heeft toegezegd deze positie extra te onderstrepen in verband met de erkende rijkstaal. Dat doet mij goed. Wij willen echter graag dat in het komende wetsvoorstel meer wordt uitgewerkt hoe dit gaat gebeuren. Gaat de staatssecretaris dit integraal meenemen in een verdere uitwerking? Wij zijn heel benieuwd hoe de positie van de Omrop hierin wordt meegenomen.
Ik vind het ook goed dat Omrop Fryslân meegaat in de regionale samenwerking en onderdeel wordt van de RPO. Misschien is het een idee om te kijken naar de samenstelling van de RPO en te bekijken hoe de verschillende regio's er een rol in krijgen. Wij zijn verheugd dat de samenwerking er ook toe heeft geleid dat de samenwerking met de NOS wordt uitgebreid. Het regionieuws krijgt een plek in het NOS-journaal, kregen we vandaag te horen. Dat is goed voor de herkenbaarheid van de regionale omroep. Het is ook goed voor de versterking van de NOS, dat ook op de lange termijn het nieuws nog dichter bij de mensen kan brengen.
Ik heb een paar vragen over de lokale omroep, omdat er nog wat open eindjes zijn in relatie tot het wetsvoorstel over de regionale omroepen dat nog komt. Hoe zit het met de onlangs opgerichte stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen? Is de staatssecretaris het met mij eens dat dit een goede beweging is, ook in relatie tot wat nu wordt voorgesteld voor de regionale omroepen, de RPO? Ook bij de lokale omroepen is heel veel nodig op het gebied van verdere professionalisering. Ik ben een fervent liefhebber van RTV Gouwestad, maar het kan professioneler. Die samenwerking op streekgebied moet verder worden ontwikkeld, ook in relatie tot de samenwerking met de regionale omroep. Ik krijg graag een reactie van de staatssecretaris op deze ontwikkeling.
Dan kom ik op het punt van de radio. Ik kijk even naar collega Rutte. Hij heeft iets gezegd over een discussie die bij het AO Telecom gevoerd is over een aangenomen motie over de positie van de commerciële radio. Volgens mij heeft de heer Verhoeven er ook naar gevraagd. Laat ik er niet te veel over zeggen, maar ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris. Er moet namelijk nog iets geregeld worden in de Mediawet, aldus mijn collega Oosenbrug, woordvoerder ICT.
Om de positie van de NPO in het bestel te versterken worden belangrijke besluiten genomen. Een en ander vindt nu al plaats. Naast de taakstelling van het kabinet worden er strategische keuzes gemaakt. Die zorgen voor onzekerheid bij medewerkers. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris het met mij eens is dat hij door die sterkere rol van de NPO ook meer oog moet hebben voor deze ontwikkeling. De bezuinigingen en die strategische keuzes lopen nog bij heel veel omroepen. Het is belangrijk dat we de NPO veel meer de opdracht geven om zich in te zetten voor bijvoorbeeld omscholing en werk-naar-werk. Is de staatssecretaris dat met mij eens?
Tot slot. De publieke omroep verbindt ons met elkaar, geeft nieuwe inzichten en laat ons samen genieten. De publieke omroep maakt vernieuwende, amuserende programma's, bedrijft onderzoeksjournalistiek en geeft talentvolle mediamakers de ruimte zonder dat de wetten van de markt gelden. Daarom wil de Partij van de Arbeid een sterke publieke omroep die er is voor alle Nederlanders en niet enkel voor een kleine elitegroep. Door samenwerking en een brede programmering kan de omroep ook in de toekomst interessant en relevant blijven voor alle Nederlanders. Met de blik vooruit en niet naar binnen gekeerd kan de publieke omroep deze uitdaging aan en kan hij er zijn voor een breed publiek in Nederland. De Partij van de Arbeid wil dat dit wetsvoorstel voor de toekomst met breed draagvlak wordt aangenomen. Dit wetsvoorstel — dat zal niemand verbazen — kan rekenen op onze steun omdat wat wij belangrijk vinden, erin is verankerd.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik begin met een compliment aan de heer Mohandis. Hij heeft de kruistocht van de staatssecretaris flink weten af te remmen door de kaalslag op de publieke omroep te verminderen. Hij schrijft dat ook in Trouw van 28 augustus: het is belangrijk dat de staatssecretaris stopt met zijn symbolische strijd tegen vermaak en gewoon zijn werk gaat doen. Aldus de heer Mohandis. Is de PvdA nu werkelijk helemaal tevreden met deze wet? Zou zij deze wet zelf ook hebben kunnen maken als de fractie 76 zetels in de Tweede Kamer had gehad, of vindt zij het, hoewel zij de scherpe kantjes ervan af heeft gehaald, eigenlijk toch te gortig dat er zo veel macht naar de NPO gaat?
De heer Mohandis (PvdA):
De heer Van Dijk sprak over een kruistocht. Ik wil even vooropstellen dat ik prima kan werken met de staatssecretaris en dat ik dit de komende tijd ook gewoon zal doen.
De heer Van Dijk vraagt: wat als de PvdA 76 zetels had gehad? Ik vind het een rare vraag. Misschien was de inleiding of de richting van de wet dan anders geweest. Regeren doe je echter nooit alleen, maar samen. Samen maak je wetten en uiteindelijk moet je je dus samen ergens in kunnen vinden. Ik ben blij dat dit gebeurd is.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat is een beetje een mager antwoord. Ik wilde gewoon weten of het een wet is waar de heer Mohandis voor 100% achter staat.
Mijn tweede interruptie ga ik gebruiken voor een vraag die ik in mijn eigen termijn al aan de heer Mohandis heb gesteld. Hoe zit het met de belofte van zijn voorganger, Martijn van Dam? Die zei in 2013: na die fusies en al die snoeiharde bezuinigingen gaan we echt even rust in de tent brengen; we gaan niet weer aan allerlei knoppen zitten draaien. Erkent de heer Mohandis wel dat die belofte niet wordt waargemaakt omdat wij hier vandaag weer staan? Is hij wel zo moedig om dat toe te geven?
De heer Mohandis (PvdA):
Ik ben zeker moedig genoeg om in te gaan op de vraag van de heer Van Dijk. Zijn aanname klopt niet. Toen ik nog geen woordvoerder op dit dossier was, is er een kabinetsbrief gekomen. Daarin stonden drie fases voor de hervorming van de publieke omroep. Ik zeg het even in mijn eigen woorden. De derde poot betrof de toekomstverkenning. Daarvan heeft Martijn van Dam, mijn voorganger, nooit gezegd dat die er niet zou komen. Dat heeft hij tenminste niet gezegd toen hij het stokje overdroeg aan mij. Uiteindelijk sta je daarvoor. Ik heb af en toe het gevoel dat de heer Van Dijk niet alles heeft meegekregen, want de omroepen en de NPO hebben gezamenlijk onderkend dat die volgende stap nodig is. Ik doe dit vanuit mijn volle overtuiging als sociaaldemocraat, omdat ik geloof in de NPO en de omroepen samen, omdat ik hen in goed vaarwater wil brengen en omdat ik hen sterker wil maken de komende vijf jaar. Daartoe heb ik voorstellen gedaan voor transparantie, onafhankelijkheid en een brede taakopdracht. Daar strijd ik voor. Uiteindelijk moet je keuzes maken en die keuzes zijn gemaakt. Daar sta ik voor. De heer Van Dijk zegt dat ik een belofte heb gebroken, maar dat is gewoon niet waar. Er is vanaf dag één gezegd dat we stapsgewijs, in drie fasen, gaan hervormen. Dit is de laatste fase, het sluitstuk. Daar sta ik voor.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik grijp even terug op het stuk van het betoog van de heer Mohandis waarin hij een heel positief beeld schetste van de publieke omroep in Nederland. Daarin ging hij ook in op amusement, vermaak of verstrooiing. Vindt de heer Mohandis dat de balans in de publieke omroep ten aanzien van het aspect van amusement en de andere taakvelden eigenlijk gewoon prima is en dat er op dat gebied in de nieuwe wet niets verandert? Of ziet hij wel degelijk dat daar een verandering in optreedt? En welke verandering ziet hij dan?
De heer Mohandis (PvdA):
Ik refereer even aan de discussie die we vorig jaar tijdens het wetgevingsoverleg over dit onderwerp hadden. Toen werd gezegd dat als je het hebt over programma's, je altijd de discussie kunt voeren over de vraag of het puur amusement is of amusement met informatie. Daarom blijf ik altijd weg bij die discussies: omdat je er niet uitkomt en omdat ik het ook niet vind passen dat we dat hier met elkaar bespreken. Als ik kijk naar het voorstel van het kabinet, dan is het ook niet de bedoeling dat er amusement is om het amusement. Volgens mij is er duidelijk voor gekozen om de kerntaken goed neer te zetten. Een publieke omroep met alleen amusement is niet mijn publieke omroep. Laat ik dat gewoon heel duidelijk naar voren brengen. Ik heb de staatssecretaris op zich nooit horen zeggen dat amusement verdwijnt. Dat werd ook beweerd. Hij heeft programma's genoemd, wat ik onverstandig vond. Daar heb ik me ook over uitgelaten. Maar ook de staatssecretaris heeft nooit gezegd dat amusement verdwijnt.
En wat goed is, is dat we de wet zo hebben vormgegeven dat de kerntaken helder zijn, dat scherpere keuzes altijd gemaakt moeten worden en dat de discussie door de makers en door de publieke omroep gevoerd moet worden. Die moeten we niet hier voeren op programmaniveau. We doen hier geen voorstel om vervolgens te zeggen: volgens mij gaat er niets veranderen. Nee, er moet wel degelijk iets veranderen. Daar sta ik voor.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Het wordt er met dit antwoord niet heel veel duidelijker op. Er wordt een taakveld geschrapt in de wet. Vervolgens is het de vraag wat dat nu verandert. Natuurlijk vraag ik de heer Mohandis niet om naar individuele programma's te verwijzen, natuurlijk vraag ik niet om te zeggen: die wel en die niet. Maar wat is nu volgens de heer Mohandis de wezenlijke verandering die optreedt?
De heer Mohandis (PvdA):
Wat ik belangrijk vind, is dat altijd de vraag wordt gesteld of een programma past. Die vraag moet dan gesteld worden door de makers en door de publieke omroep. Die discussie moet scherper worden. Nogmaals, een publieke omroep met alleen maar amusement zou niet mijn publieke omroep zijn. Maar ik zeg ook niet dat de publieke omroep nu alleen maar amusement is. Dat betekent niet dat je die discussie niet scherper met elkaar mag voeren, maar het moet dan wel over de kaders gaan. Het gaat om de vraag: hoe kijk je dan naar de kaders die gesteld waren, waarin er sprake moest zijn van verstrooiing? Wat mij betreft moet dat niet het geval zijn, maar je moet het wel mogelijk blijven maken om die kerntaken meer positie te geven binnen de gehele taakopdracht. Daar draait het uiteindelijk om.
En gaat het iets veranderen? Ja, ik ga er wel van uit dat het iets gaat veranderen. Anders moet je dit voorstel niet doen. Daarom steun ik het ook.
De voorzitter:
Mijnheer Mohandis, was u klaar met uw betoog?
De heer Mohandis (PvdA):
Ja.
De voorzitter:
Dan geef ik tot slot van de zijde van de Kamer het woord aan de heer Klein.
De heer Bosma (PVV):
Voorzitter. Met uw welnemen. Ik heb een kleine opmerking van orde. We naderen het hoogtepunt van het debat: de inbreng van de heer Klein in eerste termijn. Daar gaan we allemaal goed voor zitten. Daarna moeten we wellicht nog even schorsen. Daarna krijgen we het antwoord in eerste termijn van de staatssecretaris. Ik stel vast dat de staatssecretaris geen meerderheid heeft in de Eerste Kamer. Partijen moeten dus nog overtuigd worden. Er moeten misschien nog wat toezegginkjes gedaan worden. Vervolgens krijgen we nog een tweede termijn, et cetera. Ik zie de zon nog wel opkomen als we op deze manier doorgaan. Is hier niet een mouw aan te passen? Kunnen we niet gewoon stoppen na de eerste termijn van de Kamer en een andere keer verdergaan? We moeten een serieus debat voeren. Het is een zeer serieus onderwerp. Straks vallen we gewoon om van de slaap, bij wijze van spreken.
De voorzitter:
Ik heb net een afspraak met u gemaakt om het debat wel te voeren. U doet nu een verzoek om na de eerste termijn te schorsen. Het is eigenlijk een ordevoorstel. Ik kijk even naar de leden.
De heer Verhoeven (D66):
Geen steun. Als de SP een serieus debat wil, heeft zij die kans in haar eigen inbreng verspeeld. Excuses, ik moet zeggen PVV.
De heer Bosma (PVV):
Het is al te laat voor je, hè!
De heer Verhoeven (D66):
Ik zou dus zeggen: gewoon doorgaan met het debat. De voorzitter heeft er ook alles aan gedaan om, waar het de inbreng van de Kamer betreft, het debat zo kort mogelijk te laten zijn. Laten we dan nu ook gewoon doorgaan. D66 wil het debat dus gewoon afmaken.
De heer Rutte (VVD):
Het wordt inderdaad laat, maar laten we maar gewoon doorgaan. Er is nauwelijks ruimte om een eventuele tweede termijn later in te plannen en dan wordt het nog weer een keer nachtwerk. Dan hebben we nog een keer dezelfde problemen. Laten we dus maar even op de tanden bijten en doorgaan.
De heer Mohandis (PvdA):
Als de heer Klein zijn spreektijd aanpast aan die van mij, gaat het straks iets sneller. Het is echter vooral belangrijk om te constateren dat we volgende week ook een volle agenda hebben. Volgens mij moeten we even doorbijten. Ik geef dus geen steun voor het verzoek.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik kan tellen. Ik wil echter toch zeggen dat ik het niet verstandig vind om hier tot drie uur in de nacht te gaan zitten. Wat mij betreft stellen we het dus uit.
De heer Klein (Klein):
Dit is een wetsbehandeling. Dat betekent dat we zonder tijdsdruk met elkaar kunnen praten en discussiëren, zonder haast. Kortom: zorgvuldige wetgeving vraagt om een zorgvuldige discussie. Dat betekent dat we er nu rustig nachtwerk van kunnen maken, of zelfs een nacht-tv-programma. Dat is akkoord; als we dat willen en zorgvuldig vinden, dan zij het zo. Het lijkt mij echter veel beter om dat volgende week te doen. Het ligt niet aan de Kamer dat we nu pas dit wetsvoorstel bespreken. Dat had de regering al veel eerder naar de Kamer kunnen sturen.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ook ik kan tellen. Voor de Handelingen zeg ik echter dat ik het voorstel steun. Ik denk dat we op een fatsoenlijke manier moeten debatteren en dat betekent dat we dat doen op fatsoenlijke tijden. Ik steun dus het ordevoorstel.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Hoe aantrekkelijk het ook kan zijn om er vanavond maar vanaf te zijn, ik voorzie dat het wel zo bijzonder laat gaat worden dat ik dat eigenlijk niet meer verantwoord vind. Ik steun dus het voorstel.
De voorzitter:
Ik concludeer toch dat er een meerderheid voorstander van is om dit debat in zijn totaliteit vanavond te voeren, zowel de eerste termijn als de tweede termijn. Ik geef nu dus het woord aan de heer Klein voor zijn inbreng in de eerste termijn.
De heer Klein (Klein):
Voorzitter. Ik wil allereerst de staatssecretaris graag bedanken voor de uitvoerige beantwoording van de vele vragen die ik heb gesteld naar aanleiding van het wetsvoorstel en voor wat is neergelegd in de nota naar aanleiding van het verslag. Ik wil mijn bijdrage graag richten op ongeveer een tiental onderwerpen: het belang van de publieke omroepen, de buitenproducenten, de onbewezen stellingen, holle wetteksten, het NPO-fonds, de regionale omroep, de publieksbetrokkenheid, het concessiebeleidsplan, wat varia, de Grondwet en tot slot een aantal amendementen waar ik het nog niet over gehad heb. Ik vind namelijk dat je, als je een hoop kritiek hebt, altijd wel moet proberen te streven naar een verbetering van het wetsvoorstel. Dat betekent dat ik ook een zevental amendementen heb ingediend.
Waarom hebben we in Nederland een publieke omroep? Daar zijn de collega's natuurlijk niet in geïnteresseerd, maar de heer Bosma gelukkig wel. Waarom zouden we overheidsmiddelen in een publieke omroep steken? De Kamer zegt: de kijker moet centraal worden gezet. Dat wordt als een mantra gepropageerd. Maar wie is de kijker? Net zo goed als "de kiezer" alleen maar een idee is en alleen maar een aanduiding van mensen die het kiesrecht hebben, is "de kijker" fictief, ongedefinieerd en onbepaald. Of denkt de staatssecretaris dat hij wel weet wie de kijkers zijn? Er zijn pakweg 17 miljoen kijkers. Dat zijn dus mensen met heel veel verschillende voorkeuren, achtergronden, geloofsovertuigingen en leeftijden. Kortom: het is een enorme veelkleurigheid en verscheidenheid. Voor die 17 miljoen mensen wil de staatssecretaris gaan bepalen wat wel of niet een goed aanbod is. De staatssecretaris als "de grote leider". Daarom heb ik met verbijstering de wijziging van de voorliggende Mediawet gelezen. Wat wordt nu beoogd en waar leidt dit toe?
Vanuit vrijzinnig perspectief betekent publieke omroep dat de omroep een onderdeel vormt van het publieke domein. Kernwaarde voor vrijzinnige politiek is zeggenschap van burgers binnen het publieke domein. In het openbaar bestuur vertaalt zich dat door verkiezingen te houden, waarbij verschillende stromingen in de samenleving zich in de volksvertegenwoordiging kunnen laten vertegenwoordigen. Dat wordt ook wel representatieve democratie genoemd. Ook de omroep in het publieke domein heeft pas waarde als die representativiteit inhoud krijgt. In onze publieke omroep-geschiedenis is ervoor gekozen om die representativiteit te realiseren door omroepverenigingen, die op basis van ledental en onderscheidendheid erkenning kunnen krijgen. De publieke omroep heeft de publieke opdracht om spiegel van de samenleving te zijn, een spiegel die belangrijk is om verschillen in de samenleving van lokaal tot globaal, van één plaats tot de hele wereld, zichtbaar en toegankelijk te laten zijn voor een breed publiek.
Het idee daarbij is dat door deze zichtbaarheid van verschillen een beter begrip kan ontstaan en samenleven ook echt samenleven wordt. Zeker in een tijd waarin juist verschillen leiden tot minder begrip, willen vrijzinnigen dit juist blijven benadrukken. Externe pluriformiteit betekent dat iedereen die aan eisen voldoet kan deelnemen aan het publieke domein; de publieke omroep. Die toegankelijkheid staat nog steeds voorop. Door deelname aan de publieke omroep wordt de legitimiteit bepaald. Belangrijk punt daarbij is dat in de loop van de tijd het een wettelijk vereiste is geworden dat alleen verenigingen een erkenning voor toetreding tot de publieke omroep kunnen krijgen. Dat was vroeger anders; denk maar aan stichtingen als de TROS. Juist door te kiezen voor de verenigingsvorm is recht gedaan aan de basale democratie; medezeggenschap in de vereniging van leden en door leden. Deze principiële keuze blijft het uitgangspunt voor vrijzinnige omroeppolitiek. Zonder medezeggenschap en zonder omroepverenigingen is er geen rechtvaardiging van het publieke omroepbestel, waarin publieke mediadiensten worden aangeboden. Daarin zit het principiële verschil met de commerciële omroep.
Het is een verkeerd beeld dat de commerciële omroep in het programma-aanbod anders zou zijn dan de publieke omroep. Terecht wijst de staatssecretaris in de beantwoording dan ook op het publieke karakter van het programma-aanbod van de commerciële omroep. Dat verklaart ook dat in feite alle programma's tussen commerciële omroep en publieke omroep in principe uitwisselbaar zijn. Relevant is de vraag of het programma inhoudelijk past bij het profiel van de zender en — in het geval van de publieke omroep — past bij de missie van de omroepvereniging en past bij de wettelijke publieke taken op het gebied van informatie, cultuur, educatie en amusement. Amusement blijft overigens, zij het via een wat andere constructie. Maar dat is maar cosmetisch.
"Passend bij een profiel van een zender" is ongeacht of deze commercieel of publiek is. NPO 2 als verdiepende journalistieke zender of RTL 7 als mannenzender kan centraal gecoördineerd worden door de NPO of door de directies van de commerciële zenders. Het unieke van de inhoud van de programma's op de publieke zenders is dat daar een democratische verantwoording binnen de omroepvereniging kan plaatsvinden. Een overheidssturing op inhoud is dan ook nooit goed. Die sturing kan leiden tot een direct gestuurde staatsomroep, zoals bijvoorbeeld in Noord-Korea, waar sprake is van censuur, of een indirect gestuurde staatsomroep, door prestatie-opdracht en benoemingsbeleid. Dat laatste lijkt verdacht veel op de staatsomroep NPO die in Nederland ontstaat. In een proces van jaren wordt geleidelijk het hele democratische omroepbestel afgebroken. Als nitwittige, geldverspillende clubs worden omroepverenigingen en hun 3,5 miljoen leden weggezet. Met "de kijker centraal" wordt bedoeld dat de publieke omroep direct en stevig moet concurreren met de commerciële omroepen. Dat is een oneigenlijke concurrentie, omdat de staatsomroep NPO gesubsidieerd wordt en nu niet meer aan profileringseisen hoeft te voldoen. Daarentegen blijft de commerciële omroep juist met handen en voeten gebonden aan hoofdstuk 3 van de Mediawet. Een amendement op dit punt heb ik al ingediend.
Het is volstrekt duidelijk dat de staatssecretaris de VVD-richting op wil. Hij wil toe naar het verder uitkleden van de omroepverenigingen als oude, zogenaamd verzuilde rudimenten in de overgang naar een geheel staatsgestuurde en ondemocratische NPO. Het publieke domein zonder publieke vertegenwoordiging. Dan is de terechte vraag of we daar nog wel geld in moeten stoppen. Mij lijkt dat dan inderdaad het PVV-model uitgevoerd kan worden, dus stop maar met de publieke omroep en koop als overheid wat zendtijd bij commerciële zenders in voor uitzendingen van nationaal belang. Dat is in mijn visie een volstrekt foute route, die echter in de afgelopen jaren wel is ingezet, met de centrale sturing, met de reeds gebeurde clustering van omroepverenigingen, met een rupsje-nooit-genoeg, het NPO, en met de uitdijende staatsgestuurde taakomroepen NOS en NTR. Nu volgt de volgende slag: het voorliggende wetsvoorstel om de Mediawet te wijzigen en om de publieke omroep daadwerkelijk een echte staatsomroep te laten worden. De kijker staat niet centraal, de kijker wordt gepiepeld. Nu de omroepverenigingen hun zendtijd en plaatsingsgaranties inleveren, worden ze aan de goden — de NPO-netcoördinatoren en nu ook alweer een NPO-genrecoördinator — overgeleverd.
De staatssecretaris schrijft in de memorie van antwoord dat de mate waarin het aanbod onderscheidend is, richtinggevend moet zijn. Dat is mooi. De staatssecretaris zegt ook dat die keuzes niet aan hem zijn en dat hij die keuzebevoegdheid graag aan de NPO geeft. Zo worden er in dit wetsvoorstel meer bevoegdheden aan de NPO gegeven om die keuzes daadwerkelijk te maken. De NPO is te afhankelijk van keuzes en voorstellen die de omroepen doen en die logischerwijs niet in het belang zijn van het geheel. Het is nu echter net de kern van het publieke stelsel dat wij hier kennen, dat we de inhoud niet laten bepalen door de NPO, maar door de omroepverenigingen en in dit verband ook de taakomroepen, hoewel die ook wat minder zouden kunnen.
Wat betekent dat? Het leidt er alleen maar toe dat er een soort willekeur ontstaat en dat de publieke omroepverenigingen simpele productiehuizen worden. Die mogen wat leveren, maar het enige wat nog overeind blijft, is de subsidiegarantie, al wordt die reeds stukje bij beetje verminderd. De nieuwste truc wordt nu de introductie van de zogenaamde toegang van buitenproducenten. Wat een belachelijke redenering om die clubs worsten voor te houden! Een garantie op uitzending is er echter niet. Je hebt als buitenproducent geen enkele garantie dat je geplaatst wordt. Het is dus een dode mus. Omroepverenigingen hoeven gelukkig formeel geen voorstellen door de strot geduwd te krijgen, maar de NTR wel. Die kan, zo lees ik in de stukken, hooguit bezwaar en beroep aantekenen. Bij wie wordt dat ingesteld? En wordt het besluit van de NPO dan geschorst tot het beroep of bezwaar is afgehandeld?
De omroepverenigingen kunnen formeel weigeren, maar ze kunnen vervolgens op allerlei manieren afgeknepen worden door de NPO, bijvoorbeeld door een ongunstige plaatsing van programma's of botweg door het afwijzen van programma's die zogenaamd niet zouden passen bij de publieke opdracht zoals de NPO die invult. Dat is ook de reden waarom het kunnen plaatsen van externe programma's echt volstrekt ongeloofwaardig en onheus is. Je zou kunnen zeggen dat ze er te weinig bij betrokken worden, maar de Europese vereiste is 10% voor buitenproducenten. In Nederland hebben we 16,5% als eis gesteld. In werkelijkheid is het op dit moment 30,6%. Aan het betrekken van buitenproducenten bij de publieke omroep kan het dus niet liggen.
Waar ligt het dan wel aan? Het komt eigenlijk op iets heel anders neer, namelijk een heleboel vooringenomenheid, onbewezen stellingen en wollige teksten die worden geproduceerd. Als je oppervlakkig de staatssecretaris volgt, en dat doen de meeste gansjes, dan is de publieke omroep niet relevant, niet creatief, niet innovatief, niet toekomstgericht, niet toekomstbestendig en nog een paar open deuren. Dat is gemakkelijk gezegd om een beetje leuk de publieke omroep te bashen. Verdedigen is niet mogelijk en het gaat erin als koek.
Vervolgens vraag je je af: waar zijn die kwalificaties dan allemaal op gebaseerd, bijvoorbeeld als het gaat over creativiteit? Deze toegang moet door externen worden verzorgd omdat er geen sprake is creativiteit. Uiteindelijk gaat het om de beste ideeën, de beste creatieve ideeën. Volgens de staatssecretaris moeten die leiden tot een creatieve competitie. Maar het is helemaal geen competitie. Het zijn gewoon ideeën. Er is pas een competitie als er iets gewonnen kan worden, als je idee overgenomen wordt. Maar dat is van alle tijden. Steeds hebben alle buitenproducenten bij de omroepverenigingen en bij de taakorganisaties producten kunnen aanleveren. Vervolgens worden die wel of niet opgenomen in de programma's van de betrokken omroepvereniging. Bedoelt de staatssecretaris soms dat er helemaal geen creatieve programma's gemaakt worden? Dat kan natuurlijk ook. Dan betekent het dat er ineens wel creatieve programma's komen, wat in het verleden kennelijk niet het geval was; een gotspe dus.
Vervolgens roept de staatssecretaris in alle kranten dat de publieke omroep relevant moet worden. De heer Mohandis deed dit net ook. Wie bepaalt dat? Wanneer is het relevant? Wanneer is het programma relevant? Dat zijn discussies waar je nooit uitkomt. Wat ik relevant vind, hoeft de staatssecretaris niet relevant te vinden. Iedere inhoudelijke discussie over een programma is gedoemd te mislukken in een open democratie. Iedereen mag namelijk vinden wat hij of zij wil. Dat is ook de basis van vrijzinnigheid. Als je een staatsomroep met centrale sturing realiseert, wat nu in mijn ogen gebeurt, laat het je aan een paar ondemocratisch aangestelde lieden over. Prima, die lieden bedoelen het goed, maar zij bepalen wel de maat der dingen: relevant of irrelevant. Willen wij die weg opgaan in een open, democratisch, vrijzinnig Nederland?
De raad van bestuur beveelt aan om innovatie aan de wet toe te voegen. Vervolgens gebeurt dat ook. Maar innovatie kan nooit een doel zijn. Innovatie is een term om iets te bereiken. Het is een leeg containerbegrip waar het de inhoud betreft. Het zegt niets want je weet niet wat innovatie is. Het is een proces en hoe kun je dat bevorderen? Daar kun je wel iets aan doen. Hoe kun je daarmee een markt winnen of behouden? Ik heb jaren innovatieprojecten begeleid en altijd gaat het erom, een product of een dienst zo te maken dat je de markt, in dit geval de publieke omroep, de kijker of een deel van de kijkers, weet te boeien of te amuseren.
