31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 547 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 april 2023

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de brief van 22 december 2022 over staatsexamens voortgezet onderwijs (Kamerstuk 31 289, nr. 531).

De vragen en opmerkingen zijn op 9 februari 2023 aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs voorgelegd. Bij brief van 20 april 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen

De adjunct-griffier van de commissie, Arends

Inhoud

 

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

• Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

 

• Inbreng van de leden van de D66-fractie

2

 

• Inbreng van de leden van de PVV-fractie

3

 

• Inbreng van de leden van de CDA-fractie

3

 

• Inbreng van de leden van de SP-fractie

3

 

• Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

4

 

• Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

5

 

II

Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs

6

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van «Staatsexamens vo1 2022» en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het CvTE2 is gestart met een pilot van examens afgenomen door de eigen vso3-docent. Zij begrijpen en onderschrijven de voordelen voor leerlingen hiervan, maar hebben tegelijkertijd nog wel vragen over de borging van de neutraliteit van de examinator. Hoe wordt die neutraliteit gegarandeerd? Ook lezen de leden dat de pilot komende examenperiode zal worden herhaald. Hoe is de eerste pilot geëvalueerd? Ook vragen zij welke lessen daaruit zijn getrokken en welke veranderingen zijn aangebracht voor de nieuwe pilot.

De leden lezen ook dat het CvTE en DUO4 uitvoeringsconsequenties voor eventuele aanpassingen aan de organisatie in beeld brengen. Welke mogelijke aanpassingen worden concreet in beeld gebracht?

De leden van de VVD-fractie vragen nog wat de totale kosten per afgenomen staatsexamen zijn. Kan de Minister deze kosten in beeld brengen? Hoe hebben deze kosten zich in de loop van de jaren ontwikkeld en wat zijn de kosten bij reguliere examens?

De leden lezen dat er in 2022 sprake was van een zeer hoge druk op de staatsexamenorganisatie. Hoe wil de Minister deze druk verlagen voor de eindexamenperiode in 2023? De leden hebben signalen ontvangen dat ook komend jaar de uitslag van het schriftelijk staatsexamen nog niet bekend is wanneer het mondelinge staatsexamen wordt afgenomen. Wat is de reden dat tijdige bekendmaking van het schriftelijk examen tot op heden niet gelukt is? Wanneer verwacht de Minister dat dit wel geregeld is? Tot slot vragen zij welke obstakels daarvoor moeten worden weggenomen.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.

Deze leden lezen dat het communiceren van CE5-resultaten wordt meegenomen in een bredere aanpassing van de werkwijze. Deze leden vragen wanneer de Minister verwacht dat de staatsexamenkandidaten het resultaat van hun schriftelijk examen op 14 juni 2023 te horen krijgen. Zou dit eventueel ook los van de bredere werkwijze georganiseerd kunnen worden?

De leden als voornoemd vragen te reageren op de klachtenrapportage van het LBVSO6 over de staatsexamens van 2023 en met name in te gaan op de ervaringen over de leerachterstanden, de zorgachterstanden, het gebrek aan vertrouwen in de examenmaatregelen, het terugtrekken van kandidaten en het aanvragen van extra voorzieningen.

Inbreng van de leden van de PVV-fractie

Allereerst hebben de leden van de PVV-fractie vragen over het trage verloop van de verbeteragenda staatsexamens door het tekort aan capaciteit bij DUO en het CvTE en de verouderde systemen die er juist voor moeten zorgen dat herkansingen op deelcertificaten mogelijk zouden kunnen zijn.

Tevens vragen deze leden of de kritiek van de LBVSO dat er onvoldoende compensatie is voor de komende staatsexamens 2023, net zoals die er was tijdens de coronaperiode, gerechtvaardigd is, zeker gezien de kansenongelijkheid tussen de reguliere examens en het staatsexamen en het feit dat juist leerlingen in het vso gebaat zijn bij meer maatwerk.

De leden spreken daarnaast hun zorgen uit over de vele klachten van examenkandidaten en/of hun ouder(s)/verzorger(s) over het staatsexamen 2023 met betrekking tot de rol van de vertrouwenspersoon/bijzit bij het mondelinge examen, aangezien het lerarentekort gemiddeld genomen in het vso het hoogst is en vso-scholen regelmatig moeten werken met een ingekort rooster wat een uiterst nadelig effect heeft op de kansen van leerlingen in het vso om het staatsexamen met succes af te leggen.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over staatsexamens vo 2022 en zijn benieuwd naar de scenario’s, die eind 2023 verwacht worden, hoe het staatsexamensysteem meer flexibel gemaakt kan worden. Deze leden hebben nog een enkele vraag.

Wat is de reden dat kandidaten die zich wel hebben aangemeld, maar zich op een later moment hebben teruggetrokken of niet aanwezig waren bij het examen, niet apart opgenomen worden in de aantallen, zodat een vergelijking met de afgelopen jaren gemakkelijker is? Wat zijn de eerste resultaten uit het onderzoek van het CvTE en DUO naar de terugtrekkingen en no-shows van kandidaten?

Wat is de reden dat diplomakandidaten van het staatsexamen alleen in het jaar dat ze opgaan voor het diploma een herkansing in kunnen zetten, terwijl ze wel alle jaren het volledige examen opnieuw mogen doen? Hoe leidt het jaarlijks opnieuw kunnen doen van een volledig examen tot minder werkdruk voor de examinatoren ten opzichte van elk jaar één herkansing in kunnen zetten?

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over staatsexamens 2023. Zij hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen over.

Het verloop van de staatsexamens 2022

Naast de nog bestaande corona-achterstanden, zorgen ook het lerarentekort en de chaos in het leerlingenvervoer voor grote problemen. Allereerst vragen de leden of de Minister bereid is de duimregeling voort te zetten voor de leerlingen die in de periode 2020 t/m 2023 begonnen zijn aan hun examens, zoals ook LBVSO voorstelt? Daarnaast blijkt dat de uitvoering van de motie van het lid Kwint c.s.7 nog altijd te wensen overlaat. Op welke wijze heeft de Minister dit gecommuniceerd? En is hij bereid dit nogmaals te doen en erop te wijzen dat examenvragen herhaald mogen worden en verhelderende opmerkingen mogen worden gemaakt door de mentor of vertrouwenspersoon?

Voortgangsrapportage verbeteragenda staatsexamen vo

Om ervoor te zorgen dat er genoeg staatsexaminatoren zijn om het staatsexamen goed te laten verlopen, is een passende vergoeding die aansluit bij de bekostiging van het voortgezet onderwijs noodzakelijk, aldus de leden van de SP-fractie. Wat vindt de Minister hiervan en is hij bereid om al dit jaar te zorgen voor een hogere en passende vergoeding voor alle examenbetrokkenen vooroplopend op het onderzoek daartoe?

Ook vragen de leden hoe het staat met het gelijktrekken van de examenuitslag van staatsexamenkandidaten en kandidaten uit het voortgezet onderwijs? Klopt het dat de Minister dit gaat regelen, maar dat het door verouderde systemen nog jaren kan duren? Waarom is dat zo? Hoe kan dit proces versneld worden? Is de Minister bereid om door te pakken zodat dit in 2023 al geregeld is, zoals dit ook bereikt wil worden met de petitie8 9?

Motie over monitoring extra voorzieningen staatsexamens

Tevens heeft de Kamer een klachtenrapportage10 ontvangen van LBVSO over de staatsexamens. Graag ontvangen de leden een reactie van de Minister op dit rapport.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige brief.

Deze leden verwijzen naar de motie van de leden De Hoop en Van Meenen van 17 februari 202211 die de regering verzocht om een nauwlettende monitoring van de uitvoering van extra voorzieningen tijdens de afnamedagen van schriftelijke en mondelinge examens en vragen hoe de Minister de notitie van het LBVSO «Betere compensatie staatsexamens 2023 voor vso, IVIO12 en vavo13 examenkandidaten»14 zal betrekken bij deze monitoring en welke consequenties hij hieraan verbindt voor de staatsexamens van 2023.

