32 317 JBZ-Raad

Nr. 843 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 juni 2023

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Justitie en Veiligheid, voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de brief van 31 mei 2023 over geannoteerde agenda JBZ-Raad op 8 en 9 juni 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 830); Verslag van de JBZ-Raad van 9 en 10 maart (Kamerstuk 32 317, nr. 826); Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda JBZ-Raad 9 en 10 maart 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 827); Antwoord op de EU-Consultatie: Regulering van het op de markt brengen en het gebruik van chemische stoffen met een hoog risico (Kamerstuk 22 112, nr. 3616); Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda JBZ-Raad 9 en 10 maart 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 825); Fiche: Richtlijn wederzijdse erkenning rijontzeggingen (Kamerstuk 22 112, nr. 3650); Fiche: Herziening richtlijn over grensoverschrijdende uitwisseling verkeersovertredingen (Kamerstuk 22 112, nr. 3649); Fiche: Richtlijn digitale instrumenten en processen in het vennootschapsrecht (Kamerstuk 22 112, nr. 3677); Fiche: Verordening overdracht van strafvervolging (Kamerstuk 22 112, nr. 3684).

De vragen en opmerkingen zijn op 5 juni 2023 aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 7 juni 2023 is een deel van de vragen beantwoord (Kamerstuk 32 317, nr. 841). De resterende vragen zijn bij brief van 19 juni 2023 beantwoord en zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Kat

De adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersonen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-raad) van 8 en 9 juni 2023 en de geagendeerde BNC-fiches. Deze leden stellen nog een aantal vragen aan het kabinet

Fiche: Verordening overdracht van strafvervolging

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het BNC-fiche over het voorstel van de Commissie voor de verordening overdracht en overname van strafvervolging tussen EU-lidstaten. De verordening kan volgens deze leden een effectieve bijdrage leveren aan de aanpak van de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit en het voorkomen van straffeloosheid. De verordening kan ervoor zorgen dat strafbare feiten worden berecht in de lidstaat die daarvoor in de beste positie verkeert. In bepaalde gevallen kan de overdracht van strafvervolging daarmee een alternatief zijn voor de uitvaardiging van een Europees Arrestatiebevel (EAB) of een Europees Onderzoeksbevel (EOB). Het is goed dat de Europese Commissie de regels over de overdracht en overname van strafvervolging harmoniseert. Deze leden lezen dat er uitvoeringswetgeving is vereist wanneer de verordening wordt vastgesteld. Wanneer is de verwachting dat een akkoord wordt bereikt over deze verordening?

Antwoord

Het kabinet deelt de mening van de leden van de VVD-fractie dat deze verordening een effectieve bijdrage kan leveren aan de aanpak van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit en het voorkomen van straffeloosheid. De onderhandelingen binnen de Raad zijn inmiddels gestart. Het is op dit moment moeilijk om een inschatting te wanneer een Raadspositie kan worden vastgesteld en de triloog kan worden gestart.

In hoeverre is het voornemen van de regering erop gericht de verordening te implementeren in Boek 8 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering?

Antwoord

Bepalingen ter uitvoering van de nieuwe verordening kunnen pas worden opgesteld zodra de verordening is aangenomen. Pas dan staat immers de inhoud van de verordening vast. Boek 8 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering is inderdaad de geëigende plaats om uitvoeringswetgeving van de verordening op te nemen. Als de verordening al in werking treedt voorafgaande aan de inwerkingtreding van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, dan zullen de uitvoeringsbepalingen eerst worden opgenomen in het Vijfde Boek van het huidige wetboek. De bepalingen zullen dan vervolgens worden overgeheveld naar Boek 8 van het nieuwe wetboek.

Fiche: Richtlijn digitale instrumenten en processen in het vennootschapsrecht

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het BNC-fiche over de richtlijn verdere uitbreiding en modernisering van het gebruik van digitale instrumenten en processen in het vennootschapsrecht. Deze leden stellen hier nog een enkele vraag over. Zij vinden het belangrijk dat bij de uitbreiding van het gebruik van digitale instrumenten en processen in het vennootschapsrecht voldoende aandacht is voor de gevolgen op de administratieve lastendruk. Kan het kabinet toezeggen tijdens de onderhandelingen nauw contact te onderhouden met de Kamer van Koophandel om de administratieve lastendruk te verminderen, nu het voorstel van de commissie nu nog een aanzienlijke administratieve last zal betekenen? Is het kabinet ook bereid tijdens de onderhandelingen al contact op te nemen met het Adviescollege Toetsing Regeldruk om de gevolgen van het voorstel voor de regeldruk nader in kaart te brengen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het BNC-fiche is in nauwe afstemming met de Kamer van Koophandel (KvK) opgesteld en de KvK is betrokken bij de voorbereiding van de onderhandelingen in Brussel. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) is al om advies gevraagd bij het opstellen van het fiche en zal op een later moment wederom om advies worden gevraagd bij de voorbereiding van de onderhandelingen over de uitvoeringsverordening die nog zal volgen nadat de richtlijn is vastgesteld.