Kwaliteit is ook een belangrijk criterium. Wat is kwaliteit? Ook daar kun je allerlei waarden op loslaten die helemaal niet gedefinieerd zijn en waar je als overheid uiteindelijk buiten moet blijven. Als de NPO dat inhoud wil geven, heeft de NPO inhoudelijke, brongebonden sturing nodig. Waar is dat allemaal op gebaseerd? Nergens wordt aangegeven waarom dit moet. Er is maar één ding en dat is de bron, het rapport van de Raad voor Cultuur De tijd staat open. Dat wordt veelvuldig te pas en te onpas als bron vermeld. Maar dat is gewoon papegaaien. In dat hele rapport wordt niets bewezen. Het zijn slechts aannames vanuit de perceptie van de opstellers, brave mensen daar niet van, maar er is geen enkel hard cijfer. Integendeel, de NPO-zenders zijn de best bekeken tv-zenders in Nederland. Zo slecht doen die omroepverenigingen het dus niet.
Het hele rapport van de Raad voor Cultuur is een soort trendwatching, glazenbollenkijken, volstrekt nietszeggend, maar wel leuk als discussiestuk. Maar het wordt nu opgevoerd als bewijs voor platitudes en, nog erger, als reden om de Mediawet te wijzigen. Nog erger dan het advies van de Raad voor Cultuur is dat de staatssecretaris verwijst naar de reacties van NDP Nieuwsmedia, de Vereniging van Onafhankelijke Televisie Producenten, Filmproducenten Nederland, de Documentaire Producenten Nederland, de Vereniging voor Nederlandse Animatieproducenten en het Filmfonds. Die willen graag allemaal gebruikmaken van de mogelijkheden tot innovatie, creativiteit en openheid waarmee de publieke omroep ineens verrijkt zou worden. Dank je de koekoek! Dat is natuurlijk logisch. Zij hebben een commercieel belang om programma's die het nu niet halen en die ze nu niet kunnen verkopen bij de omroepverenigingen, toch te kunnen verkopen. Daar is op zichzelf niets mis mee. Dat is het goed recht van een commerciële onderneming, maar het is ondeugdelijk als argument.
Er wordt vaak gezegd dat het probleem is dat wij allemaal compromissen hebben in deze publieke omroep. De omroeporganisaties, dat zegt ook de staatssecretaris, hebben hun eigen missie en visie en werken in grote lijnen op basis van de opdracht die zij van een vereniging en haar leden meekrijgen. Dat is de basis voor de erkenning. Daarmee komt niet vanzelf de programmering tot stand die volgens de staatssecretaris alle groepen in de samenleving bedient. Wij hebben een open systeem om ervoor te zorgen dat ook PowNed, WNL, omroep MAX, de VPRO en de EO binnen de publieke omroep hun plaats kunnen krijgen. De regering vindt het onwenselijk dat dit allemaal gebeurt en stelt vervolgens maatregelen voor die in het belang zouden zijn van de gehele publieke omroep en die 17 miljoen Nederlanders als uitgangspunt hebben. Kortom, het gevolg hiervan is puur staatsdirigisme. Het leidt tot een stuk eenheidsworst binnen de publieke omroep waarmee de democratische basis van de publieke omroep en het bestaan daarvan onderuitgehaald wordt. Vrijzinnigheid laat juist ruimte voor die omroepverenigingen en voor die externe pluriformiteit. Niet alleen de programma's staan dan voorop, maar juist ook het doel dat je met elkaar beoogt.
Ik kom nu bij het NPO-fonds. Ik heb het doorgelezen en mijn vraag is heel simpel. Wat is het verschil tussen het Mediafonds, waar 16,6 miljoen euro in zit, en het NPO-fonds? Het verschil is helemaal niet duidelijk. Sterker nog, er wordt door de staatssecretaris aangegeven dat de oormerking van het budget in prestatieafspraken zal worden vastgelegd en ook jaarlijks — daar zijn wij blij mee — zal worden verantwoord. Er zit een hele regelgeving achter. Het verschil met het Mediafonds is helemaal niet aan de orde. Sterker nog, de systematiek van het Mediafonds is gelijk aan die van het NPO-fonds, met dien verstande dat wij nog wel een paar problemen zien. Een van de problemen waar ik van de staatssecretaris graag een antwoord op hoor, is het punt van de regiodocumentaires. De regionale omroepen konden ook een beroep doen op het Mediafonds. Nu is alles bij de NPO ondergebracht en niet bij de RPO. De regio's zullen nu zelf weer naar het NPO-fonds moeten gaan. Wil de staatssecretaris een garantie geven dat ook de regiodocumentaires geoormerkt zullen worden in het budget van het NPO-fonds?
Ik had de duur van de concessie voor de regionale omroep liever langer gezien. Inmiddels heb ik wat zorg over de timing en de tijdigheid om de veranderingen door te voeren en de bezuiniging, die wij met elkaar hebben afgesproken, te kunnen halen. De staatssecretaris doet er bijna drie jaar over om met dit beleid te komen en nu moet met stoom en kokend water de uitvoering in een jaartje plaatsvinden. Kan de staatssecretaris garanderen dat het beperken van de concessieduur van tien tot vier jaar alleen te maken heeft met een gelijkleggend beleid tussen NPO en RPO? Leidt dit niet weer tot nieuwe discussies over de integratie van de landelijke en regionale omroep? De regionale omroep krijgt wel heel laat te weten waar zij aan toe is en moet nu in een goed jaar alle wijzigingen doorvoeren. Is dit reëel? Vindt de staatssecretaris dit zorgvuldig, vooral ook naar de medewerkers? Is hij bereid de oorzaak en de financiële consequenties ervan niet bij de regionale omroepen te leggen, maar die zelf te nemen en verdere gesprekken aan te gaan met de ROOS en de toekomstige RPO?
De RPO als coördinator kan natuurlijk heel erg positief uitpakken. Ik vind dat op zichzelf een goede ontwikkeling in het belang van de regionale omroepen. Onduidelijk is nu hoe die noodzakelijke en door de staatssecretaris geprezen onafhankelijkheid van het programma-aanbod en daarmee vaak samenhangende activiteiten op locaties in de provincies kunnen worden gegarandeerd. Omrop Frieslân, met een eigen wettelijk verankerde taal, zal zelf inhoud moeten kunnen blijven geven aan zijn doelstellingen binnen de grenzen van de Mediawet. Graag een verdere verduidelijking op dit punt.
Ook horen wij graag een nadere toelichting en verduidelijking ten aanzien van de positie van de lokale omroepen. De heer Mohandis, die ik even niet zie, had het er net ook over. De NLPO (Stichting Nederlandse Lokale Omroepen), met 20.000 vrijwilligers en 500 medewerkers, heeft een belangrijke basis in onze samenleving. Toch zien wij daar, waar het gaat om de publieke omroep, nu niets van. Wij willen dat daar duidelijkheid over komt. Ook moet de ondersteuning beter.
Dan de publieksbetrokkenheid. Er wordt aangegeven dat het gaat om 17 miljoen kijkers en 3,5 miljoen leden, met alles wat daarbij hoort. Dat wordt te weinig gevonden. De publieksbetrokkenheid zou dus vergroot moeten worden, maar hoe en wat blijft volstrekt onduidelijk. Vaagheid is op dat punt troef. Daarom dien ik een amendement in. Als de publieksbetrokkenheid inhoud gegeven moet worden, moet dat worden gedaan in samenwerking met de omroepverenigingen. Die zijn per slot van rekening in alle haarvaten van onze samenleving aanwezig. Een idee voor een vervolg zou kunnen zijn om die publieksbetrokkenheid daadwerkelijk te vergroten door omroepverkiezingen. Omroepverkiezingen bieden de gehele Nederlandse bevolking ruimte en kunnen ervoor zorgen dat een goede verdeling plaatsvindt van de verschillende stromingen in de publieke omroep. Mensen kunnen immers stemmen op omroepverenigingen en iedereen die meent dat hij een bijdrage kan leveren aan de publieke omroep. In mijn tweede termijn kom ik daarop terug met een motie.
Over het concessiebeleidsplan van de NPO ga ik inhoudelijk nog niet zo veel zeggen. Er komt nog een reactie op. Wat wel merkwaardig is, is de timing en de manier waarop een en ander loopt. Er wordt een concessiebeleidsplan gemaakt op basis van de Mediawet zoals die op dit moment geldt, dus de Mediawet 2008. Vervolgens wordt er gezegd: u moet wel een concessiebeleidsplan maken alsof de nieuwe wet er al is. Dan blijkt nog een en ander vaag te zijn. In de nota naar aanleiding van het verslag staat een aantal steken onder water richting te NPO en het College van Omroepen in de trant van: jullie hebben het niet goed ingevuld en jullie hadden het veel beter moeten doen. Ik vind het een uitermate onzorgvuldige handelwijze en, zoals ik eerder zei, rechtsstatelijk heel erg onlogisch. Als gevraagd wordt aan de NPO om te zorgen voor een concessiebeleidsplan, is het logisch dat zij dat maken op basis van de vigerende wet en niet op basis van iets wat mogelijkerwijs al dan niet geamendeerd op een later moment aangenomen wordt. Dat lijkt mij het omdraaien van de zaken.
Ik heb nog een tweetal varia, zoals mooi heet. Ten eerste heb ik de staatssecretaris schriftelijke vragen gesteld over de betaling van gasten in talkshows. Ik wil niet weten hoeveel ze krijgen, hoewel dat vanmorgen keurig in het Algemeen Dagblad heeft gestaan. Het is echter belangrijk dat je kunt praten over journalistieke integriteit. Wie zit daar als amusement en wie zit daar daadwerkelijk als gast om te duiden? Gasten die betaald worden, hebben bovendien natuurlijk een enorm belang om nog een keer terug te komen, dus die moeten vooral leuk blijven om daarna nog een keer te kunnen vangen. Ik wacht met belangstelling de antwoorden op de vragen daarover af.
Er is ook gesproken over transparantie over de kosten van programma's. Ik ben op zich voor een goede verantwoording van de uitgaven die met publiek geld zijn gedaan, maar ik ben geen voorstander van transparantie om de transparantie. Je kunt die programma's namelijk niet sturen. We willen met z'n allen bijvoorbeeld dat transparant is wat aan het spoor wordt uitgegeven. Dat willen we omdat we op dat punt kunnen sturen. Hoe kunnen we het Nederlandse spoor nóg beter maken? Bij programma's is dat echter niet aan de orde, tenzij we inderdaad willen gaan naar een systeem waarbij censuur mogelijk is en er achteraf over programma's kan worden gediscussieerd.
Ook ik heb de petitie over Radio 6 ontvangen en gesteund. Het is een belachelijk idee om een stukje van Radio 6 te voegen bij Radio 2. Radio 2 gaat juist steeds meer op een commerciële zender lijken, met een top 2000, met acht dagen "The Eighties" et cetera. Kortom, het lijkt me geen goed idee om Radio 6 op te heffen.
In een ander verband heb ik al een discussie gevoerd over de grondwettelijke toetsing. De Kamer zou veel meer aandacht moeten hebben voor de grondwettelijkheid van wetsvoorstellen. Het is verstandig om in dit verband te kijken naar artikel 7, lid 2 van de Grondwet. Daarin staat dat er geen voorafgaand toezicht op radio en tv mag zijn. Het is nog maar de vraag of dit met dit wetsvoorstel niet sluipenderwijs wordt ingevoerd. Op die manier zou er strijdigheid met de Grondwet ontstaan. Volgens mij zou dat een heel slechte zaak zijn. We willen onze Grondwet immers hooghouden. Ik hoor hierop graag een reactie van de staatssecretaris.
Ik kom op de amendementen, voor zover ik die nog niet heb besproken. Er is een amendement ingediend over de sturing. Het is volstrekt duidelijk dat wij op geen enkele wijze toe moeten naar sturing door de NPO. We moeten alleen maar werken met de huidige systematiek van samenwerking en coördinatie. De NPO moet samenwerking bevorderen en coördineren, niet sturen.
Met de heer Van Dijk heb ik een amendement ingediend over het verbeteren van de checks-and-balances. Het gaat daarbij over een advisering door het College van Omroepen bij bindende regels van de NPO. Dat moeten we veel beter borgen in deze wet. Daarmee kunnen we een gelijkwaardige positie creëren voor de omroepverenigingen en de NPO.
Er staat ook nog een heel raar artikel in. Daarin staat dat de NPO één redactie mag gaan invoeren. Dat lijkt mij een beetje raar. Wij stellen voor om drie redacties te maken, namelijk een voor beeld, een voor geluid en een voor internet. Dat lijkt ons veel beter dan het instellen van een soort centrale redactie die gaat over alle diensten.
Het is belangrijk om de profilering te behouden. Er is gezegd dat die profilering eruit moet, maar die biedt nou juist de mogelijkheid om een onderscheid aan te brengen tussen de verschillende zenders. Die profilering biedt ook de mogelijkheid om niet op de inhoud in te gaan, maar op bijvoorbeeld de vraag waarom een zender een journalistieke zender is. Die profileringseis die op dit moment in de wet staat, moet wat mij betreft in de wet blijven staan.
Verder heb ik nog een amendement ingediend over de voordracht bij de benoeming van de raad van toezicht van de NPO. Daarover voerden we ook al een klein debatje. Het kan toch niet zo zijn dat die sturing vanuit de staat — er is al steeds meer sprake van een staatsgestuurde NPO — extra nadruk krijgt in het benoemingsbeleid. Daarom stel ik een benoemingsbeleid voor waarin een onafhankelijke commissie bindend advies zou kunnen gaan geven. Zo gaat dat ook met de vertrouwenscommissie in de gemeente. Dat is een vergelijkbare situatie.
Vrijzinnige politiek betekent dat wij op alle vlakken van het publieke domein medezeggenschap moeten hebben en dus ook bij de omroep. Wij moeten ervoor zorgen dat de medezeggenschap daar goed geregeld is. Op dit moment vindt de medezeggenschap plaats via de omroepverenigingen. Wat ons betreft zal dat zo moeten blijven. De omroepverenigingen moeten een sterkte positie houden, maar met dit wetsvoorstel wordt die sluipenderwijs steeds meer onderuitgehaald.
De voorzitter:
Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer.
De vergadering wordt van 23.45 uur tot 00.00 uur geschorst.
Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. We spreken vandaag over de wijziging van de Mediawet. Het voelt een beetje als 3FM Serious Request: we gaan gewoon door totdat we klaar zijn.
Ik gaf in oktober 2014 in een brief een visie op het toekomstige bestel van de publieke omroep. Nu is die vertaald in een wetsvoorstel. Dat het wetsvoorstel veel heeft losgemaakt, blijkt ook wel uit de vele reacties het afgelopen jaar, bijvoorbeeld in de Kamer. Een eervolle vermelding is er voor de heer Klein, met maar liefst 100 van de in totaal 300 vragen. Fantastisch. Het blijkt ook uit de vele brieven die we hebben ontvangen, de gesprekken die zijn gevoerd met de NPO, de Raad voor Cultuur, het Commissariaat voor de Media, de onafhankelijke televisieproducenten, de Vereniging Commerciële Omroepen, het Nederlands Filmfonds, Filmproducenten Nederland en andere producentenorganisaties. Dat is een goed teken. Dit betekent dat het echt leeft.
Er zijn positieve reacties. De Raad voor Cultuur geeft het belang aan van een nieuw stevig fundament om de publieke omroep toekomstbestendig te maken. Onafhankelijke producenten zijn enthousiast over het openen van de luiken van het publieke bestel. Ook was er bijval voor de oproep voor een meer onderscheidende omroep.
Er waren ook kritische reacties. Er waren mensen die riepen dat er toch nooit wat gaat veranderen in Hilversum of die stelden dat Den Haag zich te veel met de programmering in Hilversum bemoeit. Er waren omroepen die zich kritisch hebben uitgelaten. Ik begrijp dat de omroepen niet met elk onderdeel van het wetsvoorstel even blij zijn, maar ik zie gelukkig wel dat er al vrij snel nadat het wetsvoorstel in de Kamer lag, een gezamenlijke brief kwam van de NPO en de omroepen, die toegezegd hebben voortvarend aan de slag te gaan binnen de kaders van de nieuwe Mediawet.
Die voortvarendheid is hard nodig als we kijken naar alle veranderingen om ons heen. Het is een tijd waarin het medialandschap enorm aan het vernieuwen en veranderen is. Het is een tijd waarin bij wijze van spreken de dagelijkse video's van een vlogger als Enzo Knol beter worden bekeken dan een populair tienerprogramma als SpangaS. Er werd wat gezegd over de opkomst van Netflix. Die is enorm. 1,3 miljoen huishoudens hebben een abonnement op Netflix, in een tijd van twee jaar. Hoe verandert het televisiekijken? Dat gebeurt steeds meer online en steeds meer non-lineair, wat uiteindelijk ten koste gaat van het lineaire, traditionele televisiekijken. Nederlandse jongeren besteden nog maar 30% van hun videotijd aan ouderwetse televisie. Daarom vind ik het zo belangrijk dat de NPO met de publieke context ook actief is op allerlei andere platforms. Het medialandschap verandert in een razend tempo. Het mediagebruik verandert. Er zijn nieuwe internationale spelers en nieuwe distributiemethoden. Het aanbod is bijna oneindig. Ik vond het mooi dat de heer Rutte in zijn betoog even terugging naar hoe het vroeger was, toen we alleen maar de publieke omroep hadden. Nu is het spectrum aan keuzes zo groot dat je jezelf erin kunt verliezen. Dat vraagt ook om een herbezinning op de taken van de publieke omroep.
De noodzaak tot verandering wordt breed gedeeld. De Raad voor Cultuur zegt in zijn rapport De tijd staat open dat een omslag in het denken nodig is en dat het fundament onder de publieke omroep slijtage vertoont. Het wordt gezegd door de publieke omroep zelf, die wil meegaan met de tijd. Het wordt gezegd door andere betrokkenen, zoals onafhankelijke makers, maatschappelijke organisaties, bedrijven, commerciële partijen. Ook publieke omroepen in het buitenland denken na over hun positie. De discussies in Vlaanderen en het Verenigd Koninkrijk worden langs precies dezelfde lijnen gevoerd als die we nu hier aan snee hebben. Dat alles vraagt om en begint met adequate en toekomstbestendige kaders in de wet en dat is de reden waarom wij het vandaag over dit wetsvoorstel hebben. Ik zal de vragen behandelen in een aantal blokken.
Ik wil beginnen met de discussie over een onderscheidende publieke omroep, waar het gaat om de aanscherping van de taakopdracht en de discussie rond amusement maar ook om bijvoorbeeld de rol van de publieke omroep als het gaat om talentontwikkeling, radio in het algemeen — ook heel belangrijk — en de activiteiten van de publieke omroep op internet.
Het tweede blokje zou wat mij betreft gaan om de openheid van het publieke bestel. Een aantal woordvoerders heeft gevraagd hoe het nu precies zit. Ik ben daar kritisch over geweest in de schriftelijke beantwoording van de vragen. Ik zal ingaan op het concessiebeleidsplan in relatie tot de wet, want het is goed om daar duidelijkheid in te creëren.
In het derde blok zal ik ingaan op de centralere sturing, de centralere rol van de NPO en hoe die zich verhoudt tot de rol van de omroepen.
Het vierde blok gaat over checks and balances. Ik heb daar twee grote thema's geïdentificeerd. Het ene gaat over de rol van de raad van toezicht, de raad van bestuur en de benoemingen aldaar en het tweede thema dat daar dominant was, ging over de transparantie die wij van de publieke omroep vragen.
Het vijfde blok gaat over de regio, waarin ik kort inga op datgene wat dit wetsvoorstel regelt rond regionale omroepen en de positie van Omrop Fryslân, waarbij ik een deel van die vragen graag schriftelijk zou willen beantwoorden, ook gezien het tijdstip van dit debat. Dat kan ook. Dit wetsvoorstel regelt betrekkelijk weinig als het gaat om de plannen rond de regio. Dat komt terug in een wetsvoorstel dat de Kamer volgend jaar krijgt. Als ik die vragen schriftelijk beantwoord, kunnen we daar wat mij betreft uitgebreid op terugkomen in het WGO. Als er dingen zijn waarop de Kamer vandaag toch antwoord wil hebben omdat het belangrijk is voor eventuele steun aan deze wet, laat mij het dan weten. Ik heb de Kamer goed beluisterd en ik denk dat ik ongeveer wel weet op welke terreinen het zit.
Het laatste blok gaat over overige onderwerpen. Daar zitten dingen in als het NPO-fonds en de vragen over reclame.
Het voorstel om de publieke mediaopdracht aan te scherpen, leidt tot veel discussie. Het gaat eigenlijk over de kerntaken van de publieke omroep: waartoe is de publieke omroep nu op aarde? De kern voor mij is dat de publieke omroep programma's maakt met publieke meerwaarde. Dat zit hem in twee elementen, namelijk in wat er wordt gemaakt, programma's gericht op een publieke functie — informatie, cultuur en educatie — en in de manier waarop dat wordt gemaakt, onafhankelijk, pluriform, kwalitatief, innovatief en onderscheidend.
Met name op het eerste onderdeel — wat er wordt gemaakt — zit in dit wetsvoorstel een aanscherping. De kerntaak is aanbod voor een breed en divers publiek dat informeert, dat bijdraagt aan educatie en raakt aan de culturele identiteit. Dat betekent dat amusement met dit voorstel niet langer een kerntaak is voor de publieke omroep. Amusement kan nog wel steeds een goed middel zijn. Dat is in mijn ogen ook volledig in lijn met de brief die ik de Kamer vorig jaar heb gestuurd.
Ik wil daar graag uit citeren, omdat een aantal leden de indruk hebben gewekt dat we plotseling iets anders in dit wetsvoorstel zeggen dan we toen hebben gezegd. In de brief staat letterlijk "Er moet steeds een duidelijk publiek doel zijn dat rechtvaardigt dat belastinggeld in programma's wordt gestoken. Voor sommige programma's die alleen plezier en vermaak nastreven, is dat niet evident. Dat betekent zeker niet dat amusement vanaf nu taboe is. Het kan soms juist een goed middel zijn om aandacht te trekken voor bijvoorbeeld cultuur of educatie."
Dat is exact wat wij in dit wetsvoorstel hebben uitgewerkt. Amusement kan een middel zijn om informatief, educatief of een cultureel programma aantrekkelijk en toegankelijk maken voor een breed publiek. Daarnaast kun je met amusementsprogramma's een moeilijke doelgroep of een breed publiek bereiken, maar dan moet er vervolgens wel voor worden gezorgd dat die mensen ook gaan kijken naar programma's met een culturele, educatieve of informatieve taak. Ook in dat laatste geval moet er dus een heel duidelijke link zijn naar de kerntaken informatie, cultuur en educatie, en moet die ook worden aangetoond.
De heer Verhoeven (D66):
De staatssecretaris doet nu net alsof hij een jaar geleden precies heeft gezegd wat hij nu allemaal aan het doen is. Dat is natuurlijk niet waar. De staatssecretaris heeft op het Veronicaschip, in allerlei interviews en op allerlei momenten waarop iedereen kon meekijken, heel stevige woorden geuit over programma's met amusement erin. Ik ben echt niet de enige die dat zo heeft opgevat. De staatssecretaris zou een eind gaan maken aan een aantal programma's; dat is breed zo opgevat. Geeft de staatssecretaris toe dat de programma's die hij destijds noemde, zoals Bananasplit en Ranking the Stars, allemaal zonder enige verandering mogelijk blijven als deze wet in werking is getreden?
Staatssecretaris Dekker:
Nee, die programma's zijn dan niet mogelijk. Programma's met amusement alleen om het amusement, die alleen plezier of vertier nastreven, kunnen na deze wetswijziging niet langer worden gemaakt. Het moet altijd ten dienste staan van de kerntaken van de publieke omroep: informatie, cultuur en educatie.
De heer Verhoeven (D66):
In de wet staat nog een ander artikel over amusement. Daarin gaat het niet om amusement als drager van informatie en educatie; nee, om amusement als lokker van kijkers naar informatie en educatie. Dus als Ranking the Stars, Bananasplit of elk ander programma dat de staatssecretaris heeft genoemd, ervoor zorgt dat er meer mensen gaan kijken naar een programma dat wel binnen de kerntaken valt, dan voldoet het aan dat wetsartikel en zou het dus gewoon nog steeds mogen. En dat ook nog zonder onderbouwing, want zoiets is natuurlijk niet hard te maken. Die programma's kunnen volgens deze wet dus toch nog gewoon op televisie komen onder het mom van "ze trekken kijkers"?
Staatssecretaris Dekker:
De heer Verhoeven heeft ongelijk. Hij zegt: als amusement een breed publiek bereikt, zijn we klaar. Dat is niet wat wij met dit wetsvoorstel voorstellen. Er moet een heel duidelijke link zijn met een breed publiek, dat vervolgens ook kijkt naar culturele, informatieve en educatieve programma's. Daarmee is het cirkeltje weer rond. Hij zegt dat amusement mogelijk blijft zonder dat er moet worden aangetoond dat diezelfde kijkers vervolgens naar programma's gaan kijken die heel dicht op de kerntaken van de publieke omroep zitten. Dat is niet waar. In de memorie van toelichting staat heel duidelijk beschreven dat wij de publieke omroep gaan vragen om dat wél aan te tonen. Dat is echt een wijziging ten opzichte van de manier waarop nu de kerntaken van de publieke omroep zijn beschreven. Die zijn namelijk veel breder. De huidige taakopdracht van de publieke omroep is zelfs zo breed, dat hij een soort zeef is waar alles doorheen valt. Op basis van de kerntaken van de publieke omroep is er op dit moment helemaal geen kritische discussie over wat er wel of niet binnen de publieke omroep zou moeten plaatsvinden.
De heer Klein (Klein):
Als ik het goed begrijp, is amusement dus een middel om informatie en educatie, in dit geval de twee belangrijkste dingen die u noemt, te gebruiken? Maar als iedereen verantwoordt dat zijn programma een informatief, educatief of cultureel element in zich draagt, kan het dus gewoon? Moet ik het zo interpreteren? Is dit dan geen non-discussie? Je kunt dat vooraf natuurlijk keurig netjes doen. Tenzij u achteraf censuur wilt gaan plegen en zeggen dat ze het niet goed hebben gedaan. Discussiëren we hier dus eigenlijk over niks?
Staatssecretaris Dekker:
Ik ben minder pessimistisch dan de heer Klein. Ik zie een aanscherping van de kerntaken van de publieke omroep. Inderdaad betekent het dat iedere programmamaker moet laten zien waarom zijn programma bijdraagt aan de kerntaken van de publieke omroep, en waarom het een informatieve, educatieve of culturele functie heeft. Dat is iets wat op dit moment weinig gebeurt. De huidige wet geeft een vrijbrief om te pas en te onpas amusement om het amusement uit te zenden, zonder dat daar enige verantwoording over hoeft te worden afgelegd. Volgens mij zetten we met dit wetsvoorstel dus een heel grote stap in de goede richting.
De voorzitter:
De heer Klein, tot slot.
De heer Klein (Klein):
Ik ben niet pessimistisch, integendeel, ik ben juist heel optimistisch. Ik heb namelijk veel vertrouwen in de creativiteit en de inventiviteit van de omroepverenigingen en de programmamakers. Ik denk dat zij alle programma's met amusement kunnen verantwoorden vanuit een culturele, educatieve of informatieve visie. Dat is heel verstandig. In dat opzicht ben ik dus heel positief. Het is echter wel een non-discussie, omdat je ieder programma kunt laten passen in het amusementsbeeld in relatie tot informatie.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Klein (Klein):
Gaat de staatssecretaris dit controleren en vervolgens censuur plegen?
Staatssecretaris Dekker:
Nee, wij doen niet aan censuur. Wij vragen de publieke omroep wel om een goed toetsingskader te ontwikkelen op basis waarvan de NPO, degene die uiteindelijk de programma's op de televisie en de radio plaatst, de aanbiedingen van de makers kan toetsen.
De voorzitter:
De heer Van Dijk heeft ook een vraag op dit punt. Daarna geef ik de staatssecretaris weer even de gelegenheid om verder te gaan met zijn verhaal.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het laatste wat de staatssecretaris zei, is anders dan wat hij eerder in antwoord zei op die vraag. Ranking the Stars, Bananasplit en andere programma's met vermaak zouden verdwijnen. De staatssecretaris zei dat dit echt ging veranderen. Dat is in strijd met het feit dat wij, de staatssecretaris en de leden, helemaal niet gaan over programmatitels. Is hij dat met mij eens?
Staatssecretaris Dekker:
Ik heb bij de programma's die u net noemt, openlijk de vraag gesteld waarom die programma's met belastinggeld worden gemaakt. Ik heb gezien dat dit tot veel discussie heeft geleid. Overigens heeft nog niemand een goed verhaal verteld waarom die wel met belastinggeld moeten worden betaald.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De staatssecretaris geeft geen antwoord op mijn vraag, maar dat terzijde. Het antwoord wordt bijvoorbeeld gegeven door de heer Mohandis, in Trouw op 28 augustus. Hij zegt dat amusement gewoon blijft om kijkers te trekken. Volgens hem is dat maar goed ook: amusement vormt het cement voor de educatieve, culturele en informatieve programmering van de publieke omroep. "Het cement" dus. Nogmaals, de staatssecretaris kan niet zeggen dat vanaf vandaag Bananasplit en Ranking the Stars verboden zijn. Dat lijkt me namelijk zeer onverstandig. Dat is hij toch met mij eens?
