31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 589 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 13 juni 2024

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de brief van 2 april 2024 over staatsexamen voortgezet onderwijs en normeringcentrale examens (Kamerstuk 31 289, nr. 585).

De vragen en opmerkingen zijn op 24 april 2024 aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs voorgelegd. Bij brief van 13 juni 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen

Adjunct-griffier van de commissie, Arends

Inhoud

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

4

 

Inbreng van de leden van de NSC-fractie

5

 

Inbreng van de leden van de D66-fractie

6

 

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

6

     

II

Reactie van de bewindspersoon

6

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

Voortgang verbeteragenda staatsexamens vo

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse de brief gelezen over het staatsexamen voortgezet onderwijs. Al jaren kaarten deze leden aan dat dit stelsel verbeterd moet worden. In 2021 heeft toenmalig onderwijsminister Slob een verbeteragenda staatsexamen vo1 opgezet. De leden vinden het teleurstellend om te lezen waar deze agenda nu staat, inmiddels drie jaar later. In de brief lezen zij dat eind 2024 pas een uitspraak kan worden gedaan over de maatregelen waarvan het wenselijk is om deze uit te voeren, wanneer deze maatregelen uitgevoerd kunnen worden en hoe deze bekostigd kunnen worden. Daarna moet er een stappenplan komen om verbeteringen aan het staatsexamenproces te realiseren.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn benieuwd wat er dan de afgelopen drie jaar is gebeurd als nu na drie jaar nog geen concrete verbetering is ingezet. Hoeveel vertraging heeft de verbeteragenda opgelopen en waarom? Hoe beoordeelt de Minister zelf de voortgang van de verbeteragenda? Om beter een vinger aan de pols te kunnen houden zouden deze leden in de beantwoording graag een overzicht willen krijgen per punt op de verbeteragenda met wat er al gedaan is, wat er nog moet gebeuren, binnen welke tijdlijn dit wordt verwacht en wanneer de doelen behaald zullen zijn. Zij lezen dat de wens is om de komende vijf jaar tot een uitvoering van de verbeteragenda te komen. Waarom wordt daar opnieuw vijf jaar de tijd voor genomen? Is er een mogelijkheid waarop de verbeteragenda versneld kan worden?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ook benieuwd naar hoe het staat met de uitvoering van de motie van het lid Westerveld over herkansingen voor certificatiekandidaten2? In de voortgangsrapportage over de verbeteragenda staatsexamens lezen deze leden wel een inventarisatie over deelcertificaatkandidaten in het vso3, maar geen uitleg wat de afgelopen jaren is gebeurd om te kijken naar de mogelijkheden voor een herkansing voor de leerlingen voor wie het certificaat noodzakelijk is voor de vervolgopleiding (zoals de motie vraagt). Kan de Minister hierop ingaan?

Tijdelijke oplossing 2025 eerder inzage in CE4-resultaten

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben gelezen met welke tijdelijke oplossing de Minister komt voor 2025 om ervoor te zorgen dat staatsexamenkandidaten eerder inzicht krijgen in het resultaat dat zij hebben gehaald voor het centrale eindexamen. Ook deze leden pleiten hier al jaren voor en hebben dit diverse keren benoemd in debatten en moties hierover gesteund. De Minister komt nu met een tijdelijke oplossing voor 2025. Betekent dit dat zij denkt dat het vanaf 2026 wél structureel geregeld zal zijn? Zo ja, waar baseert zij dit op? Welke oplossing denkt zij vanaf 2026 te hebben? De leden lezen dat het in de voorgestelde tijdelijke oplossing voor kandidaten mogelijk wordt om vier dagen na de bekendmaking van de N-termen5 inzicht te krijgen in het behaalde CE-resultaat. Kan de Minister uitleggen waar deze vier dagen vandaan komen? Waarom specifiek vier? Zij lezen ook dat met deze tijdelijke oplossing 80 tot 85% van de kandidaten vier dagen na de bekendmaking van de N-termen inzicht kunnen krijgen in het behaalde CE-resultaat. Waar komt die 80 tot 85% vandaan? Hoe is dat berekend? Gaat het hier om een specifieke groep leerlingen of is het een willekeurige groep? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het percentage oploopt tot 95% van de kandidaten in zeven dagen na bekendmaking van de N-termen. Waar komt die 95% vandaan? Welke leerlingen vallen onder die 95%? En waarom is het niet mogelijk om die resterende 5% van de leerlingen een uitslag te bieden? Is dat een specifieke groep leerlingen?

De leden van de GroenLinks-PvdA fractie vragen ook of de tijdelijke oplossing is voorgelegd aan (een vertegenwoordiging van) de leerlingen in kwestie. Hoe kijken de leerlingen zelf naar het dilemma dat de Minister voorlegt? Ook zijn deze leden benieuwd of de inzet die gepleegd moet worden om deze tijdelijke oplossing voor elkaar te krijgen ten koste gaat van het uitvoeren/versnellen van de verbeteragenda.

Gesprekronde examineren in het vso en onderzoek examenvoorzieningen

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat er gesprekrondes zijn gevoerd over het examineren in het vso en dat deze gespreksrondes in 2024 ook doorgaan. Deze leden vragen hoe deze gesprekken zich verhouden tot het «belevingsonderzoek examineren vso-leerlingen6» dat in 2021 (na aanname van de motie van het lid Westerveld7) al is uitgevoerd? Zij lezen dat na de tweede gespreksronde in 2024 ook nog een onderzoek door Oberon zal worden uitgevoerd naar de doelgroepen van de drie examenvoorzieningen: regulier vo, vavo8 en het staatsexamen. Het valt de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie op dat er heel veel onderzoek wordt gedaan, maar tot op heden weinig concrete zaken zijn veranderd als het gaat over examineren in het vso. Kan de Minister hierop reflecteren en hierin meenemen of opnieuw een onderzoek nodig is? Zeker als weer eerst gewacht moet worden op het opleveren van het onderzoek, tot er echt concrete maatregelen genomen worden. Wanneer begint de Minister met het regelen van concrete aanpassingen?

Normering centrale examens voortgezet onderwijs 2024 en verder

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Minister schrijft dat het College voor Toetsen en Examens (hierna: CvTE) samen met Stichting Cito de normeringssystematiek voor de centrale examens heeft doorontwikkeld. Nu hebben deze leden tevens het Jaarverslag van het College voor Toetsen en Examens 20239 kunnen lezen en daar wordt in 2023 bij de centrale examens een slagingspercentage genoemd van 72% in het regulier voortgezet onderwijs. Is dit relatief lage percentage in vergelijking met 2021 in verband te brengen met de afschaffing van de extra herkansing die was ingevoerd in verband met corona? In hoeverre meent de Minister dat een verminderde onderwijskwaliteit zichtbaar wordt in lagere slagingspercentages in het voortgezet onderwijs? Hoe verklaart de Minister dat de problematische onderwijskwaliteit waarover de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) al een aantal jaren op een rij haar zorgen uit, nauwelijks zichtbaar wordt in de slagingspercentages? Is het slechts loos alarm van de inspectie? Of verdwijnen de leerlingen die hun basisvaardigheden onvoldoende beheersen, in toenemende mate zonder deelname aan de examens uit het onderwijs doordat zij voortijdig de school verlaten? Of laten scholen hen meer dan vroeger doubleren, zodat ze meer tijd krijgen om hun basisvaardigheden op orde te brengen? In hoeverre legt de normeringssystematiek de algemene achteruitgang in de onderwijskwaliteit zoals deze zich voordoet over de hele linie bloot?