Leerlingen op de vavo’s in Nederland doen geen staatsexamen, maar een regulier examen. In tegenstelling tot gewone vo-scholen is het daar echter veel gebruikelijker om hun examens te spreiden over meerdere examenjaren. De leden begrijpen dat in het servicedocument wordt gesteld dat staatsexamenkandidaten de mogelijkheid krijgen het resultaat van één vak niet te betrekken bij het slagen (de duimregeling) in examenjaar 2023 als ze resultaten inbrengen uit examenjaar 2020, 2021 of 2022. Betekent dit een rechtsongelijkheid tussen staatsexamenkandidaten en onder andere kandidaten aan een vavo-instelling? Ook enkele duizenden vavo-kandidaten gaan immers in 2023 op voor een diploma en brengen daarbij meestal ook resultaten in uit deze examenjaren. Had de oorspronkelijke motie inzake het beschikbaar houden van de duimregeling uit 202115 niet betrekking op zowel staatsexamenkandidaten als vavo-kandidaten? Klopt de indruk die de leden van de PvdA-fractie krijgen dat in het proces erna de vavo-kandidaten buiten beeld zijn geraakt, toen in 2022 een nieuwe motie werd aangenomen16 en de Minister hier uitvoering aan gaf? Welke overwegingen liggen hieraan ten grondslag? Of ziet de Minister dit als een geval van domme pech, die geen rechtvaardiging behoeft?

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben de brief over de staatsexamens 2022 met aandacht gelezen. De leden maken zich al jaren hard voor het verbeteren van het stelsel van de staatsexamens en een betere aansluiting voor de behoeften van leerlingen op het voorgezet speciaal onderwijs.

Effect coronamaatregelen

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse gelezen op welke manier er gebruik is gemaakt van de mogelijkheid van de duimregeling in 2022. Uit het Servicedocument Staatsexamens 2023 begrijpen ze dat staatsexamenkandidaten die in 2023 opgaan voor het diploma en een of meer resultaten inbrengen uit examenjaren 2020, 2021 en/of 2022, het recht hebben op toepassing van de duimregeling. Deze duimregeling geldt dus niet voor resultaten uit 2023. Kan de Minister uitleggen waarom hiervoor gekozen is? Kent de Minister de bezwaren hiertegen van het LBVSO, onder andere opgeschreven in de Klachtenrapportage Staatsexamen 202317? Kan de Minister reageren op de bezwaren van het LBVSO?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat vso-leerlingen naast gevolgen van coronamaatregelen ook te maken hebben met gevolgen van de crisis in het leerlingenvervoer en het lerarentekort, dat in het speciaal onderwijs (zowel in speciaal basisonderwijs als het vso) hoger is dan in het reguliere onderwijs. Op welke manier heeft de Minister deze gevolgen ook meegewogen in zijn beslissing over versoepelingen voor de staatsexamens 2023? Heeft de Minister in beeld hoe groot de gevolgen zijn van deze twee crisis (leerlingenvervoer en lerarentekort) voor de vso-leerlingen? Is bijvoorbeeld in beeld hoeveel lessen zij gemist hebben hierdoor? Zijn deze leerlingen in het oog van de Minister voldoende voorbereid op de komende examens? Kan de Minister reageren op de klachten die hierover zijn verzameld door het LBVSO in de Klachtenrapportage Staatsexamen 202318?

De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen ook dat er nog steeds onduidelijkheid heerst over het laten aansluiten van een vertrouwenspersoon tijdens een mondeling examen en de uitvoering van de motie van het lid Kwint waarin verzocht werd dat de vertrouwenspersoon vragen mag herhalen of een verhelderende opmerking mag maken. Kan de Minister voor de staatsexamens 2023 duidelijk maken wat deze vertrouwenspersoon wel of niet mag doen, zodat daar geen onduidelijkheid over blijft bestaan?

De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat staatsexamenkandidaten ook dit jaar niet de uitslag van hun schriftelijk examen tegelijk zullen krijgen met de leerlingen in het voortgezet onderwijs (op 14 juni 2023). Hun resultaat wordt geheimgehouden totdat ze ook hun mondeling examen hebben afgelegd. Kan de Minister uitleggen waarom dit nog steeds zo is, ondanks toezeggingen op dit vlak? Vindt de Minister dat staatsexamenkandidaten zich hierdoor goed kunnen voorbereiden op hun mondelinge examens? Hoe kijkt de Minister naar de petitie19 die opgestart is voor gelijkheid op dit vlak? Kan de Minister reageren op de petitie? En op welke manier gaat de Minister het gespecialiseerd voortgezet onderwijs onderbrengen bij het vo, zoals in het regeerakkoord staat? Wordt het gespecialiseerd voortgezet onderwijs daarbij betrokken?

Voortgangrapportage verbeteragenda staatsexamen vo

De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief dat er wordt gewerkt aan de verbeteragenda staatsexamens vo. Zij vragen al lange tijd om verbeteringen in deze examenstructuur. Daarom is het volgens deze leden teleurstellend om te lezen dat de complete set aan voorstellen pas eind 2024 door het CvTE wordt opgeleverd. Dat duurt dus nog bijna twee jaar. Daarna kan pas gestart worden met de implementatie, zo lezen de leden. Waarom moet dit allemaal zo lang duren? Is het niet mogelijk om delen alvast eerder op te leveren en in te voeren? Wat wordt er in de tussentijd geregeld voor staatsexamen kandidaten, die tegen problemen in het systeem aanlopen? Hoe wordt bijvoorbeeld in de tussentijd gewerkt aan het vergroten van de capaciteit van examinatoren en andere examenbetrokkenen?

II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs

Ik dank de leden van uw Kamer voor de vragen en opmerkingen naar aanleiding van de Kamerbrief over staatsexamens vo 2022. In de vragen komen een aantal thema’s naar voren. De vragen zullen daarom thematisch en zoveel mogelijk in samenhang beantwoord worden. De thema’s die aan bod zullen komen zijn: 1. Staatsexamens algemeen; 2. Examenmaatregelen staatsexamens; 3. Verbeteragenda algemeen; 4. Pilot inzet eigen vso-docent bij afname staatsexamen; 5. Eerder inzicht in behaalde resultaten; 6. Terugtrekkingen/no-show staatsexamenkandidaten; 7. Rol vertrouwenspersoon/bijzitdocent; 8. Vavo; 9. Vergoedingen staatsexamenbetrokkenen; 10. Voortgezet speciaal onderwijs & extra voorzieningen staatsexamenkandidaten.

1. Staatsexamen algemeen

De leden van de VVD-fractie vragen of de totale kosten per afgenomen staatsexamen in beeld gebracht kunnen worden. Tevens vragen zij hoe deze kosten zich in de loop van de jaren ontwikkeld hebben en wat de kosten zijn bij reguliere examens.