Staatssecretaris Dekker:
Wij gaan niet over het afschaffen van individuele programma's. Ik heb destijds openlijk een vraag opgeworpen, omdat ik vind dat de publieke omroep meer verantwoording moet afleggen en een kritische discussie moet voeren over de vraag waarom je met belastinggeld bepaalde programma's maakt. Onder de oude wet kon het, omdat amusement een kerntaak was. Zo is het op dit moment in de wet geregeld, maar die kerntaak verdwijnt. Dat betekent dus dat de programmamakers in Hilversum moeten aantonen waarom de programma's die zij maken, een educatieve, informatieve of culturele functie hebben. Dat kan op een tweetal manieren. Die zijn beide vastgelegd in de wet. Ze kunnen programma's maken met een amuserende aard, maar met een diepere laag erin. Ik geloof dat de termen "edutainment" en "infotainment" hier al genoemd zijn. Er zijn heel mooie voorbeelden van kinderprogramma's of kennisquizzen en noem het allemaal maar op. Dat is helemaal geen probleem. Je kunt ook amusement gebruiken waar dat laagje niet in zit, maar dan moet je aantonen dat je daarmee een doelgroep bereikt die je anders niet zou bereiken en moet je aantonen dat die vervolgens ook gaat kijken naar andere programma's. Zo bereik je uiteindelijk wel je doel, namelijk je kerntaak op het vlak van educatie, cultuur en informatie. Dat is de route die we nu vastleggen. Op dit moment wordt er in Hilversum geen verantwoording over afgelegd. Er worden amusementsprogramma's gemaakt die niet leiden tot meer kijkers op andere terreinen. Of er wordt amusement gemaakt zonder dat er een stevige educatieve, informatieve of culturele component in zit. Die discussie wordt met dit wetsvoorstel echt scherper gevoerd.
De voorzitter:
Ik verzoek ook de staatssecretaris om, waar mogelijk, beknopt te antwoorden.
Staatssecretaris Dekker:
Ja.
Zoals ik al aangaf, is dit geen loze discussie. Deze discussie moet gevoerd worden aan de hand van het toetsingskader. Het Commissariaat voor de Media heeft daarover gezegd: als wij als toezichthouder straks moeten kijken of de publieke omroep zich houdt aan die nieuwe taakopdracht, moet dit gestructureerd gebeuren, aan de hand van een toetsingskader waarmee elk programma wordt getoetst aan de publiekemediaopdracht. Dit toetsingskader wordt gebruikt om keuzes te maken: welke programma's worden gemaakt en uitgezonden en welke niet? Het toetsingskader zorgt ervoor dat een omroep niet weg kan komen met een slap verhaal over de publieke waarden en doelen van een programma. Behalve de programmamaker toetst namelijk ook de NPO of een programma bij de aangescherpte opdracht past. Daarna toetst ook het Commissariaat voor de Media dit nog, want dat moet kijken of de NPO zijn taak binnen de marges van de wet uitvoert. Al met al zorgt dat voor een serieus gesprek binnen de publieke omroep over de kerntaken van de publieke omroep en de kerntaken van programma's. Op dit moment is er bij elk programma wel een verhaal te bedenken: omdat het bij de publieke omroep past, omdat verstrooiing op dit moment ook een kerntaak is en omdat de huidige omschrijving van de kerntaken zo breed is, dat die geen enkele richting geeft. Dat mag van mij veranderen.
Het gesprek over het toetsingskader is nog niet afgerond. Ik vind het erg belangrijk dat externe experts — denk aan wetenschappers en anderen — meedenken over de ontwikkeling van zo'n toetsingskader, dat vervolgens onafhankelijk wordt gevalideerd. Het voorstel dat de NPO in zijn concessiebeleidsplan heeft opgenomen, sluit in mijn ogen nog niet aan bij de aangescherpte opdracht in dit wetsvoorstel. Ik ben niet de enige die dit vindt. Dit wordt ook geconstateerd door het Commissariaat voor de Media. Het moet uiteraard wel gebeuren, omdat de publieke omroep anders niet kan verantwoorden hoe hij zijn taak uitvoert. Dat is een van de dingen waarover ik in gesprek ben met de NPO en die de Kamer in mijn formele reactie op het concessiebeleidsplan kan terugverwachten. Het commissariaat is de partij die uiteindelijk moet valideren en verifiëren of het kader werkt en goed gebruikt kan worden door de publieke omroep. In mijn reactie op het concessiebeleidsplan zal ik daarop terugkomen.
Er zijn repeterende vragen gesteld over de publiekemediaopdracht en wat daar precies onder valt. Volgens mij heeft de heer Grashoff daarover gesproken. Hij vroeg wat we precies bedoelen met informatiecultuur en educatie. Ook het betoog van de heer Heerma vond ik interessant. Hij sprak over de waarden die ons binden. De culturele functie van de publieke omroep is natuurlijk niet beperkt tot kunst en cultuur in de meest smalle vorm, maar betreft ook de waarden die ons binden en de vraag hoe Nederland eruitziet. Wat de heer Heerma heeft aangehaald, past volgens mij heel goed binnen de publieke waarden die wij nu in deze wet vastleggen. Een ander voorbeeld is talenkennis. De link met educatie is in mijn ogen snel gelegd. Ik denk niet dat wij vanuit Den Haag moeten gaan bepalen wat de publieke omroep op programmaniveau zou moeten doen. Als ik dit soort dingen hoor, zie ik echter geen enkele reden waarom dit niet zou passen binnen de toekomstige taakopdracht van de publieke omroep.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik ben blij dat de staatssecretaris het zo ziet, maar aan het slot van mijn betoog heb ik verwezen naar de motie-Van Dam, die breed door de Kamer is gesteund. De indiener heeft in zijn motie expliciet naar de publieke omroep verwezen. Deze motie wordt nu door het kabinet uitgevoerd. Ik ben benieuwd wat de rol van de staatssecretaris daarin is. Overigens zal ik de laatste zijn om te bestrijden dat wij hier niet op programmaniveau over gaan; ik heb de staatssecretaris eerder juist bekritiseerd omdat hij dat wel probeerde te doen. Ik wil graag een antwoord op deze vraag.
Staatssecretaris Dekker:
Ook ik lever een bijdrage aan de uitvoering van de motie-Van Dam als het gaat over gedeelde waarden. De heer Heerma heeft helemaal gelijk dat ook de media daar een rol in spelen en een bindende functie hebben in onze samenleving. Heel veel mensen kijken veel televisie. Dat gebeurt steeds meer op nieuwe manieren, maar toch. Het is een goede manier om Nederlanders te bereiken. Dat is, denk ik, ook de reden waarom je zou moeten en kunnen zeggen dat de publieke omroep ook in die zin een collectieve voorziening is. Dat was een interessant pad dat in een aantal betogen terugkwam. Wij doen dat met z'n allen als belastingbetalers, omdat het een specifieke functie vervult, hoewel ik vind dat die functie scherper kan dan zij nu is.
De heer Verhoeven heeft een amendement ingediend. Hij vraagt waarom we amusement expliciet hebben beschreven in dit wetsvoorstel. Als het een middel is, waarom kan je het bij wijze van spreken dan niet gewoon weglaten? Het is opgenomen in het wetsvoorstel, omdat er veel discussie over is geweest. Het is het belang van een wet om duidelijkheid te scheppen. Het moet duidelijk zijn dat amusement geen taboe is, dat er gewoon gelachen kan worden bij de publieke omroep, maar het moet ook duidelijk zijn dat het geen doel op zich is. Het schrappen van amusement/verstrooiing is een verandering. Amusement kan wel bijdragen aan het uitvoeren van de kernopdrachten, maar door het zo op te nemen, hebben we in ieder geval duidelijkheid gegeven. Bovendien is door het opnemen van amusement in de expliciete taakomschrijving van de wet de omroep verplicht om aan te tonen dat amusement ook echt bijdraagt aan de kerntaken van de publieke omroep. Dat is één van de redenen op grond waarvan ik het amendement ontraad.
De heer Segers vraagt om een ander element in de taakopdracht van de publieke omroep, namelijk levensbeschouwing. Hij vraagt: kan dat niet een expliciet onderdeel worden van de mediaopdracht? Ik denk dat dat niet nodig is. Levensbeschouwing is al een onderdeel van die opdracht. In het tweede lid van artikel 2.1 staat dat de publieke omroep verplicht is om in zijn media-aanbod de onder de bevolking levende overtuigingen, opvattingen en interesses op levensbeschouwelijk gebied op te nemen. Levensbeschouwing is in dat opzicht ook een onderdeel van educatie, cultuur en informatie. Daarnaast wordt er voor de komende concessieperiode specifiek budget vastgelegd langs de lijnen van de motie die hij volgens mij destijds samen met de heer Heerma heeft ingediend.
De heer Segers (ChristenUnie):
Daaraan wordt niet voldaan als dat geoormerkte geld besteed wordt. Dat is ter voortzetting van de oude 242-programmering. Maar levensbeschouwing is natuurlijk een veel breder aspect dat in allerlei programma's en op allerlei terreinen een rol kan spelen. Daar moet, wat mij betreft, volop ruimte voor zijn. Ik hoop dat de staatssecretaris dat ook bevestigt.
Staatssecretaris Dekker:
Ik las net een stuk uit de wet voor dat volgens mij daar de volle ruimte voor biedt.
De heer Mohandis heeft een ander element opgebracht: talentontwikkeling. Ik heb de indruk dat dit wetsvoorstel daar ook in voorziet. In het voorstel krijgt de publieke omroep de opdracht om innovatie ten aanzien van het media-aanbod te stimuleren. Dat zie je bijvoorbeeld heel sec terug in wat de NPO gaat doen om te ondervangen dat het Mediafonds per 1 januari 2017 wordt opgeheven. Het is extra van belang dat de publieke omroep aandacht besteedt aan innovatie van het media-aanbod. Een van de taken van het Mediafonds was het stimuleren van talenten. Ook de Raad voor Cultuur vraagt hiervoor aandacht in zijn advies. De NPO heeft aangekondigd dat de regeling voor talentontwikkeling van het Mediafonds wordt overgenomen.
Dan kom ik op het onderwerp radio. Een aantal fracties heeft daarnaar gevraagd. Bij de meeste discussies over het vermogen zich te onderscheiden en over de aanscherping van de kerntaken van de publieke omroep gaat het over televisie. Dat klopt ook wel: veel van de discussies gingen het afgelopen jaar over televisieprogramma's. Hetzelfde geldt echter natuurlijk voor de radio. Ik pas de publieke mediaopdracht aan en dan geldt voor radio hetzelfde als voor televisie. Er moeten scherpere keuzes worden gemaakt en de publieke radio moet publiek en daarmee onderscheidend zijn.
De publieke functie van de radio zit wat mij betreft in twee elementen. Het eerste is de keuze voor muziek. Dat is het "wat": de genres. Het tweede is de omlijsting van die muziek. Dan gaat het over het profiel van een radiostation, het type dj's dat je vraagt, de items en de ruimte die je in je programmering geeft aan jong talent en aan innovatie. Ik vind wat 3FM doet met jonge singer-songwriters altijd een mooi voorbeeld. Dat heeft een heel belangrijke taak in het ontdekken van nieuwe talenten en het aanjagen van cultuur. Ik vind dat de publieke omroep zowel op het vlak van unieke muziektitels als op het profiel van de radiostations het verschil moet laten zien met commerciële zenders. Wij zullen daar later dit jaar prestatieafspraken over maken.
Dit onderwerp wordt heel specifiek als er gevraagd wordt naar het eventueel stopzetten van Radio 6. Culturele organisaties hebben een brief gestuurd en ook de Raad voor Cultuur heeft enkele kritische kanttekeningen geplaatst bij het verdwijnen van Radio 6. Het gaat dan vooral over de genres jazz en soul. Met sommige andere muziekgenres zijn dit misschien geen genres waar de massa naar luistert. Het is cultureel echter belangrijk dat ze behouden blijven voor de publieke omroep en dat ze duidelijk terugkomen in de programmering van de publieke omroep. Een aantal Kamerleden hebben daar ook naar gevraagd en ik ben het daar volledig mee eens.
Er zijn twee trajecten. Bij de precieze beoordeling van nieuwe diensten of het afschaffen van kanalen heb je te maken met een formeel-juridisch traject. Voor deze aanbodkanalen moet een nieuwe dienstenprocedure worden gevolgd. Dat geldt voor Radio 6, maar overigens ook voor de andere aanbodkanalen in het concessiebeleidsplan, zoals NPO Plus en NPO3.nl. Binnen die procedure heb ik een formeel traject te bewandelen, waarbij ik van twee belangrijke adviesorganen — dat zijn de Raad voor Cultuur en het commissariaat — adviezen krijg. Dan moet ik formeel een ontwerpbesluit nemen. Dat is in voorbereiding. Vervolgens kunnen belanghebbenden na publicatie hun zienswijze uiten, waarna ik een definitief besluit moet nemen. Ik vind het ingewikkeld om in dit debat over deze specifieke juridische procedure al allerlei uitspraken te doen. Ik vind dat ook niet getuigen van behoorlijk bestuur. Ik kan echter wel zeggen dat ik het belangrijk vind dat de publieke omroep aan deze genres ruim aandacht blijft geven, welke kant het besluit over Radio 6 ook op valt. Dat kan op een apart kanaal zijn, zoals nu het geval is, of duidelijk herkenbaar op andere radiokanalen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik begrijp dat wij nog allerlei adviezen moeten afwachten en dat we er dan later op terugkomen. Begrijp ik echter ook goed dat de staatssecretaris zegt dat er aandacht moet blijven voor de genres waar Radio 6 exclusief aandacht aan besteedt, met name soul en jazz? Ziet hij daar dus het belang van in en sluit hij dus niet uit dat NPO Radio 6 kan blijven?
Staatssecretaris Dekker:
Ik sluit op dit moment helemaal niets uit. Ik wil echter ook geen verwachtingen wekken. We zitten middenin een proces. De heer Van Dijk heeft gezien dat de Raad voor Cultuur daarover geadviseerd heeft. Dat is een belangrijk advies; ik moet dat wegen en alle partijen daarover horen, alvorens ik een definitief besluit neem. Wat mij betreft liggen alle opties op dit moment nog open.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat hebben we allemaal goed gehoord. De staatssecretaris sluit niets uit. Bovendien kan de Tweede Kamer ook nog een besluit nemen. Het is in ieder geval goed om te weten dat het aanvankelijke voorstel van de NPO om NPO Radio 6 te schrappen, nog volledig anders kan worden, dankzij ofwel de staatssecretaris ofwel de Tweede Kamer.
Staatssecretaris Dekker:
Formeel moet ik daar een besluit over nemen en dat wil ik graag zo zorgvuldig mogelijk doen.
D66 vroeg naar de nieuwe dienstenprocedure en het onderzoek dat wij hebben laten doen naar hoe onze nieuwe dienstentoets zich verhoudt tot een aantal dienstentoetsen in het buitenland. Dat onderzoek is inmiddels klaar en ik ben het zorgvuldig aan het bestuderen. Ik had gehoopt er voor dit debat een reactie op te kunnen geven, maar de Kamer was zo voortvarend met het plannen van dit debat, dat dit net niet is gelukt. Ik kan wel toezeggen dat ik de Kamer de beleidsreactie voor het begrotingsdebat over de media zal toesturen. Het lijkt mij interessant om er dan uitvoeriger over door te praten.
Er zijn ook vragen gesteld over het dienstbaarheidsverbod. In de Mediawet staan regels over de promotie van derden door de publieke omroep. Programma's van de publieke omroep dienen onafhankelijk van commerciële invloeden te worden gemaakt. Dit is onder meer geborgd door het dienstbaarheidsverbod, maar ook door regelgeving op het gebied van reclame, vermijdbare reclame uitingen en sponsoring. Ik benadruk dat de regels voor de publieke omroep vele malen strenger zijn dan die voor de commerciële omroep, zoals: geen programmaonderbrekende reclame en beduidend minder sponsoring. Het dienstbaarheidsverbod staat niet in de weg aan normaal economisch handelen. Het gaat erom dat derden uit de samenwerking met de publieke omroep niet een meer dan normale winst of ander concurrentievoordeel behalen. Dat is wat er bedoeld wordt. Dit is vaak de kwestie die speelt in veel publiek-private samenwerking, waar Europa soms streng op is.
Ter afsluiting wil ik in dit blok ingaan op de opmerkingen van de heer Bosma. De heer Bosma verwijt de NPO dat deze in de berichtgeving over vluchtelingen te veel het oor zou laten hangen naar degenen die pro-vluchteling zijn en te weinig aandacht besteedt aan de zorgen en de protesten in de samenleving. Toen ik gisteravond naar de televisie keek, kon ik mij toch niet aan de indruk onttrekken dat ook daar uitgebreid aandacht voor was. Ik geloof ook dat het beeld dat wordt geschetst beslist onjuist is. Als wij de nieuwsverslaggeving vergelijken met die in heel veel landen om ons heen, zien wij dat er juist volop aandacht is voor de knelpunten die de sterk gegroeide stroom vluchtelingen naar Europa, c.q. Nederland, met zich meebrengt. Dat is ook volstrekt begrijpelijk. Het heeft grote impact op de Nederlandse bevolking. De oorzaak waarom veel mensen vluchten, is een vreselijke. Overigens wijs ik de heer Bosma er nog maar eens op dat de principiële bepalingen in de Mediawet die garanderen dat zowel de publieke als de private omroepen zelf verantwoordelijk zijn voor de vorm en inhoud van hun media-aanbod, wat mij betreft buiten discussie staat. De overheid heeft daar geen bemoeienis mee.
De heer Rutte (VVD):
Ik heb nog een vraag op het vorige punt, maar ik wilde de staatssecretaris niet onderbreken en ook de heer Bosma niet de mogelijkheid ontnemen om op het laatste punt te interrumperen. De staatssecretaris gaf enige uitleg over wat het dienstbaarheidsverbod zou inhouden. Ik had vragen gesteld over een specifieke situatie en ik heb hem gevraagd of hij aan de NPO zou willen vragen of er geen sprake is van overtreding van het dienstbaarheidsverbod. Ik heb daar nog niet echt een antwoord op gehoord. Komt dat misschien nog?
Staatssecretaris Dekker:
Als ik het mij goed herinner, heeft de heer Rutte het dan over kaartjes die worden weggegeven voor allerlei festivals. Van het Commissariaat voor de Media heb ik begrepen dat dit een thema is waarvan men nader bekijkt hoe het past in wet- en regelgeving. Ik denk dat het Commissariaat de instelling is die, als het gaat om het uitvoeren van de Mediawet, daar toezicht op zou moeten houden.
De heer Rutte (VVD):
Dan interpreteer ik dat als "het is onder de rechter op dit moment". Dan kunnen wij het daar nu niet over hebben en laat ik het even rusten voor dit moment.
Staatssecretaris Dekker:
Het is net wat anders dan dat het onder de rechter zou zijn. Ik wil daarmee niet zeggen dat er een onderzoek plaatsvindt, maar ik heb begrepen dat zij ernaar kijken.
De heer Verhoeven (D66):
Hoeveel interrupties hebben we in dit gedeelte van het debat?
De voorzitter:
We hebben daarover geen afspraak gemaakt. U gaat zelf over uw interrupties. We hebben geen afspraak gemaakt over de hoeveelheid interrupties, maar ik zal een beetje opletten dat u per blok niet meer dan één of twee interrupties plaatst. Ga uw gang.
De heer Verhoeven (D66):
We sluiten nu het blok amusement af. De staatssecretaris doet alsof hij precies doet wat hij een jaar geleden gezegd heeft, maar ik denk dat de mensen die hier vandaag op de tribune zitten en die vorig jaar vol verbazing hebben geluisterd naar de persconferentie van de staatssecretaris en daar misschien best wel van schrokken, vannacht over de vloer gaan rollen van het lachen als ze nog een keer naar die persconferentie kijken en het verschil zien tussen de opmerkingen die de staatssecretaris vandaag maakt en wat hij vorig jaar allemaal heeft beweerd. Ik vind het van belang om te benadrukken dat de staatssecretaris mij heel erg doet denken aan bijvoorbeeld premier Rutte die zegt: geen geld meer naar de Grieken. De staatssecretaris heeft gezegd: geen amusement meer op televisie. De conclusie van mij en van mijn fractie is dat alle vormen van amusement gewoon op televisie blijven. Er verandert dus helemaal niets. Wil de staatssecretaris daar nog één keer op reageren, voordat we dit boek dan toch maar sluiten?
Staatssecretaris Dekker:
Ik denk dat de heer Verhoeven hier volledig de plank misslaat. Ik zie dat wel vaker in dit debat. Er zijn partijen die roepen: er mag niet meer gelachen worden bij de publieke omroep. Er zijn aan de andere kant van het politieke spectrum partijen die roepen: alles blijft hetzelfde. Geen van beiden heeft gelijk. Ik ben in mijn ogen heel erg consistent geweest. Ik kan u nog een keer voorlezen uit de brief die ik de Kamer vorig jaar heb gestuurd. Het ging daarin over een aanscherping van de kerntaken van de publieke omroep, maar dat betekent niet dat amusement vanaf nu taboe is. Het kan soms juist een goed middel zijn om aandacht te trekken voor — daar komt die drieslag weer — educatie, informatie en cultuur. Dat is exact wat wij in dit wetsvoorstel hebben uitgelegd.
De voorzitter:
De heer Verhoeven, kort.
De heer Verhoeven (D66):
Op de man af, mijn laatste vraag daarover. Zou de staatssecretaris, als hij de tijd een jaar terug kon zetten en als hij weer op dat schip zou staan, wetend dat hij het uiteindelijk op deze manier zou gaan doen — met een totaal uitgeholde wet komen die niet waarmaakt wat hij allemaal beloofd heeft — zou hij het dan weer op dezelfde manier doen als toen? Of zou hij zijn toon dan toch iets gematigd hebben, zodat verwachting en resultaat iets dichter bij elkaar hadden gelegen? Gewoon in alle openheid. Het is toch nacht, we kunnen nu een keer eerlijk tegen elkaar zijn. Laten we helder zijn over dit punt. Het irriteert mij namelijk echt. De staatssecretaris houdt de boel voor de gek. Dat blijf ik vinden. Hij doet zijn best om te zeggen: het is niet waar, maar ik zie geen verschil met de oude situatie.
Staatssecretaris Dekker:
Ik ben blij dat de heer Verhoeven geen verschil met de oude situatie ziet, zijnde de presentatie destijds op het Veronicaschip.
De heer Verhoeven (D66):
Zo bedoelde ik het niet!
Staatssecretaris Dekker:
Volgens mij ben ik heel consistent in wat ik toen heb gezegd en wat ik nu zeg. Ik zou het weer precies zo hebben gedaan.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb toch behoefte aan enige zelfreflectie bij de staatssecretaris. Het was natuurlijk toen niet zo dat ze even gingen inventariseren waar ze die presentatie nou eens zouden gaan houden en toevallig was het Veronicaschip nog vrij en daarom gingen ze het daar maar doen. Het is natuurlijk willens en wetens daar gebeurd. Dat was een statement: alles gaat op de schop, alles gaat ondersteboven. Dan kan de staatssecretaris nu toch niet zeggen: ik had alles precies hetzelfde gedaan en dat is volledig in lijn met wat er nu ligt? Ik vind het helemaal niet erg als een wet wordt bijgesteld of als er volop overleg is. Dat is het werk dat wij hier doen om er een goede wet van te maken, maar de staatssecretaris kan hier toch niet zeggen dat die presentatie in zichzelf betekenisloos was?
Staatssecretaris Dekker:
De symboliek van dat Veronicaschip wordt wel heel erg groot gemaakt hier. Ik verbaas mij er eigenlijk over dat het Veronicaschip kennelijk decennia na dato bij zo veel mensen nog zo veel emoties losmaakt, terwijl ik dacht dat we in die hele discussie over een opener bestel en commerciële partijen die toetreden, verder waren, dat we inmiddels de shock wel achter ons hadden gelaten over het feit dat er hier vanuit Luxemburg met satellietstralen programma's onze huiskamers binnenkomen. Dat dit nu als zo'n provocatie wordt gezien, begrijp ik eerlijk gezegd niet zo. Het draagt in mijn ogen zeer bij aan het statement dat wij destijds wilden maken. Veronica heeft geleid tot vergroting van de pluriformiteit van het media-aanbod. We mogen blij zijn dat wij nu naast de publieke omroep zo veel fantastisch mooie commerciële zenders hebben en dat dit ook binnen het publieke bestel kan, door het wat meer te openen en niet langer een monopolie te laten zijn van de omroepverenigingen.
De heer Segers (ChristenUnie):
De staatssecretaris doet zich naïever voor dan hij is. De keuze om op het schip van Veronica te gaan staan was zeer welbewust een statement in de richting van de publieke omroep. Eerder hadden wij een interview in Vrij Nederland gehad waarin de staatssecretaris het beeld schetste dat het allemaal baasjes waren in Hilversum en dat het zeer stroperig was, kortom het was allemaal verschrikkelijk. Hij zei dit, terwijl wij net de inklinking achter de rug hadden waarbij er maar acht omroepverenigingen waren overgebleven. Het was willens en weten een tackle op de schenen van de publieke omroep. Dat kan, maar dan kun je niet zeggen dat het je verbaast dat het zo veel emotie opriep. Dat kan de staatssecretaris niet hebben verbaasd. Ik zie echter dat wij toegegroeid zijn naar consensus en goed overleg. Mijn aanmoediging is om dat vooral door te zetten.
Staatssecretaris Dekker:
Ik ben zeer voor consensus en goed overleg. Ik zal niet ontkennen dat het niet het laatste zaaltje was dat nog vrij was in Nederland. Dat had een bedoeling. Ik vind het overtrokken om te zeggen dat het zo'n provocatie was. Ik had een brief over een opener bestel. Ik heb laten zien dat nieuwe toetreders de pluriformiteit op de televisie en de radio alleen maar kunnen vergroten. Er is een historische band gelegd met een discussie die ooit beladen was, maar dat was 30, 40 jaar geleden. Ik vind het overtrokken dat daar nu zo veel fuzz over ontstaat. Volgens mij was het een heel mooie plek om die brief te presenteren.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het is opmerkelijk dat de staatssecretaris zijn eigen provocatie bagatelliseert. Hij had ook naar Nieuwspoort kunnen gaan, maar dat deed hij niet. Hij ging naar het Veronicaschip. Daar mag hij best trots op zijn. Het was leuk bedacht door de voorlichters. Op die voorlichters kom ik later terug. Nu zegt de staatssecretaris dat wij het allemaal niet zo groot moeten maken.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ontkent de staatssecretaris dat er tussen dat moment op het Veronicaschip en vandaag helemaal niets is aangepast? Dat zou zijn coalitiegenoot wel een beetje pijn doen. Er is toch gewoon onderhandeld waarna een en ander is bijgesteld?
Staatssecretaris Dekker:
Er is ongelooflijk veel werk verricht tussen toen en nu. Toen hadden wij een brief en nu hebben wij een wet.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Precies, toen hadden wij een brief en nu hebben wij een wet. Geeft u toe dat in die wet waar wij vandaag over spreken zaken iets anders zijn voorgesteld dan u aanvankelijk op dat Veronicaschip had gehoopt? Geeft u toe dat uw coalitiegenoot, de Partij van de Arbeid, een en ander heeft toegevoegd aan en afgezwakt van uw plannen op het Veronicaschip? Erkent u dat?
Staatssecretaris Dekker:
Ik kan voor de derde keer de brief citeren waar iets in staat over een middel en een doel, maar ik weet niet of wij dat op dit moment van de nacht nog moeten doen. Ik zie dat het in het wetsvoorstel precies langs die lijn is uitgevoerd.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik wil even het spel van de knikkers scheiden. Dat de staatssecretaris trots is op een presentatie, die ik heel stom van hem vond, dat moet hij zelf weten. Dat de staatssecretaris op een ander punt aangeeft dat wij niet over programmatitels gaan, geeft een klein beetje hoop dat het wel goed zit met de knikkers. Dat wil ik dan ook graag horen van de staatssecretaris. Hij is op zoek naar steun voor zijn wetsvoorstel en dan moet hij het er niet over hebben dat hij trots is op een presentatie. Het vraagstuk is of programma's zoals Ranking the stars nog mogelijk zijn als de omroepen dat binnen de wet kunnen verantwoorden, als zij dat goed kunnen beargumenteren.
Staatssecretaris Dekker:
Dat hangt heel erg af van de link die wordt gelegd.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Dat zat in mijn vraag.
