32 710 VI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Veiligheid en Justitie 2010

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 juni 2011

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1 heeft over het jaarverslag 2010 van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (Kamerstuk 32 710 VI, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

Deze vragen, alsmede de daarop 6 juni 2011 gegeven antwoorden, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

De Roon

De griffier van de commissie,

Nava

1

Komt er een interdepartementale beleidsprogramma vergelijkbaar aan het interdepartementale beleidsprogramma Eergerelateerd geweld? Zo ja, wanneer en over welke periode?

Nee, er komt geen nieuw programma Eergerelateerd geweld. Zoals ik u in mijn brief van 14 december 2010 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 30 388, nr. 40) heb laten weten is met het beleidsprogramma eergerelateerd geweld de basis gelegd voor het veld om te werken aan preventie, signalering en afhandeling van eerkwesties. Alle instrumenten zijn voor handen, het is voor de komende tijd van belang dat deze een structurele plek krijgen in het veld. Dit is primair een taak van de gemeenten.

2

Zijn gemeenten verplicht trainingen Eergerelateerd geweld te geven aan haar medewerkers? Zo ja, hoeveel gemeenten hebben de training al gegeven aan haar medewerkers?

Nee, dit is niet verplicht. Gemeenten kunnen zelf beslissen hoe zij de deskundigheid van hun medewerkers op peil houden. Ik heb geen gegevens over het aantal gemeenten dat haar medewerkers heeft getraind.

3

Hoe wordt de stijging van diefstal in de detailhandel in 2010 verklaard?

In het algemeen kan gezegd worden dat criminaliteitscijfers in de loop der jaren fluctueren. Dat is ook met cijfers over diefstal in de detailhandel het geval. Het aantal diefstallen in deze sector schommelt in de loop der jaren rond de 1,5 miljoen delicten, met uitschieters in 2008 (1 727 000) en 2007 (974 000). Veelal zijn de verschillen statistisch niet significant. Bovendien gaat het om door de ondernemers zelf geschatte aantallen van delicten waarvan zij slachtoffer zijn geworden.

4

Op welke terreinen wordt nog gewerkt met niet bewezen effectieve middelen en op welke termijn wordt dat veranderd?

Voor volwassenen zijn op dit moment 6 van de beoogde 10 gedragsinterventies erkend door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies. Er wordt nog gewerkt aan bewezen effectieve interventies bij onder meer huiselijk geweld. Voor jeugd zijn op dit moment 14 van de beoogde 21 gedragsinterventies erkend en 4 voorlopig erkend. Er wordt onder meer nog gewerkt aan de cognitieve sociale vaardigheidstraining voor de groep licht verstandelijk beperkten. Het is moeilijk te zeggen wanneer alle interventies definitief en volledig zijn erkend, dat hangt af van de beoordeling door de Erkenningscommissie. Daarnaast wordt met de forensische zorgsector gewerkt aan de verdere ontwikkeling van de kwaliteit van de zorg door het wetenschappelijk verankerde zorgaanbod verder te ontwikkelen vanuit het oogpunt van recidivevermindering.

5

Met hoeveel procent is de diefstal in de detailhandel toegenomen ten opzichte van 2009?

Het percentage bedrijven in de detailhandel dat slachtoffer was van diefstal bedroeg in 2009 27,2% en in 2010 27,9%. Het aantal door ondernemers geschatte diefstallen in de detailhandel bedroeg in 2009 1 527 000 en in 2010 1 674 000. Ten opzichte van 2004 (1 500 000) en 2005 (1 600 000) is geen sprake van statistisch significante verschillen.

6

Wie levert de adequate nazorg die nodig is om herhalingscriminaliteit terug te dringen? Kan dit ook de reclassering zijn?

De reïntegratie van gedetineerden binnen het justitieel kader behoort tot de verantwoordelijkheid van de reclassering. Buiten het justitieel kader, in het kader van de zogenaamde nazorg, is reïntegratie een verantwoordelijkheid voor gemeenten en zorginstellingen. In opdracht van – en betaald door gemeenten kunnen de reclasseringsorganisaties ook een bijdrage te leveren aan de nazorg in de niet-justitiële fase.

7

Wat zijn de recidivecijfers (voor volwassenen en minderjarigen) waar naar verwezen wordt?

De strafrechtelijke recidive is voor het tweede achtereenvolgende jaar gedaald. Zowel bij de volwassenen als bij de minderjarige justitiabelen is het percentage daders dat binnen twee jaar opnieuw met Justitie in aanraking kwomt licht afgenomen. De daling van de strafrechtelijke recidive is volgens het WODC reëel, omdat de recidivecijfers zijn gecorrigeerd voor verschuivingen in de samenstelling van de onderzoekspopulatie en omdat gecontroleerd is op het bestaan van registratie-effecten als gevolg van schommelingen in de aangiftebereidheid en het ophelderingspercentage. Het meest recente recidivebericht van het WODC is openbaar en op de website van het WODC geplaatst.

De belangrijkste uitkomsten van de Recidivemonitor zijn:

  • De strafrechtelijke recidive van volwassen daders die in 2007 een straf kregen opgelegd naar aanleiding van het plegen van een misdrijf is gedaald van 27,6% in 2006 naar 26,9% in 2007.

  • De strafrechtelijke recidive van minderjarige daders die in 2007 een straf kregen opgelegd naar aanleiding van het plegen van een misdrijf is gedaald van 39,3% in 2006 naar 37,3% in 2007.

  • De strafrechtelijke recidive van volwassenen die in 2007 uitstroomden uit een penitentiaire inrichting is gedaald van 50,7% in 2006 naar 49,4% in 2007.

  • De strafrechtelijke recidive van jeugdigen die in 2007 uitstroomden uit een justitiële jeugdinrichting is gedaald van 53,9% in 2006 naar 53,0% in 2007.

8

Is er ook een recidivebericht dat de cijfers over 2010 laten zien? Zo nee, waarom niet.

Nee, het meest recente recidivebericht heeft betrekking op personen die in de periode 1997–2007 een strafzaak hadden of uitstroomden uit een justitiële inrichting. Het jaar 2007 is het meest recente uitstroomjaar, omdat deze personen vervolgens nog 2 jaar moeten worden gevolgd om de recidive te meten.

9

Wat hebben de extra 1000 verslaafden in gekost? Waar is dit geld vandaan gekomen?

De cijfers die in het jaarverslag genoemd staan, zijn abusievelijk verwisseld. De doelstelling was om het aantal toeleidingen naar verslavingszorg onder justitiële titel te doen stijgen naar 6000 voor het jaar 2011. In 2010 zijn bijna 5000 toeleidingen gerealiseerd naar verslavingszorg in strafrechtelijk kader.

In de brief aan de Tweede Kamer van 17 juli 2007 formuleren de toenmalige bewindslieden van Justitie en van VWS hun gezamenlijke ambitie: het realiseren van een verdubbeling van het aantal verslaafden dat onder justitiële drang naar (verslavings-)zorg wordt toegeleid van 3000 naar 6000 in 2011.

Als onderdeel van deze doelstelling is een aanbesteding uitgezet die bijdraagt aan het extra toeleiden van verslaafden naar zorg. Met deze aanbesteding zou uiteindelijk een budget van € 16 miljoen gemoeid gaan. In 2010 is dit budget bevroren op € 8 miljoen op jaarbasis tot 2013.

Op basis van de nog voorlopige inkoopgegevens zullen er in 2010 naar verwachting 5000 verslaafden zijn toegeleid naar verslavingszorg. Ongeveer een derde (1 500) is op basis van de aanbesteding gerealiseerd.

10

Ligt de implementatie van het programma Modernisering Gevangeniswezen op schema? Zo nee, is er vertraging en hoeveel? Wanneer is de implementatie afgerond?

De modernisering van het gevangeniswezen (MGW) heeft in 2010 een flinke slag gemaakt. Gezien de complexe opgave is op enkele onderdelen vertraging ontstaan. Ook vergt een aantal projecten na de implementatie nog verbeterslagen.

Gereed zijn de volgende projectonderdelen; een basisaanbod dagprogramma, de extra zorgvoorziening (EZV), het multidisciplinair overleg en de vrijhedencommissie per vestiging, de uitbreiding van de forensische zorgplaatsen in de PPC’s en bij de GGZ, de uitvoering ISD en nazorg waardoor 80% van de gedetineerden bij ontslag uit detentie in de 5 leefgebieden is voorzien.

Vertraging doet zich voor bij de implementatie van inkomsten-, screening- en selectieproces (gereed juni 2011), invoering avond- en weekendprogramma (nu zes vestigingen, eind 2011 alle vestigingen), het scholen van de medewerkers in Motiverende Bejegening (gereed juli 2011) en persoonsgebonden verlof (implementatie start na besluit 2e helft van 2011 over het nieuwe verlofbeleid).

In het 3e/4e kwartaal van 2011 worden de laatste stappen van MGW gezet betreffende de invoering van het dagprogramma, beveiliging en toezicht op maat (incl. persoongebonden verlof/toezicht). Op dit deel loopt de implementatie van MGW door in 2012. Dit geldt ook voor het monitoren van de effecten van MGW.

11

Welke stijging van de nazorgcoördinatoren is voorzien in 2011?

Van de 418 gemeenten in Nederland zijn er op dit moment 406 gemeenten met een coördinator nazorg. Een aantal gemeenten werkt samen in regionaal verband; daarmee is er inmiddels met nagenoeg alle gemeenten een samenwerking met het Gevangeniswezen op nazorg.

12

Hoeveel justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) moet op dit moment nog op de kwaliteitsborging gecertificeerd worden? Wanneer moeten alle JJI’s gecertificeerd zijn?

Er zijn op dit moment 3 JJI’s gecertificeerd volgens het systeem van HKZ (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector). In 2011 zullen de overige 7 JJI’s ook worden gecertificeerd.

13

Klopt het dat er geen extra personeel voor de JJI’s is aangetrokken? Was dit wel begroot voor 2010 en voor hoeveel? Waar zijn de middelen voor gebruikt die niet zijn opgegaan aan het extra personeel?

Nee, voor extra personeel waren geen middelen begroot. Wel voor tijdelijke vervanging van personeel dat in opleiding is. Gezien de onderbezetting zijn boventallige groepsleiders ingezet voor het vervangen van groepsleiders die niet inzetbaar waren in verband met het volgen van een HBO-opleiding. Als gevolg hiervan is er een onderuitputting van ruim € 2 mln. ontstaan op de middelen die geraamd waren voor de vervanging van groepsleiders gedurende de HBO opleiding. Deze middelen zijn vrijgevallen in het resultaat van DJI.

14

Wat de afstandscriterium van 350 meter betreft, wat voor soort scholen (basis en/of voortgezet onderwijs) wordt bedoeld?

Het afstandscriterium geldt voor scholen van voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs.

15

Hoeveel officieren van justitie zijn momenteel aangesteld?

Eind april 2011 was er 785 fte aan personeel rechterlijke macht (officieren, advocaten-generaal, pg’s, et cetera).

16

Hoeveel informatieofficieren, criminologen, fraudeofficieren, cybercrime-officieren, mensenhandelofficieren zijn er op dit moment? Hoeveel moeten dat er worden? Graag uitgesplitst naar vakgebied.

De afgelopen jaren heeft het OM de capaciteit en expertise versterkt in het kader van de intensiveringprogramma’s Cybercrime, Finec en Aanpak georganiseerde misdaad. Met de beschikbare gelden zijn onder meer de volgende functies gefinancierd:

Uitgezet intensiveringsprogramma’s:

in 2010

vanaf 2011

Informatie OvJ

10,5

13,0

Criminoloog

7,0

7,0

Fraude OvJ1

6,0

7,0

Cybercrime OvJ

11,0

11,0

Mensenhandel OvJ1

6,0

6,0

X Noot
1

Mensenhandelofficieren en fraudeofficieren worden ook al uit het reguliere budget gefinancierd. Het betreft hier de uitbreiding als gevolg van de intensiveringprogramma’s.

17

Hoeveel gemeenten vinden geen aansluiting bij een veiligheidshuis? Wat is daarvan de reden? Wat zou een oplossing voor het probleem kunnen zijn?

Veiligheidshuizen zijn er in verschillende soorten en maten en hebben een zeer uiteenlopend verzorgingsgebied. Van een gemeentelijk Veiligheidshuis tot een regionaal, districtelijk of zelfs provinciaal Veiligheidshuis. Eén van de sterke punten van het Veiligheidshuis is dat dit is ingericht naar de lokale en regionale behoeften. Dat betekent dat de aard en omvang van de problematiek voor een belangrijk deel bepaalt hoe het Veiligheidshuis eruit ziet. Uit inventariserend onderzoek van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) blijkt dat, per 01-03-2010, 326 van de 431 gemeenten op enige wijze betrokken (inhoudelijk, personele inzet of financieel) is bij een Veiligheidshuis. Dit is 76% van de gemeenten. De wijze van aansluiting van gemeenten bij Veiligheidshuizen is echter zeer verschillend. Voor met name kleine gemeenten blijken onbekendheid, onvoldoende door betrokken gemeenten beschikbaar gemaakte financiële middelen en onvoldoende problematiek de voornaamste redenen voor het niet aangesloten zijn. Ook spelen bestuurlijke verhoudingen bij regionale samenwerking soms een rol. Het programma Doorontwikkeling Veiligheidshuizen van het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft als doel regionale samenwerking te bevorderen. Om dit te realiseren zal een model voor regionale- en intergemeentelijke samenwerking worden ontwikkeld, evenals een helder bekostigingsmodel. Ook zal inzicht worden verkregen in het maatschappelijk rendement. Doel van de regionale samenwerking is de bundeling van kennis, expertise en middelen zodat de Veiligheidshuizen zich kunnen doorontwikkelen naar toekomstbestendige, regionale samenwerkingverbanden.

18

Hoeveel arbeidsplaatsen kosten de maatregelen die voortvloeien uit de Salduz-uitspraak?

De Salduz-uitspraak betekent extra inzet van de advocatuur voor het houden van een consult voorafgaand aan het politieverhoor. Hoeveel arbeidsplaatsen hiermee gemoeid zijn, is moeilijk te zeggen, gezien de systematiek van de rechtsbijstand. In 2010 zijn ruim 11 000 (12,6%) meer toevoegingen inverzekeringstelling afgegeven te opzichte van 2009.

Deze uitspraak vergt ook bij de politie inzet van personeel, waardoor in enige mate afbreuk kan worden gedaan aan de capaciteit voor de opsporing bij de politie. Uit onderzoek van de politie blijkt dat 100 à 200 arbeidsplaatsen zijn gemoeid met de gevolgen van het consult voorafgaand aan het politieverhoor.

19

Wanneer kan de evaluatie van het WODC over de pardonregeling worden verwacht?

Naar verwachting levert het WODC rond oktober van dit jaar de evaluatie van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (pardonregeling) op.

20

Was in alle gevallen de advocaat die piketdienst had binnen twee uur aanwezig bij zijn cliënt die wordt onderworpen aan een eerste verhoor? Zo nee, hoe vaak was de raadsman te laat? Hoeveel te laat?

Hierover zijn nog geen gegevens beschikbaar. Er wordt een monitor uitgevoerd, waarvan de resultaten in de eerste helft van 2012 beschikbaar komen.

21

Zijn er kosten of opbrengsten ingeboekt voor het jaar 2010 naar aanleiding van wetgeving die nog in behandeling was? Heeft bepaald beleid vertragen opgelopen doordat de wetsvoorstellen niet tijdig door de Kamers zijn behandeld ten gevolge van de val van het kabinet? Hoeveel besparing/extra kosten heeft dit tot gevolg gehad?

Een aantal wetten zijn controversieel verklaard andere wetsvoorstellen kenden vertraging, daarbij kan gedacht worden aan:

  • Griffierechten (wgbz): van 1/7/2010 naar 1/11/2010. De ingeboekte taakstelling voor dit wetsvoorstel was circa € 10 mln. op jaarbasis. De vertraging 4 maanden heeft dus tot ongeveer € 3,5 mln. minder opbrengsten geleid.

  • Wijziging Wet bescherming persoonsgegevens i.v.m. administratieve lasten: Vertraging van de behandeling van dit wetsvoorstel heeft niet tot besparingen, dan wel extra kosten geleid.

  • Wijziging van de Wet op het notarisambt n.a.v. de evaluatie van de wet (cie. Hammerstein): Vertraging van de behandeling van dit wetsvoorstel heeft niet tot besparingen, dan wel extra kosten geleid.

  • Wetsvoorstel bevoegdheid notaris in verband met gemeenschappelijke verzoeken tot echtscheiding en tot ontbinding van een geregistreerd partnerschap geregistreerd partnerschap: vertraging van de behandeling van dit wetsvoorstel heeft niet tot besparingen, dan wel extra kosten geleid.

  • Wetsvoorstel voorwaardelijke sancties (voorwaardelijke veroordeling en voorwaardelijke invrijheidstelling): de invoering van de wetgeving Justitiële voorwaarden is vertraagd. Deze vertraging had geen financiële effecten voor 2010;

  • Herziening adoptieverdrag: ten aanzien van dit wetstraject en het herziene adoptieverdrag van de Raad van Europa speelden geen financiële componenten mee, derhalve waren geen opbrengsten of kosten voor 2010 aan de orde.