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief staatsexamen voortgezet onderwijs en de normering centrale examens 2024.

Voortgang van de verbeteragenda staatsexamens vo

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de ingezette verbeteragenda staatsexamens vo. Deze leden vragen nog hoe hoog de geldelijke vergoeding voor examinatoren nu gemiddeld is, wat daarmee de kosten per afgenomen examen zijn en of ook gebruik wordt gemaakt van tussenpartijen door het CvTE. Zij lezen dat het momenteel voorkomt dat kandidaten slechts twee weken van tevoren te horen krijgen wanneer en waar het examen plaatsvindt. De leden van de VVD-fractie zouden graag van de Minister horen waarom dit zo kort dag gebeurt. Daarnaast zouden deze leden graag horen welk pakket aan maatregelen momenteel onderzocht wordt door het CvTE en zouden zij specifiek geïnformeerd willen worden welke maatregelen onderzocht worden om te voorkomen dat kandidaten pas twee weken voor het examen op de hoogte worden gesteld van een examendatum en -plaats.

Gespreksronde examineren in het vso en onderzoek examenvoorzieningen

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het doel om leerlingen, als dit mogelijk is, deel te laten nemen aan de reguliere examencyclus. Deze leden zijn van mening dat dit past in het streven naar inclusief onderwijs en gelijke behandeling van leerlingen in het speciaal onderwijs. Tegelijkertijd zien zij ook het belang van de mogelijkheid tot deelname aan staatsexamens voor deze groep. Heeft de Minister in beeld voor hoeveel leerlingen uit het speciaal onderwijs reguliere examinering werkbaar zou kunnen zijn?

Normering centrale examens voortgezet onderwijs 2024 en verder

De leden van de VVD-fractie zijn kritisch op het besluit van het CvTE om de prestatie-eis nog niet op hetzelfde niveau te leggen als voor corona. Deze leden constateren dat dit zich moeilijk verhoudt tot de reguliere centrale examinering in het voortgezet onderwijs, waar maatregelen vanwege corona niet meer gelden. Hoe kijkt de Minister ernaar? Hoe borgt zij dat een diploma verkregen via staatsexamens dezelfde waarde behoudt als de diploma verkregen via de reguliere route?

Inbreng van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie constateren dat vrijwel alle voorgestelde maatregelen resulteren in het uitvoeren van allerhande onderzoeken en impactanalyses. Deze leden maken zich hierdoor zorgen over de uitvoeringssnelheid van deze hoognodige aanpassingen aan de staatsexamens. Waarom wil de Minister na meerdere succesvolle pilots, zoals het toekennen van een grotere rol aan de vso-scholen bij examinering en de mogelijkheid tot schriftelijke staatsexamens, vaak eerst geruime tijd wachten op allerlei vervolgonderzoeken? Is er geen mogelijkheid om de meeste vervolgonderzoeken al af te ronden voor de zomer, zodat sommige aanpassingen al (deels) komend schooljaar kunnen worden ingevoerd? Welke concrete informatie ontbreekt volgens de Minister nog, waardoor langdurig onderzoek nodig is?

De leden van de NSC-fractie vragen of bij het vervolgonderzoek naar de mogelijkheden tot schriftelijke staatsexamens ook rekening wordt gehouden met de verschillende vaardigheden die nodig zijn voor beide vormen van examinering en of deze benodigde vaardigheden aansluiten bij de doelgroep.

De leden van de NSC-fractie vragen welke vakinformatie precies wordt herzien voor de versterking van de aansluiting van de vso-leerlingen en wat de omvang van deze verandering is.

De leden van de NSC-fractie zijn benieuwd naar de verschillen in het slagingspercentage van vso-leerlingen en overige kandidaten bij staatsexamens. Kan de Minister hier meer cijfers over sturen, voor zowel diploma’s als certificaten en daarbij ook mogelijke factoren toelichten die een rol spelen bij deze mogelijke verschillen?

De leden van de NSC-fractie lezen dat er een duidelijk verschil zit in de achterliggende motivatie van vso-kandidaten en van overige kandidaten. Deze leden vragen hoe de Minister dit verschil in achterliggende motivatie duidt en of zij hierdoor van plan is om bepaalde wijzigingen door te voeren.

De leden van de NSC-fractie lezen dat er wordt gekeken naar het verder flexibiliseren van het staatsexamen door het op meerdere momenten af te nemen. Deze leden begrijpen en onderschrijven dit belang voor bijvoorbeeld vso-leerlingen. Echter vragen zij wel hoe de Minister de mogelijkheid tot het uitlekken van examenvragen zo veel mogelijk wil voorkomen.

De leden van de NSC-fractie lezen dat zowel het CvTE als DUO een impactanalyse uit gaat voeren naar de uitvoerbaarheid, maakbaarheid en haalbaarheid van de maatregelen waarvan het de wens is om deze de komende vijf jaar tot uitvoering te brengen. Deze leden vragen welke maatregelen dit concreet bevat, welke dit concreet niet bevat en de redenen waarom die maatregel wel of niet is meegenomen.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief met betrekking tot de staatsexamens en de normering van de centrale examens. Deze leden kijken ernaar uit om over dit onderwerp van gedachten te wisselen met de Minister bij het commissiedebat passend onderwijs en hebben daarom op dit moment geen aanvullende vragen.

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over het staatsexamen voortgezet onderwijs en normering centrale examens 2024. Deze leden hebben hier enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de BBB-fractie zien de waarde van het drietal projecten dat is uitgevoerd om te zorgen dat het staatsexamen beter aansluit bij de wensen van de vso-doelgroep, zoals de pilot waarbij vso-scholen een grotere rol speelden in de examinering van hun eigen leerlingen bij het staatsexamen. Deze leden zien ook waarde in de uitkomsten, namelijk het herzien van vakinformatie zodat het aantrekkelijker en beter leesbaar wordt en hierdoor de informatiepositie van kandidaten, ouders en scholen verbetert.

Uiteraard kijken de leden van de BBB-fractie wel met zorg naar de uitvoeringsconsequenties. Deze leden hechten dus veel belang aan de impactanalyse door het CvTE en DUO zodat de uitvoerbaarheid, maakbaarheid en haalbaarheid van de maatregelen goed in kaart worden gebracht. In deze impactanalyses worden enkel de maatregelen meegenomen waarvan het de wens is om deze de komende vijf jaar tot uitvoering te brengen. Kan een nadere toelichting worden gegeven over de inhoud van de maatregelen?

De leden van de BBB-fractie lezen daarnaast over de tijdelijke oplossing 2025 eerder inzage in CE-resultaten waardoor staatsexamenkandidaten sneller hun resultaat weten. Deze leden lezen dat er extra correctiedagen worden georganiseerd, de (thuiswerk)vergoeding van correctoren voor CE’s van staatsexamens de komende jaren verhoogd wordt (totdat de structurele oplossing is ingevoerd) en de vakbevoegde vso-docenten gevraagd worden om het werk van de eigen vso-leerlingen te corrigeren, voordat het naar de tweede corrector wordt verstuurd. De leden vragen wat de financiële en operationele impact is van deze tijdelijke maatregel.