Staatssecretaris Dekker:
Op dit moment gebeurt dat niet. Dat is precies de vraag die ik heb opgeworpen. Ik heb destijds de vraag opgeworpen dat ik niet inzie waarom deze programma's met belastinggeld worden gemaakt. Als ik ervan overtuigd kan worden dat dit is om bij te dragen aan de kerntaken van de publieke omroep — dat is niet wat er is gebeurd en niemand heeft mij daarvan in de afgelopen twaalf maanden kunnen overtuigen — dan wordt het een ander verhaal. Het gaat er mij om dat wij terug moeten naar de kerntaken van de publieke omroep: educatie, informatie en cultuur. Amusement moet altijd ten dienste staan van die drie dingen.
De heer Pieter Heerma (CDA):
De staatssecretaris vergeet het element dat ze dat brede publiek kunnen aantrekken. De staatssecretaris loopt een beetje om het antwoord heen. Als het beargumenteerd wordt dat het die functie heeft, kunnen ook deze programma's gemaakt worden. Dat is niet uitgesloten. Zij bevinden zich niet buiten de wet.
Staatssecretaris Dekker:
De wet is daar heel duidelijk over. Amusement kan worden ingezet om een breed publiek te bereiken als dat vervolgens ook kijkt naar programma's met een culturele, educatieve of informatieve functie. Dit moet ook kunnen worden aangetoond, met meer dan een slap verhaal, op programmaniveau. De bewijslast daarvan ligt in Hilversum.
Ik ga naar het tweede blok, over de openheid van het bestel. Ik kreeg de indruk dat dat voor velen van u een belangrijk thema is. Wat dit wetsvoorstel daaraan gaat veranderen, is dat de NPO straks kan besluiten dat een programma wordt gemaakt op basis van een voorstel van een externe partij, in plaats van alleen maar van een traditionele omroep. Deze beslissing ligt nu exclusief bij de omroepen, die zelf ook producent zijn. De NPO kan straks echter ook een beslissing nemen om programma's direct aan te trekken van buitenproducenten of van maatschappelijke organisaties; ieder ander met een goed programma-idee. Dit zorgt ervoor dat wie een programma mag maken, of dit een omroep zelf is of een producent, afhangt van wie het beste voorstel heeft. Wij noemen dat creatieve competitie. De NPO kan straks ook programma's binnenhalen die nu niet door een omroep worden gemaakt of die niet passen bij een missie van een omroep. Door proactief op zoek te gaan naar aanbod dat een aanvulling is op de huidige programmering, kan de NPO daarmee ook de pluriformiteit vergroten. Ik ben het eens met de heer Rutte die zegt dat pluriformiteit niet alleen van de traditionele omroepen komt, maar juist ook van spelers van buiten.
De NPO stelt de kaders vast van het format, de inhoud, het budget en de rechten die de omroepen als coproducent vervolgens in acht moeten nemen. Het inhoudelijke doel dat de NPO met een programma heeft, blijft altijd overeind. Dit geeft de externe producent het vertrouwen dat het voorstel wordt uitgewerkt op de manier waarop de producent en de NPO het hadden bedoeld. De NTR kan worden ingezet als de NPO een programma wil laten maken dat niet bij de missie van een andere omroep past.
In antwoord op de Kamervragen over het concessiebeleidsplan schreef ik dat de tekst van de NPO in het plan over de werkwijze niet conform het wetsvoorstel was. Dit komt omdat ik de uitwerking van de werkwijze in het concessiebeleidsplan erg onduidelijk vind. De tekst is zo te interpreteren dat een omroep naar believen nog allerlei kaders kan aanpassen, waarover de NPO eerder een afspraak heeft gemaakt. Hierdoor is het voor externe producenten lang onduidelijk wat zij kunnen verwachten. Dit kan niet de bedoeling zijn, want in het wetsvoorstel staat nu juist dat het duidelijk moet zijn dat de omroepen de kaders die de NPO stelt, in acht moeten nemen. Ik heb niet de indruk dat ik de enige ben die dit allemaal erg vaag vind. De Raad voor Cultuur reageerde ook zeer kritisch op dit onderdeel in het concessiebeleidsplan. De buitenproducenten hebben eveneens langs soortelijke lijnen gereageerd, omdat er geen echte duidelijkheid was over hun rol en de precieze werkwijze.
Inmiddels heb ik navraag gedaan bij de NPO en ook nadere informatie gekregen. De NPO en de omroepen hebben op 1 oktober een gezamenlijke brief gestuurd. Volgens mij is dat de brief waar de heer Heerma aan refereerde. In die brief staat net wat anders dan in het concessiebeleidsplan. Uit de nadere uitleg blijkt dat de uitwerking van de openheid beter aansluit bij de uitgangspunten in het wetsvoorstel.
Ik zal het kort toelichten. Als er een voorstel van een externe producent bij de NPO komt, zal de NPO als eerste met die producent in gesprek gaan over bijvoorbeeld de inhoudelijke doelen van het voorstel, over een eerste idee, over budget en over het bijbehorende rechtenpakket. Natuurlijk kan de NPO ook zelf op zoek gaan naar een externe producent. Op basis van het gesprek met de externe producent stelt de NPO vervolgens kaders op. Die kaders gaan over het format, de inhoud, het budget en de rechten. De aard van de samenwerking tussen de omroep en de externe partij is uiteraard uiteindelijk afhankelijk van de kaders die de NPO meegeeft. Die kaders hangen ook af van het soort voorstel waar een externe partij mee komt. De Kamer kan zich voorstellen dat als het een professionele buitenproducent is met een kant-en-klaar idee, het er anders uitziet en er andere afspraken worden gemaakt tussen de NPO en zo'n producent dan als het een maatschappelijke organisatie is die met de eerste ruwe schetsen komt. Op basis van het inhoudelijke voorstel en de kaders van de NPO daarbij kan een omroep aangeven of hij interesse heeft om dat programma uit te zenden of niet. De NPO kan ook een omroep, bijvoorbeeld de EO of Omroep MAX, vragen om als coproducent bij een concreet voorstel op te treden.
Ik vind het belangrijk om te vermelden dat een omroep altijd de keuze heeft om zich aan een voorstel van een externe partij te verbinden. Er is geen verplichting. Een omroep hoeft dit niet te doen. Als een omroep vindt dat de afspraken die de NPO met een externe producent heeft gemaakt, niet passen bij zijn profiel, is hij niet verplicht om vervolgens daarmee in zee te gaan. Hij kan ook besluiten om dat niet te doen. Dan laat je het aan een ander over. Als uiteindelijk alle omroepen dat doen, is er alleen een verplichting voor de NTR om in zo'n geval als coproducent op te treden.
Heel belangrijk voor de uitwerking is dat de kaders die de NPO heeft gesteld niet zomaar kunnen worden aangepast en dat er helderheid is over de rol van de NPO, de mogelijkheden die dit wetsvoorstel wil creëren voor producenten en ideeën van buiten en uiteraard de rol van de traditionele omroepverenigingen. Belangrijk bij de uitwerking is dat de kaders niet zomaar kunnen worden aangepast, dat een omroep niet zomaar allerlei kaders kan veranderen. Dat zijn vaste afspraken, afspraken die een buitenproducent heeft gemaakt met de NPO. Als die door een omroep zomaar kunnen worden veranderd, weet die ook niet waar hij aan toe is. Uiteraard kan de omroep wel suggesties doen om ze aan te passen. Dat is goed voor de balans in het stelsel. Zo kunnen omroepen en externe partijen gezamenlijk de beste keuzes maken. Daardoor kan een voorstel verbeteren, want een omroep heeft ook weer zijn eigen expertise. In de samenwerking tussen een buitenproducent en een uiteindelijke omroep die optreedt als formele coproducent, kunnen weer nieuwe dingen aan de orde komen. Ik vind het belangrijk dat die twee dan onmiddellijk teruggaan naar de NPO en dat het uiteindelijk de NPO is die moet instemmen met eventuele aanpassing van die kaders.
In de gezamenlijke brief die zeer recent is gestuurd, vind ik dat laatste element veel duidelijker terugkomen dan in het concessiebeleidsplan. Het is belangrijk dat NPO altijd het laatste woord heeft over de kaders, zodat hij kan sturen op het inhoudelijke doel dat hij met het programma voor ogen had. Ook kan de externe producent er dan op vertrouwen dat het idee wordt uitgevoerd op de manier waarop de NPO het heeft aangegeven in de inhoudelijke kaders die met hem zijn besproken. Ik zal in het vervolg op dit debat met de NPO in gesprek gaan over de verdere uitwerking hiervan. Ik vraag de NPO concreet om het voorstel uit te werken in een heldere procedure voor alle partijen. Het moet een procedure zijn die werkbaar is voor de NPO, voor de omroepen en voor de externe producenten.
De voorzitter:
Hebt u daarmee dit onderdeel afgesloten, staatssecretaris?
Staatssecretaris Dekker:
Ik moet nog wat losse vragen beantwoorden over dit onderdeel, voorzitter.
De voorzitter:
Laten we eerst een ronde interrupties doen, want er staan veel woordvoerders bij de interruptiemicrofoon. Ik verzoek hun, de vragen kort te formuleren.
De heer Klein (Klein):
Nou, we vullen elkaar uitstekend aan, voorzitter, dus dat zal geen probleem zijn.
De staatssecretaris begint zijn betoog over de externe producenten met de stelling dat de NPO aan het roer staat bij de inhoudelijke kant van de programmering. De NPO geeft dus zelf aan welke programmatische voorkeur er is. Dat zou op een gegeven moment ergens terecht moeten komen, maar dat is vers twee. Gaat dat basisidee nou niet helemaal in tegen de geest van de Mediawet? De NPO heeft geen enkele democratische legitimering. Toch gaat die NPO inhoudelijk bepalen welke programma's eventueel nog aangeboden zouden kunnen worden.
Staatssecretaris Dekker:
Nee, dat gaat helemaal niet in tegen de wet, want we hebben hier nu een wetsvoorstel voorliggen waarmee we dat juist mogelijk willen maken. Als ik het me goed herinner zei de heer Heerma dat hij het juist interessant vond dat in het voorstel van de Raad voor Cultuur het hybride karakter niet linksom of rechtsom helemaal eenzijdig aan de kant wordt geschoven, maar dat het altijd enigszins hybride zal zijn. Ook het nu voorliggende wetsvoorstel is enigszins hybride. Dat hybride karakter zit sowieso een beetje in het mediabestel van Hilversum. Als je het mogelijk wilt maken dat niet alleen traditionele omroepen programma-ideeën kunnen aanbieden, maar dat ook externe producenten dat kunnen doen, dus dat programma-ideeën niet meer alleen via de poort van die traditionele omroepen worden ingebracht, dan moet ook de NPO met zo'n externe producent over de inhoud kunnen praten. Het moet daarbij niet over de details gaan, maar wel over de inhoudelijke kaders en over het format.
De heer Klein (Klein):
We hebben hierbij dus te maken met de omroepverenigingen. Die kunnen zeggen: doe het programma maar niet, want het past ons niet. Zij mogen ook niet praten over een bijstelling van de inhoud van het programma, dus die omroepverenigingen zeggen dan: we doen zo'n programma dus niet. Dan blijven alleen de twee taakomroepen NOS en NTR over. Die hebben die taak nu ook al. Daar zouden de buitenproducenten nu ook al terechtkunnen en daar kunnen ze hun spullen nu ook al kwijt. Verder hebben ze nu ook al de mogelijkheid voor 30,6% binnen de publieke omroep. Wat voegt dit dus toe? Volgens mij alleen maar extra inhoudelijke bemoeienis van de NPO, een volledig ondemocratisch georganiseerd gezelschap.
Staatssecretaris Dekker:
Die laatste kwalificatie laat ik aan de heer Klein. Ik zie echter een groot verschil met hoe het nu gaat. De NPO kan nu kiezen tussen de programma's die worden aangeboden door de traditionele omroepverenigingen en door de twee taakomroepen. Dat palet gaan we vergroten. Er kunnen straks ook buitenproducenten of maatschappelijke organisaties direct bij de NPO terecht met goede programma-ideeën. Als de NPO op enig moment bij wijze van spreken een late night show wil programmeren, kan men daarbij putten uit de goede ideeën van de omroepen, maar wellicht zijn er ook anderen die daar goede ideeën voor hebben. Daarmee wordt het speelveld groter en ontstaat er meer creatieve competitie. Ik denk dat dat de kwaliteit en de pluriformiteit van de publieke omroep ten goede komt.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het is wel goed om mijn motie 34100-VIII, stuk nr. 64 er nog weer even bij te halen. Laten we nog eens precies lezen wat daar staat. In de motie wordt de regering verzocht, in het voorstel om maximaal 50% van het budget open te stellen, de omroepen altijd als coproducent te laten fungeren. Erkent de staatssecretaris dat zijn voorstel, dat hij nu toelicht, niet overeenkomt met de letter en de geest van deze motie?
Staatssecretaris Dekker:
Volgens mij komt dat voorstel volledig overeen met de letter en de geest van deze motie. In het wetsvoorstel komen deze termen exact terug. De omroepen zijn altijd coproducent, ook als er externe partijen worden aangetrokken.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De staatssecretaris zei net het volgende. Als de NPO geen omroep kan vinden die het programma van de buitenproducent wil aannemen, dan kan het naar de taakomroepen. Er staat in de motie dat de omroepen altijd als coproducent moeten fungeren. Ten eerste gaat het via de NPO. Die is al geen omroep. De NPO heeft geen uitzendlicentie. Daarmee gaat de staatssecretaris dus al om de motie heen. Ten tweede zegt de staatssecretaris dat het ook wel op een andere manier kan als een omroepvereniging het niet wil hebben. Erkent de staatssecretaris dat de motie niet juist wordt uitgevoerd? Ik ben de indiener. Ik weet wat ik ermee bedoel.
Staatssecretaris Dekker:
Als ik kijk naar de letter van de motie, dan vind ik dat wij die volledig uitvoeren. Daarin staat "omroepen". Wij hebben de traditionele omroepverenigingen, maar wij hebben ook twee taakomroepen. Dat zijn ook omroepen.
De heer Segers (ChristenUnie):
De staatssecretaris heeft op zijn minst de indruk gewekt dat hij verder wil gaan dan hetgeen er nu ligt. Dat is prima. We leven in een vrij land. Tegelijkertijd heeft het heel veel teweeggebracht in Hilversum. Het verandert de machtsbalans tussen de NPO en verschillende omroepen. We komen uit een situatie waarin het alleen maar om de omroepen ging. Er is dus wel wat aan de hand. Er is echt sprake van een verschuiving. Ook is er sprake van een verschil van inzicht of visie met betrekking tot de omroep. Als de staatssecretaris vooruitkijkt, denkt hij dan dat hij op het moment dat het stof wat is neergedwarreld kan zeggen: na alle veranderingen en alles wat het teweeg heeft gebracht, heb ik vrede met de consensus die in Hilversum lijkt te zijn gevonden en denk ik inderdaad dat ik mij daarbij moet aansluiten?
Staatssecretaris Dekker:
Ik ben zeer voor consensus. Laat ik een ander voorbeeld geven. Met betrekking tot de plannen rond de regio heb ik uitvoerig met partijen om de tafel gezeten, omdat ik inzie dat het doorvoeren van veranderingen veel sneller gaat als iedereen op één lijn zit. Ik vind het ook heel goed als er in Hilversum consensus ontstaat over de vraag hoe we tot een opener bestel komen, maar dat moet niet leiden tot een wollig compromis. Als ik het concessiebeleidsplan lees — dan heb ik het even niet over de brief die daar vervolgens weer overheen is gekomen — dan begrijp ik heel goed dat de Raad voor Cultuur en ook de buitenproducenten zeiden: wat moeten we hiermee? Zij zeiden: wij worden een speelbal door de onduidelijkheden die kennelijk zijn ontstaan bij het komen tot consensus en tot een compromis. Wij moeten als politiek dan ook zeggen dat wij dat niet bedoeld hebben. Dat bedoelde ik toen ik zei dat dit in strijd is met de bedoelingen van dit wetsvoorstel. De bedoeling van dit wetsvoorstel is juist om heel heldere kaders neer te zetten, met daarin absoluut nog steeds een taak en in mijn ogen een heel zware rol voor de omroepen, maar ook wel met kansen voor buitenproducenten om echt in die vernieuwing te stappen.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb in mijn bijdrage geschetst dat de ChristenUnie echt vanuit de traditie komt van de omroepverenigingen die dragers van pluriformiteit zijn. Wij zijn deze behandeling echter met een open mind ingegaan. De pluriformiteit kan ook op een andere manier worden vormgegeven, bijvoorbeeld via die buitenproducenten. Tegelijkertijd heeft het de verhoudingen wel onder druk gezet. De omroepen en de NPO geven nu samen aan dat zij eruit zijn, dat zij hier inderdaad mee aan de slag kunnen en dat zij in goede vrede en in goede samenwerking handen en voeten hieraan kunnen geven. Begrijp ik het goed dat de staatssecretaris zegt dat hij de NPO en de omroepen nu vraagt om dit inderdaad verder uit te werken? Ligt de bal nu ook daar? Zegt hij dat hij heel veel waarde hecht aan de consensus die daar bereikt is en verder vormgegeven wordt?
Staatssecretaris Dekker:
Ja, als er consensus is, dan zou ik heel goed vinden om daarbij betrokken te worden en om dat te volgen. We hebben echter consensus nodig én duidelijkheid en ik vind het concessiebeleidsplan niet uitblinken in duidelijkheid. Sterker nog, ik vind het in nevelen gehuld. Ik ben niet de enige die dat vind. Ook de Raad voor Cultuur is daar zeer kritisch over. Ik vind dat het in de brief wat strakker wordt omschreven. Op basis daarvan denk ik: nu begint er duidelijkheid te komen. Ik zou daarop willen voortborduren. Ik zou heel graag willen dat er consensus is over de manier van werken, maar ik zou dan ook willen dat buitenproducten daarvan zeggen: dit is een manier van werken waarin er echt reële kansen zijn voor partijen om mee te doen. Dat vraagt volgens mij gewoon om duidelijkheid, zoals ik zojuist ook geschetst heb in mijn spreektekst.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik vind dat in ieder geval duidelijker dan "het strijdig met de wet" dat de staatssecretaris eerder heeft opgeschreven. Er zitten wat mij betreft echter toch te veel haakjes aan. Er zitten te veel verzoeken in tot een carte blanche en ik ben niet bereid om die te geven. Wat de politiek ervan vindt, bepalen wij als Kamer in dit debat en straks bij de stemmingen. Dit punt is daarvoor zeer belangrijk. Zegt de staatssecretaris nu dat het concessiebeleidsplan zoals omschreven in de brief die wij vorige week hebben gekregen, het uitgangspunt is als er nadere afspraken worden gemaakt? Begrijp ik dat goed of niet?
Staatssecretaris Dekker:
Het zijn twee verschillende dingen. Er is een concessiebeleidsplan en er is de brief. Ik ben kritisch op het concessiebeleidsplan, maar positief gestemd over de brief. Als dat de vertaling is en de basis is voor een verdere uitwerking van het concessiebeleidsplan, dan vind ik dat een uitstekend startpunt.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik wil toch niet met de staatssecretaris in semantiek verzanden. Hij kan het concessiebeleidsplan een enorme stap vinden. De brief is een uitleg van wat er bedoeld is in dat plan. Ik wil van de staatssecretaris horen dat wat in deze brief staat, leidend is bij de nadere prestatieafspraken die gemaakt worden.
Staatssecretaris Dekker:
Het gaat dan over de brief en niet over het concessiebeleidsplan. Daarin kan ik mij goed vinden.
De heer Verhoeven (D66):
Dit symboliseert de poppenkast die we nu aan het opvoeren zijn. Dat meen ik serieus. Ik vind dit echt niet kunnen. We hebben hier een wet waarin een hele hoop onduidelijkheid zit, wat ook door diverse organisaties benadrukt wordt in de beoordeling ervan, onder meer door de Raad van State. Vervolgens zijn er een aantal partijen die zeggen: weet je, wij willen dat de brief leidend is. Dit betekent dat niet de wet leidend is, die wet met al die open eindjes, maar dat de omroepbazen in Hilversum met elkaar kunnen besluiten hoe deze wet wordt uitgevoerd. De staatssecretaris laat dat toe. Waarom doet hij dat?
Staatssecretaris Dekker:
Alles moet passen binnen de wet. Vervolgens moet de wet worden uitgewerkt. Het concessiebeleidsplan vind ik geen goede uitwerking van de wet. Daarop sloegen de heren Heerma en Segers aan. Zij hechten veel aan consensus en gezamenlijke oplossingen. Ik ben daar kritisch op geweest. Vervolgens is er een reactie gekomen vanuit de NPO. Daarin staat echt weer wat anders dan in het concessiebeleidsplan. Ik vind dat een goede basis om daarop verder door te gaan. In die brief staat dat de NPO inhoudelijke afspraken maakt. De omroep kan daarop vervolgens intekenen met een voorstel. Omroepen kunnen daarbij vervolgens eventueel de voorlopig vastgestelde inhoudelijke en financiële kaders aanpassen bij de verdere uitwerking van het voorstel, mits de NPO met deze aanpassing kan instemmen. Dit betekent dat je, als een externe producent aan de slag gaat met een omroep en men de afgesproken kaders wil wijzigen, niet helemaal wacht tot het eind en in de tussentijd een hoop getouwtrek hebt — dat zou wel het geval zijn als ik zo het concessiebeleidsplan in eerste instantie las — maar je daarmee onmiddellijk teruggaat naar de NPO om dat op tafel te leggen. Ik heb er vertrouwen in dat partijen er dan gewoon uit gaan komen.
De heer Verhoeven (D66):
We hebben dus een wet waarin een heel vaag gedeelte staat. Het stuk over het open bestel is veruit het slechtste deel van de wet. Het stuk over amusement vond ik al niet goed vanwege de tweeledigheid en de ruimte die het biedt om alles hetzelfde te laten. Dit stuk is echter nog slechter, nog vager, nog opener geformuleerd. Er zitten nog meer rafelrandjes aan. Het is echt slecht. En wat doen we nu? De wet is zo open dat we vervolgens onder druk van CDA en ChristenUnie zeggen: weet je, wij willen dat deze brief, die vrijdag nog even snel gestuurd, leidend is. Maar die partijen fluisterden erachteraan: want dan kunnen wij deze wet ook wel steunen. Daarmee geeft de staatssecretaris het allerlaatste stukje dat nog over was, ook nog weg. Hij staat er nu bij te lachen, maar hij weet dat het waar is. Ik vraag een eerlijke reactie van de staatssecretaris. Hij laat zich gewoon dicteren door de omroepen, de NPO, de ChristenUnie en het CDA. Zij bepalen nu hoe open het bestel gaat worden.
Staatssecretaris Dekker:
De heer Verhoeven speelt hier mooi theater. De wet en het voorstel zijn heel helder. Daarin wordt beschreven dat de NPO met buitenproducenten heldere afspraken moet maken. Er moeten kaders worden neergezet als het gaat om het format, om de rechten, om de prijs die wordt betaald. Als een omroep daarmee vervolgens aan de slag gaat, heeft die zich te houden aan die kaders. Ik vind dat dit ook helder moet zijn. Het kan gebeuren dat in de verdere uitwerking een buitenproducent en een omroep zeggen: ja, die afspraken met de NPO willen we toch nog wat aanpassen, want daar wordt een programma beter van. Het zou dan gek zijn om daar niet op in te gaan. Je moet dan alleen wel terug naar de NPO om daar uiteindelijk toestemming voor te krijgen omdat de NPO de instantie is die de kaders vaststelt. Dat is eigenlijk de route die ik ook zo teruglees in deze brief. De brief die de NPO heeft gestuurd, is een goede uitwerking van het wetsvoorstel en ik zou graag willen dat ze dat verder uitwerken.
De voorzitter:
De heer Heerma heeft nog een vraag en daarna geef ik de staatssecretaris de gelegenheid om dit blok af te ronden. Daarna gaan we eerst de blokjes doen en dan pas de vragen. We zijn bij blok twee en we hebben er zes.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Dit was een centraal punt van mijn inbreng. Bedankt voor deze ruimte. De tekstexegese van het verschil tussen de brief en het concessiebeleidsplan moeten we nog maar eens doen, want ik zie heel veel cut, copy en paste. Ik wil positief beginnen over wat de staatssecretaris zegt, maar als je het dan toch hebt over de verhouding tussen omroep en NPO mag het duidelijk zijn dat dit inderdaad belangrijke punten zijn voor de ChristenUnie en het CDA. Als er voorlopige kaders liggen en een ledenomroep op basis van allerlei ledenraadplegingen zegt dat er iets heel belangrijks is aan het format waardoor zij de kaders willen aanpassen, moet een NPO toch van sterken huize komen om te zeggen dat dit niet belangrijk is. Ik heb het in mijn termijn uitgebreid gehad over het belang dat omroepen hun leden erbij betrekken. Dit soort elementen, dat wil zeggen ledenomroepen die dit op basis van ledenraadplegingen naar voren brengen, zijn toch onderdeel van de discussie over de kaders? Dat is toch ook nog steeds de kern van ons bestel?
Staatssecretaris Dekker:
Dat kan. Het kan natuurlijk dat er heel goede argumenten zijn en dat je dan teruggaat naar de NPO. Als de NPO dat ook een goed verhaal vindt, kunnen de kaders worden aangepast. Maar het kan ook zo zijn dat er een goed idee is van een buitenproducent die met de afspraken van de NPO aan de slag denkt te kunnen, een omroep daar iets mee wil doen en er vervolgens iets van wil maken wat uiteindelijk niet de bedoeling was en wat ook niet het idee was van die buitenproducent. Dan vind ik het ook heel erg goed dat al die partijen weer terug moeten naar de NPO, omdat de NPO in ieder geval kan zeggen dat het niet de afspraak was en dus vasthoudt aan haar oorspronkelijke kaders. Het kan allebei. Wat ik belangrijk vind, is dat er uiteindelijk één partij is die de kaders vaststelt, dat dit de NPO is en dat buitenproducenten of omroepverenigingen altijd onmiddellijk terug moeten naar de NPO als zij die kaders willen aanpassen.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Daarbij blijft gelden dat de omroepen altijd coproducent zijn en verantwoordelijk zijn voor wat ze uitzenden. Nogmaals, als een omroep zich in zo'n discussie kan beroepen op ledenraadplegingen, betrokken leden die nog steeds de basis van dit bestel vormen, kan dat toch ook voor de NPO doorslaggevend zijn om zich rekenschap te geven van het feit dat kaders aangepast moeten worden?
Staatssecretaris Dekker:
Ik gaf al aan dat dit kan, maar het kan ook anders uitpakken. Wat mij betreft, moeten we ook niet in de situatie belanden dat dat wat de leden van een omroepvereniging zeggen, altijd en automatisch leidt tot aanpassing van die kaders. We beogen in deze wet dat de NPO daar afspraken over maakt. De NPO is echt niet doof of blind voor goede argumenten als er betere ideeën zijn.
De heer Rutte heeft gevraagd of het intellectuele eigendom moet worden afgestaan. Het coproduceren door omroepen samen met een externe partij gaat over de vorm en de inhoud van het media-aanbod en wordt geregeld in artikel 2.88. De rechten en het intellectuele eigendom zijn onderdeel van de onderhandelingen tussen de externe partijen, omroepen en eventueel de NPO. Het hangt er dus helemaal van af hoe zij die afspraken maken. Laat ik helder zijn: als de NPO afspraken maakt over rechten en over intellectueel eigendom, kunnen die dus niet zomaar door een omroep worden veranderd.
De heer Verhoeven vroeg verder naar de rechtenentiteit en de coördinatie daaromtrent. De nieuwe rechtenentiteit heeft tot doel om tot een volledig overzicht te komen van alle beschikbare rechten. Daarnaast worden er nieuwe afspraken gemaakt tussen de NPO, de omroepen en de rechtenentiteit over de rechten die moeten worden verkregen, zodat de programma's op lineaire tv en Uitzending Gemist beschikbaar worden. Nu verschillen de afspraken over die rechten dermate dat sommige programma's heel lang terug zijn te zien op Uitzending Gemist, terwijl andere daar juist heel kort terug zijn te zien, waardoor de kijker niet weet waar hij aan toe is.
De leden Grashoff en Segers vroegen of er een conflict is in het kader van openheid en beroepsmogelijkheid voor bijvoorbeeld buitenproducenten. Ik zie dat niet. Voor buitenproducenten is er geen beroep en bezwaar mogelijk. Er is sprake van een keuze van een buitenproducent om een programma te maken. Dat zijn geen bestuursrechtelijke besluiten. Dat is niet anders dan nu; omroepen kiezen nu ook voor buitenproducenten.