22

Hoeveel is de instroom en de druk op de rechtsbijstand toegenomen?

Het programma Rechtsbijstand en Geschiloplossing heeft tot doel om de druk op de rechtsbijstand en de kosten die hiermee gemoeid zijn op termijn te laten afnemen. De instroom van het aantal toevoegingen op het gebied van strafzaken is in 2010 afgenomen met 3%; de instroom van civiele toevoegingen is gestegen met 1,4% in 2010.

23

Welke conclusie kan worden getrokken uit het programma Rechtsbijstand en Geschiloplossing?

Doelstelling van het programma Rechtsbijstand en Geschiloplossing was het bewerkstelligen van een structurele besparing op de kosten van de gesubsidieerde rechtsbijstand. Hiertoe zijn diverse maatregelen genomen die enerzijds een verbetering beogen van de kwaliteit van de dienstverlening van de overheid in het justitiedomein, en anderzijds een gedragsverandering bij rechtzoekenden stimuleren. In algemene zin moet worden vastgesteld dat de mogelijkheden voor het bereiken van verdere structurele besparingen langs deze wegen nagenoeg zijn uitgeput. Om de financiële beheersbaarheid van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand op langere termijn te vergroten is het nodig het stelsel als zodanig te vernieuwen. Momenteel worden invoering van een leenstelsel, aanbesteding van rechtsbijstand en het versterken van de poortwachtersfunctie van het Juridisch Loket verkend als mogelijk kansrijke denkrichtingen voor vernieuwing van het stelsel.

24

Wat zijn de kosten (rechtsbijstand, capaciteit politie e.d.) van de consultatie van de advocaat voorafgaand aan het verhoor? Wat is het gevolg voor de begroting van de geruisloze (tijdelijke) implementatie van de toegang van de advocaat bij het eerste politieverhoor?

De kosten van rechtsbijstand in het kader van de consultatie voorafgaand aan het verhoor bedragen in 2010 ongeveer € 3 mln. Dit is gebaseerd op de toename van het aantal vergoedingen inzake inverzekeringstellingen met ruim 11 000. Uit onderzoek van de politie blijkt dat 100 à 200 arbeidsplaatsen zijn gemoeid met de gevolgen van het consult voorafgaand aan het politieverhoor.

In 2010 zijn de extra kosten op het gebied van de rechtsbijstand die voor dit experiment zijn gemaakt € 1,4 mln. Dit is opgenomen in de totale kosten inzake inverzekeringstellingen, zoals de Raad voor Rechtsbijstand dit in haar Jaarverslag 2010 meldt. De te verwachten financiële consequenties voor de begroting zullen worden betrokken bij de invoering van de toekomstige wettelijke regeling waarvoor inmiddels een conceptvoorstel in consultatie is gegaan.

25

Wat betekent «throughput»?

Throughput is de fase tussen input en output. Letterlijk betekent het «doorstroom». Throughput is de informatie over het proces dat na de input volgt.

26

Wanneer is de planevaluatie Deskundigenregister in strafzaken afgerond?

De planevaluatie, die is opgezet met het doel om in 2014 een goede evaluatie te kunnen uitvoeren, is reeds uitgevoerd. De planevaluatie is behulpzaam gebleken bij het voorbereiden van de evaluatie. Daarbij gaat het vooral om de zorg dat bepaalde gegevens worden bijgehouden en vastgelegd opdat de evaluatie in 2014 goed kan worden uitgevoerd. De Kamer zal in 2014 geïnformeerd worden over de uitkomsten van de evaluatie.

27

Is er (al) inzicht in het aantal deskundigen dat in het Deskundigenregister zit of is dat (ook) onderwerp van het voorbereidend onderzoek?

Er bestaat goed zicht op het aantal geregistreerde deskundigen. De informatie hierover is publiek beschikbaar op de website van het NRGD (http://www.nrgd.nl). De stand van zaken d.d. 26 mei 2011 is als volgt:

Deskundigheidsgebieden

Aantal geregistreerde deskundigen

DNA-analyse en -interpretatie

15

Handschriftonderzoek

2

Strafrecht volwassenen-psychiatrie

22

Strafrecht volwassenen-psychologie

26

Strafrecht jeugd-psychiatrie

8

Strafrecht jeugd-psychologie

24

Totaal

97

28

Waarom is de tijdelijke implementatie van de toegang van de raadsheer tot het politieverhoor geruisloos gegaan?

De tijdelijke implementatie van de toegang van de raadsheer tot het politieverhoor is niet geruisloos gegaan, maar was de uitvoering van de motie Dittrich. Uw Kamer is hierover geïnformeerd bij kamerstuk 32 500, VI-15 van 16 november 2010.

29

Valt digitale aanwezigheid van de advocaat ook onder aanwezigheid van de raadsheer bij het eerste politieverhoor? Zo nee, waarom niet?

Digitale aanwezigheid van de advocaat bij het verhoor is een van de mogelijke opties. Deze optie zal worden betrokken bij de invoering van de toekomstige wettelijke regeling waarvoor inmiddels een conceptvoorstel in consultatie is gegaan.

30

Kan concreet worden uiteengezet hoe de structurele besparingen op de gesubsidieerde rechtsbijstand en de rechtspraak worden gerealiseerd?

Door middel van het programma Rechtsbijstand en Geschiloplossing is uitvoering gegeven aan de taakstelling op de gesubsidieerde rechtsbijstand van het vorige kabinet. Dit programma biedt een uitgebreid gamma aan maatregelen die moeten leiden tot een afname van het beroep op rechtsbijstand waaronder proactieve geschiloplossing en diagnose en triage, waarbij de burgers worden gestimuleerd hun (juridische) problemen op te lossen door inschakeling van het Juridisch Loket. Deze maatregelen moeten leiden tot een structurele besparing op de rechtsbijstand. Ter uitvoering van de taakstelling op de gesubsidieerde rechtsbijstand van het huidige kabinet is een nieuw pakket aan maatregelen samengesteld. De inhoud hiervan is beschreven in het antwoord op vraag 37. Voor de rechtspraak geldt dat door een proactieve aanpak van conflicten door de overheid meer zaken in de voorfase kunnen worden opgelost en derhalve niet (meer) hoeven te leiden tot een zaak voor de bestuursrechter. Daarmee dalen de kosten voor de rechtspraak

31

Waarom is voor het begrotingsjaar 2011 de verplichting niet vastgelegd in het begrotingsjaar 2010 zoals in voorgaande jaren?

In voorgaande jaren werd de verplichting voor de Raad voor Rechtsbijstand geboekt in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieverstrekking en de daaruit volgende kasuitgaven werden verricht. In 2010 zou dan de verplichting voor het uitgavenjaar 2011 worden geboekt. Deze gedragslijn blijkt onjuist en is met ingang van 2010 aangepast. De verplichting voor het jaar 2011 wordt daarom niet in 2010 geboekt , maar in 2011. Daardoor is in 2010 € 433,8 mln. minder verplicht dan aan ruimte beschikbaar was.

32

Kan het bedrag van de tijdelijke capaciteitsuitbreiding om achterstanden weg te kunnen werken en de kosten voor de nieuwbouw van de Hoge Raad gesplitst worden?

Ja. Ruim € 4,7 mln. is toe te schrijven aan extra kosten voor de bedrijfsvoering en aan tijdelijke capaciteitsuitbreiding. Deze verhoging was noodzakelijk om het budgettair kader in overeenstemming te brengen met de actuele begroting van de Hoge Raad.

Voor de nieuwbouw gaat het om een bedrag van € 1,6 mln.

33

Gezien de positieve ervaringen met buitengerechtelijke geschilbeslechting, zal buitengerechtelijke geschillenbeslechting verder worden ontwikkeld dan wel ingezet?

Ja. Ook in de komende periode zullen activiteiten worden ontplooid die zijn gericht op de (verdere) ontwikkeling van bestaande en nieuwe mogelijkheden van alternatieve geschilbeslechting.

34

Waar bestaan de meevallers op Juridisch beroepen en mediation uit? Betekent dat dat er minder gebruik is gemaakt van advocaten en notarissen? Zo ja, hoeveel minder?

De meevaller op Juridisch beroepen bestaat uit een lagere bijdrage aan het Bureau Financieel Toezicht (BFT) dan gebudgetteerd en het niet volledig uitputten van het budget dat beschikbaar is voor het project notariële archieven. De meevaller op Juridisch beroepen betekent dus niet dat er minder gebruik is gemaakt van notarissen en advocaten.

De meevaller op mediation wordt verklaard doordat mediation zich een plek heeft verworven binnen het rechtsbestel, waardoor een einde kwam aan een periode van geïsoleerde actieve stimulering van mediation. Daardoor zijn er middelen vrijgevallen.

35

Welke juridische beroepsgroepen hebben een deel van hun eigen vermogen ingezet? Waarom en hoeveel?

De meevaller op dit artikel is niet ontstaan door de inzet van het eigen vermogen door Juridische beroepsgroepen. Het eigen vermogen waarvan sprake is, is het eigen vermogen dat is ingezet door de Raad voor Rechtsbijstand om een gedeelte van de kosten van de hogere instroom van Wsnp zaken op te vangen.

36

Hoeveel hebben de buitengerechtelijke geschilbeslechting, zoals doorverwijzen naar mediation, en de proactieve geschiloplossing aan besparing opgeleverd?

Daar het zaken betreft die reeds vóór het juridische traject worden opgelost, worden deze niet geteld als zaak. Daarmee is er geen zicht op. Het is daarom ook niet mogelijk om in cijfers uit te drukken hoe groot de besparing is door mediation en pro-actieve geschiloplossing.

Ervaringen met pro-actieve geschiloplossing bij andere organisaties, zoals een aantal gemeenten, laat zien dat het aantal bezwaren daalt.

37

Waaruit bestaat het totale pakket aan bezuinigingen op de rechtsbijstand, aangekondigd in het regeerakkoord voor € 50 miljoen?

De taakstelling wordt vooralsnog ingevuld met drie maatregelen. Ten eerste is het voornemen om de vergoeding van rechtsbijstandsverleners die werkzaam zijn in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand per 1 januari 2012 met 5% te verlagen. In het verlengde hiervan verandert tevens de wijze van indexatie van deze vergoeding. Ten tweede wordt de Raad voor Rechtsbijstand een substantiële taakstelling opgelegd. In de derde plaats is het de bedoeling dat een aanzienlijke besparing wordt gerealiseerd door de voorgenomen verhoging van de eigen bijdrage voor rechtzoekenden bij echtscheiding. Indien met deze maatregelen nog niet de volledige taakstelling van € 50 miljoen wordt behaald, zullen aanvullende maatregelen nodig zijn. Er kan niet worden uitgesloten dat een verdere verlaging van de vergoeding van de advocatuur noodzakelijk is.

38

Wat is de reden achter de niet gerealiseerde stijging van het aantal verwijzingen door de rechter?

In 2010 is het aantal verwijzingen door de rechter naar mediation gestegen ten opzichte van voorgaande jaren. Hoewel sprake is van enige afvlakking van de toename, heeft de afronding van het project mediation – waarmee ook een einde kwam aan een periode van geïsoleerde actieve stimulering van mediation – op totaalniveau niet tot een afname van het aantal verwijzingen en gestarte mediations geleid. Naar aanleiding van het evaluatieonderzoek 2009 (kamerstukken II, 29 528, nr. 6) zijn de prognosecijfers bijgesteld. De absolute aantallen verwijzingen naar mediation tonen aan dat deze bijgestelde prognosecijfers een reële prognose is.

39

Betekent het feit dat de inverzekeringstellingen met 21% zijn gestegen door de maatregelen die voortvloeien uit de Salduz-uitspraak dat de speciale piketregeling (nog) niet goed werkt? Zo ja, wat gaat hieraan worden gedaan?

De Salduz uitspraak betekent dat de aangehouden verdachte voorafgaand aan het verhoor recht heeft op een consult met een advocaat. Met het doel om de advocaat een wettelijke grondslag voor een piketvergoeding te kunnen verlenen hebben vooruitlopend op een aangepaste regeling hierdoor in 2009 en begin 2010 meer inverzekeringstellingen plaatsgevonden. Het effect hiervan zien wij terug in de stijging van het aantal inverzekeringstellingen in 2010. In de begroting 2010 is destijds nog geen rekening met deze toename gehouden. Het instellen van deze tijdelijke regeling en de daarbij behorende stijging van inverzekeringstellingen betekent dus niet dat de regeling niet goed werkt.

Op grond van de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor van het College van procureurs-generaal (Staatscourant 4003, 16 maart 2010) geldt vanaf 1 april 2010 een regeling waarin het consult en de inverzekeringstelling zijn gesplitst, waarbij een gedeelde piketvergoeding is gekoppeld voor het consult en de eventueel daarop volgende inverzekeringstelling. De totale piketvergoeding voor consult en inverzekeringstelling is gelijk aan de «oude» vergoeding voor inverzekeringstelling. Het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 zal worden aangepast.

40

Wat is de reden achter de niet gerealiseerde verwijzing door het Juridisch Loket?

Behalve het aantal verwijzingen naar mediation is ook het aantal verwijzingen naar de advocatuur in 2010 afgenomen, terwijl het aantal klantcontacten min of meer gelijk is gebleven ten opzichte van 2009. Hieruit volgt dat de informatieverstrekking door het Juridisch Loket aan rechtzoekenden vaker afdoende is geweest voor het oplossen van hun probleem.

41

Waarom zijn de tolkkosten (rechtsbijstand) gestegen door de invoering van de nieuwe asielprocedure?

De invoering van de nieuwe asielprocedure per 1 juli 2010 betekent een uitgebreidere inzet van de advocaat aan het begin van de procedure. Het gevolg hiervan is dat meer inzet van tolken noodzakelijk is.

42

Is de daling van het aantal lichte adviestoevoegingen het gevolg van de hogere eigen bijdrage?

De invoering van een hogere eigen bijdrage verklaart de afname van het aantal lichte adviestoevoegingen.

43

Wat is de belangrijke vooruitgang precies die is geboekt op het terrein van videoconferentie, kan dit worden ingezet bij andere onderdelen van het Rijk?

De vooruitgang die is bedoeld, heeft betrekking op het aantal rechtbanken dat is voorzien van apparatuur voor videoconferentie. Bij dertien rechtbanken is thans apparatuur aanwezig. Videoconferentie wordt daar al regelmatig toegepast in vreemdelingenbewaringszaken. Dit jaar wordt videoconferentie voor het eerst ook toegepast in strafzaken. De eerste verbinding is gelegd tussen de rechtbank en het Huis van Bewaring in Arnhem. Het middel kan zeker ook door andere onderdelen van het Rijk worden ingezet. Dat gebeurt ook in toenemende mate, op momenten dat fysieke aanwezigheid niet per se noodzakelijk is.

44

Heeft het digitale beroep in bestuurszaken geleid tot een snellere afhandeling van het beroep? Zijn de uitvoeringskosten van een digitaal beroep gelijk aan die van een papieren beroep?

Op dit moment kan vanwege de korte praktijkervaring nog niet worden vastgesteld of het digitaal beroep heeft geleid tot een snellere afhandeling van het beroep dan in zaken waarbij het beroepschrift op papier is ingediend. Een snellere afhandeling is overigens niet het eerste doel van het openstellen van de mogelijkheid van digitaal beroep. Het doel is vooral om de groeiende groep burgers te bedienen die hun beroepschrift niet op papier, maar via het internet willen indienen.

De uitvoeringskosten zullen in eerste instantie hoger zijn, vanwege de kosten voor de aanpassing van de IT-systemen bij de Rechtspraak. Op termijn wordt verwacht dat digitaal procederen de Rechtspraak in staat stelt zaken op een efficiëntere manier te behandelen.

45

Wat is de reden achter de hoge instroomcijfers «Civiel «en «Belasting»?

De instroom van zaken bij de Hoge Raad is autonoom. De Hoge Raad kan daar geen invloed op uitoefenen. Voor de begroting gaat de Hoge Raad uit van ervaringscijfers.

46

Heeft de (lichte) stijging van de instroom bij de rechtbanken geleid tot extra kosten voor de rechtbanken? Hebben de rechtbanken hiervoor extra budget gekregen of moeten zij zelf voorzien in de bekostiging van deze extra zaken? Als de overheid de rechtbanken hebben bijgestaan in deze stijging, hoeveel is er bijgekomen? Als de rechtbanken het zelf moeten bekostigen, waar komt dit geld dan vandaan?

De rechtspraak wordt bekostigd op basis van outputfinanciering. Driejaarlijks worden over de prijzen afspraken gemaakt met de Raad voor de rechtspraak. Over de te leveren productie worden jaarlijks productieafspraken gemaakt. De afgesproken productie wordt in belangrijke mate gebaseerd op de verwachte instroomontwikkelingen. Afwijkingen tussen de afgesproken productie en gerealiseerde productie worden voor 70% van de prijs verrekend via de egalisatierekening. De overige 30% betreft vaste kosten die reeds in de afgesproken productie zijn gefinancierd.

Een stijging van de productie leidt dus weliswaar tot extra variabele kosten, maar deze worden gedekt door de egalisatierekening.

