32 645 Kernenergie

Nr. 38 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juni 2012

Met mijn brief van 30 januari 2012 (kamerstukken II, 32 645, nr. 35) heb ik u bericht over de besluiten van Delta en RWE om de door hen opgestarte procedures voor de bouw van een nieuwe kerncentrale in Borssele uit te stellen. Daarbij heb ik u geïnformeerd over de gevolgen daarvan voor het beleid en de activiteiten die nog verricht zullen worden in het kader van de Kernenergiewet-vergunning. De kern van de boodschap was dat de activiteiten die specifiek verbonden zijn aan het initiatief van Delta respectievelijk RWE voorlopig zullen worden stilgelegd.

Omdat voor dit kabinet veiligheid en zorgvuldigheid bij het omgaan met kernenergie voorop staan, heb ik u daarbij eveneens aangegeven dat onverkort zal worden doorgegaan met het up-to-date brengen van de veiligheidseisen van de nucleaire inrichtingen (mede naar aanleiding van de lessen uit Fukushima). Met deze brief wil ik u nader informeren over de stand van zaken van deze voornemens.

In dat verband informeer ik u bovendien over de voortgang van het uitvoeren van de stresstest bij de verschillende nucleaire inrichtingen in Nederland, en over een aantal andere onderwerpen die gerelateerd zijn aan het dossier nucleaire veiligheid.

Veiligheid nieuwe reactoren

In mijn randvoorwaardenbrief van 11 februari 2011 (kamerstukken II, 32 645, nr. 1) heb ik aangegeven dat een ontwerp van de kerncentrale gebaseerd moet zijn op de laatste stand van de techniek. Ook zal een nieuwe kerncentrale tenminste moeten voldoen aan technische eisen die gelden op grond van Europese en Nederlandse regelgeving en de aanbevelingen van de IAEA en de WENRA. Op basis daarvan is door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, ondersteund door het Duitse Gesellschaft für Anlagen- und Reaktorsicherheit (GRS), het afgelopen jaar gewerkt aan het opstellen van nucleaire veiligheidseisen waaraan nieuwe reactoren dienen te voldoen. Ook de richtlijnen voor externe gebeurtenissen die bepalend zijn voor de geschiktheid van de vestigingsplaatsen worden momenteel op de zelfde wijze opgesteld. Daarnaast is gestart met het formuleren van de conventionele milieueisen waaraan een nieuwe reactor moet voldoen.

In mijn brief van 7 oktober 2011 (kamerstukken II, 32 645, nr. 29) heb ik aangegeven dat de te leren lessen uit Japan zullen worden meegenomen bij de uitwerking van deze randvoorwaarden.

Op 20 januari 2012 (kamerstukken II, 32 645, nr. 33) heb ik uw Kamer geïnformeerd over het principebesluit dat het kabinet over de vervanging van de Hoge Flux Reactor in Petten genomen heeft. De werkzaamheden die verband houden met het opstellen van de eisen waaraan een reactor moet voldoen en met welke externe gebeurtenissen rekening moet worden gehouden, zullen worden afgerond omdat deze eisen ook noodzakelijk zijn voor de beoordeling van veiligheid van de nieuwe reactor die de Hoge Flux Reactor in Petten moet vervangen. Het is de bedoeling dat deze randvoorwaarden, nadat ze verder zijn uitgewerkt, worden opgenomen in een ministeriële regeling op basis van artikel 20 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen. Deze huidige planning is gericht op publicatie van de regeling in de tweede helft van 2013.

Met het voorlopig stilleggen van het vooroverleg in het kader van de totstandkoming van een ontvankelijke vergunningaanvraag op basis van de Kernenergiewet, zijn en worden voorlopig ook geen nadere afspraken met de initiatiefnemers gemaakt over specifieke belangen, bijvoorbeeld nationale en regionale werkgelegenheid. Om in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen te verzekeren dat de splijtstof, die in de kerncentrale wordt gebruikt, op verantwoorde manier gefabriceerd wordt, is een conceptnotitie opgesteld. Naar aanleiding van het overleg met het betrokken bedrijfsleven wordt momenteel op hun verzoek een wetenschappelijke check uitgevoerd op het document. Daarna zal worden nagegaan wat opportuun is in de nieuwe situatie. Daarbij zal ook een rol spelen dat de bestaande kerncentrale in Borssele natuurlijk uranium als splijtstof gebruikt.