Het in beeld brengen van de totale kosten per afgenomen staatsexamen en de kosten voor reguliere examens is complex omdat door verschillende organisaties (waaronder CvTE en DUO) zowel direct als indirect een bijdrage wordt geleverd aan het (staats)examen. Het is niet mogelijk om een uitspraak te doen over de totale kosten per staatsexamenkandidaat omdat dit afhankelijk is van het aantal vakken waarin een kandidaat het staatsexamen aflegt en het aantal mondelinge college-examens per vak. Daarnaast zijn de uitvoeringskosten voor het staatsexamen verweven met de uitvoeringskosten voor het reguliere eindexamen, bijvoorbeeld op het gebied van het drukwerk. Een indicatie van de uitvoeringskosten voor het centraal schriftelijk examen in 2022 zijn € 170 per eindexamenkandidaat. Dit bedrag geldt voor leerlingen uit het reguliere vo en voor staatsexamenkandidaten die het centraal schriftelijk examen afleggen. Hierbij zijn enkel de kosten meegenomen voor het ontwikkelen, drukken en distribueren van de centrale eindexamens en daarmee geeft dit bedrag dus geen volledig beeld van de totale kosten. Zo zijn de kosten voor afnames van de centrale examens hier niet in meegenomen. In het reguliere vo worden deze kosten namelijk gemaakt door scholen en vanwege de lumpsum bekostiging is het niet mogelijk deze inzichtelijk te maken. Een indicatie van de kosten voor de (mondelinge) college-examens van het staatsexamen in 2022 is € 248 per afgenomen college-examen. De afgelopen jaren is een stijging zichtbaar in de kosten voor het centrale eindexamen en de staatsexamens. Deze is deels te verklaren door stijgende grondstofprijzen.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Minister de druk op het staatsexamen wil verlagen voor de eindexamenperiode 2023, nadat zij gelezen hebben dat er in 2022 sprake was van een zeer hoge druk op de staatsexamenorganisatie.

In de afgelopen jaren is de druk op de staatsexamenorganisatie hoog geweest. Voor de examenperiode 2023 wordt wederom een hoge druk verwacht, mede door de uitvoeringsconsequenties van de voor dit jaar geldende maatregelen waaronder de duimregeling en de uitgebreide herkansingsmogelijkheid voor diplomakandidaten. Daarnaast is er elk jaar sprake van een groep examenbetrokkenen die om verschillende redenen niet meer inzetbaar is, bijvoorbeeld doordat zij niet meer voldoen aan de kwaliteitseisen die worden gesteld of omdat het moeilijk te combineren is met het werk op de eigen school. Het CvTE en DUO treffen voorbereidende maatregelen om deze extra druk op te kunnen vangen, door onder andere het werven van extra examenbetrokkenen. Door in te zetten op een ruime werving van examenbetrokkenen, wordt ervoor gezorgd dat een buffer wordt opgebouwd die kan worden ingezet bij eventuele afzeggingen of uitval van examenbetrokkenen. Om deze buffer te kunnen opbouwen neemt het CvTE een aantal maatregelen. Zo werkt het CvTE aan het vergroten van de bekendheid van taken onder werkende vo-docenten zodat zij weten dat zij zich kunnen inzetten als staatsexamenbetrokkenen. Het is het gehele jaar mogelijk om je aan te melden als staatsexamenbetrokkenen. Ik moedig alle (oud)docenten aan om dit te doen en daarmee een belangrijke bijdrage te leveren (school)loopbaan van staatsexamenkandidaten. Ook wordt ingezet op de werving van examinatoren voor vakken waar de tekorten het grootst zijn, zoals wiskunde en maatschappijleer. Hiervoor is in 2023 een pilot gestart waarbij examinatoren zich als ambassadeur inzetten voor het staatsexamen. Binnen zes vakgroepen van tekortvakken richten deze ambassadeurs zich op het gericht werven van nieuwe docenten, die zich in willen zetten als examinator voor het staatsexamen. De ambassadeurs ontvangen een beloning zodra een docent dankzij hen benoemd wordt als staatsexamenbetrokkene. Bij succes wordt het werken met ambassadeurs verder uitgebreid van de werving van examenbetrokkenen.

2. Examenmaatregelen staatsexamen

De leden van de CDA-fractie vragen wat de reden is dat diplomakandidaten van het staatsexamen alleen in het jaar dat ze opgaan voor het diploma een herkansing in kunnen zetten, terwijl ze wel alle jaren het volledige examen opnieuw mogen doen. Tevens vragen zij hoe het jaarlijks opnieuw kunnen doen van een volledig examen tot minder werkdruk voor examinatoren leidt ten opzichte van elk jaar één herkansing in kunnen zetten?

Op dit moment hebben staatsexamenkandidaten in het examenjaar dat zij opgaan voor het diploma recht op het afleggen van een herkansing als zij daarmee kunnen slagen voor het diploma. Hiermee wordt voorkomen dat kandidaten een jaar moeten wachten voordat zij opnieuw de mogelijkheid hebben om het diploma te behalen en daarmee vertraging oplopen bij de vervolgstappen in hun (onderwijs)loopbaan. De reden dat certificaatkandidaten geen recht hebben op een herkansing, is dat zij in de daaropvolgende jaren de mogelijkheid hebben het vak opnieuw af te leggen en daarmee hoeven zij geen vertraging op te lopen in hun weg naar het diploma. Het is mijn wens om de herkansingsmogelijkheden meer gelijk te trekken tussen de verschillende examenvoorzieningen en daarom een herkansingmogelijkheid wil bieden aan certificaatkandidaten. Momenteel wordt binnen de verbeteragenda staatsexamens vo toegewerkt naar een situatie waarin zowel diplomakandidaten als certificaatkandidaten een herkansingsmogelijkheid krijgen. Eind 2024 wordt uw Kamer hier samen met de uitkomsten van de verbeteragenda over geïnformeerd.

De leden vragen voorts naar het verschil in impact op de staatsexamenorganisatie tussen het opnieuw afleggen van een volledig vak en het afleggen van een herkansing.

Op dit moment heeft een certificaat kandidaat die gezakt is voor een vak de mogelijkheid om het vak in het daaropvolgende jaar opnieuw af te leggen. Voor de staatsexamenorganisatie betekent het dat voor deze kandidaten ruim de tijd heeft om alle onderdelen van het vak in te plannen (rooster voor kandidaten maken, examinatoren en correctoren werven en inplannen, etc.). Zodra een diplomakandidaat een vak niet heeft gehaald, hebben zij de mogelijkheid om (onderdelen van) dit vak te herkansen. De staatsexamenorganisatie heeft relatief kort de tijd (enkele weken) om deze herkansingen in te plannen, ook al hoeft het niet om alle onderdelen van een vak te gaan. Vooraf is het voor de staatsexamenorganisatie lastig om in te schatten welke vakken herkanst zullen worden, waardoor er op pas na de eerste afname een goed beeld kan worden gevormd van voor welke vakken er examinatoren en correctoren nodig zijn. Dit zorgt daarom voor een piekbelasting op de staatsexamenorganisatie. De huidige opzet van herkansen en het opnieuw afleggen van vak is uitvoerbaar voor de staatsexamenorganisatie. Zodra zowel diplomakandidaten als certificaatkandidaten de mogelijkheid krijgen een vak te herkansen, wordt de groep kandidaten die kunnen herkansen aanzienlijk vergroot. Deelname aan een herkansing is immers niet meer beperkt tot de groep kandidaten die met een herkansing nog kan slagen voor het diploma. De extra herkansingen die hierdoor moeten worden afgenomen moeten nog steeds in hetzelfde korte tijdsbestek worden afgenomen. Daarom leidt het uitbreiden van de herkansingsregeling tot extra druk voor de staatsexamenorganisatie. Binnen de verbeteragenda wordt naar oplossingen voor dit vraagstuk gezocht.

De leden van de PVV-fractie vragen of de kritiek van LBVSO dat er onvoldoende compensatie is voor de komende staatsexamens 2023, net zoals die er was tijdens de coronaperiode, gerechtvaardigd is, zeker gezien de kansenongelijkheid tussen reguliere examens en het staatsexamen en het feit dat juist deze leerlingen in het vso gebaat zijn bij meer maatwerk.

Om staatsexamenkandidaten te compenseren voor de gevolgen van corona heb ik reeds twee maatregelen aangekondigd.20 Zo hebben kandidaten die in 2023 opgaan voor een diploma en een certificaat inbrengen uit één van de coronajaren recht op een duimregeling. Ook hebben staatsexamenkandidaten die opgaan voor het diploma, in tegenstelling tot examenkandidaten uit het regulier onderwijs en vavo, een uitgebreide herkansingsmogelijkheid. Ik zie geen aanleiding om deze maatregelen verder uit te breiden of te verlengen. Het treffen van verdere maatregelen heeft rechtstreeks effect op het niveau dat van kandidaten gevraagd wordt. In het belang van vso-leerlingen wil ik ervoor zorgen dat het diploma dat behaald wordt via het staatsexamen vergelijkbaar is met het reguliere vo-diploma. Dit draagt bij aan de kansengelijkheid tussen de vo-kandidaten en staatsexamenkandidaten.

