31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 1075 BRIEF VAN DE ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 oktober 2023

Tijdens de coronacrisis leefden er zorgen over stagetekorten voor studenten. Mijn voorganger heeft eind 20211 aan uw Kamer toegezegd om de stagetekorten in het hoger onderwijs inzichtelijk te maken. In opdracht van OCW voert het onderzoeksbureau ResearchNed een onderzoek uit naar de stagetekorten, waarbij er drie verschillende meetmomenten zijn. Begin dit jaar heb ik het eerste tussenrapport over de stagetekorten met uw Kamer gedeeld.2 Hierbij bied ik u het tweede tussenrapport en het bijhorende factsheet van ResearchNed aan.

Resultaten onderzoek

Voor de tweede meting zijn hbo-studenten uit alle leerjaren bevraagd over stagetekorten en -begeleiding. Daarnaast zijn er naar aanleiding van de motie van de leden Van Baarle en Westerveld3 vragen gesteld over stagevergoedingen. Aanvullend op het eerste onderzoek zijn voor deze tweede rapportage ook interviews gehouden met deskundigen en vertegenwoordigers van onderwijsinstellingen en werkgevers. Dit met het doel om meer kwalitatieve informatie te verzamelen over mogelijke knelpunten en oplossingsrichtingen omtrent de stagetekorten en -begeleiding. Hierbij is gekozen voor vier opleidingsrichtingen: onderwijs, gezondheidszorg, techniek en rechten.

In zijn algemeenheid wijst dit onderzoek erop dat het overgrote deel van de studenten tijdig een stageplaats weet te bemachtigen. Ongeveer 2% van alle respondenten geeft aan dat zij geen stageplek heeft gevonden op het moment van het invullen van de vragenlijst. Eenzelfde percentage van alle respondenten verwacht studievertraging op te lopen doordat zij geen of te laat een stageplek hebben gevonden. Specifiek voor de technieksector geldt dat er in sommige gevallen stageplekken van werkgevers onvervuld blijven. In de zorg komt het in sommige gevallen voor dat werkgevers liever een stageplek bieden aan een ouderejaarsstagiair, omdat zij zelfstandiger kunnen werken.

Ongeveer 29% van de respondenten geeft aan dat het vinden van een stageplek veel moeite kost. Respondenten die aangeven dat ze (enige) moeite hadden met het vinden van een stageplek beschouwen het aanbod van en de (fysieke) bereikbaarheid van stagebedrijven als grote knelpunten. Met name respondenten die een opleiding volgen in de richtingen gezondheidszorg, recht en gedrag & maatschappij geven aan meer moeite te hebben bij het vinden van een stageplaats. Hetzelfde geldt voor vrouwelijke studenten en studenten met een migratieachtergrond. Ook weten studenten en stagebedrijven elkaar nog niet altijd goed te vinden. Studenten zijn niet altijd bekend met bredere stagemogelijkheden, terwijl bedrijven niet altijd weten dat studenten met een andere studierichting mogelijk ook interessant zijn voor een stageplek.

De overgrote meerderheid van respondenten is in algemene zin positief over hun stage. Studenten vinden hun stageplek interessant (87%) en leerzaam (90%) en zijn van mening dat de stage een goed beeld geeft van de beroepspraktijk. Net als bij de eerste meting waren studenten minder tevreden over begeleiding door de hogeschool tijdens de stage (46% is tevreden) en de voorbereiding op de stage door de opleiding (41%). Uit de interviews komt naar voren dat vanwege de krapte op de arbeidsmarkt er minder begeleidingstijd beschikbaar is vanuit het stagebedrijf. Volgens de geïnterviewden kan onder meer intensiever contact tussen de opleiding en het werkveld en betere communicatie over en weer bijdragen aan een betere aansluiting van het onderwijs met de arbeidsmarkt.

De meerderheid van de studenten ontvangt een stagevergoeding. Gemiddeld gaat het dan om een stagevergoeding van € 342 per maand. Het ontvangen van een stagevergoeding is niet binnen alle sectoren gebruikelijk. Studenten die een economie- of een techniek- & ICT-opleiding volgen, ontvangen bijna altijd een stagevergoeding, terwijl voor onderwijsstudenten geldt dat ongeveer een op de vijf studenten een stagevergoeding ontvangt.

Reactie

Het volgen van een stage is in het vervolgonderwijs een belangrijk onderdeel van het curriculum en is essentieel om studenten in aanraking te laten komen met de beroepspraktijk en zich daar goed op voor te kunnen bereiden. Het is positief dat uit beide tussenrapporten blijkt dat er voor hbo-studenten geen sprake is van significante stagetekorten. Afgelopen zomer heb ik met de voortgangsrapportage Nationaal Programma Onderwijs (NPO) de Kamer al geïnformeerd over de stagetekorten in het mbo4. De stagetekorten in het mbo zijn van 22.000 in 2020 naar onder de 1.500 in maart van dit jaar gezakt.

Wat ik wel zorgelijk vind is dat nog niet alle studenten makkelijk een stageplek vinden. Het is van groot belang dat studenten tijdig een stageplek kunnen vinden en dat studenten die ondersteuning en begeleiding behoeven bij het zoeken naar een stageplek deze ook ontvangen. Hogescholen kunnen de financiële middelen die zij hebben ontvangen voor het NPO benutten om studenten beter te begeleiden naar een stageplek. Daarnaast wil ik nader verkennen of er aanvullende afspraken nodig zijn voor betere stagebegeleiding.

Ik vind het positief dat het onderwijs- en werkveld meer met elkaar samenwerken en gezamenlijke oplossingen zoeken voor ervaren knelpunten. Deze samenwerking zie ik als onmisbaar met het oog op een goede aansluiting van het onderwijs met de arbeidsmarkt en stages. Een goed voorbeeld hiervan is «Samen Opleiden en Professionaliseren» (SO&P) van de onderwijssector.

Ik vind het bijzonder zorgwekkend dat blijkt dat met name studenten met een migratieachtergrond en vrouwelijke studenten vaker moeite ervaren met het vinden van een stageplek. Een klein deel van de respondenten beschouwt discriminatie als knelpunt bij het vinden van een stageplek. Helaas is daarmee toch voor veel studenten stagediscriminatie nog dagelijkse realiteit. Daarom hebben hogescholen, universiteiten, de ministeries van OCW en SZW, studentenorganisaties en werkgevers vorig jaar een manifest ondertekend om stagediscriminatie aan te pakken. Studenten moeten op zo’n manier worden begeleid dat iedereen een gelijke kans heeft op een stageplek.

Tenslotte vind ik het van groot belang dat studenten die een stage volgen een passende stagevergoeding ontvangen. Ik roep daarom de sociale partners van alle sectoren op om cao-afspraken te maken over stagevergoedingen. Uit het tussenrapport blijkt dat met name onderwijsstagiairs meestal geen vergoeding ontvangen. Ik vind dat een zorgelijke ontwikkeling. Zeker in een tijd met grote personeelstekorten, horen alle onderwijsstagiairs gewaardeerd te worden. Ik ben daarom verheugd dat in het cao-akkoord van zowel het mbo als het hbo afspraken zijn opgenomen over stagevergoedingen voor studenten die een stage lopen bij een mbo- of hbo-instelling. Ook geldt dat in sommige regio’s de werkgevers in het funderend onderwijs het goede voorbeeld geven door stagiairs te voorzien van een stagevergoeding. Onlangs hebben de sociale partners in het primair en voorgezet onderwijs een cao-akkoord gesloten met daarin de afspraak dat zij gaan onderzoeken hoe een stageregeling ingericht en gefinancierd zou kunnen worden. Ik ga ervan uit dat de sociale partners op korte termijn hun bevindingen van dit onderzoek zullen delen en zij passende acties zullen verbinden aan dit onderzoek. Naast onderwijsstudenten ontvangen ook veel zorgstudenten geen vergoeding voor hun stagewerkzaamheden. Ook in deze sector geldt dat er ruimte voor verbetering is.

Met het stagepact mbo heb ik reeds afspraken gemaakt met het onderwijs- en werkveld over stagevergoedingen. In lijn met de motie van de leden Van Baarle en Westerveld5, wil ik de komende tijd verkennen hoe we ook voor het hoger onderwijs kunnen werken aan het maken van afspraken met het onderwijs- en werkveld omtrent stagevergoedingen. Het blijft belangrijk om een goed beeld te hebben over stagevergoedingen die worden betaald. Daarom werk ik samen met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) aan een nieuwe monitor om de stagevergoedingen van mbo-, hbo- en wo-studenten jaarlijks in kaart te brengen. Daarnaast zal ik in samenwerking met het Ministerie van SZW jaarlijks onderzoeken of in de cao’s afspraken zijn opgenomen over stagevergoedingen.

Ik streef ernaar om uw Kamer begin 2024 nader te informeren over het derde en laatste rapport van ResearchNed over stagetekorten en -vergoedingen. Omdat ik ook een beter beeld wil hebben over het wo, zal voor dit rapport de onderzoekscope worden uitgebreid met wo-studenten. Daarnaast streef ik ernaar om gelijktijdig uw Kamer te informeren over het onderzoek van SZW naar de cao-afspraken, de CBS-monitor over stagevergoedingen en mijn inzet voor het maken van afspraken omtrent stagevergoedingen en mogelijk tevens over stagebegeleiding (op basis van de inzichten uit de derde en laatste meting van ResearchNed).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Handelingen II 2022/23, nr. 24, item 12

X Noot
2

Kamerstuk 31 288, nr. 1023

X Noot
3

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 118

X Noot
4

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 226

X Noot
5

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 118

Naar boven