In mijn eerder genoemde randvoorwaardenbrief van 11 februari 2011 is tevens aangegeven dat het voornemen bestaat om het Bijdragenbesluit 1981 Kernenergiewet aan te passen, zodat een groter deel van de kosten die de overheid maakt, betaald worden door het bedrijfsleven. Deze werkzaamheden worden voortgezet, omdat dit ook geldt voor de kosten die de Rijksoverheid maakt voor bestaande nucleaire inrichtingen, voor een nieuwe reactor in Petten en de upgrade van de reactor in Delft.

Rijkscoördinatieregeling

Delta en RWE hebben mij gemeld dat in verband met het uitstel van de nieuwe kerncentrale (voorlopig) geen plan- en inrichtingsMER opgesteld zal worden voor de locatie Borssele. Delta en RWE dienen voorlopig geen vergunningaanvragen in op grond van de Kernenergiewet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Waterwet en andere wetten. Dit betekent dat er op dit moment ook niet gewerkt kan worden aan (ontwerp-)vergunningen en een (ontwerp-) inpassingsplan. Zonder zicht op een (ontwerp-)inpassingsplan is er ook geen rechtvaardiging voor een (verlenging van een) voorbereidingsbesluit dat per april 2012 is verlopen.

Indien een van de initiatieven weer wordt opgepakt of als er een nieuw initiatief is, kan een volgend kabinet zo nodig- een nieuw voorbereidingsbesluit nemen.

Van vrijdag 2 december 2011 tot en met donderdag 12 januari 2012 heeft de «conceptnotitie reikwijdte en detailniveau planMER tweede kerncentrale Borssele» ter inzage gelegen. In deze conceptnotitie is aangegeven op welke wijze het milieuonderzoek ter onderbouwing van de locatiekeuze zal worden uitgevoerd. Rekening houdend met de zienswijzen heeft de Commissie voor de MER op 29 maart 2012 advies uitgebracht1. Dit advies geeft in combinatie met de conceptnotitie en samen met de reeds vastgestelde richtlijnen Delta van 11 juni 2010 en het vastgesteld advies reikwijdte en detailniveau ERH van 27 april 2011 aan initiatiefnemers helderheid over de wijze waarop het milieuonderzoek ter onderbouwing van de besluitvorming over een tweede kerncentrale Borssele op dit moment zou moeten worden uitgevoerd. Indien één van beide initiatieven op termijn opnieuw wordt opgepakt of als er een nieuw initiatief ontstaat, moet worden onderzocht of er nieuwe omstandigheden en gewijzigde inzichten zijn die actualisatie noodzakelijk maken.

Stresstest EPZ (Borssele)

Over de stand van zaken met betrekking tot de stresstest van de kerncentrale Borssele en de beoordeling ervan in het kader van het Europese Peer Review heb ik u kort geleden geïnformeerd (kamerstukken II, 32 645 nr. 37).

Stresstest NRG (Petten) en RID (Delft)

In aanvulling op de Europese afspraken die alleen voor kerncentrales voor elektriciteitsproductie gelden, wordt in Nederland een stresstest uitgevoerd bij alle nucleaire installaties. Inmiddels hebben vergunninghouders van de onderzoeksreactoren in Petten en Delft (de Nuclear Research and consultancy Group NRG en het Reactorinstituut Delft) een stresstestrapport ingediend. Ik heb op 6 maart 2012 (kamerstukken II, 32 645, nr. 36) de twee rapporten ook aan u gestuurd. Na het opstellen van haar Engelstalige rapport heeft NRG ook een Nederlandse samenvatting gemaakt. Deze bied ik u bij deze brief aan.2

Beide rapporten worden nu door deskundigen van ondermeer de Kernfysische Dienst technisch inhoudelijk beoordeeld. Mede op basis van dit technische oordeel zal ik rond de zomer mijn bevindingen en conclusies formuleren en aan u sturen.

Stresstest Urenco (Almelo) en Covra (industrieterrein Vlissingen-Oost)

Zoals ook in sommige andere Europese landen (bijvoorbeeld Duitsland en België), worden in Nederland ook de verrijkingsinstallatie van Urenco in Almelo en de Centrale Organisatie voor Radioactieve Afval (COVRA) op het industrieterrein Vlissingen-Oost aan een stresstest onderworpen. De uitgangspunten voor de analyse zijn wederom de specificaties zoals in Europees verband afgesproken voor kerncentrales.