Ten aanzien van het verschil tussen het staatsexamen en het reguliere examen in het algemeen ben ik het met LBVSO eens dat er verschillen bestaan tussen de verschillende examenvoorzieningen, bijvoorbeeld het moment dat staatsexamenkandidaten inzicht krijgen in de behaalde resultaten voor het schriftelijke examen. Zoals ik eerder met uw Kamer heb gedeeld zet ik mij ervoor in om het staatsexamen op onderdelen aan te passen en daarbij bijzondere aandacht te besteden aan de vso-doelgroep binnen het staatsexamen.21 Ik ben het ook eens met LBVSO dat leerlingen in het vso gebaat zijn bij maatwerk. Juist bij de afname van het staatsexamen is het op veel verschillende manieren mogelijk om maatwerk toe te passen. Zo is het mogelijk om het staatsexamen op een locatie elders af te leggen, mocht het bijvoorbeeld voor de kandidaat niet mogelijk zijn om naar de afnamelocatie af te reizen.

De leden van de SP-fractie vragen of ik bereid ben om de duimregeling voort te zetten voor de leerlingen die in de periode 2020 tot en met 2023 begonnen zijn aan het examen, zoals LBVSO ook voorstelt. Daarbij vragen de leden van de GroenLinks-fractie of ik kan uitleggen waarom er voor gekozen is dat staatsexamenkandidaten die in 2023 opgaan voor het diploma en een of meer resultaten inbrengen uit examenjaar 2020, 2021 en/of 2022, het recht hebben op toepassing van de duimregeling en deze duimregeling dus niet geldt voor resultaten uit 2023.

Voor het staatsexamen 2023 hebben diplomakandidaten binnen het staatsexamen, waaronder leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs, die een resultaat inbrengen uit één van de coronajaren, het recht op een duimregeling. Met deze duimregeling kan een resultaat van een vak, niet zijnde een resultaat van een kernvak, niet bij de uitslagbepaling wordt betrokken.22. In tegenstelling tot het bezwaar van LBVSO is het dus ook mogelijk om een duim te leggen op een resultaat dat in 2023 behaald wordt, mits een resultaat wordt ingebracht uit een van de coronajaren (2020, 2021 en 2022). Diplomakandidaten die in 2023 voor het eerst in alle vakken het examen afleggen en kandidaten die in 2024 (of later) opgaan voor een diploma en daarbij een resultaat inbrengen uit een coronajaar hebben geen recht op de duimregeling. De reden hiervoor is dat deze groepen kandidaten voldoende tijd hebben gehad om onder normale omstandigheden zich voor te bereiden op het examen of voldoende tijd hebben om de door corona opgelopen achterstanden in te halen. De inzet van de duimregeling is een zeer substantiële maatregel die vraagt om een zorgvuldige afweging of het noodzakelijk is om deze maatregel langer of voor een bredere groep in te zetten. Op dit moment zie ik daar onvoldoende redenen voor. Ik ben bereid om in de evaluatie van de staatsexamens 2023 mee te nemen in welke mate gebruik is gemaakt van de duimregeling en te bezien of het van toegevoegde waarde is om de duimregeling te verlengen voor kandidaten die na 2023 opgaan voor het diploma en daarbij een resultaat inbrengen uit een coronajaar.

3. Verbeteragenda algemeen

De leden van de VVD-fractie vragen welke mogelijke aanpassingen aan de staatsexamenorganisatie met betrekking tot de uitvoeringsconsequenties door het CvTE en DUO in beeld worden gebracht.

Binnen de verbeteragenda staatsexamens vo lopen verschillende projecten en onderzoeken die ten doel hebben om het staatsexamen flexibeler in te richten en beter aan te laten sluiten bij de behoeftes van vso-leerlingen. Om dit te realiseren is het nodig dat bestaande werkprocessen, administratieve processen en technische systemen worden aangepast. Binnen de afzonderlijke projecten en onderzoeken van de verbeteragenda worden deze uitvoeringsconsequenties meegewogen. Begin 2024 worden de projecten en onderzoeken afgerond en kan gestart worden met de eerste analyses over de eventuele impact op de uitvoering en de sector. Dit leidt tot de kansrijke adviezen die eind 2024 worden opgeleverd. Dat garandeert echter nog niet dat eind 2024 de volledige uitvoeringsconsequenties in beeld zijn gebracht of dat deze werkprocessen, administratieve processen en systemen al direct zijn aangepast. Waar mogelijk worden al voor eind 2024 verbeteringen aan de staatsexamenorganisatie doorgevoerd. Voor complexere (systeem)aanpassingen vraagt het na het opleveren van de adviezen eind 2024 om eerst de uitvoeringsconsequenties in beeld te brengen zodat er zicht is op de personele en financiële gevolgen.

De leden van de PVV-fractie hebben vragen over het trage verloop van de verbeteragenda staatsexamens door het tekort aan capaciteit bij DUO en het CvTE en de verouderde systemen die er juist voor moeten zorgen dat herkansingen op deelcertificaten mogelijk zouden moeten zijn.

Binnen de verbeteragenda wordt toegewerkt naar een structurele en robuuste verandering van de staatsexamenorganisatie. Dit moet het mogelijk maken dat veranderingen zoals een herkansingmogelijkheid voor certificaatkandidaten, die van grote invloed zijn op de staatsexamenorganisatie, door te voeren. Ondanks dat de wens groot is om dit zo spoedig mogelijk te regelen, acht ik het van groot belang dat dit op een betrouwbare wijze en in afstemming met de sector gebeurt. Daar is tijd voor nodig. Binnen de verbeteragenda wordt grotendeels gewerkt met onderzoeken en pilots die meerdere examenperiodes moeten draaien om gedegen aanbevelingen te kunnen doen. Het vergroten van de capaciteit bij DUO en CvTE biedt daarvoor geen oplossing. Ook wil ik benadrukken dat daarnaast de «winkel open blijft». Met andere woorden, ieder jaar wordt het voor circa 6500 staatsexamenkandidaten mogelijk gemaakt het staatsexamen af te leggen en daarmee de mogelijkheid geboden een diploma of deelcertificaat te behalen. Hierbij gaat het om ruim 65.000 deelexamens die jaarlijks worden afgenomen. De organisatie hiervan staat reeds onder grote druk en vraagt het uiterste van de staatsexamenorganisatie. Voor de staatsexamenorganisatie is de kwaliteit en continuïteit van de afnames van de staatsexamens te allen tijden prioriteit. Zodra de druk op de staatsexamenorganisatie toeneemt, zal dat ervoor zorgen dat onderdelen van de verbeteragenda vertraging oplopen. Hierdoor is het niet mogelijk om vóór eind 2024 kansrijke scenario’s op te leveren over de structurele aanpassingen van de staatsexamenorganisatie. Ik vind het van groot belang dat het staatsexamen doorgang kan vinden en alle kandidaten bediend kunnen worden. En daarnaast dat integraal wordt toegewerkt naar een toekomstbestendige staatsexamenorganisatie. Om die reden geef ik dan ook voorrang aan de organisatie van de examenperiode en uitvoering van de verbeteragenda in plaats van ad hoc wijzigingen aan te brengen aan de bestaande organisatie.