De heer Segers vroeg hoe je juridisch getouwtrek in relatie tot buitenproducenten voorkomt en of het Commissariaat voor de Media daar niet een soort scheidsrechter in zou kunnen zijn. In mijn verhaal over de uitwerking van openheid door de NPO heb ik al aangegeven dat de NPO concreet zal vragen om de toegang van externen verder uit te werken in een heldere procedure, die uiteraard werkbaar is voor de NPO zelf, maar ook voor de omroepen en de externe producenten. Als je dat op een goede manier doet, voorkom je een hoop getouwtrek. Ik zie geen noodzakelijke rol voor het commissariaat hierin. Bovendien heeft de NPO een eigen toezichthouder, de raad van toezicht, die het belang van zowel de NPO als de publieke omroep als geheel in de gaten moet houden.
Het derde blok gaat over meer gemeenschappelijkheid. Ik denk dat ik daar wat korter over kan zijn.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik had gezegd dat het commissariaat in het contact met de externe producenten juist de plek zou kunnen zijn voor eventuele klachten. Zo voorkomen we dat we iedere keer voor de rechter staan. Is dat niet een heel logische plek? De staatssecretaris zegt eigenlijk dat de raad van toezicht die plek is. Dus is dat de plek waar buitenproducenten met hun klachten naartoe kunnen gaan? Dat lijkt mij een nog vreemdere plaats.
Staatssecretaris Dekker:
Ik weet niet of dat een vreemdere plek is. Als het gaat om het openen van het bestel en als de NPO zijn taken niet goed zou uitvoeren, is het heel logisch dat de raad van toezicht daarop toeziet, en toezicht houdt op het bestuur van de NPO. Hij is daar dan van op de hoogte en zou kunnen interveniëren.
De heer Segers (ChristenUnie):
Het toezicht vindt op afstand plaats. Dat is in de governance van organisaties in de afgelopen jaren veel meer op afstand komen te staan. Vanwege de controle op de dagelijkse gang van zaken en op het contact dat nu hopelijk gaat ontstaan met die buitenproducenten en met andere partijen, is de raad van toezicht toch een heel rare plek om met je klachten naartoe te gaan? En dat terwijl we een commissariaat hebben, waarin mensen met verstand van zaken zitten, die zaken kunnen toetsen. Ik vind dat een veel logischer plaats.
Staatssecretaris Dekker:
Bij klachten gaat het volgens mij om andere dingen dan toetsing op basis van rechtmatigheid. Daar is het commissariaat voor. Dat bekijkt of de publieke omroep, de NPO, de Mediawet uitvoert. De NPO kan de Mediawet ook prima uitvoeren door buitenproducenten af te wijzen. Het is voor het commissariaat dus heel moeilijk om daar een oordeel over te geven. De raad van toezicht zit daar veel dichter bovenop. Ik vermoed overigens niet dat er zo heel veel klachten zullen zijn. De NPO zal heldere afspraken moeten maken en dat schept onmiddellijk verwachtingen. Het kan een keer gebeuren dat iemand met een programma-idee wordt afgewezen omdat de NPO het programma van een omroep of een andere buitenproducent interessanter en beter vindt. Ik weet niet of het commissariaat de daarvoor aangewezen plek is. Als dit heel veelvuldig zou gebeuren, zou er echt intern in de NPO iets mis zijn. Ik vind het dan veel logischer als de raad van toezicht daar scherp naar kijkt.
De voorzitter:
U gaat naar blok drie.
Staatssecretaris Dekker:
Ik ga naar blok drie. Er is al wat gezegd over het belang van meer eenheid, ook om meer slagkracht te krijgen in Hilversum en meer te programmeren vanuit gemeenschappelijkheid. De NPO maakt daarbij een beweging van een soort coördinatieorgaan naar meer een sturingsorgaan. De invloed van de NPO zal toenemen.
Dit wetsvoorstel maakt ruimte voor de introductie van genrecoördinatoren. Die kunnen een belangrijke rol spelen en daarom vind ik het jammer dat de NPO in het concessiebeleidsplan slechts wil starten met één genrecoördinator. Ik vind dat weinig ambitieus. Daarom zal ik de NPO vragen om dit beter uit te werken. Ik wil dit op een manier doen die niet leidt tot extra bureaucratie. Ik vind dat er meer duidelijkheid moet komen over de relatie tussen genrecoördinatoren en netcoördinatoren. De NPO moet aangeven hoe onnodige bureaucratie kan worden voorkomen. De heer Verhoeven had hier een vraag over gesteld.
Daarnaast vind ik het belangrijk dat de genrecoördinator niet een soort experiment is en dat we wel even kijken hoe we dat doen. Het moet een serieuze functie zijn. Het starten met slechts één genrecoördinator straalt in mijn ogen weinig vertrouwen uit. Het maakt het ook erg moeilijk om tot een integrale visie te komen voor alle genres binnen de publieke omroep. Kortom, ik wil meer duidelijkheid hebben over de termijn waarop alle andere genres ook kunnen rekenen op een genrecoördinator.
Er zijn vragen gesteld over de sturing op doelmatigheid. Ik vind het van belang dat de publieke omroep kritisch kijkt naar zijn inzet van publieke middelen. Ik zal er in het volgende blokje nog wat uitvoeriger op terugkomen als het gaat over transparantie. Die doelmatigheid en efficiency zijn juist in een tijd waarin de broekriem wordt aangehaald van belang. Daarom stel ik in het wetsvoorstel voor om de NPO verantwoordelijk te maken voor de doelmatige inzet van publieke middelen in de gehele publieke omroep. Dat kan op verschillende manieren. Bij het beoordelen van programmavoorstellen kan de NPO expliciet beoordelen hoe deze voorstellen bijdragen aan een doelmatig schema. Ook kan de NPO voor omroepen regelingen maken die de doelmatigheid van hun programma's bevorderen. De heer Segers heeft gevraagd of het commissariaat hierin nog een rol kan spelen. Doelmatigheid is weer wat anders dan rechtmatigheid. Doelmatigheid hangt veel meer samen met interne afwegingen. Wat mij betreft is het commissariaat niet goed uitgerust om die taak in te vullen. Het toezicht op de doelmatigheid van de NPO en de publieke omroep als geheel is veel meer een taak voor de raad van toezicht.
Er is gevraagd naar de rol van de omroepen. Ik wil nog eens benadrukken dat de grote sturing van de NPO geen effect heeft op de inrichting van de traditionele omroepen. Meer gemeenschappelijkheid en meer sturing betekenen voor de omroepen dat ze zich meer moeten inzetten voor de belangen van de gehele publieke omroep. Uiteindelijk hebben zij echter ook een eigen worteling in de samenleving en hebben zij contact met hun leden. Dat maakt de traditionele omroepverenigingen weer zo sterk en uniek. Ook die blijven gewoon behouden in dit bestel.
De heer Heerma daagde mij een beetje uit. Hij vroeg mij wat ik vond van de ledenactiviteiten. Ik zie die op verschillende plekken terug. Ik vind de discussieavonden die door Tegenlicht georganiseerd werden en worden heel interessant. Ik mocht zelf een keer bij zo'n avond in Amsterdam aanwezig zijn. Het ging om een documentaire over de toekomst van het onderwijs en de uitdagingen waarvoor het onderwijs staat. Een week later kwamen 200 mensen bijeen in een theater in Amsterdam om erover door te praten. Het is interessant hoe er een verbinding wordt gelegd tussen traditionele televisie en de meer fysieke en sociale netwerken waarbij mensen bij elkaar komen en er vervolgens over doorpraten. Dat vind ik interessant als aanvulling op de traditionele ledenvergadering en de bezoeken van leden aan programma's. Ik denk ook aan plezierigere bijeenkomsten, zoals het grote evenement MAX Proms, dat onlangs georganiseerd is, specifiek voor zijn leden.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Segers wil interrumperen, maar we wachten even met interrumperen tot dit blok is afgerond.
Staatssecretaris Dekker:
Ik wilde even aangeven dat ook ledenomroepen belangrijk blijven. Daarmee ben ik aan het einde van dit blokje gekomen.
De voorzitter:
Ik zag de heer Segers naar voren lopen.
De heer Segers (ChristenUnie):
In dit blok kwam eigenlijk al de beoordeling aan de orde van het amendement dat ik samen met collega Heerma heb ingediend over de rol van het commissariaat bij het toezicht op de transparantie. De staatssecretaris zei dat hij het toetsen van de doelmatigheid eigenlijk geen taak van het commissariaat vindt. Dat is het ook niet en dat is ook niet wat we met dit het amendement beogen te regelen. Dit amendement gaat over de vraag of de doelmatigheidstoets van de NPO volgens de regels van de NPO plaatsvindt. Dat is de externe controle. Over die rol zeggen zowel de NPO als de omroepen: het lijkt ons heel goed als het commissariaat die op zich neemt. We willen allemaal dat er transparantie is; dat, en niet het toetsen van de doelmatigheid, is de rol van het commissariaat.
De voorzitter:
Voor de goede orde meld ik dat het gaat om het amendement op stuk nr. 16.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ja, dat klopt.
Staatssecretaris Dekker:
Aan het einde van mijn betoog wil ik terugkomen op alle amendementen en wil ik daar in meer detail op ingaan. Misschien komt bij de discussie over de transparantie ook nog wel een aantal elementen terug.
In blokje 4 spreken we over checks-and-balances. Twee dingen springen eruit. Het eerste betreft de raad van toezicht en de raad van bestuur van de NPO. Een belangrijke maatregel die wij nemen voor het verbeteren van de checks-and-balances is de verbreding van de taak van de raad van toezicht. Bij het toezicht komt de nadruk te liggen op de uitvoering van de publiekemediaopdracht in plaats van dat alleen smal naar de NPO wordt gekeken. Dit zorgt ervoor dat de raad van toezicht niet slechts handelt vanuit de belangen van de NPO-organisatie, maar vanuit de belangen van het geheel. Daarmee heeft de raad een toezichtstaak: hij moet nagaan of de diversiteit en pluriformiteit worden gewaarborgd. De heer Segers heeft hierover gesproken.
De heer Grashoff heeft gevraagd hoe de raad van toezicht beter kan worden uitgerust voor het uitvoeren van die bredere taak. Een van de dingen die wij hebben gedaan met dit wetsvoorstel is het uitbreiden van het maximale aantal leden van de raad van toezicht. Als de taken worden verbreed, heb je misschien ook meer mensen met meer verschillende achtergronden in je raad van toezicht nodig. Ook de informatiepositie van de raad van toezicht wordt verstevigd. Dankzij dit wetsvoorstel kan bijvoorbeeld om een publieksonderzoek worden gevraagd om na te gaan of hetgeen de publieke omroep maakt, wordt herkend door het publiek en het publiek aanspreekt.
De benoemingsprocedure van de raad van toezicht wordt in de wet vastgelegd om de onafhankelijkheid te garanderen. Nu doet zich de situatie voor dat de tweede en laatste benoemingstermijn van de hele huidige raad van toezicht op 1 januari 2016 afloopt. Dat is een gevolg van de overgangsbepalingen van eerdere wetswijzigingen. De heer Heerma vroeg of hier iets aan te doen valt, omdat het jammer zou zijn als er niets wordt gedaan met de kennis van de huidige raad van toezicht. Ik heb overwogen om, met het oog op de continuïteit, de zittingsduur van enkele leden van de huidige raad van toezicht via een overgangsmaatregel enigszins te verlengen. Daar heb ik uiteindelijk van afgezien, omdat, als je ging tellen, de desbetreffende leden behoorlijk langer dan tien jaar in de raad van toezicht zouden zitten. Ook dat vind ik niet geheel wenselijk.
Ik stel het volgende voor. Aan de ene kant wil ik nagaan of de voorzitter van de huidige raad van toezicht in een soort adviserende rol nog beschikbaar kan zijn voor de nieuwe raad van toezicht. Aan de andere kant wil ik er, meer duurzaam voor de toekomst, voor zorgen dat we niet meer in de situatie komen dat de gehele raad van toezicht wordt vernieuwd. Ik zal de nieuwe raad van toezicht vragen om een rooster van aftreden voor te stellen, zodat dit in de toekomst wat geleidelijker zal gaan.
Er zijn vragen gesteld over de benoeming van de raad van toezicht en de raad van bestuur van de NPO. De ChristenUnie en de Partij van de Arbeid hebben gevraagd om een wijziging van de manier van benoemen van de raad van bestuur. Ik ben daar geen voorstander van. Dat heeft te maken met de stelselverantwoordelijkheid die de minister van onderwijs draagt voor de publieke omroep. Dan vind ik het ook logisch dat de minister vertrouwen moet hebben in de leden van de raad van bestuur. Het onafhankelijk functioneren van de raad van bestuur is verzekerd, omdat hij wordt benoemd, geschorst of ontslagen door de raad van toezicht, en niet door de minister. De rol van de minister is het instemmen met het besluit van de raad van toezicht.
De heer Mohandis merkte op dat bij universiteiten en hogescholen de raad van bestuur wel door de raad van toezicht wordt ingesteld. Er is echter een groot verschil met universiteiten en hogescholen: de NPO is ook nog eens een zbo, een zelfstandig bestuursorgaan. Dat betekent dat er een andere verantwoordelijkheidsrelatie is tussen de bewindspersoon en het zbo. Dat zou een eerste argument zijn.
Het tweede argument is het volgende. Als we kijken naar andere organen waarvan we allemaal hopen dat die onafhankelijk zijn — neem bijvoorbeeld de Hoge Raad — dan zien we ook dat daar uiteindelijk rechters benoemd worden, in dit geval door het kabinet. Het een hoeft het ander dus niet uit te sluiten. Er kunnen wel degelijk benoemingen plaatsvinden die bezegeld worden door individuele bewindspersonen dan wel het kabinet zonder dat de onafhankelijkheid in het geding is. Ik denk bovendien dat die onafhankelijkheid van de publieke omroep is geborgd in zowel de Grondwet als de Mediawet. De minister heeft bijvoorbeeld geen bevoegdheid bij besluiten die de raad van bestuur neemt over de uitvoering van zijn taak.
De voorzitter:
Mijnheer Mohandis, we wachten ook hierbij eventjes tot het blok afgerond is.
Staatssecretaris Dekker:
De heer Klein stelt voor om de benoemingen van de raad van toezicht en de raad van bestuur te laten doen door het college van omroepen. Dat staat nu juist haaks op het streven naar een herkenbare en een eenduidige strategie vanuit de NPO juist als centraal sturings- en samenwerkingsorgaan. Het gezamenlijke belang van de publieke omroep als geheel moet vooropstaan. Het zou echt een stap terug in de tijd zijn als iedere omroep bij wijze van spreken zijn eigen bestuurder of zijn eigen lid van de raad van toezicht zou kunnen benoemen.
Het tweede grote thema dat hierbij naar voren kwam, betreft de transparantie van de kosten van de programmering.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat we eerst nog even de vragen over de benoemingen doen.
De heer Mohandis (PvdA):
Heel kort. Volgens mij gaan we het niet helemaal eens worden, want het gaat hier om een principekwestie. Als de staatssecretaris een voorstel doet waarin de NPO meer te zeggen krijgt, dan vind ik het gewoon niet gepast dat er ook nog een rechtstreekse goedkeuring is bij een voordracht vanuit de raad van toezicht, hoe goed de waarborgen in de wet ook zijn. Daar gaat de motie over die ik straks zal indienen. Ik hoor graag welke mogelijkheden de staatssecretaris ziet.
Staatssecretaris Dekker:
Ik ben er geen voorstander van. Wij hebben in het regeerakkoord juist de intentie opgenomen om te kijken of we niet tot een meer gelijke aansturing van zbo's kunnen komen. De NPO is niet zomaar een zbo. Maar we hebben daar wel discussies over. We bespreken ook in de ministerraad hoe je dat op een goede en verstandige manier kunt doen. Collega Blok gaat over de totale rjksdienst en over de Kaderwet zbo's. Ik zou me kunnen voorstellen dat we eens kijken hoe we dit op een goede manier vormgeven. Maar om nu te zeggen, waar formeel de minister de stelselverantwoordelijkheid heeft over het functioneren van een zbo, dat de minister niet meer mag instemmen met een benoeming van bestuurders, vind ik echt een grote stap die de heer Mohandis dan neemt. Ik weet ook niet of dat consistent is in het hele stelsel.
De heer Mohandis (PvdA):
Dat is discutabel. Laat ik dan echter onderstrepen dat ik het goed vind dat de staatssecretaris die opening biedt. Ik onderstreep ook wat de staatssecretaris zegt over de vraag of de NPO zomaar een zbo is. Er is straks een sterkere raad van toezicht. De raad van bestuur krijgt straks een centralere rol in het bestel. Dat de NPO niet zomaar een zbo is, is dan ook exact de reden waarom ik denk dat de politiek afstand moet gaan nemen van de benoemingen en dat over moet laten aan de raad van toezicht. Dat model is vergelijkbaar met het hoger onderwijs. Die vergelijking had ik gemaakt. Natuurlijk is er een verschil wat betreft de status. Maar ik ga niet mee in het verhaal dat de NPO een gewone zbo is. Anders had ik dit voorstel met collega Segers niet gedaan.
Staatssecretaris Dekker:
Ik ben het met de heer Mohandis eens dat de NPO geen gewone zbo is. Maar de NPO is ook geen hogeschool of universiteit. Dat maakt het in het stelsel even net iets anders. Formeel-juridisch heeft het departement, de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor OCW, ook een verantwoordelijkheid voor deze organisatie. Ik vind het een forse afslag om dan niet meer de mogelijkheid te hebben om in te stemmen met de benoeming van het bestuur van deze organisatie. Ik zie de spanning die erop zit. Ik geef ook aan dat wij daar discussies over hebben in het kabinet. Dat is een van de redenen waarom ik dit op dit moment met mijn collega Blok bekijk en het in onderzoek heb. Om dat nu echter met een pennenstreek even in deze wet te regelen, vind ik echter te ver gaan.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Mijn punt richt zich niet zozeer op de benoemingsstructuur, maar op de governance. Logischerwijs, gezien zijn rol, plaatst de raad van toezicht zich in een maatschappelijk debat. Wij willen daar met elkaar nadrukkelijk niet de invloed van de politiek op hebben. Er zal zich echter wel iets aangetrokken moeten worden van een publieke opinie en een maatschappelijk debat. De borging daarvan is in de wet alleen in abstracte termen geregeld. Dat betekent dat ik nog niet zie dat er goed en voldoende in de wet geborgd is dat de raad van toezicht zich iets van de publieke opinie aantrekt. Ik zie nog niet voldoende in de wet geborgd dat de raad zich bewust in een discussie plaatst met de samenleving wat betreft de vraag of de pluriformiteit en de diversiteit voldoende zijn. Ik zou hier graag een reactie van de staatssecretaris op willen, met name om te zoeken naar mogelijkheden om dat in het wetsvoorstel te versterken.
Staatssecretaris Dekker:
Wij hebben dat geprobeerd door de raad van toezicht niet alleen verantwoordelijk te maken voor het toezicht op de NPO als organisatie — dat betreft dan puur de financiën, het management en noem het allemaal maar op — maar door de raad van toezicht van de NPO verantwoordelijkheid te geven voor het gehele bestel van de publieke omroep. Daarmee wordt hij, als toezichthouder, formeel verantwoordelijk voor een aantal taken die in dit wetsvoorstel staan, bijvoorbeeld voor de taak om te zorgen voor diversiteit en pluriformiteit. Dat wordt een wettelijke taak van de nieuwe raad van toezicht. Om die taak goed uit te voeren, is het noodzakelijk dat die raad naar buiten kijkt: wat vindt de publieke opinie en wat vinden mensen van de programmering van de publieke omroep als geheel? Dat is een van de redenen waarom wij het mogelijk maken om bijvoorbeeld publieksonderzoek te doen. Zo kan de raad van toezicht dat ook doen met nieuwe vormen, zoals surveys en publieksonderzoeken. Dat staat even los van hoe traditionele ledenorganisaties dit doen op bijvoorbeeld ledenvergaderingen. Tegen de heer Grashoff wil ik dus zeggen dat ik juist de indruk heb dat het wel verbreed en geborgd is.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Als een groep in de samenleving zich nu niet gehoord, gezien en gekend voelt in het publieke omroepbestel, waar moet die groep dan naartoe en hoe kan die groep dan een positie innemen?
Staatssecretaris Dekker:
Ik zou beginnen bij het begin. Als er ideeën zijn voor goede programma's, kun je straks direct bij de NPO terecht om te bekijken of je een mooi programma kunt maken. Maar laat ik een stapje verdergaan. Je maakt geen programma's, maar je hebt toch het gevoel dat er te weinig aandacht is voor een bepaald genre, een bepaald soort televisie of een bepaald soort muziek. Dan lijkt het me heel logisch dat je dat een keer aankaart bij de raad van bestuur. Dat is het dagelijks bestuur van de publieke omroep. Als die daar geen gehoor aan geeft, kun je altijd nog terecht bij de toezichthouder. Dat is de lijn die bewandeld zou kunnen worden.
De heer Klein (Klein):
De staatssecretaris memoreerde dat ik mogelijkerwijs het voorstel gedaan zou hebben dat de benoeming vanuit het College van Omroepen zou plaatsvinden. Dat is echter absoluut niet het geval, want dat zou een ouderwetse gedachte zijn die je zeker als vrijzinnig politicus ver van je moet houden. Waar het wel om gaat is het volgende. De rol van de raad van toezicht wordt nu breder. Die zou dan ook in de benoemingsprocedure onafhankelijker moeten zijn. De vergelijking die wordt gemaakt tussen de NPO en bestuurders van de raad van bestuur en de Hoge Raad gaat natuurlijk helemaal niet op. Het gaat niet alleen over benoemingen, maar ook over ontslag. Mijn vraag is heel concreet: hoe kunnen wij borgen dat de onafhankelijkheid bij de benoeming van de raad van toezicht kan worden versterkt?
Staatssecretaris Dekker:
Daar heb ik in dit wetsvoostel een voorstel voor gedaan.
De heer Klein (Klein):
In dat voorstel komt het erop neer dat uiteindelijk de staatssecretaris of de minister als stelselverantwoordelijke de benoeming doet. Zou het niet veel beter zijn om het onafhankelijker te regelen, zoals bijvoorbeeld bij vertrouwenscommissies bij gemeenten? Dan doet een benoemingscommissie een bindende voordracht, waarna een goede afweging kan plaatsvinden binnen de hele benoemingsprocedure voor de raad van toezicht.
Staatssecretaris Dekker:
In het wetsvoorstel wordt een voorstel gedaan om te werken met een benoemingscommissie. Die doet overigens geen bindende voordracht, maar wel een voordracht. Ik vind het niet zo gek dat wij daar serieus naar kijken. Ik zie niet direct aanleiding om daarvan af te wijken. Tegelijkertijd kun je je ook afvragen hoe democratisch dat is, want wie zit er dan in de benoemingscommissie? Ik vind het ook wel goed dat bij een belangrijk instituut als de publieke omroep er ook vanuit het kabinet uiteindelijk een formeel besluit is om de raad van toezicht te benoemen. Ook vind ik het belangrijk dat er bij de benoeming of het ontslag van de raad van bestuur instemming nodig is van de bewindspersoon.
Ik kom op het onderwerp transparantie. De publieke omroep moet in mijn ogen keuzes maken en die beter uitleggen. Ik zie ook een beweging naar meer transparantie, overigens ook al in het concessiebeleidsplan. Ik heb gevraagd om daar een aantal stappen in te zetten. Het debat gaat nu over de vraag of wij dat genoeg vinden. Ik heb aan de NPO gevraagd om te komen tot transparantie op het niveau van programma's. Nu blijft het steken op transparantie op het niveau van de genres. Daar gaat volgens mij het debat ook over.
Als ik het heb over transparantie, zeg ik erbij dat het niet de bedoeling is dat de politiek gaat debatteren over individuele programmakeuzes of gaat bepalen wat precies een doelmatige inzet van publiek geld betekent. Dat past niet bij het onafhankelijke karakter van de omroep en de grondwettelijke bescherming daarvan. Andersom heb ik ook niet de indruk dat op dit moment, waarop de transparantie nog heel gebrekkig is, er helemaal geen discussie is. Ik wijs op de discussies die wij de afgelopen tijd hebben gehad over de inzet van middelen. Of het nu gaat over de voetbalrechten of het Koningslied; ook zonder transparantie heb je die discussies.
Sterker nog, er zijn regelmatig discussies over andere redactionele afwegingen, die helemaal niet met geld te maken hebben. Regelmatig krijgen wij schriftelijke vragen, in de trant van; vond u ook niet dat er vorige week weer te veel politici van de Partij van de Arbeid aan tafel zaten bij Pauw? Dat was een vraag van de heer Bosma. Laat ik een ander voorbeeld noemen waarin het ook over een individuele programmatitel en een redactionele keuze ging: vindt u ook niet dat Dokter Corrie te ver gaat en niet bedoeld is voor onze kinderen? Ik geef maar aan dat er ook vanuit het parlement en breder vanuit de maatschappij regelmatig discussies zijn over programma's. Ik geloof niet dat die zozeer samenhangen met meer transparantie.
Ik vind dat de publieke omroep per programma inzicht in de kosten zou kunnen geven en in mijn ogen moet dat ook. Het publiek kan dan inzicht krijgen in de bestedingen van publieke middelen. Ik vind dat echt een principieel punt. Als het gaat om uitgaven gedaan met belastinggeld moeten we met z'n allen niets te verbergen hebben. Laten wij daar zo transparant en open mogelijk over zijn. Sterker nog, ik geloof dat geheimzinnigheid over gemaakte kosten allen maar zal leiden tot meer discussie. We hebben dat de afgelopen jaren ook een aantal keren gehad. Kijk naar het Koningslied en naar hoe lang dat heeft geduurd, wat voor getouwtrek dat is geweest. Als daarover voor de zomer volledige openheid was gegeven, dan was die discussie al lang voorbij geweest. In die zin kan transparantie over kosten ook bijdragen aan het vertrouwen vanuit het publiek. Transparantie over kosten versterkt bovendien het bewustzijn bij de publieke omroep dat er gewerkt wordt met publiek geld. Meer bewustzijn zorgt ervoor dat er zorgvuldig en ook sober met geld wordt omgegaan. Ook daarin heeft openheid een belangrijke functie.
Tot slot. We hebben het zojuist gehad over de openheid van het bestel. Ik kan mij heel goed voorstellen dat het ook voor de werking van de openheid van het bestel belangrijk is dat externe producenten een beetje kunnen zien wat een programma heeft gekost. OTP heeft dat zelf ook in zijn brief aan. Dan kan er namelijk een discussie op gang komen, waarin externe producenten zeggen: he, zo'n programma kan ik voor dat geld misschien wel twee keer zo mooi maken. Dat is interessant en vergroot de creatieve competitie.
Ik heb niet exact geteld, maar volgens mij zijn de verhoudingen in deze Kamer op het moment zo dat er een meerderheid aan het ontstaan is die transparantie op genreniveau wel voldoende vindt. We nemen in dit wetsvoorstel geen voorschot op hoe het geregeld moet worden, maar slaan alleen een haakje om daar op een later moment nog eens op terug te komen. Ik zou best wat meer duidelijkheid willen hebben van uw Kamer over die transparantie op genreniveau. Als die er komt, hoe moet ik dan een volgende keer bijvoorbeeld vragen afdoen zoals die gesteld door de heer Verhoeven over het Koningslied? Ik haal de vragen er even bij en citeer eruit. Hoe hoog was de vergoeding die de NOS en NPO Radio 2 hebben gekregen voor de promotie van het Koningslied? Klopt het dat de NPO bijna 2 miljoen euro heeft ontvangen van de Stichting Nationaal Comité Inhuldiging voor alle evenementen rondom de inhuldiging? Als we zeggen dat er gerapporteerd moet worden op genreniveau, dan kan ik een volgende keer zo'n vraag alleen maar beantwoorden met: sorry, dat kan of wil ik u niet vertellen. Of met: de totale bijdrage voor cultuur — ik neem aan dat het Koningslied daaronder zou vallen — is x miljoen geweest. Dan hebt u geen antwoord op uw vraag.
De voorzitter:
U zei net "tot slot", dus had ik het idee dat u dit stuk aan het afronden was. Een paar van uw opmerkingen worden door de heer Verhoeven als uitlokking ervaren tot het stellen van een vraag.
De heer Verhoeven (D66):
De staatssecretaris heeft vandaag al een hoop verwarring gewekt, maar hij is nu zelf ook in de war. Hij ziet niet meer het verschil tussen een programma en een lied. Een Koningslied is iets heel anders dan een programmatitel. De staatssecretaris doet nu net alsof ik geen antwoorden meer zou willen op dit soort vragen. Ik heb twee dingen heel duidelijk gezegd: ten eerste dat ik geen bonnetjes hoef van het programma en dat ik gewoon de kosten per genre wil weten. Dat heb ik inderdaad klip-en-klaar zo gezegd. Ten tweede heb ik gezegd dat contracten met private partijen boven tafel moeten kunnen komen, wat mij betreft via het commissariaat. Als de staatssecretaris dan zegt dat hij geen antwoord meer kan geven op de vragen, dan is mijn eerste vraag: heeft hij nu dan wel antwoord gegeven op mijn Kamervragen tot op het niveau dat ik heb gevraagd? Of is de minister nog steeds niet duidelijk?