De leden van de fractie van BBB-fractie herkennen het dilemma dat de tijdelijke oplossing oplevert, omdat niet alle kandidaten bediend kunnen worden. Om de tijdelijke maatregel tijdig te realiseren moet het CvTE en DUO voor september van dit jaar helderheid worden geboden. Voor die tijd gaan deze leden hier graag met de Minister over in gesprek.

II Reactie van de bewindspersoon

Ik dank de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor hun inbreng en de gestelde vragen. Hieronder ga ik thematisch in op de vragen. De thema’s zijn:

  • 1. voortgang verbeteragenda;

  • 2. tijdelijke oplossing eerder bekend maken resultaten;

  • 3. gespreksronde examineren in het vso;

  • 4. normering;

  • 5. herkansing deelcertificaatkandidaten;

  • 6. kosten staatsexamens;

  • 7. slagingspercentages.

Onder het laatste thema vallen de onderwerpen herkansing certificaat-kandidaten, kosten van het staatsexamen, en slagingspercentages. Op een enkel punt zijn de reacties op bijna gelijkluidende vragen van de leden van de verschillende fracties samengevoegd of is er verwezen naar de beantwoording van soortgelijke vragen. Gelet op de complexiteit van de vragen en antwoorden kan, indien uw Kamer dit wenst, door het College voor Toetsen en Examens (hierna: CvTE) een technische briefing worden georganiseerd.

Thema 1. Voortgang verbeteragenda

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen wat er de afgelopen drie jaar is gebeurd met het staatsexamen als op het moment van schrijven nog geen concrete verbetering is ingezet. Aanvullend hierop vragen zij hoeveel vertraging de verbeteragenda heeft opgelopen en waarom. Daarnaast willen zij weten hoe ik de voortgang van de verbeteragenda beoordeel.

In 2021 is geconcludeerd dat het noodzakelijk is dat de staatsexamenorganisatie geoptimaliseerd wordt en dat het staatsexamen als examenvoorziening voor het voortgezet speciaal onderwijs (hierna: vso) opnieuw tegen het licht gehouden wordt. Aanleiding hiervoor waren het groeiende aantal staatsexamenkandidaten en de complexiteit die dat met zich meebrengt voor de organisatie. Voor het optimaliseren van het staatsexamen is de verbeteragenda staatsexamens voortgezet onderwijs (2022–2024) (hierna: verbeteragenda) opgesteld, waarin doelen zijn gesteld voor de korte en middellange termijn.10 Vanuit de verbeteragenda zijn inmiddels verschillende verbeteringen aangebracht aan de staatsexamenorganisatie. Zo is het voor kandidaten mogelijk om een vertrouwenspersoon mee te nemen naar het examen en zijn meer verschillende en ondersteunende brochures en informatiefilmpjes beschikbaar gesteld. De meer complexe veranderingen, zoals het eventueel aanpassen van de jaarplanning van de staatsexamens of de inzet van de eigen vso-docenten voor de afnames van de staatsexamens voor leerlingen op de eigen school, vroegen eerst nader onderzoek. Eind vorig jaar zijn deze onderzoeken opgeleverd, waarna mogelijke verbetermaatregelen zijn voorgesteld voor de staatsexamenorganisatie. Dit spectrum aan mogelijke maatregelen is voorgelegd aan het veld en momenteel wordt via een impactanalyse bij zowel het CvTE en DUO bepaald wat de impact is van deze verbetermaatregelen op de uitvoering. Op basis daarvan kunnen tegen het eind van het jaar uitspraken worden gedaan op welke wijze de staatsexamenorganisatie de komende jaren wordt aangepast.

De wens om zo snel mogelijk verbeteringen aan te brengen aan de staatsexamenorganisatie is begrijpelijk en wordt door mij en de examenketen gedeeld. Ook snappen wij de frustratie over de tijd die het kost om sommige verbeteringen door te voeren. Waar mogelijk worden verbeteringen direct doorgevoerd zoals aanpassingen waarbij bestaande systemen en processen niet aangepast hoeven te worden zoals het verbeteren van de informatievoorziening richting kandidaten en scholen of extra maatregelen om voldoende examinatoren te werven. Tegelijkertijd vind ik het van belang dat dit op een betrouwbare manier en in goede afstemming met de sectororganisaties gebeurt. In veel gevallen vragen veranderingen aan de staatsexamenorganisatie niet alleen aanpassingen van systemen en processen en vergt het extra personele capaciteit, maar vragen deze veranderingen ook aanpassingen van kandidaten en scholen. Dat kost tijd. Naast het uitvoeren van de verbeteragenda hebben de afgelopen jaren jaarlijks meer dan 6500 kandidaten het staatsexamen afgelegd. Dat is jaarlijks een grote opgave, zeker omdat het vinden van examinatoren voor staatsexamens in tijden van lerarentekorten niet vanzelfsprekend is en de staatsexamenorganisatie toenemend onder druk staat. De examenketen spant zich ervoor in om voor het einde van het jaar de eindrapportage op te leveren waarin een verbeterplan is opgenomen voor de komende jaren. Ik vind het van belang dat de examenketen de komende tijd de ruimte blijft houden om alle kandidaten te kunnen examineren en tegelijkertijd integraal te werken aan het optimaliseren van de staatsexamenorganisatie.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie verzoeken mij een overzicht te verstrekken waarin per punt op de verbeteragenda is toegelicht wat er al gedaan is, wat er nog moet gebeuren, binnen welke tijdlijn dit wordt verwacht en wanneer de doelen behaald zijn.

De verbeteragenda is onderverdeeld in drie actielijnen: 1) flexibiliseren van het staatsexamensysteem, 2) versterken van de aansluiting van het staatsexamen op de vso-doelgroep, en 3) in beeld brengen van de uitvoeringsconsequenties voor de examenketen. Onder actielijn 1 en actielijn 2 zijn verschillende onderzoeksprojecten en pilots uitgevoerd. Op basis daarvan zijn verbetermaatregelen voorgesteld waarvan momenteel de impact wordt bepaald (actielijn 3). In de Kamerbrief over het staatsexamen11 die ik uw Kamer onlangs heb toegestuurd is per actielijn uiteengezet welke onderzoeksprojecten en pilots er zijn gedaan en wat de belangrijkste uitkomsten waren. Een uitgebreidere toelichting is terug te vinden in de voortgangsrapportage van de verbeteragenda.12 Uit de onderzoeksprojecten en pilots is onder meer gebleken dat op sommige terreinen nadere uitwerking nodig is, zodat concrete verbetermaatregelen gevormd kunnen worden. Dit komt bijvoorbeeld doordat de pilots kleinschalig waren en de uitkomsten niet gemakkelijk breed ingevoerd kunnen worden. In de eindrapportage wordt in beeld gebracht op welke termijn de verschillende verbeteringen aan de staatsexamenorganisatie kunnen worden doorgevoerd. Ik verwacht deze eindrapportage eind 2024 naar uw Kamer te sturen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen waarom ik ervoor kies om vijf jaar de tijd te nemen voor uitvoering van de verbeteragenda staatsexamens, en of er een mogelijkheid is dit te versnellen.

