32 317 JBZ-Raad

Nr. 852 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 september 2023

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de brief van 18 september 2023 inzake de geannoteerde agenda JBZ-Raad 28 september 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 851), verslag van de informele JBZ-Raad van 20–21 juli 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 848), over Fiche: Verordening bescherming volwassenen en Raadsbesluit tot toetreding tot het Haags Volwassenenbeschermingsverdrag (Kamerstuk 22 112, nr. 3739), over de ontwikkelingen rondom ECRIS (Kamerstuk 22 112, nr. 3732), over antwoord op vragen commissie over de geannoteerde agenda informele JBZ-Raad van 20 en 21 juli 2023 (algemeen) (Kamerstuk 32 317, nr. 846), over antwoord op vragen commissie over de geannoteerde agenda informele JBZ-Raad van 20 en 21 juli 2023 (algemeen) (Kamerstuk 32 317, nr. 850), over consultatie: Tussentijdse evaluatie Uniemechanisme voor civiele bescherming (UCPM) (Kamerstuk 22 112, nr. 3746), over antwoorden op vragen commissie over o.a. het Fiche: Richtlijn en mededeling ter bestrijding van corruptie binnen de EU (Kamerstuk 22 112, nr. 3752), over fiche: Verordening handhaving AVG in grensoverschrijdende zaken (Kamerstuk 22 112, nr. 3769).

De vragen en opmerkingen zijn op 25 september 2023 aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 27 september 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Kat

Adjunct-griffier van de commissie, Burger

Inhoudsopgave

Inleiding

2

   

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

5

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

5

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

11

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

14

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

15

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties

18

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

21

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

24

Inleiding

Hierbij sturen wij uw Kamer de beantwoording van de vragen van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van uw Kamer die zijn gesteld in het kader van het schriftelijk overleg over de JBZ-Raad van 28 september 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 851). De onderwerpen die in de beantwoording aan bod komen zijn hervestiging (VVD-, BBB- en D66-fracties), MoU Tunesië/Externe dimensie (VVD-, D66-, SP-, PvDA/GL- en Volt-fracties), Crisisverordening (VVD-, PvDA/GL-, en Volt-fracties), Richtlijn Tijdelijke Bescherming (D66-fractie), scheepsramp Adriana (PvDA/GL-fractie), samenwerking Latijns-Amerika bij tegengaan georganiseerde criminaliteit (SP-fractie) en dreiging terroristische organisaties en wapensmokkel uit Oekraïne (BBB-fractie).

Een deel van de vragen heeft betrekking op onderwerpen die niet zijn geagendeerd voor de aankomende JBZ-Raad, namelijk voorkomen en bestrijden seksueel kindermisbruik, toegang tot rechtbanken en het BNC-fiche over bescherming van kwetsbare volwassenen. In verband met het korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt het antwoord op deze vragen uiterlijk binnen drie weken verzonden.

Ook geven wij hierbij een appreciatie van het onlangs verschenen voorstel voor de verlenging van de activering van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming voor ontheemden uit Oekraïne.

Kabinetsappreciatie: Verlenging van de activering van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming tot en met 3 maart 20251

Op dinsdag 19 september 2023 heeft de Europese Commissie (hierna: Commissie) formeel een voorstel ingediend bij de Raad om de activering van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (hierna: RTB) met een jaar te verlengen. Indien de Raad instemt met dit voorstel, wordt de activering van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming verlengd tot en met 3 maart 2025. Hieronder vindt u een kabinetsappreciatie van dit voorstel van de Commissie, dat voor politieke besluitvorming voorligt tijdens de aankomende JBZ-Raad van 28 september.

Essentie voorstel en Nederlands beleid tot dusver

De Europese Commissie kondigt in het voorstel aan gebruik te maken van de bepaling die in artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2001/55/EG is opgenomen dat bepaalt dat indien er aanleiding blijft om tijdelijke bescherming te verlenen, de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie kan besluiten de tijdelijke bescherming met maximaal één jaar te verlengen.

Met het uitbreken van de oorlog die Rusland voert tegen Oekraïne heeft Nederland zich op 4 maart 2022 uitdrukkelijk als voorstander verklaard van het activeren van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming om ontheemden uit Oekraïne op adequate wijze op te kunnen vangen, hen rechten te kunnen verlenen en om de asielsystemen in de lidstaten te ontlasten.

Beoordeling voorstel en inzet kabinet

Het kabinet heeft u middels de geannoteerde agenda voor en het verslag van de informele JBZ-Raad van 20–21 juli reeds geïnformeerd een voorstander te zijn van verlenging van de activering van de RTB tot en met maart 2025.2

Daarom is het kabinet voornemens om in te stemmen met het voorstel van de Europese Commissie.

Het kabinet acht deze verlenging logisch en noodzakelijk. Ten eerste is het kabinet het eens met de Commissie dat het niet waarschijnlijk is dat de oorlog die Rusland voert tegen Oekraïne snel wordt beëindigd en dat betekent dus ook dat het nog steeds noodzakelijk blijft om ontheemden uit Oekraïne, die onder de reikwijdte van de richtlijn vallen, op te vangen in de lidstaten van de Europese Unie. Daarnaast meent dit kabinet dat sinds het activeren van de RTB is gebleken dat deze richtlijn een geschikt instrument is om de immense opgave van het opvangen van miljoenen ontheemden uit Oekraïne vorm te geven. De Richtlijn geeft de lidstaten zowel een gemeenschappelijk juridisch kader dat een gecoördineerde en geharmoniseerde aanpak bevordert, terwijl het lidstaten ook ruimte geeft om een eigen invulling te geven aan de opvang van ontheemden op het eigen grondgebied.

Beoordeling gevolgen van het voorstel

Wanneer het kabinet instemt met dit voorstel, betekent dit dat de huidige wijze waarop het uitvoeringsbesluit van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming in Nederland wordt uitgevoerd, in stand wordt gehouden. Ten eerste zal het verblijfsrecht van ontheemden uit Oekraïne die momenteel onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming vallen worden verlengd tot en met 3 maart 2025. Ten tweede betekent het dat ontheemden die momenteel nog in Oekraïne zijn en die in de nabije toekomst vanwege de oorlog het land moeten ontvluchten zich ook ná 4 maart 2024 kunnen blijven melden in de EU-lidstaten om tijdelijke bescherming aan te vragen. Uitzondering daarop vormt de groep derdelanders van wie het recht op tijdelijke bescherming inmiddels is beëindigd, maar die in afwachting van de richtinggevende uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State nog gebruik kunnen maken van de rechten op grond van de Richtlijn. Hun verblijfsrecht zal enkel worden verlengd tot en met 3 maart 2025 indien de uitspraak van de Raad van State daartoe aanleiding geeft. Andere belangrijke gevolgen op nationaal niveau die het voorstel heeft zijn dat de publieke opvang van ontheemden beschikbaar blijft en dat de rechten die ontheemden nu kunnen ontlenen aan de Richtlijn Tijdelijke Bescherming in stand blijven, zoals het recht op toegang tot de arbeidsmarkt (in loondienst), toegang tot zorg en toegang tot het onderwijs. Dit betekent dat vooralsnog de regelingen die voor deze doelgroep zijn opgetuigd worden voortgezet en dat gemaakte afspraken worden gecontinueerd. Zoals genoemd in de Kamerbrief van 14 oktober 20223 en 16 december 20224 zet het kabinet in op de bevordering van participatie en zelfredzaamheid van de doelgroep gedurende de periode dat zij zich in Nederland bevinden. Gericht op de langere termijn wordt daarom de komende periode gekeken hoe de primair als tijdelijk bedoelde voorzieningen de komende periode kunnen blijven worden ingezet en waar mogelijk aanpassingen nodig zijn. In dit kader is het mogelijk dat een wijzigingsbesluit wordt voorgelegd in de komende periode.

Het kabinet vindt het wel van belang dat argumenten voor de verlenging zien op de bestaansgrond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, zodat er een zuiver onderscheid blijft tussen de richtlijn en een asielbeoordeling.

Budgettaire consequenties

De Commissie geeft geen inschatting van de budgettaire gevolgen van het verlengen van de Richtlijn voor de EU-begroting. De Commissie verwijst evenwel naar het voorstel gedaan in het kader van de Midterm Review voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) om 2 miljard toe te voegen aan Heading 4 van het EU-budget, dat lidstaten in brede zin kunnen gebruiken voor asiel en migratie, inclusief voor de opvang van ontheemden. Het kabinet ziet dat er op het gebied van de interne dimensie van het EU-migratiebeleid grote uitdagingen liggen. Het uitgangspunt van het kabinet is dat deze uitdagingen opgelost dienen te worden binnen de bestaande MFK-plafonds en speciale instrumenten.

De kosten op nationaal niveau die naar verwachting met verlenging van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming zullen zijn gemoeid in 2024 raamt het kabinet op ongeveer 3,4 miljard5.

Subsidiariteit en proportionaliteit

Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit en proportionaliteit van het voorgestelde optreden als positief.

Zoals de Commissie in het voorstel beschrijft, heeft de oorlog in Oekraïne impact op de hele EU – en het vraagt nog steeds om een Europese en gecoördineerde aanpak. Alternatieve maatregelen op nationaal niveau, zoals het individueel moeten beoordelen van asielaanvragen van ontheemden uit Oekraïne, zouden dit onvoldoende kunnen verwezenlijken. Gezien de grensoverschrijdende effecten en impact op alle lidstaten kan een effectieve, gecoördineerde aanpak bovendien beter op het niveau van de EU bereikt worden. Optreden op het niveau van de EU is daarom gerechtvaardigd.

Zoals hierboven aangegeven is het voortzetten van de tijdelijke bescherming op grond van de richtlijn naar het oordeel van het kabinet geschikt en noodzakelijk. Daarbij is van belang dat het voorstel door de duur van één jaar afgebakend is in tijd en dezelfde reikwijdte heeft als die nu wordt gehanteerd. Daarom wordt volgens het kabinet ook voldaan aan het proportionaliteitsbeginsel.

Inzet en krachtenveld

Het kabinet zal vóór verlenging van de activering van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming stemmen. Het kabinet verwacht ook dat de verlenging van de activering van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming door een grote meerderheid van de Raad, al dan niet met unanimiteit, zal worden gesteund.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda bij de JBZ-Raad op 28 september 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 851) en de geagendeerde fiches. Zij stellen nog enkele vragen.