47

Hoe hoog is de pakkans (criminaliteit algemeen) in Nederland? Hoe hoog is de pakkans in de ons omringende landen?

De Nederlandse politie lost 20 à 25% van de misdrijven op die haar ter kennis is gekomen. Betrouwbare, vergelijkbare cijfers van andere landen zijn niet voorhanden. Wel geeft het European Sourcebook of Crime and Criminal Justice Statistics – 2010 inzicht in de verhouding tussen het aantal wegens misdrijf aangehouden verdachten ten opzichte van het aantal bij de politie bekende misdrijven, dat in ons land niet anders ligt dan gemiddeld in Europa. Hoewel dit niet direct iets zegt over de pakkans bij het plegen van misdrijven, ligt hierin wel een indicatie dat Nederland niet in sterke mate afwijkt van de ons omringende landen.

48

Hoeveel procent van de geweldsmisdrijven wordt momenteel opgelost?

Antwoord (ook op vraag 51):

Het laatst bekende gegeven omtrent de opheldering van geweldsmisdrijven dateert uit 2007: toen werd 59% van deze delicten opgelost. (Criminaliteit en Rechtshandhaving 2009, CBS/WODC).

49

Hoeveel aangiften blijven jaarlijks op de plank liggen?

Er zijn geen betrouwbare gegevens beschikbaar over het aantal zaken dat jaarlijks «op de plank» blijft liggen. De Algemene Rekenkamer voert momenteeel een onderzoek uit naar de prestaties in de strafrechtketen. Met name wordt gekeken naar het aantal zaken (gewelds- en vermogensmisdrijven) en de redenen waarom aangedragen zaken geen vervolg krijgen. Het onderzoek wordt in het tweede halfjaar 2011 afgerond.

50

Hoeveel slachtofferloze delicten blijven jaarlijks op de plank liggen?

Zie vraag 49.

51

Wat is het ophelderingspercentage van geweldsmisdrijven (algemeen)?

Zie vraag 48.

52

Waarom zijn er minder subsidieverzoeken binnengekomen voor eergerelateerd geweld?

Vermoedelijk hangt het samen met het afsluiten van het interdepartementale beleidsprogramma Eergerelateerd geweld. Subsidieaanvragers gingen er wellicht vanuit dat er geen budget meer was.

53

Met hoeveel procent moeten de recidivecijfers de komende jaren dalen?

Zoals in het Algemeen Overleg van 10 maart 2011 met de Vaste Kamercommissie van Veiligheid en Justitie is aangegeven, is er eind 2012 een nieuw meetmoment voor de zevenjarige recidive (TK 28 684, nr. 310). Dat is het moment om te bepalen hoe verder invulling moet worden gegeven aan het terugdringen van recidive en het vergroten van de maatschappelijke veiligheid.

54

Nu blijkt dat de recidive slechts heel licht daalt, welke concrete maatregelen worden nu genomen om de ambities op het gebied van recidivedaling voor volwassenen wel te bereiken?

De daling van de recidivecijfers onderstreept de noodzaak van de voortzetting van het gericht investeren in het verminderen van recidive onder meer door de inzet van bewezen effectieve middelen. Diagnostisch instrumentarium, gedragsinterventies, zorg en behandeling die onder justitiële titel worden aangeboden moeten daarom wetenschappelijk onderbouwd zijn. In deze kabinetsperiode wordt verder gewerkt aan het gericht verminderen van recidive door de inzet van effectieve wetenschappelijk onderbouwde gedragsinterventies als onderdeel van justitiële voorwaarden. Ook in het kader van het programma Modernisering Gevangeniswezen wordt gericht ingezet op het verminderen van recidive onder meer door de uitvoering van op kwaliteit getoetste interventies in het gevangeniswezen, de regionale plaatsing aan het einde van detentie om een soepele overgang naar de periode na detentie te faciliteren en aan betere screening en selectie bij binnenkomst. Eind 2012 rapporteer ik over het rendement van deze activiteiten.

55

Welke bedrag van de pilot inzake forensisch onderzoek is in 2010 niet uitgegeven? Wordt dit bedrag beschikbaar gesteld voor 2011, zodat het totaal van € 3,2 miljoen beschikbaar is tot 31 december 2011? Is er een overbrugging voorzien voor de periode tussen het einde van de pilot en de besluitvorming over de evaluatie?

Voor aanvragen forensische onderzoeken in de pilot is vanaf najaar 2009 voor een periode van twee jaar een budget van € 3,2 miljoen beschikbaar gesteld (exclusief apparaatskosten), verdeeld in twee jaarbudgetten van € 1,6 miljoen In 2010 is voor € 719 000,– aan aanvragen voor forensische onderzoeken gehonoreerd. Voor 2011 is voor de aanvragen wederom € 1,6 miljoen beschikbaar.

Er is niet voorzien in een overbrugging voor de periode tussen het einde van de pilot en de besluitvorming over de evaluatie. De uitkomsten van de pilot worden in een begeleidend WODC-onderzoek geëvalueerd, waarna gedachtevorming zal plaatsvinden over de inrichting en financiering van het forensisch onderzoek op lange termijn. Bij brief van 26 juni 2009 (TK 31 700 VI, nr. 150) bent u hierover geïnformeerd.

56

Met hoeveel procent zijn de tarieven van en psychologen verhoogd waardoor het OM 6 miljoen meer moest uitgeven dan begroot?

Medio 2008 zijn de tarieven voor psychologen en psychiaters met gemiddeld 35% aangepast.

Enerzijds was dit het gevolg van het indexeren van de vergoeding (hoogte van uurtarieven, reisvergoedingen), die al enige jaren niet aangepast was en anderzijds compensatie tengevolge van de ervaren hogere tijdsbesteding van psychologen en psychiaters aan hun zogenoemde Pro-Justitiarapportages.

57

Welke verplichtingen zijn aangegaan waardoor er bij zowel het OM als Reclassering, SHN en Schadefondsgeweldsmisdrijven een onderuitputting is ontstaan?

Verklaring voor de genoemde onderuitputting op de verplichtingenbudgetten van de reclasseringsorganisaties, Slachtofferhulp Nederland en het Schadefonds Geweldsmisdrijven ter grootte van in totaal € 12,8 miljoen is:

Reclasseringsorganisaties:

De reclasseringsorganisaties kenden in 2010 een overuitputting van het betreffende verplichtingenbudget. Deze overuitputting ter grootte van € 6,1 mln. is ontstaan als gevolg van de volgende oorzaken:

  • vanwege een lagere te leveren productie door de 3RO is totaal € 1,9 mln. minder bevoorschot;

  • in verband met de noodzakelijke voortgang van de verdere doorontwikkeling en functionele uitbreidingen van het huidige cliënt volgsysteem is totaal € 6 mln. extra uitgegeven;

  • ten behoeve van diverse programma’s op het terrein van sancties en reclassering is tenslotte in totaal € 0,3 minder uitgegeven;

  • in verband met technische mutaties is het verplichtingenbudget 2010 verlaagd met € 2,3 miljoen.

Slachtofferbeleid inclusief Slachtofferhulp Nederland

De subsidieverplichting 2010 voor Slachtofferhulp Nederland is reeds in 2009 aangegaan, waardoor in de verplichtingensfeer in 2010 een meevaller is ontstaan ter grootte van € 14,2 miljoen.

Daarnaast heeft VenJ in 2010 nog geen uitvoeringskosten hoeven maken voor de Wet Versterking van de Positie van het Slachtoffer in het strafrecht, waar een verplichtingenbudget beschikbaar was van € 2,7 miljoen.

Bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven is geen substantiële onder- of overuitputting op het verplichtingenbudget. Wel is een uitgavenmeevaller ontstaan, door een daling van het gemiddelde bedrag aan uitgekeerde tegemoetkomingen aan slachtoffers in 2010.

58

Wat is de stand van zaken van het onderhoud van de tot DJI behorende instellingen en welke investeringen zijn daarin de komende jaren noodzakelijk?

De staat van het onderhoud van de tot de DJI behorende instellingen is op een goed niveau. Zowel het dagelijks als het planmatig onderhoud wordt conform planning uitgevoerd. Met name het planmatig onderhoud is gericht op de instandhouding en goede werking van vitale (beveiligings)installaties van de instellingen. De investeringen worden gedaan in opdracht van de Rijksgebouwendienst. De Rijksgebouwendienst brengt op basis van afgesloten servicecontracten aan onderhoudskosten jaarlijks circa € 15 miljoen bij DJI in rekening.

59

Hoe kan een opgelegde taakstelling en bijdragen aan justitiebrede activiteiten leiden tot een verlaging van de bijdrage met 23,4 mln? Welke taakstellingen en activiteiten betreft het hier? Waar is de 23,4 miljoen vervolgens op ingezet?

Voor het oplossen van Justitiebrede problematiek 2010 zijn alle Justitieonderdelen gekort. Op artikel 13.4 is dit voor de onderdelen zoals DJI, CJIB, RSJ en de dienst Justis gebeurd door middel van het verlagen van de bijdrage van het moederdepartement. Deze vrijgekomen middelen zijn vervolgens ingezet voor bijvoorbeeld tegenvallende ontvangsten uit Boeten en Transacties, de Rijksbreed opgelegde bedrijfsvoeringtaakstelling en het oplossen van het Justitiebrede tekort 2009 (de negatieve eindejaarsmarge).

60

Welke capaciteitsmaatregelen in het gevangeniswezen zijn er genomen?

In 2010 is de capaciteit van het gevangeniswezen in overeenstemming gebracht met de dalende behoefteprognoses, langs de lijnen van het Masterplan Gevangeniswezen dat in 2009 is vastgesteld. Tegenover de vrijval van middelen vanwege deze capaciteitsreductie staan ook incidentele kosten, zoals voor het versneld laten afvloeien van personeel (doorbetaling salariskosten, kosten sociaal plan etc.). In 2010 overtroffen deze incidentele kosten de vrijval van middelen met de in de Justitieverantwoording genoemde € 9,6 mln.

61

Hoeveel ISD-plekken worden er vergoed uit de extra bijdrage van 14 mln?

De genoemde bijdrage had in 2010 niet uitsluitend betrekking op ISD-plekken. Uit de bijdrage is € 2 miljoen beschikbaar gesteld voor de financiering van het verbeterplan ISD. De uitvoering van het verbeterplan loopt in 2011 door en ziet op kwaliteitsverbetering van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel (meer deskundigheid bij het personeel en verbeterde diagnostiek en behandelmogelijkheden) en niet op bekostiging van (extra) capaciteit.

62

Hoeveel extra plekken ten behoeve van de verslavingszorg kunnen bekostigd worden uit de 8 mln.?

Bij aanvang van de aanbesteding voor de inkoop van extra zorgtrajecten in 2009 en het beschikbaar budget van € 4 miljoen was de doelstelling met deze aanbesteding 450 verslaafden met co-morbide problematiek toe te leiden naar zorg. Met € 8 miljoen in 2010 was deze doelstelling verdubbeld naar 900.

Op basis van de voorlopige realisatiegegevens kan worden afgeleid dat er in 2010 1500 personen zijn toegeleid naar zorgtrajecten. Het gaat om ambulante zorg dus wordt er niet in plaatsen gesproken.

63

Op welke plekken vinden de meeste verkeersongelukken plaats? Waar wordt het meest gecontroleerd op verkeersovertredingen?

De «hotspots» van verkeersongelukken worden door het regionaal OM, politie en wegbeheerders beschreven in regionale verkeershandhavingsplannen. Op basis van regionale analyse van ongevallen en verkeersgedrag worden afspraken gemaakt over de locaties die in aanmerking komen voor verkeershandhaving. Daarenboven worden ook afspraken gemaakt over de in te zetten mensen en middelen (voor snelheidscontroles onder andere radarapparatuur, laserguns en videovoertuigen ). Het OM en KLPD zijn verantwoordelijk voor het hoofdwegennet. Het OM en de regiokorpsen, meer in het bijzonder de verkeershandhavingsteams, zijn verantwoordelijk voor het onderliggende wegennet.

Iets meer dan de helft van alle snelheidsverbalen wordt uitgeschreven binnen de bebouwde kom. Voor de meer dan 4 miljoen snelheidsverbalen die in de eerste helft van 2010 zijn uitgeschreven, geldt de volgende verdeling:

50,2% binnen de bebouwde kom;

22,1% provinciale wegen;

27,8% autosnelwegen.

64

Hoeveel slachtoffers zijn in 2010 gevallen door geweld met een illegaal vuurwapen? Hoeveel illegale vuurwapens werden in 2010 in beslag genomen?

De cijfers over het aantal geregistreerde dodelijke slachtoffers van geweld met een vuurwapen zijn nog niet bekend. In de voorgaande drie jaren schommelde dit aantal volgens de CBS-gegevens over niet-natuurlijke dood rond de 40 (2009 41; 2008 37; 2007 40) onderscheid tussen legale en illegale wapens. Dit geldt ook voor de (illegale) vuurwapens die in beslag zijn genomen.

65

Hoe komt het dat winterweer van invloed is op het aantal opgelegde (verkeers)boetes?

75 to 80% van de opgelegde (verkeers)boetes heeft betrekking op overtredingen van de maximale snelheid. In de wintermaanden zijn de weersomstandigheden geregeld van dien aard dat harder rijden dan is toegestaan daardoor al onmogelijk is. Het gevolg daarvan is dat er minder verkeersboetes worden opgelegd. In de opbrengstramingen wordt hiermee rekening gehouden, doch de afgelopen winters waren strenger dan normaal.

66

Hoe is de incidentele meevaller op de Pluk Ze te verklaren? Hoe wordt er voor gezorgd dat die opbrengsten structureel zullen toenemen?

Politie, OM en ketenpartners investeren in het afpakken van het crimineel vermogen. Dit vertaalt zich in hogere Pluk Ze-opbrengsten. Ook waren er incidentele meevallers, onder meer als gevolg van schikkingen in de belspelletjes-zaak.

De stijgende lijn in de opbrengsten van het ontnemen van crimineel vermogen wordt doorgezet. Het kabinet heeft besloten de komende jaren € 20 miljoen structureel per jaar te investeren in het afpakken van crimineel vermogen. In 2018 moet het incassoresultaat op jaarbasis € 100 miljoen bedragen.

67

Bestaat er een standaard procedure voor het gebruiken van forensisch-medisch expertise bij politieel of juridisch onderzoek naar (mogelijk) geweld tegen kinderen?

Voor zowel politie als Openbaar Ministerie is de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake kindermishandeling (Staatscourant 2010, nr. 16597) het kader waarbinnen gewerkt wordt bij kindermishandeling. Forensisch pediatrisch onderzoek wordt gestart naar aanleiding van een aangifte van kindermishandeling of een vermoeden van niet-natuurlijk overlijden.

68

Hoeveel doorverwijzingen hebben er in 2010 naar de forensische pediatrie plaatsgevonden? Zou dit aantal hoger moeten zijn?

Dit kan ik niet aangeven. Wel heb ik recentelijk aan uw Kamer toegezegd samen met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport onderzoek te verrichten naar het totale aanbod van forensische pediatrische dienstverlening voor Nederland, waarbij ook het aanbod aan zaken wordt meegenomen (TK 31 015, nr. 55). Het streven is dit eind 2011 af te ronden.

69

Hoeveel forensische artsen pediatrie (KNMG) zijn er in Nederland?

Het totale aantal forensisch artsen pediatrie kan ik u niet geven. Ik kan uw Kamer wel melden dat bij het Nederlands Forensisch Instituut op dit moment 3 forensisch artsen werkzaam zijn specifiek op het terrein van pediatrie.

Er bestaan echter meerdere aanbieders van forensisch-pediatrische expertise in Nederland, zoals bijvoorbeeld de Forensische Polikliniek Kindermishandeling. Ik heb uw Kamer reeds toegezegd samen met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het totale aanbod aan forensisch-pediatrische expertise voor Nederland te onderzoeken. Dit onderzoek brengt ook de huidige capaciteit in beeld en is naar verwachting eind 2011 gereed.

70

Hoeveel doorverwijzingen kan de huidige forensische pediatrie jaarlijks aan, gesplitst naar instanties?

De strafrechtelijke forensische-pediatrische capaciteit van het Nederlands Forensisch Instituut bestaat voor 2011 uit 40 dossieronderzoeken en 125 consulten. In 2012 wordt de capaciteit uitgebreid naar 55 dossieronderzoeken en 175 consulten.

Het NFI is echter één van de verschillende aanbieders op dit terrein. Ik heb reeds, samen met de Staatssecretaris van VWS, een onderzoek aangekondigd naar het totale aanbod aan forensisch pediatrische kennis in Nederland, waarmee ook de capaciteit in beeld wordt gebracht.

71

Wat is het verschil in de werkzaamheden inzake kindermishandeling tussen de Forensische polikliniek kindermishandeling (FPKM) in Utrecht en het NFI?

Het NFI verricht forensisch pediatrisch onderzoek in de vorm van het opmaken van rapportages in strafrechtelijke onderzoeken (zogenaamd dossieronderzoek) ten aanzien van levende of overleden kinderen en adviseert in kindermishandelingszaken n.a.v. consulten.

