Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2025-2026 | 31288 nr. R |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2025-2026 | 31288 nr. R |
Vastgesteld 10 oktober 2025
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over borgen en versterken van vrijheid, veiligheid en vertrouwen in de wetenschap. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:
• De uitgaande brief van 8 juli 2025.
• De antwoordbrief van 10 oktober 2025.
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De Graag
Aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Den Haag, 8 juli 2025
De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 30 mei 2025 over de inzet op borgen en versterken van de vrijheid, veiligheid en vertrouwen in de wetenschap3 en de daarbij horende bijlagen. De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en JA21 hebben naar aanleiding daarvan een aantal vragen en opmerkingen. De leden van de D66-fractie sluiten zich bij de vragen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA-fractie aan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA
U meldt in uw brief dat u samen met Europese collega’s in overleg bent om de academische vrijheid beter te verankeren in EU-wetgeving. De fractieleden van GroenLinks-PvdA vragen of u de Kamer kunt informeren over de laatste stand van zaken van dit onderzoek en inzicht te geven in de vervolgstappen en de concrete doelstellingen.
Deze leden vinden uw antwoorden als reactie op de motie-Roovers,4 waarin gevraagd wordt actief in gesprek te gaan over hoe de academische vrijheid gewaarborgd en ondersteund kan worden, nogal beperkt. U zegt «van de Universiteiten van Nederland (UNL) geen signalen ontvangen» te hebben dat «de voorwaarden van financiering voor Nederlandse instellingen» in het geding is.5 Dit antwoord schiet wat betreft de fractieleden van GroenLinks-PvdA op twee fronten tekort.
Ten eerste zijn deze leden van mening dat de bedreiging van de academische vrijheid niet slechts gaat over mogelijke opschorting van financiering. Gerichte uitvraag op politiek sensitieve thema’s tijdens een lopend onderzoek kan ook, en met recht, als intimidatie worden opgevat, aldus de fractieleden van GroenLinks-PvdA. Zij vragen u te reageren op de signalen van intimidatie en beïnvloeding waar wetenschappers in Nederland wél degelijk melding van hebben gemaakt, naar aanleiding van ontwikkelingen in de Verenigde Staten. Welke mogelijkheden ziet u om de Nederlandse wetenschap te vrijwaren van politieke intimidatie?
Verder vragen genoemde leden hoe u het gegeven beoordeelt dat de academische vrijheid in Nederland achteruitgaat, zoals blijkt uit internationaal vergelijkend onderzoek van de Academic Freedom Monitor.6 Dit onderzoek stelt dat Nederland inmiddels, vergeleken met andere EU-lidstaten, een onder gemiddeld niveau van academische vrijheid kent. Ziet u het als uw taak om de vrijheid van de Nederlandse wetenschap beter juridisch te waarborgen? Zo ja, aan welke mogelijkheden denkt u? Zo nee, op basis van welke argumenten ziet u dat niet als uw taak?
Ten tweede lezen de fractieleden van GroenLinks-PvdA in uw antwoord niet terug dat u een actieve rol heeft in het gesprek met Universiteiten in Nederland (UNL), zoals gevraagd in de motie, noch dat u universiteiten en andere onderwijsinstellingen in Nederland actief ondersteuning geeft in hun acties om de academische vrijheid te waarborgen. Deze leden willen nogmaals het belang benadrukken dat als u zegt pal te staan voor de academische vrijheid, u deze ook actief moet beschermen en versterken, door met de betrokken organisaties in overleg te gaan over wat hiervoor nodig is. Zij vragen u aan te geven op welke manier u deze voortrekkersrol actief gaat invullen in de komende periode. Welke stappen bent u van plan te nemen, en welke doelen ziet u daarbij voor zich?