Fiche: Verordening bescherming volwassenen en Raadsbesluit tot toetreding tot het Haags Volwassenenbeschermingsverdrag

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Commissievoorstel en het Raadsbesluit tot toetreding tot het Haags Volwassenenbeschermingsverdrag (HVV). Deze leden vragen een nadere toelichting op het besluit dat Nederland heeft genomen om als eerste land het HVV te ondertekenen, maar nog niet te ratificeren. Voornoemde leden merken op dat in de Nederlandse rechtspraak het HVV soms anticiperend wordt toegepast, maar dat de kans groot is dat betrokken Nederlanders die in het ziekenhuis in Spanje belanden en geen medische beslissingen kunnen nemen, te maken krijgen met tijdverlies en extra kosten. Hoe motiveert de Minister de keuze om het HVV te ondertekenen maar niet te ratificeren? Wat vindt de Minister in algemene zin van verdragen die niet zijn geratificeerd, maar in de praktijk wel «anticiperend» of analoog worden toegepast, dus zonder enige vorm van democratische legitimatie? Erkent de Minister dat in die gevallen sprake is van een democratisch tekort?

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister nader kan toelichten wat de verschillen en de overeenkomsten zijn tussen het voorstel voor de Verordening en het HVV. Acht de Minister het daarnaast van belang dat er zo min mogelijk licht bestaat tussen de Verordening en het HVV? Deze leden stellen dat er in vijftien EU-lidstaten inmiddels ervaring is opgedaan met de toepassing van het HVV. Kan de Minister nagaan bij de lidstaten die het HVV hebben geratificeerd wat de ervaringen in de praktijk zijn bij de toepassing van het verdrag? De aan het woord zijnde leden wijzen hierbij op bijvoorbeeld de werkbelasting voor de rechtspraak, de kosten, de taken, bevoegdheden en werkwijzen van de centrale autoriteiten, de ICT, enzovoort. Kan de Minister bevestigen dat zij bij de landen die het HVV hebben geratificeerd informatie zal inwinnen voorafgaande en gedurende de onderhandelingen over het Commissievoorstel?

De leden van de VVD-fractie vragen of het de bedoeling is dat dezelfde centrale autoriteit die de verordening vereist ook dezelfde autoriteit is als de centrale autoriteit die moet worden aangewezen wanneer het HVV wordt geratificeerd. Kan de Minister voorts aangeven of de taken die moeten worden belegd bij een centrale autoriteit volgens de Verordening en het HVV, bij de reeds bestaande centrale autoriteit internationale kinderbescherming zullen worden belegd? Deelt de Minister het streven om niet een geheel nieuwe centrale autoriteit op te tuigen?

De leden van de VVD-fractie zijn positief over het voorstel van de Europese Commissie (EC), omdat een Nederlandse beslissing die wordt genomen op grond van de verordening, in de toekomst straks in Duitsland kan worden erkend, en vervolgens ook in bijvoorbeeld Zwitserland, of een andere niet-lidstaat van de EU. Ziet de Minister dit voordeel ook boven de huidige situatie, waarin het HVV niet is geratificeerd maar wel analoog wordt toegepast door de rechter? Kan de Minister bevestigen dat de voorbereidingen voor uitvoeringswetgeving al kunnen worden gestart?

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister de Kamer nader kan informeren wanneer een concept-gemeenschappelijk standpunt voor ligt in de Raad dat op onderdelen afwijkt van de inzet van Nederland zoals verwoord in het BNC-fiche.

Antwoord

Dit onderwerp staat niet op de agenda van de huidige JBZ-Raad. In verband met het korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt het antwoord op deze vragen zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen drie weken verzonden.

Geannoteerde agenda JBZ-Raad 28 september 2023

De leden van de VVD-fractie lezen dat de hervestiging in het kader van de EU-Turkijeverklaring weer wordt hervat. Zij vragen hoe de Staatssecretaris dit ziet in verhouding tot de voortdurende asielcrisis in Nederland. Acht de Staatssecretaris dit verantwoord, aangezien de asielopvang in Nederland nog steeds ongekend onder druk staat en hier geen instroombeperkende maatregelen tegenover staan? Waarom is niet gekozen voor een lager aantal (bijvoorbeeld 250 per jaar), en hervestiging alleen te verhogen in het geval van nieuwe migratiedeals, die de irreguliere instroom substantieel omlaag brengen?

Antwoord

Zoals in de aanbiedingsbrief van de geannoteerde agenda voor deze JBZ-Raad is gemeld, stoelt het besluit tot het hervatten van hervestiging in het kader van de EU-Turkije Verklaring op de afweging van enerzijds de opvangsituatie en gerelateerde ontwikkelingen in Nederland en anderzijds de relatie met Turkije, het belang dat het kabinet hecht aan het uitvoeren van de EU-Turkije Verklaring en de situatie in dat land. Daarbij is ook meegewogen dat het gaat om het hervatten van de inzet vanaf 1 januari 2024 en dat het gaat om inzet voor een periode van twee jaar. Dit biedt de mogelijkheid tot spreiding van de uitvoering met oog voor een zo klein mogelijke belasting van de opvang. Alles overwegende en in afstemming met de uitvoeringsorganisaties heeft dit tot het besluit geleid de voorheen gebruikelijke inzet van 1.000 vluchtelingen per jaar te spreiden over de periode van twee jaar (500 vluchtelingen per jaar) tenzij de instroom zo hoog is dat de druk op de Nederlandse voorzieningen te zwaar wordt.

Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of het mogelijk is om Yezidi-vluchtelingen expliciet op te nemen in de hervestigingsprioriteiten van de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR), dan wel opvanglocaties in de regio waar veel Yezidi-vluchtelingen zich bevinden. Wat zijn hierin de mogelijkheden en de beperkingen?

Antwoord

Zoals de Kamer eerder is bericht6, is hervestiging mogelijk voor Jezidi die buiten hun herkomstland verblijven en door UNHCR zijn aangemerkt als vluchteling. Het is bij UNHCR bekend dat deze zaken kunnen worden voorgedragen voor hervestiging naar Nederland, bijvoorbeeld in het kader van de ruimte binnen het nationale quotum voor individuele dossiervoordrachten van urgente zaken wereldwijd. Nederland laat het aan UNHCR om te beslissen welke individuele zaken voor hervestiging worden voorgedragen en aan welk land.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het wederzijds erkennen van terugkeerbesluiten, dan wel het creëren van een Europees terugkeerbesluit, binnen de EU onderwerp is van de discussie bij de aankomende JBZ-Raad. Voornoemde leden zouden graag zien dat terugkeerbesluiten zo snel mogelijk in de hele EU worden erkend en uitgevoerd. Wat is het standpunt van de Staatssecretaris? Administratieve redenen mogen geen belemmering vormen. Welke concrete mogelijkheden ziet de Staatssecretaris tot het bevorderen van wederzijdse erkenning van terugkeerbesluiten?

Antwoord

Naar aanleiding van de Europese Raadsconclusies van 9 februari jl., heeft de Europese Commissie op 24 maart jl. een aanbeveling gedaan ten aanzien van de wederzijdse erkenning van terugkeerbesluiten en het versnellen van terugkeer. 7 Het kabinet zet in op een effectief en duurzaam Europees terugkeerbeleid en ondersteunt dan ook de denkrichting van de Europese Commissie. Het kabinet ziet het als grote winst dat via het Schengen Informatie Systeem (SIS) sinds kort kennis kan worden genomen van gegevens uit andere EU-lidstaten met betrekking tot de terugkeer. Daar moet vol gebruik van gemaakt worden om het terugkeerproces te versterken, en dat gebeurt ook al. De uitwerking van de juridische erkenning van terugkeerbesluiten kent echter nog een aantal onbeantwoorde juridische en praktische vragen die implementatie in de weg staan. Praktisch gezien zal, op basis van de maximale ophoudtermijn van vreemdelingen, bij wederzijdse erkenning alsnog een terugkeerbesluit van een andere lidstaat binnen zes uur moeten kunnen worden opgevraagd, ontvangen én (beëdigd) worden vertaald voordat het in een juridische procedure tegen uitzetting of vreemdelingenbewaring kan worden ingezet. Daarbij is ook van belang dat een terugkeerbesluit in een andere lidstaat vormfouten kan bevatten, waardoor een bewaringsmaatregel moet worden opgeheven. Daarnaast is onduidelijk hoe dient te worden omgegaan met terugkeerbesluiten die samenlopen met een asielprocedure, en die zoals in Nederland het geval is, onderdeel uitmaken van de meeromvattende asielbeslissing. Om de positieve ontwikkeling naar aanleiding van aanbeveling van de Europese Commissie vast te houden, heeft Nederland met gelijkgezinde lidstaten een voorstel gedaan voor verdere besprekingen op expert-niveau en de juridische dienst van de Raad te vragen om een zienswijze. Overigens is de wederzijdse erkenning van terugkeerbesluiten geen agenda onderwerp tijdens aankomende JBZ-Raad.

De leden van de VVD-fractie zien dat, ondanks de recente ondertekening van een Memorandum of Understanding (MoU) tussen de EU en Tunesië, het aantal migranten dat via Tunesië Italië binnenkomt de afgelopen maanden sterk is gestegen. Kan de Staatssecretaris een update geven over de uitvoering van de Tunesië-deal? Zijn na het sluiten van de deal al concrete stappen ondernomen om de grenzen strenger te bewaken? Op welke termijn en onder welke voorwaarden zal de EU geld overmaken en materieel leveren? Wanneer verwacht de Staatssecretaris dat de concrete effecten van deze deal zichtbaar zullen zijn? Er is wat de aan het woord zijnde leden betreft geen tijd te verliezen. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris voor de EU om de druk richting Tunesië op te voeren om de deal uit te voeren? Wil de Staatssecretaris ervoor pleiten dat de EU hiervoor alle beschikbare instrumenten (handel, ontwikkelingssamenwerking, investeringen, visa, etcetera) als drukmiddel inzet?