Staatssecretaris Dekker:
Ik heb de antwoorden op die vragen gisteren naar de Kamer gestuurd. Het heeft nogal wat voeten in de aarde gehad om dat boven tafel te krijgen. Volgens mij is het al die weken en maanden wachten niet goed geweest voor het vertrouwen in de publieke omroep. Sterker nog, er zijn nog steeds een hoop vragen over hoe het nu precies zit. Het lijkt mij heel verstandig dat de NPO openheid van zaken geeft, zodat al die zaken de wereld uit zijn. Als je niks te verbergen hebt — ik geloof dat de NPO uiteindelijk niets te verbergen heeft — geef dan gewoon antwoord op die vragen. Transparantie heeft een zeer belangrijke functie. Als wij zeggen dat wij in de toekomst alleen genoegen nemen met transparantie op het niveau van genres, dan constateer ik dat dit daar ver onder zit.
De heer Verhoeven (D66):
De staatssecretaris begrijpt best wat ik bedoel. Ik heb duidelijk gezegd dat het om private contracten gaat, dus een contract zoals tussen Fox en de NOS waar ik veel vragen over heb gesteld. Nu hebben wij de situatie met het Koningslied en in de toekomst spelen wellicht eventuele contracten met tafelgasten. Die contracten zijn pas interessant als zij de journalistieke onafhankelijkheid dreigen te raken. Ik heb voorbeelden gegeven van gevallen waarin ik dacht dat dit het geval was. Dat is iets heel anders dan het vragen van bonnetjes per programma. Dan klopt de heer Segers weer op de deur en begint weer over Dokter Corrie. Dat wil ik voorkomen.
Heeft de staatssecretaris nu de informatie boven tafel die nodig is om duidelijkheid te bieden over het Koningslied? Of wil hij nog veel meer weten om de Kamer duidelijkheid te kunnen bieden. Als dat het laatste het geval is, wat doet hij dan?
Staatssecretaris Dekker:
Ik heb nu de informatie om die vragen goed te beantwoorden. Dat heb ik ook gedaan. Als hij nog aanvullende vragen heeft, hoor ik die graag.
Ik zwengel deze discussie graag om de volgende reden aan. Of je nu de NPO vraagt om op genreniveau of op programmaniveau te rapporteren, ik voel het als mijn plicht om te zorgen voor een goede informatievoorziening aan de Kamer. Wij hebben dit het afgelopen jaar een aantal keer aan de orde gehad, bijvoorbeeld bij het Koningslied, maar ook bij de discussie over de televisierechten van de eredivisie. De informatievoorziening aan de Kamer werd daarbij belemmerd. Ik wil nadenken over een manier om daar beter invulling aan te geven. Ik wil niet meer dat we getouwtrek hebben met de NPO als dit soort vragen over het Koningslied op tafel komen of als er nog een keer vervolgvragen over komen. Het kan ook dat de Kamer naar een contract vraagt omdat er klachten zijn van commerciële zenders, bijvoorbeeld over het feit dat de NOS met belastinggeld veel te hoog biedt op de rechten voor de eredivisie.
Ik wil voorkomen dat wij dan in een enorm getouwtrek terechtkomen en dat er dan geheime contracten zijn die wij alleen vertrouwelijk bij de Kamer ter inzage kunnen leggen waardoor wij er niet in openheid over kunnen debatteren. Als we niet naast het rapporteren op genreniveau iets verzinnen voor de informatievoorziening aan de Kamer, moet de Kamer mij een volgende keer geen verwijten maken als ik zeg: sorry, maar u krijgt geen antwoord op uw vragen. Als de Kamer de volgende stap wil, moet ik die met de NPO zetten. Ik vind het prima dat de defaultoptie, de standaardrapportage op genreniveau is. Als het parlement echter wil weten hoe het precies zit, moeten wij van de NPO kunnen verwachten dat daar volledige openheid over gegeven wordt. Ik wil ook met de NPO bespreken hoe wij richting externe partijen een iets meer gelijke informatiepositie te creëren. Als je alleen maar naar de genres kijkt, zegt dat natuurlijk niets over wat een programma precies heeft gekost, terwijl het wel goed zou zijn om dat inzicht enigszins te bieden om uiteindelijk de creatieve competitie te vergroten.
De voorzitter:
Ik verzoek de leden maar ook de staatssecretaris zich enigszins te beperken in de vragen en de antwoorden. Met permissie, maar wij zijn een paar dingen aan het herhalen.
De heer Segers (ChristenUnie):
Het gesprek van de afgelopen tien minuten tussen de staatssecretaris en de heer Verhoeven is de perfecte illustratie waarom het amendement op stuk nr. 16 is ingediend. Wij willen meer transparantie maar wij hebben geen zin om op politiek niveau bonnetjes te controleren en na te gaan of er niet ergens iets te veel is betaald. Het amendement op stuk nr. 16 is daarvan een perfecte illustratie. Wij zoeken naar een manier om stevig toezicht te houden en alle kritische vragen die wij hebben, te kunnen stellen. De heer Verhoeven stelt vragen over het lied. Ik zou dat zelf nooit doen, maar hij mag dat doen. Uiteindelijk komen de vragen bij de staatssecretaris, die vervolgens een adres heeft, het commissariaat, waar wordt gekeken naar de afspraken die zijn gemaakt: deugen ze? Kloppen ze? Wij kunnen alle vragen stellen, die wij hebben, en er is een perfect adres voor de antwoorden.
De voorzitter:
De staatssecretaris zal zo dadelijk over het amendement in het geheel een oordeel geven. U hebt hiervoor nu een warm pleidooi gehouden. Wilt u daar nu iets over zeggen, staatssecretaris?
Staatssecretaris Dekker:
Nogmaals, het commissariaat kijkt echt naar de rechtmatigheid. Veel van de onderwerpen waarover wij nu praten, gaan niet over rechtmatigheid. Ze gaan over inzicht krijgen en over gemaakte afspraken, bijvoorbeeld met liedjesschrijvers, die zeggen geen vergoeding te hebben ontvangen, terwijl de NPO aangeeft dat daarvoor wel betaald is. Als de NPO het betaald heeft binnen de kaders van de wet, wordt die vraag niet opgelost. Als de heer Segers daar genoegen mee neemt, vind ik dat prima, maar ik zie dat een ander deel van de Kamer zegt preciezer te willen weten hoe dat is gelopen. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld de eredivisierechten. Er zit een rechtmatigheidsvraag aan vast. Overigens was daar ook iets mee aan de hand. Het commissariaat heeft daarop ook ingegrepen. De hoogte van de bedragen en wat daarvoor is betaald, is geen kwestie van rechtmatigheid. Dat is heel vaak een kwestie van doelmatigheid en daarop kan het commissariaat niet toetsen.
De heer Segers (ChristenUnie):
Wat het commissariaat dan wel kan doen, is kijken naar de doelmatigheidscriteria die de NPO heeft en die leggen naast het concrete programma en de bedragen die zijn betaald. Klopt wat er is gebeurd dan met de criteria die de NPO heeft opgesteld? Het commissariaat toetst dan niet zelf de doelmatigheid, maar bekijkt of de NPO de criteria op een goede manier heeft toegepast. Dit is een vorm van toezicht die vaker voorkomt. Het is een rol die het commissariaat vaker vervult, volstrekt legitiem. Ik wijs er nog maar een keer op dat de omroepen en de NPO hiermee prima uit de voeten kunnen en dit graag zouden willen. Dit helpt ons om een hele ongemakkelijke discussie die wij hier voeren, te voorkomen. Het was inderdaad een warm pleidooi en ik zet er nu maar een streep onder.
Staatssecretaris Dekker:
Het is een beetje hoe je het amendement leest. Het amendement regelt dat een taak wordt toegevoegd aan het takenpakket van het commissariaat: het toezicht houden op de procesafspraken en de criteria die de raad van bestuur van de NPO opstelt om de doelmatigheid te realiseren. Het commissariaat ziet alleen toe op het proces en niet op de doelmatigheid van de NPO zelf. Als je dat zou vragen, vraag je aan het commissariaat of de NPO de wet uitvoert en daarin staat onder andere die check op doelmatigheid. Dat zou kunnen. Ik weet niet of dat een oplossing is voor veel vragen die hier leven, bijvoorbeeld over zo'n Koningslied en over de eredivisierechten. Als ik het zo mag uitleggen en niet als een check op de doelmatigheid, kan ik er een heel eind in mee gaan. Ik zou dan zelfs het oordeel aan de Kamer willen laten. Het is echter geen oplossing voor het vraagstuk dat wij hier bediscussiëren.
De voorzitter:
Wij hebben straks nog een moment om daarop terug te komen, omdat wij dan alle amendementen langsgaan. Ik zag de heer Bosma nog, of nee, toch niet. Wij gaan verder naar het volgende blok. Ik kijk even naar de staatssecretaris.
Staatssecretaris Dekker:
Als iedereen het gevoel heeft dat ik alle vragen over transparantie en checks-and-balances heb beantwoord, ga ik snel door naar het volgende blok. Er is een aantal vragen gesteld over de regio. Wij zien bij de regio dezelfde uitdagingen als bij de landelijke publieke omroep: teruglopend bereik, verouderend publiek en een kwetsbare financiële positie. Ik ben blij om te horen dat er veel steun is in de Kamer voor de afspraken die wij hebben gemaakt met ROOS om richting één regionale publieke omroep te gaan, met daarbinnen onafhankelijke redacties op provinciaal niveau.
In het wetsvoorstel dat vandaag voorligt, wordt een eerste stap gezet richting het nieuwe regionale publieke mediabedrijf. Het is overigens een kleine stap. Ik kom volgend jaar met een nieuw wetsvoorstel waarin ik dit langs de contouren van de brief zoals ik die heb gestuurd verder ga ik uitwerken. Ik zal heel veel van de vragen die zijn gesteld schriftelijk beantwoorden. Dan kunnen wij daar in het wetgevingsoverleg wat uitvoeriger over praten. Ik pak er echter toch even een paar dingen uit, omdat ik het gevoel heb dat die belangrijk zijn voor de Kamer.
Het eerste betreft een concreet onderdeel dat wel in deze wet staat, namelijk de looptijd van de concessieperiode. De heer Mohandis vroeg waarom die nu op vier jaar wordt gezet. Dat is om ervoor te zorgen dat de concessietermijn van de regionale omroep gelijk gaat lopen met die van de landelijke omroep. Dat maakt het beter voor de toekomst. Als je gezamenlijk in de nieuwe concessieperiode stapt, kun dan goede afspraken maken over de samenwerking tussen landelijk en regionaal. De regionale en de landelijke omroep moeten immers nauwer samenwerken. Wat mij betreft is het wel eenmalig. Daarna kan de concessie steeds weer gewoon voor tien jaar worden verlengd.
Een andere vraag die werd gesteld, is of er nog wat kan worden gedaan aan de 17 miljoen bezuinigingen waar de regio voor staat. Die bezuinigingen zijn al doorgevoerd en zitten ook al in de begroting. Als de heer Grashoff die wil terugdraaien, zal hij op zoek moeten naar dekking. Ik denk ook dat het niet nodig is. Wij vragen aan heel veel sectoren in Nederland om een bijdrage te leveren aan de grote financiële opdracht waar wij voor staan. De bezuinigingen op de landelijke publieke omroep zijn echt nog een stuk forser dan die waar de regionale omroep voor staat. In de plannen van de regionale omroepen zie ik dat zij inmiddels in staat zijn om die 17 miljoen op zo'n manier te verwerken dat dat niet ten koste gaat van de programmering, maar zo veel mogelijk komt uit betere samenwerking en het delen van allerlei services.
De voorzitter:
Mijnheer Grashoff, ook hier zou ik willen wachten met het toestaan van interrupties totdat het blok klaar is. Als dat het geval is, horen wij dat.
Staatssecretaris Dekker:
Er is een aantal vragen gesteld over Friesland. Ik neem dat punt zeer serieus. Ik wil ook, zo zeg ik tegen de heer Heerma, het gesprek aangaan met BZK en provincie om te bekijken hoe wij dat specifiek kunnen borgen. Hij had het ook over geld dat daarbij komt kijken. Er is nu al extra geld beschikbaar voor Omrop Frieslân. Wat mij betreft blijft dat in de toekomst ook zo. Wij moeten kijken hoe wij een goede koppeling kunnen maken. De vraag is hoe het straks een plekje krijgt als wij naar die nieuwe RPO gaan.
Er is ook gevraagd of wij kunnen werken met regionale omroepen per provincie. Dat zou mijn voorstel zijn, zeker voor deze komende concessieperiode. Laat ik er ook helder over zijn dat wat mij betreft bij een concessieperiode degene die de concessie aanvraagt een voordracht kan doen over de wijze waarop hij dat wil doen. Dat is een van redenen dat ik er niet onmiddellijk voorstander van ben om dat in een wet te regelen. Dat betekent namelijk dat je bij een eventuele wijziging van zo'n concessie onmiddellijk weer de hele wet zou moeten wijzigen, terwijl wij niet weten hoe het er over vijf jaar uitziet. Ik kan mij best voorstellen — dat is een beweging die je toch al ziet, met de lokale omroepen — dat er wat meer wordt gekeken naar streekomroepen, zoals in de Achterhoek. Dat is natuurlijk een omlijnd gebied. Je zou ook kunnen zeggen dat je meer op dat niveau moet gaan zitten. Als je dat in de wet regelt, maak je het heel moeilijk om daar flexibel in te zijn. Ik doe dat dus liever per regeling.
De heer Van Dijk had nog een mooi, maar wel wild plan om de regionale journalistiek te versterken en om dezelfde bezuiniging terug te draaien. Ik ben het niet eens met het voorstel om 5 miljoen extra aan de regionale omroepen te geven. Het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek is net gestart met een regeling om de regionale journalistiek te versterken. Daarvoor is in de komende vier jaar zo'n 1,8 miljoen beschikbaar. Ik stel voor om eerst eens even te bezien wat deze regeling gaat opleveren. Verder heb ik wel een bezwaar bij de dekking die de heer Van Dijk noemde, ook van die extra 10 miljoen. Ik ga niet over de manier waarop het Rijk zijn voorlichting inricht. Ik heb ook niet de indruk dat we daar zomaar even 10 miljoen bij weg kunnen halen.
Tot zover mijn punten over de regio. Ik zeg nogmaals dat ik heb toegezegd het een en ander schriftelijk te doen. Ik wil er echter absoluut ruimte voor bieden als een van de leden toch zegt: ik heb nog een belangrijk punt voor dit debat.
De voorzitter:
Voor de goede orde zeg ik dat het wetgevingsoverleg zal plaatsvinden op 16 november. De heer Grashoff stond als eerste bij de interruptiemicrofoon, dus hij mag als eerste zijn vraag stellen.
De heer Grashoff (GroenLinks):
De regionale omroepen, en overigens ook sommige lokale omroepen, worden hier alom gewaardeerd. We zijn met elkaar zover dat we zeggen: zij hebben een buitengewoon belangrijke taak. We zien dat die taak al jaren ongelooflijk smal is. Nu komt er een wetsvoorstel dat, terecht, een bundeling veroorzaakt. Mijn fractie kan op zich achter die bundeling staan. Maar in deze situatie is het toch logisch dat we de efficiencywinst die we met die bundeling kunnen boeken, steken in de versterking van dat al zo magere stelsel? Dat is toch geen rare vraag? Die hangt toch nauw samen met deze stelselherziening?
Staatssecretaris Dekker:
Heel veel sectoren hebben de broekriem moeten aanhalen. Dat geldt ook voor de omroepen. De landelijke publieke omroep heeft een bezuiniging van 250 miljoen te verwerken gekregen. Daarbij tel ik de bezuinigingen uit twee kabinetsperiodes bij elkaar op. Ik vind het niet onredelijk dat we ook aan de regionale omroep vragen om een bijdrage te leveren aan de grote financiële uitdaging waar we voor staan, namelijk om ervoor te zorgen dat de uitgaven van het Rijk een beetje passen bij de inkomsten. Ik zie dat de bijdrage die wij vragen, kan worden opgevangen door efficiencymaatregelen. Ik constateer ook dat deze maatregel niet ten koste hoeft te gaan van de programma's voor kijkers en luisteraars.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik kan niet anders dan hier vaststellen dat dit voor mijn fractie een buitengewoon zwaarwegende zaak is en dat ik buitengewoon ongelukkig ben met dit antwoord. Ik zal het er voor dit moment mee doen, maar dit geeft te denken.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Volgens mij erkent de staatssecretaris dat het niet goed gaat met de regionale nieuwsvoorziening en dat er daarbij sprake is van verschraling. Vervolgens wordt er echter wel 17 miljoen bezuinigd. De staatssecretaris zei daarover zojuist: die bezuiniging gaat niet ten koste van de programmering of van de redacties. Ik heb begrepen dat wel degelijk ongeveer 4 miljoen of 5 miljoen van die 17 miljoen ten koste van de programmering en de redacties gaat. Ontkent de staatssecretaris dat?
Staatssecretaris Dekker:
Ik heb aan de regionale omroepen gevraagd om tot hun meest ultieme efficiencyslag te komen. Het overgrote deel van de winst zit toch in die bundeling, maar pin me er niet op vast want het kan best zijn dat er nog een klein staartje is dat uiteindelijk ook wel bij de redacties terechtkomt. Het overgrote deel van de winst zit echter in het feit dat we afstappen van het idee dat er straks dertien autonome, aparte organisaties zijn, dertien directeuren, dertien technische afdelingen, dertien personeelsadministraties, et cetera, et cetera. Als je dat allemaal bundelt, kun je daar een heel groot deel van die 17 miljoen mee uitsparen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De goede luisteraar hoort al dat de staatssecretaris in feite erkent wat ik net zei. Er zal dus ook gesneden worden in de redacties. Het geeft dan natuurlijk geen pas als enerzijds wordt gezegd dat een sterke regionale nieuwsvoorziening belangrijk is, en anderzijds op die regionale nieuwsvoorziening wordt bezuinigd. Dan moet je gaan zoeken naar oplossingen. Ik heb er een gegeven. Volgens mij is die heel realistisch. Er zijn echt heel veel voorlichters en het Rijk kan daar gewoon op bezuinigen. Als de staatssecretaris dat geen goede dekking vindt, dan zou hij zo fair moeten zijn om te zeggen: ik wil niet dat er op de kwaliteit van de regionale nieuwsvoorziening wordt bezuinigd, dus ik zal zoeken naar een andere dekking. De staatssecretaris mag dus kiezen: gaat hij met mij mee, of zoekt hij zelf een dekking?
Staatssecretaris Dekker:
De hele discussie over de bezuinigingen op de regionale omroep hebben we anderhalf jaar geleden al gehad. Ik begrijp de positie van de heer Grashoff heel goed, want ik geloof dat GroenLinks daar grote moeite mee had en destijds misschien wel tegen het wetsvoorstel heeft gestemd. Een en ander heeft ervoor gezorgd dat die 17 miljoen gewoon is ingeboekt. Met dit wetsvoorstel maken wij het mogelijk dat de regionale omroep die 17 miljoen op zo'n manier kan verstouwen dat het zo min mogelijk ten koste van het maken van programma's gaat. Ik hoop daarvoor in ieder geval de steun van de Kamer te krijgen.
De heer Rutte (VVD):
De VVD is een partij die het middel motie minimaal probeert in te zetten, want anders krijg je zo'n motie-inflatie. Ik heb een specifieke vraag gesteld over de mogelijkheid om iemand met aandacht voor het Fries in de raad van toezicht van de RPO te krijgen. Komt daar nog een schriftelijk antwoord op of kan de staatssecretaris nu al toezeggen dat hij dat een heel goed idee vindt? Dat bespaart mij weer een motie.
Staatssecretaris Dekker:
Dat is een van de dingen die ik een goed idee vind.
De voorzitter:
We zijn toegekomen aan het laatste blok van de staatssecretaris. Ik vraag de leden alvast of zij meteen daarna kunnen beginnen met hun tweede termijn. Ik begrijp dat dit het geval is. Dat dacht en hoopte ik al. Ik geef het woord weer aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Dekker:
Er zijn wat vragen gesteld over het Mediafonds en het NPO Fonds, gezien het stopzetten van het Mediafonds per 1 januari 2017. Het is goed dat de NPO conform de motie-Verhoeven 16,6 miljoen euro oormerkt voor het media-aanbod dat nu nog door het Mediafonds wordt gemaakt. Het gaat dan voornamelijk om het aanbod van bijzondere culturele aard zoals documentaires en dramaseries. Dat moet daar wel in de totale financiering verwerkt worden. Tegelijkertijd vind ik dit typisch iets wat heel erg past bij de publieke taak van de publieke omroep.
Er zijn vragen gesteld over reclame. De heren Verhoeven en Grashoff vragen om een beperking van de reclame op de publieke omroep, zowel op televisie als online. Ik vind dat geen goed idee. Een van de dingen die we hebben afgesproken in het regeerakkoord is juist dat we wat ruimte willen geven aan de publieke omroep om een deel van de bezuinigingen die zij op zich af zien komen, te ondervangen met een iets grotere mogelijkheid om eigen middelen te verdienen. Inmiddels voert de NPO dit beleid uit door de wettelijk toegestane reclamezendtijd beter te gebruiken. Het gaat dus niet om een verruiming van de wettelijke kaders, maar om het beter gebruikmaken van de ruimte die er is. De NPO heeft overigens minder reclamemogelijkheden dan de commerciële omroepen. Ik heb daar al eerder wat over gezegd. De publieke omroep mag jaarlijks maximaal 10% van zijn totale zendtijd gebruiken voor reclame. Bij de commerciëlen is dat twee keer zo hoog. Een verdere inperking van de ruimte van de publieke omroep zou ik willen voorkomen.
De heer Verhoeven heeft vragen gesteld over het bestuur, de governance van de Ster. Het gaat mij te snel om nu te zeggen dat de NPO uit het bestuur van de Ster zou moeten. Ik ben wel bereid om te onderzoeken of de bestaande governancestructuur nog steeds de beste is, gelet op de veranderingen in het speelveld.
De heer Verhoeven stelde een vraag over het gebruik van Flash Player. Dit lijkt mij typisch iets waarover de NPO zelf zou kunnen gaan. Ik heb niet de indruk dat wij vanuit Den Haag moeten gaan voorschrijven welke techniek er wordt gebruikt.
Er is gevraagd of ik een reactie wil geven op de brief van de media valley. Die brief is vorige week al binnengekomen, maar ik heb in alle drukte nog geen tijd gehad om die te bestuderen. Ik zal dat nog wel doen. Ik zal nagaan met mijn collega's van andere departementen — ik begrijp dat de brief ook andere terreinen beslaat — hoe we daarmee omgaan. Ik wil nog niet vooruitlopen op een formele kabinetsreactie, maar ik spreek met de Kamer af dat ik er meer informatie over geef tijdens het WGO.
De heer Bosma stelde vragen over een Turkse popzender. Ik denk dat hij doelde op het voornemen van de NPO om het nieuwe kanaal NPO FunX Turkpop te starten. Dit kanaal is nog niet gestart, maar is aangevraagd in het concessiebeleidsplan. Ik gaf al aan dat ik niet te veel kan zeggen over die hele procedure, maar de heer Bosma heeft uiteraard het advies van de Raad voor Cultuur gezien, die daar ook bijzonder kritisch over is.
De heer Bosma (PVV):
Leuk dat de Raad voor Cultuur er iets van vindt, maar ik ben heel benieuwd wat de staatssecretaris ervan vindt, zeker bezien in het licht van kreten over integratie. Waarom zouden we er überhaupt over praten dat we in Nederland Turkse zenders beginnen? Die mensen integreren, wordt geroepen, net als dat die mensen moeten integreren. Maar dan gaan we ze met Nederlands belastinggeld toch weer aanspreken op het feit dat het Turken zijn.
Staatssecretaris Dekker:
De heer Bosma loopt op de zaken vooruit. Er moet nog een formeel besluit over worden genomen. Net zo goed als ik hier niet in detail ben ingegaan op eventuele besluiten rond Radio 6, rond NPO Plus en alle andere aanbodkanalen, zou ik dat hierbij ook niet willen doen. De heer Heerma hield een heel betoog over integratie en gedeelde waarden. Dat is echt een taak voor de publieke omroep. Volgens mij heeft de Raad voor Cultuur in dat licht kritische kanttekeningen geplaatst bij het voornemen om zo'n nieuw kanaal te beginnen.
De heer Bosma (PVV):
Dus de staatssecretaris is ertegen, begrijp ik.
Staatssecretaris Dekker:
Ik heb op dit punt gezegd wat ik op dit moment wil en kan zeggen.
Tot slot. De heer Rutte heeft gevraagd om een verruiming van de eigendomsbeperkingen van de radiokavels: loopt de inwerkingtreding op met de inwerkingtreding van deze wet? Deze wet regelt dat niet een-twee-drie. Dat vraagt een aanpassing van lagere regelgeving. Ik zal bekijken hoe dat op een goede manier kan gebeuren, opdat het ook juridisch sterk is. Uiteraard hoort bij aanpassingen van de eigendomsbeperkingen ook dat door degenen die de kavels hebben, een redelijke prijs wordt betaald. Dat zou kunnen in het zogeheten SEO-model. Als dat allemaal eerder kan, per 1 januari 2016, zal ik daartegen geen bezwaar hebben.
De voorzitter:
Ik dank u voor de beantwoording in eerste termijn. We gaan door met de tweede termijn. Het woord is aan de heer Verhoeven, die daar helemaal klaar voor is, zie ik.
De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris die alle vragen in een vrij kort bestek heeft beantwoord en daarbij ook is ingegaan op in ieder geval de door D66 gestelde vragen. De staatssecretaris begon goed in zijn periode. Hij was een staatssecretaris met veel ambitie die de drive had om de publieke omroep ingrijpend te veranderen. Hij heeft daar ook ideeën voor gelanceerd, op een heel enthousiaste en bombastische wijze. Ik moet echter concluderen dat hij op de twee belangrijkste punten met lege handen staat en dat er heel veel uit de wet is gehaald, waardoor het een minder goede wet is geworden. Ik zeg er gelijk bij dat het geen schadelijke wet is geworden. De ambitie van het Veronicaschip is echter volledig weg en ik denk ook dat de staatssecretaris zelf zich ook niet helemaal prettig voelt over het verschil tussen dit jaar en het vorig jaar. Ik heb er genoeg over gezegd. Het is geen theater van mijn kant. Ik vind dat twee grote elementen uit deze wet er vakkundig uit zijn gesloopt, eerst door de PvdA waarschijnlijk in de discussie tussen de coalitiepartijen en daarna door de omroepen en de NPO. Vervolgens is dat werk sierlijk afgemaakt door de combinatie CDA-ChristenUnie op basis van een brief die de vorige week is verstuurd. Het is eigenlijk heel triest dat een brief bepalend is voor de manier waarop een wet geïnterpreteerd gaat worden. Het is waarschijnlijk een unicum en ik vind het geen positieve situatie. Maar goed, het is nu eenmaal zo. Ik zit er misschien wat strakker in. Ik vind wetgeving leidend en de Kamer vindt eigenlijk een brief leidend. Prima, ik heb het gezegd en daarmee blijven we dus met dit punt zitten. Amusement blijft en het bestel gaat niet echt open. Ik vind het serieus twee gemiste kansen van een plan dat in aanleg beter was dan het nu is.
De heer Mohandis (PvdA):
Het was een beetje uitlokking toen de heer Verhoeven zei dat de Kamer een brief volgt. Volgens mij hebben we die discussie gehad en is de conclusie dat iets wat in de uitwerking goed geregeld moet worden in lijn kan zijn met de wet. Deelt de heer Verhoeven dat met mij?
De heer Verhoeven (D66):
Ik ben ook moe en ik schiet bijna in de lach omdat ik de situatie kolderiek vind en omdat ik weet dat de staatssecretaris en de coalitie er echt anders over denken. Ik vind echter dat de wet op twee belangrijke punten vrij open geformuleerd is. Mijn tijd loopt overigens door, maar ik maak mij daar verder niet druk over. Er is ruimte gecreëerd in deze wet om amusement op een zeer brede manier in te blijven zetten, terwijl de staatssecretaris heeft gezegd dat bepaalde programma's niet meer bij de publieke omroep horen. Maar als je nu naar de wet kijkt, zie je dat deze programma's binnen deze wet passen. Dat is nog vrij duidelijk en daarover heeft de staatssecretaris vrij onomwonden gezegd dat dit inderdaad het geval is. Hij heeft ook gezegd dat hij gaat toetsen. Deze staatssecretaris heeft een hoop niet goed gedaan, maar hij heeft nog nooit tegen me gelogen. Ik wil hem dat nog wel eens waar zien maken. Ik wacht dat dus af.