Een groot deel van de verbetermaatregelen die voortkomen uit de onderzoeksprojecten en pilots uit de verbeteragenda vragen om grootschalige aanpassingen van de staatsexamenorganisatie. Om deze maatregelen tot uitvoering te brengen is tijd nodig voor onder andere het aanpassen van de systemen en werkwijzen binnen de uitvoering. Daarnaast vraagt een deel van de verbetermaatregelen ook aanpassingen van (individuele) kandidaten, staatsexamenbetrokkenen en/of scholen. Mocht het bijvoorbeeld kansrijk blijken om de jaarplanning van de staatsexamens aan te passen, dan vraagt dit van de uitvoering om meer inzet van examenbetrokkenen en dat de systemen worden aangepast, maar ook van vso-scholen dat zij hun lesprogramma’s aanpassen zodat leerlingen eventueel al eerder in het jaar het college-examen kunnen afleggen indien zij dat wenselijk vinden. Daarnaast hangen de verschillende verbetermaatregelen ook met elkaar samen, waardoor een getrapte invoering van de verschillende maatregelen het meest passend is. Om die reden wordt de komende vijf jaar ingezet om het eerste deel van de maatregelen uit de verbeteragenda uit te voeren. Ik zie geen mogelijkheid om versnellingen aan te brengen aan de uitvoering van de verbeteragenda. Dit heeft immers tot gevolg dat de basiskwaliteit die binnen het staatsexamen geleverd wordt, niet kan worden gegarandeerd en dat acht ik zeer onwenselijk.

De leden van de VVD-fractie willen weten waarom het voorkomt dat staatsexamenkandidaten slechts twee weken van tevoren te horen krijgen wanneer en waar hun (college-) examen plaatsvindt. Zij vragen welke maatregelen onderzocht worden om dit te voorkomen. Daarnaast zijn zij benieuwd naar het overige pakket aan maatregelen om het staatsexamen te verbeteren dat momenteel wordt onderzocht door het CvTE.

De planning van de college-examens is een enorme puzzel. Alle kandidaten, die over het hele land verspreid zijn, allemaal een eigen rooster hebben en uniek maatwerk vragen, worden gekoppeld aan mensen die tijd vrij maken – veelal in hun eigen vakantie – om bij het staatsexamen betrokken te zijn. Er wordt in de planning van de college-examens veel aandacht besteed aan het juist inroosteren van de kandidaten en examinatoren waardoor de roosters steeds in beweging zijn en geoptimaliseerd worden. Er wordt hiervoor gebruikgemaakt van een door DUO ontwikkeld geavanceerd systeem voor roosteren en indelen van examinatoren en kandidaten. Een substantieel deel van de kandidaten trekt zich op een laat moment nog terug van het examen en het verwerken van deze en andere wijzigingen vraagt ook weer aanpassingen aan het rooster. Om volledig te kunnen profiteren van de optimalisering van de roosters worden er tot het laatste moment (twee weken voorafgaand aan het examen) wijzigen doorgevoerd waarbij rekening wordt gehouden met individueel maatwerk. Hierdoor weten kandidaten dus twee weken van te voren hun definitieve rooster. Wat zij al wel eerder weten is het afnameblok en hiermee de tijdsperiode waarbinnen zij hun examens zullen gaan maken.

Met het moderniseren van het examenlandschap wordt dit proces verbeterd. Zo is het afgelopen jaar software ontwikkeld waarmee de mondelinge college-examens automatisch worden ingepland. De volgende stap is de software te ontwikkelen voor de schriftelijke college-examens. Dit jaar wordt de software voor de mondelinge college-examens voor het eerst ingezet. Gezien de wijzigingen in de roostering die enkele weken voor het examen nog plaats zullen vinden om het rooster zo optimaal mogelijk te maken, zal dit niet leiden tot eerdere communicatie naar kandidaten over hun definitieve examendata. Wel weten de kandidaten al hun afnameblok. Daarnaast zijn er verbetermaatregelen uit de verbeteragenda die ervoor zorgen dat er meer ruimte kan ontstaan in het planningsproces. Zo kan de eventuele spreiding van de college-examens over het jaar er naar verwachting voor zorgen dat er minder druk ontstaat in de zomermaanden. Het streven is om de planning van de afnameblokken voor college-examens eerder in het jaar bekend te maken en dat kandidaten of scholen zelf eerder kunnen aangeven in welke vooraf bepaalde afnameblokken zij naar verwachting het college-examen willen afleggen.

De leden van de NSC-fractie vragen waarom ik na meerdere succesvolle pilots vaak geruime tijd wacht op vervolgonderzoeken voordat ik aanpassingen doorvoer om de staatsexamens te verbeteren. Zij vragen of het mogelijk is om de meeste vervolgonderzoeken voor de zomer van 2024 af te ronden, zodat sommige aanpassingen al komend schooljaar (deels) kunnen worden ingevoerd. Aanvullend hierop vragen de leden welke informatie ontbreekt waardoor ik langdurig onderzoek nodig acht.

De examenketen is er zeer van doordrongen dat er geen tijd gemorst kan worden. De afgelopen jaren zijn succesvolle pilots uitgevoerd naar de samenstellingen van de commissies van examenbetrokkenen die de examens afnemen. Hieruit zijn lessen getrokken die eerst om een verdere uitwerking vragen voordat deze werkbaar en schaalbaar zijn, vanwege de kleinschaligheid van de pilots. Er moeten bijvoorbeeld kaders worden opgesteld welke kennis en vaardigheden examenbetrokkenen moeten hebben om onderdeel te kunnen zijn van deze commissies. Deze uitwerkingen worden momenteel uitgevoerd en daarover wordt uw Kamer voor het einde van het jaar geïnformeerd. Dit betekent echter niet dat na het uitwerken direct kan worden overgaan tot implementatie. Het is vervolgens zaak dat bestaande systemen en werkwijzen hierop worden aangepast. Dit moet passen binnen het gehele implementatieplan dat voortvloeit uit de eerder genoemde impactanalyses van DUO en het CvTE. Over dit implementatieplan wordt uw Kamer voor het einde van het jaar geïnformeerd in de Kamerbrief over de eindrapportage van de verbeteragenda.

De leden van de NSC-fractie vragen of bij het vervolgonderzoek naar de mogelijkheden voor schriftelijke staatsexamens ook rekening wordt gehouden met de verschillende vaardigheden die nodig zijn voor beide vormen van examinering en of deze benodigde vaardigheden aansluiten bij de doelgroep.

Uit onderzoek binnen de verbeteragenda naar de examenvormen is gebleken dat het vervangen van een mondeling college-examen door een schriftelijke variant voordelen en kansen kan bieden. Het is duidelijk dat een mondeling examen (deels) andere vaardigheden vraagt dan een schriftelijk examen. Voor sommige kandidaten kan de ene vorm daarom passender zijn dan de andere. Daarbij is het van belang dat de kwaliteit van beide toetsvormen vergelijkbaar is. Er wordt daarbij rekening gehouden met wat vanuit de vakvernieuwingen wordt voorgesteld als passende examenvormen. Voordat er binnen het staatsexamen in brede zin andere toetsvormen worden aangeboden, worden eerst de risico’s en knelpunten hiervan in kaart gebracht.

De leden van de NSC-fractie vragen welke vakinformatie wordt herzien voor de versterking van de aansluiting van de vso-leerlingen, en wat de omvang van deze verandering is.

Met de vakinformatie worden kandidaten geïnformeerd over hoe zij zich kunnen voorbereiden op het staatsexamen, hoe het examenprogramma is opgebouwd, hoe het vak wordt getoetst en hoe het eindcijfer wordt berekend aan de hand van de verschillende onderdelen. Dit is vergelijkbaar met het programma voor toetsing en afsluiting in het reguliere voortgezet onderwijs (hierna: vo). Voor elk vak op elk niveau wordt aparte vakinformatie beschikbaar gesteld. In totaal gaat het om 130 verschillende documenten. Binnen de verbeteragenda is onderzocht hoe de vakinformatie aantrekkelijker, toegankelijker en leesbaarder kan worden gemaakt. Hierbij zijn naast de examenbetrokkenen ook vso-scholen betrokken geweest. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek is besloten om in 2024 de vakinformatie te verbeteren voor alle vakken op alle niveaus. Zo wordt de lay-out van de documenten veranderd, zodat er meer visuele ondersteuning is. Ook wordt het taalgebruik eenvoudiger en toegankelijker gemaakt. Om te voldoen aan het besluit digitale toegankelijke overheid zijn alle documenten digitoegankelijk. Zo kunnen bijvoorbeeld ook mensen met een visuele beperking deze raadplegen.

De leden van de NSC-fractie vragen mij om het verschil te duiden tussen de motivatie van vso-kandidaten en die van overige kandidaten om deel te nemen aan het staatsexamen. Ook vragen zij of ik, met het oog op dit verschil, van plan ben om bepaalde wijzigingen door te voeren in de staatsexamenorganisatie.

Het verschil in motivatie wordt door het CvTE meegenomen in de uitwerking van de verschillende verbetermaatregelen. Het uitgangspunt daarbij is dat het staatsexamen toegankelijk blijft voor zowel de vso-kandidaten als de overige kandidaten. Een voorbeeld hiervan is de te onderzoeken maatregel om het college-examen te spreiden over het jaar. De verwachting is dat sommige kandidaten vaker de voorkeur hebben om het college-examen voor de start van het centrale examen af te ronden. Andere kandidaten kunnen mogelijk meer baat hebben bij een afname van het college-examen in de zomermaanden, omdat dit een rustigere periode is en het daarom beter uitkomt om examen te doen. In de impactanalyse die momenteel door DUO wordt uitgevoerd worden daarom beide momenten van afname meegenomen.

De leden van de NSC-fractie vragen hoe ik de mogelijkheid tot het uitlekken van examenvragen zo veel mogelijk wil voorkomen als het staatsexamen op meerdere momenten wordt afgenomen.

Het doel van het flexibiliseren van het staatsexamen is dat het college-examen (vergelijkbaar met het schoolexamen in het reguliere vo) op meerdere momenten en verspreid over het jaar kan worden afgenomen. In de meeste gevallen zijn dit mondelinge afnames waarbij geen sprake is van het eventueel uitlekken van examenvragen, omdat het mondelinge examen een gesprek is dat door de examinatoren wordt gevoerd en geen vragenlijst die afgevinkt wordt. In het geval dat er meerdere afnamemomenten komen voor de schriftelijke college-examens, zorgt het CvTE voor voldoende versies van het examenwerk zodat de risico’s geminimaliseerd worden. Het spreiden van het staatsexamen over het jaar zal niet gelden voor de centrale eindexamens. Deze blijven op het vaste moment in mei/juni, gelijk aan de periode in het reguliere vo.

De leden van de NSC-fractie vragen welke maatregelen de impactanalyse die het CvTE en DUO uitvoeren concreet bevat, welke maatregelen zij niet bevat, en de redenen waarom de betreffende maatregelen wel of niet zijn meegenomen in de analyse. Ook de leden van de BBB-fractie vragen mij om een toelichting te geven op de inhoud van de maatregelen die worden meegenomen in de impactanalyse.

Uit de verschillende onderzoeksprojecten en pilots en de gesprekken die zijn gevoerd met veldpartijen zijn door het CvTE verbetermaatregelen voorgesteld die samen een «kansrijk scenario» vormen. Het CvTE heeft uitgangspunten geformuleerd bij dit «kansrijke scenario». Zo is het streven dat certificaatkandidaten een herkansing kunnen afleggen, dat alle kandidaten inzicht krijgen in het CE-resultaat voor de start van hun college-examens, dat kandidaten goed geïnformeerd worden over het staatsexamen via toegankelijke informatie en dat vso-docenten meer ingezet kunnen worden voor de afnames van de staatsexamens op de eigen school.13 Voordat bepaald wordt welke verbetermaatregelen uitgevoerd zullen worden moeten de uitvoeringsconsequenties voor de examenketen in beeld worden gebracht. Dit gebeurt in de impactanalyses die momenteel door het CvTE en DUO worden uitgevoerd. Op basis van de uitkomsten van die impactanalyses zal worden bepaald wat het implementatieplan is van de verbetermaatregelen. Zoals eerder beschreven, is in de huidige impactanalyses slechts een deel van de mogelijke verbetermaatregelen meegenomen, omdat het onhaalbaar is om alle verbetermaatregelen tegelijkertijd uit te voeren en te toetsen.

Thema 2. Tijdelijke oplossing eerder bekend maken resultaten

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of er vanaf 2026 een structurele oplossing is om staatsexamenkandidaten eerder inzicht te geven in het resultaat dat zij hebben behaald voor de centrale examens. Als het antwoord op deze vraag ja is, dan willen zij graag weten op welke informatie dat antwoord is gebaseerd en om welke structurele oplossing het gaat.

In 2026 zal er zeer waarschijnlijk nog steeds sprake zijn van een tijdelijke oplossing (zoals in 2025). Om structureel aan 100% van de kandidaten hun resultaten eerder bekend te maken zijn namelijk vergaande aanpassingen nodig aan de planning en organisatie van het staatsexamen. De maatregelen die dit mogelijk moeten maken zijn onderdeel van de verbeteragenda staatsexamens. De eindrapportage van de verbeteragenda, die ik eind 2024 naar uw Kamer stuur, zal informatie bevatten over de termijn waarop de structurele oplossing ingevoerd kan zijn.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het in de voorgestelde tijdelijke oplossing voor staatsexamenkandidaten mogelijk wordt om vier dagen na de bekendmaking van de N-termen inzicht te krijgen in het behaalde CE-resultaat. Deze leden vragen mij om uit te leggen waar dit specifieke aantal van vier dagen vandaan komt.

Deze vier dagen zijn gebaseerd op de inschatting van het CvTE en DUO van de tijd die nodig is om na het bekendmaken van de N-termen de scores van de kandidaten om te zetten naar cijfers, deze te controleren en vervolgens te communiceren aan de betreffende kandidaten. Doordat deze werkzaamheden niet volledig geautomatiseerd kunnen gebeuren zal voor de bekendmaking rekening gehouden moeten worden met vier dagen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat met de tijdelijke oplossing in examenjaar 2025 80 tot 85 procent van de staatsexamenkandidaten vier dagen na de bekendmaking van de N-termen inzicht kan krijgen in het behaalde CE-resultaat. Zij vragen waar deze percentages vandaan komen en hoe deze percentages zijn berekend. Ook vragen deze leden of het gaat om een specifieke groep of een willekeurige groep staatsexamenkandidaten die vier dagen na de bekendmaking van de N-termen inzicht kan krijgen in het behaalde CE-resultaat. Daarnaast willen zij weten waar het percentage van 95 procent vandaan komt en welke leerlingen onder dit percentage vallen. Aanvullend hierop vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie waarom het niet mogelijk is om de resterende 5 procent van de leerlingen zeven dagen na bekendmaking van de N-termen inzicht te bieden in het behaalde CE-resultaat, en of dit percentage een specifieke groep leerlingen betreft.

De percentages zijn gebaseerd op de ervaringen van de afgelopen jaren. Het proces vanaf afname tot het bekendmaken van de resultaten bevat vele stappen met verschillende risico's op vertraging (bijvoorbeeld de post of vertraging bij de correctie). Daarom is het niet mogelijk om 100 procent te garanderen. Ook is het proces anders dan op de reguliere scholen waar de eigen docent de eerste correctie kan uitvoeren. De groep die de resultaten niet vier dagen na bekendmaking van de N-termen horen, is niet een specifieke groep, al is de kans dat vso-leerlingen hun resultaat later horen (na het college-examen) wel iets groter dan voor andere kandidaten. Dit heeft ermee te maken dat er voor vso-leerlingen minder tijd zit tussen het afnemen van de centrale examens en de college-examens. Zij leggen deze examens op de eigen school af, omdat dit voor hen een vertrouwde omgeving is. Doordat vso-scholen in de zomervakantie gesloten zijn, is er na de bekendmaking van de N-termen minder tijd beschikbaar om de college-examens af te nemen. Daardoor is de kans groter dat leerlingen hun college-examen eerder moeten afleggen dan dat zij hun cijfers voor hun centrale examens kunnen horen. Uiteindelijk blijft er naar verwachting een kleine groep over waarvan het cijfer niet voorafgaand aan het college-examen bekend kan worden gemaakt. Deze kandidaten krijgen hun CE-uitslag uiteraard wel, maar zij hebben hier dus geen profijt van bij de voorbereiding op het college-examen. Aangezien dit het belangrijkste doel is van de voorgestelde maatregel om de cijfers eerder bekend te maken beschouw ik de ongelijkheid die met de tijdelijke maatregel ontstaat tussen kandidaten als een dilemma, zoals eerder al geschetst in de Kamerbrief van 2 april jl.14

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of ik de tijdelijke oplossing voor examenjaar 2025 om staatsexamenkandidaten eerder inzicht te geven in het behaalde CE-resultaat heb voorgelegd aan (een vertegenwoordiging van) de leerlingen in kwestie. Deze leden willen weten hoe de staatsexamenleerlingen zelf kijken naar het dilemma dat ik voorleg in de Kamerbrief. Ook vragen zij of de inzet die gepleegd moet worden om de tijdelijke oplossing voor examenjaar 2025 voor elkaar te krijgen ten koste gaat van het uitvoeren en/of versnellen van de verbeteragenda staatsexamens.

Het voorstel voor het eerder bekend maken van resultaten is voorgelegd aan vertegenwoordigers van een aantal organisaties, waaronder LBVSO en de Stem van de vso-leerling. De partijen begrijpen dat er met de huidige systemen en processen op dit moment niet meer mogelijk is, maar vinden dit begrijpelijkerwijs wel spijtig. LBSVO heeft benadrukt dat er naast het eerder bekendmaken van resultaten ook andere belangrijke zaken zijn die wat haar betreft niet mogen ondersneeuwen bij de inzet op het eerder bekend maken, zoals het bieden van herkansingen aan deelcertificaatkandidaten. Het invoeren van deze tijdelijke oplossing is een extra activiteit die naast de maatregelen uit de verbeteragenda uitgevoerd moet worden. De capaciteit die ingezet wordt om deze tijdelijke oplossing uit te voeren kan niet ingezet worden op onderdelen uit de verbeteragenda. Momenteel wordt onderzocht wat precies de impact is van de tijdelijke oplossing op de examenketen en in welke mate dit zorgt voor vertraging op de verbeteragenda. De structurele oplossing is onderdeel van de verbeteragenda en leidt derhalve niet tot vertraging op andere thema’s van de verbeteragenda. In de te onderzoeken mogelijkheid door bijvoorbeeld aan spreiding van de college-examens over het jaar te werken, ontstaat zowel ruimte voor het eerder bekend maken van resultaten als ruimte voor herkansingen voor deelcertificaatkandidaten. Ook kunnen examinatoren hierdoor efficiënter worden ingezet omdat er zo minder sprake van piekmomenten in de zomervakantie kan zijn. De beoogde maatregelen die nu geanalyseerd worden op impact zorgen dus op meerdere fronten voor verbeteringen.

De leden van de BBB-fractie vragen wat de financiële en operationele impact is van de tijdelijke oplossing voor examenjaar 2025 om staatsexamenkandidaten eerder inzage te kunnen geven in hun CE-resultaten.

De financiële en operationele impact van het eerder bekend maken van de CE-resultaten zal door DUO in kaart worden gebracht bij de impactanalyse. Eind 2024 kan ik uw Kamer hierover informeren. De verwachting is dat de kosten vanaf 2025 naar schatting € 1 miljoen. per jaar zullen zijn, totdat de structurele oplossing is ingevoerd. Deze kosten kunnen worden gedekt binnen artikel 3 van de OCW-begroting.

Thema 3. Gespreksronde examineren in het vso

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe de gespreksronde over het examineren in het vso zich verhoudt tot het «belevingsonderzoek examineren vso-leerlingen» dat in 2021 (na aanname van de motie van het lid Westerveld15) is uitgevoerd.

Het onderzoek was gericht op de leerling, de gespreksronde op de scholen zelf. In het belevingsonderzoek «examinering in het vso» is onderzocht in hoeverre het staatsexamen in het vso aansluit bij de belevingswereld, capaciteit en behoeften van de vso-leerlingen. In dit onderzoek heeft de focus gelegen op hoe vso-kandidaten het staatsexamen en het proces rondom examinering ervaren. In de gespreksronde «examinering in het vso» ligt de focus op wat de achterliggende redenen zijn van vso-scholen om te kiezen voor een bepaalde examenvoorziening. Door in gesprek te gaan met vso-scholen uit alle vier de clusters die verschillend gebruikmaken van de beschikbare examenvoorzieningen, is in beeld gebracht waar eventuele mogelijkheden bestaan om vso-scholen gebruik te laten maken van een andere examenvoorziening dan het staatsexamen. Zo is onder andere naar voren gekomen dat er veel onbekend is bij vso-scholen over de mogelijkheden om een samenwerking aan te gaan met een reguliere vo-school of vavo-instelling op het gebied van examinering. De komende periode wordt verder onderzocht wat kan bijdragen aan het stimuleren van dergelijke samenwerkingen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie geven aan dat het opvalt dat er veel onderzoek wordt gedaan, maar dat er tot op heden weinig concrete zaken zijn veranderd als het gaat om examineren in het vso. De leden vragen of ik hierop kan reflecteren en hierin kan meenemen of er opnieuw een onderzoek nodig is. Tevens vragen zij wanneer begonnen wordt met het regelen van concrete aanpassingen.