Met beide vergunninghouders worden nu nadere afspraken gemaakt om de analyse beter aan te laten sluiten op de specifieke eigenschappen van de installaties. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de uitvoeringsmodaliteiten die in België en Duitsland zijn afgesproken tussen bevoegd gezag en vergunninghouders van vergelijkbare installaties. Deze stresstest analyses worden binnenkort gestart en de resultaten zullen naar verwachting eind 2012 beschikbaar zijn.

Ontmantelingplannen en financiële zekerheid

In de jongste wijziging van de Kernenergiewet (Staatsblad 2010, nr. 18) en onderliggende regelgeving is voor de vergunninghouders van kerninstallaties een aantal nieuwe verplichtingen geïntroduceerd, onder meer op het gebied van ontmanteling. Zo moeten alle vergunninghouders beschikken over een door mij goedgekeurd ontmantelingplan, waarin zij onder meer beschrijven wanneer en op welke wijze de buitengebruikstelling en de ontmanteling van hun installatie zullen gaan plaatsvinden. Inmiddels beschikken alle vergunninghouders over een door mij goedgekeurd ontmantelingplan.

Daarnaast verplicht de regelgeving de vergunninghouders voor kernreactoren tot het stellen van financiële zekerheid voor de kosten van ontmanteling, op een door mij en de minister van Financiën goedgekeurde wijze.

Op 27 maart 2012 is de aanvraag om goedkeuring van de vergunninghouder van de Kerncentrale Borssele (EPZ N.V.) over de wijze waarop zij financiële zekerheid moet stellen voor de kosten van ontmanteling goedgekeurd. EPZ zal jaarlijks geld storten bij een daartoe speciaal ingerichte stichting, die de gelden zal beleggen in overeenstemming met het in de aanvraag opgenomen beleggingsbeleid. Op de beleggingen is voorts een pandrecht gevestigd ten behoeve van de Staat. Op deze wijze wordt door EPZ ten behoeve van de Staat de op grond van de Kernenergiewet gevraagde waarborg geboden dat er voldoende financiële middelen beschikbaar zullen zijn om de ontmantelingkosten te betalen, tegen de tijd dat de ontmanteling aan de orde is.

Naar verwachting kunnen op korte termijn vergelijkbare goedkeuringen worden afgegeven voor de financiële zekerheidsstelling voor de kosten van ontmanteling van de Hoge Flux Reactor en de Lage Flux Reactor te Petten aan NRG en van de kosten van ontmanteling van de Hoger Onderwijs Reactor in Delft aan de TU Delft. Met de vergunninghouder voor de kerncentrale Dodewaard GKN B.V. vinden op dit moment constructieve besprekingen plaats om te komen tot een aanvraag voor goedkeuring van de wijze van het stellen van financiële zekerheid voor de kosten van ontmanteling van de kerncentrale Dodewaard.

Beveiliging

Eind januari 2012 heeft een International Physical Protection Advisory Service (IPPAS) van de IAEA een bezoek gebracht aan Nederland. De Rijksoverheid en de nucleaire installaties zijn in het kader van dit bezoek bezocht. De Nederlandse Rijksoverheid, via de Kernfysische Dienst, heeft deze IPPAS-missie op vrijwillige basis uitgenodigd om op deze manier door buitenlandse experts te laten toetsen of men aan de internationale eisen op het vlak van nucleaire beveiliging voldoet. Dit bezoek vormt het sluitstuk van vier bezoeken in 2005, 2008, 2009 en 2012. Hiermee is Nederland het eerste West-Europese land dat de complete reeks aan IPPAS-bezoeken heeft voltooid. Rond de zomer als het rapport van de IAEA gereed is, zal uw Kamer bericht worden over de resultaten/conclusies van dit internationale bezoek.

Vanaf het derde kwartaal van 2011 is door de Rijksoverheid getoetst of de beveiligingsinformatiepakketten van de nucleaire installaties voldoen aan de op internationale regels gebaseerde Nederlandse wet- en regelgeving. Deze toetsing zal eveneens rond de zomer worden afgerond.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen


X Noot
1

Te vinden op www.commissiemer.nl, onder nummer 2601.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven