Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 31524 nr. 605 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 31524 nr. 605 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 april 2024
Leren in de praktijk vormt een belangrijk onderdeel van de opleiding van mbo-, hbo- en het merendeel van de wo-studenten. Studenten maken tijdens een stage kennis met de beroepspraktijk en doen daar onder begeleiding van iemand uit de praktijk waardevolle leerervaringen op. Iedere student verdient daarom een goede ervaring in de praktijk. Helaas is dat nog niet altijd het geval.
Mijn inzet is er daarom op gericht om de stage-ervaringen voor álle studenten te verbeteren, samen met onderwijsinstellingen, studenten en het werkveld. Voor het hbo en wo heb ik in 2022 met vertegenwoordigers van het onderwijs- en werkveld en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) het Manifest ondertekend om gezamenlijk stagediscriminatie aan te pakken1. Het Manifest is uitgewerkt in een meerjarig werkprogramma2. In het mbo heb ik met vertegenwoordigers van bedrijfsleven, overheid, onderwijs en studenten de handen ineengeslagen met het Stagepact mbo 2023–20273. Daarin hebben we afspraken gemaakt om er samen voor te zorgen dat alle studenten een stage of leerbaan krijgen met de juiste begeleiding en goede randvoorwaarden.
Over de voortgang van het Manifest, het Stagepact en het onderzoek dat hiermee samenhangt is en wordt uw Kamer op diverse momenten geïnformeerd. Daarbij laat ik – in het licht van de waaier – ook steeds vaker onderzoek doen in het brede vervolgonderwijs. Zodat we ook kunnen vergelijken, kunnen leren van elkaar en de gelijkwaardigheid van de sectoren kunnen bevorderen, ook ten aanzien van stages.
In deze brief, die ik mede namens de Minister voor Primair en Voorgezet Onderwijs stuur, zal ik uw Kamer informeren over een aantal recent verschenen onderzoeken rondom stages in het mbo, hbo en wo. Allereerst ga ik in op de uitkomsten van de monitoring van stagevergoedingen. Vervolgens ga ik in op het onderzoek van ResearchNed over stages in het hbo en wo. Daarna zal ik ingaan op het onderwerp stagediscriminatie van studenten met een functiebeperking.
Deze onderzoeken geven de stand van zaken weer en tonen aan dat onderdelen op het gebied van stagevergoedingen, stagediscriminatie en stagebegeleiding nog flinke stappen te maken zijn. Dat is op zich niet verwonderlijk gezien de looptijd van de gekozen aanpak en onderstreept de urgentie van waar we aan werken. Ik ga hier met onverminderde energie mee door, samen met alle partners uit het Manifest en het Stagepact, om in de uitvoering uiteindelijk tot betere stages voor alle studenten te komen. Ik sluit deze brief af met een toelichting hoe deze brief zich verhoudt tot de monitoring van het Stagepact en de vervolgstappen in het hbo en wo. In de brief ga ik ook in op verschillende moties over stages.
Uitkomsten van monitoring stagevergoedingen van mbo, hbo en wo stagiairs
In het Stagepact mbo 2023–2027 zijn afspraken gemaakt over het bieden van stagevergoedingen. Alle studenten ontvangen een onkostenvergoeding die ten minste alle kosten omvat die een student moet maken om stage te kunnen lopen bij het bedrijf. Daarbovenop stimuleren we werkgevers tot het geven van passende stagevergoedingen en om hierover afspraken te maken in alle cao’s. Ook voor hbo- en wo-studenten is het wenselijk dat zij een passende stagevergoeding ontvangen en dat er afspraken worden gemaakt in cao’s. Conform de motie van de leden Van Baarle en Westerveld4 worden de stagevergoedingen in het mbo, hbo en wo jaarlijks gemonitord. Onderstaande resultaten geven de situatie in 2023 weer en daarmee een beeld van de eerste start van het Stagepact.
Stagepact MBO 2023–2027
Het pact is gesloten door JOBmbo, BVMBO, de MBO Raad, NRTO, VNO-NCW, MKB-Nederland, VNG, SBB, CNV en CNV Jongeren, FNV en FNV Young&United, AOB, FvOv, SZW en OCW. Met het pact willen de partijen bereiken dat alle studenten een stage of leerbaan krijgen met uitstekende begeleiding en randvoorwaarden. Het richt zich op vier doelen: 1) het verbeteren van de stagebegeleiding, 2) uitbannen van stagediscriminatie, 3) realiseren van voldoende stageplaatsen en 4) bieden van een passende vergoeding. De looptijd van het Stagepact MBO is 2023–2027.
Het Ministerie van SZW heeft een rapportage opgesteld over stagevergoedingen in cao’s in 20235. De onderzochte cao’s zijn alle cao’s die bij directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving (UAW) van het Ministerie van SZW zijn aangemeld. Uit deze rapportage blijkt dat in 450 van de 681 onderzochte cao’s in meer of mindere mate iets is opgenomen over stages. In 68 cao’s van de 681 onderzochte cao’s is een afspraak gemaakt over stagevergoedingen, in 53 cao’s wordt vervolgens ook een specifiek bedrag genoemd. In 17 cao’s wordt een onderscheid gemaakt in stagevergoeding op basis van opleidingsniveau, bij 12 cao’s wordt daarentegen expliciet hetzelfde bedrag gegeven aan stagiairs van alle opleidingsniveaus. Voor een cao bij SZW wordt aangemeld sluiten de sociale partners vaak eerst een principeakkoord af. De principeakkoorden geven een beeld van de onderwerpen die tijdens de cao-onderhandelingen van belang waren en gaan voornamelijk over nieuwe afspraken. In 38 van de 307 principeakkoorden wordt iets vermeld over stagevergoedingen en in 15 principeakkoorden wordt er specifiek vermeld dat de stagevergoeding geldt voor alle opleidingsniveaus.
Daarnaast heeft het CBS op basis van de Polisadministratie de inkomsten van studenten in kaart gebracht, inclusief inkomsten vanuit bijbanen en stages.6 Zo is in kaart gebracht hoeveel studenten een stagevergoeding ontvangen en wat de hoogte is van de stagevergoeding7. Deze resultaten zijn uitgesplitst naar sector en onderwijsniveau. Slechts 41% van mbo-studenten van de beroepsopleidende leerweg (bol) ontvangt een stagevergoeding. Het gaat hierbij om de studenten met een bpv-overeenkomst. Voor mbo-studenten die een vergoeding ontvangen, geldt dat zij een gemiddelde stagevergoeding van € 2,92 per uur (€ 230 per maand) ontvangen. Mbo-studenten in de bbl8 ontvangen gemiddeld een uurloon van € 15,50 en een maandloon van € 1.810, maar dit is een combinatie van leerwerkbaan en (bij)banen. Uit de data blijkt dat 3% van de bbl-studenten in maart 2023 geen inkomsten hadden. Het is onbekend waarom deze groep geen loon ontvangt.
De gemiddelde stagevergoeding voor studenten in het hbo ligt op € 3,09 per uur (€ 370 per maand) en in het wo op € 3,38 per uur (€ 400 per maand)9. Dit komt ongeveer overeen met de resultaten van het onderzoek van ResearchNed, waar uit blijkt dat hbo-studenten gemiddeld € 367 per maand en wo-studenten gemiddeld € 419 euro per maand ontvangen. Het onderzoek van ResearchNed toont tevens aan dat de meerderheid van de hbo-studenten (75%) een stagevergoeding ontvangt. Voor de wo-studenten bleek dat 65% van de studenten die een verplichte stage volgen en 91% van de studenten die een facultatieve stage volgen te zijn. Voor zowel mbo-, hbo- als wo-studenten geldt daarnaast dat de vergoedingen verschillen per arbeidssector. Hbo-studenten die een economie- of een techniek- & ICT-opleiding volgen, ontvangen bijna altijd een stagevergoeding, terwijl dit voor gezondheidszorgstudenten (52%) en voor onderwijsstudenten (23%) veel minder vaak geldt. Ten slotte merken de onderzoekers van ResearchNed op dat stagiairs weinig tot geen ruimte behouden voor een bijbaan. Hierdoor kan het volgen van een stage ertoe leiden dat studenten financieel in de knel raken als ze geen stagevergoeding ontvangen.
Beleidsreactie
Voor mij is het van essentieel belang dat studenten die een stage volgen een passende stagevergoeding ontvangen. Helaas laten de onderzoeken zien dat dit lang niet overal het geval is. Er zijn teveel sectoren waarin nog geen afspraken zijn gemaakt in cao’s over stagevergoedingen en ik zie ook verschillen tussen sectoren in hoeverre studenten een stagevergoeding ontvangen. Daarnaast zijn er flinke verschillen in hoogte van bedragen voor mbo-, hbo- en wo-studenten en blijkt dat mbo-studenten veel minder vaak een stagevergoeding ontvangen dan hbo- en wo-studenten. Dat moet echt anders. Studenten horen een passende stagevergoeding te ontvangen. Hier is nog een weg te gaan.
In het Stagepact MBO heb ik afspraken gemaakt met onder andere sociale partners om een passende vergoeding te stimuleren, de stagevergoedingen tussen mbo-, hbo- en wo-studenten recht te trekken en hierover afspraken te maken in cao’s. Dat heeft tijd nodig en is niet in één jaar geregeld. De onderzoeken onderschrijven het belang van de afspraken die we gemaakt hebben in het Stagepact en benadrukken de urgentie om hieraan hard te blijven werken. In dat licht is het positief dat de sociale partners, verenigd in de Stichting van de Arbeid, een aanbeveling gestuurd hebben aan de decentrale cao-partijen over het bieden van een passende stagevergoeding10. Een voorzichtig positief signaal is dat in de principeakkoorden in toenemende mate is gesproken over stagevergoedingen. Ik hoop dat dit een indicatie is van een stijging van de afspraken over stagevergoedingen in cao’s. Net als dat in 15 principeakkoorden expliciet wordt vermeld dat de stagevergoeding geldt voor alle opleidingsniveaus. Gelijkwaardige behandeling van alle studenten in Nederland is een belangrijke prioriteit en daarom is ook in het Stagepact het uitgangspunt afgesproken om in afspraken over cao’s geen onderscheid te maken naar onderwijsniveau. Ik zal hierover het gesprek aangaan met de sociale partners en hen nogmaals oproepen om hierover in iedere nieuw op te stellen cao-afspraken te maken. Daarnaast roep ik (leer)bedrijven op om, ook als er geen afspraken zijn gemaakt in een cao, studenten een passende stagevergoeding te geven.
Het onderzoek van ResearchNed toont wederom aan dat een grote meerderheid van de hbo- en wo-stagiairs in het onderwijs geen stagevergoeding ontvangt. Ik heb eerder aangegeven tijdens debatten en in eerdere Kamerbrieven dat ik dat niet uit te leggen vind. Zeker in een tijd met grote personeelstekorten waarbij we alles op alles zetten om het lerarentekort te bestrijden horen alle onderwijsstagiairs gewaardeerd te worden. De funderend onderwijssector heeft hier echt een stap naar voren te zetten. Het is daarbij goed om te melden, dat het wel degelijk kán. Er zijn onderwijsregio’s waar al afspraken zijn gemaakt tussen schoolbesturen, om gezamenlijk op te trekken in het voorzien in een stagevergoeding aan toekomstige leerkrachten of ondersteunend personeel.
Zo zijn bijvoorbeeld in de regio Rijnland en Haaglanden tussen de besturen van vo-scholen, die participeren in de opleidingsscholen, bovenbestuurlijke afspraken gemaakt met betrekking tot het bieden van eenduidige stagevergoedingen. Ook is in het Gelders overleg de stagevergoeding voor mbo, hbo en wo studenten afgestemd. Hierbij is het uitgangspunt dat alle studenten een stagevergoeding ontvangen en dat de hoogte van de stagevergoeding voor alle studenten gelijk is. Voorts zijn in de cao mbo en de cao hbo inmiddels afspraken opgenomen over stagevergoedingen voor studenten die stagelopen op mbo-scholen of hogescholen. Deze voorbeelden laten zien dat het mogelijk moet zijn om afspraken te maken over stagevergoedingen voor het toekomstige onderwijspersoneel.
Uw Kamer heeft de regering via de motie van de leden Paternotte en Pijpelink11 verzocht om zich in te spannen voor stagevergoedingen in het onderwijs. Samen met de Minister voor Primair en Voorgezet Onderwijs heb ik bij de sociale partners in het funderend onderwijs er nogmaals op aangedrongen om onderling tot goede afspraken hierover te komen en deze afspraken te betrekken bij de totstandkoming van de komende CAO in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs. Het Ministerie van OCW is in overleg met de sociale partners in het primair en voorgezet onderwijs om te onderzoeken wat er nodig is om tot een sectorale stagevergoedingsregeling te komen. Voor de zomer zal ik uw Kamer informeren over de stand van zaken van het overleg met sociale partners. Daarnaast zal ik aan de Realisatie-Eenheid12 vragen of ze het belang van stagevergoedingen onder de aandacht kunnen brengen bij de Onderwijsregio’s. De Onderwijsregio’s kunnen dan afspraken maken over het betalen van stagevergoedingen door de deelnemende scholen en het belang van stagevergoedingen benadrukken.