Antwoord

Het kabinet is het met de leden van de VVD-fractie eens dat het aan de Commissie is om snel voortgang te maken met de implementatie van het Memorandum of Understanding (MoU), met inbegrip van afspraken op het gebied van migratie, binnen internationaal rechterlijk kader en met oog voor de bescherming van migranten. Met het overeenkomen van politieke afspraken is een start gemaakt voor de verdere migratiesamenwerking – dat is uiteraard een proces van de lange adem. Migratiepartnerschappen zijn niet per direct effectief en vergen investeringen in de brede relaties. Het kabinet roept de Commissie ook continu op om voortgang te boeken met de implementatie en daarbij ook zorgvuldig te werk te gaan. De Commissie heeft inmiddels doorlopend contact met de Tunesische autoriteiten, op verschillende niveaus, om over de volle breedte van het MoU voortgang te maken. Op het gebied van migratie, kondigde de Commissie op 22 september jl. aan de Commissie aan op korte termijn 67 miljoen euro aan steun o.h.g.v. migratie vrij te zullen maken en reeds geplande activiteiten te versnellen. Van deze migratiesteun zullen onder andere Search And Rescue-schepen van de Tunesische kustwacht worden gerepareerd, zal nieuw materieel worden aangeschaft en zal een bijdrage worden geleverd aan de bescherming van migranten in Tunesië en de terugkeer van migranten vanuit Tunesië naar herkomstlanden. Voorts is het kabinet van mening dat de inzet op migratiesamenwerking met Tunesië duurzaam van karakter moet zijn, om ook op de lange termijn migratie van en naar Tunesië in goede banen te leiden. Het kabinet zet daarom eveneens in op het versterken van een coherent migratie-en asielbeleid in Tunesië. De afspraken die met Tunesië zijn gemaakt vallen binnen internationaalrechtelijke kaders, en moeten met inachtneming van mensenrechten worden uitgevoerd. Nederland zet zich actief in voor de noodzakelijke aandacht voor mensenrechten, risicoanalyses en due diligence bij EU-programmering, onafhankelijke monitoring van derde partijen van door de EU gefinancierde projecten en degelijke en humane onderschepping, opvang en bescherming van migranten.

Bovendien is het van belang om niet alleen een deal te sluiten met Tunesië, maar ook met andere landen in Afrika en het Midden-Oosten, zo stellen de leden van de VVD-fractie. Met welke herkomst- en doorreislanden voert de EU concrete gesprekken hierover? Is de Staatssecretaris bereid ervoor te pleiten dat de EU haar inspanningen intensiveert met meer herkomst- en doorreislanden in Afrika en het Midden-Oosten? Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat hij met gelijkgezinde lidstaten de druk richting de EC opvoert? Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om bij andere derde landen ook op te treden als «team Europe» (de EC samen met enkele nauw betrokken lidstaten)?

Antwoord

Het kabinet roept op tot brede, wederzijds voordelige EU partnerschappen met belangrijke landen van herkomst en transit, om op duurzame wijze irreguliere migratie te verminderen, terugkeer te bevorderen en bescherming van migranten en asielzoekers te versterken. Het kabinet is van mening dat de Commissie daartoe gebruik moet maken van de instrumenten die zij tot haar beschikking heeft, via de zogenaamde «whole-of-Commission approach», en dat individuele lidstaten daar eveneens concreet aan zouden moeten bijdragen, volgens een Team Europe benadering. Nederland zal de Commissie blijven oproepen om de partnerschapsinzet te hanteren voor andere landen, op basis van gelijkwaardigheid, met oog voor wederzijdse belangen en een op maat gemaakte aanpak. Het belang van het respect voor internationaal recht dient hier te allen tijde onderdeel van te zijn.

Daarnaast heeft Von der Leyen na haar bezoek een 10-puntenplan aangekondigd. Hoe apprecieert de Staatssecretaris dit plan? Welke andere mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om op korte en middellange termijn de instroom van asielzoekers die via Tunesië naar Europa komen te verminderen?

Antwoord

Het kabinet verwelkomt het plan van de Commissie voor de aanpak van de verhoogde migratie via de Centraal Mediterrane Route (CMR). Het kabinet steunt de inzet op een breed pakket met maatregelen dat enerzijds dient te voorkomen dat mensen de gevaarlijke oversteek naar de EU maken, onder andere door een stevige aanpak van mensensmokkel, en anderzijds ondersteuning biedt aan Italië bij registratie, afhandeling van asielverzoeken, en snelle terugkeer. Het kabinet verwelkomt in het bijzonder het voornemen om het Europees Asielagentschap (EUAA) in te zetten voor het versneld registreren en afhandelen van asielprocedures van personen uit veilige landen (aan of nabij de grens) in Italië. Snel onderscheid tussen personen met en zonder recht op asiel, inclusief snelle terugkeer, is wat het kabinet betreft een belangrijke premisse om ook onder hoge druk een asielsysteem te kunnen laten functioneren. Het is goed dat lidstaten die onder druk staan hierbij ondersteund worden door de Commissie en de Europese agentschappen, ook Frontex. Het kabinet verwelkomt ook de aangekondigde geïntensiveerde inzet op terugkeersamenwerking met Guinee, Ivoorkust, Senegal en Burkina Faso. Het kabinet wacht de uitkomsten van de verkenning van een uitbreiding van maritieme missies op de Middellandse Zee af. Het kabinet heeft de afgelopen jaren meermaals opgeroepen tot duidelijke kaders en goede afspraken rond de ontschepingspraktijk op de Middellandse Zee, inclusief het vaststellen van SAR-zones en veilige havens, en de opbouw van goed werkende kustwachten, met inachtneming van het non-refoulement principe. Met betrekking tot de oproep voor het vrijwillig solidariteitsmechanisme, ziet Nederland vanwege de druk op de nationale asielopvang momenteel geen mogelijkheid om bij te dragen aan herplaatsing van asielzoekers vanuit Italië. Daarbij zij aangemerkt dat sinds december 2022 geen overdrachten onder de Dublinverordening naar Italië meer hebben plaatsgevonden. Tot slot refereert het plan naar de snelle implementatie van het MoU met Tunesië. Het kabinet verwelkomt dit.

Ten slotte lezen de leden van de VVD-fractie dat een verzoek is gedaan tot herplaatsing van asielzoekers vanuit Italië naar andere landen in Europa. Sommige landen hebben hiertoe enige bereidheid getoond. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat Nederland niet zal deelnemen aan herplaatsing, zolang het Dublin-akkoord slecht functioneert en er sprake is van een hoge irreguliere instroom naar Nederland?

Antwoord

Zoals het kabinet reeds heeft aangegeven bij deelname aan het vrijwillig solidariteitsmechanisme, ziet Nederland vanwege de druk op de nationale asielopvang momenteel geen mogelijkheid om bij te dragen aan herplaatsing van asielzoekers vanuit Italië.

Verslag van de informele JBZ-Raad van 20–21 juli 2023

De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag van de informele JBZ-Raad van 21–21 juli 2023 dat er nog niet voldoende steun was om een Raadspositie te bereiken over de Crisisverordening. Daarnaast wordt aangegeven dat de gesprekken na de zomer worden voortgezet. Kan de Staatssecretaris een korte toelichting geven over de voortgang van de totstandkoming van de Crisisverordening en op welke termijn een uitkomst wordt verwacht?

Antwoord

In de beantwoording van het schriftelijk overleg in aanloop naar de informele JBZ-raad van 20 en 21 juli8 heeft het Kabinet uw Kamer een uitgebreide toelichting gegeven op de inhoud van het toen ter tafel liggend compromisvoorstel. Over het voorstel werd eind juli uiteindelijk binnen de Raad om uiteenlopende redenen (onder andere de samenvoeging met de instrumentaliseringsverordening en de voorgestelde derogaties) nog geen overeenstemming gevonden. Sindsdien zijn de gesprekken over de Crisis-verordening voortgezet, maar heeft het Spaans voorzitterschap nog geen aangepast voorstel binnen de Raad gedeeld.

Het kabinet heeft uw Kamer via BNC-fiches geïnformeerd over de kabinetsposities op de Crisis-verordening en Instrumentaliseringsverordening. In deze fiches heeft het kabinet onder andere toegelicht dat het van mening is dat de Europese en nationale asielsystemen zo crisisbestendig mogelijk moeten zijn. Het kan daarvoor nodig zijn dat er ten tijde van crises, overmacht of instrumentalisering proportionele en tijdelijke flexibiliteit kan bestaan in de toepassing van Europese regelgeving. Daarbij is voor het kabinet van belang dat ook in crisissituaties de buitengrenslidstaat zicht moet hebben op wie het Schengengebied betreedt, en dat secundaire migratie zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het kabinet kon daarom instemmen met de in het laatste compromis voorgestelde mogelijkheid voor verlenging van registratie- en grensproceduretermijnen. Het kabinet stond ook positief tegenover de mogelijkheid om de termijnen voor over- of terugname onder Dublin te verlengen, omdat dit lidstaten in crisis de ruimte biedt om ook wanneer zij onder druk staan hun Dublin-verantwoordelijkheden uit te blijven voeren. Het kabinet heeft zich verder ingezet voor de borging van basisbehoeften voor migranten en ongehinderde toegang zoals verankerd in de EU-regelgeving (onder andere de Opvangrichtlijn) in de verordening. Daarnaast heeft het kabinet verwelkomd dat in het voorstel een crisis zoveel mogelijk op basis van een objectieve definitie wordt vastgesteld, en dat de Raad een besluitvormende rol hierin toebedeeld kreeg. Het kabinet was echter nog niet onverdeeld positief over een aantal van de overige derogatie- en solidariteitsmaatregelen, zoals derogaties ten opzichte van de Asielprocedureverordening en de toepassing van Dublin. Het kabinet hecht ten zeerste aan voortgang op de onderhandelingen op het Asiel- en Migratiepact, en aan het hebben van handelingsperspectief wanneer om geopolitieke redenen een lidstaat of de Unie onder druk wordt gezet. Het kabinet zal op basis van bovengenoemde inzet eventuele nieuwe voorstellen voor een Raadspositie beoordelen.

De aan het woord zijnde leden lezen dat verder gesproken wordt in de trilogen en dat zowel vanuit de Europese Raad als het Europees Parlement (EP) bereidheid lijkt te bestaan tot compromissen. Zal Nederland zich uitspreken dat in de onderhandelingen geen sprake mag zijn van versoepeling van de Dublin-criteria? Zal de Staatssecretaris ook duidelijk aangeven dat de voorwaarden rondom screening, grensprocedures en -detentie niet mogen worden versoepeld? Dit is in het belang van zowel Nederland als de rest van de EU. Deelt de Staatssecretaris ook de mening dat de Raad moet vasthouden aan haar positie rond rechtsbijstand?

Antwoord

De inzet van Nederland is erop gericht dat een akkoord op het Asiel- en Migratiepact leidt tot een goed uitvoerbaar, effectief en humaan gemeenschappelijk asielstelsel. Wat Nederland betreft zijn een Dublinstelsel dat snel toegang biedt tot de asielprocedure maar secundaire migratie tegengaat, goede screening en registratie, en versnelde asiel- en terugkeerprocedures voor kansarme asielverzoeken aan de buitengrenzen daarvan zeer belangrijke onderdelen. Nederland benadrukt het belang van deze elementen dan ook voortdurend en nadrukkelijk, onder andere in de voorbereiding van gesprekken van het Raadsvoorzitterschap met de rapporteur van het Europees Parlement en vertegenwoordiger van de Europese Commissie (de zogeheten triloog). Met betrekking tot toegang tot rechtsbijstand is in de Raadspositie van de Asielprocedureverordening opgenomen dat toegang op rechtsbijstand geldt vanaf de beroepsprocedure. Het standpunt van het Europees Parlement is dat ook tijdens de administratieve procedure toegang tot rechtsbijstand moet worden gegeven. Het voorstel van het Europees Parlement is in lijn met de manier waarop toegang tot rechtsbijstand is georganiseerd in het Nederlands asielstelsel. Het kabinet heeft, conform de inzet uit het BNC-fiche, geen grote bezwaren geuit tegen het standpunt van het Europees Parlement.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Geannoteerde agenda JBZ-Raad 28 september 2023

De leden van de D66-fractie steunen de Nederlandse inzet om te komen tot een effectief en humaan gemeenschappelijk Europees asielstelsel met een goede balans tussen verantwoordelijkheid en solidariteit. Deze leden onderschrijven de noodzaak van het bereiken van een akkoord op de Crisisverordening. Deelt de Staatssecretaris de mening dat in de genoemde Crisisverordening duidelijke waarborgen voor het naleven van mensenrechten dienen te staan? Op welke manier gaat de Staatssecretaris zich hier hard voor maken in Brussel? Waar ligt voor de Staatssecretaris de rode lijn op het gebied van dergelijke waarborgen?

Antwoord

Het kabinet verwijst u naar de beantwoording van de vraag van de leden van de VVD-fractie.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd te vernemen dat de tijdelijke bescherming van de Oekraïners verlengd wordt tot maart 2025. Deze leden hechten echter ook waarde aan een duurzame oplossing voor de langere termijn. Ziet de Staatssecretaris ook de noodzaak om Oekraïners duidelijkheid te geven over hun voorbestaan in Nederland op langere termijn? Kan de Staatssecretaris toezeggen om minstens een half jaar vóór het definitief aflopen van de Tijdelijke beschermingsrichtlijn te komen met een plan voor de lange termijn en ook in Brussel pleiten voor deze deadline?

Antwoord

Het kabinet onderschrijft de noodzaak om tijdig duidelijkheid te geven aan ontheemden uit Oekraïne over de mogelijkheden tot verblijf in Nederland of ondersteuning bij terugkeer na maart 2025. Zoals u weet is het kabinet momenteel bezig met het uitwerken van strategische beleidskeuzes met betrekking tot het verblijf en terugkeer van ontheemden uit Oekraïne. Het kabinet heeft de voorkeur om plannen voor verblijf en terugkeer van ontheemden uit Oekraïne op EU-niveau te organiseren. Dat maakt de kans op secundaire bewegingen tussen EU-lidstaten, veroorzaakt door uiteenlopend beleid, kleiner. Het kabinet streeft er naar om in 2024 tijdig duidelijkheid te verschaffen aan de ontheemden over de mogelijkheden tot verblijf en terugkeer. Die duidelijkheid is belangrijk voor hen, maar bijvoorbeeld ook voor werkgevers die hen in dienst hebben, of voor gemeenten die hen momenteel opvangen en veel voor hen organiseren. Daarnaast informeert het kabinet u voor het einde van 2023 verder over de voortgang op het langetermijnbeleid ten aanzien van verblijfsrecht en terugkeer.

Daarnaast juichen de leden van de D66-fractie het herstarten van de hervestiging in het kader van de EU-Turkijeverklaring toe. Deze leden betreuren het echter dat dit pas vanaf 2024 gebeurt en dan het aantal hervestigingen naar beneden wordt bijgesteld. Dit is ongunstig vanuit het perspectief van de bilaterale relatie met Turkije. Deelt de Staatssecretaris het inzicht, zoals vaak voortgebracht door wetenschappers, dat het gebrek aan legale migratieroutes zoals deze voornamelijk mensensmokkelaars in de hand werkt? De enige manier om te vluchten is anders immers via irreguliere kanalen. Kan de Staatssecretaris daarnaast toezeggen voor het einde van Q1 in 2024 te bezien of het aantal hervestigingen weer terug kan naar het niveau van de oorspronkelijke afspraak met Turkije, namelijk naar 1000 Syrische vluchtelingen per jaar in plaats van de voorgestelde 500?

Antwoord

Het besluit tot tijdelijk staken van hervestigingselecties uit Turkije was gericht op het verlichten van de Nederlandse opvangsituatie in 2022 en 2023. Ten behoeve van het aankomende EU hervestiging- en humanitaire toelatingsprogramma, dat aanvangt per 1 januari 2024 en een periode van twee jaar beslaat, heeft het kabinet toegezegd om de hervestiging weer te hervatten tenzij de instroom zo hoog is dat de druk op de Nederlandse voorzieningen te zwaar wordt. Dit besluit is genomen voor een aantal dat verantwoord wordt geacht gegeven de huidige opvangsituatie en gerelateerde ontwikkelingen in Nederland, de relatie met Turkije, het belang dat het kabinet hecht aan het uitvoeren van de EU-Turkije Verklaring en de situatie in Turkije.

Ten slotte constateren de leden van de D66-fractie dat voor het kabinet geldt dat partnerschappen, zoals het MoU met Tunesië, nodig zijn om irreguliere migratie te beperken en terugkeer te bevorderen. Deze leden hechten eraan ook hier afstand te nemen van deze «deal». Afspraken met derde landen kunnen bijdragen aan het krijgen van grip op migratie, zoals ook de Turkije-deal heeft laten zien, maar dergelijke afspraken moeten wel democratisch tot stand komen en te controleren zijn, daadwerkelijke eisen stellen aan mensenrechten en bijdragen aan opvang in deze derde landen.

Ondertussen is de Tunesië-deal nog niet uitgewerkt en neemt het aantal asielzoekers dat vanuit Tunesië naar Italië reist dusdanig toe dat de situatie op het Italiaanse Lampedusa onhoudbaar wordt. Vindt de Staatssecretaris ook dat «Team Europe» vooral heeft bewerkstelligd dat de kaarten nu zodanig op tafel liggen dat Tunesië inziet dat zij nu de overhand heeft? Vindt de Staatssecretaris het wenselijk om de EU zo chantabel te maken? Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat de parlementaire controle buitenspel is gezet nu Tunesië weigert parlementariërs toegang tot het land te geven? Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat deze controle wel plaats kan vinden?

Antwoord

Het kabinet zet in op een versterkt partnerschap met Tunesië om gezamenlijke uitdagingen te adresseren, zoals op het gebied van energiezekerheid, voedselzekerheid, (macro-economische)stabiliteit en migratie. Het kabinet verwelkomt de «whole-of-Commission» benadering waarbij de Commissie gebruik maakt van instrumenten die zij tot haar beschikking heeft om over de gehele breedte van de relatie met Tunesië te komen tot een hechter en wederzijds voordelig partnerschap.

Zoals eerder aangegeven9 heeft het kabinet de inhoud van het MoU en zijn appreciatie met uw kamer gedeeld in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 juni. De Raad is op 14 juni 2023 geïnformeerd over de intentie van de Commissie om een MoU met Tunesië te sluiten. De Commissie had gemachtigd moeten worden door de Raad om tot daadwerkelijke ondertekening over te gaan. Het kabinet is met andere lidstaten van mening dat dit geen precedent moet zijn. Tegelijkertijd bestaat er brede steun in de Raad voor dit MoU, waarmee opvolging wordt gegeven aan de conclusies van de Europese Raad van 29 en 30 juni 2023 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1972).

Het partnerschap biedt de mogelijkheid om het gesprek aan te gaan over de mensenrechtensituatie in Tunesië, en om het Tunesisch migratiebeleid te helpen verbeteren, ook met het oog op adequate bescherming van migranten en asielzoekers die in Tunesië verblijven. Een open en gelijkwaardige dialoog is daarbij van belang en daardoor is het des te zorgelijker dat een delegatie van het Europees Parlement de toegang tot Tunesië geweigerd is. Het kabinet vindt het dan ook terecht dat de EU kenbaar gemaakt heeft «diep verrast» te zijn door dit besluit, na de EU-bezoeken van afgelopen maanden die juist tot doel hadden om dialoog te versterken tussen de EU en Tunesië. De Nederlandse zorgen zijn, bilateraal en in EU-verband, daarom ook opgebracht bij de Tunesische autoriteiten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben begrepen dat het voorstel Verordening tegengaan online seksueel kindermisbruik van de agenda van de komende JBZ-Raad is afgevoerd. Deze leden vragen of de Minister verwacht dat de Raad tijdens de volgende JBZ-Raad van 20–21 oktober 2023 wel tot een gedeeltelijk akkoord wil komen op het voorstel.

De leden van de CDA-fractie lezen dat het Spaanse voorzitterschap voornemens is om tot een gedeeltelijke oriëntatie te komen op de Verordening, omdat nu nog niet besloten kan worden over de zetel van het voorgestelde EU Centrum. Dit onderdeel zal in een apart traject met het EP worden besproken. Deze leden vragen of de Minister van dit traject een tijdsindicatie kan geven.

De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor haar brief (Kamerstuk 26 643, nr. 1069) getiteld «Reactie op de motie over de Europese Verordening ter bestrijding en voorkoming van seksueel misbruik» (Kamerstuk 26 643, nr. 1011). Deze leden steunen de inzet van de Minister om in ieder geval detectie van bestaand materiaal mogelijk te maken, maar hebben nog wel vragen wat betreft de positie van de Minister inzake de detectie van nieuw materiaal. Deze leden staan namelijk positief tegenover het voorstel van de Verordening wat betreft het detectiebevel van toekomstig materiaal en grooming.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister alleen kan instemmen met het voorstel als ten opzichte van de huidige compromistekst de reikwijdte van het detectiebevel wordt beperkt tot alleen bestaand materiaal, in plaats van toekomstig materiaal en grooming. Deze leden vragen waarom de Minister alleen wil inzetten op het detecteren van bestaand materiaal en geen nieuw materiaal, en wat hiervan volgens de regering de voor- en nadelen van zijn. Voornoemde leden vragen in dat kader wat precies het verschil is tussen bestaand en nieuw materiaal en hoe dit wordt bepaald. Deze leden vragen waarom het detecteren van nieuw materiaal en grooming blijkbaar technologisch niet mogelijk is, terwijl het de Minister in haar brief aangeeft dat bijvoorbeeld Apple gebruik maakt van een vorm van Client Side Scanning (CSS) om kinderen te waarschuwen als zij naaktbeelden ontvangen of willen versturen. Deze leden vragen of zulke technologie, met goede waarborgen, niet ook gebruikt zou kunnen worden om beelden van online seksueel misbruik te detecteren.

De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister de kans groot acht dat opvolging wordt gegeven aan de voorkeur om alleen bestaand materiaal te kunnen detecteren. Ook vragen deze leden of de Minister de positie van andere lidstaten wil toelichten, specifiek als het gaat om het detectiebevel.

De leden van de CDA-fractie vragen wat het voorstel in de praktijk betekent voor de Wet bestuursrechtelijke maatregelen kinderpornografisch beeldmateriaal en op welke manier het voorstel de huidige regelgeving rondom de aanpak van online beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik al dan niet kan aanvullen.

Antwoord

Het onderwerp voorkomen en bestrijden seksueel kindermisbruik is inderdaad van de agenda van de huidige JBZ-Raad afgehaald. Het Spaanse voorzitterschap heeft laten weten dat een aantal lidstaten meer tijd nodig heeft voor hun standpuntbepaling. Verwacht wordt dat dit onderwerp wel op de agenda van de JBZ-Raad van 19 en 20 oktober 2023 zal staan. In verband met het korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt het antwoord op deze vragen zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen drie weken verzonden, ruim voor de JBZ-Raad van oktober.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad van 28 september 2023 gelezen. Deze leden hebben hier nog een aantal vragen over.

Verordening tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen

De leden van de SP-fractie lezen dat tijdens de Raad gesproken zal worden over een verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen. Het gaat hierbij echter om een «gedeeltelijke algemene oriëntatie» qua beslissingen op dit onderwerp. Kan de Minister uitleggen wat dit precies inhoudt en welke onderdelen nu wel en niet worden besproken? Deze leden zien dat Minister aangeeft niet de technologische mogelijkheden op het gebied van detecteren van nieuw materiaal of grooming te zien. Voor deze leden is het waarom nog niet helemaal helder. Kan de Minister deze positie nog nader toelichten? Hoeveel andere lidstaten hebben bezwaren tegen dit onderdeel in het voorstel?

De leden van de SP-fractie zijn ontstemd over het besluit van de Minister om de motie van het lid Van Ginneken betreffende chat control (Kamerstuk 26 643, nr. 1011) niet uit te voeren omdat dit de onderhandelingspositie «op slot» zou zetten. Deze leden hebben al vaker hun onvrede geuit over het precedent dat is ontstaan om moties niet uit te voeren door te refereren aan een verslechterde onderhandelingspositie, die vervolgens niet transparant is omdat de Kamer hier ook geen onderdeel van is en pas achteraf kan horen wat de Minister namens ons land heeft gezegd. Als een motie hierover niet kan worden uitgevoerd, wat voor positie hebben we dan als Tweede Kamer? Deelt de Minister de mening dat deze afdoening van de motie de democratische controle en macht van de Tweede Kamer ernstig ondermijnt en de machtspositie van het kabinet hiermee extra groot wordt? Momenteel is er nog een aangenomen (Handelingen II 2022/23, nr. 103, item 50) motie van het lid Van Weerdenburg (Kamerstuk 26 643, nr. 1047) om in ieder geval, als de motie van het lid Van Ginneken niet wordt uitgevoerd, geen onomkeerbare stappen te zetten op het gebied van chat control. Het is voor de aan het woord zijnde leden onduidelijk of het onderdeel chat control bij de aankomende Raad ter sprake komt. Kunnen deze leden erop vertrouwen dat deze motie dan wel wordt uitgevoerd en dat er dus geen onomkeerbare stappen worden genomen? Wat gaat de Minister doen als deze vraag wel wordt voorgelegd op 28 september 2023 en wat zal dan het Nederlandse standpunt zijn?

Antwoord

Het onderwerp voorkomen en bestrijden seksueel kindermisbruik is van de agenda van de huidige JBZ-Raad afgehaald. Het Spaanse voorzitterschap heeft laten weten dat een aantal lidstaten meer tijd nodig heeft voor hun standpuntbepaling. Verwacht wordt dat dit onderwerp wel op de agenda van de JBZ-Raad van 19 en 20 oktober 2023 zal staan. In verband met het korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt het antwoord op deze vragen zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen drie weken verzonden, ruim voor de JBZ-Raad van oktober.

Samenwerking met Latijns-Amerika in de strijd tegen georganiseerde criminaliteit en drugshandel

De leden van de SP-fractie zien dat er gesproken zal worden over een stand van zaken betreffende de samenwerking met Latijns-Amerika op het gebied van interne veiligheid. Het doel hiervan is de versterking van de samenwerking om de strijd tegen drugshandel en grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit te lijf te gaan. Daarbij zal de EU-CLASI verklaring worden besproken samen met de JBZ-Ministers vanuit Latijns-Amerika. In deze verklaring staat dat multidisciplinaire inspanningen worden versterkt, bestaande operationele netwerken beter worden ingezet en wordt ingezet om gezamenlijk te werken aan prioritaire fenomenen. Dat vinden deze leden niet erg concreet. Uiteraard is het altijd fijn als alles beter en sterker wordt, maar deze leden snappen niet wat er concreet gaat gebeuren. Kan de Minister een aantal concrete voorbeelden geven van wat er beter zal worden? Waarom is dit niveau niet eerder bereikt? Brengen deze verbeteringen ook nog extra kosten met zich mee?

Antwoord

Met de EU-CLASI verklaring wordt politieke commitment uitgesproken voor nadere samenwerking tussen de Europese lidstaten en Latijns-Amerikaanse landen. Ook worden er concrete afspraken gemaakt die noodzakelijk zijn om de operationele samenwerking tussen diensten uit de verschillende landen te kunnen versterken, zodat zij bijvoorbeeld beter informatie kunnen uitwisselen of effectiever onderzoek kunnen doen naar drugsgerelateerde criminaliteit of criminele geldstromen. Op deze manier kunnen internationale criminele netwerken sneller worden ontmanteld en de export van drugs en de doorvoer daarvan aangepakt voordat deze Europa bereiken. Het Latijns-Amerikaans Comité voor Binnenlandse Zaken (CLASI) wordt gefinancierd vanuit het Europa/Latijns Amerika capaciteitsopbouwprogramma voor technische steun tegen grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit: EL PAcCTO (Europa Latinoamérica Programa de Asistencia contra el Crimen Transnacional Organizado).

Het kabinet zet actief in op samenwerking met de Latijns-Amerikaanse en Caribische regio, via bilaterale partnerschappen en via de EU en de Coalitie van Europese landen tegen georganiseerde criminaliteit. Landen als Colombia en Peru zijn productielanden van cocaïne en Ecuador wordt steeds vaker als doorvoerland gebruikt om de drugs naar Europa en elders in de wereld te krijgen. Onze samenleving wordt in toenemende mate geconfronteerd met de ondermijnende effecten van deze criminaliteit. Grote ladingen cocaïne uit Ecuador zijn recent in de havens van Rotterdam, Antwerpen en ook in Spanje in beslag genomen door de Douane en opsporingsdiensten.

Het kabinet informeert uw Kamer bij de najaarsbrief nader over de brede aanpak georganiseerde ondermijnende criminaliteit, waarin eveneens enkele voorbeelden van de samenwerking met Latijns-Amerika zullen worden gegeven.

Asiel- en migratiepact

De Staatssecretaris meldt dat besprekingen («trilogen») richting het asiel- en migratiepact bezig zijn en dat de Raad kennis zal nemen van de voortgang. Dat geldt ook voor de besprekingen tussen de lidstaten over de Crisisverordening: ze zijn bezig. Dit is volgens de leden van de SP-fractie typerend voor de huidige Europese politiek: er is een black box en op enig moment is er witte rook. De nationale parlementen hebben er vervolgens weinig meer over te zeggen. Hoe gaat de Staatssecretaris voorkomen dat de Kamer met voldongen feiten wordt geconfronteerd?

Antwoord

Uw Kamer wordt via BNC-fiches geïnformeerd over het standpunt van het kabinet ten aanzien van Europese voorstellen, zo ook over de voorstellen die onderdeel zijn van het Asiel- en Migratiepact. Via de geannoteerde agenda en de verslagen van de JBZ-Raden en via de voorbereidende overleggen op die Raad wordt uw Kamer vervolgens geïnformeerd over de meest recente stand van zaken. Het kabinet verwijst voor de stand van zaken op de Crisisverordening naar de beantwoording van de vraag van de leden van de VVD-fractie hierover, en naar de beantwoording van eerder door uw Kamer gestelde vragen hierover in het Schriftelijk Overleg in aanloop naar de informele JBZ-raad van 20 en 21 juli jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 846)

Externe dimensie van migratie

De leden van de SP-fractie constateren op dit onderdeel voldongen feiten, zoals de Tunesiëdeal. Zelfs van binnen de Europese instellingen is er kritiek op gekomen. De deal is niet alleen slordig, maar ook ineffectief. Slordig omdat er totaal niet duidelijk is welke handhavingsmechanismen er zijn en wat de consequenties zijn van niet-naleving. Dat klemt het meest ten aanzien van naleving van mensenrechten; wat doet het kabinet hieraan? Een enkele verwijzing naar bestaande mechanismen van Verenigde Naties (VN)-mensenrechtenverdragen is volstrekt onvoldoende. Er moet wat deze leden betreft een specifieke set regels komen om deze deal te kunnen redden. Graag ontvangen voornoemde leden een reactie op dit punt.

Antwoord

De afspraken die met Tunesië zijn gemaakt vallen binnen internationaalrechtelijke kaders, en moeten met inachtneming van mensenrechten worden uitgevoerd. Nederland zet zich actief in voor de noodzakelijke aandacht voor mensenrechten, risicoanalyses en due diligence bij EU-programmering, onafhankelijke monitoring van derde partijen van door de EU gefinancierde projecten en degelijke en humane onderschepping, opvang en bescherming van migranten.

Versterkte politieke- en beleidsdialoog in het kader van de EU-Tunesië Associatieraad is geen onderdeel van het MoU maar maakte wel onderdeel uit van de besprekingen met Tunesië. De Europese Commissie en Tunesië hebben besproken dat deze dialoog in het najaar moet worden hervat. De associatieraad biedt een kans om over de gehele breedte van de EU-Tunesië relatie te spreken en om politieke en institutionele vraagstukken te adresseren, waaronder op het vlak van democratie, mensenrechten en de rechtsstaat. Nederland stelt voorts het belang van mensenrechten aan de orde in bilaterale gesprekken met de Tunesische autoriten.

De deal is daarnaast ineffectief als er wordt gekeken naar Lampedusa. Het is duidelijk dat de vertrekkende bootjes niet worden tegengehouden. Is dat volgens de Staatssecretaris conform de afspraken? Is binnen de afspraken ook een traject voorzien om het asielsysteem van Tunesië te helpen opbouwen? Welke belemmeringen zijn hierbij? Deze leden zouden op dit punt graag een nauwkeurig antwoord van de Staatssecretaris ontvangen. Kan hiermee worden voorkomen dat mensen in de woestijn worden gedumpt?

Antwoord

Het kabinet is van mening dat de Commissie snel en zorgvuldig werk moet maken van de uitwerking en implementatie van de afspraken binnen het MoU, en roept de Commissie daar ook doorlopend toe op. Inmiddels zijn door de Commissie stappen gezet in samenspraak met de Tunesische autoriteiten, zie ook het antwoord op een gelijkluidende vraag van de leden van de VVD-fractie. Het kabinet is van mening dat de fundamentele rechten van migranten en asielzoekers te allen tijde beschermd moeten worden, inclusief het recht op non-refoulement. Het kabinet roept op tot, en draagt eveneens bij aan, adequate bescherming van migranten en asielzoekers in Tunesië. Eveneens is het kabinet van mening dat er werk gemaakt moet worden van een coherent migratie-en asielbeleid in Tunesië, alleen zo kan op duurzame wijze grip op migratie worden gecreëerd. Een asielwet ter implementatie is vooralsnog niet doorgevoerd in Tunesië, het kabinet hecht eraan dat hier prioriteit aan wordt gegeven.

De EC kwam naar aanleiding van de toestand in Lampedusa met een 10-puntenplan, om toch het signaal te geven dat ze niet lijdzaam toekijken. Maar welk van die tien punten zijn werkelijk nieuw?

Antwoord

Het kabinet verwijst u naar de beantwoording van de vraag van de leden van de VVD-fractie over de kabinetsappreciatie van dit tienpuntenplan.

Mocht de Tunesiëdeal op enig moment in de toekomst effectief worden, is het een kwestie van tijd dat andere routes zullen worden gekozen: het waterbed-effect. Het standpunt van het kabinet is bekend: dat met alle landen van Noord-Afrika brede afspraken moeten worden gemaakt. Wat is hieromtrent de stand van zaken? Welke lessen worden daarbij geleerd van de Tunesiëdeal?

Antwoord:

Het kabinet verwijst u naar de beantwoording van een gelijkluidende vraag van de leden van de VVD-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties

De leden van de fracties van PvdA en GroenLinks hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda.

Geannoteerde agenda JBZ-Raad 28 september 2023

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties maken zich zorgen over de ontwikkelingen rondom de migratieafspraken met Tunesië. In de beantwoording van Kamervragen van de leden Kröger en Piri daarover staat: «Het Memorandum of Understanding en de daarin door de EC en Tunesië gemaakte afspraken hebben geen juridisch bindend karakter» (Aanhangsel van de Handelingen II 2022/23, nr. 3543). Op welk moment wordt de overeenkomst bindend? Welke consequenties verbindt de EU aan het niet-nakomen van de mensenrechtelijke verplichtingen? Hoeveel Europees geld is er in de MoU beschikbaar voor de opvang van mensen die bescherming zoeken, het opbouwen van een asielprocedure en de integratie van vluchtelingen in Tunesië?

Antwoord:

Het MoU betreft afspraken van de Europese Commissie, namens de EU, met Tunesië. Het MoU en de daarin door de Commissie en Tunesië gemaakte afspraken hebben geen juridisch bindend karakter. Het betreft een politieke overeenkomst en is daarmee een wederzijds politiek commitment van de EU en Tunesië aan de implementatie van het comprehensive partnership package dat op 11 juni werd aangekondigd. Het is voor het kabinet vanzelfsprekend dat de verdere uitwerking in concrete afspraken, die zowel een juridisch als niet juridisch karakter kunnen hebben, met respect voor mensenrechten dient te gebeuren en binnen internationaal rechterlijk kader. Dat draagt het kabinet uit in bilateraal en Europees verband.

In het MoU staat vermeld dat de Europese Commissie 105 miljoen euro vrijmaakt voor de implementatie van de migratieafspraken binnen het MoU. De Commissie maakte op 22 september jl. bekend dat 67 miljoen euro daarvan op korte termijn zal worden besteed. Zoals ook vermeld in een gelijkluidende vraag van de leden van de VVD, zullen de middelen onder andere gebruikt worden voor de bescherming van migranten en terugkeer van migranten vanuit Tunesië. Voorts is het kabinet van mening dat de inzet

op migratiesamenwerking met Tunesië duurzaam van karakter moet zijn, om ook op de lange termijn migratie van en naar Tunesië in goede banen te leiden. Het kabinet zet daarom eveneens in op het versterken van een coherent migratie-en asielbeleid in Tunesië, ook met het oog op bieden van adequate bescherming voor asielzoekers en migranten.

In de beantwoording van bovengenoemde Kamervragen staat ook: «De Commissie had gemachtigd moeten worden door de Raad om tot daadwerkelijke ondertekening over te gaan.» De MoU is dus niet volgens de juiste procedure tot stand gekomen. Welke consequenties heeft dat voor de geldigheid van de overeenkomst? Welke rol heeft het EP bij de totstandkoming van het MoU en de in onderhandeling zijnde afspraken en de naleving van deze afspraken?

Antwoord:

Zoals reeds vermeld in eerdere beantwoording10 van Kamervragen over het MoU tussen de Commissie en Tunesië, klopt het dat de Commissie gemachtigd had moeten worden door de Raad om tot daadwerkelijke ondertekening over te gaan. Het kabinet is met andere lidstaten van mening dat de gevolgde werkwijze geen precedent moet zijn.

Het MoU betreft een politieke overeenkomst, waarmee tussen de Commissie en Tunesië politieke commitment is uitgesproken om het aan het MoU onderhavige comprehensive partnership package te implementeren. Er is geen formele rol van het Europees Parlement bij de totstandkoming van MoU’s. Voor zover de afspraken verder worden uitgewerkt in EU wet- en regelgeving, waarvoor de Commissie nu aan zet is, zal het Europees Parlement, daar waar de EU-Verdragen daarin voorzien, betrokken zijn als medewetgever. Nationale parlementen zijn niet formeel betrokken bij het toezicht op en de implementatie van de afspraken op EU-niveau. Nationale parlementen dienen hierover wel te worden geïnformeerd. Toepassing van het MoU dient in lijn te zijn met de bestaande internationale, Europeesrechtelijke en nationale (wettelijke) verplichtingen.

Op de vraag hoe een migratiedeal gesloten kan worden met een regime dat inhumaan en misdadig handelt tegenover migranten en vluchtelingen, inclusief (zwangere) vrouwen en kinderen die over de grens zijn gezet en achtergelaten in de Libische woestijn zonder eten, drinken en beschutting, was het antwoord: «Op basis van de bij het kabinet bekende informatie is onduidelijk wat er precies is gebeurd.» Onafhankelijke berichtgeving over de uitzettingen is er inmiddels in overvloed. Kan de Staatssecretaris de uitzettingen nu – maanden na de eerste berichten – wel verifiëren? Hoe staat het antwoord van de Staatssecretaris in verhouding tot de berichten van IOM/UNHCR?11

Antwoord:

De berichtgeving van onder andere UNHCR en IOM over de situatie van migranten op de Tunesische grens met Libië en Algerije is uiterst zorgwekkend. Zij benadrukken de dringende behoefte om kritieke, levensreddende humanitaire hulp te leveren. In recente gesprekken met de Tunesische autoriteiten heeft het kabinet hier zorgen over geuit, onder andere de Minister van Buitenlandse Zaken recent nog tijdens een gesprek en marge van de Algemene Vergadering van de VN, en opgeroepen tot toegang voor humanitaire organisaties om deze steun te kunnen leveren.

Het kabinet vindt het van belang dat de mensenrechten van migranten en asielzoekers te allen tijde beschermd moeten worden, inclusief het recht op non-refoulement. Het kabinet roept op tot, en draagt eveneens bij aan adequate bescherming van migranten en asielzoekers in Tunesië. De onlangs door de Commissie aangekondigde middelen zullen onder andere worden besteed aan bescherming van migranten en terugkeer van migranten middels steun aan het IOM en UNHCR. Voorts blijft het kabinet inzetten op een coherent asiel- en migratiebeleid in Tunesië, ook met het oog op adequate bescherming van migranten en asielzoekers.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties vragen de Staatssecretaris een update over de onderzoeken naar de scheepsramp met de Adriana voor de Griekse kust. Zijn er al onderzoeken afgerond en zo nee, wanneer worden de onderzoeken afgerond?

Antwoord

Er loopt op dit moment een aantal (o.a. strafrechtelijke) onderzoeken door zowel de Griekse autoriteiten als enkele Europese organisaties, zoals Frontex en de Europese Ombudsman. Er is bij het kabinet op moment van schrijven nog geen informatie bekend over de uitkomst van deze onderzoeken. Het kabinet onderstreept het belang van onafhankelijk onderzoek naar de scheepsramp en is voorts van mening dat de Europese Commissie hierin een rol heeft, als hoedster van de verdragen. Het kabinet verwelkomt dan ook het bezoek medio juli van een hoge vertegenwoordiger van de Commissie samen met de uitvoerend directeur van Frontex aan Griekenland voor een structurele dialoog met de Griekse autoriteiten over grensbeheer. Dit stemt in dat licht positief. De uitvoerend directeur stelde daar de duidelijke boodschap te hebben afgegeven verder te willen samenwerken aan de voortdurende naleving van Europese en internationale regelgeving.

Tenslotte kijken de aan het woord zijnde leden naar de ontwikkelingen rondom het Gemeenschappelijk Europees Asielsysteem (GEAS). Deze leden hebben kennisgenomen van het besluit van het EP om de onderhandelingen met de Raad stil te leggen totdat de Raad op alle onderdelen van het GEAS tot een positie is gekomen. Kan de Staatssecretaris aangeven welke positie hij inneemt op de Crisis- en Instrumentaliseringsverordeningen – de dossiers waarover in de Raad nog geen consensus bestaat? Op welke punten binnen de twee verordeningen is er nog geen overeenstemming?

Antwoord

Het kabinet verwijst u naar de beantwoording van een gelijkluidende vraag van de leden van de VVD-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de documenten en brieven over de JBZ-Raad op 28 september 2023. Hier hebben zij nog een aantal vragen over.

Geannoteerde agenda JBZ-Raad 28 september 2023

De leden van de BBB-fractie delen de mening dat momenteel sprake is van opvang- en huisvestigingsproblematiek binnen het opvanglandschap in Nederland. Wat deze leden betreft is het een goede zaak dat de Staatssecretaris zegt op verschillende manieren te werken aan de totstandkoming van een duurzaam opvanglandschap. Voornoemde leden vragen wat de Staatssecretaris echter bedoelt met een duurzaam opvanglandschap. Op welke verschillende manieren is hij concreet bezig een duurzaam opvanglandschap te realiseren?

Antwoord

Met een duurzaam opvanglandschap wordt een opvanglandschap bedoeld dat voldoende duurzaam (stabiel) is, maar ook flexibel genoeg is om mee te bewegen met wisselingen in instroom. Zo hoeft niet telkens op- en afgeschaald te worden.

Op 25 mei 2022 (Kamerstuk 19 637, nr. 2901) heeft het kabinet per brief aan de Tweede Kamer bericht dat een gezamenlijke aanpak van de opvang en een andere manier van werken van alle ketenpartners noodzakelijk is. De basis hiervoor ligt in de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen (hierna: Uitvoeringsagenda) die in mei 2020 vastgesteld is aan de Landelijke Regietafel Migratie (hierna: LRT). De LRT is een overleggremium. Aan de LRT werken het Rijk, provincies, gemeenten en het COA aan gezamenlijke opgaven op het terrein van asiel, huisvesting statushouders en integratie en participatie. In de Uitvoeringsagenda hebben Rijk, provincies en gemeenten een gezamenlijke ambitie geformuleerd ten aanzien van een toekomstig asielsysteem en uitgangspunten om deze ambitie te verwezenlijken.

Dit vraagt dat ook de gemeenten die dat nu nog niet doen, hun bijdrage leveren aan een humane en duurzame opvang van asielzoekers. In het huidige stelsel van asielopvang hebben gemeenten zoals gezegd geen wettelijke taak, maar maken vele gemeenten sinds jaar en dag wel asielopvang binnen hun gemeente mogelijk. Dat doen zij onder andere door zorg te dragen voor het verlenen van de noodzakelijke vergunningen en het mogelijk maken van de ruimtelijke inpassing. De spreidingswet die nu voor ligt in de TK ter behandeling belegt bij gemeenten een wettelijke taak om opvang mogelijk te maken. Meer concreet draagt de spreidingswet bij aan het komen tot een duurzaam opvanglandschap door te borgen dat er voldoende opvangplaatsen worden gerealiseerd, waarbij o.a. wordt beoogd gemeenten te bewegen om opvangvoorzieningen voor minimaal 5 jaar of langer mogelijk te maken. Zo ontstaat een vaste voorraad van opvangplaatsen en meer stabiliteit.

Deze leden begrijpen waarom de definitieve toezegging wat betreft het aantal hervestigingen voor 2024–2025 is bijgesteld naar beneden. Zou de Staatssecretaris nog wel kunnen toelichten waarom is gekozen om de definitieve toezegging een halvering te laten zijn van de oorspronkelijke prognose (van 1000 naar 500)? Over welke nationale belangen heeft de Staatssecretaris het wanneer hij zegt van plan te zijn om in lijn met de hervestigingsprioriteiten van de UNHCR, de EU en nationale belangen vluchtelingen te hervestigen uit Libanon en/of Jordanië, Egypte, Kenia, Pakistan en/of Turkije, Niger en/of Rwanda?

Antwoord

Gegeven de huidige opvangsituatie en gerelateerde ontwikkelingen in Nederland, de relatie met Turkije, het belang dat het kabinet hecht aan het uitvoeren van de EU-Turkije Verklaring en de situatie in Turkije, is besloten dat hervatten van hervestiging in het kader van de EU-Turkije Verklaring onder het aankomende EU-programma verantwoord is, zij het in afgeslankte vorm. Alles overwegende en in afstemming met de uitvoeringsorganisaties is geconcludeerd dat voor de komende twee jaren een aangepaste inzet verantwoord wordt geacht waarbij de voorheen gebruikelijke inzet van 1.000 vluchtelingen per jaar wordt gespreid over de periode van twee jaar (500 vluchtelingen per jaar).

In antwoord op de vraag wat wordt bedoeld met de in de Kamerbrief genoemde nationale belangen, is van belang dat Nederland ernaar streeft om hervestiging strategisch in te zetten. Dat gebeurt door de missiebestemmingen te bepalen aan de hand van de jaarlijkse Projected Global Resettlement Needs (hierna: PGRN) van UNHCR en prioriteiten van de EU. Daarbij worden ook nationale prioriteiten en overwegingen meegenomen. Te denken valt aan opvanglanden die van belang worden geacht met het oog op een integrale aanpak van migratie, opvanglanden die in beeld zijn in het kader van migratiepartnerschappen, maar ook opvanglanden waarmee de inzet op opvang in de regio via o.a. het Prospects partnerschap verder kan worden onderschreven, enzovoort. Solidariteit via hervestigingsprogramma’s draagt bij aan de Nederlandse verantwoordelijkheidsdeling vis-a-vis de «opvang in de regiolanden» waar Nederland op inzet. Verder streeft Nederland naar een diverse caseload. Tot slot spelen operationele overwegingen een rol, zoals de veiligheidssituatie in het land van opvang, en/of de aanwezigheid van een caseload van personen/nationaliteiten die op grond van het nationale asielbeleid in aanmerking komen voor een asielvergunning in Nederland.

In de beslisnota inzake de EU-pledge hervestiging 2024–2025 die als bijlage is aangehecht bij de Kamerbrief inzake de Geannoteerde Agenda voor de JBZ Raad treft u een toelichting op de keuze voor genoemde landen en inzet (Bijlage bij Kamerstuk 32 317, nr. 851).

Verslag van de informele JBZ-Raad van 20–21 juli 2023

De leden van de BBB-fractie lezen dat in het verslag van de informele bijeenkomst van de JBZ-Raad van 20 en 21 juli 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 848) te Logroño staat dat Nederland ervoor pleitte dat de smokkel van illegale wapens in brede zin moet worden tegengegaan, niet alleen in Oekraïne. Volgens dat verslag waarschuwt Nederland voor terroristische organisaties, zoals Islamitische Staat (IS) en Al Qaida, die het conflict gebruiken. Kan de Minister dit verder toelichten? Wat is volgens de Minister nodig om te voorkomen dat terroristische organisaties het conflict misbruiken?

Antwoord

Recente arrestaties in Nederland en Duisland tonen aan dat er een reëele dreiging bestaat dat aanhangers van IS die in Oekraïne verbleven ook potentieel een dreiging vormen voor de interne veiligheid van de EU. In Duitsland en Nederland zijn in totaal negen mensen gearresteerd die in verband worden gebracht met Islamic State Khorasan Province (ISKP, de tak van ISIS die in Afghanistan actief is) en mogelijke aanslagplannen. Tot dusver is het kabinet alleen op de hoogte van de arrestaties in Nederland en Duitsland. Het betrof personen uit Centraal-Azië die al voor het conflict in Oekraïne verbleven en met de migratiestroom zijn meegekomen.

Derdelanders met een verblijfsvergunning asiel of permanent verblijfsrecht in Oekraïne, vallen nog steeds onder de Regeling Tijdelijke Bescherming (RTB). Dit geldt ook voor derdelanders die op grond van gezins- en familieleden in aanmerking komen voor tijdelijke bescherming. Derdelanders met tijdelijk verblijfsrecht in Oekraïne vielen, indien zij vóór 19 juli 2022 waren ingeschreven in de BRP, tot 4 september 2023 onder de RTB. Derdelanders zonder verblijfsrecht in Oekraïne vielen nooit onder de RTB.

De organisaties in de asielprocedure richten zich primair op het vaststellen van de identiteit van de asielzoeker, de beoordeling van de asielaanvraag en de opvang maar alle partijen binnen de asiel- en veiligheidsketen zijn doorlopend alert op signalen die duiden op betrokkenheid bij internationale misdrijven of een mogelijk gevaar voor de nationale veiligheid, waaronder misbruik door terroristische organisaties. Daarnaast kunnen organisaties in de asiel- en nareisprocedure, binnen de geldende kaders, de signalen die zij opvangen voorleggen aan de opsporings-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Ondanks alle inzet die hierop is gericht, kan niet worden uitgesloten dat personen met een terroristische achtergrond misbruik maken van de asielprocedure en tijdelijke bescherming. Bovengenoemde ontwikkelingen hebben ook de aandacht van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.12 Waar mogelijk en opportuun kunnen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten informatie over (mogelijke) dreigingen verstrekken aan partners zoals de IND.

