31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 304 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juli 2012

In het algemeen overleg van 24 mei 2011 (Handelingen II 2010/11, nr. 84, item 20, blz. 54–89) over de alternatieve afstudeertrajecten in het hoger onderwijs en in verschillende brieven (o.a. Kamerstuk 31 288, nr. 167 en 248, vergaderjaar 2010–2011) heb ik aangekondigd de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (hierna: NVAO) te vragen mij ten aanzien van de opleidingen Bedrijfseconomie (BE), Commerciële Economie (CE), Media en Entertainment Management (MEM) en Vrijetijdsmanagement (VTM) van Hogeschool Inholland te adviseren over de kwaliteit en het niveau1. Dit met het oog op de eerder verschenen kritische rapporten. Hieronder schets ik de achtergrond van het advies, vat ik het advies van de NVAO, gebaseerd op bevindingen van de panels, samen en geef ik op basis daarvan mijn beleidsreactie.

Achtergrond advies NVAO

Aanleiding voor dit advies van de NVAO, zijn de onderzoeken van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: Inspectie) en de NVAO in 2011 naar het eindniveau van de afgestudeerden. De Inspectie constateerde zware tekortkomingen in de borging van het eindniveau en de NVAO stelde vast dat een aanzienlijk deel van de afstudeerwerken bij de genoemde opleidingen niet van hbo-bachelorniveau was2.

Tegen deze achtergrond heb ik de NVAO gevraagd mij te adviseren over het al dan niet intrekken van de accreditatie van de genoemde opleidingen.

Vooruitlopend op haar advies met het oog op de start van het nieuwe studiejaar 2011–2012 heeft de NVAO de verbeterpotentie van de opleidingen beoordeeld. De conclusie3 van de door de NVAO daartoe ingestelde commissie (commissie Dunnewijk II) was, dat Hogeschool Inholland voldoende verbeteringen had ingezet die voor een belangrijk deel ook waren gerealiseerd. Daarnaast bestonden er nog belangrijke aandachtspunten, maar zij achtte Hogeschool Inholland in staat om het ingezette proces succesvol voort te zetten.

Om mij van het gevraagde advies te voorzien zou moeten blijken of de kwaliteit als geheel voldoende is4.

Werkwijze advies NVAO

Om het advies te kunnen onderbouwen heeft de NVAO – ter beoordeling van de vier opleidingen – november 2011 vier panels ingesteld onder leiding van mr. O.G. Brouwer. De NVAO heeft de panels de volgende opdracht gegeven:

«Van het panel wordt een advies verwacht over de kwaliteit en het niveau van de opleiding. Het panel baseert zijn advies op het beoordelingskader van de NVAO [...]. Het paneladvies moet de NVAO in staat stellen [...] de staatssecretaris te adviseren over tussentijdse intrekking van de accreditatie»5

Om hun opdracht uit te voeren hebben de panels bij de beoordeling van genoemde opleidingen het Beoordelingskader de uitgebreide opleidingsbeoordeling6 van de NVAO gehanteerd, als ware het een reguliere uitgebreide opleidingsbeoordeling ten behoeve van een accreditatiebesluit. Deze beoordeling is gericht op de volgende onderwerpen: beoogde eindkwalificaties, programma, personeel, voorzieningen, interne kwaliteitszorg en toetsing & gerealiseerde eindkwalificaties. Deze zijn doorvertaald in 16 standaarden. Een vereiste is dat de instelling via deze standaarden aantoont dat de opleiding van voldoende kwaliteit is.

Het onderzoek heeft zich uitgestrekt over alle varianten en alle locaties van genoemde opleidingen bij Inholland. De panels hebben voor de beoordeling van de eindwerken (onderdeel van standaard 16 «toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties») de beoordelingsformulieren gehanteerd die commissie Dunnewijk voor het eerdere onderzoek heeft ontwikkeld.

De NVAO heeft haar advies gebaseerd op de onderzoeksresultaten van de panels.

Samengevatte weergave van het advies van de NVAO

Bedrijfseconomie en Vrijetijdsmanagement

De NVAO concludeert op basis van het oordeel van de panels dat de hbo-bacheloropleiding Bedrijfseconomie en de hbo-bacheloropleiding Vrijetijdsmanagement van Hogeschool Inholland van voldoende kwaliteit zijn.

De opleidingen Bedrijfseconomie (BE) en Vrijetijdsmanagement (VTM) worden op alle zestien standaarden als ten minste «voldoende» beoordeeld. De panels komen dan ook tot de constatering dat deze opleidingen aan de accreditatie-eisen voldoen. Op basis van het onderzoek van de panels adviseert de NVAO mij de accreditatie van deze beide opleidingen niet in te trekken.