Zoals eerder toegezegd wordt uw Kamer eind 2024 geïnformeerd over het tijdpad voor de implementatie van de beoogde maatregelen uit de verbeteragenda. Daarnaast wordt u geïnformeerd over de toekomst van het staatsexamen en de bredere maatschappelijke functie van het staatsexamen als examenvoorziening. Om hierover uitspraken te doen is kennis nodig over de doelgroepen die gebruikmaken van de verschillende examenvoorzieningen. De resultaten uit het genoemde Oberon-onderzoek worden hierbij betrokken. Dit onderzoek kijkt breder dan alleen naar het staatsexamen en biedt daarmee belangrijke informatie om een kwalitatief hoogwaardig examenproces uit te kunnen voeren. Als er aanpassingen op het staatsexamen worden overwogen, zoals bijvoorbeeld het uitbreiden van de herkansingsregeling, dan heeft dit (mogelijk) ook impact op de andere twee examenvoorzieningen. Het is daarom goed om ook naar het vavo en regulier onderwijs te kijken en te bepalen of daar ook aanpassingen nodig zijn. Dit vraagt nu eenmaal onderzoek zodat over kan worden gegaan tot gedegen en onderbouwd handelen.

De leden van de VVD-fractie vragen of ik in beeld heb voor hoeveel leerlingen uit het speciaal onderwijs reguliere examinering werkbaar zou kunnen zijn.

Het is op dit moment niet mogelijk om aan te geven voor hoeveel leerlingen uit het speciaal onderwijs deelname aan de reguliere examinering werkbaar zou zijn. Het maatwerk dat bij het staatsexamen wordt geboden is in veel gevallen in ieder geval op papier ook mogelijk in het regulier vo maar kan veel vragen van de vo of vso-school. Ook de randvoorwaarden van het staatsexamen, zoals het kunnen spreiden van de examens over een periode van tien jaar (in tegenstelling tot twee jaar in het regulier vo) kan het staatsexamen soms tot een geschiktere voorziening voor sommige leerlingen maken. Het uitgangspunt moet zijn dat vso-leerlingen te allen tijde op een voor hen passende plek het examen kunnen afleggen. Op dit moment wordt in het vervolg van de gespreksronde «examinering in het vso» verkend op welke wijze vso-scholen hierbij ondersteund kunnen worden.

Thema 4. Normering

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of het relatief lage slagingspercentage van 72 procent, zoals genoemd in het Jaarverslag van het College voor Toetsen en Examens 2023, in vergelijking met examenjaar 2021 in verband te brengen is met de afschaffing van de extra herkansing die was ingevoerd vanwege corona. Zij willen ook weten in hoeverre ik van mening ben dat een verminderde onderwijskwaliteit zichtbaar wordt in lagere slagingspercentages in het voortgezet onderwijs. Aanvullend hierop vragen zij mij om te verklaren hoe het kan dat de problematische onderwijskwaliteit, waarover de Inspectie van het Onderwijs al een aantal jaren op rij haar zorgen uit, nauwelijks zichtbaar wordt in de slagingspercentages. Tot slot vragen deze leden in hoeverre de normeringsystematiek de algemene achteruitgang in de onderwijskwaliteit blootlegt, zoals deze zich voordoet over de hele linie.

Het slagingspercentage van 72 procent uit het Jaarverslag van het CvTE refereert aan het percentage geslaagde diplomakandidaten staatsexamen vo en heeft dus geen betrekking op het reguliere vo. Jaarlijks wordt de Tweede Kamer na afloop van de examenperiode geïnformeerd over de resultaten van de examens in het reguliere vo via de examenmonitor van DUO. In de brief van 8 september 2023 kunt u lezen dat in 2023 89,4 procent van de kandidaten in het reguliere vo slaagde.16 Eind 2023 informeerde ik uw Kamer ook over de slagingspercentages van de staatsexamenkandidaten.17

Er is niet direct een verband zichtbaar tussen een verminderde onderwijskwaliteit en de slagingspercentages. Hier ligt hoogstwaarschijnlijk een aantal factoren aan ten grondslag. Zo bleek uit de examenmonitor 2023 van DUO dat het aandeel leerlingen uit de examenklas dat niet is aangemeld voor het examen of zich heeft teruggetrokken na aanmelding is toegenomen. Relatief meer leerlingen in de examenklassen hebben dus géén examen afgelegd. De reden hiervoor kan zijn dat de leerling nog niet klaar is om examen te doen en extra tijd nodig heeft. Een andere mogelijkheid is dat scholen leerlingen die er niet goed voor staan laten doubleren in het voor-examenjaar. De leerling krijgt dan met goede begeleiding vanuit het onderwijs extra tijd om zich voor te bereiden op het examenjaar. De slagingspercentages in het reguliere vo lagen in de jaren waarin er examenmaatregelen waren (2020, 2021 en 2022) een stuk hoger dan in de jaren vóór de coronapandemie, met name ten gevolge van de duimregeling.18 Als de slagingspercentages van 2023 en 2019 vergeleken worden, dan zien we dat de daling veelal beperkt blijft tot een aantal procentpunten, voor de meeste schoolsoorten rond de 2%-punt. Ik deel de zorgen van de Inspectie van het Onderwijs over leerlingen die de basisvaardigheden onvoldoende beheersen. Daarom investeert het kabinet middels het Masterplan basisvaardigheden structureel 1 miljard euro op jaarbasis in het funderend onderwijs voor versterking van de basisvaardigheden.19

De normering van de centrale examens heeft als doel om de prestatie-eisen – de lat waar leerlingen overheen moeten springen om een voldoende te halen – van jaar op jaar te handhaven. Door middel van de zogeheten «N-term» wordt er gecompenseerd voor de verschillen in moeilijkheid tussen examens uit verschillende jaren. De doorontwikkelde normeringssytematiek, waarin het CvTE gebruik zal gaan maken van alle beschikbare bronnen, levert een betere voorspelling op van de best passende N-term. Mocht blijken dat leerlingen die dit jaar examen doen beter presteren op een examen dat qua moeilijkheid vergelijkbaar is met 2023 dan zorgt de normering ervoor dat het gemiddelde cijfer in 2024 hoger is dan in 2023. Dit zorgt ervoor dat de leerling in 2024 gelijk beoordeeld wordt op zijn/haar prestatie als een leerling in 2023 en dat de hoogte van de lat gehandhaafd blijft.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe ik kijk naar het besluit van het CvTE om de prestatie-eis nog niet op hetzelfde niveau te leggen als de prestatie-eis voor corona. Tevens vragen deze leden hoe ik waarborg dat een diploma verkregen via de staatsexamens dezelfde waarde behoudt als een diploma verkregen via de reguliere route in het voortgezet onderwijs.

Het besluit van het CvTE over de prestatie-eis geldt niet specifiek voor kandidaten die staatsexamen afleggen, maar heeft betrekking op alle kandidaten die examen doen in het vo in 2024.20 Het is dus niet zo dat er in het reguliere vo een andere prestatie-eis wordt gehanteerd dan bij het staatsexamen. Het diploma verkregen via het staatsexamen behoudt daarmee dezelfde waarde als het diploma verkregen via de reguliere route.

Thema 5. Herkansing deelcertificaatkandidaten

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe het staat met de uitvoering van de motie van het lid Westerveld21 over herkansingen voor kandidaten die vanwege studie of beroep opgaan voor een certificaat. Ook willen zij weten op welke manieren afgelopen jaren is gekeken naar de mogelijkheden voor een herkansing voor de kandidaten die een certificaat nodig hebben voor hun vervolgopleiding.