De Forensische Polikliniek Kindermishandeling doet dit eveneens, maar daarnaast verricht de Forensische Polikliniek Kindermishandeling nog letselonderzoek bij levende kinderen (zogenaamd kindgebonden onderzoek, waarbij een kind op de polikliniek wordt onderzocht). Dit kindgebonden onderzoek wordt niet door het NFI gedaan.

Uw Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 16 augustus 2010 en bij brief van 11 mei 2011 (TK, 31 015, nrs. 50 en 55).

72

Wanneer maken de politie en het OM bij forensisch-medisch onderzoek naar (mogelijk) geweld tegen kinderen gebruik van de expertise van het NFI en wanneer van het FPKM? Is hier onderscheid in te maken?

Forensische pediatrie is het deel van de gezondheidszorg en de forensische geneeskunde dat zich bezighoudt met het forensisch medisch onderzoek van levende en overleden minderjarigen bij wie een vermoeden van kindermishandeling bestaat. Bij vermoedens van kindermishandeling wordt op basis van letselaspecten een ontstaansverklaring gezocht (hoe is het letsel ontstaan, waarom zo en niet anders?). De analyse en interpretatie worden gefundeerd in een rapportage, waarna een gestelde these wordt onderbouwd of verworpen. Per geval wordt tevens bepaald of eventueel sprake moet zijn van een strafrechtelijk gevolg.

Inzet van forensisch-pediatrische kennis kan plaatsvinden in strafrechtelijk kader, maar ook in ander kader. De FPK kent bijvoorbeeld ook een vraag vanuit de medische sector (huisartsen) en de jeugdzorg (vertrouwensartsen). Het NFI is belast met de waarheidsvinding en strafzaken en om die reden is het NFI alleen inzetbaar wanneer deskundigheid wordt gevraagd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. De FPK is inzetbaar voor zaken in het kader van een strafrechtelijk onderzoek en voor zaken buiten het strafrechtelijk terrein.

73

Hoe wordt de FPKM gefinancierd? Is het structureel? Wat is het jaarlijks budget?

De Forensische Polikliniek Kindermishandeling (FPK) maakt onderdeel uit van de Van der Hoevenstichting, die vanwege de verschillende taken uit verschillende bronnen wordt gefinancierd. Nadere informatie over de financiering van de FPK zal eind 2011 beschikbaar komen uit het onderzoek dat door de Staatssecretaris van VWS en VenJ wordt uitgevoerd naar het totale aanbod aan forensisch-pediatrische expertise voor Nederland. De FPK maakt, als één van de aanbieders, onderdeel uit van dit onderzoek.

74

Wat is de feitelijk besparing als een VOG digitaal wordt aangevraagd?

Bij de start van de bredere toepassing van de elektronische VOG-aanvraag zal het legesbedrag voor een elektronisch ingediende VOG-aanvraag € 24,55 bedragen, tegenover € 30,05 voor een via de gemeente ingediende VOG-aanvraag (TK 32 763, nr. 3, blz. 6). De feitelijke besparing van de elektronische VOG-aanvraag op het huidige legesbedrag is daarmee € 5,50 voor de burger. Daarnaast scheelt het elektronisch indienen van een VOG ook in tijd en gemak doordat de burger niet meer naar het gemeenteloket hoeft.

75

Hoeveel incidenten met wapens hebben zich in 2010 op scholen voorgedaan? Hoe verhoudt dit aantal zich met het totaal aantal incidenten met wapens, dus ook op straat en in de horeca?

In de één-meting «Wapens weren» (2010) meldde 20% van de scholen wapengerelateerde incidenten op de eigen school. Gezamenlijk rapporteerden zij 244 incidenten met wapens. Het gemiddelde aantal incidenten per getroffen school nam daarmee toe van 1,15 in 2007 naar 1,44 in 2010. In ditzelfde onderzoek meldde 5% van de horeca-uitbaters wapengerelateerde incidenten in de eigen horeca. In totaal rapporteerden de horecaondernemers 104 incidenten. Het gemiddelde aantal incidenten per getroffen horecazaak nam daarmee af van 0,87 in 2007 naar 0,71 in 2010.

76

Zal de verwachte invoeringsdatum van 1 juli 2011 van de wet verruiming mogelijkheden voordeelontneming gehaald worden?

Ja, de verwachte invoeringsdatum van 1 juli 2011 zal worden gehaald.

77

Wat zijn de jaarlijkse kosten van een postbus 51 campagne zoals «Veilig internetten»?

De eenmalige kosten voor postbus 51 campagne «Veilig internetten» bedragen ongeveer € 1,5 miljoen.

78

Wat is de hoogte van de subsidie voor de Rode Draad en zal deze ook in de jaren na 2011 worden gecontinueerd?

In het kader van de regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche is er vanuit het Ministerie van Justitie aan de Rode Draad geen subsidie verstrekt in 2010. In 2011 zal door het Ministerie van Veiligheid en Justitie in het kader van het traject van de Wet regulering prostitutie wel een subsidie worden verstrekt.

79

Met hoeveel capaciteit is het OM versterkt in de periode 2007–2010, specifiek voor de bestrijding van financieel-economische criminaliteit? Hoeveel fraudeofficieren zijn er bijgekomen?

Zie vraag 16. Als gevolg van de intensiveringprogramma’s zijn er vanaf 2011 7 fraudeofficieren bijgekomen. In totaal is de capaciteit van het OM voor de bestrijding van Finec in de periode 2007–2010 versterkt met 5,2 mln. uit de intensiveringprogramma’s. Dit is naast de opbouw van het Functioneel Parket (opgericht in 2003) in de afgelopen jaren binnen het reguliere OM-budget.

80

Hoeveel financieel rechercheurs zijn er momenteel bij de politie, uitgesplitst per korps?

De functie van financieel rechercheur is niet als zodanig opgenomen in het Politiebeleidsinformatiesysteem (PolBIS). Ik beschik daarom niet over adequate informatie met betrekking tot het aantal financieel rechercheurs bij de politie.

In vraag 100 gegeven we weer wat op het gebied van de versterking aanpak financieel economische criminaliteit betreft de politie is gerealiseerd.

81

Tot welke resultaten heeft het bestrijden van georganiseerde misdaad in het algemeen, en financieel-economische criminaliteit in het bijzonder, geleid? Hoe wordt dit gemeten?

De afgelopen jaren is geïnvesteerd in een betekenisvolle, effectieve aanpak van de georganiseerde misdaad. Bijvoorbeeld door te investeren in complexe, moeilijk bewijsbare zaken die wel degelijk tot grote maatschappelijke onrust leiden en tot grote maatschappelijke schade.

  • Door geïntegreerde (programmatische) aanpak is verbreding van de aanpak geïntroduceerd: niet alleen strafrecht, maar een geïntegreerde aanpak met betrokkenheid van OM, politie, Bijzondere Opsporingsdiensten, Belastingdienst, Financiële toezichthouders, gemeenten en private partijen. Hierbij worden ook afspraken gemaakt over effectieve preventiemaatregelen om de achterliggende problematiek duurzaam te bestrijden. Zo zijn de regelingen voor het persoonsgebonden budget in de zorg en voor subsidiestromen bij de ouderschapsregeling in de kinderopvang aangepast omdat bleek dat die regelingen fraudegevoelig waren.

  • Ter ondersteuning daarvan is een kader voor brede en intensieve informatie-uitwisseling opgesteld. Dit wordt in de praktijk toegepast bij multidisciplinaire aanpak; 11 Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIECs) ingericht ter versterking bestuurlijke aanpak, eerste concrete resultaten op diverse plaatsen zichtbaar;

  • Veel meer focus gekomen op aanpakken van gelegenheidsstructuren en criminogene factoren (Emergo/Wallengebied A’dam; aanpak vastgoedcriminaliteit (voorbeelden: grote vastgoedfraude zaak in Zuid-Limburg, Klimopzaak);

  • diverse goede voorbeeldzaken rond georganiseerde hennepteelt; effectievere aanpak mensenhandel samen met bronlanden, waaronder ook uitbuiting anders dan in de prostitutiebranche-, en cybercrime;

  • Goede resultaten als gevolg van versterking aanpak financieel economische criminaliteit:

    * politie: versterking financiële recherche in een aantal politieregio’s (meer fraudezaken en witwaszaken opgepakt, intensieve samenwerking met partners als Belastingdienst, OM en banken, werving van ruim honderd financiële experts uit onder meer de bankwereld geworven om de politiekorpsen te versterken;

    * OM: – Extra impuls aan voordeelsontneming/verbeurdverklaring zichtbaar in cijfers 2009/2010 (van 23,5 mln. in 2008 naar 39 mln. in 2009). Met de verschillende partners wordt bekeken hoe het met de criminaliteit verdiende inkomen zoveel mogelijk kan worden afgepakt. En waar mogelijk kan terugvloeien naar de slachtoffers/benadeelden.

  • Mega-vastgoedfraude in de Klimopzaak; fraude met bodemrapporten; zorgfraude bij het persoonsgebonden budget en fraude bij de subsidiestromen in de kinderopvang.

  • Versterking Intelligence bij politie en OM leidt merkbaar tot meer inzicht in aard en omvang van de problematiek;

  • Internationale samenwerking is versterkt (verbetering samenwerking met Europol; betere operationele samenwerking met belangrijke bron- en transitlanden van georganiseerde criminaliteit (o.a. Bulgarije, Roemenië (mensenhandel); Nigeria (mensenhandel,drugs); België (synthetische drugs; hennepteelt).

82

Waarom is niet in het jaarverslag opgenomen hoeveel wederrechtelijk verkregen voordeel jaarlijks is ontnomen? Kan dat vanaf volgend jaar wel worden opgenomen?

Niet al het van criminelen afgepakte geld gaat naar de schatkist via Pluk Ze. Een groot deel van de opbrengsten gaat naar slachtoffers/benadeelden en de belastingdienst. Er bestaat geen overzicht van al deze bedragen. Dit gaat deels buiten het strafrecht om. De opbrengsten uit Pluk Ze worden jaarlijks apart opgenomen in de jaarverslagen van het ministerie van V&J bij artikel 13 in de tabel «budgettaire gevolgen van beleid». Zie hiervoor het jaarverslag 2010 bladzijde 51.

83

Wordt de mening van het OM gedeeld dat de dalende instroom ook te maken heeft met de extra tijd die de politie kwijt is aan het verhoor van verdachten in verband met de in een aantal gevallen verplichte consultatie vooraf van een advocaat?

De mogelijkheid tot consultatie voorafgaand aan het politieverhoor vergt bij de politie inzet van personeel, waardoor in enige mate afbreuk kan worden gedaan aan de capaciteit voor de opsporing bij de politie. In termen van omvang van arbeidsplaatsen is deze extra inzet moeilijk vast te stellen. Uit onderzoek van de politie blijkt dat 100 à 200 arbeidsplaatsen zijn gemoeid met de gevolgen van het consult voorafgaand aan het politieverhoor (uitgaande van 310 000 tot 360 000 te verhoren aangehouden verdachten). In de praktijk is het aantal aangehouden verdachten lager (ruim 200 000). Er is geen direct aanwijsbaar verband met de dalende instroom van zaken.

84

Wat is de reden dat het aantal voegingszaken in het jaar 2010 naar 5 200 is gedaald? Waarom was meer dan het dubbele aantal voegingszaken verwacht voor 2010?

Dit is een gevolg van het feit dat in het nieuwe systeem GPS voegen na de eerste beoordeling niet meer mogelijk is (ontwerpbeslissing). Zaken tegen dezelfde verdachte die later binnenkomen, werden voorheen (soms) gevoegd. Nu worden deze zaken zelfstandig beoordeeld en gedagvaard (of anderszins afgedaan). Het aantal voegingen neemt hierdoor af, terwijl het dagvaardingspercentage stijgt (naar inmiddels meer dan 60%). In de prognose voor 2010 is met dit effect onvoldoende rekening gehouden.

85

Hoe komt het dat het aantal bevragingen bij het CIOT na jaren van groei is teruggelopen en zo is achtergebleven bij de begroting?

Doordat er minder taps zijn, zijn er bij het CIOT ook minder te bevragen nummers. De oorzaak hiervan wordt nog onderzocht, zie vraag 87 en 88.

86

Hoeveel taps (telefoon, internet) heeft Nederland in verhouding met de rest van de Europese Unie en de Verenigde Staten?

Het aantal taps in andere landen laat een grote verscheidenheid zien. In Duitsland zijn in 2007 39 200 mobiele nummers getapt en 5 078 vaste nummers (Jahresstatistik der strafprozessualen, Bundesnetzagentur). In totaal derhalve ruim 44 000 taps. Over de jaren 2008 en later zijn nog geen gegevens beschikbaar. In de VS bedroeg het totaal aantal tapbevelen in 2009 2376 ten opzichte van 1891 in 2008. In het VK zijn in 2009 1541 tapbevelen uitgegeven ten opzichte van 1508 in 2008 (Report of the Interception of Communication Commissioner for 2008 en 2009). In België werden in 2007 3 603 tapmaatregelen uitgevoerd. In Frankrijk werden in 2010 31 800 tapbevelen uitgevaardigd ten opzichte van 29 100 in 2009 en 26 000 in 2008.

In Nederland is in 2008 voor 26 425 telefoonnummers een bevel tot aftappen afgegeven door het Openbaar Ministerie. In 2009 daalde dit aantal naar 24 724 en in 2010 zijn 22 006 tapbevelen uitgevaardigd.

Omdat de rechtstelsels tussen de landen onderling te zeer van elkaar verschillen evenals de tel-, c.q. registratiemethoden, kan geen conclusie worden getrokken uit de vergelijking van cijfers over het aantal tapbevelen in verschillende landen. Voor nadere uitleg hiervan naar aanleiding van eerdere Kamervragen die over dit onderwerp zijn gesteld (zie TK 30 517 nr. 13).

Het WODC doet momenteel onderzoek naar een meer volledige rechtsvergelijking met andere landen over het gebruik van de tap. Dit onderzoek wordt naar verwachting eind 2011 afgerond. Over de opzet van dit onderzoek is de Tweede Kamer bij brief van 2 augustus 2010 geïnformeerd.

87 en 88

Hoe komt het dat het aantal getapte telefoonnummers na jaren van groei is gedaald?

Hoe komt het dat de gemiddelde duur van een telefoontap is afgenomen?

Het antwoord kan ik u momenteel nog niet geven. Er is op dit moment een WODC onderzoek gaande, dat als doel heeft het inzicht naar het gebruik van de tap te vergroten. Dit heb ik uw Kamer ook toegezegd.

89

Wat hebben de voorbereidingen ten behoeve van de uitwerking van het wetsvoorstel voorwaardelijke sancties en voorwaardelijke invrijheidstelling tot nu toe gekost?

De voorbereidingen voor de invoering van dit wetsvoorstel hebben in 2010 € 8,9 miljoen gekost. Dit is geïnvesteerd in de ketensamenwerking door het bekostigen van landelijke en regionale projecten bij het OM, de 3RO, het CJIB, JustID en de Politie. De voorbereidingen zijn ook in 2011 nog in volle gang. De verwachting is dat in 2011 kosten voor de benodigde ICT aanpassingen gemaakt worden. Deze aanvullende kosten voor ICT zijn begroot op € 1,9 miljoen.

90

Hoeveel gedetineerden worden op dit moment al in de regio geplaatst (in procenten)?

In 2010 is 75% van de preventief gehechten direct na de inbewaringstelling geplaatst in een inrichting binnen het arrondissement van vervolging. Inclusief de plaatsingen in een arrondissement grenzend aan het arrondissement van vervolging, bedraagt het percentage 91%.

Van de veroordeelde mannelijke kort- en langverblijvenden in de laatste vier maanden verbleef 38% in een inrichting binnen het arrondissement waar de gedetineerde woonachtig was. Inclusief de gedetineerden die verblijven in aanpalende arrondissementen, bedraagt dit percentage 71%.

91

Maken alle penitentiaire inrichtingen op dit moment gebruik van de gestandaardiseerde screening van gedetineerden? Zo nee, hoeveel niet?

Van de 28 vestigingen (excl. Tilburg die is ingericht voor de tijdelijke opvang van Belgische gedetineerden) zijn er 27 gestart met de nieuwe screeningsprocedure. Eén vestiging heeft vertraging opgelopen en gaat half juni a.s. van start.

92

Gaat het lukken om nog in de eerste helft van 2011 in alle penitentiaire inrichtingen avond- en weekendprogramma’s in te voeren?

Voor de zomer hebben circa 10 vestigingen het avond- en weekendprogramma ingevoerd. De overige vestigingen volgen in het derde en vierde kwartaal van 2011.

93

Hoeveel gedetineerden hebben in 2010 gebruik gemaakt van enige vorm van verslavingszorg of -behandeling gedurende het verblijf in de penitentiaire inrichting?

Het percentage verslaafde gedetineerden schommelt tussen de 40–60%. Het betreft middelengebruik, alcohol en/of gokverslaving en is het merendeel van de justitiabelen met een ISD maatregel ook verslaafd.

Op basis van onder meer screening en de hulpvraag van de gedetineerde wordt een plan van aanpak opgesteld. Dit kan variëren van het verstrekken van medicatie tot een detentiefasering die gericht is op verslavingszorg tijdens en aansluitend aan detentie. Daarnaast worden specifieke trainingen aangeboden rond middelengebruik.

