31 936 Luchtvaartbeleid

AL VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 september 2023

De leden van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking1 en voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving2 hebben kennisgenomen van de brief3 de Staatssecretaris van Defensie van 20 april 2023, in reactie op de brief van de commissie van 31 januari 2023 met nadere vragen over de locatiekeuze nieuw radarstation Herwijnen. De leden van de fracties van het CDA en de SP hebben naar aanleiding hiervan aanvullende vragen en opmerkingen. De leden van de fractie van de ChristenUnie sluiten zich graag aan bij de vragen van de leden van de CDA-fractie.

Naar aanleiding hiervan is op 7 juni 2023 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Defensie. De Staatssecretaris heeft op 3 juli 2023 een uitstelbericht gestuurd. Op 13 juli 2023 hebben de commissies gereageerd op dit uitstelbrief. De Staatssecretaris heeft op 7 september 2023 inhoudelijk gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, Van Luijk

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING

Aan de Staatssecretaris van Defensie

Den Haag, 7 juni 2023

De leden van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) en voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief4 van 20 april 2023, in reactie op de brief van de commissie van 31 januari 2023 met nadere vragen over de locatiekeuze nieuw radarstation Herwijnen. De leden van de fracties van het CDA en de SP hebben naar aanleiding hiervan aanvullende vragen en opmerkingen. De leden van de fractie van de ChristenUnie sluiten zich graag aan bij de vragen van de leden van de CDA-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

In uw beantwoording geeft u aan dat, op basis van de onderzoeken naar de effecten van de radarstations in Wier en Herwijnen, het de verwachting is dat het radarstation in Herwijnen zal voldoen aan de geldende wet- en regelgeving. De leden van de CDA-fractie vragen u of dat ook geldt voor de ICNIRP-normen op korte afstand van de radar voor publiek toegankelijk terrein.

Daarnaast antwoordt u in uw brief dat de vergunningsaanvraag gereed is en binnenkort wordt ingediend bij de ILT. De leden van de CDA-fractie vragen of dit ook geldt voor de benodigde zendvergunning. Wat zijn de consequenties gebaseerd op de Telecomwet? Moet hier ook een vergunning voor worden aangevraagd en wat betekent de piekbelasting binnen de bebouwde kom boven de 18 V/m? De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte wanneer en binnen welke termijn inwoners bezwaar kunnen maken tegen het verstrekken van een(mogelijke) vergunning(en).

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie moeten tot hun teleurstelling vaststellen dat cruciale vragen nog steeds meer niet, dan wel volledig beantwoord te zijn. Deze leden wijzen de Staatssecretaris er wederom op dat de leden de vragen stellen met een nadrukkelijk beroep op artikel 68 Grondwet en de daarin vervatte informatieplicht. Daar waar de Staatssecretaris beantwoording weigert informatie te verschaffen, dienen zij in staat te worden gesteld op andere wijze dan schriftelijke beantwoording kennis te kunnen nemen van de gevraagde informatie. Deze leden moeten tot hun spijt vaststellen dat nog steeds veel vragen ontwijkend, vaag en onjuist worden beantwoord. Zij betreuren dat zij nu wederom nadere vragen moeten stellen om juiste en volledige informatie te krijgen.

De leden zullen alle ter beschikking staande parlementaire en buitenparlementaire middelen gebruiken om alle gevraagde informatie te verkrijgen. De formulering van eerdere vragen was voor de Staatssecretaris blijkbaar niet volledig duidelijk. Dat maakt dat de leden de nadere vragen stelliger en duidelijker zullen stellen om de Staatssecretaris in staat te stellen ook duidelijke en volledige antwoorden te geven.

De leden van de SP-fractie merken op dat het beeld van een zorgvuldige procedure zoals de Staatssecretaris in zijn brieven en beantwoording van vragen probeert te schetsen in schril contrast staat met de werkelijke gang van zaken. Onder andere uit tot nu toe door belanghebbenden ontvangen WOB/WOO-informatie blijken de volgende feiten in aanvulling op, en/of weerspraak met de door de Staatssecretaris aangeleverde informatie aan deze Kamer.

Deze leden hechten eraan om dit beeld van wat er werkelijk allemaal speelt in de procedure helder te maken. Derhalve geven de leden een weergave van wat op basis van de nu al beschikbare informatie feitelijk kan worden vastgesteld. De duizenden pagina’s informatie bevatten nog meer informatie die inzicht geven in de handelwijze van het ministerie, het Rijksvastgoedbedrijf en andere betrokken partijen in dit dossier. Het beeld zal verder worden aangevuld indien de overige informatie die nu bijna een jaar geleden door belanghebbende is opgevraagd via WOB/WOO, beschikbaar komt en de leden zullen die nieuwe informatie betrekken bij nadere vragen indien daar aanleiding toe is.

Na de puntsgewijze opsomming zullen de leden over de genoemde punten nadere vragen stellen.

  • 1) Door belanghebbenden gevraagde WOB/WOO-informatie wordt met overschrijding van alle wettelijke termijnen en voorwaarden niet verstrekt. Daar waar wel informatie wordt verstrekt, is deze niet volledig. Zo werd een mail van het Rijksvastgoedbedrijf, waarin gevraagd werd om een formule aan te passen om een gewenst onderzoeksresultaat te verkrijgen, aan minimaal vijf mailadressen van het Ministerie van Defensie gestuurd. Toch werd deze mail niet door het Ministerie van Defensie in het kader van de WOB-plicht aan de belanghebbenden geleverd. De mail werd uiteindelijk bijna een jaar later via het Ministerie van Binnenlandse Zaken geleverd.

  • 2) Het Ministerie van Defensie heeft actief geïnvesteerd in de ontwikkeling van de SMART-L radar. Het ministerie heeft met Thales een royalty-regeling gesloten, die inhoudt dat het ministerie bij verkoop van een door Thales nieuw geproduceerde radar een royalty ontvangt. Daarmee is de keuze voor de SMART-L radar niet langer een technische afweging en heeft het ministerie een eigen direct financieel belang bij de beoordeling van risico’s voor omwonenden van straling en geluid.

  • 3) TNO is door het Ministerie van Defensie ingehuurd om het ministerie te ondersteunen bij de onderzoeken en/of ontwikkeling van de SMART-L radar en heeft daarmee een direct financieel consultancy belang. Daarnaast heeft TNO een direct commercieel en financieel belang bij een goede relatie met Thales in het kader van het gezamenlijke Dutch Radar Centre of Expertise (D-Race). Verder heeft TNO-belang bij een goede relatie met Thales en het Ministerie van Defensie als partners binnen Nederland Radarland. TNO weigert iedere medewerking om via WOB/WOO procedure gevraagde informatie te leveren.

  • 4) De Gezondheidsraad adviseert om het ALARA-principe toe te passen en blootstelling zo laag mogelijk te houden omdat ook onder de nieuwe ICNIRP-limieten gezondheidsschade niet kan worden uitgesloten. Niettemin blijft de Staatssecretaris weigeren om dit advies uit te voeren omdat ALARA operationeel niet acceptabel is.

  • 5) Aan de ICNIRP-normen kan niet worden voldaan als de radar operationeel wordt ingezet in situaties waarvoor de militaire radar is bedoeld. Bij oefeningen (theoretische oorlogssituaties), laat staan bij een operationele inzet, worden deze normen overschreden. Dat zijn geen extreme omstandigheden zoals de Staatssecretaris aangeeft, maar is voor een militaire radar normaal gebruik waar de radar voor bedoeld is en waar alle wettelijke normen dus dienen te worden nageleefd hetgeen niet het geval is.

  • 6) In het rijksinpassingsplan is ten onrechte gesteld dat er geen depositie-effecten zijn te verwachten op basis van de afstand, het relatief kleine bouwwerk en de minder gevoelige aard van de N2000 gebieden waar het om gaat. De bouwer wordt benaderd om gegevens zo aan te leveren dat een passende beoordeling en een MER achterwege kunnen blijven.

  • 7) Bij het vaststellen van de zoekgebieden blijkt dat alleen in de tweede versie Herwijnen er (nog net) in valt. Bij de eerste en de derde bij lange na niet. Het Rijksvastgoedbedrijf vraagt om de formule aan te passen zodat Herwijnen wel binnen de zoekgebieden valt omdat het anders een lastiger verhaal wordt om er te blijven zitten.

  • 8) De Staatssecretaris kwalificeert de kaartjes met de zoekgebieden vervolgens als classified en zegt dat TNO de formule niet heeft aangepast zodat geconcludeerd kan worden dat Herwijnen niet binnen het zoekgebied valt.

  • 9) De Tweede Kamer heeft niet ingestemd met de Rijkscoördinatieregeling. Er kan geen rechtsgevolg worden gegeven aan de eenzijdige mededeling van de Staatssecretaris dat hij de Rijks-coördinatieregeling als door de Tweede Kamer aanvaard beschouwd, indien die Kamer instemt met een motie die in de overwegingen noch in het dictum melding maakt van het rechtsgevolg dat de Staatssecretaris er eenzijdig aan denkt te verbinden.

  • 10) Gesprekken met gemeenten over alternatieve locaties zijn niet serieus gevoerd zoals blijkt uit de terugkoppeling van het gesprek met de alternatieve locatie Molenlanden. In dat gesprek is de burgemeester gemeld dat er geen intentie is om actief één van de alternatieve locaties te gaan ontwikkelen, dat er geen wens is om dat te doen, maar dat er geheel wordt ingezet op de ontwikkeling van Herwijnen. De burgemeester is ook geadviseerd om niet actief te communiceren over het onderwerp omdat dit mogelijk tot vervolgvragen zou kunnen leiden.

  • 11) Er zijn geen gespreksverslagen gemaakt van de gesprekken met gemeenten en provincie over alternatieve locaties. De Staatssecretaris weigert informatie over die gesprekken te geven die er blijkbaar wel is.

  • 12) De strategie om de radar in Herwijnen te plaatsen wordt nauw afgestemd met de Landsadvocaat: inzet RCR heeft kans van slagen indien meerdere ministeries het landsbelang onderstrepen zoals windmolens/EZK. Voorzichtig zijn met communiceren over ALARA want dat ligt allemaal gevoelig. Blijf weg van de inhoud VNG indeling 1.500 meter maar zeg vooral dat je ervan mag afwijken. Benadruk vooral landsbelang want als de regering dat zegt wordt het vanzelf landsbelang.

  • 13) Er zijn geen theoretische berekeningen van TNO uit eerdere onderzoeken die aantonen dat de radar vanaf 35 meter tot 300 meter voldoet aan ICNIRP. Het ministerie spreekt zichzelf tegen als het gaat om de vereiste terreingrootte om te voldoen aan ICNIRP.