Naast de acties uit de verbeteragenda wordt binnen DUO gewerkt aan het moderniseren van de systemen die er onder andere voor zorgen dat de mondelinge college-examens automatisch worden ingepland en resultaten worden verwerkt. Dit is een traject dat vele jaren in beslag neemt. Deze modernisering is noodzakelijk voor de continuïteit en toekomstbestendigheid van de dienstverlening met als belangrijkste doel eventuele risico’s weg te nemen. Het opbouwen van het nieuwe systeem gebeurt naast het laten draaien van de bestaande systemen. Dit vraagt om zeer zorgvuldig handelen want een storing in een van de systemen kan er bijvoorbeeld toe leiden dat resultaten van kandidaten niet verwerkt kunnen worden. Dit moderniseringstraject in combinatie met de acties uit de verbeteragenda vragen het uiterste van DUO. Dit zorgt ervoor dat er op dit moment geen ruimte is om aanvullende wensen binnen het staatsexamen door te voeren.

4. Pilot inzet eigen vso-docent bij afname staatsexamen

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de neutraliteit wordt gegarandeerd bij de pilot waarbij examens worden afgenomen door de eigen vso-docent. Daarbij vragen zij hoe de eerste pilot is geëvalueerd, welke lessen daaruit zijn getrokken en welke veranderingen zijn aangebracht in de nieuwe pilot.

Binnen het project «Examineren op de eigen school» vervullen vso-docenten een rol bij de afname van het examen bij hun eigen leerlingen op de eigen school samen met een onafhankelijke examinator van het staatsexamen. De neutraliteit bij de beoordeling van het examen is daarbij van cruciaal belang. Om dit te garanderen zijn de volgende maatregelen getroffen. Ten eerste is de onafhankelijke examinator altijd van buiten de betreffende school afkomstig en ziet daarmee toe op de neutrale afname en beoordeling van het examen. Ten tweede wordt zowel bij de selectiedagen als bij de opleidingsdagen van de docenten van de eigen school in het bijzonder aandacht besteed aan het neutraal handelen. Ten derde, indien sprake is van een geschil over de beoordeling tussen de onafhankelijke examinator en de eigen docent, heeft de onafhankelijke examinator het laatste woord, eventueel met tussenkomst van de locatievoorzitter. In het eerste jaar van het project toonden deelnemende vso-docenten zich positief over de objectiviteit van examinering. Het project heeft in 2022 op kleine schaal plaatsgevonden. In totaal deden vijf vso-scholen en 14 vso-docenten mee. Een deel van de deelnemende vso-docenten examineerde al langer voor het staatsexamen maar deed dat in 2022 voor het eerst op de eigen school. Het eerste projectjaar is geëvalueerd door middel van een vragenlijst onder kandidaten, externe examinatoren en deelnemende docenten van de eigen vso-school, observaties van examens en kwalitatieve gesprekken met deelnemende docenten van de eigen vso-school en externe examinatoren. Alle betrokkenen oordeelden positief over de kwaliteit van examinering. De externe examinatoren gaven aan dat kandidaten relatief meer op hun gemak waren in vergelijking met een situatie waarbij er twee externe examinatoren waren. Ook vso-leerlingen gaven aan het prettig te vinden dat een bekend gezicht bij de mondelinge examens aanwezig was. Van de 20 reacties van vso-leerlingen op de vragenlijst gaven er 15 aan een voorkeur te hebben voor een examen in aanwezigheid van de eigen docent. Vier leerlingen gaven aan geen voorkeur te hebben en één leerling gaf de voorkeur voor enkel externe examinatoren. Uit het eerste jaar is een aantal lessen getrokken die meegenomen worden in het tweede pilot-jaar. Zo is meer praktijkervaring nodig om een valide afweging te maken of geregeld moet worden dat eigen vso-docenten structureel het mondelinge college-examen mogen afleggen. Om die reden is het project in 2023 verbreed naar 10 deelnemende scholen en 30 vso-docenten. Ook op organisatorisch vlak zijn lessen getrokken die er toe leiden dat in 2023 meer gerichte eisen aan scholen en docenten worden gesteld voordat ze kunnen deelnemen. Dit richt zich met name op de verwachtingen van scholen en de beschikbare inzet van de eigen vso-docenten. Waar mogelijk wordt binnen de pilot zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de inzet van de eigen vso-docent. Wel moet het organisatorisch haalbaar zijn voor de staatsexamenorganisatie in combinatie met de efficiënte inzet van externe examinatoren van het staatsexamen. De evaluatie van de pilot wordt in het najaar verwacht waarover ik u zal informeren in de volgende voortgangsrapportage van de verbeteragenda.

5. Eerder inzicht in behaalde resultaten

Leden van diverse fracties hebben vragen met betrekking tot het eerder inzicht bieden in de resultaten van het centrale schriftelijke examen voor staatsexamenkandidaten. Zo vragen de leden van de VVD-fractie wat de reden is dat tijdige bekendmaking van het schriftelijke examen tot op heden niet gelukt is. Daarnaast vragen zij wanneer verwacht wordt dat ik dit wel geregeld heb en welke obstakels daarvoor moeten worden weggenomen. De leden van de D66-fractie vragen wanneer de Minister verwacht dat de staatsexamenkandidaten het resultaat van hun schriftelijke examen op 14 juni 2023 te horen krijgen en of dit eventueel los van de bredere werkwijze georganiseerd kan worden. De leden van de SP-fractie vragen hoe het staat met het gelijktrekken van de examenuitslag van staatsexamenkandidaten en kandidaten uit het voorgezet onderwijs. Daarbij vragen zij of het klopt dat ik dit ga regelen maar dat dit door verouderde systemen nog jaren kan duren, waarom dit zo is en hoe dit proces versneld kan worden. Tevens vragen zij of ik bereid ben om door te pakken zodat dit in 2023 al geregeld is, zoals Henk Vegter wil bereiken met de petitie. Als laatste vragen de leden van de GroenLinks-fractie vragen of ik kan uitleggen waarom het nog steeds zo is dat het resultaat van het schriftelijke examen van staatsexamenkandidaten geheim wordt gehouden totdat ze hun mondelinge examen hebben afgelegd. Zij vragen waarom dit nog steeds zo is, ondanks toezeggingen op dit vlak? Zij vragen of ik vind dat staatsexamenkandidaten zich hierdoor goed kunnen voorbereiden op hun mondelinge examen en hoe ik aankijk naar de petitie die opgestart is voor gelijkheid op dit vlak en vragen om een reactie op de petitie.