94

Hoeveel MMD’ers zijn er momenteel in de penitentiaire inrichtingen? Hoeveel gedetineerden begeleiden zij per persoon? Wat is de ratio van het aantal gedetineerden per MMD-er? Is dit in beleidsregels vastgelegd?

Er is een vastgestelde norm voor MMD: 1 fte op 70 gedetineerden in een Huis van Bewaring en 1 op 80 gedetineerden in een Gevangenis (normprijzenboek GW 2011).

Per februari 2011 zijn er 183 MMD’ers. De gemiddelde workload per MMD’er is circa 177 gedetineerdendossiers (gebaseerd op de uitstroom van 32 359 in 2010).

95

Waarom is nog niet in alle gemeentes beleid ontwikkeld voor nazorg aan ex-gedetineerden? Hoe kan het dat sommige nazorgcoördinatoren in gemeentes nog steeds enkel en alleen op papier zijn aangesteld, maar in de praktijk geen beleid voeren op het gebied van nazorg? Hoe gaat dit verbeterd worden?

Er is op het terrein van nazorg vooruitgang geboekt. In veel regio’s zijn de afgelopen periode afspraken tot stand gekomen tussen gemeenten, PI’s en maatschappelijke organisaties over de nazorg aan (ex-) gedetineerden.

Op dit moment zijn er 406 nazorgcoördinatoren in gemeenten werkzaam. Deze coördinatoren vervullen, samen met de Medewerkers Maatschappelijk Dienstverlening (MMD’ers) binnen het Gevangeniswezen, een spilfunctie in het regelen van nazorg. Een goede, snelle communicatie tussen deze MMD’ers en de gemeentelijke nazorgcoördinatie, zodra bekend is wanneer een gedetineerde vrij komt en welke problemen hij heeft, is essentieel voor de inrichting van een nazorgtraject. Verbeterpunten zijn ondermeer het optimaliseren van de regionale plaatsing en het verbeteren van de snelheid en kwaliteit van de informatieuitwisseling tussen gemeenten en PI. Gemeenten worden gestimuleerd en ondersteund om de regionale samenwerking met de ketenpartners op het gebied van nazorg voort te zetten en waar mogelijk verder uit te bouwen. Dat gebeurt veelal via de Veiligheidshuizen. Daarbij is het uiteraard aan de individuele gemeenten om nader invulling te geven aan het lokaal of regionaal gewenste nazorgbeleid.

96

Wat zullen de gevolgen van de bezuinigingen op de gemeentes zijn voor wat betreft de nazorg aan ex-gedetineerden?

In 2010 en 2011 hebben gemeenten tijdelijk extra middelen ontvangen voor de regionale coördinatie van nazorg. Daarmee is een impuls gegeven aan de opzet van regionale samenwerking die gemeenten via de Veiligheidshuizen verder vorm kunnen geven. Het is niet bekend op welke wijze gemeenten hun bezuinigingen gaan invullen. Gemeenten hebben groot belang bij het door middel van nazorg tegengaan van criminaliteit en overlast.

97

Hoe lang moeten burgers reizen die het verst van een slachofferloket wonen? Welk critierium wordt gehanteerd over de reisduur van het slachtoffer naar een slachtofferloket?

In de slachtofferloketten werken medewerkers slachtofferzorg van politie, openbaar ministerie en slachtofferhulp samen om de diensten aan slachtoffers organisatorisch zo veel mogelijk te bundelen. De spreiding van de slachtofferloketten is gekoppeld aan de nieuwe gerechtelijke indeling in regioparketten. De communicatie met het grootste deel van de slachtoffers verloopt telefonisch. Het gaat daarbij met name om informatieverstrekking. Voor wat betreft de dienstverlening gericht op het ondersteunen van slachtoffers ter zitting, zoals het schrijven van een schriftelijke slachtofferverklaring, of het onderbouwen van een vordering benadeelde partij, bieden de loketten de mogelijkheid aan slachtoffers om een afspraak te maken in de eigen regio.

98

Kan worden aangegeven in hoeverre, sinds de verruiming van het voegingscriterium in de wet VPS, slachtoffers zich daadwerkelijk als benadeelde partij in het strafrecht hebben gevoegd?

De Wet VPS is per 1 januari 2011 van kracht geworden. Er zijn nog geen cijfers beschikbaar over het jaar 2011.

99

Kan een indicatie worden gegeven van de werking van de sinds 1 januari 2011 ingevoerde verschijningsplicht ter rechtszitting voor ouders van minderjarige verdachten?

Sinds 1 januari 2011 zijn beide ouders verplicht aanwezig te zijn ter terechtzitting van hun minderjarig kind. Bij de uitvoering van de verschijningsplicht zijn de politie, de Raad voor de kinderbescherming, het openbaar ministerie en de rechterlijke macht betrokken. Zoals gebruikelijk bij de invoering van nieuwe wetgeving ondervinden zij enige opstartproblemen. In mei 2011 is in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie gestart met een procesevaluatie van de verschijningsplicht. Aandachtspunt in dat kader is onder meer het feit dat de verschijningsplicht extra inzet vergt van bovenstaande ketenpartners en extra beslag legt op financiële middelen. De evaluatie is eind 2011 gereed.

100

Heeft Slachtofferhulp Nederland voldoende mensen en middelen om de toegenomen vraag aan te kunnen?

Ja. Slachtofferhulp Nederland heeft geen wachtlijsten en benadert slachtoffers die door de politie worden gemeld binnen 48 uur.

101

Kan een overzicht worden gegeven van het inkomen van de bestuurders (volgens definitie wet normering topinkomens) van de Bureaus voor Jeugdzorg en de andere instellingen die zich met jeugdbescherming en reclassering bezighouden die (semi-)publiek zijn of met publiek worden gefinancierd?

Op 17 december 2010 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer, mede namens de bewindslieden van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, geïnformeerd over de publiek gefinancierde inkomens, conform de Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT) en over de inkomensgegevens en rapportage over bestuurders van zorginstellingen. In deze rapportage waren de Bureaus Jeugdzorg en de andere instellingen voor jegudzorg ook meegenomen.

102

Hoeveel interim-managers zijn er bij de bureaus voor jeugdzorg en andere jeugdbeschermings-/reclasseringsinstellingen) ingehuurd? Tegen welke kosten en voor hoeveel uur?

In 2009 heb ik uw Kamer desgevraagd laten weten dat de kosten voor de inhuur van interim-managers bij de bureaus Jeugdzorg in het jaar 2008 circa 0,8% van de totale personeelskosten bedroegen. Ik heb geen signalen dat dit percentage sindsdien is toegenomen. Met het oog op de beperking van de administratieve lasten bij de bureaus Jeugdzorg en de jeugdzorginstellingen behoort deze informatie niet tot gegevens die op reguliere basis worden opgevraagd.

103

Hoeveel minderjarige daders hebben in 2009 en 2010 gerecidiveerd? Worden de dalende recidivecijfers voortgezet?

De recidivecijfers die zijn opgenomen in het jaarverslag betreffen de meest recente gegevens van de Recidivemonitor van het WODC. Deze hebben betrekking op jongeren die in de periode 1997–2007 een strafzaak hadden of uitstroomden uit een justitiële inrichting. 2007 is daarbij het meest recente uitstroomjaar, waarbij de jongeren vervolgens nog 2 jaar zijn gevolgd om hun recidive te kunnen meten.

104

Nu blijkt dat de recidive onder jeugdigen slechts heel licht daalt, welke concrete maatregelen worden nu genomen om de ambities op het gebied van recidivedaling voor jeugdigen wel te bereiken?

Na een jarenlange toename is de recidive voor het tweede achtereenvolgende jaar gedaald. In het laatste gemeten jaar gaat het om dit een substantiële daling van 2%-punt.

De komende jaren wordt ingezet op de verdere invoering van de persoonsgerichte aanpak met enerzijds bestaande instrumenten zoals verbeterde diagnose, erkende gedragsinterventies en passende nazorg en anderzijds nieuwe instrumenten zoals de maatregelen die nu worden ontwikkeld ten aanzien van adolescentenstrafrecht en strafdienstplicht.

Daarnaast zal er fors worden ingezet op de aanpak van criminele jeugdgroepen (TK, 28 684-319).

105

Waarom is het budget voor de Raad voor de Kinderbescherming (civiele maatregelen) vanaf 2008 drastisch verlaagd? Welke maatregelen zijn vanwege het beperkte budget niet uitgevoerd en welke maatregelen werden behouden?

Er is geen sprake geweest van een drastische verlaging. M.i.v. 2008 is de jeugdbescherming onderdeel geworden van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin. Het bijbehorende budget van de Raad voor de Kinderbescherming is m.i.v. 2008 overgeheveld naar de begroting Jeugd en Gezin.

106

Waarom is het budget voor jeugdbescherming vanaf 2008 drastisch verlaagd? Welke maatregelen zijn vanwege het beperkte budget niet uitgevoerd en welke maatregelen zijn uitgevoerd?

Er is geen sprake geweest van een drastische verlaging. M.i.v. 2008 is de jeugdbescherming onderdeel geworden van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin. Het bijbehorende budget van de (gezins)voogdij is m.i.v. 2008 overgeheveld naar de begroting Jeugd en Gezin.

107

Waarom is de instroom GBM (gedragsbeïnvloedende maatregel) en MTFC (multidimensional treatment foster care) aanmerkelijk lager uitgevallen dan eerder gepland?

Heropvoeding in een gezin is slechts één van de mogelijkheden waartoe een jongere kan worden verplicht in het kader van een gedragsmaatregel. Het programma van de gedragsmaatregel kan onder andere worden ingevuld met geïndiceerde jeugdzorg, jeugd psychiatrische zorg, verslavingszorg en (erkende) gedraginterventies. Heropvoeding in een pleeggezin vindt plaats door middel van de erkende gedragsinterventie Multidimensional Treatment Foster Care (MTFC) en wordt uitgevoerd door het Leger des Heils. MTFC is bedoeld voor een kleine doelgroep. Mede gelet op het lager uitvallende aantal opgelegde GBM’s wordt van deze interventie niet veel gebruik gemaakt.

108

Bij hoeveel kinderen is sprake van problematiek die is terug te voeren op de situatie in Haïti voor en tijdens de aardbeving? Hoe worden deze kinderen begeleid?

Er zijn in 2010 versneld 105 kinderen overgekomen uit Haïti n.a.v. de aardbeving. In 2009 zijn 60 kinderen overgekomen uit Haïti en in 2008 ging het om 91 kinderen.

Bijna alle adoptiekinderen uit Haïti hebben traumatische ervaringen. Veel van deze kinderen maken zich zorgen over wat er met hun biologische ouders, vriendjes en familie die zijn achtergebleven is gebeurd.

Volgens de Stichting Adoptievoorzieningen (SAV) die de nazorg coördineert, heeft het overgrote deel van de gezinnen een beroep gedaan op nazorg. Er is gebeld met de SAV voor tips en advies. Ook werd de mogelijkheid geboden om tijdens een huisbezoek persoonlijk advies te kunnen vragen aan hulpverleners met een specifieke deskundigheid op het gebied van adoptie. Een aantal gezinnen maakt gebruik van video-interactiebegeleiding, of is doorverwezen naar specialistische hulp (bijvoorbeeld traumaverwerking).

Direct na de overkomst na de aardbeving hebben gespecialiseerde hulpverleners van het Landelijk Centrum Vroegkinderlijke Traumatisering (LCVT) 24 uur per dag paraat gestaan om in geval van nood direct ondersteuning te kunnen bieden. Ook waren deze specialisten te consulteren door medewerkers van de SAV.

109

Is aan te geven in hoeveel gevallen van adoptie kinderhandel werd vermoed dan wel werd geconstateerd?

We spreken over illegale opneming van kinderen, wat niet altijd hetzelfde is als kinderhandel. Het gaat bij illegale opneming meestal niet om (seksuele) uitbuiting, zoals is gedefinieerd ten aanzien van mensenhandel maar om gezinsvorming op een ongeoorloofde en daardoor ongecontroleerde manier. Een precies aantal illegale opnemingen is niet te geven, omdat illegale opnemingen alleen traceerbaar zijn als ze bij de overheid bekend worden.

In de periode 2008–2010 zijn gemiddeld tien illegale opnemingen per jaar bij het Landelijke bureau van de Raad voor de Kinderbescherming gemeld (uit onderzoek WODC in 2011 naar draagmoederschap en illegale opneming van kinderen).

Bij de Centrale autoriteit zijn sinds 2009 zestien gevallen van vermoedens van illegale opneming bekend geworden, waarbij de toepasselijke (buitenlandse en/of Nederlandse) regelgeving niet is gevolgd.

110

Waarom is een bedrag van 11,8 miljoen niet besteed aan het programma jeugdcriminaliteit? Welke activiteiten hebben niet plaatsgevonden waardoor 11,8 miljoen is of kon worden overgeheveld? Of was de overheveling een bezuinigingsactie? Waar is de € 11,8 miljoen naar overgeheveld?

Om plannen uit het Programma Aanpak Jeugdcriminaliteit uit te voeren is een bedrag van € 11,8 mln. overgeheveld naar de begroting van de Raad voor de Kinderbescherming. Het betreft onder meer de Intensivering Informatiemanagement in de Jeugdstrafketen, ICT Nazorg Jeugd projecten, project Effectiviteit Gedragsinterventies, Financiering Netwerk- en Trajectberaden, Financiering Gedragsmaatregel en project Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen.

111

Kan de verlaging van € 27,5 miljoen op het programma jeugdcriminaliteit uitvoeriger worden toegelicht, en dan met name voor wat betreft de «taakstellende bijstelling van het kader»? Waarom is er € 27,5 miljoen verlaagd op de begroting voor het programma Jeugdcriminaliteit? Welke onderdelen van het programma zijn nu niet uitgevoerd? Is de 27,5 miljoen een bezuiniging? Waar is het bedrag 27,5 miljoen naartoe gegaan?Hoeveel wordt nu precies waarop bezuinigd?

Om plannen uit het Programma Aanpak Jeugdcriminaliteit uit te voeren zijn er gelden overgeboekt naar de begroting van zowel de Raad voor de Kinderbescherming (€ 14,3 mln waarvan € 11.8 onderdeel uitmaakt), DJI (€ 4,6 mln) en het OM (€ 0,6 mln). Het betreft onder meer de financiering van Inkoop Gedragsinterventies ten behoeve van de Gedragsbeïnvloedende maatregel, financiering Netwerk- en Trajectberaden, Intensivering Informatiemanagement in de Jeugdstrafrechtketen, ICT Nazorg Jeugdprojecten.

Een lagere instroom voor de Gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) en de Multidimensional Treatment Foster Care (MTFC) hebben geleid tot ca € 8 mln. minder uitgaven dan oorspronkelijk was begroot. Omdat al in de loop van 2010 duidelijk werd dat de realisatie achter bleef bij de begrote aantallen, kon op dat moment een bijstelling in het budgettaire kader worden doorgevoerd.

112

Welke en hoeveel problemen heeft de Centrale Autoriteit ervaren met buitenlandse Centrale Autoriteiten en overheidsinstellingen bij de teruggeleiding van een naar het buitenland ontvoerd Nederlands kind? Welke stappen zijn hier tegen ondernomen?

Het is duidelijk dat in bepaalde landen de centrale autoriteit financieel en anderszins (talenkennis) minder goed is geëquipeerd. Daarnaast is te noemen de lange duur van het opsporen van een kind, van de gerechtelijke procedure of van de procedure die nodig is om een teruggeleidingsbevel gedwongen tenuitvoer te leggen. De CA rappelleert uiteraard steeds in deze zaken. Soms wordt de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland ingeschakeld om langs diplomatieke weg de zaak aan te kaarten. Bij werkbezoeken van of aan een buitenlandse centrale autoriteit wordt standaard aandacht gevraagd voor deze problematiek. Tijdens de vergadering van de Special Commission van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht over internationale kinderontvoering, die plaatsvindt van 1 tot 10 juni 2011, wordt het bovenstaande uitdrukkelijk aan de orde gesteld.

113

Hoeveel van de ter adoptie opgenomen kinderen betrof een zogeheten zwakke adoptie?

Het aandeel zwakke adopties wordt niet separaat geregistreerd. Zowel in de voorlichtingsbijeenkomsten ter voorbereiding op de adoptie als in het gezinsonderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, worden aspirant-adoptiefouders er echter op gewezen dat een in het buitenland uitgesproken zwakke adoptie in Nederland moet worden omgezet in een sterke adoptie.

114

Wat zijn de kosten voor het behouden en borgen van de reeds gerealiseerde kwaliteitsverbeteringen in de JJI’s in relatie tot de kosten van het verbetertraject om te komen tot deze kwaliteitsverbetering?

De middelen voor de kwaliteitsverbeteringen in de JJI’s hebben een structureel karakter en zijn derhalve ook de komende jaren beschikbaar voor het behouden en borgen van de gerealiseerde verbeteringen. Van het begrote bedrag van € 80 mln. in 2010 voor het traject van kwaliteitsverbetering was slechts een klein gedeelte (circa € 4 mln.) bestemd voor incidentele opstartkosten zoals de ontwikkeling van gedragsinterventies en de start van het HKZ-certificeringstraject.

