32 605 Beleid ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking

Nr. 107 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2012

Naar aanleiding van de toezegging in het AO Water van 21 maart jl. (Kamerstuk 32 605, nr. 86) stuur ik u hierbij de uitwerking van criteria voor subsidieverlening van publiek-private partnerschappen via het Fonds Duurzaam Water (FDW). Ook wil ik u middels deze brief informeren over de criteria die gelden voor het Fonds Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid (FDOV).

Deze brief sluit ook aan op de motie El Fassed over het gebruik van het FIETS kwaliteitsmodel bij de toekenning van financiering aan publiek-private partnerschappen als richtsnoer voor duurzaamheidscriteria (33 000 V, nr. 51) en de motie Dikkers over het meenemen van duurzame armoedebestrijding en bereiken van gemarginaliseerde groepen als criteria bij ontwikkelingsbeleid dat door of in samenwerking met het bedrijfsleven wordt uitgevoerd op het gebied van voedselzekerheid en water (32 605, nr. 28). Ook beantwoordt de brief aan het verzoek van de Kamer in de moties Ferrier over het samenbrengen van specifieke op duurzaamheid gerichte kennis en ervaring van bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties bij het ontwikkelen van een duurzame lokale economie (32500V, nr. 36), de inzet van Nederlandse kennis en kunde waarbij de

behoeften van ontwikkelingslanden voorop staan (32 605, nr. 7) en het mainstreamen van milieu en klimaat als dwarsdoorsnijdende thema’s in de

speerpunten voedselzekerheid en water (32 605, nr. 45).

Met het Fonds Duurzaam Water wil ik activiteiten financieren op het gebied van waterveiligheid en waterzekerheid, die resulteren in structurele armoedebestrijding, duurzame economische groei en zelfredzaamheid.

Binnen het Fonds is, zoals ik uiteenzette in de Kamerbrief Water voor Ontwikkeling (Kamerstuk 32 605, nr. 65) aandacht voor drie subthema’s:

  • Efficiënt watergebruik, vooral in de landbouw;

  • Verbeterd stroomgebiedbeheer en veilige delta’s;

  • Verbeterde toegang tot schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen.

De eerste call for proposals voor het Fonds Duurzaam Water is op 7 mei 2012 gesloten. Er zijn 81 voorstellen ingediend. 65% is gericht op een interventie in een partnerland, veelal in Afrika. 59% van de projectvoorstellen richt zich op het thema drinkwater en sanitatie, 26% onder efficiënt watergebruik en 15% onder verbeterd stroomgebiedbeheer. 65% van alle voorstellen is gericht op de 15 partnerlanden. Meer dan de helft van de voorstellen is ingediend door bedrijven. Alle indieners maken deel uit van een consortium dat tenminste bestaat uit een publieke partij, een bedrijf en een NGO of kennisinstelling.

Met het Fonds Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid wil ik activiteiten ondersteunen op het terrein van voedselzekerheid en private sector ontwikkeling.

De eerste call for proposals voor het FDOV is op 11 juni gesloten en heeft ruim 100 voorstellen opgeleverd. Bijna 70% van de projectvoorstellen richt zich op Afrika. Ruim 50% is gericht op de 15 partnerlanden. Twee derde van de voorstellen is gericht op voedselzekerheid, een derde op private sector ontwikkeling. Ook hier is meer dan de helft van de voorstellen afkomstig van een bedrijf.

Proces

Het beoordelingsproces is verdeeld in twee fases. In fase 1 worden beknopte concept notes van projectvoorstellen beoordeeld en geselecteerd. Consortia die doorgaan naar de tweede ronde leveren een uitgebreid projectvoorstel in, dat wordt beoordeeld. Agentschap NL legt de voorstellen en het projectadvies voor aan twee door de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken ingestelde onafhankelijke adviescommissies voor beide fondsen. Vanzelfsprekend zijn ook ambassades en het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie betrokken bij het beoordelingsproces.

Criteria

De criteria met betrekking tot duurzaamheid (het FIETS-model) overlappen grotendeels met de criteria voor duurzame armoedebestrijding, het bereiken van gemarginaliseerde groepen, het mainstreamen van milieu en klimaat en maatschappelijk verantwoord ondernemen. De voorstellen die ingediend zijn worden getoetst op de criteria zoals geformuleerd in het FIETS-kwaliteitsmodel voor duurzaamheid.

De criteria zijn:

  • F: De kwaliteit van het verdienmodel en/of het mate waarin de projecten zonder subsidie kunnen worden voortgezet (financieel);

  • I: Deel van het totale budget dat wordt besteed aan capaciteitsopbouw of voorlichting aan lokale partijen (institutioneel);

  • I: De mate waarin kennisoverdracht (training/voorlichting) is opgenomen in de projecten.

  • E: De mate waarin de projecten mogelijke gevolgen voor het milieu en risico’s met betrekking tot klimaat adresseren. (milieu/klimaat);

  • T: De mate waarin projecten beheer en onderhoud en de financiering ervan vooraf borgen(technisch);

  • S: Het aandeel van de meest kwetsbare groepen binnen het aantal mensen dat bereikt wordt door het project (sociaal).

Voor deze criteria op duurzaamheid is een minimum score vereist. Voldoen ze niet aan deze eis dan wordt het voorstel afgewezen.

De projectpartners moeten bij het indienen van de voorstellen verklaren dat men bekend is met de eis van de subsidieverstrekker het gebruik van kinder- en dwangarbeid in de handels- en investeringsketen uit te sluiten. Daarnaast verklaren de projectpartners dat men zich conformeert aan de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), de ILO verklaring inzake fundamentele rechten en principes voor werk en de VN conventie over biodiversiteit. Ontbreekt deze verklaring, dan wordt het projectvoorstel afgewezen.

Bij de uitgebreide projectvoorstellen dient er een risicoanalyse gemaakt te worden door de consortia met betrekking tot de MVO en OESO-richtlijnen. Deze wordt meegenomen in de beoordeling. Bij een hoog risicoprofiel dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen, welke worden opgenomen in de planning en de subsidiebeschikking. Gedurende de uitvoering van het project zal hierop worden gemonitord. Voor grote projecten worden ook veldbezoeken afgelegd voordat de subsidiebeschikking wordt afgegeven. Tijdens deze bezoeken worden risico’s met betrekking tot MVO beoordeeld. Ik verwijs hierbij ook naar de bedrijfsleveninstrumenten brief van 1 mei 2012 (Kamerstuk 31 250, nr. 97), waar ik uiteen heb gezet hoe richtlijnen voor IMVO gehanteerd gaan worden.

De beoordelingscriteria voor het Fonds Duurzaam Water worden toegelicht in het subsidiebesluit dat op 28 maart gepubliceerd is in de Staatscourant; zie hiervoor bijlage 11. De beoordelingscriteria voor het Fonds Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid worden toegelicht in het besluit van 23 april jl.; zie hiervoor bijlage 21.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven