32 317 JBZ-Raad

Nr. 846 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 juli 2023

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de brief van 13 juli 2023 inzake de geannoteerde agenda informele JBZ-Raad van 20 en 21 juli 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 845) over de brief van 19 juni 2023 inzake verslag van de formele JBZ-Raad van 8-9 juni 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 842) en over de brief van 9 juni 2023 inzake Fiche: Aanbeveling inzake de bestrijding van online piraterij van live (sport)evenementen (Kamerstuk 22 112, nr. 3718).

De vragen en opmerkingen zijn op 17 juli 2023 aan de Minister en Staatssecretaris Justitie en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 19 juli 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Kat

Adjunct-griffier van de commissie, Meijer

Inhoudsopgave

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

3

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda bij de informele JBZ-Raad op 20 en 21 juli 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 845), alsmede het verslag van de formele JBZ-Raad van 8-9 juni 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 842) en het BNC-fiche over de aanbeveling van de Europese Commissie inzake de bestrijding van online piraterij van live (sport)evenementen. Zij stellen nog enkele vragen.

Verslag van de formele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken 8 en 9 juni 2023

De leden van de VVD-fractie brengen in herinnering dat zij voorafgaand aan de JBZ-Raad van 8 en 9 juni 2023 vragen hebben gesteld over het Richtlijnvoorstel vermogensherstel en confiscatie. Onder andere vroegen deze leden wat de voornaamste verschillen zijn tussen de mandaten van het Europees Parlement en van de Raad bij deze richtlijn. In reactie hierop antwoordde de Minister dat dit nog werd bestudeerd en dat de Kamer zou worden geïnformeerd bij het verslag van de JBZ-Raad.1 In het verslag van de JBZ-Raad wordt deze vraag echter niet beantwoord. Kan de Minister deze vraag alsnog beantwoorden?

Antwoord

Graag verwijzen wij naar het antwoord zoals dat met Uw Kamer is gedeeld op 19 juni jl. in het verslag van de JBZ-Raad.2 Daar werd aangegeven dat in ieder geval duidelijk is dat het Europees Parlement inzet op een verruiming van het toepassingsbereik van de richtlijn en van de gegevens waartoe de zogeheten Asset Recovery Offices toegang zouden moeten hebben ten behoeve van het traceren en identificeren van te confisqueren vermogensbestanddelen. Daarnaast brengt het Europees Parlement het belang van eerbiediging van de rechten van belanghebbenden, in het bijzonder slachtoffers, bij een confiscatieprocedure explicieter tot uitdrukking.

Na nadere bestudering van het rapport is bovendien duidelijk dat het Europees Parlement en de Europese Raad verschillende mandaten hebben ten aanzien van de rol van de Asset Recovery Offices in relatie tot beperkende maatregelen. Het Europees Parlement zet in op verruiming van de bevoegdheden van Asset Recovery Offices ten behoeve van preventieve opsporing van het vermogen van gesanctioneerde entiteiten en het preventief detecteren van eventuele overtredingen van deze beperkende maatregelen. Zoals aangegeven in het BNC-fiche van 1 juli 2022,3 is Nederland van mening dat deze taak niet past niet binnen het strafrechtelijke karakter van het Asset Recovery Office. Daarnaast zou deze taak een disproportionele aanslag plegen op de capaciteit van het Asset Recovery Office. Dat gaat ten koste van het vermogen van het Asset Recovery Office om de winsten vanuit georganiseerde criminaliteit op te sporen en te ontnemen.

Fiche: Aanbeveling inzake de bestrijding van online piraterij van live (sport)evenementen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de aanbeveling van de Europese Commissie om commerciële onlinepiraterij van sport- en andere live-evenementen te bestrijden en hebben kennisgenomen van het BNC-fiche van het kabinet hierover. Zij stellen nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het thans nog niet duidelijk is wat het mandaat van het Europees Parlement zal zijn met betrekking tot de aanbeveling. Kan het de Minister de Kamer informeren wanneer het Europees Parlement een standpunt heeft ingenomen en daarbij aangeven in hoeverre dat afwijkt van de positie die door Nederland is ingenomen in de Raad?

Ook is het nog niet duidelijk in hoeverre de aanbeveling leidt tot aanvullende Commissievoorstellen tot aanpassing van bestaande EU-wetgeving. Kan de Minister een inschatting geven in hoeverre de aanbeveling leidt tot aanpassingen in Nederlandse wet- en regelgeving? Kan de Minister toezeggen dat de Commissie auteursrecht in een vroeg stadium zal worden geconsulteerd wanneer Commissievoorstellen worden gepubliceerd?

Tot slot lezen de leden van de VVD-fractie dat het belang van versterking van de samenwerking en gegevensuitwisseling tussen alle betrokken belanghebbenden wordt benadrukt. In hoeverre zijn er bij deze gegevensuitwisseling knelpunten in de praktijk en welke criteria hanteert de Minister bij het oplossen van deze knelpunten?

Antwoord

Dit onderwerp staat niet op de agenda van de huidige JBZ-Raad. In verband met het korte tijdsbestek van dit schriftelijk overleg wordt het antwoord op deze vragen voor het eind van het zomerreces aan uw Kamer verzonden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Een veilig Europa en Uitdagingen en justitiële samenwerking in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

De leden van de CDA-fractie vragen of er ook inzicht kan worden verkregen in hoe bij het in kaart brengen van criminele netwerken en logistieke knelpunten ook de knooppunten omgeven door het buitengebied worden meegenomen en strategisch worden beveiligd.

Antwoord

Het doorbreken van criminele netwerken en het bevorderen van de weerbaarheid van en handhaving bij logistieke knooppunten zoals (lucht)havens tegen crimineel misbruik is een grote prioriteit van dit kabinet. We investeren op dit moment specifiek in de grote lucht- en zeehavens, omdat daar de problematiek het grootst is. Het is van belang dat ook de andere havens weerbaar zijn, omdat criminelen over een groot aanpassingsvermogen beschikken en zich kunnen verplaatsen. Er wordt daarom ingezet op kennisdeling met de andere havens, waaronder havens omgeven door buitengebied. Afgelopen mei is bijvoorbeeld een congres georganiseerd over hoe havens hun weerbaarheid kunnen vergroten. Een aantal regio’s gebruikt daarnaast de versterkingsgelden om de havens in hun regio te versterken.4 Het buitengebied is door verschillende factoren kwetsbaar voor eventuele ondermijnende activiteiten. Bewoners en ondernemers spelen een belangrijke rol in het voorkomen van ondermijnende criminaliteit in het buitengebied. We zetten onder meer in op het vergroten van de weerbaarheid van agrarisch ondernemers, het verhogen van hun meldingsbereidheid via vertrouwenspersonen bij brancheorganisaties in de agrarische sector en de recreatiesector en het stimuleren van een lokale aanpak van publieke en private partners.

De leden van de CDA-fractie vinden het belangrijk om, gezien het feit dat er miljarden aan crimineel vermogen via cryptomunten de wereld over gaan, op Europees niveau en internationaal niveau dit systeem beter in het vizier te krijgen en onderdeel te laten zijn van een afpakstrategie.

Welke knelpunten zijn er nu op Europees niveau om dit criminele vermogen af te pakken?

Antwoord

Er zijn in Nederland en de Europese Unie reeds mogelijkheden om crimineel vermogen in de vorm van cryptomunten te ontnemen. In Nederland, en vaak ook in andere landen, worden cryptomunten beschouwd als een vorm van vermogen dat vatbaar is voor beslag en confiscatie. In het richtlijnvoorstel vermogensherstel en confiscatie wordt dit bovendien expliciet vermeld zodat cryptomunten door de lidstaten moeten worden beschouwd als vorm van vermogen. Over dit richtlijnvoorstel vindt op dit moment de triloog plaats. De Verordening inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen (2018/1805) maakt daarnaast mogelijk dat beslag- en confiscatiebevelen die door een lidstaat zijn uitgevaardigd moeten worden erkend in een andere lidstaat van de Europese Unie5. Dit geldt ook voor bevelen die zien op cryptovaluta.

Belangrijk kenmerk van cryptomunten is dat deze met betrekkelijke anonimiteit, gemak en snelheid kunnen worden verplaatst en daarmee aantrekkelijk kunnen zijn voor crimineel vermogen. Op Europees niveau wordt hard gewerkt om deze kenmerken van cryptomunten die het zo aantrekkelijk maken voor crimineel betalingsverkeer te adresseren. Zo zijn cryptowisselkantoren en aanbieders van crypto-wallets verplicht om verdenkingen van witwassen en andere illegale activiteiten te melden bij de autoriteiten. Met nieuwe wet- en regelgeving op Europees niveau zullen deze twee categorieën worden uitgebreid en zal de antiwitwaswetgeving op een bredere groep van cryptodienstverleners van toepassing zijn. Echter blijven er cryptodienstverleners waarmee het moeilijker is om samen te werken, bijvoorbeeld als deze zijn gevestigd buiten de Europese Unie of waarvan onduidelijk is waar het hoofdkantoor is.

Nieuwe Europese wetgeving – bijvoorbeeld de Markets in Crypto Assets Regulation – probeert daarop in te spelen, maar deze wetgeving geldt enkel voor activiteiten binnen de Europese Unie6. Voornoemde problematiek blijft derhalve bestaan met betrekking tot dienstverleners die zich buiten de Unie bevinden.

Nederland zet er daarom op in, in lijn met het BNC-fiche ten aanzien van de richtlijn voor vermogensherstel en confiscatie7, om het mogelijk te maken dat opsporingsdiensten en justitiële autoriteiten de bevoegdheid krijgen om rechtstreeks gegevens op te vragen bij cryptowisselkantoren die hiervoor een contactpersoon moeten aanstellen in de EU. Daarnaast dient te worden verkend op welke manier spoedbevriezing van crypto-wallets het best kan worden vormgegeven. Eén optie hiervoor is het rechtstreeks vorderen van bevriezing bij een cryptowisselkantoor, vooruitlopend op een Europees Bewarings Bevel.

Deze leden vragen of er ook gesproken wordt over hoe opbrengsten van de afpakstrategie evenredig verdeeld kunnen worden tussen landen, aangezien veel leed in een land kan plaatsvinden en het crimineel vermogen zich in een ander land kan bevinden.

Antwoord

Samenwerking tussen Europese landen voor het ontnemen van crimineel vermogen vindt onder andere plaats op basis van de eerder genoemde Verordening inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen. Deze verordening biedt regels en kaders voor de erkenning en opvolging van confiscatiebevelen zodat het bijvoorbeeld mogelijk is dat andere EU-lidstaten bevriezings- en confiscatiebevelen van elkaar opvolgen en uitvoeren. Daarnaast biedt deze verordening handvaten voor het delen van opbrengsten van ontnomen crimineel vermogen.

Mocht bijvoorbeeld een confiscatiebevel van lidstaat A in lidstaat B worden uitgevoerd (omdat het vermogen zich in land B bevindt) dan worden de opbrengsten evenredig verdeeld tussen beide landen (mits de opbrengsten hoger zijn dan 10.000 euro). Mochten de opbrengsten gelijk of lager zijn dan 10.000 euro dan valt het bedrag toe aan de staat die het criminele vermogen daadwerkelijk heeft «afgepakt».

Van deze verdeling kan worden afgeweken, bijvoorbeeld als in één van de betrokken lidstaten slachtoffers aanwezig zijn die recht hebben op compensatie. Het heeft immers prioriteit dat slachtoffers gecompenseerd worden voor eventuele schade die zij hebben geleden en voorwerpen terugkrijgen die hen toebehoren.


X Noot
1

Kamerstuk 32 317, nr. 841

X Noot
2

Kamerstuk 32 317, nr. 843

X Noot
3

Kamerstuk 22 112, nr. 3467

X Noot
4

Kamerstuk 29 911, nr. 417

X Noot
5

Kamerstuk 22 112, nr. 2300

X Noot
6

Kamerstuk 22 112, nr. 2937

X Noot
7

Kamerstuk 22 112, nr. 3467

Naar boven