De fractieleden van GroenLinks-PvdA constateren tot slot dat u niet ingaat op één van de knelpunten die expliciet uit het geciteerde rapport van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) naar voren komt, namelijk de beperkte wettelijke bescherming van de academische vrijheid in Nederland.7 Wereldwijd hebben 116 landen deze wettelijke bescherming verankerd in hun Grondwet; Nederland hoort daar niet bij.8 De KNAW roept, samen met de rectoren van de universiteiten, op om te onderzoeken wat er nodig is om bescherming van de academische vrijheid op te nemen in de Grondwet. Deze leden vernemen graag hoe u denkt over dit initiatief in het licht van de geconstateerde gebrekkige juridische bescherming van dit moment en de internationale context. Wat is uw visie op de verankering van de academische vrijheid in de Grondwet? Op welke wijze kunt u behulpzaam zijn in dit debat en mogelijk later in dit proces?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van JA21
De fractieleden van JA21 vragen waarom u ervoor kiest om slechts beperkt in te grijpen in de verengelsing van het hoger onderwijs, terwijl het behoud van het Nederlands als voertaal essentieel is voor de borging van onze nationale identiteit en cultuur.
Deze leden vragen op welke wijze u waarborgt dat de ruimte voor activistische betrokkenheid van wetenschappers niet leidt tot een politiek eenzijdige universitaire cultuur waarin conservatieve en rechtse perspectieven structureel worden gemarginaliseerd.
Zij vragen of erkend wordt dat binnen de academische wereld ook pro-Israëlische stemmen en andere minderheidsstandpunten onder druk staan, en zo ja, welke maatregelen worden genomen om de academische vrijheid van deze groepen daadwerkelijk te beschermen.
De fractieleden van JA21 vragen of u erkent dat het dalende vertrouwen in de wetenschap niet alleen te wijten is aan desinformatie, maar ook voortkomt uit het gebrek aan transparantie, het gebrek aan ideologische diversiteit en het gebrek aan ruimte voor van de mainstream afwijkende geluiden binnen de academie.
Deze leden vragen welke waarborgen er bestaan om te voorkomen dat Nederlandse universiteiten in toenemende mate afhankelijk raken van buitenlandse financiers met politieke agenda’s, waardoor de wetenschappelijke onafhankelijkheid onder druk komt te staan.
Tot slot vragen zij of u bereid bent te erkennen dat academische vrijheid geen vrijbrief mag zijn voor het verspreiden van antidemocratische, antisemitische of antiwesterse denkbeelden, en welke concrete grenzen daaraan worden gesteld.
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.
Voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Th.W. Rietkerk
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 oktober 2025
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van de leden GroenLinks-PvdA en JA21 over de brief betreffende het borgen en versterken van vrijheid, veiligheid en vertrouwen in de wetenschap. De leden van de D66-fractie hebben zich aangesloten bij de vragen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA-fractie.
De vragen werden ingezonden op 8 juli 2025 met kenmerk 177566.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Moes
De antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden de brief betreffende het borgen en versterken van vrijheid, veiligheid en vertrouwen in de wetenschap met kenmerk 177566, ingezonden op 8 juli 2025.
Vragen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA
Vraag 1
Kunt u de Kamer informeren over de laatste stand van zaken van uw onderzoek om de academische vrijheid beter te verankeren in EU-wetgeving en inzicht te geven in de vervolgstappen en de concrete doelstellingen?
Antwoord 1
Het Europees Parlement heeft in 2023 een motie aangenomen van Europarlementariër Christiaan Ehler die de Europese Commissie oproept om een juridisch raamwerk te ontwikkelen voor het beschermen van de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek.9 De Europese Commissie zal deze motie uitvoeren binnen de aangekondigde verordening voor de Europese onderzoeksruimte (de zogenoemde European Research Area (ERA) Act)10. Deze ERA Act bevindt zich nu in de voorbereidende fase waarbij een Call for evidence proces net is afgerond. Voor het eind van dit jaar wordt de Public consultation gestart waarna in het derde kwartaal van 2026 een voorstel voor de verordening vanuit de Commissie wordt verwacht. Als onderdeel van dit traject zal tijdens de European Research Area and Innovation Committee (ERAC) bijeenkomst van 16 oktober aanstaande een sessie worden gewijd aan de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek.11 De lidstaten zullen hier actualiteiten uitwisselen en met elkaar op strategisch niveau spreken over de voorziene vorm en inhoud van het wettelijk kader. Nederland is, als covoorzitter van ERAC, aanwezig op deze bijeenkomst.
Vraag 2
Kunt u reageren op de signalen van intimidatie en beïnvloeding waar wetenschappers in Nederland wél degelijk melding van hebben gemaakt, naar aanleiding van ontwikkelingen in de Verenigde Staten?
Antwoord 2
Het is van groot belang dat wetenschappers wereldwijd, maar zéker in Nederland, vrij van intimidatie en beïnvloeding hun werk kunnen doen. Wanneer blijkt dat een ander land in zijn internationale samenwerking met Nederlandse instellingen eisen stelt die de academische vrijheid in Nederland onder druk zetten, zie ik een rol weggelegd voor mijzelf als stelselverantwoordelijke Minister om met vertegenwoordigers van het betreffende land hierover in gesprek te gaan. In mijn aanpak om wetenschappers te beschermen tegen deze druk, maak ik geen onderscheid in de herkomst van de bedreigingen, maar ligt mijn focus op het geven van handvatten aan wetenschappers in Nederland zodat ze beter in staat zijn om intimidatie en beïnvloeding te signaleren en gerichte handelingsperspectieven hebben, mochten zij die nodig hebben. In samenwerking met de Universiteiten van Nederland (UNL), de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) heb ik het WetenschapVeilig platform opgericht. De handelingsperspectieven staan opgenomen in de Handreiking Aanpak bedreiging en intimidatie van Wetenschappers.12 Daarnaast hebben UNL, NWO en de KNAW in 2024 de Monitor Externe Intimidatie, Haat en Bedreiging van Wetenschappers uitgebracht waarin zij een nationaal beeld scheppen van de stand van zaken rondom de veiligheid van wetenschappers.
Vraag 3
Welke mogelijkheden ziet u om de Nederlandse wetenschap te vrijwaren van politieke intimidatie?
Antwoord 3
Omdat ik het van groot belang vind dat wetenschappers zonder politieke intimidatie hun werk kunnen doen, zet ik mij in om de weerbaarheid van kennisinstellingen ten aanzien van beïnvloedings- en inmengingsactiviteiten door statelijke actoren te verhogen. Dit doe ik door de bewustwording over dit fenomeen onder studenten, docenten en medewerkers te vergroten en hen te ondersteunen bij het ontwikkelen van concrete handelingsopties. Zo heb ik het Loket Kennisveiligheid verzocht om de instellingen via de learning community actief te informeren over de risico’s en ga ik dit onderwerp verder uitdiepen in de Nationale Leidraad Kennisveiligheid. Mijn ambtsvoorganger heeft dit eerder dit jaar aangekondigd in een brief aan de Tweede Kamer over de uitvoering van de motie Martens-America en Paternotte.13 Ook ben ik met de instellingen in gesprek over buitenlandse beïnvloeding en inmenging. Ik sluit daarbij zoveel mogelijk aan bij de actielijnen van de kabinetsbrede aanpak Ongewenste Buitenlandse Inmenging.14
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het gegeven dat de academische vrijheid in Nederland achteruitgaat, zoals blijkt uit internationaal vergelijkend onderzoek van de Academic Freedom Monitor15?
Antwoord 4
Het is uitermate zorgelijk om te zien dat er wereldwijd sprake is van een verslechtering van het academisch klimaat, zo ook in Nederland. Academische vrijheid en het borgen van een open academisch klimaat verdienen onze blijvende aandacht.
Vraag 5
Ziet u het als uw taak om de vrijheid van de Nederlandse wetenschap beter juridisch te waarborgen? Zo ja, aan welke mogelijkheden denkt u? Zo nee, op basis van welke argumenten ziet u dat niet als uw taak?
Antwoord 5
Academische vrijheid is van essentieel belang voor goed functionerende, onafhankelijke kennisinstellingen en daarmee voor onze democratische rechtsstaat. Ik sta volledig voor de academische vrijheid en blijf mij hiervoor inzetten. Ik heb inmiddels de KNAW verzocht mij te adviseren over de juridische borging van de academische vrijheid in Nederland. Hierbij heb ik gevraagd om onder andere in te gaan op de vraag of de academische vrijheid op dit moment in het Nederlandse recht voldoende is beschermd en of er manieren zijn om dit te verbeteren waarbij ook gekeken moet worden naar de wenselijkheid van grondwettelijke verankering. Ik verwacht het advies in de zomer van 2026 te ontvangen.
Vraag 6
Deze leden willen nogmaals het belang benadrukken dat als u zegt pal te staan voor de academische vrijheid, u deze ook actief moet beschermen en versterken, door met de betrokken organisaties in overleg te gaan over wat hiervoor nodig is. Kunt u aangeven op welke manier u deze voortrekkersrol actief gaat invullen in de komende periode? Welke stappen bent u van plan te nemen, en welke doelen ziet u daarbij voor zich?
Antwoord 6
Er lopen verschillende trajecten op het terrein van academische vrijheid. Als eerste wil ik refereren aan mijn antwoord op vraag 5 waarin ik aangeef dat ik een formele adviesvraag heb neergelegd bij de KNAW over de wettelijke verankering van de academische vrijheid in Nederland en de eventuele wenselijkheid van verankering ervan in de Grondwet. Ten tweede voer ik op Europees niveau gesprekken over de wettelijke verankering van de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek (zie mijn beantwoording van vraag 1). Het uiteindelijke doel van de adviesaanvraag en het Europese traject is zorgdragen voor een goede juridische bescherming van de academische vrijheid.
De derde stap richt zich op de continue dialoog met het veld. Ik blijf in gesprek met veldpartijen zoals de UNL en de Vereniging Hogescholen over hoe de instellingen invulling geven aan het verzoek van mijn ambtsvoorganger om het komende jaar te gebruiken om beleid op academische vrijheid per instelling op één plek overzichtelijk te communiceren zodat duidelijk vindbaar is wat de instellingen doen om de academische vrijheid te borgen. Dat vind ik belangrijk, omdat de instellingen de wettelijke plicht hebben om academische vrijheid te borgen.
Tot slot vind ik het voor beleidsvorming belangrijk om over juiste data en informatie te beschikken. Daarom zal ik in 2028 het onderzoek uit 2023 naar de wijze waarop onderzoekers, docenten en studenten hun academische vrijheid ervaren, en de mogelijke gevolgen hiervan voor zelfcensuur, nogmaals uitvoeren.16
Vraag 7
De KNAW roept, samen met de rectoren van de universiteiten, op om te onderzoeken wat er nodig is om bescherming van de academische vrijheid op te nemen in de Grondwet. Hoe denkt u over dit initiatief in het licht van de geconstateerde gebrekkige juridische bescherming van dit moment en de internationale context? Wat is uw visie op de verankering van de academische vrijheid in de Grondwet? Op welke wijze kunt u behulpzaam zijn in dit debat en mogelijk later in dit proces?
Antwoord 7
Academische vrijheid is in ons land wettelijk geregeld in artikel 1.6 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en onder andere in het EU-Handvest. Zoals aangeven in mijn antwoord op vraag 5 heb ik een formele adviesvraag neergelegd bij de KNAW waarin ik vraag of de wettelijke verankering van de academische vrijheid in Nederland op dit moment voldoende is. Hierbij zal ook de vraag over de eventuele wenselijkheid van verankering in de Grondwet worden meegenomen. Ik verwacht dit advies in de zomer van 2026 te ontvangen. Daarnaast lopen op Europees niveau (zoals ook genoemd in mijn beantwoording van vraag 2) verkennende gesprekken over de bevordering en bescherming van de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek. Afhankelijk van het advies van de KNAW en het voorstel van de Europese Commissie, zal ik bezien of de wettelijke verankering van de academische vrijheid in ons land aanpassing behoeft.
