29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 417 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 mei 2023

Georganiseerde criminaliteit is één van de meest urgente problemen in onze samenleving. Hoeders van onze rechtsstaat, waaronder journalisten en advocaten, worden bedreigd door criminelen. Dit is een directe bedreiging van de rechtsstaat: deze mensen moeten vrij hun werk kunnen doen. De impact van georganiseerde criminaliteit reikt ver, ook op manieren die minder zichtbaar zijn. Als een crimineel een pand gebruikt voor drugsproductie of wapens opslaat in een vakantiepark, is dat niet meteen buiten te zien, maar het maakt de buurt wél onveiliger. Dit beperkt zich niet tot de grote steden: in dorpen worden drugslabs opgerold en in bossen drugsdumpingen gevonden. Georganiseerde criminaliteit raakt heel Nederland, op veel verschillende manieren. Daarom hebben we de afgelopen jaren een brede aanpak neergezet om deze vorm(en) van criminaliteit tegen te gaan. We zien dat de effecten van georganiseerde criminaliteit inslaan in vele sectoren. We werken dan ook in de volle breedte samen met meerdere sectoren zoals de financiële sector, de logistieke sector, de zorg of de sport om deze effecten tegen te gaan. Dat doen we door middel van een brede, krachtige, lerende aanpak, waarbij we de uitvoering zo goed mogelijk monitoren om de effectiviteit van gezamenlijke inspanningen te volgen en zo nodig bij te sturen. De strategische prioriteiten vormen hiervoor de basis: voorkomen, verstoren van het verdienmodel en doorbreken van criminele netwerken, bestraffen en beschermen.

Met deze halfjaarbrief en de bijgevoegde voortgangsrapportage (bijlage 1), laat ik zien waar de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit nu staat. In de brief vindt u daarnaast updates over een aantal moties en toezeggingen binnen de brede aanpak waar sinds de Najaarsbrief1 nieuwe ontwikkelingen zijn. In bijlage 2 vindt u de in december toegezegde2 beleidsreactie op het rapport «Koers bepalen» van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum. In bijlage 3 is een overzicht van de voortgang van wetgevingstrajecten die betrekking hebben op de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit opgenomen. Bijlage 4 bevat een toelichting op de uitbreiding van de preventieve aanpak van jeugdcriminaliteit.

Voortgangsrapportage

Zoals de voortgangsrapportage in beeld brengt, zijn we op de goede weg. De aanpak is de afgelopen jaren steeds verder versterkt en uitgebreid, om georganiseerde, ondermijnende criminaliteit van alle kanten de pas af te snijden. Daarbij is het cruciaal dat we focus houden op de strategische prioriteiten om de versterking van de aanpak door te zetten.

Voor deze rapportage is op een rij gezet welke middelen en activiteiten op dit moment bijdragen aan de versterking van de aanpak. Denk aan initiatieven die helpen voorkomen dat kwetsbare jongeren de criminaliteit worden ingezogen. Of aan activiteiten die de weerbaarheid vergroten van medewerkers op de mainports en barrières die het moeilijk maken om drugs te smokkelen. Uiteraard is de bijdrage van partners daarbij breder dan alleen de inzet vanuit de recente intensiveringen. Het is belangrijk om deze inspanningen goed in beeld te hebben. Zo kan de aanpak worden gevolgd, bijgestuurd en aangescherpt waar dat nodig is.

Om de voortgang van onze inspanningen goed te kunnen monitoren, moeten we zicht krijgen en houden op het maatschappelijke effect ervan. Dat vereist harde data en scherpe duiding en goede interpretatie van trends en ontwikkelingen, een opgave die even noodzakelijk als complex is. Georganiseerde, ondermijnende criminaliteit speelt zich immers voor een groot deel onder de radar af. Het voorkomen of indammen van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit is daardoor niet eenvoudig aan te tonen of meetbaar te maken. Dat maakt het uitdagend om de impact van onze aanpak vast te stellen en om te bepalen wanneer we succesvol zijn. Deze voortgangsrapportage wordt de komende jaren verrijkt en aangescherpt, samen met alle partners. Daarbij zal ook inzicht worden gegeven in de ontwikkeling van de wetenschappelijke inzichten op het gebied van ondermijning, zoals op 6 april 2023 in het commissiedebat aan uw Kamer is toegezegd (Kamerstuk 29 911, nr. 415). De voortgangsrapportage is een momentopname. Volgende versies gaan meer in op het al dan niet behalen van de beoogde resultaten en met welke risico’s in de vervolgaanpak rekening gehouden moeten worden. Met deze verrijking en aanscherping verschuift het karakter van de rapportage daarmee steeds meer van een beschrijving van de aanpak naar een beeld van wat die aanpak oplevert en de effecten daarvan in de maatschappij.