115

Wanneer wordt het instrument Prokid geëvalueerd? Wanneer zal het besluit over eventuele landelijke uitrol worden genomen?

Het evaluatierapport van de 4 pilotsregio’s, waar politie en Bureau Jeugdzorg ervaring hebben opgedaan met de toepassing van Prokid, is in juni 2011 gereed. Overleg tussen de ketenpartners over landelijke invoering vindt plaats in het Topberaad jeugdcriminaliteit in september 2011.

116

Welke meerjarige verplichtingen zijn er niet aangegaan in het kader van het programma Aanpak jeugdcriminaliteit en Stichting adoptie voorzieningen die in andere jaren wel zijn aangegaan?

Het verschil wordt voornamelijk verklaard doordat er minder meerjarige verplichtingen met meerjarige kasgevolgen zijn aangegaan. Het programma Aanpak Jeugdcriminaliteit conform coalitieakkoord 2007–2011 is begin 2011 beëindigd. Derhalve zijn er minder meerjarige verplichtingen aangegaan. De nieuwe opzet van het programma start in 2011.

Bij de Stichting adoptie voorzieningen is het meerjarige kasgevolg voor 2011 één jaar later vastgelegd dan het is aangegaan.

117

Wordt bijgehouden wat het effect van de gedragsbeïnvloedende maatregelen heeft op de recidive bij jeugdigen? Zo nee, waarom niet? Hoe kan het effect van deze gedragsbeïnvloedende maatregelen (dan) worden gemeten?

Het WODC kan in 2011 rapporteren over de 2-jaars recidive van 2008. Gezien het geringe aantal opgelegde gedragsmaatregelen in 2008 zijn wetenschappelijk verantwoorde conclusies over de effectiviteit van de gedragsmaatregel niet eerder te verwachten dan in 2013.

Wel constateer ik dat in veel opgelegde gedragsmaatregelen een erkende Justitiële gedragsinterventie onderdeel van het programma is. Met het beschikbaar komen van meer erkende gedragsinterventies voor de GBM, verwacht ik dat het inzetten van erkende gedragsinterventies bij de gedragsmaatregel in de komende jaren nog vaker zal plaatsvinden. Verondersteld mag worden dat het volgen van die modules zal bijdragen aan het terugdringen van de recidive.

118

Waarom krijgt een kwart van de van de langverblijvers in de JJI’s geen erkende gedragsinterventie aangeboden?

De JJI’s waren in 2010 nog volop bezig met het implementeren van erkende gedragsinterventies. Daarom was in 2010 nog niet in iedere JJI een geschikt aanbod beschikbaar voor iedere jongere. Inmiddels is er een pakket van 10 interventies ontwikkeld waarvan elke JJI minimaal vier interventies aanbiedt.

Daarbij komt dat voor een deel van de langverblijvers die in 2010 nog geen erkende gedragsinterventie kregen aangeboden, eerst een GGZ-interventie (bijvoorbeeld traumatherapie of andere psychiatrische hulp) nodig hadden gezien de specifieke problematiek. Een deel verbleef in een van de landelijke bestemmingen waar in eerste instantie vooral wordt gewerkt aan de motivatie van de jongeren of het behandelen van hun specifieke stoornissen.

Los van het aanbieden van erkende gedragsinterventies wordt op de groep en op school gewerkt aan het verbeteren van sociale vaardigheden, moreel besef en het omgaan met agressie. Dit gebeurt in het kader van de basismethodiek YOUTURN. Daarbij worden de jongeren continu door groepsleiding, docenten en behandelaars gemotiveerd om mee te werken aan gedragsverandering.

119

Waarom blijft het aantal gedragsbeïnvloedende maatregelen voor jeugdigen nog steeds achter bij de verwachtingen?

GBM is een goed alternatief voor zwaardere sancties als jeugddetentie en voorwaardelijke PIJ. De doelgroep is echter kleiner dan verwacht. Hierbij spelen verschillende elementen een rol. In 2010 heeft er een herhaling van de impactanalyse van de GBM plaatsgevonden om beter inzicht te krijgen in de potentiële doelgroep. In 2009 had deze reeds geleid tot het bijstellen van de geschatte aantallen opgelegde GBM’s. De herhaling van de impactanalyse geeft aan dat er naar verwachting in 2015 tot 130 GBM’s worden opgelegd. Daarnaast wordt met het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke sanctie met een maatregel Hulp & Steun ook een persoonsgerichte gedragsbeïnvloeding beoogd. Deze maatregel is in de praktijk nu nog makkelijker uitvoerbaar ten opzichte van de relatief nieuwe GBM. Dat heeft vooral te maken met gewenning. Daar waar men al jaren ervaring heeft met de voorwaardelijke sanctie moet die ervaring nog worden opgebouwd met GBM. Voorts is er in het algemeen sprake van een afname van de zwaardere jeugdcriminaliteit. Op dit moment wordt de wet Gedragsbeïnvloeding jeugdigen geëvalueerd, waarover de Kamer aan het eind van 2011 wordt geïnformeerd.

120

Waarom worden de begrote doorlooptijden in de jeugdstrafrechtketen nog vaak niet gehaald? Wat wordt ondernomen om dit te verbeteren?

Afgesproken is dat 80% van de zaken wordt afgehandeld volgens de vastgestelde norm (dus 60 dagen). De doorlooptijden worden over het algemeen behaald. Tussentijds heeft Halt haar ambitie fors aangescherpt. Het startgesprek dient in plaats van binnen 60 dagen, binnen 30 dagen plaats te vinden. De ambitie is om eind 2011 80% van de zaken binnen 30 dagen te starten. Voor het OM/ZM geldt dat ook daar nu een verbeterslag wordt gemaakt om de norm alsnog te behalen. In april 2011 is een projectplan geaccordeerd om de verbeteringen in het bedrijfsproces door te voeren en de doorlooptijden te verkorten. Ten slotte is er binnen de strafrechtketen een nieuw traject gestart bij het OM dat gericht is op het zo snel mogelijk afdoen van zaken binnen het OM als volgende professionaliseringsslag. De eerste resultaten zijn veelbelovend.

121

Met welke landen zijn er onderhandelingen gaande, zowel in internationaal als in Nederlands verband, als het gaat om het maken van terug- en overnameovereenkomsten?

De Europese Commissie onderhandelt momenteel met Kaapverdië en Marokko. Voor onderhandelingen met Algerije, China en Wit-Rusland is een mandaat verleend, maar deze zijn nog niet gestart. In Benelux-verband wordt onderhandeld met Kazachstan en Frankrijk (betreft herziening overeenkomst). Een overeenkomst tussen de Benelux en Kosovo is op 12 mei 2011 ondertekend. Bovendien worden door de Benelux momenteel met diverse landen van de West-Balkan uitvoeringsprotocollen bij de EU-overnameovereenkomsten uitonderhandeld. Een bilateraal uitvoeringsprotocol met Rusland is op 9 maart 2011 ondertekend.

122

Zijn er landen met welke een terug- en overnameovereenkomst is gesloten, die hun onderdanen desalniettemin niet terugnemen? Zo ja, wat zijn hier de oorzaken van?

Nee.

123

Hoe is het mogelijk dat begroting en realisatie van de programma-uitgaven van de IND exact overeenkomen, terwijl er toch grote problemen zijn met betrekking tot INDIGO, het Modern Migratiebeleid enz?

De programma-uitgaven onder 15.3.3 zijn bestemd voor activiteiten die de IND uitvoert voor het terugkeerproces. Deze activiteiten zijn wel conform begroting uitgevoerd en hebben geen directe relatie met INDIGO of het Modern Migratiebeleid.

124

Wanneer is de informatie over het cijfermateriaal beschikbaar met betrekking tot de ervaringen in het eerste half jaar van de invoering van de verbeterde asielprocedure?

Voor een eerste korte analyse van resultaten van de verbeterde asielprocedure wordt verwezen naar de rapportage Vreemdelingenketen juli–december 2010 (p. 15).

Na de zomer zal ik een brief aan zowel de Eerste als de Tweede Kamer sturen, waarin ik (conform de toezegging van de toenmalige minister van Justitie in zijn brief van 11 juni 2010) inga op de belangrijkste ervaringen. Hierin zal ook verder aandacht worden besteed aan de resultaten in het eerste halfjaar na inwerkingtreding van de verbeterde asielprocedure. Op dit moment worden de verdere gegevens verzameld over zowel het eerste als over het tweede halfjaar na inwerkingtreding, welke de input zullen zijn voor de inhoud van de eerder genoemde brief.

Drie jaar na inwerkingtreding van de verbeterde asielprocedure zal worden gestart met de evaluatie van de maatregelen, waarin zal worden beoordeeld of de beoogde effecten van de verbeteringen zich ook in de praktijk hebben voltrokken. De beschikbaarheid van de effectgegevens is deels afhankelijk van het moment van invoering van INDIGO.

125

Kan, ondanks dat er nog geen volledige cijfermatige gegevens beschikbaar zijn, worden aangegeven welke andere belangrijke doelstellingen van de per 1 juli 2010 ingevoerde verbeterde asielprocedure ruimschoots worden behaald?

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 124 ben ik op dit moment bezig om de verdere gegevens te verzamelen. Na een analyse van de gegevens zal ik na de zomer verslag doen van de belangrijkste bevindingen en ervaringen.

126

Hoeveel alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amvs’s) zijn in 2010 naar Nederland gekomen? hoeveel zitten er in de procedure? hoeveel hebben een positief antwoord op hun aanvraag gehad en hoeveel zijn er afgewezen?

In 2010 zijn ongeveer 700 eerste asielaanvragen ingediend door alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Van de aanvragen die behandeld zijn in 2010 hebben ongeveer 430 in een asiel vergunning geresulteerd. Ongeveer 900 asielaanvragen zijn afgewezen. De beslissingen kunnen ook betrekking hebben op aanvragen van voor 2010. Op 1 januari 2011 waren er nog ongeveer 400 aanvragen van AMV’s in behandeling.

127

Zijn er al cijfers beschikbaar over de resultaten van de Taskforce Thuisgeven?

De Taskforce Thuisgeven is vorig jaar opgericht om het proces van huisvesting van vergunninghouders te versnellen en verbetervoorstellen voor dat proces te doen. Ik heb u over het advies van de Taskforce met verbetervoorstellen bericht in mijn brief van 29 april 2011 (TK 19, 637, nr. 1418). Op basis van het advies is nu recent gestart met een drietal pilots, waarin de door de Taskforce voorgestelde vernieuwingen worden getoetst. Inmiddels is al wel zichtbaar dat de gemeenten bezig zijn met een inhaalslag om de achterstand op de wettelijke taakstelling in te lopen. De eerste resultaten daarvan zullen rond 1 juli 2011, na afloop van de eerste halfjaarlijkse taakstelling over 2011, zichtbaar worden. Uw Kamer wordt later dit jaar over de vorderingen met betrekking tot de pilots en de wettelijke taakstelling geïnformeerd.

128

Waaruit bestaat de tegenvaller Regeling Afhandeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet (RANOV) van 15,1 mln?

Met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) was afgesproken dat een tegemoetkoming aan gemeenten werd verstrekt in het kader van de uitplaatsing naar gemeenten van statushouders met een pardonvergunning. Deze tegemoetkoming was begroot voor 2008 en 2009. Een groot deel van deze uitgaven zijn pas in 2010 tot uitbetaling gekomen. Hierdoor ontstond een tegenvaller. Deze toelichting is ook terug te vinden in de tweede suppletoire begroting 2010 van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

129

Wat was de capaciteit aan opvangplaatsen die het COA in 2010 ter beschikking had?

De capaciteit die het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) tot haar beschikking had was in 2010 gemiddeld circa 22 720. Overigens is enige overcapaciteit gewenst als buffer om pieken in de vraag op te kunnen vangen.

130

Wat zijn de kosten van een niet bezette opvangplaats?

De (werkelijke gemiddelde) kosten van een niet bezette opvangplaats bedragen in 2010 € 22 425. Overigens is enige overcapaciteit gewenst als buffer om pieken in de vraag op te vangen.

131

Hoeveel extra opvangkosten zijn er in 2010 gemaakt doordat asielzoekers niet op grond van een Dublinclaim naar Griekenland konden worden teruggestuurd?

Het aantal asielzoekers in Nederland waarvoor Griekenland verantwoordelijk is voor behandeling van het asielverzoek bedroeg eind 2010 circa 1 900. De geschatte extra opvangkosten bedroegen circa € 40 miljoen.

132

Wat is de getalsmatige uitsplitsing van alle verschillende opvangplaatsen waar alle AMV’s in 2010 zijn opgevangen?

In 2010 zijn de AMV opvangen in de volgende soorten opvangplaatsen:

Opvangplaatsen

Aantal AMV

POL-AMV

60

Campus/AZC

465

Kleinschalige Wooneenheid (KWE)

125

Kleinschalige Woongroepen (KWG)

290

Beschermde opvang (B.O.)

60

TOTAAL

1 000

Overigens zitten in de cijfers niet de AMV’s jonger dan 15 jaar. Deze zitten niet in het COA en worden opgevangen in pleeggezinnen onder begeleiding van het NIDOS.

133

Hoeveel AMV’s zijn opgevangen in de beschermde opvang?

In 2010 zijn gemiddeld ongeveer 60 AMV’ers opgevangen in de beschermde opvang.

134

Welke verhogingen van leges hebben in 2010 plaatsgevonden?

In 2010 zijn de leges voor de volgende procedures verhoogd:

  • leges voor verzoeken om optie voor meerderjarigen.

  • leges voor verzoeken om naturalisatie voor meerderjarigen.

  • leges voor terugkeervisa.

Daarbij zijn er in 2010 nieuwe legesbedragen geïntroduceerd voor de volgende procedures:

  • het indienen van een verzoek om naturalisatie of optie voor minderjarigen.

  • de vijfjaarlijkse vervanging van het document voor houders van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd en houders van een document van duurzaam verblijf voor EU-burgers;

  • de procedure voor vervanging van het verblijfsdocument indien er sprake is van vermissing, verlies of het voor identificatie ondeugdelijk worden van het verblijfsdocument;

  • de procedure voor houders van een document van duurzaam verblijf voor EU-burgers;

  • de procedure voor het aanvragen van een zelfstandige verblijfsvergunning voor minderjarige vreemdeling die rechtmatig verblijf hebben.

Daarnaast zijn op de BES ook nieuwe legesbedragen geïntroduceerd.

135

Hoeveel extra inkomsten uit leges zijn er ontvangen in 2010?

In 2010 zijn de gerealiseerde legesopbrengsten € 6 miljoen hoger uitgevallen dan in 2009. Ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 2010 zijn de legesopbrengsten € 6,5 miljoen lager uitgevallen dan geraamd.

136

Wat was de instroom van niet-westerse allochtonen in 2010?

Een allochtoon is een persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. De term wordt in demografische zin gebruikt waarbij de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA) als registratiebron geldt. Bij het toelatingsvraagstuk van vreemdelingen tot Nederland, speelt het al dan niet allochtoon zijn geen rol. Voor zover instroom in Nederland toch wordt gekoppeld aan allochtoon zijn, in casu niet-westers allochtoon zijn, kunnen wel de volgende aantallen worden genoemd.

In 2010 hebben zich circa 54 860 personen die in een niet-Westers land zijn geboren of personen van wie minstens een van de ouders in een niet westers land is geboren (hiertoe kunnen ook personen met de Nederlandse nationaliteit behoren), laten inschrijven in de GBA. Dit zijn er circa 1 120 minder dan in 2009. Het aantal over 2010 is voorlopig; het definitieve cijfer wordt in de loop van juni 2011 door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd.

137

Wat was de totale asielinstroom in 2010?

In 2010 zijn er door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in totaal circa 15 150 asielaanvragen in behandeling genomen. In de laatste Rapportage vreemdelingenketen (over de tweede helft van 2010) wordt dit aantal op bladzijde 16 toegelicht.

138

Wat was de totale reguliere instroom in 2010?

In 2010 bedroeg het totaal aantal aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier (VVR) circa 55 980 en het totaal aantal aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) circa 53 590. In de Rapportage vreemdelingenketen 2010-2 worden deze aantallen op de bladzijden 21 t/m 24 toegelicht.

139

Hoe vaak is in 2010 de opvang van een asielzoeker wiens aanvraag in de verkorte procedure was afgewezen, na vier weken beëindigd, terwijl de rechtbank nog geen uitspraak op het beroep had gedaan?

Vóór de invoering van de verbeterde asielprocedure, per 1 juli 2010, was er geen sprake van een vertrektermijn van 28 dagen of een recht op opvang na afwijzing van de asielaanvraag in de toenmalige snelle procedure («AC-procedure»). Ik ga er daarom vanuit dat uw vraag ziet op de periode ná 1 juli 2010.

