Wet van 19 november 2009 tot wijziging van de Kernenergiewet in verband met vereenvoudiging van het bevoegd gezag, invoering van een verplichting tot financiële zekerheidstelling en enkele andere wijzigingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is vergunninghouders van kerncentrales te verplichten financiële zekerheid te stellen voor de kosten die zijn verbonden aan de buitengebruikstelling en ontmanteling van een kerncentrale en dat het in verband daarmee noodzakelijk is de Kernenergiewet te wijzigen;

dat het daarnaast wenselijk is het aantal bij het bevoegd gezag betrokken ministers als bedoeld in de artikelen 15 en 29 van de Kernenergiewet te beperken en enkele andere wijzigingen in die wet aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Kernenergiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 13, derde lid, en 26, eerste lid, onder a, en tweede lid, wordt «Onze Minister van Economische Zaken» vervangen door: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

B

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt na «vergunning» ingevoegd: van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

2. In onderdeel b vervalt de zinsnede «, te ontmantelen» en wordt voor de puntkomma ingevoegd: of een inrichting, waarin kernenergie kon worden vrijgemaakt, splijtstoffen konden worden vervaardigd, bewerkt of verwerkt, dan wel splijtstoffen werden opgeslagen, te ontmantelen;.

C

Artikel 15a komt te luiden:

Artikel 15a

  • 1. Met ingang van 31 december 2033 vervalt de op grond van artikel 15, onder b, verleende vergunning voor het in werking houden van de in 1973 in werking gebrachte kernenergiecentrale Borssele, voorzover het betreft het vrijmaken van kernenergie.

  • 2. Een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder b, voor het vrijmaken van kernenergie in de in het eerste lid genoemde inrichting na het in het eerste lid genoemde tijdstip wordt, onverminderd het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde, buiten behandeling gelaten.

D

In de artikelen 15aa, 15d, tweede lid, 18a, eerste en tweede lid, 19, eerste, tweede, derde en vierde lid, 20, tweede lid, en 20a, eerste lid, wordt «Het bevoegd gezag» onderscheidenlijk «het bevoegd gezag» vervangen door: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

E

In artikel 15b wordt na het eerste lid, onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Onverminderd het eerste lid kan een vergunning voor het oprichten van een inrichting als bedoeld in artikel 15, onder b, worden geweigerd, indien de in de aanvraag beschreven techniek voor het vrijmaken van kernenergie, het vervaardigen, bewerken of verwerken van splijtstoffen dan wel het opslaan van splijtstoffen in de inrichting naar het oordeel van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij het in werking brengen van de inrichting zal zijn verouderd.

F

(vervallen)

G

Na artikel 15e wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 15f

  • 1. De houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder b, voor het in werking brengen, in werking houden, buiten gebruik stellen of ontmantelen van een inrichting waarin kernenergie kan, onderscheidenlijk kon worden vrijgemaakt, stelt op een door Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Financiën goedgekeurde wijze financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het buiten gebruik stellen en de ontmanteling van de inrichting.

  • 2. De financiële zekerheid wordt in stand gehouden tot het tijdstip waarop Onze genoemde Ministers schriftelijk hebben verklaard dat de ontmanteling is voltooid.

  • 3. De financiële zekerheid wordt gesteld in een of meer van de volgende vormen:

    • a. een borgtocht of een bankgarantie;

    • b. het deelnemen aan een daartoe ingesteld fonds dat naar het oordeel van Onze genoemde Ministers voldoende waarborg biedt dat de in het eerste lid bedoelde kosten zijn gedekt;

    • c. het treffen van enige andere voorziening die naar het oordeel van Onze genoemde Ministers voldoende waarborg biedt dat de in het eerste lid bedoelde kosten zijn gedekt.

  • 4. De aanvraag om goedkeuring vermeldt het bedrag en de termijn waarvoor en het tijdstip en de wijze waarop de zekerheid wordt gesteld. Tevens bevat de aanvraag een onderbouwing van de omvang van de te stellen financiële zekerheid. Indien de aanvraag betrekking heeft op een wijziging van bij een eerdere aanvraag verstrekte gegevens, wordt de aanvraag uiterlijk vier weken voor de wijziging ingediend.

  • 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag om goedkeuring.

  • 6. Aan de goedkeuring kunnen voorschriften worden verbonden. Daartoe kan in ieder geval behoren een voorschrift dat de houder van de vergunning het bedrag van de gestelde zekerheid aanpast, indien dat naar het oordeel van Onze genoemde Ministers nodig is met het oog op wijziging van bij het voorschrift aangegeven omstandigheden.

  • 7. Onze genoemde Ministers beslissen binnen zes maanden na de ontvangst van een aanvraag om goedkeuring op die aanvraag.

  • 8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen andere inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder b, worden aangewezen, waarop het eerste tot en met zevende lid van overeenkomstige toepassing zijn.