Beleidsreactie WODC-rapport «Koers bepalen»

Het rapport «Koers bepalen» is het resultaat van een drie jaar durend actiegericht onderzoek naar dertien projecten binnen de regionale aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Het rapport biedt waardevolle inzichten in de regionale aanpak. Met dergelijke onderzoeken kan de aanpak voortdurend worden verbeterd en verscherpt waar nodig. In het rapport worden naast lessen die vanuit het actiegerichte onderzoek aan projecten zijn teruggegeven, ook meer fundamentele uitspraken gedaan over de brede aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. De lessen die we leren uit de aanpak binnen de dertien projecten zijn gezien de beperkte scope van het onderzoek zeker niet een-op-een toepasbaar voor de gehele brede aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Daarom neem ik niet alle aanbevelingen over. Bij de aanbieding van het onderzoek aan de Kamer in december 20223 is een beknopte reactie gegeven op de hoofdlijnen van het rapport. Hierin is de toezegging gedaan om in een later stadium de bevindingen en aanbevelingen uit het rapport met de betrokken partners in de aanpak te bespreken en een meer uitvoerige reactie op te stellen. In bijlage 2 vindt u deze uitgebreide beleidsreactie, die op basis van de gesprekken met partners is opgesteld.

Moties & toezeggingen

Preventie met Gezag

Het is van groot belang dat we voorkomen dat kleine jongens grote criminelen worden. Dat doen we onder andere door de aanpak Preventie met Gezag, een lerende aanpak waarbij continu wordt gereflecteerd op wat wel en ook wat niet werkt. Dit doen we onder andere door goed te kijken naar de ontwikkelingen in de praktijk en wetenschap en het landelijk beschikbaar maken en flexibel inzetten van effectief bewezen interventies. Daarvoor wordt dit jaar een groot actieonderzoek naar jongerenwerk gestart, zoals de regering ook is verzocht in de motie van het lid Mutluer c.s. over de invulling van het specialistisch jongerenwerk.4

Verder kijken we steeds kritisch naar hoe we de aanpak integraal en vanuit één overheid kunnen organiseren, onder het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid. Daarom wordt er nu door het Rijk verkend of en hoe aanvragen, zoals in het kader van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid en Preventie met Gezag, op rijksregelingen beter kunnen worden gestroomlijnd, zoals verzocht in motie van de leden Van der Werf en Boulakjar.5

Preventie gaat altijd hand in hand met het vergroten van de zichtbaarheid van het gezag voor die groep jongeren die de stap in het criminele circuit al heeft gemaakt. Dit betekent dat er grenzen moeten worden gesteld aan crimineel risicogedrag door versterking van justitiële functies in de wijk, laagdrempelige rechtspraak en meer aanwezigheid van wijkagenten. Net als bij de integrale aanpak behoeft dit een lange adem, mede omdat de resultaten pas op de langere termijn zichtbaar zullen zijn.

Na toezegging aan de Kamer en op advies van het Strategisch Beraad Ondermijning gaat de preventieve aanpak in 2023 uitbreiden van 15 naar 27 gemeenten. Hoewel er een flink bedrag beschikbaar is voor de aanpak, is om het tij te kunnen keren nodig dat middelen gericht worden ingezet. Dit moet gebeuren in gebieden waar de problematiek het hevigst is of waar preventief ingrijpen toename van de problematiek kan voorkomen. Daarom wordt de aanpak eerst uitgebreid met vier aanvullende geprioriteerde gebieden van het Nationaal Programma Leefbaarheid.6 Later dit jaar wordt de aanpak nog verder uitgebreid met 8, op basis van data, geselecteerde gemeenten.7, 8

Gegevensdeling

Gegevensdeling is een cruciale voorwaarde om georganiseerde criminaliteit nog beter en effectiever aan te pakken en daarmee de rechtsstaat te beschermen, mits goed geregeld en voorzien van voldoende waarborgen. De motie Michon-Derkzen c.s.9 heeft de regering verzocht om te inventariseren welke knelpunten met betrekking tot gegevensdeling de partners in de aanpak van georganiseerde criminaliteit ervaren, zodat hiervoor oplossingen kunnen worden gezocht. De inventarisatie heeft op dit moment ongeveer 200 signalen opgeleverd. Als (nieuwe) knelpunten zich voordoen, kunnen die nog worden gemeld.