Op dit moment ontvangen staatsexamenkandidaten het resultaat van het centraal examen na afloop van het college-examen. Hierdoor weten zij voor het afleggen van het (mondelinge) college-examen nog niet hoe ze het centrale examen voor het betreffende vak hebben gemaakt. Dit wijkt af van de systematiek in het reguliere voortgezet onderwijs. Ik ben het er ten zeerste mee eens dat het onwenselijk is voor staatsexamenkandidaten om pas na het (mondelinge)college-examen te weten hoe het centrale examen gemaakt is. Staatsexamenkandidaten hebben hierdoor een andere uitgangspositie dan kandidaten uit het reguliere vo, waardoor zij zich mogelijk minder goed kunnen voorbereiden op het college-examen. Dit creëert kansenongelijkheid die ik ten allen tijden tegen wil gaan. Binnen de verbeteragenda staatsexamen vo heeft dit onderwerp dan ook hoge prioriteit gekregen en wordt er gewerkt aan een structurele oplossing voor dit probleem. De reden waarom dit niet geregeld kan worden voor de staatsexamens 2023, zoals Henk Vegter vraagt in zijn petitie over de eindexamenresultaten voor staatsexamenkandidaten, komt door hoe de staatsexamenorganisatie en de planning van het staatsexamens op dit moment zijn ingericht. Binnen het staatsexamen wordt het centraal examen, net als in het reguliere vo, gecorrigeerd door twee correctoren. Deze correctoren zijn, net als de examinatoren van het mondelinge college-examen afkomstig uit het v(s)o en voeren deze werkzaamheden uit naast hun reguliere (correctie)werkzaamheden op hun eigen school. Binnen het staatsexamen gebeurt de correctie van de centrale examens deels thuis en deels op daarvoor georganiseerde correctiedagen. Deze correctiedagen overlappen met de start van de (mondelinge) college-examens. Hierdoor is het niet mogelijk om een garantie af te geven dat voor alle kandidaten voorafgaand aan het (mondelinge) college-examen het centrale examen is gecorrigeerd. Een mogelijk alternatief zou kunnen zijn dat de (mondelinge) college-examens op een later moment starten zodat wel met zekerheid alle centrale examens nagekeken zijn. Echter is dit lastig vanwege de doorlooptijd van de college-examens. Deze moeten in 2023 voor 5 augustus zijn afgenomen zodat er voldoende tijd is voor de start van het derde tijdvak en om tijdig, voor de start van het nieuwe schooljaar, de examens en eventuele herkansingen afgerond te hebben. Kortom, het structureel mogelijk maken dat de resultaten van de centrale examens voor de start van de college-examens aan de kandidaten bekend worden gemaakt, vraagt een grootschalige aanpassing van de planning van de staatsexamens en de staatsexamenorganisatie. Een andere mogelijkheid is om een tijdelijke oplossing te bieden. Echter blijft dan het probleem bestaan dat geen garantie afgegeven kan worden dat alle kandidaten voor de start van het (mondeling) college-examen het cijfer te horen krijgen. Hiermee ontstaat een ongelijke uitgangspositie tussen staatsexamenkandidaten die ik zeer onwenselijk vind en juridisch gezien mogelijk geen standhoudt. Daarbij is een tijdelijke oplossing erg arbeidsintensief en foutgevoelig en zorgt voor een negatieve en vertragende werking op een structurele oplossing voor dit probleem. Om die reden geef ik de voorkeur voor het toewerken naar een structurele oplossing voor alle kandidaten Hiervoor is het randvoorwaardelijk dat de jaarplanning van de staatsexamens wordt aangepast. Binnen de verbeteragenda wordt hier in brede zin onderzoek naar gedaan. Voordat over wordt gegaan tot het aanpassen van de jaarplanning, zijn er nog vele keuzes te maken die ook afgestemd moeten worden met de sector. Eind 2024 worden de adviezen uit de verbeteragenda opgeleverd en kunnen uitspraken worden gedaan over wanneer de structurele oplossing ingevoerd kan worden. Vooruitlopend daarop heeft de examenketen de intentie uitgesproken om in 2025 een oplossing te implementeren waarbij kandidaten, indien zij dit wensen, inzicht kunnen krijgen in hun behaalde resultaten voorafgaand aan het examen. Hierover wordt u Kamer eind 2024 geïnformeerd. Mocht hiertoe besloten worden, dan worden de bijbehorende uitvoeringskosten tegen die tijd binnen de begroting van OCW gedekt.

6. Terugtrekkingen/no-show staatsexamenkandidaten

De leden van de CDA-fractie vragen wat de reden is dat kandidaten die zich wel aanmelden maar zich op een later moment hebben teruggetrokken of niet aanwezig waren bij het examen, niet apart opgenomen zijn in de aantallen zodat een vergelijking met de afgelopen jaren gemakkelijker is? Tevens vragen zij wat de eerste resultaten uit het onderzoek van het CvTE en DUO zijn naar de terugtrekkingen en no-shows van kandidaten.

De afgelopen jaren is geconstateerd dat er sprake is van een groep staatsexamenkandidaten die zich op het laatste moment terugtrekt bij het staatsexamen of niet komt opdagen op de dag zelf. Voor deze kandidaten is dan al rekening gehouden met beschikbare capaciteit van examenbetrokkenen die dan niet meer voor andere doeleinde kan worden ingezet. Ook werd geconstateerd dat er onvoldoende beeld is over hoe groot deze groep precies is, wat de redenen zijn waarom kandidaten zich terugtrekken of niet komen opdagen en wat passende maatregelen zijn om dit tegen te gaan. Om die reden wordt hier binnen de verbeteragenda onderzoek naar gedaan. Het is nog niet mogelijk om vooruitlopend op de resultaten van het onderzoek betrouwbare uitspraken te doen over wat redenen van no-show onder kandidaten zijn. In het najaar worden de resultaten van het onderzoek opgeleverd en wordt uw Kamer hierover geïnformeerd in de voortgangsrapportage van de verbeteragenda. De reden waarom de aantallen no-shows onder kandidaten niet apart worden opgenomen in de cijfers is omdat tot op heden no-show niet systematisch wordt geregistreerd. Eventuele structurele registratie is onderdeel van het lopende onderzoek waarvan de resultaten dit najaar worden verwacht.

7. Rol vertrouwenspersoon/bijzit docent

De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze gecommuniceerd is over de uitvoering van de motie van het lid Kwint c.s. en of ik bereid ben om dit nogmaals te doen en erop te wijzen dat examenvragen herhaald mogen worden en verhelderende opmerkingen mogen worden gemaakt door de mentor of vertrouwenspersoon.23 Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie of ik voor het staatsexamen 2023 duidelijk kan maken wat deze vertrouwenspersoon wel of niet mag doen, zodat daar geen onduidelijkheid over blijft bestaan? Tot slot spreken de leden van de PVV-fractie zorgen uit over de vele klachten van examenkandidaten en/of hun ouder(s)/verzorger(s) over het staatsexamen 2023 met betrekking tot de rol van de vertrouwenspersoon/bijzitdocent bij het mondelinge examen, aangezien het lerarentekort gemiddeld genomen in het vso het hoogste is en vso-scholen regelmatig moeten werken met een ingekort rooster wat een uiterst nadelig effect heeft op de kansen van leerlingen in het vso om het staatsexamen met succes af te leggen.

In de beantwoording van de vragen uit het schriftelijk overleg over de examens 2023 heb ik reeds aangegeven dat ik samen met het CvTE als verantwoordelijke voor de afname van de staatsexamens het belang van de vertrouwenspersoon en de bijzitdocent ten zeerste ondersteun. Ik vind het dan ook van groot belang dat de rol van de vertrouwenspersoon en bijzitdocent voor een ieder zo helder mogelijk is zodat het zo goed mogelijk aansluit bij de behoeften van vso-kandidaten en het geen afbreuk doet aan de kwaliteit van het staatexamen. Door het CvTE wordt blijvend geïnvesteerd in duidelijk maken wat de rol van de vertrouwenspersoon of bijzitdocent is tijdens het mondelinge examen. Ook in de voorbereiding op het staatsexamen 2023 is hier wederom aandacht voor. Zo worden op het aanmeldformulier voor vertrouwenspersonen richtlijnen vermeld over hun rol tijdens het mondelinge college-examen, komt dit expliciet aan bod tijdens de regionale live-bijeenkomsten met vso-scholen, zijn de handreikingen voor examenbetrokkenen op basis van de opgedane ervaringen aangepast en worden kandidaten en vertrouwenspersonen uitgebreider geïnformeerd via flyers en online informatievoorzieningen. In het aanscherpen van de richtlijnen en instructies over de rol van vertrouwenspersonen wordt getracht de uitvoeringspraktijk steeds dichter bij de oorspronkelijke intentie van de motie van het lid Kwint c.s. te brengen. Het uitgangspunt blijft te allen tijden dat de inhoud van het examen niet geraakt mag worden. Om die reden kan een vraag letterlijk herhaald worden, maar mag geen sprake zijn van herformulering. In de praktijk kan dit namelijk lastig zijn. Zo wordt bij het herformuleren van een vraag al snel de inhoud van het examen geraakt en daarmee onbedoeld antwoorden voorgezegd. Daarnaast kent een mondeling college-examen vaak een opbouw van vragen richting bepaalde inhoud. Door het herformuleren van een vraag bestaat de mogelijkheid dat deze opbouw verdwijnt. Deze situaties kunnen leiden tot onwenselijke situaties voor zowel de kandidaten als de examinatoren. Een vertrouwenspersoon kan in dat geval beter vragen aan de examinator om de vraag te herformuleren of kan aan de examinator aangeven dat de kandidaat extra bedenktijd nodig heeft. De informatievoorziening hierover is gericht op examenbetrokkenen, vso-scholen, staatsexamenkandidaten, vertrouwenspersonen en bijzitdocenten en zij ontvangen deze voorafgaand aan de start van en tijdens de periode waarin de staatsexamens worden afgenomen. Hierin zal samen worden opgetrokken met relevante veldpartijen waaronder LBVSO, zodat de inzet van de vertrouwenspersoon of bijzitdocent zo goed mogelijk aansluit bij de wensen van de vso-kandidaten en bijdraagt aan de kans dat vso-leerlingen slagen voor het staatsexamen.