Het bieden van herkansingen aan deelcertificaatkandidaten is onderdeel van de verbeteragenda. Het voornaamste probleem voor de staatsexamenorganisatie is dat het bieden van herkansingen aan deelcertificaatkandidaten fors meer capaciteit vraagt dan het bieden van herkansingen aan alleen diplomakandidaten. De college-examens vereisen namelijk inzet van staatsexaminatoren. Dit zijn veelal leraren uit het reguliere vo die zelf ook aan examenklassen lesgeven. Er is binnen de projecten en onderzoeken van de verbeteragenda naar manieren gezocht om deze capaciteit op een aantal fronten te vergroten. Zo helpt het terugdringen van terugtrekkingen en no-shows om capaciteit te houden voor kandidaten die wel examen willen doen. Ook een betere inzet van examenbetrokkenen door het verbeteren van de vergoedingenstructuur kan hier aan bijdragen, evenals het spreiden van de college-examens over het jaar. Op basis van de ervaringen uit de onderzoeksprojecten van de verbeteragenda heeft het CvTE in samenwerking met DUO een set aan verbetermaatregelen voorgesteld, die nu op uitvoerbaarheid, maakbaarheid en haalbaarheid worden getoetst door DUO en het CvTE. Eind 2024 wordt uw Kamer geïnformeerd over het tijdpad voor de implementatie van deze maatregelen en op welke termijn het haalbaar is om een herkansingsmogelijkheid te kunnen bieden aan certificaatkandidaten. Tot het moment dat dit geregeld is blijven diplomakandidaten het recht houden op een extra herkansing.22

Thema 6. Kosten staatsexamens

De leden van de VVD-fractie vragen hoe hoog de geldelijke vergoeding voor staatsexaminatoren nu gemiddeld is, wat daarmee de kosten per afgenomen examen zijn, en of het CvTE ook gebruikmaakt van tussenpartijen.

De vergoedingen die staatsexamenbetrokkenen (waaronder locatievoorzitters, examinatoren, secretarissen, surveillanten en correctoren) ontvangen verschillen sterk per taak en functie. Zo is er een vast bedrag dat zij ontvangen voor de taak die zij uitvoeren (voor examinatoren bedraagt het vaste bedrag € 258,– bruto) en wordt het bedrag veelal opgehoogd met reis- en verblijfkosten en eventueel aangevuld met functievergoedingen.23 Omdat de vergoedingen tussen staatsexamenbetrokkenen zo sterk verschillen is het niet mogelijk een gemiddelde vergoeding voor staatsexamenbetrokkenen te geven. Het in beeld brengen van de kosten per afgenomen examen is mede hierdoor zeer complex. Zo hangt dit bij de functie van locatievoorzitters bijvoorbeeld samen met de grootte van de examenlocatie waar de voorzitter voor verantwoordelijk is. In de beantwoording van het schriftelijk overleg staatsexamens 2022 is eerder een indicatie gegeven van de kosten van € 248,– per afgenomen (mondeling) college-examen in 2022.24 De inschatting is dat de kosten voor 2023 vergelijkbaar zijn. Het CvTE maakt in beginsel geen gebruik van tussenpartijen, maar heeft als noodoplossing incidenteel gebruik gemaakt van tussenpartijen om verschillende functionarissen te werven.

Thema 7. Slagingspercentages

De leden van de NSC-fractie vragen naar de cijfermatige verschillen tussen het slagingspercentage van vso-leerlingen en dat van overige kandidaten bij de staatsexamens voor zowel diploma’s als certificaten. Ook willen zij graag een toelichting op de factoren die mogelijk een rol spelen bij deze verschillen.

In de staatsexamenmonitor 2023 is uiteengezet wat de verschillen zijn in slagingspercentages tussen vso-kandidaten en overige kandidaten die zijn opgegaan voor het diploma.25 Over het algemeen ligt het slagingspercentage van vso-kandidaten hoger dan het slagingspercentage van overige staatsexamenkandidaten. De verwachting is dat dit komt doordat vso-kandidaten verbonden zijn aan een school en daardoor beter worden voorbereid op het examen. Daarnaast gaan vso-kandidaten vaker dan overige kandidaten op voor een certificaat met als doel om in een later jaar het diploma te halen. In het jaar dat zij opgaan voor het diploma zullen zij voor minder vakken opgaan, waardoor de kans dat zij slagen groter is. Het gaat hierbij niet om een hoger slagingspercentage van vso-kandidaten ten opzichte van leerlingen uit het reguliere vo, waardoor het dus niet aantrekkelijker wordt om deel te nemen aan het staatsexamen. Het is niet mogelijk om inzichtelijk te maken wat het slagingspercentage is onder certificaatkandidaten. Dat komt omdat er bij certificaatkandidaten niet gesproken kan worden over geslaagd of gezakt. Met een onvoldoende voor een certificaat is het hypothetisch gezien mogelijk om een diploma te behalen. Om die reden krijgen alle certificaatkandidaten een certificaat voor het vak waarvoor zij zijn opgegaan, los van het cijfer dat zij hebben behaald.


X Noot
1

vo: voortgezet onderwijs

X Noot
2

Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 192

X Noot
3

vso: voortgezet speciaal onderwijs

X Noot
4

CE: het Centraal examen

X Noot
5

N-termen: normeringstermen

X Noot
8

vavo: voortgezet algemeen volwassenenonderwijs

X Noot
9

Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 124

X Noot
10

Kamerstukken II, 2021–2022, 31 289, nr. 505.

X Noot
11

Kamerstukken II, 2023–2024, 31 289, nr. 585

X Noot
12

Bijlage bij Kamerstukken II, 2023–2024, 31 289, nr. 585.

X Noot
13

Bijlage bij Kamerstukken II, 2023–2024, 31 289, nr. 585

X Noot
14

Kamerstukken II, 2023–2024, 31 289, nr. 585

X Noot
15

Kamerstukken II, 31 289, nr. 430

X Noot
16

Kamerstukken II, 2023–2024, 31 289, nr. 554

X Noot
17

Kamerstukken II, 2023–2024, 31 289, nr. 563

X Noot
18

In 2021 en 2022 konden leerlingen de resultaten een één vak, niet zijnde een kernvak, weglaten bij de uitslagbepaling, de zogeheten duimregeling. In 2020 waren er ook hoge slagingspercentages, ten gevolge van het schrappen van de centrale examens in dat jaar.

X Noot
19

Kamerstukken II, 2023–2024, 31 293, nr. 709

X Noot
20

Het CvTE heeft een interessante animatievideo gemaakt waarin de herijking van de prestatie-eis wordt uitgelegd: https://www.cvte.nl/actueel/nieuws/2024/03/11/normering-2024-hoe-gaan-we-te-werk

X Noot
21

Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 192

X Noot
22

Kamerstukken II, 2022–2023, 31 289, nr. 521.

X Noot
23

Per functioprofiel worden op deze website de vaste vergoedingen weergegeven: https://www.staatsexamensvo.nl/meewerken-aan-staatsexamens-vo

X Noot
24

Kamerstukken II, 2022–2023, 31 289, nr. 547

X Noot
25

Kamerstukken II, 2023–2024, 31 289, nr. 563

Naar boven