Het dreigingsniveau voor ontheemden uit Oekraïne die onder de RTB vallen is laag. Desalniettemin ondergaan ontheemden uit Oekraïne een lichte screening, voordat zij in aanmerking komen voor bescherming. Deze bestaat uit het ondertekenen van een antecedentverklaring en een check op een eventuele hitmelding uit de politiesystemen. Indien daar aanleiding voor is, bijvoorbeeld op basis van overlegde documenten of andere gegevens en/of verklaringen, volgt nader onderzoek en kan worden besloten geen rechten in het kader van de richtlijn toe te kennen. Signalen over personen die al bescherming genieten onder de RTB kunnen gemeld worden bij zowel het informatieknooppunt Contraterrorisme, Extremisme en Radicaliseringen (CTER) als bij het Handhavingsinformatieknooppunt (HIK) van de IND. Deze lichte screeningsaanpak is tot stand gekomen in maart 2022.

Hoe kijkt de Minister naar criminele organisaties binnen Europa en Nederland die het conflict misbruiken om aan illegale wapens te komen?

Antwoord

In het perspectief van de brede aanpak van ondermijnende criminaliteit, hecht het kabinet grote waarde aan specifieke initiatieven en operationele activiteiten die zich richten op het verkleinen van het risico dat illegale wapens Oekraïne kunnen verlaten, aangezien dit risico zijn weerslag heeft op Nederland zelf. De inzet van Nederland blijft gericht op het op-/inrichten van een zogeheten Firearms focal point die nodig zijn voor deugdelijke handhavingsstrategieën, coördinatie, inlichtingen en informatie-uitwisseling, zowel op nationaal als op Europees niveau. Daarnaast werkt Nederland in Europees verband samen en ondersteunen wij diverse acties die toe zien op onder andere het beveiligen van de buitengrens tegen wapensmokkel en het inventariseren van de behoeften van Oekraïne voor de bestrijding van illegale wapens.

Uit datzelfde verslag blijkt dat de Minister de Raad heeft medegedeeld dat Nederland veel heeft geïnvesteerd in digitale en fysieke toegang tot rechtbanken. De leden van de BBB-fractie onderstrepen het belang van goed toegankelijke rechtspraak. Op welke manier is geïnvesteerd in digitale en fysieke toegang tot rechtbanken? Op welke manier houdt de Minister rekening met ouderen wanneer zij spreekt over digitale investeringen? Houdt de Minister voldoende rekening met het feit dat ouderen vaak de digitale weg niet goed kennen?

Antwoord

Dit onderwerp staat niet op de agenda van de huidige JBZ-Raad. In verband met het korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt het antwoord op deze vragen zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen drie weken verzonden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

Geannoteerde agenda JBZ-Raad 28 september 2023

Asiel en migratie- pact

De leden van de Volt-fractie maken zich grote zorgen over het samenvoegen van de Crisisverordening met de Instrumentaliseringsverordening. Crisis en instrumentalisering zijn fundamenteel andere zaken. Het toevoegen van instrumentalisering als grond om af te wijken van de wettelijke asielprocedures is een glijdende schaal en ondermijnt de mensenrechten van asielzoekers. Bovendien is in deze verordening niet voldoende toezicht geregeld en wordt niet gegarandeerd dat het afwijken van juridisch vastgestelde procedures niet is gelimiteerd.

De leden van de Volt-fractie vragen of de Staatssecretaris uiteen kan zetten en kan toelichten welke inhoudelijke wijzigingen hij heeft voorgesteld om het compromis te bereiken. Kan de Staatssecretaris bovendien aangeven of Nederland behoorde tot de twee lidstaten die aangaven niet in te stemmen vanwege het solidariteitsprincipe in de voorstellen?

Kan de Staatssecretaris aangeven welke veranderingen opgenomen zijn in het huidige voorstel met betrekking tot het limiteren en proportioneel maken van derogatiemogelijkheden om dit keer wel in te stemmen met de verordening? Hoe worden hierin fundamentele rechten gewaarborgd?

Antwoord

Nederland behoorde niet tot de lidstaten die aangaven niet in te kunnen stemmen met de Crisis-verordening vanwege het solidariteitsprincipe. Nederland onderschrijft juist dat een lidstaat die in een crisissituatie verkeert aanspraak moet kunnen maken op solidariteit vanuit de andere lidstaten. Wel heeft het kabinet aandacht gevraagd voor consistentie tussen de verschillende verordeningen (zoals de Asiel- en migratiemanagementverordening (AMMR) en de Crisisverordening), ook op het vlak van de solidariteitsbijdragen die vanuit de lidstaten moet worden geboden. Het kabinet verwijst u voor de overige vragen naar de beantwoording van een gelijkluidende vraag van de leden van de VVD-fractie.

Kan de Staatssecretaris bovendien aangeven wie volgens Nederland deel moeten uitmaken van de voorgestelde verplichte grensprocedures en of daar ook kinderen onder vallen, die als gevolg daarvan mogelijk in detentie zullen worden geplaatst?

Antwoord:

Nederland zet zich in voor breed verplichte snelle asiel- en terugkeerprocedures aan de EU-buitengrenzen. In de Raadspositie voor de Asielprocedureverordening is opgenomen dat dergelijke procedures in ieder geval toegepast dienen te worden voor personen met een kansarm asielverzoek (afkomstig uit landen met een inwilligingspercentage lager dan 20%). Dat geldt ook wanneer dit families met minderjarige kinderen zijn. Het is zowel voor de lidstaat als voor de asielzoeker zelf van belang dat snel duidelijkheid wordt gegeven over recht op een asielstatus. Daarmee wordt ook voorkomen dat personen zonder recht op asiel verder de EU in reizen, in meerdere lidstaten een asielverzoek indienen of ongedocumenteerd in de marges van de maatschappij belanden. Het op voorhand uitsluiten van kinderen van de asielgrensprocedures zou het onwenselijke effect hebben dat mensen met weinig kans op asiel juist gestimuleerd worden hun kind mee te nemen op de (gevaarlijke) overtocht naar de EU. Daarbij is uiteraard van belang dat de omstandigheden in de grensprocedure aan de afgesproken normen blijft voldoen. Dit geldt wat het kabinet betreft ook voor de afspraken die over derogaties op de grensprocedures in de crisis-verordening landen.

Asiel en migratie: externe dimensies van migratie

De leden van de Volt-fractie keuren de deal die gemaakt is met Tunesië ten zeerste af, gezien de duidelijke aanwijzingen van mensenrechtenschendingen door het Tunesische regime. Bovendien is het migratiepartnerschap niet op democratische wijze tot stand gekomen, maar is door Nederland, Italië en de Commissievoorzitter onderhandeld, zonder democratische steun van andere lidstaten en het EP. Een delegatie van het EP werd bovendien recent geweigerd door de dictator Kais Saied. Enige vorm van samenwerking, waarbij mensenrechten gerespecteerd worden, is daarmee volledig ongeloofwaardig geworden. Voornoemde leden willen daarom dat Nederland en de EU onmiddellijk de deal met Tunesië opheffen. Deze leden zien echter dat de Staatssecretaris dit standpunt niet uitdraagt in Brussel en hebben daarom de volgende vragen. Is het kabinet, na haar val, nog steeds van mening dat een partnerschap met Tunesië voortgezet moet worden? Hoe gaat het kabinet mensenrechten te allen tijde waarborgen in deze deal? Gaat het kabinet de deal opzeggen als mensenrechten worden geschonden? Gaat de Staatssecretaris erop aandringen dat de mensenrechtenparagraaf in de MoU wordt geconcretiseerd, aangescherpt en afdwingbaar gemaakt? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet? Klopt het dat Tunesië zich niet coöperatief opstelt in de wederzijdse uitvoering van deze deal? Gezien het feit dat binnenkort mogelijk de eerste betalingen aan Tunesië gedaan zullen worden en daar in deze Raad over gesproken wordt, uit welk potje zullen deze betalingen worden gedaan? Levert Nederland hier een bijdrage aan?

Antwoord

Zoals in een eerdere beantwoording van een vraag van de leden van de VVD-fractie vermeld, is het nu primair aan de Commissie om tot concrete afspraken over de verdere uitwerking van het MoU te komen. Hiertoe hebben de Commissie en Tunesië momenteel op verschillende niveaus contact. Voor het kabinet is het van belang dat de afspraken die gemaakt zijn in het MoU worden uitgewerkt en uitgevoerd met respect voor mensenrechten en binnen internationaal rechterlijk kader en dat bescherming van migranten en asielzoekers daar onderdeel van is. Dat blijft het kabinet in bilateraal en Europees verband uitdragen.

De door de Commissie vrijgestelde middelen voor migratiesamenwerking met Tunesië worden onder andere gefinancierd uit het Nabuurschap, Internationale Samenwerking en Ontwikkeling (NDICI) op de EU-begroting. Nederland draagt bij aan de EU-begroting via afdrachten.


X Noot
1

COM(2023) 546 Council implementation decision: extending temporary protection as introduced by Implementing Decision (EU) 2022/382.

X Noot
2

Kamerstuk 32 317, nrs. 845 en 848

X Noot
3

Kamerstukken 19 637 en 36 045, nr. 2994

X Noot
4

Kamerstukken 19 637 en 36 045, nr. 3021

X Noot
5

Miljoenennota 2023 (Kamerstuk 36 200)

X Noot
6

Zie o.a. brief aan de Kamer van 2 juni 2023 inzake Reactie op een petitie van Yezidi vrouwen en hen steunende organisaties (Kamerstuk 27 925, nr. 939), en brief van 20 juni 2022 inzake Antwoorden schriftelijke vragen van het lid Van Dijk over de situatie van Jezidi’s, ingezonden op 19 mei 2022, Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 3200

X Noot
7

Aanbeveling van de Commissie van 16/322023 betreffende de wederzijdse erkenning van terugkeerbesluiten en het versnellen van terugkeer bij de uitvoering van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad. https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32023H0682

X Noot
8

Kamerstuk 32 317, nr. 847

X Noot
9

Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 3543

X Noot
10

Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 3543

X Noot
12

Zie ook publicatie AIVD en MIDV «24/2. De Russische aanval op Oekraïne: een keerpunt in de geschiedenis». Publicatie AIVD en MIVD 24/2 | Publicatie | Defensie.nl (Kamerstuk 36 045, nr. 153)

Naar boven