Op het punt van het open bestel heb ik echter gewoon afgehaakt. Op dat punt ben ik echt van mening dat een brief nu leidend wordt gemaakt in de interpretatie van een wet die bewust heel open is gehouden. Dat mag, maar ik vind het niet verstandig. Ik zou hebben gezegd dat duidelijk moest worden gemaakt wat er in de wet moet staan, maak een artikel en schrijf een memorie van toelichting, laat ze op elkaar aansluiten en laat je niet door een brief vastleggen op de manier waarop een wet moet worden uitgevoerd.
De heer Mohandis (PvdA):
Akkoord op het laatste punt, maar ook een wetsvoorstel moet uiteindelijk landen in een uitwerking en moet op een serieuze manier een kans krijgen. Mijn interpretatie van de brief van de omroepen en de NPO is dat er ook gekeken is hoe dit op een goede manier kan worden ingevuld. Het pleidooi van de heer Verhoeven dat het voorstel van de NPO en de omroepen niet overeenstemt met de wet is niet helemaal juist, want uiteindelijk gaat het om de uitvoering. Dat weet de heer Verhoeven ook.
De heer Verhoeven (D66):
Er ligt een wet met veel open eindjes en vervolgens ligt er een concessiebeleidsplan en het advies van het Commissariaat voor de Media, waarover we overigens vandaag niet hebben gesproken. De staatssecretaris heeft daarover gezegd dat dit niet in de wet past. Vervolgens komt er een brief van de omroepen en de NPO. De staatssecretaris zegt daarvan vandaag: dat past wel in de wet. En dan is er ineens steun in de Kamer voor de wet. Dan is er toch iets veranderd binnen die wet, iets in de manier waarop deze wet in de praktijk wordt uitgevoerd? En dat laten we hier dan toch gewoon toe? Dat mag, dat is prima, dat is toegestaan, maar ik vind het alleen geen goede manier van wetgeving. Had die wet dan wat duidelijker gemaakt. Maar dat kon niet vanwege de compromiskrachten die overal in deze zaal aanwezig zijn. En met een compromis is ook niets mis, maar doe dit niet via een achterdeur. De heer Heerma heeft het over een achterdeur gehad. Ik vind deze brief de achterdeur. Daarmee gaat de voordeur open om alles in de uitvoering van deze wet door de NPO en de omroepen te laten bepalen. Nogmaals, dat mag. Ik ben er niet blij mee, maar het is gewoon gebeurd.
De voorzitter:
Ik wil u toch zeggen dat deze discussie ...
De heer Verhoeven (D66):
Maar die is heel belangrijk. Het is een unicum in de Nederlandse wetgevingshistorie dat een brief leidend is in een wetgevingstraject.
De voorzitter:
Dat zijn uw woorden, maar nu daagt u zelfs de voorzitter uit om een aantal voorbeelden te noemen.
De heer Segers (ChristenUnie):
Het is nu half drie. De scherpte is eraf bij collega Verhoeven, want hij zegt verschillende dingen. Hij zegt dat niet de wet leidend is, maar dat afspraken of een brief leidend zijn. Een brief, een uitwerking van prestatieafspraken, kan niet strijdig zijn met de wet. Als de heer Verhoeven vervolgens zegt dat die wet te open is, of dat hij het anders had gedaan, dan mag dat. Hij mag dat vinden. Maar als we het hebben over de uitwerking van de wet, is het volstrekt legitiem om een motie daarover in te dienen of om daarover afspraken te maken. Waar hij mee eindigde en waar hij mee begon, is onzin. Het is onzin om te zeggen dat niet de wet leidend zou zijn, maar een brief. Dat is echt flauwekul.
De heer Verhoeven (D66):
Wat uzelf en de heer Heerma hebben gezegd, is flauwekul. U zegt allebei dat het niet uitmaakt wat er in die brief staat omdat de wet leidend is. Maar u baseert uw steun voor deze wet tegelijkertijd op de interpretatie van de brief door de staatssecretaris. De heer Heerma stond net bij de interruptiemicrofoon en vroeg: gaan we de brief zo lezen, is dit de manier waarop de brief moet worden geïnterpreteerd? Hij baseert daar zijn steun op. Dat mag, maar doe dan niet net alsof die brief heel cruciaal is in deze wetgeving. Die brief bepaalt de interpretatie van de wet en dat is mogelijk omdat deze wet zo open is geformuleerd. Dat is mijn kritiek. Ik vind het vrij heldere kritiek, hoor. U kunt zeggen dat u het er niet mee eens bent, dat is prima. Maar het is niet zo dat mijn manier van redeneren niet consistent zou zijn. De brief is voor u heel belangrijk. De brief is gestuurd omdat de staatssecretaris de concessiebeleidsbrief niet goed vond. En nu is het ineens wel goed. Prima, maar dan is de brief dus belangrijker dan de wet.
De heer Segers (ChristenUnie):
Dat laatste is weer onzin. Daarvóór was het helder. Wij verschillen van mening over de uitwerking van de wet, over de invoering van prestatieafspraken. Daarin verschillen wij, maar dat is gewoon een legitiem politiek debat. Je kunt dan niet zeggen dat die wet niet belangrijk is. Nee, het gaat om de uitwerking van de wet. Daarover verschillen we van mening, maar dat is part of politics.
De heer Verhoeven (D66):
Prima, maar ik blijf bij mijn punt: de brief is bovenmatig belangrijk geworden in dit wetgevingsproces.
De voorzitter:
Meneer Rutte, in één zin alstublieft.
De heer Rutte (VVD):
Voorzitter, als anderen daar meer zinnen voor nodig hebben, wil ik wel mijn best doen, maar het gaat me niet helemaal in één zin lukken.
Ik merk dat de emoties hoog oplopen, terwijl de essentie uiteindelijk is dat we een wet hebben, dat die voor een deel moet worden ingevuld en moet worden geïnterpreteerd en dat er een voorstel van de NPO en de omroepverenigingen ligt voor hoe we dat kunnen doen, dat ook in lijn ligt met de motie van de heer Van Dijk, die door de Kamer is aangenomen. Als we dat gewoon zien als een manier om dit te kunnen gaan doen en als de producenten zeggen dat ze op die manier kunnen samenwerken met de NPO en er invulling aan kunnen geven, dan zou dit toch gewoon kunnen gaan werken?
De heer Verhoeven (D66):
Alles kan werken. Maar nogmaals: ik vind de manier waarop we de wet als het ware vaststellen en daar een meerderheid voor vinden, op basis van de uitwerking van een aantal personen die met die wet te maken krijgen, een onduidelijke en niet heel handige manier van wetgeving. Ik heb dat nu al vier keer gezegd. U stelt steeds maar dezelfde vragen. U wilt blijkbaar dat ik het met u eens word, maar we worden het vandaag niet eens. Ik heb net een aantal dingen heel duidelijk gezegd. Zo is dit niet een wet die kwaad kan. Het is geen heel slechte wet, alleen de vooruitgang die we in deze wet hadden kunnen boeken, is volledig tenietgedaan door het feit dat de omroepen en de NPO nu zeggen: wij gaan, anders dan we in het concessiebeleidsplan hebben opgeschreven, de wet uitvoeren op de manier die we in de brief hebben opgeschreven. Op basis daarvan zeggen het CDA en de ChristenUnie: oké, dan kunnen we de wet wel steunen. Zo is het gegaan.
De voorzitter:
Wij zouden niet willen dat het lijkt alsof u zuur bent.
De heer Verhoeven (D66):
Zo is dat. Ik sta hier namelijk niet met lege handen. We hebben een aantal goede punten binnengehaald. Ik ben blij met de antwoorden van de staatssecretaris over Radio 6 en transparantie. Ik zal er zo twee moties over indienen. Ik denk namelijk dat het goed is om er iets van duidelijkheid over te hebben.
Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris over de governance van de Ster. Dank daarvoor. Ik ben heel benieuwd. Ik was overigens bijna te rabiaat geweest in mijn voorstellen, maar heb gelukkig ook geluisterd naar mensen die tegen mij hebben gezegd dat ik niet te snel moest gaan.
Ik hoop dat de staatssecretaris wat ambitie erin krijgt op het gebied van de genrecoördinatoren. Ik vond het ook een zeer voorzichtig voorstel.
De regiosteun vind ik fantastisch.
Ik vraag de staatssecretaris of we nog iets kunnen met online reclame. Dat is mijn enige vraag in deze termijn. Kunnen we nog een keer bekijken of we de online reclame, die nu in een bindende regeling staat, op een andere manier kunnen organiseren? Die is namelijk buiten ons gezichtsveld gepositioneerd. Er gaan veel verhalen over. Het lijkt erop dat er de komende tijd veel meer bij gaat komen als we niet oppassen. Ik krijg hierop graag een reactie.
Dan kom ik op Flash Player. Ik hoop dat de NPO nog luistert en dat hij gewoon zelf naar het NCSC (Nationaal Cyber Security Centrum) gaat. Dan kan die het misschien oppakken.
Mijn laatste opmerking is dat ik blij ben met de Media Valley.
Tot slot dien ik twee moties in. Ik zal ze snel voorlezen. De eerste motie gaat over soul en jazz.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de NPO voornemens is Radio 6 per 1 januari 2016 in zijn huidige vorm op te heffen en als themakanaal onder te brengen bij Radio 2;
overwegende dat er in Nederland een substantiële groep luisteraars is voor Radio 6 Soul & Jazz en aanverwante muziekstijlen en dat deze zender voorziet in een vraag waarin niet wordt voorzien door commerciële radiostations;
verzoekt de regering, zich ervoor in te zetten dat in het concessiebeleidsplan wordt vastgelegd dat soul en jazz een volwaardige plek op de publieke radio behouden, bijvoorbeeld bij Radio 4, met voldoende budget voor een dagelijks tijdslot, inclusief een serieus themakanaal,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Verhoeven (D66):
Mijn tweede motie gaat over transparantie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de transparantie over de inzet van de middelen van de publieke omroep op dit moment onvoldoende geborgd is;
overwegende dat meer transparantie het risico van eventuele geldverspilling van publiek geld kan verminderen;
overwegende dat zowel het Commissariaat voor de Media als de Raad voor Cultuur in zijn advies over het NPO Concessiebeleidsplan 2016-2020 aangeeft dat het publiceren van de kosten per programma een bedreiging kan zijn voor de in de Mediawet verankerde kernwaarde van de publieke omroep, namelijk onafhankelijkheid van commercie en politiek;
overwegende dat de NPO in het Concessiebeleidsplan 2016-2020 aangeeft een grotere transparantie na te streven en daarom inzicht wil verschaffen in de kosten per net, zender, per genre en per omroepinstelling;
verzoekt de regering, in overleg met de NPO-organisatie zich in te zetten voor een door het Commissariaat voor de Media gevalideerde standaardisering voor maximale transparantie van de kosten van de programmering op het niveau van genres,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dan geef ik het woord aan de heer Rutte, als hij tenminste gebruik wil maken van zijn tweede termijn. Dat verwacht ik wel.
De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. Ik had nog een vlammend betoog van de heer Bosma verwacht, maar die heeft het huis inmiddels verlaten. Het is niet anders. Vooralsnog zult u het met mij moeten doen.
Veel dank aan de staatssecretaris. Het is al laat en hij heeft zeer uitvoerig geantwoord, voor zover hij kon antwoorden. Over sommige zaken moet hij nog echt in gesprek gaan. Daarin heeft hij wel een heldere richting aangegeven. Voor de VVD zijn de heldere toezegging en de heldere uitspraak van de staatssecretaris dat alle programma's van de NPO moeten bijdragen aan de kerntaken, essentieel. Voor de VVD is het ook essentieel dat daarover verantwoording moet worden afgelegd. Is dat het geval? Op welke manier? Daarin is het toetsingskader leidend. Er moet stevig naar gekeken worden, ook door het Commissariaat voor de Media. Ik vind dit dus top. Het is heel goed. Het is zeer van belang. Dit is de essentie van de nieuwe Mediawet.
Over de openheid van het stelsel is inmiddels al heel veel gezegd. Daar wil ik het bij laten. De VVD heeft er echt vertrouwen in dat we heel veel budget beschikbaar krijgen voor mensen van buiten. Als die goede programma's er zijn en de NPO, zoals de staatssecretaris aangeeft, een heldere taak krijgt om op zoek te gaan naar dit soort programma's, zal de NPO daar ook invulling aan geven.
De staatssecretaris is niet heel diep ingegaan op alles wat er rondom de radio nog mogelijk is, omdat er nog prestatieafspraken worden gemaakt. Ik wil de staatssecretaris graag zo begrijpen dat hij in die prestatieafspraken veel aandacht zal hebben voor het feit dat veel muziekstijlen op dit moment misschien wat weinig te horen zijn op de radio. Ik heb een heleboel stijlen genoemd. Er is een motie ingediend over soul en jazz. Ik vind het zelf wat vreemd als wij ons vanuit de Kamer gaan bemoeien met de programmering van de radio. Dat moeten we niet doen, maar er is niets mis mee om in brede zin te vinden dat soul, jazz, maar dan ook schlagermuziek, meer Nederlandstalige muziek, rockabilly, americana en country een goede plek krijgen op de radio. Dat wil ik nog meegeven aan de staatssecretaris voor de prestatieafspraken waarover hij binnenkort in gesprek gaat.
Ik wil twee moties indienen. De eerste gaat over de eigendomsverhoudingen bij de commerciële radiozenders. Het is eigenlijk de opvolger en uitwerking van de motie-Gesthuizen van 2 juli 2015, die toen vooral bij EZ speelde.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering, conform de aangenomen motie-Gesthuizen c.s. (24095, nr. 385) middels een ministeriële regeling te komen tot een wijziging van de eigendomsbeperking van landelijke radiokavels van maximaal één ongeclausuleerd kavel en één geclausuleerd kavel naar maximaal vier kavels, en deze wijziging per 1 januari 2016 in te laten gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Rutte (VVD):
Als de leden denken "wat een ingewikkelde technische beschrijving", wijs ik hen erop dat die technische beschrijving overeenkomt met hetgeen destijds in de andere motie stond. Ik heb die motie voor de zekerheid meegenomen, voor het geval iemand die nog wil lezen.
Ik eindig met een motie over transparantie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat transparantie en publieke verantwoording bij de besteding van publieke middelen van groot belang zijn;
constaterende dat de Nederlandse Publieke Omroep nu niet vrijwillig bekendmaakt hoeveel middelen zijn besteed aan een programma;
verzoekt de regering, in overleg met de NPO in het concessiebeleidsplan op te nemen dat achteraf bekend wordt gemaakt wat een programma in totaliteit heeft gekost,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Op een aantal aspecten is de staatssecretaris in zijn beantwoording redelijk goed ingegaan. Zo kan ik uit de voeten met de uitleg die in het debat is gegeven aan het begrip "amusement" en het wel of niet toelaten daarvan. Ik stel vast dat de heer Bosma daarop geanticipeerd heeft, want zijn cabaret met zuiver amusementswaarde, zonder enige informatieve, educatieve of culturele waarde zal niet meer tot uitzending komen bij de publieke omroep.
De bezuiniging van 17 miljoen op de regionale omroep blijft ons buitengewoon dwarszitten. Het gaat om 12% van het totale budget. Dat zou eigenlijk zo niet moeten. Daarover wil ik een motie indienen.
Ik ben niet tevreden met het antwoord van de staatssecretaris over de governance. Ik overweeg op dit punt een amendement in te dienen. Het is lastig om daar een goede formulering voor te vinden, maar ik broed daar wel op, want eigenlijk moeten we met de Raad van State zeggen dat de pluriformiteit onvoldoende geborgd is in de wet.
Tot slot dien ik mijn motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet per 2016 een wettelijke bestuurlijke organisatie voor regionale omroepen in het leven wil roepen die de taak krijgt om invulling te geven aan de voorgenomen besparing van 17 miljoen per 2017;
van mening dat verdere bezuinigingen op de publieke omroep onwenselijk zijn;
constaterende dat het kabinet stelt dat de bezuiniging geen invloed heeft op de kwaliteit van de programmering van de regionale omroepen;
verzoekt de regering, af te zien van de geplande bezuiniging van 17 miljoen bij de regionale omroepen als blijkt dat deze ten koste gaat van de kwaliteit van de programmering,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik deel de verzuchting van collega Van Dijk, die op zijn beurt collega Van Dam citeerde, dat we weleens behoefte hebben aan rust. Je zou weleens willen dat we gewoon even een tijdje rustig vooruit kunnen. Misschien kan het echter wel niet anders bij de media en de omroepen, omdat de ontwikkelingen op dat vlak zo snel gaan, dat je daar iedere keer weer op moet inspelen. Misschien is het het lot van omroepbazen en mediavoerders om om 02.40 uur nog over een ingrijpende wijziging te spreken en te debatteren. Dat kruis dragen wij met enige trots, want het is een mooi en belangrijk onderwerp.
Tegelijkertijd is de waarde van pluriformiteit en diversiteit van onverminderde waarde. Als de staatssecretaris dan een gewaagd plan presenteert om een deel van het bestel open te stellen voor mensen van buiten, dan is dat een nieuwe manier van vormgeven aan pluriformiteit. Zo hebben wij het althans gepercipieerd. Anders dan sommige andere collega's vind ik het een betekenisvolle en grote stap. Het is het geven van handen en voeten aan pluriformiteit. Wellicht dat een liberaal en iemand vanuit de christelijke-sociale traditie elkaar op dat punt kunnen vinden. Het is voor ons heel belangrijk dat de omroepen, die de dragers zijn van externe pluriformiteit, voldoende in positie blijven. Het zal dus afhangen van de randvoorwaarden van het plan of dit uiteindelijk de steun van mijn fractie en die van de SGP-fractie zal krijgen. Ik heb daarvoor een aantal amendementen ingediend. Daarover zullen wij het oordeel nog horen. Ik wil voorts een drietal moties indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat buitenproducenten straks rechtstreeks toegang hebben bij de NPO met hun programmavoorstellen;
constaterende dat de omroepen en de NPO in het concessiebeleidsplan hebben uitgewerkt hoe er gezamenlijk wordt omgegaan met voorstellen van buitenproducenten;
overwegende dat omroepen verantwoordelijk zijn voor vorm en inhoud zoals in art 2.88 van de Mediawet is vastgesteld;
overwegende dat omroepen een belangrijke rol hebben in het bestel en als coproducent om buitenproducent een plek te geven in het bestel;
verzoekt de regering om bij de uitwerking van de prestatieafspraken, het concessiebeleidsplan wat betreft de rol van de NPO en de omroepen ten opzichte van de buitenproducent leidend te laten zijn voor de komende concessieperiode,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Segers (ChristenUnie):
Een ander belangrijk aspect is de waarde van levensbeschouwing en de ruimte voor levensbeschouwing. De staatssecretaris heeft daar warme woorden over gesproken. Ik dank hem daarvoor. Ik dank hem overigens in zijn algemeenheid voor alle antwoorden die hij heeft gegeven. Ook voor hem is het een hele prestatie om hier dan toch maar weer midden in de nacht, nadat hij hier gisteren ook al heeft gestaan, dat hele debat te voeren. De staatssecretaris weet dat levensbeschouwing voor onze fracties van groot belang is. Ter onderstreping daarvan dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het pluriforme karakter van de publieke omroep mede wordt vormgegeven door levensbeschouwelijk media-aanbod;
constaterende dat levensbeschouwelijk media-aanbod een belangrijke publieke functie heeft, maar slechts in geringe mate via de markt tot stand komt;
van mening dat levensbeschouwelijk media-aanbod ook in de toekomst onderdeel dient te zijn van de programmering van de publieke omroep;
verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat levensbeschouwelijk media-aanbod een integraal onderdeel uitmaakt van de publieke mediaopdracht (het aanbieden van media-aanbod op het gebied van informatie, cultuur en educatie),
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Segers (ChristenUnie):
De laatste motie betreft de rol die het commissariaat zou kunnen vervullen als het gaat om buitenproducenten en mogelijke conflicten die tussen NPO en buitenproducenten zouden kunnen ontstaan.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 het publieke omroepbestel wordt opengesteld voor externe partijen;
constaterende dat de NPO de opdracht heeft gekregen om in een regeling de criteria en procesafspraken vast te leggen die nodig zijn om dit proces vorm te geven;
overwegende dat de opstelling en naleving van deze regeling in eerste instantie de verantwoordelijkheid is van de raad van bestuur en van de interne toezichthouder van de NPO, maar dat het voor het gehele stelsel van groot belang is dat ook onafhankelijk en extern toezicht wordt uitgeoefend op de totstandkoming, werking en naleving van deze regeling;
van mening dat het Commissariaat voor de Media als onafhankelijke externe toezichthouder het meest geëigend en geschikt is om dit toezicht onafhankelijk uit te oefenen;
verzoekt de regering, daartoe het Commissariaat voor de Media als de onafhankelijke externe toezichthouder in aanvulling op het huidige takenpakket passende instrumenten te verschaffen opdat het commissariaat de regeling die de NPO opstelt, kan valideren en de uitvoering daarvan periodiek kan verifiëren en de Kamer hierover voor 1 januari 2016 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Segers (ChristenUnie):
Mijn allerlaatste zin is dat ik nu alvast zou willen vragen om over onze moties te stemmen voordat we over het hele wetsvoorstel stemmen. Dat is medebepalend voor het eindoordeel over het wetsvoorstel
De voorzitter:
Het is uw goed recht om dat te vragen.
Het woord is aan de heer Heerma.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Voorzitter. Omwille van de tijd en vooral ook het tijdstip zal ik wat betreft openheid en transparantie en de lange discussies die we daarover hebben gehad, willen aansluiten bij de termijn van de heer Segers. Dat betreft de zaken die daarover gezegd zijn en ook de moties en amendementen die ik mede met hem ingediend heb. Daarbij moet overigens ook met stip de samenvatting van collega Rutte van de VVD aan de interruptiemicrofoon gemeld worden. Die ging over de rol die die brief precies speelt in dit wetstraject. Volgens mij was dat een heel adequate samenvatting.
Ik heb zelf twee moties die over de regio gaan. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij veel schriftelijk gaat beantwoorden vóór het WGO. Meer dan normaal heeft de positie van de regionale omroep in het debat over dit wetsvoorstel een heel grote rol gespeeld. Bijna alle partijen hebben daar nadrukkelijk aandacht voor gevraagd en ik heb in mijn eerste termijn gezegd dat de belangrijke toetssteen voor onze steun voor dit wetsvoorstel juist ook in de regio ligt. Daarom wil ik graag twee moties indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat de regionale omroep uiting geeft aan de regionale identiteit en een democratische waakhondfunctie vervult door lokale en regionale democratie scherp te houden;
van mening dat de regionale identiteit ook in de toekomst het best kan worden behouden als de verankering van de regionale omroep door middel van een programmabeleidbepalend, of daarmee vergelijkbaar, orgaan en per provincie is geregeld;
verzoekt de regering, in de tweede fase van wetgeving binnen de concessie van de RPO de verankering van de regionale omroep te borgen door de instelling van beleidscommissies media-aanbod die verbonden zijn aan de regionale redacties en die maximaal plaatsvindt op de schaal van provincies;
verzoekt de regering voorts, de programmakanalen van de regionale omroepen, inclusief de daarmee samenhangende must-carryverplichting en het recht op etherfrequenties, wettelijk te blijven garanderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Pieter Heerma (CDA):
De tweede motie heeft betrekking op de positie van Omrop Fryslân. Dat zal voor de staatssecretaris geen grote verrassing zijn, gegeven de eerdere debatten en de brede aandacht voor de positie van Omrop Fryslân in dit debat.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Omrop Fryslân een bijzondere positie heeft in het waarborgen van het Frysk als de tweede rijkstaal;
overwegende dat in het rapport van de commissie-Hoekstra het belang van de Friese taal wordt benadrukt en het belang van een volwaardig programmapakket in het Fries;
overwegende dat Omrop Fryslân om de Friese taal en cultuur levend te houden, een veelzijdiger programmering nodig heeft dan andere regionale omroepen;
verzoekt de regering om bij de uitwerking van de toekomst van de regionale omroepen inhoudelijk en financieel recht te doen aan de bijzondere positie van Omrop Fryslân en hierover met de provincie Friesland afspraken te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Verhoeven (D66):
Ik zal proberen het kort te houden, maar er wordt gedaan alsof mijn benadering van de situatie rond de brief niet juist is. Daarom vraag ik het de heer Heerma ook nog een keer op de man af. Hij heeft er namelijk echt een punt van gemaakt. De brief is er. De heer Heerma heeft zojuist bij de interruptiemicrofoon uit die brief geciteerd. Hij heeft over de interpretatie van de brief met de staatssecretaris gesproken. Hij was aan het einde nog niet helemaal tevreden over de beantwoording. Is de heer Heerma zover om toe te geven dat die brief en het antwoord van de staatssecretaris over de interpretatie van die brief voor hem een belangrijke rol spelen in het al dan niet geven van steun aan dit wetsvoorstel?
De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik heb zojuist gezegd dat de samenvatting die collega Rutte bij de interruptiemicrofoon gaf volgens mij de juiste is. De collega van D66 kan dat ook terugkijken. Dat is de juiste benadering. Wat betreft het tweede deel van zijn vraag wil ik het volgende zeggen. Ik heb zojuist een motie ingediend, die door collega Segers mede is ondertekend, die precies over dit punt gaat. Als wij dit dus al voldoende beantwoord zouden vinden en het duidelijk zouden vinden, dan hadden we de motie niet ingediend. We hebben bovendien gevraagd om eerst over de motie te stemmen, alvorens over de wet te stemmen. Daarmee is volgens mij het antwoord op die vraag ook gegeven. Gegeven de eerste termijn van het debat is er voor ons noodzaak om dit in een motie vast te leggen.
De heer Verhoeven (D66):
Exact. De heer Heerma doet het met een omweg, want hij wil het niet direct zeggen. Hij verwijst naar woorden van anderen en naar moties. Volgens mij is hij nu heel helder. Hij zegt dus eigenlijk gewoon: "Ja, voor mij speelt de brief een centrale rol. Ik wil eerst de motie over de brief gehad hebben. Als de motie in stemming is geweest, kan ik bepalen of ik de wet steun." Dan is mijn uitleg toch niet zo gek geweest, moet ik helaas concluderen. Nogmaals, dat is prima, maar doe dan niet net alsof het niet zo is.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik vind het wonderlijk dat de heer Verhoeven concludeert dat het spijtig is dat hij zijn eigen interpretatie niet zo gek vindt. De kern is dat er op basis van de schriftelijke beantwoording van de minister onduidelijkheid ontstond over de vraag of het concessiebeleidsplan binnen de lijnen van de wet valt, als het gaat om de openheid. Wij vinden het concessiebeleidsplan de goede uitleg. Wij wilden dus geen achterdeur, om te zeggen: sorry, maar dit mag niet, deze invulling is niet conform de wet. In de brief wordt nog een keer uitgelegd hoe dat concessiebeleidsplan, in casu de wet, precies moet worden gezien. Daar hebben wij hier een debat over. Het gaat over de weerslag van de wet en de manier waarop daarmee wordt omgegaan. Dat het een unicum zou zijn dat een dergelijke brief in de wetsgeschiedenis wordt meegenomen, is echt ongelooflijke lariekoek. Nogmaals, de manier waarop de collega van de VVD het aan de interruptiemicrofoon samenvatte, was uitstekend. Ik ben zeer benieuwd hoe de staatssecretaris en ook de Kamer zullen omgaan met de motie die wij op dit punt hebben ingediend.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Ik vind het behoorlijk absurd dat wij dit debat zo laat moeten voeren, omdat de coalitie zo nodig een wetsvoorstel door de Kamer wil jassen, voor 1 januari. Een wetsvoorstel waarvan nut en noodzaak zeer twijfelachtig zijn.
Over amusement hebben wij een amusante discussie gehad. De staatssecretaris beweert "het wordt allemaal anders"; de Partij van de Arbeid zegt "het blijft allemaal hetzelfde".
Wij hebben een discussie gehad over de verhouding tussen de NPO en de omroepen. Mijn fractie heeft daar zorgen over, bijvoorbeeld als het gaat om de uitvoering van mijn motie. De omroepen zijn altijd coproducent. De wet geeft veel ruimte aan de NPO. Er is nu invulling aan gegeven in de brief van de omroepen. Ik heb op dat punt een amendement ingediend.
Op het punt van de regionale media vind ik het echt teleurstellend. Er wordt bezuinigd, maar de staatssecretaris stelt daar niets tegenover. Hij weet zelfs niet eens of die bezuinigingen ook de redacties raken. Volgens de omroepen zelf is dat het geval. Daar moet je dus wat aan doen.
Verder heb ik nog vragen die niet zijn beantwoord: een vraag over de gedwongen winkelnering voor componisten, een vraag over de btw bij digitaal nieuws, een over de autonomie van de websites van de omroepen en een over de aansprakelijkheid van de NPO, bijvoorbeeld als het gaat om personeel dat wordt ontslagen.