  • 14) De radar voldoet niet aan de geluidsnormen en voor de voorziene oplossing met een koepel om geluidseffecten in te dammen zijn geen stralingsberekeningen gemaakt.

  • 15) De Smart-L radar zal ook worden gebruikt om satellieten in de ruimte waar te nemen. Onduidelijk is of er nog meer toepassingen zullen zijn voor de radar.

  • 16) De radar zou solitair in Herwijnen worden geplaatst op een klein terrein dat gelegen is aan openbare wegen en dat tot aan het hek benaderbaar is. Gelet op de recente bevindingen van de Rekenkamer is onduidelijk of beveiliging voor dit militaire terrein gegarandeerd kan worden (https://www.rekenkamer.nl/publicaties/rapporten/2023/05/17/resultaten-verantwoordingsonderzoek-2022-ministerie-van-defensie).

Over de bovengenoemde op basis van o.a. via WOB verkregen en door het ministerie verstrekte informatie hebben de leden van de SP-fractie de volgende vragen.

Ad 1) Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat door belanghebbenden gevraagde informatie – volledig – verstrekt gaat worden nu dat tot op heden niet het geval is geweest?

Hoe is het mogelijk dat een mail die aan vijf mailadressen van het ministerie is gestuurd in een WOB-verzoek ontbreekt?

Gaat de Staatssecretaris laten onderzoeken of er nog meer informatie in strijd met de wet niet is verstrekt en dat deze informatie alsnog zal worden verstrekt? Zo ja, wanneer zal dat onderzoek zijn afgerond? Zo nee, waarom niet?

Vindt er op het ministerie een selectie vooraf plaats welke informatie niet verstrekt gaat worden vanwege de inhoud? Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden dat alle gevraagde informatie volledig zal moeten worden verstrekt?

Waarom is de toezegging aan belanghebbenden dat de gevraagde informatie direct na de paasdagen verstrekt zou worden niet nagekomen?

Waarom worden belanghebbenden geconfronteerd met een contactpersoon die onbereikbaar is wegens langdurig verlof zonder dat aan die persoon gezonden mail wordt beantwoord?

Waarom worden de uit de wet op de Staatssecretaris rustende verplichtingen niet nagekomen? Wanneer zullen de belanghebbenden de opgevraagde volledige informatie ontvangen?

Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden dat belanghebbenden door het niet tijdig en volgens wettelijke termijnen verstrekken van gevraagde informatie in het formele proces van de RCR, gehinderd worden in hun rechtsgang?

Hoe beoordeelt de Staatssecretaris het feit dat cruciale informatie tijdens de procedure alleen bij de aanvragende partij bekend is? Acht hij dit zorgvuldig? Zo nee, is hij bereid de aanvraagprocedures op te schorten tot belanghebbenden over de gevraagde informatie beschikken?

Ad 2) Acht de Staatssecretaris het mogelijk dat de SMART-L radar niet in Herwijnen zal worden geplaatst indien deze niet voldoet aan de wettelijke normen voor straling en geluid? De leden verzoeken de Staatssecretaris met een duidelijk ja of nee te antwoorden.

Zal de Staatssecretaris zijn toezegging gestand doen die hij deed op de bewonersavond in Herwijnen waar hij duidelijk uitsprak dat de radar niet aan zal gaan als de radar niet kan voldoen aan de wettelijke geluidsnormen?

Zijn de royalty’s die het ministerie heeft bedongen bij de verkoop van SMART-L radars zichtbaar op de begroting van het Ministerie van Defensie?

Op welke wijze wordt gewaarborgd dat objectieve afwegingen doorslaggevend zijn bij besluitvorming en niet de financiële belangen?

Ad 3) Bij welke projecten binnen Nederland Radarland is TNO betrokken als partner van Thales en het ministerie?

Op welke wijze en met welke omvang financiert het ministerie TNO bij gezamenlijke projecten of fondsen zoals het European Defence Fund?

Ad 4) Deze leden verzoeken de Staatssecretaris op de volgende informatie uit WOB-verzoeken te reageren met betrekking tot ALARA in relatie tot de SMART-L radar en het advies van de Gezondheidsraad hierover.

  • WOB 240: TNO wil in rapport niet te diep ingaan op ALARA; redenen zijn zwartgelakt maar wel blijkt dat ALARA op PSR-radar zeer moeilijk is in te regelen.

  • WOB 576: ALARA: verlagen vermogen leidt tot minder ver kijken maar ook minder waarnemen kleine objecten; operationeel onacceptabel.

  • WOB 598: ALARA is niet mogelijk ondanks politieke wens.

  • WOB 1065: Smart L heeft geen mogelijkheid van een cluster mode waarbij radar emissies worden beperkt (blanken).

  • WOB 1484: ALARA levert niets op in reductie stralingsblootstelling; dus wordt niet toegepast.

  • WOB 1510: Interne feedback over nieuw besluit EMV; ligt allemaal gevoelig bij EZK om over ICNIRP, ALARA te communiceren (op advies van Landsadvocaat) vanwege proces 5G en staat; taak van Defensie is onvoldoende belicht in dit besluit om te kunnen blijven voldoen aan de grondwettelijke hoofdtaken, omdat Minister EZK-radar kan uitzetten als deze normen overschrijdt.

  • WOB 1556: Gezondheidsraad advies over ICNIRP en ALARA: naast nieuwe ICNIRP-richtlijnen beveelt commissie aan om ALARA toe te passen. TNO ziet dat als een inspanningsverplichting en geen resultaatverplichting.

Ad 5) Het Ministerie van Defensie beweert al jaren dat de radar voldoet aan ICNIRP gebaseerd op berekeningen vanaf 300 meter en verder. Waarom zijn er geen berekeningen onder 300 meter door TNO gemaakt? Als deze berekeningen zijn gemaakt waarom zijn ze dan niet gedeeld met het parlement en ook niet gepubliceerd op de website terwijl hier wordt al jaren om wordt gevraagd?

Indien berekeningen niet zijn gemaakt op ICNIRP 2020 waarin de piekblootstellingslimieten strenger zijn geworden, is de Staatssecretaris dan bereid om deze berekeningen op basis van ICNIRP 2020 te laten uitvoeren? Zullen bij de vergunningaanvraag berekeningen op basis van de meest actuele normen worden ingediend?

Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat de radar ook bij voor de militaire radar normaal gebruik, te weten in staring mode, zal moeten voldoen aan de geldende wettelijke stralingsvoorschriften en aanbevelingen?

Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat onder normaal gebruik van een militaire radar het volgen van vliegtuigen en ballistische raketten valt?

Ad 6) Zal de vergunningprocedure onder het regime van de Omgevingswet worden opgestart? Op welke wijze zal de Staatssecretaris inzicht geven in de voorziene depositie van het project nu er ambtelijk zo wordt aangedrongen bij de bouwer om op papier onder de depositiewaarde te blijven die een passende beoordeling en een MER noodzakelijk maken?

In antwoord op vragen van de CDA-fractie zegt de Staatssecretaris dat de aanvraag klaar is om ingediend te worden terwijl in antwoord op vragen van de SP-fractie wordt gezegd dat er nog berekeningen worden uitgevoerd. Wat is de actuele stand van zaken en is de Staatssecretaris bereid om discussie te vermijden bij de vergunningaanvraag en daarom een passende beoordeling en een MER onderdeel te laten zijn van de vergunningaanvraag, temeer omdat de overheid hier zelf een voorbeeldrol dient te vervullen?

Ad 7) De leden zijn geschokt dat de Staatssecretaris een onomwonden oproep vanuit het Rijksvastgoedbedrijf om de formule aan te passen om de zoekgegevens te manipuleren door de Staatssecretaris wordt afgedaan als een ongelukkige formulering. Zijn er maatregelen genomen tegen de betreffende ambtenaar of is dit een normale wijze van communiceren binnen een project waarbij het doel de middelen heiligt? Waarom heeft de Staatssecretaris hier niet nadrukkelijk afstand van genomen? Wat zegt dit, en andere gevallen die uit de WOB-informatie blijken over de cultuur die heerst bij dit soort projecten? Waarom probeert de Staatssecretaris bij meerdere antwoorden dit af te doen als ware het slechts een momentopname in een proces?

Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat dit soort gedrag en handelen onaanvaardbaar is? Wat is het oordeel van de Staatssecretaris van het feit dat de cultuur aan de zijde van het ministerie, Rijksvastgoedbedrijf en TNO blijkbaar zo is, dat ambtenaren in dit dossier elkaar aanspreken als medestrijders? Vindt de Staatssecretaris het gepast dat dit dossier blijkbaar voor het ministerie een gevecht is met bezorgde burgers?

Ad 8) Is de formule van het zoekgebied door TNO aangepast, ja of nee? Indien de formule niet is aangepast, kan de Staatssecretaris dan verklaren hoe het mogelijk is dat de kaartjes een ander beeld laten zien dan het geschetste beeld dat in 2 van de 3 kaartjes Herwijnen bij lange na niet in het zoekgebied valt en bij het derde kaartje er nog maar net in valt? Hoe kan Herwijnen als locatie de uitkomst zijn indien de locatie buiten het zoekgebied valt?

Ad 9) Acht de Staatssecretaris het een zorgvuldige uitvoering van de RCR wanneer de Tweede Kamer er niet uitdrukkelijk mee heeft ingestemd?

Is het de mening van de Staatssecretaris dat het de juiste bestuursrechtelijke- en staatsrechtelijke weg is dat naar zijn mening de Tweede Kamer pas na de Eerste Kamer instemt met de RCR?

Acht de Staatssecretaris het een zorgvuldige uitvoering van de RCR wanneer de Tweede Kamer uitdrukkelijk via twee aangenomen moties heeft uitgesproken dat de RCR voor Herwijnen beëindigd dient te worden en dat Herwijnen niet in aanmerking komt als locatie voor plaatsing?

Waarop baseert de Staatssecretaris zijn mening dat bestuursrechtelijk en staatsrechtelijk zijn eenzijdige mededeling hoe hij iets opvat als een rechtsgeldig besluit kan worden beschouwd? Kan de Staatssecretaris voorbeelden geven van RCR-procedures waar ook op deze wijze parlementaire instemming eenzijdig door de regering is uitgesproken? Zo ja, welke voorbeelden zijn dat? Op welke artikelen en welke wetten baseert de Staatssecretaris zijn mening dat er een juridisch houdbaar en staatsrechtelijk juist en houdbaar besluit tot stand is gekomen? Is de Staatssecretaris bereid dit juridische gebrek in de RCR te herstellen door de lopende procedure te staken en een nieuwe procedure te starten? Zo nee, waarom niet? Heeft de Landsadvocaat advies uitgebracht over de door de Staatssecretaris gehanteerde redeneerlijn?