De binnengekomen signalen geven een goed beeld van de diversiteit in de problematiek en waar de kansen liggen om de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit effectiever te maken. Het gaat hierbij om knelpunten die ervaren worden. Het is daarbij nog niet duidelijk of er bijvoorbeeld sprake is van een juridische belemmering, of dat er weliswaar juridische mogelijkheden zijn, maar dat deze om uiteenlopende redenen niet worden benut.

Uit de inventarisatie komt in ieder geval duidelijk naar voren hoe breed het thema gegevensdeling bij de partners leeft, en dat zij mogelijkheden zien om de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit te versterken. Uit de signalen hebben we in overleg met de partners een aantal thema’s gedestilleerd, die we met hen met voorrang oppakken omdat de signalen die daaronder vallen veel impact hebben op de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Het gaat om de thema’s: gegevensdeling bij het tegengaan van drugssmokkel via logistieke knooppunten; gegevensdeling tussen publieke organisaties en private partijen; gegevensdeling met betrekking tot vroege signalering in de preventieve aanpak; het delen van fiscale gegevens; en gegevensdeling tussen partijen in het sociaal domein en partijen in het veiligheidsdomein. De overige knelpunten houden daarnaast uiteraard onze aandacht en worden in het kader van deze exercitie in een later stadium ook opgepakt.

De komende maanden worden de signalen op de prioritaire thema’s verder uitgediept en de relevante partners bij elkaar gebracht om te kijken waar en hoe binnen die thema’s de grootste verbeteringen voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit kunnen worden gerealiseerd. Hierbij wordt ten eerste met de betrokken partners uitgezocht waar nu de redenen zitten om geen gegevens te delen: zijn er juridische belemmeringen, of is dat niet het geval en zijn er andersoortige oplossingen mogelijk of spelen er andere aarzelingen? Ten tweede bundelen we bestaande kennis ten behoeve van meer voorlichting en kijken we waar het nodig is om kennis en expertise uit te breiden door onderzoek te laten doen. Ten derde brengen we (met de partners) in beeld waar het nodig en mogelijk zou zijn om met aanvullende of nieuwe wet- en regelgeving juridische belemmeringen weg te nemen. Het kan namelijk ook voorkomen dat er goede (juridische) gronden zijn om gegevens niet te delen. Overigens is het na concretisering van de signalen en een analyse hiervan voorstelbaar dat het wetsvoorstel Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Wgs) een deel van de signalen blijkt te kunnen oplossen. De Wgs ligt op dit moment voor bij de Eerste Kamer.

Dit onderwerp is, zoals in mijn eerdere Kamerbrief10 aangegeven, nooit «af»: nieuwe uitingsvormen van georganiseerde criminaliteit vragen weer om andere vormen van samenwerking met bijvoorbeeld andere partners, waar weer andere vraagstukken omtrent gegevensdeling kunnen gaan spelen. In het coalitieakkoord is afgesproken dat om criminaliteit goed aan te kunnen pakken, het belangrijk is dat verschillende partijen (lokaal) beter kunnen samenwerken en gegevens uitwisselen, met voldoende capaciteit en expertise om de taken beter uit te kunnen voeren. Ook is daarin afgesproken dat we waar nodig de grondslagen voor die gegevensuitwisseling in de wet met de juiste waarborgen verankeren, zoals doelbinding en proportionaliteit. Dit vergt een doorlopend proces waarbij in samenspraak met de relevante partijen concrete oplossingen kunnen worden gerealiseerd voorzien van voldoende waarborgen. Het is van groot belang dat we de komende periode bovengenoemde stappen gaan zetten, om met goede en effectieve gegevensdeling de samenwerking binnen de aanpak van georganiseerde criminaliteit steeds verder te versterken. In de volgende halfjaarbrief over de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit zal ik u berichten over de voortgang.

Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit (NSOC)

Eerder heb ik uw Kamer geïnformeerd over het door de samenwerkende organisaties en hun gezagen opgestelde actieplan voor de NSOC. In het actieplan staat beschreven wat vanaf 1 september 2022 de operationele focus is voor de daaropvolgende achttien maanden, op welke onderwerpen wordt ingezet en wat de beoogde resultaten zijn. Dit plan loopt tot maart 2024. In de najaarsbrief van 4 november 202211 heb ik uw Kamer ook toegezegd om de uitvoering van het Actieplan te evalueren. De voorbereidingen hiervoor zijn inmiddels gestart waarbij zowel de uitvoering van het actieplan als het zichtbaar potentieel van het samenwerkingsverband in de aanpak van georganiseerde criminaliteit in beeld wordt gebracht. Natuurlijk zal ik uw Kamer informeren over de uitkomsten en de verdere koers van het samenwerkingsverband.

Interveniëren bij postpakketten

In het commissiedebat Criminaliteitsbestrijding, georganiseerde criminaliteit en ondermijning van 6 april 2023 is de toezegging gedaan dat de Tweede Kamer geïnformeerd wordt over de inrichting van teams om snel te interveniëren bij postpakketten voor de aanpak van drugscriminaliteit.

De rol van Nederland als belangrijk distributiepunt voor vele soorten verdovende middelen blijft niet beperkt tot de grote Nederlandse (lucht)havens. Er wordt ook veel drugs vanuit Nederland verstuurd via postpakketten en brieven. Het buitenland merkt hier de gevolgen van. Ook heeft de douane het toezicht op de post- en pakketstromen inmiddels fors geïntensiveerd.12

Naar voorbeeld van de Hit and Run Cargo teams op de logistieke knooppunten wordt de aanpak verder versterkt door het inrichten van een gecombineerd opsporingsteam bestaande uit medewerkers van de politie, douane en openbaar ministerie. Doel van het team is het intensiveren van de onderlinge samenwerking, het versterken van de gezamenlijke informatiepositie en uiteindelijk duurzaam verstoren van de verspreiding van verdovende middelen. Hiermee volgt het team de uitgangspunten van Hit and Run Cargo.

Het team krijgt de naam Hit And Run Post en zal zich richten op de strafrechtelijke onderzoeken met een korte doorlooptijd van zo’n 6 tot 8 weken.

Naast de strafrechtelijke onderzoeken is de ambitie dat het Hit And Run Post leidt tot een beter zicht op de deze vorm van criminaliteit, hetgeen benut zal worden om tot een effectievere publiek-private en internationale samenwerking te komen. Ik kom hierop terug bij de opvolging van de motie van de leden Michon-Derkzen en Kuiken.13

Investeringen in de Financial Intelligence Unit-Nederland

In hetzelfde commissiedebat van 6 april 2023 heb ik toegezegd om in te gaan op de effecten van de investeringen in de Financial Intelligence Unit-Nederland.

Met de extra middelen worden verbeteringen in technologie, kennis, en expertise gerealiseerd. Daarnaast is de operationele capaciteit reeds uitgebreid tot 90 fte en wordt er toegewerkt naar ongeveer 115 fte. Hiermee wordt de effectiviteit en efficiëntie van de analyses van de Financial Intelligence Unit-Nederland verder versterkt. Dit is hard nodig in het licht van het groeiend aantal ongebruikelijke transacties. Van groot belang is dat deze investeringen helpen bij het optimaal inzetten van de beschikbare operationele capaciteit bij het opstellen en analyseren van arbeidsintensieve dossiers zoals het onderzoeken van omvangrijke criminele netwerken en nieuwe modus operandi.

Poortwachters & melden ongebruikelijke transacties

In het commissiedebat van 6 april 2023 heb ik ook toegezegd om in te gaan op het melden van ongebruikelijke transacties door poortwachters. Met het melden van ongebruikelijke transacties door meldingsplichtige instellingen bij de Financial Intelligence Unit-Nederland wordt de integriteit van ons financiële stelsel gewaarborgd. De veiligheid van de melder is hierbij van groot belang. Daarvoor zijn verschillende waarborgen in het leven geroepen, zoals uiteengezet in de bijlage van de Najaarsbrief 202214. Zo kan alleen de Financial Intelligence Unit-Nederland de ongebruikelijke transacties van meldingsplichtige instellingen ontvangen en analyseren. Daar zijn strenge veiligheidsvoorschriften en een geheimhoudingsplicht aan verbonden. Een ander voorbeeld hiervan is dat het Openbaar Ministerie ervoor kan kiezen om bij individuele casussen de gegevens van de meldende instantie te anonimiseren, indien er aanwijzingen zijn dat de veiligheid van de meldende instantie in het geding is.