Tot slot vragen deze leden op welke wijze de gevaren van deepfake-technologie worden meegenomen bij de onderhandelingen over de richtlijn.

Antwoord

De gevaren van deepfake-technologie zijn niet meegenomen bij de onderhandelingen omdat niet erg waarschijnlijk is dat in de ondernemingenregisters gegevens terecht kunnen komen als gevolg van deep fake opgaven. Dit omdat bevoegde personen die namens de onderneming opgave doen ter registratie, zich op het hoogste beveiligingsniveau dienen te identificeren. Daarbij komt dat een aantal maatregelen in het richtlijnvoorstel behalve een harmonisering van het berichtenverkeer, tevens het standaard gebruik van technologie behelst. Dit om de oorsprong en authenticiteit van de te verstrekken informatie uit de ondernemingenregisters beter te garanderen, zoals het geval is bij het door de Commissie voorgestelde EU-gecertificeerde uittreksel. Als berichten en stukken standaard digitaal worden gewaarmerkt, kan de ontvanger vrij gemakkelijk vaststellen of een bericht of stuk is vervalst. De berichtenuitwisseling tussen de ondernemingsregisters vindt plaats via digitaal beveiligde tunnels.

Richtlijn vermogensherstel en confiscatie

Tot slot vragen deze leden wat de voornaamste verschillen zijn tussen de mandaten van het Europees Parlement en van de Raad bij deze richtlijn.

Antwoord

Op 26 mei jl. heeft het Europees Parlement (EP) haar rapport uitgebracht over het richtlijnvoorstel betreffende ontneming en confiscatie van vermogensbestanddelen. Het betreft een omvangrijk rapport dat op dit moment nader worden bestudeerd. Duidelijk is in ieder geval dat het EP inzet op een verruiming van het toepassingsbereik van de richtlijn en van de gegevens waartoe de zogeheten Asset Recovery Offices toegang zouden moeten hebben ten behoeve van het traceren en identificeren van te confisqueren vermogensbestanddelen. Daarnaast brengt het EP het belang van eerbiediging van de rechten van belanghebbenden, in het bijzonder slachtoffers, bij een confiscatieprocedure explicieter tot uitdrukking .

Binnenkort zullen de trilogen plaatsvinden tussen Raad, Europees Parlement en Commissie om te komen tot overeenstemming over de uiteindelijke tekst.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersonen

Niet-uitvoeren van motie Van Ginneken C.S. over client side device scanning

De leden van de D66-fractie lezen dat de Spaanse voorzitterschap wil focussen op digitalisering en bescherming van kwetsbare groepen. Deze leden willen hier een aantal vragen stellen over de recente brief van de Minister over het niet uitvoeren van de motie van het lid Van Ginneken c.s. over cliënt side scanning (Kamerstuk 26 643, nr. 1011). De Minister schrijft dat zij in de onderhandelingen over de verordening «alleen zou komen te staan», als zij de aangenomen motie van het lid Van Ginneken c.s. over client side device scanning zou uitvoeren. Kan het kabinet dat toelichten? Immers, landen als Duitsland, Italië, Malta en Polen schijnen hun standpunt ook te wijzigen ten opzichte van deze verordening.

Antwoord

In Brussel pleit Nederland voor een verordening die voldoet aan de motie van het lid Van Raan c.s.1, die de regering verzoekt end-to-end encryptie in stand te houden en Europese voorstellen die dat onmogelijk maken niet te steunen. Op dit moment lijkt client-side scanning de enige manier waarop maatregelen uit de verordening kunnen worden uitgevoerd zonder end-to-end encryptie aan te tasten. Uitvoering van de motie van het lid Van Ginneken c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 1011), die de regering verzoekt om in actieve samenspraak met andere gelijkgestemde lidstaten ervoor te zorgen dat het voorstel geen encryptiebedreigende chatcontrol bevat, zoals client-side scanning, zou betekenen dat de onderhandelingsruimte in Brussel tot een minimum wordt beperkt, gezien het totaalbeeld dat bestaat van het Europese krachtenveld. Het is om deze reden dat het kabinet de motie van het lid Van Ginneken c.s. op 20 april met klem heeft ontraden (Handelingen II 2022/23, nr. 77, item 7) en de daartoe aangevoerde argumenten ook in een brief heeft opgenomen, die op 8 mei aan uw Kamer is gezonden.2 In juni informeert het kabinet uw Kamer bij aparte brief nog nader over deze motie.


X Noot
1

Kamerstuk 26 643 nr. 885.

X Noot
2

Kamerstuk 26 643 nr. 1022.

Naar boven