Daarnaast heeft uw Kamer mij verzocht met de motie van de leden Van Baarle en Westerveld13 en de motie van het lid Ergin c.s.14 om ook voor studenten in het hbo en wo afspraken te maken over stagevergoedingen, naast de al gemaakte afspraken in het mbo. Daarom zal ik naast met de werkgevers in het funderend onderwijs, ook met andere werkgevers in overleg treden om afspraken te maken over stagevergoedingen in de cao’s, voor studenten in het hbo en wo. Naar aanleiding van het Stagepact worden nu al afspraken gemaakt in cao’s en deze afspraken hebben ook effect voor studenten in het hbo en wo. Ik ga daarom in gesprek met de werkgevers van sectoren waar de afspraken over stagevergoedingen achterblijven. De onderzoeken van SZW en van CBS worden jaarlijks geüpdatet en daarmee houden we zicht op de voortgang van de stagevergoedingen. Deze onderzoeken worden ook benut om de voortgang van het Stagepact te monitoren. Indien we op stagevergoedingen te weinig vooruitgang boeken, zal ik mij beraden op de inzet van stevigere maatregelen. Mede hierom doe ik, zoals de Kamer mij via de motie Stultiens en Ergin15 heeft verzocht, een onderzoek naar de invoering van een verplichte stagevergoeding.
Rapportage over stages in het hbo en wo
Mijn voorganger heeft eind 2021 aan uw Kamer toegezegd om de stagetekorten in het hbo en wo inzichtelijk te maken. In opdracht van OCW heeft het onderzoeksbureau ResearchNed een onderzoek uitgevoerd naar de stagetekorten, waarbij er drie verschillende meetmomenten waren. In dit onderzoek wordt er ook gekeken naar stagebegeleiding en stagevergoedingen. De eerste16 en tweede17 meting heeft uw Kamer reeds ontvangen. In de derde meting die ik bij dezen naar uw Kamer stuur, zijn voor het eerst ook wo-studenten gevraagd naar hun ervaringen met stages. De onderzoekers geven aan dat deze cijfers in zijn algemeenheid een representatief beeld geven. In deze brief licht ik eerst de resultaten van de hbo-studenten toe en daarna de resultaten van wo-studenten. Vervolgens geef ik een reactie op de resultaten.
Resultaten hbo
Ook de derde meting wijst erop dat in zijn algemeenheid het overgrote deel van de hbo-studenten tijdig een stageplaats weet te bemachtigen. Drie op de tien hbo-studenten geeft wel aan dat het vinden van een stageplek veel moeite kost. Met name studenten in de sectoren Gezondheidszorg en Taal en Cultuur ervaren vaker moeite bij het vinden van een stageplek. De studenten noemden het (beperkte) aanbod van stagebedrijven en de (onduidelijke) sollicitatieprocedure van stageaanbieders als belangrijke knelpunten. De overgrote meerderheid van hbo-studenten is positief over hun stage. Studenten vinden hun stageplek interessant (90%) en leerzaam (91%) en zijn van mening dat de stage een goed beeld geeft van de beroepspraktijk. Net als bij de eerste twee metingen waren studenten minder tevreden over begeleiding door de hogeschool tijdens de stage (54% is tevreden) en de voorbereiding op de stage door de opleiding (44%). Aan de studenten is ook gevraagd welke ontwikkelpunten zij zien voor betere begeleiding vanuit het onderwijs. De studenten zien graag meer persoonlijke begeleiding (65%), ontvangen graag tijdig informatie over de stageperiode (55%) en willen graag meer duidelijkheid rondom de stage-eisen (48%).
Resultaten wo
In tegenstelling tot het mbo en hbo, zijn stages in het wo niet altijd onderdeel van het opleidingscurriculum. Ongeveer 75% van de studenten geeft aan dat stages een verplicht onderdeel zijn van de opleiding. Voor 5% van de wo-studenten die een verplichte stage lopen, geldt dat zij niet tijdig een stageplek hebben gevonden. Daarnaast geeft 8% aan dat zij later dan gepland een stageplek hebben gevonden. Voor de wo-studenten die facultatief een stage volgen, geeft 6% aan dat zij nog geen stageplek hebben gevonden. Ongeveer 7% van de wo-studenten die een verplichte stage volgen, verwacht studievertraging op te lopen doordat zij geen of niet tijdig een stageplek hebben weten te bemachtigen. Van de wo-studenten geeft 27% aan dat het vinden van een stageplek veel moeite kost.
De wo-studenten noemden het (beperkte) aanbod van stagebedrijven en de begeleiding vanuit de instelling bij het vinden van een stageplek als belangrijke knelpunten. Net als in het hbo is de overgrote meerderheid van wo-studenten positief over hun stage. Zowel studenten die verplicht als facultatief een stage uitvoeren, vinden hun stageplek interessant (respectievelijk 94% en 99%) en leerzaam (92% en 93%). Over de voorbereiding vanuit de opleiding (53% en 53%) en begeleiding vanuit de instelling (46% en 16%) zijn wo-studenten minder tevreden. De wo-studenten zien graag meer inhoudelijke voorbereiding en ondersteuning bij het vinden van een stageplaats.
Beleidsreactie
Zoals eerder gemeld zijn stages in het vervolgonderwijs een belangrijk onderdeel van het curriculum en essentieel om studenten in aanraking te laten komen met de beroepspraktijk. Ook uw Kamer heeft aangegeven het van belang te vinden dat studenten een goede stage kunnen volgen. Uw Kamer heeft hierom verschillende moties omtrent stages aangenomen. Zo ook de motie van het lid Ergin c.s.18 om te verkennen welke elementen uit het Stagepact MBO 2023–2027 ook voor het hbo en wo toegepast kunnen worden. In mijn reactie op het onderzoeksrapport zal ik ook de koppeling leggen met deze motie en hoe ik hier – in samenhang met het onderzoeksrapport – vervolg aan geef.
Het is positief om uit het rapport te vernemen dat er voor hbo- en wo-studenten geen sprake is van significante stagetekorten. Dit geldt ook voor mbo-studenten blijkt uit de metingen van SBB over de stagetekorten. Op dit moment zet ik geen aanvullende acties in op dit vlak. We blijven dit goed volgen. Mochten de tekorten op de arbeidsmarkt ervoor zorgen dat er druk ontstaat op het aantal stageplekken of de kwaliteit van de stages, dan worden aanvullende acties overwogen.
Aanpak tegengaan stagediscriminatie hbo en wo
Elke student die te maken krijgt met discriminatie, waar dan ook, is er één te veel. Discriminatie vindt zowel bewust, als in veel gevallen onbewust plaats. Het onderzoek toont wel aan dat een klein deel van de hbo- en wo-studenten discriminatie als knelpunt beschouwt bij het vinden van een stageplek.
Met het Manifest19 tegen stagediscriminatie is een aanpak in gang gezet om stagediscriminatie uit te bannen (zie toelichting kader kader).
Het Manifest is concreet uitgewerkt in een Werkprogramma20 dat door Expertisecentrum Diversiteitsbeleid (ECHO) in samenwerking met de ondertekenaars van het manifest de aankomende vier jaar wordt uitgevoerd. Het werkprogramma heeft als doel lange termijn veranderingen tot stand te brengen en is gericht op studenten, het onderwijs en organisaties die stageplekken aanbieden.
Manifest tegen Stagediscriminatie in het Hoger Onderwijs 2022–2026
Op 13 juli 2022 is het Manifest tegengaan stagediscriminatie in het hoger onderwijs ondertekend door de VH, UNL, MKB-Nederland, VNO-NCW, ISO, LSVb en OCW en SZW. In het manifest committeren de partijen zich aan de volgende vier ambities: 1) onderkenning en vergroten van het bewustzijn van het complexe vraagstuk van stagediscriminatie, 2) het borgen en monitoren van interventies bij de voorbereiding op, stagebegeleiding en aanpak van stagediscriminatie voorafgaand en tijdens stages, 3) het samenwerken met ECHO in het landelijke werkprogramma tegen stagediscriminatie en 4) het deelnemen aan het landelijk netwerk tegen stagediscriminatie. waarin periodiek wordt gesproken over de uitwerking van het Manifest, de voortgang en gerealiseerde impact. Het landelijk netwerk wordt gecoördineerd vanuit OCW en SZW.
Afgelopen tijd hebben er tal van activiteiten plaatsgevonden vanuit het Manifest en het Werkprogramma. Zo hebben er trainingen plaatsgevonden gericht op studenten en docenten en is er een podcastserie21 ontwikkeld om bewustzijn te creëren en kennis te delen omtrent het thema stagediscriminatie. Ook zijn praktische tools ontwikkeld op basis van focusgroepsgesprekken met studenten, docenten en stagebiedende organisaties en elk jaar vindt er een conferentie plaats waarin partijen samengebracht worden om van elkaar te leren. In de landelijke werkgroep is onlangs besproken hoe er uitvoering gegeven kan worden aan de motie Ergin c.s. Afgesproken is dat in de volgende bijeenkomst partijen uit het mbo worden uitgenodigd om te vertellen over het Stagepact en wordt actief gekeken welke lessen daaruit te halen zijn voor de aanpak gericht op het hoger onderwijs. Ik zal de Kamer eind dit jaar informeren over hoe concreet uitvoering wordt gegeven aan deze motie.
Stagebegeleiding
Verder blijkt uit de metingen dat een deel van de studenten moeite heeft met het vinden van een stageplek. Ook geeft een aanzienlijk deel van de studenten aan dat de begeleiding door de instelling en de voorbereiding vanuit de opleiding beter kan. Deze punten zijn elk zorgelijke constateringen. Het is van belang dat er voldoende stageplekken beschikbaar zijn en dat studenten voldoende begeleiding ontvangen voor en tijdens een stage. We zien bij opleidingen waar veel ruimte is voor persoonlijke aandacht en begeleiding, studenten daar meer tevreden zijn over de begeleiding vanuit de opleiding. Voor studenten blijkt het zeer belangrijk te zijn dat ze zich gesteund voelen door hun opleiding, bij hun zoektocht naar hun stage, maar ook bij ervaringen van discriminatie.22 Een goed voorbeeld van stagebegeleiding is het stagepunt van de Haagse Hogeschool23, waarbij studenten door studenten ondersteund worden bij het vinden van een stageplek. Ik zal daarom met het onderwijsveld verkennen hoe de stagebegeleiding verbeterd kan worden, bijvoorbeeld door meer stagepunten in te richten bij hogescholen en universiteiten. Ik zal de Kamer eind 2024 nader informeren over de resultaten en nader informeren over de invulling van de motie van lid Ergin c.s.24
Praktijkleren
Daarnaast stimuleert de Subsidieregeling praktijkleren werkgevers om praktijkleerplaatsen aan te bieden door hen tegemoet te komen in de investering die begeleiding van studenten vraagt. Ik informeer uw Kamer graag over de rapportages over praktijkleren (bijlage 4). In studiejaar 2022/2023 is de regeling opnieuw veel benut door werkgevers die praktijkleerplaatsen aanbieden aan mbo-, hbo- en wo-studenten. Onlangs is de subsidieregeling verlengd tot en met 2028 en om werkgevers te blijven stimuleren om praktijkleerplaatsen aan te bieden.25
Onderzoek naar stagediscriminatie van studenten met een functiebeperking in het mbo, hbo en wo
Naar aanleiding van de moties Westerveld en Wassenberg26 en Van der Plas en El Yassini27 is onderzoek gedaan naar stagediscriminatie bij studenten met een functiebeperking in het mbo, hbo en wo. Het rapport bevat tevens aanbevelingen. De onderzoekers hebben ook een handreiking28 gemaakt met handvatten, tips en tools voor onderwijsinstellingen en stagebedrijven om stagediscriminatie van studenten met een functiebeperking tegen te gaan.
Omvang en vorm van stagediscriminatie
Uit dit onderzoek blijkt dat gemiddeld ruim 10% van het totale aantal studenten met een functiebeperking in het mbo, hbo en wo aangeeft stagediscriminatie vanwege hun functiebeperking te hebben ervaren. Studenten met een functiebeperking in het mbo geven het vaakst aan dat zij gediscrimineerd worden tijdens de zoektocht naar een stage (15%). In het hbo en wo wordt dit minder ervaren; hiervoor geldt dat respectievelijk 6% en 5% van de studenten met een functiebeperking aangeeft dat zij gediscrimineerd zijn (onder andere) vanwege een functiebeperking. Uit het onderzoek komt naar voren dat stagediscriminatie vaker voorkomt bij studenten met een motorische beperking, een chronische ziekte, psychische aandoening of autisme spectrum stoornis (ASS) dan bij studenten met een andere functiebeperking.
Studenten met een functiebeperking krijgen op verschillende manieren te maken met stagediscriminatie. Het zoeken naar een stageplek duurt voor studenten met een functiebeperking langer. Ook geven studenten aan stagediscriminatie te ervaren vanwege de stage-eisen vanuit de onderwijsinstelling. Zo is het aantal uur dat wekelijks aan de stage moet worden besteed, in verband met hun gezondheidssituatie, niet altijd haalbaar voor studenten met een functiebeperking. Tijdens de stage wordt een gebrek aan faciliteiten, gebrek aan begrip voor de functiebeperking en onvoldoende begeleiding benoemd als belangrijke uitingsvormen van stagediscriminatie. Ten slotte geven studenten aan dat zij tijdens de stage te maken kregen met discriminerend gedrag – onvriendelijke behandeling, pesten, uitsluiting – op de werkvloer van collega’s met wie ze samenwerken.
De onderzoekers merken op dat stagediscriminatie op grond van functiebeperking sneller geaccepteerd wordt dan stagediscriminatie op bijvoorbeeld huidskleur, geaardheid of religie. Een functiebeperking zou een «legitieme reden» zijn om iemand niet aan te nemen voor een stage. Zo worden ontoegankelijke stage-eisen en het ontbreken van kennis, vaardigheden en voorzieningen op de stageplek zelf (bijvoorbeeld het ontbreken van een lift) gebruikt om stagediscriminatie van studenten met een functiebeperking voor zichzelf te verantwoorden. Dit terwijl de wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) het maken van direct en indirect onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte verbiedt. Dit verbod houdt ook in dat wanneer individuele studenten toegankelijkheidsproblemen ervaren bij een stage, bijvoorbeeld vanwege ontoegankelijke stage-eisen of missende kennis en voorzieningen, er een verplichting geldt doeltreffende aanpassingen te verrichten en te zorgen voor algemene toegankelijkheid (tenzij deze een onevenredige belasting vormt).
Aanbevelingen
De onderzoekers doen aanbevelingen aan overheid, overkoepelende instanties, onderwijsprofessionals en werkgevers om deze knelpunten aan te pakken. De aanbevelingen aan de overheid (en overkoepelende instanties) zijn:
1. Stimuleer bewustwording en professionalisering op het gebied van stagediscriminatie van studenten met een functiebeperking bij onderwijsinstellingen en werkgevers. Verspreid relevante informatie en tools en faciliteer (het gebruik van) relevant professionaliseringsaanbod.
2. Stimuleer werkgevers objectief en inclusief te werven (geef daarbij zelf ook het goede voorbeeld). Informeer werkgevers over (financiële) ondersteuningsmogelijkheden voor het begeleiden van studenten met een functiebeperking, wat inclusief werven kan stimuleren.
3. Stimuleer werkgevers om antidiscriminatiebeleid op te zetten. Vraag actief naar hun antidiscriminatiebeleid en bespreek in hoeverre er aandacht is voor antidiscriminatie van studenten met een functiebeperking.
4. Informeer werkgevers over de (financiële) ondersteuningsmogelijkheden vanuit de overheid voor het begeleiden van studenten met een functiebeperking en versimpel het aanvragen van deze voorzieningen.
5. Stimuleer het melden van discriminatie-ervaringen, verspreid goede voorbeelden op het gebied van routekaarten, kaders en meldingssystemen.
Beleidsreactie
Dit onderzoek laat wederom zien dat stagediscriminatie een groot probleem is. Het is onacceptabel dat 15% van de mbo-studenten, 5% van de hbo-studenten en 6% van de wo-studenten met een functiebeperking aangeven stagediscriminatie te ervaren. Dat moet echt veranderen. Het is niet uit te leggen dat een functiebeperking «een legitieme reden» zou zijn om iemand niet aan te nemen voor een stage.
Het onderzoek toont aan dat we met onverminderde energie door moeten gaan met het aanpakken van stagediscriminatie. In de aanpak stagediscriminatie, zoals overeengekomen in het Stagepact MBO29 en in het Manifest en het Werkprogramma in het hbo en wo30 zet ik me daarvoor in samen met een brede coalitie aan partijen in en rondom het onderwijs. Deze aanpak is voor stagediscriminatie op basis van alle gronden, dus ook voor studenten met een functiebeperking. De aanbevelingen van de onderzoekers sluiten aan bij de aanpak stagediscriminatie. Onderdeel van de aanpak in het mbo, hbo en wo is bijvoorbeeld het inrichten van laagdrempelige meldpunten stagediscriminatie op de onderwijsinstellingen, het verder professionaliseren van stagebegeleiders en docenten op het gebied van stagediscriminatie, het stimuleren van objectief werven en selecteren bij werkgevers en het informeren en stimuleren van werkgevers om een inclusieve organisatie te zijn voor stagiairs en om stagediscriminatie te voorkomen.
In het hbo en wo heeft ECHO in de uitvoering van het Werkprogramma tegengaan stagediscriminatie expliciet aandacht voor studenten met een functiebeperking en wordt ingegaan op hoe het onderwijs en stageorganisaties er beter voor kunnen zorgen dat deze studenten net zoveel kansen hebben op toegang tot en het goed kunnen uitvoeren van een stage als andere studenten. In het mbo werk ik, aanvullend op de aanpak stagediscriminatie, samen met een groot aantal partners in het kader van de Verbeteragenda passend onderwijs mbo aan het verbeteren van de begeleiding van studenten met een extra ondersteuningsbehoefte bij de stage en de eerste stappen naar de arbeidsmarkt. In reactie op de behoefte aan meer kennis en expertise van het begeleiden van jongeren met een extra ondersteuningsbehoefte bij de BPV wordt een opleiding «Begeleiding bij de BPV en de eerste stappen naar de arbeidsmarkt» ontwikkeld voor onderwijsprofessionals in het mbo.31
De aanbevelingen in het rapport zijn verder geoperationaliseerd in een handreiking voor onderwijsinstellingen en stagebedrijven. Deze handreiking zal ik actief onder de aandacht brengen bij de partners van de aanpak stagediscriminatie en hun achterban in het mbo, hbo en wo. Met hen zal ik ook de uitkomsten en aanbevelingen uit dit onderzoek bespreken en waar nodig acties aanscherpen om stagediscriminatie van studenten met een functiebeperking tegen te gaan.
Ten slotte
Iedere student verdient een leerzame, veilige en goede stage, met uitstekende randvoorwaarden. Die eerste kennismaking van de student met de arbeidsmarkt moet een positieve zijn. Dat gun ik iedere student. Daarom heb ik vanaf het begin van mijn ministerschap mij ingezet voor het verbeteren van de stages. Met het vaststellen van het Stagepact MBO en Manifest in het hbo en wo liggen er hele concrete afspraken om stages beter te maken. Samen met alle betrokken partijen zetten we in op betere begeleiding, terugdringen van stagetekorten, het bieden van een passende stagevergoeding en het tegengaan van stagediscriminatie. En dat kan alleen met al die partijen samen. Het zijn namelijk al die onderwijsinstellingen en leerbedrijven die het verschil in de praktijk moeten maken. Ik zie dat alle betrokken partijen zich hiervoor inzetten. De in deze brief getoonde onderzoeken tonen echter ook aan dat we er nog lang niet zijn. Gezien de complexiteit van de opgave was dat te verwachten, maar vraagt des te meer dat we hier met elkaar en met volle energie mee door gaan.
We blijven het effect van onze inzet monitoren en de aanpak bijsturen waar nodig. Zo heeft uw Kamer mij via de motie van de leden Stultiens en Ergin32 verzocht om de invoering van een minimale stagevergoeding te onderzoeken. Mijn streven is om dit onderzoek eind 2024 aan uw Kamer aan te bieden. Tevens zal ik de Kamer dan informeren over de motie Ergin c.s.33, die verzoekt om elementen van het Stagepact MBO ook voor het hbo en wo toe te passen. Voor de zomer ontvangt uw Kamer ook een separate beleidsreactie op het rapport «een klemmend beroep» van de Onderwijsraad34. Daarnaast zal ik uw Kamer jaarlijks informeren over de vorderingen van het Stagepact MBO. De eerste rapportage ontvangt uw Kamer voor de zomer en bovenstaande onderzoeken geven waardevolle inzichten voor de monitoring.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
Manifest ondertekend om stagediscriminatie tegen te gaan | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl.
Zie bijlage en publicatie op MinSZW | Directie UAW – Onderzoeksrapporten – Onderzoeksrapporten (uitvoeringarbeidsvoorwaardenwetgeving.nl)).
Bij deze cijfers is gekeken naar de studenten met een bpv-overeenkomst omdat we daarvan zeker weten dat zij een leerwerkplek hebben.
Dit betreft niet-internationale voltijdstudenten, en alleen studenten met inkomsten uit stage.
Brief aan decentrale partijen over passende stagevergoeding | Stichting van de Arbeid (stvda.nl).
Manifest ondertekend om stagediscriminatie tegen te gaan | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl.
Staatscourant 2023, 29568 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl).
De handreiking is onder andere geplaatst op de website: Aanpak Stagediscriminatie voor mbo-scholen | Rapport | Rijksoverheid.nl.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31524-605.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.