8. Vavo

De leden van de PvdA-fractie vragen of er rechtsongelijkheid is tussen staatsexamenkandidaten en onder andere kandidaten aan een vavo-instellingen omdat binnen het vavo het gebruikelijk is dat het examen gespreid wordt over examenjaren en staatsexamenkandidaten dit jaar recht hebben op een duimregeling zodat het resultaat van één vak niet betrokken worden bij het slagen en deze regeling niet opgaat voor het vavo-kandidaten. Tevens vragen zij of de oorspronkelijke motie inzake het beschikbaar houden van de duimregeling uit 2021 niet betrekking had op zowel staatsexamenkandidaten als vavo-kandidaten. En vragen zij of de indruk van de leden van de PvdA fractie klopt dat in het proces erna de vavo-kandidaten buiten beeld zijn geraakt, toen in 2022 een nieuwe motie werd aangenomen en ik hier uitvoering aan gaf. Tot slot vragen zij welke overwegingen hieraan ten grondslag liggen of zie ik het als domme pech, die geen rechtvaardiging behoeft?

De leden constateren terecht dat ook vavo-studenten examen kunnen afleggen in losse vakken. Bij de nadere uitwerking van de betreffende motie is dan ook wel degelijk aandacht geweest voor de groep vavo-kandidaten die in 2020, 2021 en 2022 examen hebben afgelegd in losse vakken. Echter bestaat er een belangrijk verschil tussen staatsexamenkandidaten en vavo-kandidaten die in de hiervoor genoemde jaren opgingen voor losse certificaten waarmee een verschil in compensatie rechtvaardig is. In tegenstelling tot certificaatkandidaten van het staatsexamen hebben vavo-kandidaten de mogelijkheid om een herkansing af te leggen in het examenjaar dat zij examen afleggen in losse vakken. Daarmee hebben vavo-kandidaten die in 2020, 2021 en/of 2022 (nog) niet opgingen voor een diploma een andere uitgangspositie dan staatsexamenkandidaten die in deze jaren opgingen voor losse certificaten. Om die reden acht ik het terecht dat staatsexamenkandidaten ook op een andere manier gecompenseerd worden dan vavo-kandidaten.

9. Vergoedingen staatsexamenbetrokkenen

De leden van de SP-fractie stellen dat een passende vergoeding die aansluit bij de bekostiging van het voortgezet onderwijs noodzakelijk is om er voor te zorgen dat er genoeg examinatoren zijn om het staatsexamen goed te laten verlopen. Zij vragen wat ik hiervan vind en of ik bereid ben om al dit jaar te zorgen voor een hogere en passende vergoeding voor alle examenbetrokkenen vooroplopend op het onderzoek daartoe.

Zoals ik reeds heb aangegeven in de beantwoording van de vragen uit het schriftelijk overleg over examens 202324 ben ik het ermee eens dat de vergoeding aan staatsexamenbetrokkenen marktconform en passend moet zijn bij de inspanningen die examenbetrokkenen leveren. Om die reden wordt binnen de verbeteragenda staatsexamens vo onderzoek gedaan naar de vergoedingenstructuur voor examenbetrokkenen en de mate waarin vergoedingen voor alle taken en rollen passend zijn. Eind 2023 worden de resultaten van het onderzoek verwacht en het is nog te vroeg om vooruitlopend op de resultaten van het onderzoek uitspraken te doen over wat een passende vergoeding is. Daarentegen ben ik mij bewust van de hoge tekorten onder staatsexamenbetrokkenen in de afgelopen jaren en de druk waaronder staatsexamenbetrokkenen zich inzetten veelal naast hun baan in het onderwijs. Daarom heb ik reeds besloten om vooruitlopend op de uitkomsten van het onderzoek en de Voorjaarsnota 2023 een bedrag van € 300.000 vrij te maken om het CvTE in de gelegenheid te stellen om al dit jaar de vergoedingen voor staatsexamenbetrokkenen te verhogen.25 Dit wordt budgettair verwerkt bij de 1e suppletoire begroting van OCW

10. Voortgezet speciaal onderwijs & extra voorzieningen staatsexamenkandidaten

De leden van de D66-fractie, de leden van de CDA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen naar een reactie op de klachtenrapportage van LBVSO over de staatsexamens van 2023 waarbij met name wordt ingegaan op de ervaring over de leerachterstanden, de zorgachterstanden, het gebrek aan vertrouwen in de examenmaatregelen, het terugtrekken van kandidaten en het aanvragen van extra voorzieningen.

Ik waardeer het werk dat door LBVSO is gestopt in de klachtenrapportage en de wijze waarop zij de klachten van examenkandidaten via verschillende kanalen heeft opgehaald. Hierna ga ik gericht op de benoemde punten in.

Ten eerste de leer- en zorgachterstanden in relatie tot het leerlingenvervoer en het lerarentekort. Ik zie in dat de problemen in het leerlingenvervoer en de schaarste aan zorg- en onderwijspersoneel zeker niet bijdragen aan het inlopen van vertragingen en een gedegen voorbereiding op de examens. Voor de vertragingen die zijn ontstaan door de coronacrisis zijn aan vso-scholen middelen beschikbaar gesteld uit het NP Onderwijs. Doel is deze in te zetten voor het inlopen van deze vertragingen. Het is aan de school om te bepalen hoe zij deze middelen besteden, in afstemming met de medezeggenschap van de school. Hoewel ik zie dat de problemen in het leerlingenvervoer zeer vervelende gevolgen hebben, en kunnen leiden tot lesuitval, heb ik zelf geen signalen ontvangen over structurele lesuitval in de mate waarin LBVSO die beschrijft (gemiddeld 4–10 lesuren per week). Het onderzoek onder ouders naar de kwaliteit van het leerlingenvervoer waarover uw Kamer in de tweede voortgangrapportage passend onderwijs is geïnformeerd geeft hier meer inzicht in.26 De genoemde cijfers over de lerarentekorten zijn mij wel bekend. We pakken dit probleem momenteel dan ook met extra urgentie aan langs vier programmalijnen binnen het werkplan «Samen voor het beste onderwijs».27 Daarbij kijken we naar maatwerk voor het pro en (v)so. De problemen die er zijn over de inzet van het zorg-personeel in het vso heb ik reeds onder de aandacht gebracht bij het Ministerie van VWS.

Ten aanzien van de examenmaatregelen geeft LBVSO aan dat er ongenoegen is over de toepassing van de duimregeling. Zo is de veronderstelling dat de duimregeling niet van toepassing is op resultaten die in 2023 behaald zijn en is de wens om de duimregeling toe te kunnen passen zolang door een leerling in de periode 2020–2023 is begonnen met het behalen van een certificaat. Daarnaast is er ongenoegen over dat leerlingen die in 2023 in één keer opgaan voor het examen de duimregeling mislopen. Voor wat betreft de toepassing van de duim op resultaten die in 2023 zijn behaald, heb ik reeds duidelijkheid gegeven onder het kopje examenmaatregelen staatsexamen. Leerlingen die in 2023 in één keer opgaan voor het diploma hebben zich al ruim een jaar onder normale omstandigheden kunnen voorbereiden op het examen evenals leerlingen uit het reguliere vo. Door deze groep leerlingen niet in aanmerking te laten komen voor de duimregeling, worden zij op vergelijkbare wijze behandeld als andere examenkandidaten. Ik zie daarom geen reden om de duimregeling ook voor deze groep beschikbaar te stellen.