Ik dien vier moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat 17 miljoen euro wordt bezuinigd op de regionale zenders, waarvan 4 à 5 miljoen zal neerslaan op redacties;
van mening dat de verschraling van de regionale nieuwsvoorziening veel zorgen baart, omdat daarmee de controle op lokale en regionale bestuurders vermindert;
constaterende dat het gaat om ongeveer 300 full time banen als het aantal voorlichters en communicatiemedewerkers bij alle ministeries met de helft zou worden verminderd;
overwegende, dat met de besparing die dat oplevert, de regionale media een financiële impuls kan worden gegeven van tenminste 10 miljoen euro;
verzoekt de regering, het aantal voorlichters en communicatiemedewerkers bij alle ministeries te halveren en de bespaarde kosten te investeren in de regionale nieuwsvoorziening,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het btw-tarief voor digitale nieuwsproducten 21% is en voor papieren versies 6%;
overwegende dat digitale nieuwsproducten daarmee een achtergestelde positie hebben;
overwegende dat al in 2012 een motie door de Kamer is aangenomen die de regering oproept, zich in Europa sterk te maken voor een laag btw-tarief voor o.a. digitale nieuwsproducten;
constaterende dat in de tussentijd landen als Frankrijk en Luxemburg de tarieven voor digitale nieuwsproducten al aanzienlijk hebben verlaagd;
verzoekt de regering, de btw op digitale nieuwsproducten te verlagen tot het niveau van de papieren versies,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) aangeeft te willen stoppen met NPO Radio 6 Soul & Jazz;
overwegende dat Radio 6 Soul & Jazz een van de weinige media is, die aandacht besteden aan jazz, wereldmuziek, crossover, soul, blues, funk etc;
overwegende dat het stoppen van Radio 6 extra pijnlijk is voor een muziekstijl als jazz, waarin Nederland een gidsland is;
verzoekt de regering, NPO Radio 6 overeind te houden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat beslissingen die de NPO neemt bij de inrichting van het bestel personele gevolgen hebben bij de omroepen;
constaterende dat die beslissingen mogelijk leiden tot een verlies van een aanzienlijk aantal banen bij de omroepen;
overwegende dat de aansprakelijkheid voor de gevolgen niet bij de NPO is belegd en deze dus niet wordt geconfronteerd met de gevolgen van haar beslissingen;
verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat de begeleiding van werk-naar-werk zowel binnen als buiten het bestel wordt gecoördineerd door de NPO, zoals door middel van het "Werkstation",
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitvoerige beantwoording. Ik begrijp dat we straks een wetstraject krijgen om verder met elkaar door te praten over de positie van de regionale omroepen.
Ik heb in mijn eerste termijn al aandacht gevraagd voor de onafhankelijkheid in de benoemingsprocedure van de toekomstige dan wel de nieuwe bestuurders van de NPO. Daar heb ik een motie over.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de NPO meer taken en bevoegdheden krijgt vanuit de gewijzigde Mediawet en dat de minister de bestuurders van de NPO nog steeds benoemd op voordracht van de raad van toezicht;
constaterende dat de raad van toezicht van de NPO een verbreding en versteviging van taken krijgt, waaronder toezicht op uitvoering van de publieke mediaopdracht en op de werkzaamheden van de raad van bestuur;
overwegende dat de raad van toezicht zoals in het hoger onderwijs het college van bestuur benoemt, zonder instemming van de minister;
overwegende dat het onwenselijk is dat de benoeming van nieuwe bestuurders van de NPO een politieke aangelegenheid is;
verzoekt de regering, met voorstellen te komen om de bestuurders van de NPO niet meer te laten benoemen door de minister, maar direct en alleen door de raad van toezicht,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Mohandis (PvdA):
Omdat we veel discussie hebben gehad over wat collega's "open eindjes" noemen, wil ik even onderstrepen dat dit wetsvoorstel uiteindelijk ertoe moet leiden dat het allemaal gaat landen. Ik wens de staatssecretaris heel veel succes en wijsheid toe met de NPO, met de omroepen, met het hele mediaveld, opdat het lukt om vanaf 1 januari 2016 — mocht deze wet door beide Kamers worden aangenomen — op een goede manier te komen tot de gewenste toekomstbestendigheid.
Ik zie uit naar de verdere voorstellen om verder te praten over iets wat in dit debat te weinig is besproken, namelijk de positie van de regionale omroepen. Dat gebeurt volgens mij volgend jaar en daarover hebben we binnenkort nog een wetgevingsoverleg. Dat is dus heel veel gelegenheid om door te praten over de media.
De heer Klein (Klein):
Voorzitter. De staatssecretaris begon zijn eerste termijn met de vraag waarom de publieke omroep op aarde is. Dat is in eerste instantie wat er in de wet is vastgelegd en wat ik ook heel belangrijk vind, namelijk dat die publieke meerwaarde heeft. Wat zie je? Waar luister je naar? Dat gaat vanuit de functies zoals die benoemd zijn en ook nog met amusement, want dat blijft. Ook is het belangrijk dat we steeds hard blijven werken aan de omgeving waarin de publieke omroep moet werken en aan de technologie, de concurrentie, de ruimte voor de publieke omroep op internet en de ontwikkelingen op non-lineair kijken, zoals ontwikkelingen die we dan willen realiseren met NPO Plus. Daar vind ik dat er een rol voor de NPO moet zijn. Hoe kun je samenwerking bevorderen en hoe kun je coördinatie realiseren? Een derde belangrijke vraag bij de publieke omroep is de vraag wie het maakt. Het is per slot van rekening publiek domein. Het vraagt dus om democratische legitimatie. Dat gebeurt door omroepverenigingen. Vrijzinnige politiek gaat uit van de medezeggenschap, dat is de kern. Dit kan nu nog versterkt worden door omroepverkiezingen. Ik heb hiervoor de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat nu ook in de Mediawet publieksbetrokkenheid bevorderd wordt;
overwegende dat de beste democratische legitimatie van publieksbetrokkenheid plaatsvindt door verkiezingen;
verzoekt de regering, te verkennen hoe omroepverkiezingen kunnen bijdragen aan de gewenste publieksbetrokkenheid en de Kamer voor 1-1-2017 te informeren over het resultaat van deze verkenning,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Klein (Klein):
Kenmerkend voor het huidige publieke bestel is dat het een open bestel is. Iedereen kan met een nieuwe vereniging toetreden, als uiteraard aan bepaalde criteria wordt voldaan. Het is in mijn ogen principieel onjuist om commerciële partijen rechtstreeks toe te laten treden. Het is principieel onjuist om een ondemocratische staatsomroep van de NPO, een zbo nota bene waar de PvdA nogal eens problemen mee heeft gehad, programmatische sturing te laten verrichten en taken en bevoegdheden te geven. Het is ten slotte ook typisch een vorm van oude politiek om deze wet op deze wijze midden in de nacht te willen bespreken en hem er voor het herfstreces te willen doordrukken. De zorgvuldigheid is ver weg. Op vele van mijn vragen heb ik helaas geen antwoord gekregen. Ik zal nog moeten bepalen of er een aantal extra amendementen nodig is.
De voorzitter:
U hebt daarvoor nog de tijd tot dinsdag. Ik dank u voor uw bijdrage in tweede termijn.
De staatssecretaris heeft verzocht om een schorsing alvorens hij alle amendementen en moties kan toelichten en kan voorzien van een advies.
De vergadering wordt van 03.03 uur tot 03.16 uur geschorst.
De voorzitter:
Wij zijn gekomen bij de beantwoording van de staatssecretaris in tweede termijn. Ik geef hem daartoe graag het woord.
Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. Er was nog één vraag. De heer Verhoeven vroeg of wij nog iets kunnen doen aan online reclame. Misschien mag ik hem de handreiking doen dat ik daarop terugkom in de brief die ik altijd stuur rond de mediabegroting. Dan kunnen wij er dan over doorpraten.
Kortheidshalve ga ik direct maar over tot de advisering over de moties die zijn ingediend.
De voorzitter:
Doet u dan daarna de amendementen?
Staatssecretaris Dekker:
Ja, daarna doe ik de amendementen. Ook ik draai het dan om, net als bij de stemmingen.
De motie op stuk nr. 25 gaat over de verankering van soul en jazz en is ingediend door de heren Verhoeven en Mohandis. Het oordeel daarover wil ik aan de Kamer laten.
De motie op stuk nr. 26 hangt natuurlijk samen met de motie op stuk nr. 28. De ene gaat uit van transparantie op genreniveau en de andere van transparantie op programmaniveau. De Kamer kent mijn voorkeur. Ik laat het oordeel over beide moties maar aan de Kamer en dan zien wij wel waar een meerderheid voor ontstaat.
Ik kijk echter ook even in de richting van de heer Verhoeven. Wij hadden nog een interessant debatje annex over wat je doet als er grote kwesties spelen rond bijvoorbeeld de rechten van de eredivisie of zo'n Koningslied en toch door de Kamer wordt gevraagd om meer inzicht. Ik vind het goed om het voorstel waar hier straks een meerderheid voor ontstaat doorslaggevend te laten zijn, maar het andere punt hangt nog steeds. Ik vind eigenlijk dat wij ten behoeve van mijn informatievoorziening aan de Kamer gewoon van de NPO de gegevens moeten krijgen, zodat wij daar in de Kamer een openlijk debat over kunnen voeren. Wellicht kan de heer Verhoeven daarop reageren.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Verhoeven, omdat hij direct werd aangesproken. Heel kort, mijnheer Verhoeven.
De heer Verhoeven (D66):
Dat is een terechte vraag van de staatssecretaris. Daar hebben wij het over gehad. De heer Rutte heeft mij daar ook op aangesproken en gevraagd wat ik nu precies wil. Ik zal proberen om het heel duidelijk te zeggen. Ik wil op genreniveau de standaard dagelijkse verantwoording. Ik wil dus de gewone verantwoording op genreniveau, omdat ik niet wil dat wij dat wij elke keer van elk programma de kosten zien. Ik heb uitgelegd waarom. Daar heb ik een keuze in gemaakt. Wij hebben echter bijzondere situaties, waarvan wij er de afgelopen jaren twee hebben gehad. Vandaag stond in het AD weer een stuk over grotere contracten die wat mij betreft programma- of genre-overstijgend zijn. Die passen niet in dat frame. Als daar discussie over ontstaat — daar ben ik altijd helder over geweest en daar heb ik ook veel Kamervragen over gesteld — moet daar gewoon openheid over zijn. Zo zit ik erin. Daarom heb ik ook de lijn via het commissariaat voorgesteld. De staatssecretaris zegt dat hij zelf die informatie ook wil kunnen geven. Die uitleg volg ik, maar mijn motie sluit dat niet uit. Die is absoluut niet zo bedoeld.
Staatssecretaris Dekker:
Het is goed om die helderheid te hebben. Dan ga ik langs die lijn de gesprekken aan met de NPO. Dit gaat dus meer over de standaardrapportages. Ik wacht de uitslag van de stemmingen af, maar ik heb wel een vermoeden welke kant het opgaat.
De voorzitter:
Mijnheer Van Dijk, het is niet uw motie. U hebt wel een dringende vraag?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, ik moet mijn fractie adviseren. Wij hebben de motie op stuk nr. 26 en de motie op stuk nr. 28. Die staan lijnrecht tegenover elkaar. De ene gaat over genres en de andere over programma's. De staatssecretaris zegt van beide: oordeel Kamer. Dat vind ik wel een novum.
Staatssecretaris Dekker:
Ik denk dat de heer Van Dijk daar wel een punt heeft. Ik denk dat ik formeel het oordeel over de motie van Rutte en Grashoff, de motie op stuk nr. 28, aan de Kamer zou moeten laten. Die is immers in lijn met zoals wij het eigenlijk zouden willen. De motie van Verhoeven en Mohandis op stuk nr. 26 zou ik formeel moeten ontraden, want die staat daar lijnrecht tegenover. Misschien is dat overigens niet helemaal het geval. De ene motie gaat net even iets verder dan de andere. Ze liggen dus meer in elkaars lijn. Ik ben er echter ook heel realistisch over. Wij hebben er een goed debat over gevoerd. Of het nu op genreniveau of op programmaniveau gaat, het is beide een stap in de goede richting. Ik had graag nog een stapje extra gezien. Als een meerderheid van de Kamer echter zegt dat zij het genoeg vindt als het ophoudt bij genreniveau, dan ben ik democratisch genoeg om me daarbij neer te leggen.
De voorzitter:
Helder.
De heer Rutte (VVD):
Ik wil kort een punt van orde maken, voorzitter. De motie van de heer Grashoff en mijzelf is verstrekkender dan de motie op stuk nr. 26. Kan daarmee rekening worden gehouden bij het bepalen van de volgorde op de stemmingslijst?
De voorzitter:
Ja, ik begrijp dat. De motie op stuk nr. 28 zal dus eerst in stemming worden gebracht, en daarna pas de motie op stuk nr. 26. Wij stemmen ook over de moties nog voordat wij over de amendementen stemmen, maar de leden zullen dat allemaal terugzien op de stemmingslijst.
Staatssecretaris Dekker:
Ik kom op de motie op stuk nr. 27. Ik heb in de eerste termijn al iets gezegd over de datum van inwerkingtreding en hoe het doorvertaald moet worden in het model. Als dat allemaal kan, kan ik het oordeel over deze motie ook overlaten aan de Kamer.
De motie van de heer Grashoff, op stuk nr. 29, gaat over het terugdraaien van de bezuinigingen. Ik begrijp de inzet van de heer Grashoff. Ik moet wel constateren dat we het debat hierover al een tijdje geleden hebben gevoerd. Het is dus niet deze wet die deze bezuiniging laat indalen, maar de wet die we al hebben aangenomen. Ik zou de heer Grashoff willen meegeven dat ik ook in mijn overleg met de regionale omroepen er alles aan ga doen om die bezuiniging zo goed als mogelijk zo in te vullen dat dit zo min mogelijk ten koste gaat van de redacties en de programmering.
De voorzitter:
U hebt nog geen oordeel over de motie gegeven, staatssecretaris.
Staatssecretaris Dekker:
Sorry, voorzitter, ik moet haar ontraden. Er is namelijk ook geen dekking in opgenomen.
De motie op stuk nr. 31 kan ik uitleggen als ondersteuning van beleid. Die laat ik dus over aan het oordeel van de Kamer.
De voorzitter:
U slaat de motie op stuk nr. 30 over, staatssecretaris.
Staatssecretaris Dekker:
Ja. Die gaat natuurlijk over de kern van de afspraak en van de discussie die we hier hebben gevoerd. De heer Verhoeven haalde net in zijn termijn dat ook nog even bombastisch aan, zou ik haast zeggen. Helder moet zijn dat de wet altijd leidend is. Het gaat hier over de invulling en de uitvoering van die wet. Het concessiebeleidsplan en de uitwerking moeten daar gewoon binnen en tussen passen. Tegen de heer Heerma zeg ik dat we een debat gevoerd hebben over het concessiebeleidsplan en de brief. Ik vind dat de brief toch nog wel wat verduidelijking biedt. Als ik deze motie zo mag interpreteren dat ik langs die lijn dit verder ga uitwerken, en dat ik ook aan de NPO vraag om te komen met een regeling die goed werkbaar is voor zowel de omroepen als voor de buitenproducenten, zodat iedereen tevreden is, dan kan ik daar uitstekend mee uit de voeten.
De voorzitter:
Het oordeel over de motie op stuk nr. 30 is dus: ondersteuning van beleid en oordeel Kamer.
Staatssecretaris Dekker:
Ja. De motie op stuk nr. 30 en de motie op stuk nr. 31 laat ik dus allebei over aan het oordeel van de Kamer.
Voor de afwisseling ga ik de motie op stuk nr. 32 ontraden. Daarin wordt namelijk gevraagd om ook het Commissariaat voor de Media een rol te geven in dat hele complex van de openheid van het bestel, waarover we het zojuist hadden. Ik hoop dat ik de motie op die manier goed begrijp. Als dat niet zo is, hoor ik dat van de heer Segers. Volgens mij is dat gewoon een ingewikkelde constructie. Dit gaat veel meer over doelmatigheid, terwijl het Commissariaat voor de Media echt toetst op rechtmatigheid. Dit zou betekenen dat de taken en de bevoegdheden van het Commissariaat voor de Media zouden worden uitgebreid. Ik weet ook niet of het commissariaat echt goed in staat is om dit te doen. Ik ontraad dus deze motie.
Ik kom op de motie op stuk nr. 33, van de heer Heerma en de heer Segers. Het tweede deel van het verzoek blijft zo. Daar kan ik dus met gemak mee instemmen. In het eerste deel wordt eigenlijk gevraagd om een borging op het niveau van de provincies. Daar kan ik goed mee uit de voeten. Ik laat het oordeel daarover dus graag aan de Kamer.
De voorzitter:
Het oordeel over de motie op stuk nr. 33 laat u dus aan de Kamer?
Staatssecretaris Dekker:
Ja, want het biedt wel de mogelijk voor flexibiliteit daarbinnen, maar maximaal op het niveau van provincies.
Ik kom op de motie op stuk nr. 34 van de heer Heerma en de heer Segers. Die motie zie ik als ondersteuning van beleid. Er zit een inhoudelijke en een financiële component in. Om heldere verwachtingen te scheppen zeg ik er wel bij dat ik het extra geld dat al naar Omrop Fryslán gaat daar uiteraard bij betrek.
De motie op stuk nr. 35 van de heer Jasper van Dijk gaat over de discussie die wij hadden over het schuiven met het geld en gemakkelijke dekkingen. Ik ontraad die motie.
Ook de motie op stuk nr. 36 van de heer Jasper van Dijk ontraad ik. Die motie gaat over de discussie rond het lagere btw-tarief. Dat raakt aan Europese wet- en regelgeving.
De motie op stuk nr. 37 van de heer Jasper van Dijk ontraad ik ook. Ik vind dat we met betrekking tot Radio 6 een en ander zorgvuldig moeten aflopen. Ik zal de Kamer informeren over de uitkomsten daarvan.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 38. Ik kijk even naar de heer Van Dijk. Ik denk dat ik soortgelijke geluiden hoor als hij, maar ik weet niet of we hier goed mee uit de voeten kunnen. Ik zou graag eerst het gesprek hierover met de NPO aangaan en vervolgens de Kamer een brief sturen die wij dan kunnen bespreken bij de behandeling van de Mediabegroting tijdens het WGO. We kunnen dan bekijken wat er aan de hand is en of we misschien een redelijke manier vinden om ervoor te zorgen dat mensen die best wel wat kunnen maar misschien wat bijscholing nodig hebben, weer op een andere plek binnen de omroep terechtkunnen. Mag ik het zo doen?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat lijkt mij redelijk. Ik zal de motie aanhouden en desgewenst bij het WGO Media weer in stemming brengen.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Jasper van Dijk stel ik voor, zijn motie (34264, nr. 38) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Dekker:
De motie-Mohandis/Segers op stuk nr. 39 gaat over de benoeming van de bestuurders. Hierin wordt heel nadrukkelijk gevraagd om te komen met voorstellen om bestuurders van de NPO niet meer te laten benoemen door de minister. Ik zei al dat ik daartegen ben. In die zin ontraad ik de motie. Ik ben wel bereid om dit punt mee te nemen in het onderzoek naar de status van de NPO als zelfstandig bestuursorgaan. Met minister Blok heb ik afgesproken om te bekijken hoe dat zit en wat de NPO als zbo betekent voor de harmonisering van de zbo's. In dat onderzoek komen ook dit soort aspecten terug. Naar aanleiding daarvan zal ik de Kamer informeren, maar de motie die hier wordt voorgelegd, ontraad ik.
Ook de motie-Klein op stuk nr. 40 ontraad ik. In het wetsvoorstel doe ik voorstellen om de publieksbetrokkenheid breder te regelen via de omroepen en via een opdracht aan de NPO. De verkiezingen die de heer Klein nu voorstelt, lijken mij niet verstandig.
Ik kijk even naar de voorzitter. Heb ik alle moties gehad?
De voorzitter:
U hebt ze allemaal gehad en keurig van een advies voorzien. Het lijkt mij dat daar geen misverstand over kan bestaan. Dan komen we op de amendementen.
Staatssecretaris Dekker:
Het eerste amendement dat ik behandel is het amendement-Segers/Pieter Heerma op stuk nr. 9. Ik ontraad dat amendement. Er wordt eigenlijk om een heel zware procedure gevraagd met betrekking tot de nadere regelgeving van de jaarverslaglegging. Zoals bekend moeten AMvB's langs de Raad van State en noem het allemaal maar op. Dit zijn echt dingen die je in een ministeriële regeling doet. Volgens mij wil de Kamer weten of wij het straks netjes conform de uitslag doen als duidelijk is op welk niveau de transparantie geregeld moet zijn. Als ik dat toezeg, zijn de indieners wellicht tevreden. Ik ontraad het amendement zoals het hier nu ligt.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik moet wel even precies weten wat de toezegging is. Ik begrijp dat we een brief krijgen waarin de staatssecretaris uitlegt hoe die nadere regels precies worden vormgegeven. Het kan dan eventueel bij een debat worden betrokken. Dan kunnen wij daar nog over spreken, begrijp ik.
Staatssecretaris Dekker:
Exact.
De heer Segers (ChristenUnie):
Dat scheelt al veel. Ik zal mij even beraden. Het is een belangrijke toezegging dat het in ieder geval hier langskomt en dat we daar gewoon een normaal debat over kunnen hebben en dat het niet ergens op een achternamiddag besloten wordt zonder dat we er ons licht over hebben kunnen laten schijnen. Dat zou al veel schelen.
De voorzitter:
We wachten af wat u met dit amendement doet.
Staatssecretaris Dekker:
De opendeurformule, en niet de achterdeur van de heer Heerma.
Het amendement-Verhoeven op stuk nr. 10 moet ik ontraden. Daarover hebben we uitvoerig gedebatteerd.
Het amendement-Verhoeven op stuk nr. 11 gaat over het schrappen van de bepaling uit de wet die het mogelijk maakt om reclames op de zondag voor en na de programmering te regelen. Ik heb daar geen heel principieel standpunt over. Ik weet dat dit voor een aantal partijen wel geldt. Het oordeel over dit amendement laat ik aan de Kamer.
Het amendement-Verhoeven op stuk nr. 12, dat gaat over de beperkingen van de reclame op de publieke omroep, ontraad ik. Dat druist juist in tegen de eerdere verwachtingen en de afspraken die we gemaakt hebben met Hilversum.
Het amendement-Klein op stuk nr. 13 gaat over samenwerking tussen de NPO en de omroepen in verband met de publieksbetrokkenheid. Dit amendement ontraad ik. We maken een onderscheid tussen de taak voor de omroepen en voor de NPO. Ik vind dat de NPO er moet zijn voor 17 miljoen Nederlanders.
Over het gewijzigde amendement-Segers/Pieter Heerma op stuk nr. 16 hebben we al een klein debatje gehad. We moeten even bekijken of het volgende goed in het amendement staat. Immers, als het amendement straks wordt aangenomen, wordt het wetgeving. Het moet dan ook duidelijk zijn. Ik heb nu de indruk dat het amendement op twee manieren kan worden gelezen. Als het zo gelezen kan worden dat niet de doelmatigheid wordt getoetst, maar dat gekeken wordt of de doelmatigheidstoets van de NPO op een goede manier conform de wet verloopt — ik zie de heer Segers knikken — dan kan ik het oordeel over het amendement aan de Kamer laten.
In het amendement-Jasper van Dijk op stuk nr. 17 staat dat de NPO geen afspraken kan of moet maken die betrekking hebben op de inhoud van het media-aanbod. Dit amendement moet ik echt ten stelligste ontraden. Als je dit met z'n allen afspreekt, kan de openheid van het bestel niet worden vormgegeven omdat juist de NPO daarover de inhoudelijke kaders met buitenproducenten moet kunnen afspreken, die vervolgens worden uitgewerkt door de omroepen. Dit amendement moet ik dus ontraden.
Ook het amendement-Klein op stuk nr. 18, dat gaat over het schrappen van het sturings- en samenwerkingsorgaan van de NPO, ontraad ik. Ik heb in het debat al gezegd dat het van belang is dat er meer macht komt te liggen bij de NPO, mede om meer slagkracht te krijgen. Als je kijkt naar de grote veranderingen in het medialandschap, zie je dat het aan die slagkracht ontbreekt. Dat is voor de publieke omroep als geheel niet goed.
In het amendement-Klein op stuk nr. 20 staat dat ten minste drie redacties betrokken moeten worden. Ik wil dit ontraden. Het voegt ook eigenlijk niet zo vreselijk veel toe. Het wetsvoorstel laat al ruimte voor meerdere redacties, zowel naar netten als zenders en genres. De NPO moet zelf de meest adequate organisatie van de redacties kiezen en daar ook de omroepen bij betrekken. Dit zijn nu echt interne werkwijzen en we moeten niet pretenderen deze met wetgeving dicht te regelen.
Het amendement op stuk nr. 21 heeft betrekking op de profileringseis van de publieke omroep. Ook dat amendement moet ik ontraden. De heer Klein lijkt te suggereren dat de profileringseis voor de publieke omroep met het wetsvoorstel verdwijnt, maar dat is niet het geval. Ik verwijs de heer Klein naar artikel 2.10. Daar ziet hij dat er nog steeds een profileringseis is voor de NPO. Het vaststellen van deze profielen is niet een taak van de overheid. Het raakt immers de directe programmering en is daarmee een verantwoordelijkheid van de NPO.
De heer Klein (Klein):
Mijn amendement met betrekking tot de redacties is een amendement en we doen niet zomaar iets wat niet in de wet staat. De vraag is heel simpel. Er staat nu in de wet dat er één redactie is. Dat is de wettekst. Dan is het heel verstandig dat je zegt dat het minimaal drie redacties zijn. Het argument van de staatssecretaris dat het helemaal niet kan en dat ze dat zelf maar moeten uitzoeken, is niet aan de orde want de wet stelt dat het één redactie kan zijn.
Staatssecretaris Dekker:
Wat in de wet wordt bedoeld, is dat er een redactie is waarbij uiteindelijk de NPO kan kijken hoe ze dat precies organiseert, of ze dat in één redactie doet of dat ze daar verschillende redacties voor kiest. Die ruimte laat de wet. Er staat ook niet "één redactie" maar volgens mij "een redactie". Nu schrijft de heer Klein heel concreet voor dat er voor beeld, voor geluid en voor het internet aparte clubs moeten komen. Ik vind dat we het daarmee echt teveel dichtregelen voor Hilversum. Ik zou dat willen openlaten en daarom ontraad ik het amendement.
De voorzitter:
Wij zijn gebleven bij het amendement op stuk nr. 22.
Staatssecretaris Dekker:
Het amendement op stuk nr. 21 heb ik ook al ontraden. Het amendement op stuk nr. 22 gaat over het toevoegen van talentontwikkeling. We hebben er een interessant kort debatje over gehad dat het eigenlijk valt onder innovatie. Als de heer Mohandis er belang aan hecht om dat expliciet in de taakopdracht te hebben, zie ik daar ook geen bezwaar tegen. Om die reden wil ik het oordeel aan de Kamer laten.
De heren Klein en Van Dijk hebben het amendement op stuk nr. 23 ingediend. Daar kan ik kort over zijn. Dat is tegengesteld aan het doel van dit wetsvoorstel en daarom ontraad ik het.
Het amendement op stuk nr. 24 gaat over een benoemingscommissie, de samenstelling van de raad van toezicht en een bindende voordracht. Ik wil dat amendement ontraden. Ik heb daar zojuist al wat over gezegd. Ik vind het belangrijk dat een toezichthouder van een zbo volledig onafhankelijk is. Daarom moet er ook een onafhankelijke benoemingscommissie zijn. Het mag niet weer een soort intern Hilversums onderonsje worden. Daarom is een onafhankelijke raad van toezicht cruciaal. Over de bindende voordracht heb ik al aangegeven dat ik daar geen voorstander van ben.
De voorzitter:
Daarmee bent u aan het einde gekomen van uw beantwoording in tweede termijn.
Staatssecretaris Dekker:
Ja, het is tien over half vier. Ik wil graag u en de Kamer bedanken voor een zeer constructief debat. Het is, geloof ik, het derde grote wetsvoorstel op het vlak van media dat wij hier voorbij hebben zien komen en ik hoop dat ook dit derde wetsvoorstel net als de eerste twee weer op een breed draagvlak zal mogen rekenen.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Dank u wel. Hartelijk dank voor uw beantwoording. Ik dank uiteraard de staatssecretaris en ik dank ook zeer de leden. Ik dank uiteraard ook de mensen die hier nog heel hard gewerkt hebben, al dan niet in de staf van de staatssecretaris of onze eigen medewerkers. Ik wens iedereen die meekijkt of nog meeluistert of nog hier aanwezig is een zeer goede nacht toe en morgen gezond weer op. Hartelijk dank.
Wij zullen aanstaande dinsdag stemmen over dit wetsvoorstel, de ingediende moties en de amendementen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20152016-12-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.