Vragen van de leden van de fractie van JA21
Vraag 8
Waarom kiest u ervoor om slechts beperkt in te grijpen in de verengelsing van het hoger onderwijs, terwijl het behoud van het Nederlands als voertaal essentieel is voor de borging van onze nationale identiteit en cultuur?
Antwoord 8
Tijdens het tweeminutendebat DUO en hoger onderwijs van 22 mei jl. is een motie ingediend waarin wordt opgeroepen om de toets anderstalig onderwijs (TAO) in het wetsvoorstel Wet internationalisering in balans (Wib) te laten vervallen voor het bestaande anderstalige opleidingsaanbod. Mijn ambtsvoorganger heeft deze motie in eerste instantie ontraden, gelet op de opdracht die hij vanuit het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma heeft meegekregen met betrekking tot taal in de bachelor fase. De motie is echter aangenomen en ik zal daar uitvoering aan geven. Mijn ambtsvoorganger heeft dit toegelicht in zijn brief van 3 juli jl.17
Vraag 9
Op welke wijze borgt u dat de ruimte voor activistische betrokkenheid van wetenschappers niet leidt tot een politiek eenzijdige universitaire cultuur waarin conservatieve en rechtse perspectieven structureel worden gemarginaliseerd?
Antwoord 9
Het is noodzakelijk dat er bij universiteiten een cultuur is waarbij iedereen zich veilig voelt om te discussiëren, ook wanneer meningen of wetenschappelijke expertise botsen. De campusprotesten en teach-ins die de afgelopen periode hebben plaatsgevonden, hebben geleid tot vragen vanuit de media en politiek over enerzijds het beschermen van vrijheid van meningsuiting op de campus en anderzijds het borgen van de veiligheid op universiteiten voor alle groeperingen. Ik heb daarom de KNAW gevraagd mij te adviseren over de rollen en verantwoordlijkheden vanuit de wetenschappelijke sector en de overheid om vrijheid van meningsuiting in de wetenschappelijke sector te verduidelijken. Ik verwacht dit advies in de zomer van 2026 te ontvangen. Daarnaast heeft de Tweede Kamer ook haar zorgen geuit over een gebrek aan pluriformiteit in de wetenschap en heeft hier een motie van Kamerlid Heite over aangenomen.18 Ik zal de Tweede Kamer voor het eind van jaar nader informeren over de invulling van de motie waarbij ik een afschrift aan uw Kamer zal zenden.
Vraag 10
Wordt erkend dat binnen de academische wereld ook pro-Israëlische stemmen en andere minderheidsstandpunten onder druk staan, en zo ja, welke maatregelen worden genomen om de academische vrijheid van deze groepen daadwerkelijk te beschermen?
Antwoord 10
De universiteit is bij uitstek een plek waar diverse perspectieven aan bod moeten kunnen komen. Dit moet echter wel op een vreedzame, respectvolle manier en binnen de grenzen van wet- en regelgeving. Uit het onderzoek naar academische zelfcensuur in hoger onderwijs en wetenschap» (gedeeld met de Tweede Kamer op 21 december 2023) blijkt dat een klein deel van de onderzoekers, docenten en studenten zich in redelijke tot zeer sterke mate beperkt voelt om zich vrij te uiten.19 Of minderheidsstandpunten nu meer dan destijds onder druk staan is mij niet bekend. Zoals ook in antwoord 6 aangegeven, herhaal ik dit onderzoek in 2028.
Om de academische vrijheid te beschermen is het belangrijk dat eenieder zich vrij kan en durft te uiten. De onderwijsinstellingen dragen zorg voor een (sociaal) veilige leer- en werkomgeving waar eenieder zich vrij kan uiten. Dit is een ingewikkelde taak waarbij zowel de academische vrijheid, de vrijheid van meningsuiting als ook het demonstratierecht op de campus moeten worden gewaarborgd. Ik ondersteun instellingen op drie manieren in hun verantwoordelijkheid hierin. Ten eerste werk ik door middel van de integrale aanpak sociale veiligheid samen met de sector aan het vergroten van sociale veiligheid voor studenten en medewerkers.20 Onderdeel hiervan is de ontwikkeling een wetsvoorstel zorgplicht veiligheid in het onderwijs, die ook voorziet in versterking van het toezicht op veiligheidsbeleid van instellingen. Ten tweede ondersteun ik het meldpunt WetenschapVeilig waar wetenschappers steun kunnen ontvangen in geval van bedreiging en/of intimidatie. Tenslotte spreek ik diverse bestuurders regelmatig over dit thema en dit zal ik ook blijven doen.
Het College van Bestuur is, door de medezeggenschap of via de Raad van Toezicht, aanspreekbaar op het implementeren en functioneren van hun veiligheidsbeleid. Ik heb als Minister de mogelijkheid om de Raad van Toezicht een aanwijzing te geven. Dit kan alleen op grond van een inspectieonderzoek waarin «wanbeheer» volgens de WHW wordt geconstateerd. Dit is een ultimum remedium.
Vraag 11
Erkent u dat het dalende vertrouwen in de wetenschap niet alleen te wijten is aan desinformatie, maar ook voortkomt uit het gebrek aan transparantie, het gebrek aan ideologische diversiteit en het gebrek aan ruimte voor van de mainstream afwijkende geluiden binnen de academie?
Antwoord 11
Het Rathenau Instituut publiceert elke drie jaar een rapport over het vertrouwen van Nederlanders in de wetenschap. Het meest recente rapport Vertrouwen in de Wetenschap – Enquête 202521 is onlangs gepubliceerd. Daarnaast heeft het Rathenau Instituut dit jaar ook een literatuurstudie over vertrouwen uitgebracht: Online vertrouwen – Literatuurstudie over wat misinformatie op sociale media doet met vertrouwen in de wetenschap.22 Voor het einde van dit jaar zal ik mijn reactie op deze rapporten aan de Tweede Kamer zenden waarbij uw Kamer een afschrift zal ontvangen. Uit deze rapporten blijkt dat het vertrouwen in de wetenschap gemiddeld gezien hoog is in Nederland, waarbij het wel zo is dat het vertrouwen sterk verschilt per thema. Ook is er een grotere groep die aangeeft heel weinig vertrouwen te hebben in de wetenschap. De rapporten stellen dat er sprake is van een complex verband tussen online misinformatie en vertrouwen in de wetenschap waardoor ik geen uitspraak kan doen over de relatie tussen een dalend vertrouwen bij een deel van de respondenten en de verspreiding van desinformatie of misinformatie. Daarnaast lees ik in de bevindingen van het Rathenau Instituut niet terug dat het vertrouwen in de wetenschap minder zou zijn vanwege een vermeend gebrek aan ideologische diversiteit en een gebrek aan ruimte voor van de mainstream afwijkende geluiden binnen de academie. Dat neemt niet weg dat open dialoog en ruimte voor een verscheidenheid aan ideologische inzichten van groot belang zijn voor een florerend wetenschappelijk ecosysteem. Zoals in mijn antwoord op vraag 9 aangegeven, zal ik de Tweede Kamer uiterlijk voor de zomer van 2026 informeren over de invulling van motie Heite en zal ik een afschrift aan uw Kamer zenden.
Vraag 12
Welke waarborgen bestaan er om te voorkomen dat Nederlandse universiteiten in toenemende mate afhankelijk raken van buitenlandse financiers met politieke agenda’s, waardoor de wetenschappelijke onafhankelijkheid onder druk komt te staan?
Antwoord 12
Alle universiteiten beschikken over een centraal, actueel overzicht van risicovolle internationale partnerschappen. Hiertoe heeft mijn ambtsvoorganger hen vorig jaar opgeroepen.23 Dit overzicht stelt de bestuurders van de universiteiten in staat om effectief risicomanagement te voeren en te voorkomen dat ze afhankelijk raken van buitenlandse financiers, bijvoorbeeld met politieke agenda’s. Daarnaast kunnen kennisinstellingen het Loket Kennisveiligheid om een maatwerk advies vragen indien twijfel bestaat over de risico’s die een internationale samenwerking met zich meebrengt.
Vraag 13
Bent u bereid te erkennen dat academische vrijheid geen vrijbrief mag zijn voor het verspreiden van antidemocratische, antisemitische of antiwesterse denkbeelden? Welke concrete grenzen daaraan worden gesteld?
Antwoord 13
Academische vrijheid is vastgelegd in artikel 1.6 van de WHW (zoals ik ook in antwoord 7 aangeef). Academische vrijheid is gekoppeld aan de status van wetenschapper, docent en student en geldt alleen bij de uitvoering van academische taken. Academische vrijheid wordt begrensd door uitgangspunten van wetenschappelijke integriteit, wettelijke kaders en veiligheid. De professionele normen van wetenschappelijke integriteit, vastgelegd in de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit, zijn gebaseerd op vijf principes: eerlijkheid, zorgvuldigheid, transparantie, onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid. In tegenstelling tot het recht van vrijheid van meningsuiting, kan je bij het verkondigen van onwaarheden, leugens en desinformatie geen beroep doen op de academische vrijheid. Academische vrijheid biedt geen vrijbrief voor het plegen van strafbare feiten, zoals het doen van uitlatingen die aanzetten tot haat, geweld, discriminatie en het doen van uitingen die opruiend of (onnodig) beledigend zijn.
Samenstelling:
Jaspers (BBB), Van Knapen (BBB), Lagas (BBB), Roovers (GroenLinks-PvdA), Veldhoen (GroenLinks-PvdA) (ondervoorzitter), Fiers (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van de Sanden (Fractie-Van de Sanden), Straus (VVD), Rietkerk (CDA) (voorzitter), Doornhof (CDA), Van Meenen (D66), Belhirch (D66), Van Kesteren (PVV), Nicolaï (PvdD), Van Bijsterveld (JA21), Van Apeldoorn (SP), Talsma (CU), Kemperman (FVD), De Vries (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
European Parliament: Academic Freedom Monitor 2024 – Analysis of de facto state of academic freedom in the EU – Country overview (April 2025), geraadpleegd op: https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2025/765775/EPRS_STU(2025)765775_EN.pdf
Spannagel, Janika, The constitutional codification of academic freedom over time and space, Global Constitutionalism (2025), 14: 1, 46–72. doi:10.1017/S2045381724000108
Zie de aangenomen motie van Europarlementariër Christiaan Ehler (2023) waarop de Europese Commissie heeft aangegeven binnen de aangekondigde verordening van de ERA Act een juridisch raamwerk te ontwikkelen voor het beschermen van de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek.
De European Research Area and Innovation Committee (ERAC) is het comité van de EU voor strategisch beleidsadvies over onderwerpen op het gebied van onderzoek en innovatie (O&I) binnen de Europese Onderzoeksruimte. De belangrijkste taak van de ERAC is om de Raad (met name de Raad Concurrentievermogen), de Europese Commissie en de lidstaten te adviseren. Nederland is covoorzitter samen met de Europese Commissie.
European Parliament: Academic Freedom Monitor 2024 – Analysis of de facto state of academic freedom in the EU – Country overview (April 2025), geraadpleegd op: https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2025/765775/EPRS_STU(2025)765775_EN.pdf
Motie Heite over de zorgen over het gebrek aan pluriformiteit in de wetenschap. Zie Kamerstukken II, 2024–2025, 31 288 nr. 1219.
Rathenau Instituut (2025). Online vertrouwen – Literatuurstudie over wat misinformatie op sociale media doet met vertrouwen in de wetenschap.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31288-R.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.