Per brief van 8 december 2010 (TK 19 637, nr. 1403) heb ik uw Kamer ingelicht over de mate waarin rechtbanken binnen 28 dagen na afwijzing van de asielaanvraag in de algemene asielprocedure uitspraak hebben gedaan. Uit informatie van de Raad voor de Rechtspraak over de periode juli–december 2010, blijkt dat dat in ongeveer 80% van de zaken het geval is. Dit percentage lag in de laatste twee maanden van 2010 zelfs iets hoger. De gemiddelde doorlooptijd bedroeg in deze periode gemiddeld ongeveer 22 dagen.

In die gevallen dat de rechtbank geen uitspraak heeft gedaan, is de opvang vaak niet beëindigd. In verschillende gevallen bleek de zaak te gecompliceerd om direct uitspraak te doen in beroep. In die gevallen is het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, en mocht de asielzoeker de uitspraak in beroep in de opvang afwachten. Verder hebben aanloopproblemen bij het tijdig door de IND aanleveren van complete dossiers aan de rechtbanken in de eerste maanden na invoering van de verbeterde asielprocedure ertoe geleid, dat in verschillende zaken een vertraging in de afhandeling is ontstaan. In die gevallen is in onderlinge afstemming tussen de IND, het COA en de rechtbanken afgesproken om de opvang van de betreffende asielzoekers te laten voortduren totdat er een uitspraak werd gedaan. Daarnaast zijn verschillende beroepen aangehouden als gevolg van het wachten op Europese ofwel nationale jurisprudentie, en heeft de beschikbaarheid van tolken en/of advocaten in sommige gevallen tot enige vertraging in de zittingsplanning geleid.

Het overgrote deel van de asielzoekers heeft gezien het vorenstaande duidelijkheid over de asielaanvraag op het moment dat de vertrektermijn en daarmee de opvang eindigt. Mocht in de situatie dat de vreemdeling tijdens zijn vertrektermijn werkt aan zijn vertrek blijken dat het niet mogelijk is het vertrek binnen de gestelde termijn te realiseren, kan eventueel worden overgegaan tot plaatsing in een vrijheidsbeperkende locatie waar de DT&V de terugkeer verder zal faciliteren.

Zoals reeds is toegezegd zal u na de zomer worden geïnformeerd over de eerste resultaten van de verbeterde asielprocedure, waar dit onderwerp deel vanuit maakt.

140

Wat was de geraamde instroom en hoe groot is de daadwerkelijke instroom van AMV’s?

De betreffende raming ziet anders dan de vraag lijkt te veronderstellen niet op het aantal AMV’s dat naar Nederland komt, maar op het aantal AMV’s dat instroomt in de opvang. De geraamde instroom van AMV’s in de opvang voor 2010 was 800. De daadwerkelijke instroom was ongeveer 870.

141

Kan een overzicht worden gegeven van de nationaliteiten van de in 2010 naar Nederland gekomen AMV’s?

Top 10 asielinstroom AMV 2010 (eerste aanvragen); cijfers zijn afgerond op tientallen

1. Afghaanse

250

2. Somalische

120

3. Guinese

30

4. Iraakse

30

5. Eritrese

30

6. Nigeriaanse

20

7. Chinese

20

8. Iraanse

20

9. Belarussische

10

10. Sri Lankaanse

10

142

Hoeveel van de in 2010 ingestroomde AMV’s hebben een asielaanvraag ingediend?

In 2010 zijn ongeveer 700 eerste asielaanvragen ingediend door alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

143

Waarom was de uitstroom uit de opvang uiteindelijk lager dan de verwachting?

De uitstroom van 16 640 is lager dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door een stagnatie van de uitstroom en doorstroom van specifieke groepen. Een aantal voorbeelden zijn:

  • Tijdelijke opschorting van uitzettingen van personen afkomstig uit Zuid- en Centraal Somalië;

  • Uitzetting naar Afghanistan en delen van Irak en Ivoorkust is niet mogelijk.

  • De opvang van uitgeprocedeerde gezinnen met minderjarige kinderen mocht als gevolg van een rechtelijke uitspraak niet worden beëindigd.

  • Dublin-claimanten kunnen niet teruggeleid worden naar Griekenland.

  • De groep vergunninghouders in de gemeenten kan minder snel worden uitgeplaatst dan verwacht.

144

Welke beleidsmaatregelen hebben gezorgd voor een prijsmutatie?

In 2010 is gestart met het Project Herijking Producten en Prijzen COA. Het onderzoek is inmiddels afgerond. De nieuwe kostprijzen zijn tot stand gekomen op basis van nacalculatie van de kostprijzen 2009. In de nieuwe kostprijzen zijn onder andere de beleidswijzigingen in verband met de verbeterde asielprocedure verwerkt. Verder heeft de reguliere jaarlijkse indexatie plaatsgevonden.

145

Wanneer kan de Kamer de uitkomsten van de audit met betrekking tot INDIGO verwachten?

Uw Kamer is bij brief van 30 maart 2011 (TK 30 573, nr. 66) geïnformeerd over de inhoud van het auditrapport en de maatregelen die ik heb genomen naar aanleiding van het auditrapport. Het auditrapport «Willen, kunnen, doen» heb ik als bijlage meegezonden met de brief.

146

Wanneer kan INDIGO operationeel zijn?

INDIGO is deels al operationeel, te weten het digitaal dossier en de klantdienstwijzer. In mijn brief van 30 maart 2011 heb ik aangegeven uw Kamer in de zomer van 2011 nader te berichten over de stand van zaken.

147

Zijn er nog meer extra kosten te verwachten bij INDIGO, behalve de in maart 2011 genoemde 44 mln.?

Op dit moment is de raming van € 44 miljoen nog steeds actueel.

148

Wordt in het kader van de voorgenomen wet arbeid vreemdelingen overwogen om de arbeidsmarkttoets weer in te voeren als het gaat om imams die naar Nederland komen?

Het kabinet is niet voornemens de arbeidsmarkttoets in te voeren voor geestelijken. De vrijheid van godsdienst beperkt in sterke mate de effectiviteit van deze toets, voor Turkse imams geldt bovendien dat de standstill-bepaling van Besluit 1/80 van de Associatieovereenkomst EG-Turkije de invoering van deze toets niet toestaat.

149

Hoeveel personen, die zijn gehuisvest op basis van het uitvoeren van de pardonregeling, zitten in de bijstand?

Op dit moment zijn er geen actuele gegevens van het Ministerie van SZW bekend over het aantal houders van een vergunning op basis van de pardonregeling in de bijstand. De evaluatie van het WODC die rond oktober van dit jaar wordt verwacht, zal meer duidelijkheid bieden over de arbeidsparticipatie van deze groep.

150

Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over de resultaten van de vermelde proeftuinen, zoals die voor au-pairs, studenten en kennismigranten?

In de herfst van 2011 wordt uw Kamer hierover nader geïnformeerd.

151

Hoeveel uitgeprocedeerde AMV’s zijn er in 2010 teruggekeerd naar het land van herkomst?

Er zijn in 2010 circa 30 (ex-) AMV’s gecontroleerd zelfstandig vertrokken uit Nederland. Ten aanzien van circa 40 (ex-) AMV’s is het gedwongen vertrek gerealiseerd. Van deze categorie is het grootste gedeelte van de (ex-) AMV’s gedwongen vertrokken op grond van een Dublin claim. Circa 10 (ex-) AMV’s zijn gedwongen vertrokken naar het land van herkomst.

152

Wat is de precieze stand van zaken met betrekking tot het creëren van opvangplekken voor en het begeleiden van AMV’s in verschillende landen van herkomst?

Zweden, Noorwegen, Denemarken en Nederland werken samen in een project dat gericht is op het mogelijk maken van terugkeer naar Afghanistan van AMV’s. Onderdeel hiervan is het bieden van herintegratieondersteuning, inclusief waar nodig tijdelijke opvang. Voorop staat echter het herenigen van de amv met zijn of haar familie. Op dit moment zijn de projectpartners over de mogelijkheden in gesprek met verschillende organisaties in Afghanistan en met de Afghaanse overheid.

In meerdere landen, waaronder Irak, bestaan contacten over de terugkeer van AMV’s. In veel gevallen gaat het om al bestaande opvangmogelijkheden die voor individuele AMV’s geschikt zouden kunnen zijn. Ik benadruk dat in alle gevallen in eerste instantie wordt ingezet op hereniging met de familie. Voorts bestaat nog de samenwerking met het IOM in Congo en Angola als het gaat om opvang van AMV’s.

153

Geldt het adagium «uitnodigend waar het kan» in het reguliere vreemdelingenbeleid ook voor het recht op gezinsleven?

Uitnodigend waar het kan is het adagium waaronder het modern migratiebeleid is vormgegeven. De procedures binnen het reguliere beleid worden vereenvoudigd, waardoor zij kunnen worden versneld en de bureaucratie voor de vreemdeling afneemt.

Het beleid met betrekking tot gezinshereniging maakt deel uit van het reguliere beleid. Het is er met name op gericht om kansrijke gezinsmigratie te bevorderen.

Het reguliere vreemdelingenbeleid ten aanzien van gezinsmigratie wordt vormgegeven binnen de internationaal rechtelijke kaders, waarin het eerbiedigen van gezinsleven een grote rol speelt

154

Wat zijn de extra kosten die worden gemaakt als gevolg van de vertraagde realisatie van INDIGO?

Uw Kamer is bij brief van 30 maart 2011 (TK 30 573, nr. 57) geïnformeerd over de extra kosten van INDIGO.

155

Op welke schaal heeft in 2010 misbruik van de kennismigrantenregeling plaatsgevonden?

In het regeerakkoord is afgesproken dat onderzocht wordt of misbruik van de kennismigrantenregeling plaatsvindt. De resultaten van dit onderzoek zijn bij brief van 11 april jl. (TK 32 144, nr. 5) aan de uw Kamer gezonden.

Uit het onderzoek bleek dat bij 17% van de hoogrisicobedrijven een overtreding is geconstateerd. Van deze 17% ging het in 12% om administratief verzuim en in 5% van de gevallen om materiële overtredingen zoals het uitbetalen van een te laag salaris. Oneigenlijk gebruik van de regeling door uitbetaling van een salaris dat te hoog is voor de betreffende beroepsgroep zal worden tegengegaan door het invoeren per juni van dit jaar van een toets of het loon marktconform is.

Omdat de gecontroleerde werkgevers zijn geselecteerd op basis van risicoprofielen, is het percentage misbruik niet representatief voor alle werkgevers die gebruik maken van de kennismigrantenregeling.

156

Klopt het dat pardonners niet kunnen worden genaturaliseerd als zij niet beschikken over identiteitsgegevens? Welke pardonners komen wel en niet voor naturalisatie in aanmerking?

Voor deze groep vreemdelingen gelden dezelfde naturalisatievoorwaarden als voor de overige vreemdelingen die een regulier verblijfsrecht hebben. De vreemdeling dient een gelegaliseerd uittreksel van de geboorteakte te overleggen. Dit geschiedt bij voorkeur ten tijde van de inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA), maar op een later moment kan het ook.

Is de inschrijving in de GBA gebaseerd op gelegaliseerde geboorteakten dan hoeft bij het naturalisatieverzoek niet alsnog buitenlandse stukken te worden bijgevoegd. Vreemdelingen uit de groep van het generaal pardon hebben op 15 juli 2007 een regulier verblijfsrecht gekregen, met de mogelijkheid om op dat moment de identiteit «te herstellen». In de communicatie met de vreemdeling over het mogelijke verblijfsrecht op grond van de pardon-regeling is van overheidswege duidelijk gemaakt dat het moment van de verstrekking van het verblijfsrecht de laatste kans was om correcte personalia aan de overheid te verstrekken. Indien nadien blijkt dat deze niet juist zijn, dan kan dat gevolgen hebben voor het verblijfsrecht en eventuele naturalisatie.

Sinds 15 juli 2007 hebben deze vreemdelingen verblijfsrecht in Nederland en daarmee tevens de zekerheid in Nederland een bestaan te kunnen opbouwen. Derhalve bestaat voor hen sindsdien de mogelijkheid zorg te dragen voor een inschrijving in de GBA waaraan ook een gelegaliseerd uittreksel van de buitenlandse geboorteakte ten grondslag ligt. Betrokkenen hebben sinds de verkrijging van het verblijfsrecht in 2007 de tijd (gehad) om ten behoeve van het toekomstige naturalisatieverzoek te trachten de voor die naturalisatie gevraagde buitenlandse documenten te verkrijgen.

Het bovenstaande neemt niet weg dat het staande beleid bij naturalisatie een regeling kent voor het geval dat door omstandigheden, die moeten leiden tot bewijsnood, de vreemdeling niet in staat is de gevraagde stukken te overleggen. Het kabinet overweegt geen beleidsversoepeling voor deze groep. Het verlenen van het Nederlanderschap dient zorgvuldig te geschieden en is van een andere orde dan het verlenen van verblijfsrecht als vreemdeling.

157

Hoeveel latente Nederlanders hebben het Nederlanderschap aangevraagd en hoeveel latente Nederlanders hebben het Nederlanderschap verkregen?

Deze optiemogelijkheid bestaat sinds 1 oktober 2010. Het aantal latente Nederlanders dat het Nederlanderschap heeft aangevraagd is niet bekend omdat afwijzingen niet worden bijgehouden door de instanties waar de optieverklaring wordt afgelegd. Naar verwachting zal in de praktijk met de betrokkene eerst de zaak worden doorgenomen en als blijkt dat betrokkene niet in aanmerking komt voor de optiemogelijkheid zal hem/haar worden geadviseerd af te zien van het indienen van de optieverklaring. Dit omdat betrokkene voor het daadwerkelijk in behandeling nemen van de optie € 168 leges betaalt.

Er is een register waar ingewilligde optieverklaringen worden bijgehouden. Sinds de invoering van het wetsvoorstel rond latente Nederlanders (1 oktober 2010) tot heden (27 mei 2011), hebben circa 80 latente Nederlanders het Nederlanderschap verkregen.

158

Waarom is het aantal van 125 fraudeonderzoeken lager dan de 200 die begroot waren?

Vooraf is het aantal fraudegevallen dat zich zal voordoen niet goed in te schatten. En daarmee het aantal benodigde fraudeonderzoeken. Bij de oorspronkelijke begroting is er daarom van uitgegaan dat het aantal fraudeonderzoeken in 2010 gelijk zal zijn aan het aantal in 2009, zijnde 200. Het aantal fraudegevallen in 2010 bleek echter substantieel lager dan in 2009, en daarmee het aantal fraudeonderzoeken.

159

In hoeveel van de 125 onderzochte zaken ging het ook om daadwerkelijke fraude, en wat zijn de vervolgstappen geweest?

De IND heeft 200 fraudeonderzoeken per jaar begroot. In 2010 zijn 125 nieuwe fraudeonderzoeken opgestart door de IND. Deze fraudeonderzoeken kwamen bij de fraudeonderzoeken die nog openstonden uit het voorgaande jaar. In 2010 zijn de fraudeonderzoeken in circa 140 dossiers afgerond. Als resultaat van de fraudeonderzoeken heeft de IND circa 30 voornemens tot intrekking uitgebracht. Dit heeft in circa 20 gevallen geleid een tot een definitieve intrekking van het Nederlanderschap en in ongeveer 10 gevallen heeft dit geleid tot het oordeel dat iemand nimmer Nederlander is geweest of dat er geen aanleiding bestond tot voortzetting van de intrekkingsprocedure.

160

Wat zijn de redenen geweest om de fraudeonderzoeken in te stellen?

De IND start een fraudeonderzoek op bij een vermoeden van identiteitsfraude of toelatingsfraude.

161

Hoe vaak heeft in 2010 gezinsvorming of gezinshereniging plaatsgevonden bij asielzoekers die in Nederland een verblijfsstatus hebben gekregen?

In 2010 zijn er circa 3 060 verblijfsvergunningen asiel verleend aan personen die eerder een aanvraag MVV in het kader van nareis asiel deden.

162

Hoe vaak heeft in 2010 gezinsvorming of gezinshereniging plaatsgevonden bij Somalische asielzoekers?

In 2010 zijn er circa 2 210 verblijfsvergunningen asiel verleend aan personen met de Somalische nationaliteit die eerder een aanvraag MVV in het kader van nareis asiel deden.

163

Worden er nu naar aanleiding van de kengetallen 2010 (asielinstroom lager dan begroot en instroom MVV aanzienlijk hoger) beleidswijzigingen voorgesteld? Wordt er op getallen gestuurd?

De voorgenomen beleidsmaatregelen van dit kabinet vloeien in belangrijke mate voort uit het regeerakkoord. Er wordt niet op getallen gestuurd in die zin dat een daling of stijging in de instroom de zelfstandige reden vormt om tot beleidswijzigingen over te gaan. Wel wordt steeds waar mogelijk onderzocht wat de aanleiding is voor wijzigingen in de instroom. Indien de onderliggende redenen daartoe aanleiding vormen kan dit natuurlijk wel leiden tot specifieke beleidsaanpassingen.

164

Hoeveel Dublin-Griekenland-zaken worden inmiddels inhoudelijk beoordeeld?

Op 21 januari 2011 heeft het Europees Hof voor de Rechter van de Mens uitspraak gedaan in de zaak M.S.S. tegen België. Als gevolg van deze uitspraak is een groep van circa 1 900 personen, waarvoor Griekenland op grond van de Dublin Verordening verantwoordelijk werd gehouden, opgenomen in de Nederlandse asielprocedure voor de inhoudelijke behandeling van hun asielverzoek. Deze zaken zijn op dit moment in verschillende stadia van behandeling.