H

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onder d, wordt «Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, alsmede van Onze Ministers wie het mede aangaat,» vervangen door: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

2. In het derde lid, onder a, 3°, wordt «Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid» vervangen door: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

I

In artikel 19, vierde lid, wordt «artikel 15b, derde lid» vervangen door: artikel 15b, vierde lid.

I1

Aan artikel 20a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kan een vergunning voor het ontmantelen van een inrichting als bedoeld in artikel 15, onder b, tevens intrekken wanneer de ontmanteling van die inrichting is voltooid.

J

In artikel 21 wordt na het tweede lid, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vierde tot en met zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de buitengebruikstelling en ontmanteling van bij of krachtens die maatregel aangewezen categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder b. Bij of krachtens de maatregel kan worden bepaald dat daarbij gestelde regels slechts gelden in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.

K

In artikel 22, vierde lid, wordt «door Ons, op voordracht van Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,» vervangen door: door Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

L

Artikel 26, eerste lid, onder d, komt te luiden:

  • d. een maatregel als in artikel 16, 17 of 21 bedoeld: door Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

M

In artikel 29, eerste lid, wordt na «vergunning» ingevoegd: van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

N

Artikel 29a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «met betrekking tot de totstandkoming» vervangen door: op de voorbereiding.

2. In onderdeel b vervalt «, met dien verstande dat de in dat lid, onder a, 3°, bedoelde bevoegdheden worden uitgeoefend door Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport».

3. In onderdeel c wordt «Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport» vervangen door: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

O

Artikel 30 vervalt.

P

In de artikelen 32, vijfde lid, onder c, en 35 vervalt «het vervoer van radioactieve stoffen of».

Q

In artikel 33, vierde lid, wordt «door Ons, op voordracht van Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,» vervangen door: door Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

R

Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid wordt het eerste lid vervangen door twee leden, luidende:

  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke taken worden verricht door een deskundige en worden regels gesteld met betrekking tot de vaardigheden en bekwaamheden, waaraan deskundigen moeten voldoen.

  • 2. Bij de maatregel kan worden bepaald dat daarbij aangewezen taken slechts mogen worden verricht door een persoon die met het oog op de uitvoering van die taken is ingeschreven in een door Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan te wijzen register.

2. In het derde lid wordt «als bedoeld in het eerste lid» vervangen door: als bedoeld in het tweede lid.

3. In het zesde lid, wordt in onderdeel b «kan worden geweigerd of doorgehaald» vervangen door «kan worden geweigerd, doorgehaald of geschorst» en wordt in onderdeel f «eerste lid» vervangen door «tweede lid».

S

In artikel 69a, eerste lid, wordt «Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer» vervangen door «Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport» en wordt «artikel 69, tweede lid» vervangen door «artikel 69, derde lid».

T

In artikel 69b, tweede lid, wordt «artikel 69, tweede lid» vervangen door: artikel 69, derde lid.

U

In artikel 69c, eerste lid, wordt «Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer» vervangen door: «Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport».

V

Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «Onze Minister, die de vergunning heeft verleend,» vervangen door: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

2. In het derde lid wordt «Onze Ministers die de vergunning hebben verleend» vervangen door: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

V1

Na artikel 70 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 70a

Op een overeenkomst, gesloten door de eigenaar van een inrichting als bedoeld in artikel 15, onder b, waarin kernenergie kan worden vrijgemaakt, met de Staat der Nederlanden, die verband houdt met die inrichting, is artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in dat artikel bedoelde rechtsgevolgen mede zullen gelden voor verplichtingen van eerstgenoemde partij om ten aanzien van die inrichting iets te doen.

W

Artikel 76 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «Het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 21, 29, 32, 34, 37 of 38a» vervangen door: Het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 14, 15c, 15f, 16, 17, 17a, 18a, 21, 29, 32, 34, 37, 38a, 67, 68, 73 of 75.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Hetgeen ingevolge deze wet bij algemene maatregel van bestuur kan worden geregeld, kan in afwijking daarvan bij ministeriële regeling worden geregeld, indien de regels uitsluitend strekken ter uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, tenzij voor een juiste uitvoering wijziging van een algemene maatregel van bestuur of de wet noodzakelijk is. Op de vaststelling van een ministeriële regeling zijn de artikelen 26 en 35 van overeenkomstige toepassing.

X

(vervallen)

ARTIKEL II

In artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de Kernenergiewet na «artikel 15,» ingevoegd: 15f, eerste en zesde lid,.

ARTIKEL IIA

Artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten is voor wat betreft de zinsnede met betrekking tot artikel 15f, eerste en zesde lid, van de Kernenergiewet niet van toepassing op de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet voor het buiten gebruik stellen van een inrichting waarin kernenergie kon worden vrijgemaakt, indien de inrichting op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds buiten gebruik is gesteld.

ARTIKEL III

  • 1. Deze wet, met uitzondering van de artikelen I, onder G, en II, treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. De artikelen I, onder G, en II treden in werking met ingang van de eerste dag van het vijfde kalenderkwartaal na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 19 november 2009

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de eenentwintigste januari 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 30 429

Naar boven