Verder benoemt LBVSO signalen over het terugtrekken van kandidaten die niet examenklaar zijn. Ik kan me voorstellen dat het teleurstellend kan zijn voor leerlingen als zij worden teruggetrokken uit het examen. Ik ga er dan ook vanuit dat een school dit alleen doet als het echt nodig is en de inschatting is dat een leerling geen goede kans heeft om het examen te behalen. Wanneer er signalen zijn dat de onderwijskwaliteit in het geding komt kan de Inspectie besluiten hiernaar onderzoek te doen.

Tot slot meldt LBVSO dat er problemen en onduidelijkheden worden ervaren bij de aanvragen van extra voorzieningen van vso-kandidaten bij het staatsexamen. Ik wil hierbij nogmaals benadrukken dat ik het van groot belang vind dat kandidaten tijdens het staatsexamen op goede wijze gebruik kunnen maken van de extra voorzieningen. Ik waardeer dat LBVSO zich inspant om problemen en onduidelijkheden over de extra voorzieningen kenbaar te maken. Het CvTE neemt dergelijke signalen uiterst serieus en zet zich in om op de punten waar verbetering mogelijk is de processen aan te passen. Het CvTE zal zich in samenwerking met LBVSO inzetten om extra informatie over de mogelijkheden en de aanvraag van extra voorzieningen verder te verspreiden.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe ik de notitie van LBVSO «Betere compensatie staatsexamens 2023 voor vso, IVIO en vavo examenkandidaten» zal betrekken bij het monitoren van de uitvoering van extra voorzieningen tijdens de afnamedagen van schriftelijke en mondelinge examens en welke consequenties ik hiervan verbind aan de staatsexamens van 2023.

De punten die LBVSO aandraagt over de aanvraag van extra voorzieningen voor staatsexamenkandidaten tijdens de mondelinge en schriftelijke examens nemen het CvTE en ik uiterst serieus. Zoals uit de monitor van het CvTE en LBVSO blijkt is de grootste winst te behalen in de communicatie tussen scholen en kandidaten en in de informatievoorziening aan scholen door de examenketen. Voor de staatexamens 2023 is met name geïnvesteerd in de informatievoorziening over de extra voorzieningen richting scholen en kandidaten.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of ik in beeld heb hoe groot de gevolgen van de coronamaatregelen, de problemen in het leerlingenvervoer en het lerarentekort zijn voor vso-leerlingen zijn en of dit onderdeel was van de overweging om van versoepelingen in de staatsexamens af te zien. Zij vragen daarbij naar de gemiste lestijd van vso-leerlingen via structurele lesuitval door lerarentekort en vervoersproblemen en of de Minister, mede gezien de klachtenrapportage LBVSO verwacht of de leerlingen voldoende zijn voorbereid op de komende examens?

Ik (h)erken de problemen in het leerlingenvervoer en het lerarentekort in het vso. Echter vind ik het niet passend om de oplossing voor deze problemen te zoeken in het aanpassen van de exameneisen. Ik acht het van groot belang dat het staatsexamendiploma vergelijkbaar is met het reguliere vo-diploma. Door het aanpassen van de exameneisen pas je de lat aan. Dit heeft gevolgen voor een succesvolle doorstroom van kandidaten naar het vervolgonderwijs. Ik neem de zorgen van leerlingen serieus en werk daarom ook aan het terugdringen van het lerarentekort.28 Daarnaast, voor zover dat binnen mijn invloedsfeer ligt, aan verbeteringen in het leerlingenvervoer. Tegelijkertijd wil ik de cijfers van LBVSO ook in perspectief plaatsen. Uit de voortgangsrapportage NP Onderwijs komt naar voren dat ten opzichte van het vo een beduidend kleiner aandeel schoolleiders uit het v(s)o zich zorgen maakt over de leerprestaties van hun leerlingen. Gesprekken met het veld geven het beeld dat de impact van de coronapandemie op de resultaten van vso-leerlingen beperkter lijkt, doordat een groot deel van de leerlingen (aangezien zij behoren tot een kwetsbare groep) naar school bleef gaan gedurende de schoolsluitingen. Uit de Implementatiemonitor van Regioplan blijkt dat in het (v)so de schoolleiders zich vooral zorgen maken over het welbevinden van de leerlingen. Gelukkig is er tussen oktober 2021 en november 2022 een afname te zien van 58% naar 35% van de schoolleiders die zich hierover zorgen maakt.29

Er zijn vanuit de scholen geen cijfers beschikbaar over hoeveel lessen gemist zijn door de logistieke problemen in de groep van leerlingen die gebruik maken van leerlingenvervoer. In het onderzoek naar de kwaliteit van het leerlingenvervoer is gekeken naar te laat komen en dat is niet uitgesplitst naar uitstroomprofiel of examenjaar.30 Ook als betrouwbaar onderzoek op dit detailniveau wel beschikbaar zouden zijn, blijft het overigens niet goed mogelijk om causaliteit vast te stellen tussen de genoemde cijfers en de problemen in het leerlingenvervoer en het lerarentekort, omdat er veel verschillende factoren zijn.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke manier het gespecialiseerd voortgezet onderwijs wordt ondergebracht bij het vo zoals in het regeerakkoord staat en of het gespecialiseerd voortgezet onderwijs bij de plannen betrokken wordt?

Met het dichten van de loonkloof is de eerste stap van het onderbrengen van het gespecialiseerd (voortgezet) onderwijs bij het vo gezet. In het kader van een verdere verkenning naar het komen tot één cao voor het funderend onderwijs wordt ook gekeken wat het zou betekenen om het gespecialiseerd onderwijs verder onder te brengen in het vo. Hierbij wordt onder andere gekeken naar bevoegdheden. Deze acties worden gezamenlijk met het gespecialiseerd voortgezet onderwijs opgepakt.


X Noot
1

vo: voortgezet onderwijs

X Noot
2

CvTE: het College voor Toetsen en Examens

X Noot
3

vso: voortgezet speciaal onderwijs

X Noot
4

DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs

X Noot
5

CE: Centraal Eindexamen

X Noot
6

LBVSO: Leerlingen Belang Voortgezet Speciaal Onderwijs

X Noot
7

Kamerstuk 31 289, nr. 456

X Noot
10

d.d. 6 februari 2023

X Noot
11

Kamerstuk 31 289, nr. 511

X Noot
12

IVIO: primair- en voortgezet afstandsonderwijs

X Noot
13

vavo: voortgezet algemeen volwassenenonderwijs

X Noot
14

d.d. 20 december 2022

X Noot
15

Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 187.

X Noot
16

Kamerstuk 31 289, nr. 510.

X Noot
17

d.d. 6 februari 2023

X Noot
18

Ibidem

X Noot
20

Kamerstuk 31 289, nr. 521

X Noot
21

Kamerstuk 31 289, nr. 521

X Noot
22

Kamerstuk 31 289, nr. 521

X Noot
23

Kamerstuk 31 289, nr. 456

X Noot
24

Kamerstuk 31 289, nr. 533

X Noot
25

Kamerstuk 31 289, nr. 533

X Noot
26

Kamerstuk 31 497, nr. 448

X Noot
27

Kamerstuk 27 923, nr. 449

X Noot
28

Kamerstuk 27 923, nr. 449

X Noot
29

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 35

X Noot
30

Er is gebruik gemaakt van leeftijdscategorieën van vijf jaar

Naar boven