Samen met het Openbaar Ministerie, de Financial Intelligence Unit-Nederland en brancheverenigingen van meldingsplichtige instellingen is besproken hoe de veiligheid en het gevoel van veiligheid bij melders verder kan worden vergroot. Daarbij is onder meer overeengekomen dat de kennis over het meldproces en de waarborgen voor veiligheid worden verbeterd. Hiervoor wordt een handzame factsheet ontwikkeld en verspreid via de communicatiekanalen van de betrokken partners.

Transparantie, herleidbaarheid en controle van opsporingsinformatie vormen essentiële uitgangspunten voor ons rechtstelsel. Het standaard anonimiseren van gegevens in het strafdossier door het Openbaar Ministerie of het anoniem melden van ongebruikelijke transacties worden daarom als niet-wenselijk en -noodzakelijk gezien. Samen met de betrokken partijen wordt besproken welke mogelijkheden er zijn om de veiligheid en het gevoel van veiligheid onder meldingsplichtige instellingen verder te vergroten. Over de uitkomsten van deze gesprekken zal ik uw Kamer nader berichten.

Tegelijkertijd wordt er toezicht gehouden op meldingsplichtige organisaties, bijvoorbeeld op of een poortwachter bewust of onbewust niet meldt. De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: de Wwft) bepaalt dat verschillende autoriteiten toezicht houden op de naleving van de meldplicht door poortwachters. De verantwoordelijke toezichthouder verschilt per beroepsgroep; onder meer het Bureau Financieel Toezicht, de Autoriteit Financiële Markten, De Nederlandsche Bank, de Belastingdienst/Bureau Toezicht Wwft, de Kansspelautoriteit en de deken van de Nederlandse orde van advocaten. Indien de meldplicht onvoldoende wordt nageleefd, kunnen toezichthouders dwingend aanwijzingen geven tot het volgen van een bepaalde gedragslijn. Bij niet-naleving kunnen er bestuurlijke boetes en een last onder dwangsom op worden gelegd. Deze worden door de toezichthouders, conform de verplichtingen uit de Wwft, gepubliceerd op hun website.

Indien nodig kan er aangifte worden gedaan bij de officier van justitie, die vervolgens een strafrechtelijk onderzoek kan instellen. Het niet naleven van de Wwft wordt beschouwd als een economisch delict waarop een gevangenisstraf van maximaal twee jaar, een taakstraf of een geldboete staat. Hierbij kunnen ook nog bijkomende straffen worden opgelegd, zoals het tijdelijk stilleggen van de onderneming waarmee het delict is begaan.

Colorverbod Outlaw Motorcycle Gangs (OMG’s)

In het najaar van 2022 heb ik uw Kamer toegezegd te bezien of het noodzakelijk is om een nieuwe wettelijke grondslag te creëren, zodat gemeenten het zogenaamde colorverbod (het verbod op het dragen, bezit of vervoeren van hesjes door nog niet definitief verboden criminele motorbendes) weer op kunnen nemen in hun Algemene plaatselijke verordening (APV). De Hoge Raad heeft namelijk in december 2021 artikel 2:50a van de APV van de gemeente Haarlem, die zag op het colorverbod, onverbindend verklaard.15 Het lid Ellian heeft over deze uitspraak eerder Kamervragen gesteld.16 Voor de beantwoording van dit vraagstuk heb ik advies ingewonnen bij het Landelijk Strategisch Overleg OMG (LSO).17

Volgens het Landelijk Strategisch Overleg OMG’s zijn er momenteel voldoende wettelijke mogelijkheden om te handhaven op het dragen van colors door verboden OMG’s, vanaf de eerste verbodenverklaring van een OMG tot aan een definitief verbod. Het Landelijk Strategisch Overleg OMG’s benadrukt dat recent het instrumentarium is aangevuld, op grond waarvan kan worden gehandhaafd op nog niet definitief verboden OMG’s.18 Met de wijziging van artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek (verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen) kan de rechter namelijk organisaties die in eerste aanleg zijn verboden een bevel geven om specifieke activiteiten na te laten, zoals het dragen van colors door OMG´s.

Het Landelijk Strategisch Overleg OMG’s onderstreept dat de bestaande mogelijkheden effectief moeten worden toegepast. Ook constateert het LSO dat de behoefte aan een wettelijke grondslag kan wijzigen, afhankelijk van ontwikkelingen in de jurisprudentie en de toepassing van het recent aangevulde instrumentarium.

Ik neem het advies van het Landelijk Strategisch Overleg OMG’s integraal over, houd deze ontwikkelingen samen met hen nauwlettend in de gaten en zal zo nodig opnieuw naar dit vraagstuk kijken.

Corruptie

Uit recentelijke strafrechtelijke onderzoeken is gebleken dat corrupte ambtenaren meer dan eens te linken zijn aan de georganiseerde criminaliteit. Op dit moment voer ik gesprekken met de relevante partners en het maatschappelijk middenveld om te zien hoe de huidige aanpak van ambtelijke corruptie verder kan worden versterkt. Opsporing is daarbij belangrijk, maar het voorkomen van ambtelijke corruptie door het uitdragen van een krachtig integriteitsbeleid op ieder niveau van het openbaar bestuur is cruciaal. Ik ben daarom met de Minister van Binnenlandse Zaken – die verantwoordelijk is voor het bestuurlijke en ambtelijke integriteitsbeleid – in gesprek hoe het anti-corruptiebeleid en het integriteitsbeleid elkaar beter kunnen versterken. Recente casussen bij overheidsdiensten hebben laten zien dat het bewustzijn over het herkennen van de corruptiesignalen bij organisaties moet worden geborgd en vergroot.

Conform mijn toezegging tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 17 november 2022 (Handelingen II 2022/23, nr. 24, items 6 en 11) zal ik nadrukkelijk het risico op corruptie en de noodzaak voor een versterkte aanpak onder de aandacht van andere departementen brengen. Iedere overheidsorganisatie moet zich bewust zijn van de aantrekkelijkheid die ze hebben voor criminelen en daar maatregelen voor nemen. Om een zo volledig mogelijk zicht te krijgen op de risico’s en de stand van zaken van ambtelijke én niet-ambtelijke corruptie, wordt hier een verkennend onderzoek naar uitgevoerd. Daarnaast wordt ook verkend in hoeverre meetinstrumenten zoals de National Risk Assessment Witwassen, waarin aandacht wordt besteed aan corruptie, mogelijkerwijs hier al dan niet in aangepaste vorm een rol in kunnen spelen.

Tot slot

Met de krachtige brede aanpak, maar ook focus, altijd blijven leren en bijsturen, zorgen we dat we de georganiseerde criminaliteit van alle kanten insluiten. De aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit blijft de komende jaren een niet aflatende strijd voor de bescherming van onze rechtsstaat en de veiligheid in Nederland.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Kamerstuk 29 911, nr. 379.

X Noot
2

Kamerstuk 29 911, nr. 387.

X Noot
3

Kamerstuk 29 911, nr. 387.

X Noot
4

Kamerstuk 36 200 VI, nr. 72.

X Noot
5

Kamerstuk 29 911, nr. 368.

X Noot
6

Dit zijn Delft, Dordrecht, Roosendaal en Vlaardingen.

X Noot
7

Dit zijn Almere, Enschede, ’s-Hertogenbosch, Nijmegen, Helmond, Venlo, Sittard-Geleen en Maastricht.

X Noot
8

Zie voor een verdere uiteenzetting van de uitbreiding naar 27 gemeenten bijlage 4.

X Noot
9

Kamerstuk 29 911, nr. 365.

X Noot
10

Kamerstuk 29 911, nr. 381.

X Noot
11

Kamerstuk 29 911, nr. 379.

X Noot
12

Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 3913.

X Noot
13

Kamerstuk 29 911, nr. 398.

X Noot
14

Kamerstuk 29 911, nr. 379.

X Noot
15

Zie Hoge Raad, 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1946.

X Noot
16

Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 37.

X Noot
17

Het LSO informeert en adviseert de Minister van Justitie en Veiligheid namens de samenwerkende partners die deelnemen aan de Regionale en Landelijke Informatie- en Expertise Centra (Belastingdienst Directie MKB en FIOD, politie, Openbaar Ministerie, lokaal bestuur, Koninklijke Marechaussee) in de aanpak van Outlaw Motorcycle Gangs.

X Noot
18

Dit betreft de wijziging van artikel 2:20, vijfde lid van het Burgerlijk Wetboek in relatie met artikel 184a, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, die met ingang van 1 januari 2022 in werking is getreden (Stb. 2021, nr. 346).

Naar boven