Zo ja, wanneer is dit advies gevraagd en wanneer is het advies uitgebracht?

Ad 10) Is het juist dat de gesprekken met gemeenten over alternatieve locaties gelijkelijk zijn gevoerd als het gesprek met de burgemeester van de gemeente Molenlanden? Is ook aan de andere gemeenten waar gesprekken mee zijn gevoerd in het kader van de zoektocht van een geschikte locatie voor plaatsing van de radar, gemeld dat het ministerie geen voornemen had om daadwerkelijk actief één van de alternatieve locaties te gaan ontwikkelen, dat er niet de wens was om dat te doen, maar dat er geheel werd ingezet op de ontwikkeling van Herwijnen? Met welke gemeenten zijn er gesprekken gevoerd over alternatieve locaties en wanneer hebben deze gesprekken plaatsgevonden? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat de gesprekken slechts voor de vorm zijn gevoerd en nimmer tot doel hebben gehad daadwerkelijk te onderzoeken of een alternatieve locatie mogelijk was? Zo nee, op welke punten is de weergave van het gesprek met de burgemeester van Molenlanden onjuist? Was de Staatssecretaris op de hoogte van het feit dat dit de toon en inzet van de gesprekken was?

Ad 11) Op welke wijze is de Staatssecretaris bereid de leden inzicht te verschaffen in de aard en inhoud van de gesprekken waarbij de leden de Staatssecretaris nadrukkelijk wijzen op artikel 68, Grondwet, bij de beantwoording op de door deze leden gestelde vragen?

Ad 12) Kan de Staatssecretaris bevestigen dat er een gemeenschappelijke strategie met meerdere ministeries is afgesproken om tot plaatsing van de militaire radar in Herwijnen te komen? Zo ja, welke ministeries zijn hierbij betrokken? Klopt het voor een dergelijke strategie een modus operandi door de Landsadvocaat is opgesteld?

Sinds wanneer is de Landsadvocaat betrokken bij het dossier van de plaatsing van de radar in Herwijnen? Hoeveel adviezen zijn er door de Landsadvocaat uitgebracht? Wat was de aard van de adviezen? Wanneer zijn de adviezen gevraagd en uitgebracht?

Ad 13) Zijn er theoretische berekeningen, door TNO uitgevoerd (al dan niet uit eerdere onderzoeken), die aantonen dat de radar vanaf 35 meter tot 300 meter voldoet aan ICNIRP?

Zo ja, wanneer zijn die berekeningen gemaakt en wanneer zijn zij openbaar gemaakt en /of aan het parlement gezonden?

Indien deze berekeningen zijn gemaakt, zijn deze berekeningen gemaakt op gemiddelde veldsterkten en piekveldsterkten die voldoen aan zowel de ICNIRP 1998 als de ICNIRP 2020? Waarom heeft TNO op basis van nieuwe interpretaties van de ICNIRP 2020 de maximaal toegestane piekveldsterkte verhoogd om de overschrijding van de ICNIRP te reduceren?

Ad 14) Wanneer zijn de meetgegevens/ testgegevens/berekeningen bekend van de stralings- en geluidseffecten van de radar wanneer deze uitgerust is met de koepel? Zullen deze metingen/onderzoeken/berekeningen onafhankelijk worden uitgevoerd? Zo ja, door wie en wanneer?

Ad 15) Is voor de Smart-L radar in Herwijnen ook voorzien dat de radar zal worden gebruikt om satellieten in de ruimte waar te nemen? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat hiervoor de staring modus ingezet gaat worden? Zo ja, zal dit gebruiksdoel worden opgenomen in de vergunningaanvraag met onderbouwing door specifiek op dit gebruik gerichte onderzoeken/metingen/berekeningen?

Zijn er nog meer toepassingen voor de radar die voorzien zijn? Zal de radar een rol gaan spelen in de nieuw opgerichte luchtverdedigingseenheid tegen drones? Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van alle voor de plaatsing van de radar (en alle afzonderlijke functies) in Herwijnen noodzakelijke vergunningen of toekenningen, wanneer deze zullen worden aangevraagd (of al zijn aangevraagd), bij welke instanties, wat de daarbij behorende termijnen zijn en of, en zo ja hoe, voor belanghebbenden tegen iedere genoemde aanvraag mogelijkheden van inspraak, bezwaar en beroep openstaan.

Deze leden ontvangen graag een volledig overzicht van de procedure, benodigde vergunningen en/of toekenningen met alle daarbij geldende termijnen.

Ad 16) Geven de recente bevindingen van de Algemene Rekenkamer de Staatssecretaris aanleiding om de plaatsing van de radar op de solitaire locatie Herwijnen te herzien? Hoe kan de veiligheid van de radar op deze locatie worden gegarandeerd?

De leden van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) en voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, E.B. van Apeldoorn

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, H.J. Meijer

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2023

Op 7 juni jl. heb ik uw brief «Nadere vragen inzake locatiekeuze nieuw radarstation Herwijnen» (kenmerk 165192.55U) ontvangen. In deze brief stelt uw Kamer vragen inzake het nieuwe radarstation in Herwijnen, in reactie op mijn antwoorden op eerdere vragen over dit onderwerp (Kamerstuk 31 936, AK). Gezien de omvang en mate van detail van de vragen is het niet mogelijk om uw vragen binnen de verzochte termijn van vier weken te beantwoorden. De benodigde afstemming met andere (rijks)overheden en instanties vraagt om meer tijd. Ik streef ernaar u zo spoedig mogelijk na het zomerreces een reactie te doen toekomen.

De Staatssecretaris van Defensie, C.A. van der Maat

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING

Aan de Staatssecretaris van Defensie

Den Haag, 13 juli 2023

De leden van de commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) en voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief5 van 3 juli 2023 inzake uitstel reactie op de brief van de commissie met nadere vragen inzake locatiekeuze nieuw radarstation Herwijnen d.d. 7 juni 2023.

In uw brief geeft u aan de nadere vragen niet binnen de verzochte termijn van vier weken te kunnen beantwoorden en ernaar te streven zo spoedig mogelijk na het zomerreces de Kamer een reactie te doen toekomen.

De leden van de commissies BDO en IWO verzoeken u de beantwoording uiterlijk vrijdag 8 september as. naar de Kamer te sturen, zodat deze beantwoording voor de vergadering van dinsdag 12 september 2023 ter bespreking kan worden geagendeerd.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, K. Petersen

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, E. Kemperman

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 september 2023

Op 7 juni jl. heb ik uw brief (kenmerk 165192.55U) ontvangen waarin uw Kamer nadere vragen stelt over mijn brief van 20 april jl. (Kamerstukken I, 2022–2023, 31 936, AK) inzake het nieuwe radarstation Herwijnen. Mijn brief betrof een reactie op eerdere nadere vragen inzake het nieuwe radarstation in Herwijnen.

Alvorens ik reageer op uw laatste vragen, constateer ik dat uw Kamer en ik in de afgelopen periode meerdere brieven met diverse vragen en antwoorden over het nieuwe radarstation hebben uitgewisseld. Ik zie dat een aantal thema’s en technische vragen, in aangepaste vorm, terugkeren. In overleg met TNO doe ik het aanbod om een gezamenlijke technische briefing te organiseren. Indien uw Kamer graag afzonderlijke briefings van TNO en Defensie wil, kan dat ook worden verzorgd.

In deze brief beantwoord ik de nadere vragen die uw Kamer heeft gesteld. Na de beantwoording van de vragen van het CDA heb ik de genummerde toelichting en vragen van de SP bij elkaar geplaatst voor een overzichtelijkere beantwoording.

De Staatssecretaris van Defensie, C.A. van der Maat

Vragen van de CDA-fractie

In uw beantwoording geeft u aan dat, op basis van de onderzoeken naar de effecten van de radarstations in Wier en Herwijnen, het de verwachting is dat het radarstation in Herwijnen zal voldoen aan de geldende wet- en regelgeving. De leden van de CDA-fractie vragen u of dat ook geldt voor de ICNIRP-normen op korte afstand van de radar voor publiek toegankelijk terrein.

Ja, dit geldt ook voor de ICNIRP-richtlijnen op korte afstand tot het radarstation op publiek toegankelijk terrein.

Daarnaast antwoordt u in uw brief dat de vergunningsaanvraag gereed is en binnenkort wordt ingediend bij de ILT. De leden van de CDA-fractie vragen of dit ook geldt voor de benodigde zendvergunning. Wat zijn de consequenties gebaseerd op de Telecomwet? Moet hier ook een vergunning voor worden aangevraagd en wat betekent de piekbelasting binnen de bebouwde kom boven de 18 V/m?

Conform hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet moeten voor radarstations frequentiegebruiksrechten («zendvergunning») worden afgegeven, voordat frequentiegebruik kan plaatsvinden. Hiermee wordt onder meer voorkomen dat interferentie ontstaat tussen verschillende spectrumtoepassingen. In het geval van het SMART-L radarstation is de benodigde frequentieruimte aan- en toegewezen aan de Minister van Defensie. Op 17 augustus 2021 heeft de Rijksdienst Digitale Infrastructuur de frequentiegebruiksrechten voor het SMART-L radarstation in Herwijnen afgegeven.

Het is onduidelijk waaraan de leden van de CDA-fractie refereren met de vraag over 18 V/m in relatie tot zendvergunningen. Deze vraag kan daardoor niet worden beantwoord in deze brief.

De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte wanneer en binnen welke termijn inwoners bezwaar kunnen maken tegen het verstrekken van een(mogelijke) vergunning(en).

Als onderdeel van de RCR-procedure heeft Defensie de omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor het radarstation in Herwijnen op 23 juni 2023 aangevraagd bij het bevoegd gezag, de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Zodra het bevoegd gezag de ontwerpbeschikking gereed heeft, zal deze samen met het Ontwerp Rijksinpassingsplan voor een periode van zes weken ter inzage worden gelegd voor inspraak. In deze periode kunnen omwonenden een zienswijze indienen. Het exacte moment van terinzagelegging is nog niet bekend, maar zal naar verwachting in het najaar van 2023 plaatsvinden. Omwonenden van het radarstation worden per brief geïnformeerd over de exacte details van de inspraakperiode en -mogelijkheden. Overige belanghebbenden en belangstellenden worden via de website www.defensie.nl/onderwerpen/radarstations geïnformeerd.

De procedure voor de afgifte van frequentiegebruiksrechten is een verantwoordelijkheid van de Rijksdienst Digitale Infrastructuur. Op de website van www.rdi.nl is meer informatie over frequentiegebruiksrechten te vinden. Er is geen mogelijkheid voor (publieks)inspraak bij de aanvraag van frequentiegebruiksrechten. Zoals hierboven toegelicht zijn de frequentiegebruiksrechten voor het radarstation in Herwijnen reeds afgegeven.

Vragen van de SP-fractie

1) Door belanghebbenden gevraagde WOB/WOO-informatie wordt met overschrijding van alle wettelijke termijnen en voorwaarden niet verstrekt. Daar waar wel informatie wordt verstrekt, is deze niet volledig. Zo werd een mail van het Rijksvastgoedbedrijf, waarin gevraagd werd om een formule aan te passen om een gewenst onderzoeksresultaat te verkrijgen, aan minimaal vijf mailadressen van het Ministerie van Defensie gestuurd. Toch werd deze mail niet door het Ministerie van Defensie in het kader van de WOB-plicht aan de belanghebbenden geleverd. De mail werd uiteindelijk bijna een jaar later via het Ministerie van Binnenlandse Zaken geleverd.

Ad 1) Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat door belanghebbenden gevraagde informatie – volledig – verstrekt gaat worden nu dat tot op heden niet het geval is geweest? Hoe is het mogelijk dat een mail die aan vijf mailadressen van het ministerie is gestuurd in een WOB-verzoek ontbreekt?

Ten tijde van het ontvangen van uw nadere vragen (7 juni) waren drie Woo-verzoeken omtrent het radarsttion bij Defensie in behandeling. Het grootste deel van de in deze Woo-verzoeken gevraagde informatie is openbaar gemaakt en wordt op internet gepubliceerd6. Vanwege de omvang van deze Woo-verzoeken en de omvang van het dossier kost een zorgvuldige inventarisatie van de gevraagde documenten veel tijd. Wanneer de behandeling een langere doorlooptijd kent, wordt de Woo-verzoeker daarvan op de hoogte gesteld. Dit is ook het geval bij de Woo-verzoeken in het kader van het nieuwe radarstation in Herwijnen. Op het moment dat de gevraagde informatie uit een Woo-verzoek is verzameld en beoordeeld, ontvangt de Woo-verzoeker een Woo-besluit. Bij dergelijke grote verzoeken is nooit uit te sluiten dat een e-mail per abuis ontbreekt. Het streven is om zo volledig mogelijk te zijn.

Graag benadruk ik dat directe inspraak op de ontwerpbesluiten voor het radarstation in Herwijnen alleen kan worden geleverd via de RCR-procedure. In de RCR-procedure worden alle stukken beschikbaar gesteld die betrekking hebben op het radarstation en redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van de ontwerpbesluiten. De ter inzagelegging van de ontwerpbesluiten in het kader van de RCR-procedure zal naar verwachting dit najaar plaatsvinden. Alle overige informatie die Defensie tot nu toe gevraagd en ongevraagd heeft gedeeld, is beschikbaar gesteld in het kader van Wob/Woo-regelgeving, het parlementaire proces en open communicatie met overheden en inwoners. Deze informatie is geen onderdeel van de informatie die beschikbaar wordt gesteld in het kader van de RCR-procedure.

Gaat de Staatssecretaris laten onderzoeken of er nog meer informatie in strijd met de wet niet is verstrekt en dat deze informatie alsnog zal worden verstrekt? Zo ja, wanneer zal dat onderzoek zijn afgerond? Zo nee, waarom niet?

Voor wat betreft informatie verkregen via de Woo-procedures kan het voorkomen dat een verzoeker na het ontvangen van een Woo-besluit van oordeel is dat hij niet alle documenten heeft ontvangen waar hij om heeft gevraagd. In dat geval kan de verzoeker rechtsmiddelen aanwenden tegen het besluit van de Minister. Tegen eerdere Woo-besluiten over de plaatsing van het nieuwe radarstation is geen van de verzoekers in bezwaar gegaan.

Vindt er op het ministerie een selectie vooraf plaats welke informatie niet verstrekt gaat worden vanwege de inhoud? Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden dat alle gevraagde informatie volledig zal moeten worden verstrekt?

Na het ontvangen van een Woo-verzoek wordt in de organisatie een brede uitvraag naar documenten gedaan. Alle verzamelde documenten die vallen onder de reikwijdte van het verzoek, worden vervolgens op grond van de Woo beoordeeld ter openbaarmaking. Indien documenten niet openbaar worden gemaakt, vindt dat zijn grondslag in de weigeringsgronden van de Woo. Dit wordt altijd toegelicht in het Woo-besluit.

Waarom is de toezegging aan belanghebbenden dat de gevraagde informatie direct na de paasdagen verstrekt zou worden niet nagekomen? Waarom worden belanghebbenden geconfronteerd met een contactpersoon die onbereikbaar is wegens langdurig verlof zonder dat aan die persoon gezonden mail wordt beantwoord?

Het is het streven van het Ministerie van Defensie om proactief contact te zoeken met de verzoeker.

Ik betreur het als een verzoeker geen contact heeft kunnen krijgen met de betrokken behandelaar van het Woo-verzoek en als er aan gewekte verwachtingen niet is voldaan.

Waarom worden de uit de wet op de Staatssecretaris rustende verplichtingen niet nagekomen? Wanneer zullen de belanghebbenden de opgevraagde volledige informatie ontvangen?

Soms blijkt helaas dat het voor het Ministerie van Defensie niet mogelijk is om voor alle Woo-verzoeken te voldoen aan de daarvoor geldende wettelijke beslistermijn. Omvangrijke en complexe Woo-verzoeken vragen veel tijd en capaciteit. In het dossier omtrent het nieuwe radarstation zijn door de jaren heen vier zeer omvangrijke en complexe Woo-verzoeken ontvangen. Defensie onderhoudt contact met de desbetreffende Woo-verzoekers.

Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden dat belanghebbenden door het niet tijdig en volgens wettelijke termijnen verstrekken van gevraagde informatie in het formele proces van de RCR, gehinderd worden in hun rechtsgang? Hoe beoordeelt de Staatssecretaris het feit dat cruciale informatie tijdens de procedure alleen bij de aanvragende partij bekend is? Acht hij dit zorgvuldig? Zo nee, is hij bereid de aanvraagprocedures op te schorten tot belanghebbenden over de gevraagde informatie beschikken?

Op dit moment zie ik geen aanleiding om de RCR-procedure op te schorten. De informatie die op grond van de Wet ruimtelijke ordening redelijkerwijs nodig is voor het kunnen inspreken op de ontwerpbesluiten voor het radarstation in Herwijnen is nog niet beschikbaar gesteld, omdat de terinzagelegging van de ontwerpbesluiten nog niet heeft plaatsgevonden. Er kan daarom ook geen sprake zijn van hindering van de procesgang in de RCR-procedure. In mijn antwoord op de eerste vraag van de SP geef ik een nadere toelichting over het verschil tussen de informatie die beschikbaar wordt gesteld in het kader van de RCR-procedure en de informatie die beschikbaar is gesteld in het kader van andere procedures, zoals de Woo-procedures.

2) Het Ministerie van Defensie heeft actief geïnvesteerd in de ontwikkeling van de SMART-L radar. Het ministerie heeft met Thales een royalty-regeling gesloten, die inhoudt dat het ministerie bij verkoop van een door Thales nieuw geproduceerde radar een royalty ontvangt. Daarmee is de keuze voor de SMART-L radar niet langer een technische afweging en heeft het ministerie een eigen direct financieel belang bij de beoordeling van risico’s voor omwonenden van straling en geluid.

Ad 2) Acht de Staatssecretaris het mogelijk dat de SMART-L radar niet in Herwijnen zal worden geplaatst indien deze niet voldoet aan de wettelijke normen voor straling en geluid? De leden verzoeken de Staatssecretaris met een duidelijk ja of nee te antwoorden.

Ongeacht de locatie waar een SMART-L radar wordt geplaatst, moet deze voldoen aan de wet- en regelgeving, want alleen dan kan deze in gebruik worden genomen. Defensie moet dit aantonen en hiervoor vraagt het Ministerie van Defensie een omgevingsvergunning aan. Het bevoegd gezag toetst de aanvraag aan de geldende normen, waaronder de wet- en regelgeving omtrent straling en geluid. Er zijn nu geen redenen om aan te nemen dat de radar, na het doorvoeren van aanpassingen voor geluidreductie, de normen zal overschrijden. Ik ga er hierom vanuit dat de SMART-L in Herwijnen zal worden geplaatst. Het antwoord op de vraag is daarom nee.

Zal de Staatssecretaris zijn toezegging gestand doen die hij deed op de bewonersavond in Herwijnen waar hij duidelijk uitsprak dat de radar niet aan zal gaan als de radar niet kan voldoen aan de wettelijke geluidsnormen?

Ja, als blijkt dat de radar in Herwijnen niet voldoet aan de geldende geluidsnormen voor de dag, avond en/of nacht, dan zal deze niet worden gebruikt op de momenten dat de geluidsnormen worden overschreden.

Zijn de royalty’s die het ministerie heeft bedongen bij de verkoop van SMART-L radars zichtbaar op de begroting van het Ministerie van Defensie?

Er is geen sprake van royalty’s voor Defensie bij aankoop van een SMART-L radar door Defensie. Deze zijn dus ook geen onderdeel van de defensiebegroting. De royalty’s voor Defensie die voortkomen uit de verkoop van de SMART-L radar door Thales aan andere partijen zijn zichtbaar in het jaarverslag van het Ministerie van Defensie, niet in de begroting.

Op welke wijze wordt gewaarborgd dat objectieve afwegingen doorslaggevend zijn bij besluitvorming en niet de financiële belangen?

Defensie draagt zorg voor de veiligheid in Nederland en daarbuiten. Voor de bescherming van ons luchtruim moet Defensie beschikken over de beste middelen die daarvoor beschikbaar zijn. Onder verwijzing naar het antwoord hierboven met betrekking tot royalty’s: royalty’s voor Defensie door de aanschaf van producten door Defensie bestaan niet en kunnen daardoor voor Defensie ook geen argument voor de aanschaf van dat product zijn.

3) TNO is door het Ministerie van Defensie ingehuurd om het ministerie te ondersteunen bij de onderzoeken en/of ontwikkeling van de SMART-L radar en heeft daarmee een direct financieel consultancy belang. Daarnaast heeft TNO een direct commercieel en financieel belang bij een goede relatie met Thales in het kader van het gezamenlijke Dutch Radar Centre of Expertise (D-Race). Verder heeft TNO-belang bij een goede relatie met Thales en het Ministerie van Defensie als partners binnen Nederland Radarland. TNO weigert iedere medewerking om via WOB/WOO procedure gevraagde informatie te leveren.

Vanuit TNO heeft Defensie de volgende reactie op bovenstaande vraag ontvangen:

«TNO heeft geen financieel belang bij de ontwikkeling van de SMART-L radar. TNO is een onafhankelijke organisatie die zich heeft gecommitteerd aan de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit. Binnen de wettelijke kaders van de WOB/WOO heeft TNO alle medewerking verleend. Verder heeft TNO informatie gedeeld in een technische briefing aan de Vaste Commissie voor Defensie van de Tweede Kamer op 10 september 2020. Ook heeft TNO op vier voorlichtingsavonden voor de inwoners van Wier en voor inwoners van Herwijnen de overwegingen van de ICNIRP en de toetsingsmethodiek nader toegelicht. Daarnaast heeft TNO vragen van bewoners inhoudelijk beantwoord, zowel mondeling als schriftelijk.»

Ad 3) Bij welke projecten binnen Nederland Radarland is TNO betrokken als partner van Thales en het ministerie?

TNO is als partner op dit moment betrokken bij projecten voor de ontwikkeling van nieuwe radarsystemen voor de Nederlandse krijgsmacht: voor de Anti-Submarine Warfare Fregatten en de toekomstige vervangers van de luchtverdedigings- en commandofregatten.

Op welke wijze en met welke omvang financiert het ministerie TNO bij gezamenlijke projecten of fondsen zoals het European Defence Fund?

Er zijn verschillende vormen van samenwerking tussen het Ministerie van Defensie en TNO bij gezamenlijke projecten en fondsen.

TNO ontvangt een jaarlijkse bijdrage van Defensie via het begrotingshoofdstuk van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Deze bijdrage heeft tot doel om de brede kennisbasis van Nederland in stand te houden, waaronder Defensie-specifieke kennis. In 2022 bedroeg deze bijdrage van Defensie € 47 miljoen (zie Jaarverslag MinDeF Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 36 360 X, nr. 1).

Daarnaast voert TNO diverse opdrachten uit voor Defensie. Denk hierbij aan kennisonderzoeksopdrachten, adviezen en onderzoeken en/of metingen voor specifieke projecten, zoals het radarstation-project. De totale financiële omvang van deze opdrachten bedroeg in 2022 circa € 45 miljoen.

Ten slotte maakt TNO onderdeel uit van internationale consortia voor de uitvoering van projecten die (deels) worden gefinancierd door de EU, waaronder via het EDF. In enkele gevallen wordt een directe bijdrage geleverd aan TNO vanuit het Ministerie van Defensie. In 2023 (ten behoeve van de EDF ronde 2021) bedraagt dit circa € 3,8 miljoen.

4) De Gezondheidsraad adviseert om het ALARA-principe toe te passen en blootstelling zo laag mogelijk te houden omdat ook onder de nieuwe ICNIRP-limieten gezondheidsschade niet kan worden uitgesloten. Niettemin blijft de Staatssecretaris weigeren om dit advies uit te voeren omdat ALARA operationeel niet acceptabel is.

Zoals beschreven in de brief van 17 november 2020 (Kamerstuk 31 936, nr. 806) is het ALARA-principe een voorzorgsbeginsel, een uitgangspunt in de wijze waarop met wetenschappelijke onzekerheid wordt omgegaan. In de brief van 17 november 2020 is ook toegelicht waarom het advies van de Gezondheidsraad van 2 september 2020 over 5G en gezondheid relevant is voor de SMART-L radar van Defensie. De frequentie van de SMART-L radar ligt in het door de Gezondheidsraad onderzochte frequentiespectrum. De Gezondheidsraad geeft in haar advies aan de nieuwste ICNIRP-richtlijnen in Nederland te gebruiken als basis voor het blootstellingsbeleid, maar ook beveelt zij aan om, in afwachting van de resultaten van nader onderzoek, naast de nieuwe ICNIRP-richtlijnen het ALARA-principe toe te passen. Zoals ook in de brief van 17 november 2020 al is vermeld, heeft het kabinet in eerdere kabinetsreacties aangegeven te voldoen aan het ALARA-principe de blootstelling zo laag als redelijkerwijs mogelijk te houden door middel van:

  • 1. het uitvoeren van onderzoek,

  • 2. het hanteren van de geldende (ICNIRP-)limieten,

  • 3. het monitoren van de blootstelling, en

  • 4. handhaving van overschrijding van geldende limieten.

Defensie tracht ook bij de plaatsing en het gebruik van de SMART-L radars op deze wijze voorzorg toe te passen.

Ad 4) Deze leden verzoeken de Staatssecretaris op de volgende informatie uit WOB-verzoeken te reageren met betrekking tot ALARA in relatie tot de SMART-L radar en het advies van de Gezondheidsraad hierover.

  • WOB 240: TNO wil in rapport niet te diep ingaan op ALARA; redenen zijn zwartgelakt maar wel blijkt dat ALARA op PSR-radar zeer moeilijk is in te regelen.

  • WOB 576: ALARA: verlagen vermogen leidt tot minder ver kijken maar ook minder waarnemen kleine objecten; operationeel onacceptabel.

  • WOB 598: ALARA is niet mogelijk ondanks politieke wens.

  • WOB 1065: Smart L heeft geen mogelijkheid van een cluster mode waarbij radar emissies worden beperkt (blanken).

  • WOB 1484: ALARA levert niets op in reductie stralingsblootstelling; dus wordt niet toegepast.

  • WOB 1510: Interne feedback over nieuw besluit EMV; ligt allemaal gevoelig bij EZK om over ICNIRP, ALARA te communiceren (op advies van Landsadvocaat) vanwege proces 5G en staat; taak van Defensie is onvoldoende belicht in dit besluit om te kunnen blijven voldoen aan de grondwettelijke hoofdtaken, omdat Minister EZK-radar kan uitzetten als deze normen overschrijdt.

  • WOB 1556: Gezondheidsraad advies over ICNIRP en ALARA: naast nieuwe ICNIRP-richtlijnen beveelt commissie aan om ALARA toe te passen. TNO ziet dat als een inspanningsverplichting en geen resultaatverplichting.

Wat betreft ALARA verwijs ik graag naar mijn reactie omtrent ALARA hierboven.

Wat betreft het besluit EMV verwijs ik graag naar mijn brief van 9 december 2022 (Kamerstukken I, 2022–2023, 31 936, AJ) waarin ik toelicht dat de desbetreffende Woo-stukken momentopnames zijn uit een mailwisseling tussen het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Defensie waarin beelden en zorgen omtrent de juridische verankering van de ICNIRP-richtlijnen worden gedeeld. Het betreft geen staand beleid of bestuurlijk standpunt van het Ministerie van Defensie.

5) Aan de ICNIRP-normen kan niet worden voldaan als de radar operationeel wordt ingezet in situaties waarvoor de militaire radar is bedoeld. Bij oefeningen (theoretische oorlogssituaties), laat staan bij een operationele inzet, worden deze normen overschreden. Dat zijn geen extreme omstandigheden zoals de Staatssecretaris aangeeft, maar is voor een militaire radar normaal gebruik waar de radar voor bedoeld is en waar alle wettelijke normen dus dienen te worden nageleefd hetgeen niet het geval is.

Defensie bedoelt de term extreme inzetomstandigheden anders. Het SMART-L radarstation is ontworpen voor normaal gebruik in vredestijd en in oorlogstijd. De SMART-L radar voldoet in vredestijd te allen tijde aan de geldende ICNIRP-richtlijnen. Oefeningen en dagelijkse bewaking van het luchtruim zijn activiteiten in vredestijd. Extreme inzetomstandigheden, zoals in de brief van 9 december 2022 en 20 april 2023 genoemd (resp. Kamerstukken I, 2022–2023, 31 936, AJ en Kamerstukken I, 2022–2023, 31 936, AK), zijn situaties waarbij bijvoorbeeld een ballistische raket richting Nederland wordt afgevuurd en deze gevolgd moet worden door het radarstation. In dergelijke situaties is bij extreme inzetomstandigheden ook (automatisch) sprake van oorlogstijd op Nederlands grondgebied, waardoor andere wetten en regels gelden. In dergelijke situaties kan het voorkomen dat direct buiten het hek van het perceel niet wordt voldaan aan de ICNIRP-richtlijnen. Zoals aangegeven in de brief van 20 april 2023, prevaleert het belang van de nationale veiligheid van Nederlandse inwoners boven het (zeer) kortstondig overschrijden van de ICNIRP-richtlijnen.

Ad 5) Het Ministerie van Defensie beweert al jaren dat de radar voldoet aan ICNIRP gebaseerd op berekeningen vanaf 300 meter en verder. Waarom zijn er geen berekeningen onder 300 meter door TNO gemaakt? Als deze berekeningen zijn gemaakt waarom zijn ze dan niet gedeeld met het parlement en ook niet gepubliceerd op de website terwijl hier wordt al jaren om wordt gevraagd?

Zoals TNO toelicht in het TNO-rapport met kenmerk TNO 2021 R10627 beschikt TNO niet over voor de SMART-L radar gevalideerde modelleringsgereedschappen waarmee de blootstelling op kortere afstand van de radartoren, in het zogenaamde «nabije veld», uitgerekend kan worden, omdat deze gegevens eigendom zijn van Thales Nederland B.V. Op basis van dit feit en de onderzoeksresultaten die aantonen dat bij de dichtstbijzijnde woningen ruim werd voldaan aan de ICNIRP-richtlijnen, heeft TNO aan Defensie geadviseerd om validatiemetingen uit te voeren, zodra het radarstation in Herwijnen is gerealiseerd.

Het radarstation in Herwijnen is op dit moment nog niet gerealiseerd. Er zijn inmiddels wel metingen uitgevoerd door DEKRA bij eenzelfde SMART-L radarstation in Wier waaruit blijkt dat het radarstation ook op kortere afstand van 300 meter voldoet aan de ICNIRP-richtlijnen. Ik verwijs hiervoor ook graag naar mijn brief van 9 december 2022 waarin ik dit nader toelicht en de website www.defensie.nl/onderwerpen/radarstations waarop de meetrapportage van DEKRA is gepubliceerd.

Indien berekeningen niet zijn gemaakt op ICNIRP 2020 waarin de piekblootstellingslimieten strenger zijn geworden, is de Staatssecretaris dan bereid om deze berekeningen op basis van ICNIRP 2020 te laten uitvoeren?

De berekeningen en metingen zijn uitgevoerd op basis van zowel de ICNIRP1998 als de meest recente ICNIRP2020 richtlijnen.

Zullen bij de vergunningaanvraag berekeningen op basis van de meest actuele normen worden ingediend?

Ja.

Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat de radar ook bij voor de militaire radar normaal gebruik, te weten in staring mode, zal moeten voldoen aan de geldende wettelijke stralingsvoorschriften en aanbevelingen?

Ja, mits de (inter)nationale veiligheidssituatie dat toestaat, zoals nader toegelicht in de voorgaande reactie omtrent extreme inzetomstandigheden.

Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat onder normaal gebruik van een militaire radar het volgen van vliegtuigen en ballistische raketten valt?

Het volgen van vliegtuigen valt onder normaal gebruik van de radar. Dit kan plaatsvinden in vredestijd en oorlogstijd. Zoals aangegeven in voorgaande reacties aangaande extreme inzetomstandigheden, ziet Defensie bijvoorbeeld het volgen van ballistische raketten richting Nederland als een extreme inzetomstandigheid.

6) In het rijksinpassingsplan is ten onrechte gesteld dat er geen depositie-effecten zijn te verwachten op basis van de afstand, het relatief kleine bouwwerk en de minder gevoelige aard van de N2000 gebieden waar het om gaat. De bouwer wordt benaderd om gegevens zo aan te leveren dat een passende beoordeling en een MER achterwege kunnen blijven.

In reactie op bovenstaande aanname verwijs ik graag naar het antwoord direct hieronder op vragen omtrent de stikstofdepositie. Hierin wordt nader toegelicht dat uit recente stikstofberekeningen blijkt dat significante gevolgen voor de Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten.

Ad 6) Zal de vergunningprocedure onder het regime van de Omgevingswet worden opgestart?

Het RCR-besluit is onder het regime van de Wet ruimtelijke ordening genomen en ook het ontwerp-Rijksinpassingsplan en de ontwerp-omgevingsvergunningen zullen onder dit regime worden gepubliceerd. Op grond van het overgangsrecht in de Invoeringswet Omgevingswet, blijft in dat geval het regime uit de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

Op welke wijze zal de Staatssecretaris inzicht geven in de voorziene depositie van het project nu er ambtelijk zo wordt aangedrongen bij de bouwer om op papier onder de depositiewaarde te blijven die een passende beoordeling en een MER noodzakelijk maken?

In antwoord op vragen van de CDA-fractie zegt de Staatssecretaris dat de aanvraag klaar is om ingediend te worden terwijl in antwoord op vragen van de SP-fractie wordt gezegd dat er nog berekeningen worden uitgevoerd. Wat is de actuele stand van zaken en is de Staatssecretaris bereid om discussie te vermijden bij de vergunningaanvraag en daarom een passende beoordeling en een MER onderdeel te laten zijn van de vergunningaanvraag, temeer omdat de overheid hier zelf een voorbeeldrol dient te vervullen?

De stikstofberekeningen maken onderdeel uit van de omgevingsvergunningsaanvraag. Vanwege het aangepaste bouwplan (radarstation met koepel en aangepaste aandrijving) en het vervallen van de vrijstelling voor de bouwfase, zijn dit voorjaar nieuwe stikstofberekeningen uitgevoerd. Uit de stikstofberekeningen blijkt dat de stikstofdepositie (bouw- en gebruiksfase) niet leidt tot significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden. Er is daarom geen passende beoordeling en ook geen Wnb-vergunning of Milieu Effect Rapportage nodig. Zoals eerder in deze brief toegelicht, wordt de ontwerp-omgevingsvergunning, inclusief de stikstofrapportage, samen met het ontwerp-Rijksinpassingsplan ter inzage gelegd in het najaar van 2023.

7) Bij het vaststellen van de zoekgebieden blijkt dat alleen in de tweede versie Herwijnen er (nog net) in valt. Bij de eerste en de derde bij lange na niet. Het Rijksvastgoedbedrijf vraagt om de formule aan te passen zodat Herwijnen wel binnen de zoekgebieden valt omdat het anders een lastiger verhaal wordt om er te blijven zitten.

Ad 7) De leden zijn geschokt dat de Staatssecretaris een onomwonden oproep vanuit het Rijksvastgoedbedrijf om de formule aan te passen om de zoekgegevens te manipuleren door de Staatssecretaris wordt afgedaan als een ongelukkige formulering. Zijn er maatregelen genomen tegen de betreffende ambtenaar of is dit een normale wijze van communiceren binnen een project waarbij het doel de middelen heiligt? Waarom heeft de Staatssecretaris hier niet nadrukkelijk afstand van genomen? Wat zegt dit, en andere gevallen die uit de WOB-informatie blijken over de cultuur die heerst bij dit soort projecten? Waarom probeert de Staatssecretaris bij meerdere antwoorden dit af te doen als ware het slechts een momentopname in een proces? Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat dit soort gedrag en handelen onaanvaardbaar is?

Uw Kamer is eerder geïnformeerd over de noodzaak van de vervanging van de Medium Power Radars en de risico’s die er zijn met de inzetbaarheid van de huidige radar. Bij betrokken ambtenaren leven hierover sterke zorgen en wordt een enorme tijdsdruk ervaren om de vervanging van de radars te realiseren. Door de Woo-verzoeken is inzicht gegeven in de betrokkenheid en de inzet van ambtenaren. In dit hele proces zijn en worden regelmatig afwegingen gemaakt of zaken op een minder tijdrovende of andere manier kunnen worden uitgevoerd. Zorgvuldigheid en het doorlopen van de juiste procedures staat hierbij buiten kijf. In de RCR-procedure worden immers verschillende onderzoeken en besluiten ter inzage gelegd en deze moeten de toetsen der kritiek kunnen doorstaan om het project vervanging van de Medium Power Radars succesvol te kunnen voltooien.

Het manipuleren van welk onafhankelijk onderzoek dan ook acht ik onaanvaardbaar. Daar is in dit geval geen sprake van geweest. Intern Defensie en met het Rijksvastgoedbedrijf zijn ambtelijke gesprekken gevoerd over de inhoud van deze Woo-stukken en de geselecteerde passages daaruit die onderwerp van deze vragen zijn. Op basis van deze gesprekken ben ik tot de conclusie gekomen dat door alle betrokkenen wordt gedeeld dat manipuleren van onafhankelijk onderzoek onaanvaardbaar is en dat de onafhankelijkheid van dit onderzoek niet in het geding is. Er zijn of worden dus geen maatregelen genomen.

Zoals ik in mijn brief van 20 april 2023 (Kamerstukken I, 2022–2023, 31 936, AK) beschreef, is open communicatie tussen ambtenaren van het Rijksvastgoedbedrijf en Defensie en medewerkers van TNO, ieder vanuit hun eigen rollen en verantwoordelijkheid, belangrijk voor het samenbrengen van perspectieven en belangen en het daarmee succesvol voltooien van verschillende projecten, waaronder het project Herwijnen. Uitgangspunt in deze samenwerking is een optimaal resultaat en zorgvuldige (bestuurlijke) besluitvorming.

Wat is het oordeel van de Staatssecretaris van het feit dat de cultuur aan de zijde van het ministerie, Rijksvastgoedbedrijf en TNO blijkbaar zo is, dat ambtenaren in dit dossier elkaar aanspreken als medestrijders? Vindt de Staatssecretaris het gepast dat dit dossier blijkbaar voor het ministerie een gevecht is met bezorgde burgers?

Het Ministerie van Defensie, het Rijksvastgoedbedrijf en TNO zijn professionele organisaties die vanuit de inhoud adviseren en samenwerken om de belangen van alle inwoners te behartigen. De medewerkers van deze organisaties zijn mensen en kunnen persoonlijk frustraties ervaren over complexe vraagstukken. Ik acht het een gezonde werksfeer wanneer dergelijke frustraties onderling in vertrouwen kunnen worden gedeeld, zonder dat dit de inhoud beïnvloedt. Ik merk daarnaast op dat uit ervaringen van het Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid (Kennisplatform EMV) naar voren komt dat dossiers omtrent straling/EMV zeer complex zijn en met veel emoties bij alle betrokkenen gepaard gaan7. Ik heb begrepen dat hier ook sprake van is bij medewerkers van Defensie, het Rijksvastgoedbedrijf en TNO.

8) De Staatssecretaris kwalificeert de kaartjes met de zoekgebieden vervolgens als classified en zegt dat TNO de formule niet heeft aangepast zodat geconcludeerd kan worden dat Herwijnen niet binnen het zoekgebied valt.

Ad 8) Is de formule van het zoekgebied door TNO aangepast, ja of nee? Indien de formule niet is aangepast, kan de Staatssecretaris dan verklaren hoe het mogelijk is dat de kaartjes een ander beeld laten zien dan het geschetste beeld dat in 2 van de 3 kaartjes Herwijnen bij lange na niet in het zoekgebied valt en bij het derde kaartje er nog maar net in valt? Hoe kan Herwijnen als locatie de uitkomst zijn indien de locatie buiten het zoekgebied valt?

TNO heeft bij het Ministerie van Defensie het volgende aangegeven:

«Nee, de formule van het zoekgebied is niet aangepast. Het verschil in de kaarten komt doordat berekeningen met verschillende stappen in afstand zijn uitgevoerd. De kaarten waar Herwijnen buiten het zoekgebied valt waren eerdere versies waarbij voor de verkennende fase met grote stappen in afstand is gerekend. Dit omdat de doorlooptijden van de berekeningen enorm toenemen met het verkleinen van de stappen in afstand. In een verkennende fase van een onderzoek is dat onpraktisch. Herwijnen viel in die verkenningen erbuiten omdat als het ware over Herwijnen in de berekeningen is heengestapt. De kaart waar de conclusies op gebaseerd zijn en waar Herwijnen wel binnen valt, is berekend met de vereiste kleine stappen in afstand.»

9) De Tweede Kamer heeft niet ingestemd met de Rijkscoördinatieregeling. Er kan geen rechtsgevolg worden gegeven aan de eenzijdige mededeling van de Staatssecretaris dat hij de Rijks-coördinatieregeling als door de Tweede Kamer aanvaard beschouwd, indien die Kamer instemt met een motie die in de overwegingen noch in het dictum melding maakt van het rechtsgevolg dat de Staatssecretaris er eenzijdig aan denkt te verbinden.

Ad 9) Acht de Staatssecretaris het een zorgvuldige uitvoering van de RCR wanneer de Tweede Kamer er niet uitdrukkelijk mee heeft ingestemd?

In de brief van 20 april 2023 (Kamerstukken I, 2022–2023, 31 936, AK) heb ik de parlementaire besluitvorming over de RCR-procedure gedetailleerd toegelicht. In dit antwoord schets ik kort samengevat dat instemming van de Tweede Kamer begin 2020 door de toenmalige Staatssecretaris is verondersteld en dat de laatste uitspraak van de Tweede Kamer omtrent de uitvoering van de RCR-procedure is gedaan middels de motie Valstar-Stoffer (Kamerstuk 27 830, nr. 366). In reactie op deze motie heb ik tijdens het tweeminutendebat van 7 juli 2022 opgemerkt dat wanneer de Kamer instemt met deze motie, het kabinet dat beschouwt als een instemming van de Tweede Kamer met de keuze voor Herwijnen en met de voortzetting van de RCR-procedure voor het radarstation in Herwijnen. Deze motie is vervolgens aangenomen. Met het aannemen van deze motie is naar mijn oordeel kenbaar gemaakt dat (verdere) behandeling van het RCR-besluit niet meer nodig is en dat met het RCR-besluit is ingestemd. De procedure is daarom voortgezet.

Is het de mening van de Staatssecretaris dat het de juiste bestuursrechtelijke- en staatsrechtelijke weg is dat naar zijn mening de Tweede Kamer pas na de Eerste Kamer instemt met de RCR?

De Wet ruimtelijke ordening schrijft geen volgordelijkheid met betrekking tot instemming met de RCR-procedure door de Eerste Kamer en Tweede Kamer voor.

Acht de Staatssecretaris het een zorgvuldige uitvoering van de RCR wanneer de Tweede Kamer uitdrukkelijk via twee aangenomen moties heeft uitgesproken dat de RCR voor Herwijnen beëindigd dient te worden en dat Herwijnen niet in aanmerking komt als locatie voor plaatsing?

In reactie op deze vraag verwijs ik graag naar het antwoord van 20 april 2023 (Kamerstukken I, 2022–2023, 31 936, AK) waarin ik de parlementaire besluitvorming over de RCR-procedure nader toelicht en naar het antwoord op vraag 9.

Waarop baseert de Staatssecretaris zijn mening dat bestuursrechtelijk en staatsrechtelijk zijn eenzijdige mededeling hoe hij iets opvat als een rechtsgeldig besluit kan worden beschouwd?

Graag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 9 voor het antwoord op deze vraag.

Kan de Staatssecretaris voorbeelden geven van RCR-procedures waar ook op deze wijze parlementaire instemming eenzijdig door de regering is uitgesproken? Zo ja, welke voorbeelden zijn dat?

Defensie heeft niet eerder gebruik gemaakt van de RCR-procedure. Omdat Defensie geen betrokkenheid heeft gehad bij RCR-procedures van andere departementen kan zij daar ook geen voorbeelden van geven.

Op welke artikelen en welke wetten baseert de Staatssecretaris zijn mening dat er een juridisch houdbaar en staatsrechtelijk juist en houdbaar besluit tot stand is gekomen?

De Wet ruimtelijke ordening, artikelen 3.35 en 3.28, en de Algemene wet bestuursrecht, artikelen 3.2, 3.3 en 3.4.

Is de Staatssecretaris bereid dit juridische gebrek in de RCR te herstellen door de lopende procedure te staken en een nieuwe procedure te starten? Zo nee, waarom niet?

Nee. Er kleeft geen juridisch gebrek aan de RCR-procedure en is er geen aanleiding om de procedure te staken.

Heeft de Landsadvocaat advies uitgebracht over de door de Staatssecretaris gehanteerde redeneerlijn? Zo ja, wanneer is dit advies gevraagd en wanneer is het advies uitgebracht?

Er heeft ambtelijk contact met de landsadvocaat plaatsgevonden, hetgeen tot deze redeneerlijn heeft geleid.

10) Gesprekken met gemeenten over alternatieve locaties zijn niet serieus gevoerd zoals blijkt uit de terugkoppeling van het gesprek met de alternatieve locatie Molenlanden. In dat gesprek is de burgemeester gemeld dat er geen intentie is om actief één van de alternatieve locaties te gaan ontwikkelen, dat er geen wens is om dat te doen, maar dat er geheel wordt ingezet op de ontwikkeling van Herwijnen. De burgemeester is ook geadviseerd om niet actief te communiceren over het onderwerp omdat dit mogelijk tot vervolgvragen zou kunnen leiden.

Het ambtelijke gesprek met de burgemeester van Molenlanden waarnaar hoogstwaarschijnlijk wordt gerefereerd heeft plaatsgevonden in 2020. Dat gesprek had als doel om de gemeente te informeren over het uitgevoerde onderzoek. De gesprekken met de gemeenten en provincies in de periode november 2021 – februari 2022 zijn gebaseerd op recentere onderzoeken8 en hadden tot doel om de mogelijkheden voor een radarstation in de desbetreffende gemeenten/provincies serieus te bespreken.

Zoals toegelicht in mijn brief van 20 april jl. (Kamerstukken I, 2022–2023, 31 936, AK) zijn in overleg met de gemeenten en provincies geen gespreksverslagen gemaakt van de gesprekken in de periode november 2021 – februari 2022. Deze gesprekken zijn vertrouwelijk gevoerd en ik kan hierover dan ook geen uitspraken doen. Het Ministerie van Defensie heeft alle alternatieve locaties serieus overwogen en alle gesprekken serieus gevoerd. Uit de gesprekken bleek dat draagvlak voor het radarstation op zijn minst onzeker is en in een aantal gemeenten ontbreekt (Kamerstuk 31 936, nr. 940 van 3 juni 2022).

Ad 10) Is het juist dat de gesprekken met gemeenten over alternatieve locaties gelijkelijk zijn gevoerd als het gesprek met de burgemeester van de gemeente Molenlanden?

Graag verwijs ik naar de reactie hierboven. De gesprekken met de verschillende gemeenten en provincies, waaronder de gemeente Molenlanden, over de mogelijkheden voor een radarstation zijn gevoerd in de periode november 2021 – februari 2022.

Is ook aan de andere gemeenten waar gesprekken mee zijn gevoerd in het kader van de zoektocht van een geschikte locatie voor plaatsing van de radar, gemeld dat het ministerie geen voornemen had om daadwerkelijk actief één van de alternatieve locaties te gaan ontwikkelen, dat er niet de wens was om dat te doen, maar dat er geheel werd ingezet op de ontwikkeling van Herwijnen?

Nee.

Met welke gemeenten zijn er gesprekken gevoerd over alternatieve locaties en wanneer hebben deze gesprekken plaatsgevonden?

In de periode november 2021 – februari 2022 heeft het Ministerie van Defensie gesprekken gevoerd met de gemeenten waarin alternatieve locaties waren geïdentificeerd. Het betrof de volgende gemeenten (in alfabetische volgorde): Krimpenerwaard, Leusden, Lopik, Molenlanden, Montfoort, Soest, Vijfheerenlanden, West Betuwe, Woerden/Oudewater, Zaltbommel en Zeist.

Kan de Staatssecretaris bevestigen dat de gesprekken slechts voor de vorm zijn gevoerd en nimmer tot doel hebben gehad daadwerkelijk te onderzoeken of een alternatieve locatie mogelijk was? Zo nee, op welke punten is de weergave van het gesprek met de burgemeester van Molenlanden onjuist? Was de Staatssecretaris op de hoogte van het feit dat dit de toon en inzet van de gesprekken was?

Nee, de gesprekken over de alternatieve locaties zijn serieus gevoerd. Zoals hierboven en in mijn brief van 20 april jl. (Kamerstukken I, 2022–2023, 31 936, AK) is toegelicht, is afgesproken met de gemeenten om de inhoud van deze gesprekken vertrouwelijk te behandelen.

11) Er zijn geen gespreksverslagen gemaakt van de gesprekken met gemeenten en provincie over alternatieve locaties. De Staatssecretaris weigert informatie over die gesprekken te geven die er blijkbaar wel is.

Ad 11) Op welke wijze is de Staatssecretaris bereid de leden inzicht te verschaffen in de aard en inhoud van de gesprekken waarbij de leden de Staatssecretaris nadrukkelijk wijzen op artikel 68, Grondwet, bij de beantwoording op de door deze leden gestelde vragen?

Zoals hierboven en in mijn brief van 20 april jl. (Kamerstukken I, 2022–2023, 31 936, AK) is toegelicht, is afgesproken met de gemeenten en provincies om de inhoud van de gesprekken vertrouwelijk te behandelen. In de integrale beoordeling van de alternatieve locaties is een algemene samenvatting van de inhoud van deze gesprekken meegenomen. Deze integrale beoordeling is op 3 juni 2022 als bijlage meegestuurd met het besluit om de RCR-procedure voort te zetten (Kamerstuk 31 936, nr. 940).

12) De strategie om de radar in Herwijnen te plaatsen wordt nauw afgestemd met de Landsadvocaat: inzet RCR heeft kans van slagen indien meerdere ministeries het landsbelang onderstrepen zoals windmolens/EZK. Voorzichtig zijn met communiceren over ALARA want dat ligt allemaal gevoelig. Blijf weg van de inhoud VNG indeling 1.500 meter maar zeg vooral dat je ervan mag afwijken. Benadruk vooral landsbelang want als de regering dat zegt wordt het vanzelf landsbelang.

Ad 12) Kan de Staatssecretaris bevestigen dat er een gemeenschappelijke strategie met meerdere ministeries is afgesproken om tot plaatsing van de militaire radar in Herwijnen te komen? Zo ja, welke ministeries zijn hierbij betrokken?

De plaatsing van het radarstation in Herwijnen is een besluit dat door het gehele kabinet gedragen wordt. Op verschillende momenten heeft het Ministerie van Defensie besluitvorming en adviezen omtrent het radarstation en de RCR-procedure ambtelijk besproken met andere departementen, waaronder het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het kabinetsbesluit om de RCR-procedure voor het radarstation in Herwijnen in te stellen van 7 juni 2019 en het kabinetsbesluit om deze RCR-procedure voort te zetten van 3 juni 2022 zijn tevens genomen in de ministerraad.

Klopt het voor een dergelijke strategie een modus operandi door de Landsadvocaat is opgesteld?

Het is onduidelijk wat de vraagsteller bedoelt met deze vraag.

Sinds wanneer is de Landsadvocaat betrokken bij het dossier van de plaatsing van de radar in Herwijnen? Hoeveel adviezen zijn er door de Landsadvocaat uitgebracht? Wat was de aard van de adviezen? Wanneer zijn de adviezen gevraagd en uitgebracht?

De landsadvocaat is sinds eind 2018 betrokken bij het project voor de vervanging van de radarstations, toen de gemeenteraad van de gemeente Lingewaal (nu West-Betuwe) het benodigde bestemmingsplan voor een radarstation niet wilde vaststellen. Zoals eerder vermeld, heeft Defensie niet eerder een RCR-procedure toegepast. De Landsadvocaat heeft expertise in adviseren over het toepassen van dergelijke coördinatieregelingen. Er is en wordt door de Landsadvocaat gevraagd en ongevraagd advies uitgebracht over het project, waaronder over de (wettelijke) vereisten van de RCR-procedure.

13) Er zijn geen theoretische berekeningen van TNO uit eerdere onderzoeken die aantonen dat de radar vanaf 35 meter tot 300 meter voldoet aan ICNIRP. Het ministerie spreekt zichzelf tegen als het gaat om de vereiste terreingrootte om te voldoen aan ICNIRP.

Ad 13) Zijn er theoretische berekeningen, door TNO uitgevoerd (al dan niet uit eerdere onderzoeken), die aantonen dat de radar vanaf 35 meter tot 300 meter voldoet aan ICNIRP? Zo ja, wanneer zijn die berekeningen gemaakt en wanneer zijn zij openbaar gemaakt en /of aan het parlement gezonden?

Indien deze berekeningen zijn gemaakt, zijn deze berekeningen gemaakt op gemiddelde veldsterkten en piekveldsterkten die voldoen aan zowel de ICNIRP 1998 als de ICNIRP 2020? Waarom heeft TNO op basis van nieuwe interpretaties van de ICNIRP 2020 de maximaal toegestane piekveldsterkte verhoogd om de overschrijding van de ICNIRP te reduceren?

In reactie op deze vragen verwijs ik naar het eerste antwoord over berekeningen en metingen op korte afstand van het radarstation. Zowel de berekeningen van TNO als de metingen door DEKRA zijn uitgevoerd ter toetsing aan de ICNIRP1998- en ICNIRP2020-richtlijnen. De ICNIRP1998 en ICNIRP2020 schrijven voor specifieke situaties verschillende limietwaarden voor. TNO heeft het radarstation in de strengste situaties beoordeeld, ofwel het «worst case scenario». Daarvoor heeft TNO voor elke situatie de meest strenge limietwaarde van de twee richtlijnen (1998 of 2020) gehanteerd. In alle situaties voldoet het radarstation.

14) De radar voldoet niet aan de geluidsnormen en voor de voorziene oplossing met een koepel om geluidseffecten in te dammen zijn geen stralingsberekeningen gemaakt.

Ad 14) Wanneer zijn de meetgegevens/ testgegevens/berekeningen bekend van de stralings- en geluidseffecten van de radar wanneer deze uitgerust is met de koepel? Zullen deze metingen/onderzoeken/berekeningen onafhankelijk worden uitgevoerd? Zo ja, door wie en wanneer?

Het uitvoeren van berekeningen naar het effect van de koepel op de stralingsbelasting is volgens TNO niet nodig, omdat de koepel nagenoeg transparant is voor radarstraling. De koepel is bedoeld om het geluidsniveau te reduceren, niet om de stralingsbelasting te reduceren. De berekeningen van het effect van de koepel op de geluidsbelasting zijn in de zomer van 2021 uitgevoerd door Thales. Op basis van deze berekeningen is de verwachting dat het radarstation met koepel én aanpassing van de aandrijving voldoet aan de geluidsnormen. Om die reden heeft Defensie destijds besloten om beide geluidsmaatregelen (koepel en aanpassing aandrijving) toe te passen. De rapportage met berekeningen van Thales zijn onderdeel van de lopende vergunningsaanvraag voor het radarstation in Herwijnen. Deze rapportages worden, zoals eerder toegelicht in het derde antwoord, ter inzage gelegd gedurende de inspraakperiode van de RCR-procedure in het najaar van 2023.

Tussen oktober 2023 en maart 2024 worden de werkzaamheden voor de geluidsmaatregelen in Wier uitgevoerd. Na afronding van de werkzaamheden worden ter controle geluid- en stralingsmetingen uitgevoerd door een nader te bepalen onafhankelijke partij. De geluidsmetingen worden uitgevoerd om te toetsen of het radarstation mét geluidsmaatregelen voldoet aan de geluidsnormen. Om zeker te stellen dat het radarstation na de aanpassingen ook voldoet aan de ICNIRP-richtlijnen worden na realisatie van de geluidsmaatregelen ook stralingsmetingen uitgevoerd. De verwachting is dat deze metingen eind Q1 2024 uitgevoerd worden. Op basis van deze metingen zal er ook meer inzicht zijn over de verwachtte geluidsbelasting in Herwijnen. Zodra de rapportages beschikbaar zijn, worden deze beschikbaar gesteld en gepubliceerd op de website www.defensie.nl/onderwerpen/radarstations.

15) De Smart-L radar zal ook worden gebruikt om satellieten in de ruimte waar te nemen. Onduidelijk is of er nog meer toepassingen zullen zijn voor de radar.

Ad 15) Is voor de Smart-L radar in Herwijnen ook voorzien dat de radar zal worden gebruikt om satellieten in de ruimte waar te nemen? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat hiervoor de staring modus ingezet gaat worden?

De SMART-L radar kan worden gebruikt voor het waarnemen van satellieten in vredes- en oorlogstijd. De SMART-L hoeft hiervoor niet per definitie in de staring modus gezet te worden. Satellieten kunnen ook worden waargenomen in andere modi.

Zo ja, zal dit gebruiksdoel worden opgenomen in de vergunningaanvraag met onderbouwing door specifiek op dit gebruik gerichte onderzoeken/metingen/berekeningen?

Voor de vergunningsaanvraag is het niet benodigd om specifieke functies van het radarstation te beschrijven. De vergunning beschrijft de diverse milieuaspecten van de installatie, niet de functies. Het radarstation voldoet aan de geldende ICNIRP-normen en daaronder valt de functie voor het detecteren van satellieten.

Zijn er nog meer toepassingen voor de radar die voorzien zijn? Zal de radar een rol gaan spelen in de nieuw opgerichte luchtverdedigingseenheid tegen drones?

De SMART-L wordt ingezet voor het detecteren van vliegende objecten. Dit kunnen naast vliegtuigen, helikopters, satellieten, cruise missiles en ballistische rakketten ook drones zijn. Het is afhankelijk van meerdere factoren van de drone (o.a. grootte, snelheid, positie) hoe goed/snel een SMART-L radarstation deze kan detecteren. Verder dan de genoemde toepassingen zijn op dit moment geen andere specifieke doeleinden voor de SMART-L voorzien.

Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van alle voor de plaatsing van de radar (en alle afzonderlijke functies) in Herwijnen noodzakelijke vergunningen of toekenningen, wanneer deze zullen worden aangevraagd (of al zijn aangevraagd), bij welke instanties, wat de daarbij behorende termijnen zijn en of, en zo ja hoe, voor belanghebbenden tegen iedere genoemde aanvraag mogelijkheden van inspraak, bezwaar en beroep openstaan. Deze leden ontvangen graag een volledig overzicht van de procedure, benodigde vergunningen en/of toekenningen met alle daarbij geldende termijnen.

De volgende vergunningen en toekenningen zijn benodigd voor de plaatsing en het gebruik van het radarstation op het perceel in Herwijnen:

  • Het Rijksinpassingsplan, als planologische instemming, en de Wabo(omgevings)-vergunning. De RCR-procedure coördineert de procedures voor het Rijksinpassingsplan en de Wabo-vergunning. Op dit moment beoordeelt het bevoegd gezag, de ILT, de aanvraag voor de Wabo-(omgevings)vergunning. Voor deze procedure geldt een wettelijke termijn van 6 maanden van de aanvraag tot het verlenen van de definitieve vergunning. Conform de RCR-procedure worden het ontwerp-Rijksinpassingsplan en de ontwerpvergunning, met onderliggende documentatie, in het najaar voor 6 weken ter inzage gelegd. Op de website www.defensie.nl/onderwerpen/radarstations is meer (detail)informatie over de RCR-procedure in Herwijnen te vinden.

  • De frequentiegebruiksrechten («zendvergunning»). Deze rechten zijn reeds verkregen van de Rijksdienst Digitale Infrastructuur. Er is geen mogelijkheid voor (publieks)inspraak bij de aanvraag van frequentiegebruiksrechten. Op de website van www.rdi.nl is meer informatie over frequentiegebruiksrechten te vinden.

Voor zover Defensie momenteel kan overzien zijn er geen andere vergunningen of toekenningen noodzakelijk.

16) De radar zou solitair in Herwijnen worden geplaatst op een klein terrein dat gelegen is aan openbare wegen en dat tot aan het hek benaderbaar is. Gelet op de recente bevindingen van de Rekenkamer is onduidelijk of beveiliging voor dit militaire terrein gegarandeerd kan worden (https://www.rekenkamer.nl/publicaties/rapporten/2023/05/17/resultaten-verantwoordingsonderzoek-2022-ministerie-van-defensie).

Over de bovengenoemde op basis van o.a. via WOB verkregen en door het ministerie verstrekte informatie hebben de leden van de SP-fractie de volgende vragen.

Ad 16) Geven de recente bevindingen van de Algemene Rekenkamer de Staatssecretaris aanleiding om de plaatsing van de radar op de solitaire locatie Herwijnen te herzien? Hoe kan de veiligheid van de radar op deze locatie worden gegarandeerd?

Nee, het verantwoordingsonderzoek geeft geen aanleiding om de plaatsing van het radarstation in Herwijnen te herzien. Zoals in het rapport van het verantwoordingsonderzoek onder Hoofdstuk 6 Reactie Minister van Defensie is vermeld, zijn er al verschillende maatregelen en projecten in uitvoering naar aanleiding van de recente bevindingen.


X Noot
1

Samenstelling:

Oplaat (BBB), Croll (BBB), Marquart Scholtz (BBB), Goossen (BBB), Van Gasteren (BBB), Karimi (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD) (voorzitter), Vogels (VVD), Van Ballekom (VVD), Van Toorenburg (CDA), Prins (CDA), Belhirch (D66), Moonen (D66), Faber-Van de Klashorst (PVV), Koffeman (PvdD), Van Bijsterveld (Ja21), Van Apeldoorn (SP), Huizinga-Heringa (CU) (1e ondervoorzitter), Dessing (FVD) (2e ondervoorzitter), Van Dijk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot(OPNL).

X Noot
2

Samenstelling:

Van Wijk (BBB), Kemperman (BBB) (voorzitter), Van Langen (BBB), Jaspers (BBB), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Klip-Martin (VVD), Meijer (VVD), Kaljouw (VVD), Rietkerk (CDA) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Van Meenen (D66), Aerdts (D66), Bezaan (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (Ja21), Janssen (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Van Dijk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL).

X Noot
3

Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2021–2022, 31 936, AK.

X Noot
4

Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2021–2022, 31 936, AK.

X Noot
5

Met uw referentie BS2023019133. Nog niet gepubliceerd als kamerstuk bij het moment van schrijven, zie dossier 31936 op de website van de Eerste Kamer.

X Noot
7

Voor meer informatie, zie: www.kennisplatform.nl.

X Noot
8

Zie ook Kamerstuk 35 925-X, nr. 14, waarin deze gesprekken worden aangekondigd.

Naar boven