165

Wat wordt concreet bedoeld met hogere projectkosten van grens management?

De projectkosten in het kader van grensmanagement waren in 2010 € 2 miljoen hoger dan geraamd. Dit betreft projectkosten voor het onderbrengen van de Public Key Infrastructuur-diensten voor grensdocumenten bij JustID, die aanvankelijk niet waren begroot en waarvoor aanvullend budget beschikbaar is gesteld aan JustID.

166

Welke missies naar herkomstlanden zijn er uitgevoerd en welke samenwerkingsprojecten zijn er opgezet?

Het komen tot betere afspraken met landen van herkomst inzake terugkeer vindt op vele manieren plaats. Dit kan middels de contacten die er zijn met de diplomatieke vertegenwoordiging van die landen in Nederland, maar kan ook middels missies naar die landen. In 2010 hebben missies van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) plaatsgevonden naar belangrijke herkomstlanden voor terugkeer. Landen die bezocht zijn waren onder meer Afghanistan, Angola, China, DR Congo, Ghana, India, Irak, Liberia, Marokko, Mongolië, Nepal, Rusland, Nigeria, Somalië, Turkije, Vietnam en landen in de Kaukasus. Deze missies vonden plaats op verschillende niveaus, waaronder ministerieel. Zo bezocht de toenmalige minister van justitie (mede) in het kader van terugkeer Marokko en Azerbeidzjan. Naast de uitgaande missies hebben ook bezoeken van autoriteiten van de genoemde landen aan Nederland plaatsgevonden. Daarnaast wordt het onderwerp terugkeer aan de orde gebracht tijdens bezoeken die primair op andere onderwerpen dan migratie zijn gericht.

In 2010 zijn samenwerkingsprojecten gestart in Armenië, Georgië, en Oekraïne. Deze projecten zijn gericht op herintegratie na terugkeer. In 2010 is ook een start gemaakt met een project gericht op het mogelijk maken van terugkeer van alleenstaande minderjarige vreemdelingen naar Afghanistan. Nederland werkt in dit project samen met Noorwegen, Zweden, Denemarken en het VK. Veelal werkt Nederland in dergelijke projecten samen met de Internationale Organisatie voor Migratie en/of (lokale) NGO’s.

Daarnaast worden samenwerkingsprojecten uitgevoerd op het gebied van capaciteitsopbouw om de migratieautoriteiten in de landen van herkomst te versterken.

167

In welke gevallen hebben bilaterale contacten met landen geleid tot concrete afspraken over terugkeer?

Concrete afspraken inzake terugkeer hebben vele vormen. Zo worden Concrete afspraken inzake terugkeer kunnen vele vormen hebben. Zo worden afspraken gemaakt over de samenwerking met de diplomatieke vertegenwoordigingen in Nederland (of België), terugkeerafspraken met immigratieautoriteiten van herkomstlanden, bijvoorbeeld in de vorm van een Memorandum of Understanding, en worden bilateraal en in EU-verband terug- en overnameovereenkomsten afgesloten. In 2010 is de EU-overeenkomst met Pakistan in werking getreden en is de EU-overeenkomst met Georgië ondertekend. Tevens werd door de Benelux met diverse landen op de Westelijke Balkan onderhandeld over een uitvoeringsprotocol bij de EU-overnameovereenkomst. Ook werd 2010 door de Dienst Terugkeer en Vertrek een Memorandum of Understanding (MoU) gesloten met de Transitional Federal Government van Somalië.

168

Welke zijn de landen waarbij de bereidheid tot samenwerking op het gebied van terugkeer onvoldoende is en waarbij het onderwerp terugkeer in bilaterale relaties in toenemende mate wordt opgebracht?

Ik wil voorop stellen dat er geen landen bestaan die structureel weigeren hun onderdanen terug te nemen die zelf willen terugkeren. Er zijn – op een enkele uitzondering na – mij geen landen bekend die zich principieel op het standpunt stellen dat geen medewerking verleend wordt aan het terugnemen van onderdanen die gedwongen worden terug te keren. Wel bestaan er landen die dusdanige voorwaarden stellen aan of vragen opwerpen over gedwongen terugkeer al dan niet in individuele gevallen, wat negatieve gevolgen kan hebben voor de effectuering van de terugkeer. De lijst met landen waar dit voor geldt wisselt. In het belang van de besprekingen met de landen van herkomst, maak ik niet openbaar bij welke landen sprake is van een goede samenwerking, dan wel dat er sprake is van onvoldoende samenwerking.

169

Wat wordt precies bedoeld met zelfstandig vertrek zonder toezicht? Valt het verdwijnen in de illegaliteit hier ook onder? Kan hier een overzicht van worden gegeven?

Het betreft vreemdelingen die niet meer in beeld zijn van de overheid. Niet bekend is of er daadwerkelijk sprake is geweest van vertrek uit Nederland, hetgeen betekent dat het ook mogelijk is dat betrokkene in de illegaliteit is verdwenen. Omdat het vreemdelingen betreft die niet meer in beeld zijn van de overheid, is het niet mogelijk om nadere informatie te verstrekken over deze vreemdelingen.

170

Wat is precies de opdracht, inclusief tijdsplanning, van de Taskforce VRIS?

Het Besluit over de instelling van de Task Force VRIS is gepubliceerd in de Staatscourant nr. 1791 van 5 februari 2010

De Task Force VRIS heeft als doelstelling: Het realiseren van een doeltreffende, integrale aanpak van criminele vreemdelingen en criminele illegalen door een optimale verbinding tussen strafrechtsketen en vreemdelingenketen om specifieke voor vreemdelingen in de strafrechtsketen geldende maatregelen te kunnen toepassen, dan wel in voorkomende gevallen de uitzetting van vreemdelingen te waarborgen;

  • hetzij door middel van een consequente en gegarandeerde toepassing van het VRIS-protocol door alle bij VRIS betrokken instanties;

  • hetzij door middel van een alternatief voor of aanvullingen van het VRIS-protocol.

De Task Force heeft als taken:

  • het signaleren en het oplossen van knelpunten in het VRIS- protocol;

  • het realiseren van de noodzakelijke verbinding tussen de strafrechtsketen en vreemdelingenketen om een optimaal ketenproces te waarborgen;

  • het voortzetten van de programmatische aanpak om het uitzetten dan wel vastzetten van criminele vreemdelingen te waarborgen;

  • het opstellen van een plan van aanpak waarin knelpunten, te bereiken doelstellingen, te behalen resultaten, te ondernemen activiteiten en de rol van deelnemende partijen beschreven worden;

  • het informeren van de Minister en de Staatssecretaris van Justitie over de voortgang van de werkzaamheden van de Task Force.

De Task Force is ingesteld voor een periode van 1,5 jaar vanaf 5 februari 2010. Onlangs is besloten om de werkzaamheden van de Task Force te verlengen.

171

Hoe komt het dat de voor 2010 geraamde verplichting voor Europol reeds in 2008 was vastgelegd? Waarom is deze verplichting dan toch op de begroting 2010 terecht gekomen?

In 2008 zijn de kosten die voortkomen uit de realisatie van de nieuwbouw Europol verplicht op basis van een door de RGD uitgebrachte offerte.

In 2010 is er naar aanleiding van een scope wijziging een aanvullende offerte uitgebracht. Abusievelijk is toen opnieuw de gehele offerte verplicht. Dit is gecorrigeerd en heeft geleid tot de in het jaarverslag gemelde meevaller.

172

Waarom zijn de salaris vorderingen op ex-personeel gestegen ten opzichte van 2009?

De toename vorderingen ex-personeel is enerzijds veroorzaakt door de toename van het aantal debiteuren en anderzijds door vertraging in het versturen van vorderingsbrieven vanuit P-Direkt.

De toename van het aantal debiteuren is mede veroorzaakt door de invoering van het zelfbedieningsconcept. De invoering daarvan is niet optimaal verlopen, doordat een deel van de managers de nieuwe taken niet onmiddellijk maar pas na enige tijd op zich hebben genomen.

Die vertraging wordt door P-Direkt ingelopen in 2011.

173

Kan de post «procesrisico’s faillissementscuratoren» voor € 9,3 miljoen worden toegelicht?

Met deze garanties kunnen faillissementscuratoren zonder eigen risico gerechtelijke procedures voeren. Deze procedures hebben vaak tot gevolg dat achterstallige schulden alsnog kunnen worden geïnd. Indien de opbrengst van een procedure niet voldoende is om de proceskosten te dekken, kan de curator een beroep doen op de verstrekte garantie.

174

Waar is de 36 miljoen voor externe inhuur precies aan uitgegeven?

Het bedrag van € 36 miljoen aan externe inhuur betreft voornamelijk uitzendkrachten (€ 18 miljoen) en automatiseringsdeskundigen (€ 16 miljoen). De uitzendkrachten zijn ingezet ten behoeve van tijdelijk ondersteunende activiteiten. Daarnaast worden uitzendkrachten ingezet bij piekbelasting (bijvoorbeeld de piek in het aantal aanvragen gericht op studie voor de start van elk nieuw studiejaar). De automatiseringsdeskundigen zijn met name ingezet ten behoeve van het programma INDIGO.

175

Bij hoeveel van de niet in standgehouden beslissingen ging het om administratieve fouten?

Dit wordt niet apart in de systemen geregistreerd. Deze vraag laat zich derhalve niet beantwoorden.

176

Wat is de belangrijkste reden dat 36% van de Dublin-beroepen gegrond wordt verklaard?

De belangrijkste oorzaak is gelegen in de problematiek rond de Dublinclaims op Griekenland.

177

Kan een toelichting worden gegeven de verschuivingen in de immateriële en materiële activa?

De immateriële activa zijn in 2010 gestegen door de investeringen die gedaan zijn in het programma INDIGO. Volgens de regels voor batenlastendiensten zijn de uitgaven voor de bouw van het INDIGO systeem verantwoord onder immateriële vaste activa.

De daling van de materiële activa komt doordat de afschrijvingen hoger zijn dan de investeringen.

178

Wat zijn de gevolgen van de veranderingen in de regels (nu SBF, voorheen FLO) voor het gevangenispersoneel dat dit betreft? Klopt het dat sommige mensen er honderden euro’s per maand op achteruit gaan?

De veranderingen in de regelgeving inzake de SBF leiden ertoe dat de medewerker met een SBF-verlofuitkering (de nieuwe regeling) meer pensioenpremie betaalt en geen compensatie ten aanzien van de inkomensafhankelijke premie Zorgverzekeringswet over een deel van de FPU-uitkering ontvangt. Hij heeft daardoor een lager netto inkomen. Daartegenover bouwt hij meer pensioen op dan het geval was onder de oude regeling (SBF-ontslaguitkering). Het netto-effect verschilt per medewerker, afhankelijk van de wettelijke inhoudingen. Ter toelichting het volgende:

De Regeling uitkering substantieel bezwarende functies 2006 (hierna: SBF-regeling) kent twee uitkeringsvormen, te weten de SBF-verlofuitkering en de SBF-ontslaguitkering (voorheen de FLO-uitkering). Beide uitkeringen bedragen bruto 80% van de laatstverdiende bezoldiging. De netto-uitkering van de SBF-verlofuitkering, die geldt voor de medewerker geboren na 1949 en voor 1965, kent de volgende inhoudingen:

  • inkomstenbelasting: de groene tabel

  • inkomensafhankelijke premie Zorgverzekeringswet: de lage premie en geen compensatie

  • pensioenpremie: volledige pensioenpremie gedurende verlofperiode

De netto-uitkering van de SBF-ontslaguitkering, die geldt voor de medewerker geboren voor 1950, kent de volgende inhoudingen:

  • inkomstenbelasting: groene tabel

  • inkomensafhankelijke premie Zorgverzekeringswet: de lage premie en compensatie over een deel van de FPU-uitkering

  • pensioenpremie: 50% tot 62 jaar

De netto-uitkering van de SBF-ontslaguitkering is hoger in verband met de compensatie voor de inkomensafhankelijke premie Zorgverzekeringswet over een deel van de FPU-uitkering. Bovendien wordt er minder pensioenpremie afgedragen. De medewerker met een SBF-verlofuitkering betaalt meer pensioenpremie maar bouwt daarmee ook meer pensioen op.

De lagere netto SBF-verlofuitkering is per medewerker verschillend en is de uitkomst van inhoudingen op de uitkering volgens algemeen wettelijke voorschriften ten aanzien van belastingen en premies.

179

Wanneer wordt de motie over de verzelfstandiging van de DNA-databank uitgevoerd?

Deze motie betreft het verzoek de DNA-databank zodanig te positioneren dat de onafhankelijkheid voor zowel de kwaliteit als de toegang is gegarandeerd en daartoe de benodigde wijzigingen aan te brengen in het DNA-besluit.

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel DNA-verwantschapsonderzoek en DNA-onderzoek naar uiterlijke persoonskenmerken op 6 en 7 april jl. is de Kamer geïnformeerd over de herpositionering van de DNA-databank sinds 1 januari 2009. Door de herpositionering is de DNA-databank een zelfstandige afdeling geworden binnen het NFI. Evenwel heb ik laten weten oog te hebben voor de vragen met betrekking tot de toegang tot de DNA-databank en de mogelijkheden te onderzoeken tot versterking van de zelfstandige positie van de DNA-databank, alsmede de aanpassingen van het DNA-besluit die hiervoor wellicht nodig zijn. De Kamer ontvangt over deze motie zoals toegezegd in de zomer een brief.

180

Hoe hoog zijn de gemiddelde kosten voor een DNA-onderzoek?

De gestelde vraag laat zich niet eenduidig beantwoorden. Er is namelijk sprake van een grote variëteit aan soorten DNA-onderzoek: van «eenvoudig» tot «zeer complex». De kosten per onderzoek door het NFI variëren daardoor zeer sterk: het relatief eenvoudige standaardonderzoek (ca. 65 euro) is vele malen goedkoper dan het complexe maatwerk (gemiddeld ca. 4000 euro).

  • Het eenvoudige deel van het DNA-onderzoek is standaard en routinematig van karakter. Het productievolume daarvan is groot en komt in belangrijke mate geautomatiseerd tot stand. Het DNA-onderzoek in het kader van de Wet DNA-veroordeelden is in dit verband een goed voorbeeld.

  • Het zeer complexe DNA-maatwerkonderzoek vergt de inzet van hooggeschoold personeel. Aangezien het om maatwerk gaat is er per onderzoek sprake van een wisselende inzet van onderzoekscapaciteit.

181

Waarom hebben in 2010 de drie reclasseringsorganisaties (3RO) minder productie geleverd?

De afgelopen jaren is er aanzienlijk geïnvesteerd in de professionalisering van de reclasseringstaken. Dit heeft geleid tot de invoering van nieuwe reclasseringsproducten die voldoen aan «evidence-based»-criteria, zodat gericht wordt geïnvesteerd in het terugdringen van de criminaliteit. De verbeterde reclasseringsproducten hebben gemiddeld een hogere inzet van uren en doorgaans een langere looptijd dan de oude producten. De nieuwe producten zijn daarom in deze overgangsituatie niet volledig te vergelijken met de oude producten van vorig jaar. Op basis van het aantal uren inzet door de reclassering kan in ieder geval niet geconstateerd worden dat er sprake is van minder productie.

182

Waarom is de bijdrage aan het BFT 0,5 miljoen lager geweest in 2010? Hoe verhoudt zich dit tot de steeds belangrijkere toezichttaken die het BFT krijgt?

Een deel van de kosten voor toezichttaken BFT wordt bekostigd uit de reserve van het BFT. De bijdrage aan het BFT is hierdoor lager dan voorgaande jaren.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Arib, K. (PvdA), Çörüz, C. (CDA), Koopmans, G.P.J. (CDA), Roon, R. de (PVV), voorzitter, Brinkman, H. (PVV), Vermeij, R.A. (PvdA), ondervoorzitter, Raak, A.A.G.M. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Dibi, T. (GL), Toorenburg, M.M. van (CDA), Peters, M. (GL), Berndsen, M.A. (D66), Nieuwenhuizen-Wijbenga, C. van (VVD), Schouw, A.G. (D66), Marcouch, A. (PvdA), Steur, G.A. van der (VVD), Recourt, J. (PvdA), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Helder, L.M.J.S. (PVV), Taverne, J. (VVD) en Schouten, C.J. (CU).

Plv. leden: Dijkgraaf, E. (SGP), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Bochove, B.J. van (CDA), Sterk, W.R.C. (CDA), Dille, W.R. (PVV), Elissen, A. (PVV), Smeets, P.E. (PvdA), Kooiman, C.J.E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Karabulut, S. (SP), Sap, J.C.M. (GL), Smilde, M.C.A. (CDA), Voortman, L.G.J. (GL), Pechtold, A. (D66), Burg, B.I. van der (VVD), Dijkstra, P.A. (D66), Kuiken, A.H. (PvdA), Liefde, B.C. de (VVD), Spekman, J.L. (PvdA), Azmani, M. (VVD), Bontes, L. (PVV), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD) en Slob, A. (CU).

Naar boven