Commerciële Economie en Media en Entertainment Management

De NVAO concludeert op basis van het oordeel van de panels dat de hbo-bacheloropleiding Commerciële Economie en de hbo-bacheloropleiding Media en Entertainment Management van Hogeschool Inholland niet voldoen aan alle standaarden van de NVAO; deze opleidingen voldoen aan 15 van de 16 standaarden. Op de onderwerpen beoogde eindkwalificaties, programma, personeel, voorzieningen, interne kwaliteitszorg concluderen de panels dat de opleidingen van ten minste voldoende kwaliteit zijn.

Wat betreft standaard 16 «toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties» beschikken de opleidingen wel over een adequaat systeem van toetsing, maar de opleidingen kunnen nog niet aantonen dat gewaarborgd wordt dat afgestudeerden de beoogde eindkwalificaties hebben gerealiseerd. Dit leidt tot een onvoldoende voor de beoordeling van standaard 16 «toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties» en daarmee tot een onvoldoende voor de opleidingen als geheel. De NVAO stelt dat dit oordeel is gebaseerd op de beoordeling van een groot aantal afstudeerwerken en andere producten van betrokken studenten. De NVAO concludeert dat een te groot aantal van de eindwerken, geproduceerd vóór april 2012, niet voldeed aan de eisen die aan eindwerken op hbo-bachelorniveau gesteld mogen worden.

De NVAO stelt dat de standaard 16 «toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties» wezenlijk is als het gaat om de beoordeling van de kwaliteit van een opleiding. Mede daarom is in de beslisregels van het beoordelingskader opgenomen, dat het niet voldoen aan deze standaard altijd tot een «onvoldoende» eindoordeel over de kwaliteit van een opleiding moet leiden, ongeacht de oordelen op de overige 15 standaarden.

De NVAO concludeert dat bij een reguliere accreditatieprocedure waarin 15 van de 16 standaarden voldoen, met een onvoldoende op standaard 16, de NVAO een herstelperiode van één jaar zou afgeven als zij er vertrouwen in heeft dat de instelling de tekortkomingen binnen een jaar heeft weggewerkt. De NVAO adviseert mij om de accreditatie thans niet in te trekken maar om beide opleidingen naar analogie van een reguliere accreditatieprocedure waarbij een herstelperiode wordt verleend, een verbeterperiode toe te kennen tot en met september 2013. Deze verbeterperiode acht de NVAO op grond van onderstaande bevindingen kansrijk:

  • de nieuw ontwikkelde programma’s zijn aan de maat: studenten die de nieuwe curricula met doorlopende onderzoekslijn hebben gevolgd, hebben voldoende bagage om het afstudeertraject succesvol te doorlopen;

  • de inhoudelijke en professionele kwaliteit van de docenten is adequaat en de docententeams zijn inhoudelijk gedreven en gemotiveerd. De NVAO stelt op grond van het paneloordeel echter ook vast dat de docententeams nog onvoldoende zijn gekomen tot gemeenschappelijk gedragen professionele normen over de te realiseren eindkwalificaties;

  • de docenten zijn zeer enthousiast over het beleid van Hogeschool Inholland dat erop gericht is de docenten weer eigenaar van het onderwijsproces te maken en dat deze beleidsverandering al duidelijk effecten heeft;

  • het werkveld blijkt een grote betrokkenheid te tonen om de opleidingen te ondersteunen, hetgeen tevens beschouwd kan worden als een bewijs voor het bestaansrecht van beide opleidingen;

  • de kwaliteit van toetsing en examens in beide opleidingen is aan de maat en de afstudeerprocedures hebben op een correcte en navolgbare wijze vorm gekregen;

  • de conclusies over de gerealiseerde eindkwalificaties zijn gebaseerd op eindwerken en producten van studenten die nog niet ten volle van de verbeteringen in de curricula en de afstudeertrajecten hebben kunnen profiteren en

  • bij beide opleidingen zijn kwaliteitssprongen gemaakt die de verwachting wekken dat Hogeschool Inholland op korte termijn in staat zal zijn binnen de opleidingen een bestendig hbo-bachelorniveau te realiseren.

Gezien de beoordeling door de panels en de geschetste ontwikkelingen concludeert de NVAO dat het vertrouwen mag worden uitgesproken dat de opleidingen binnen de aangegeven periode op het gewenste hbo-bachelorniveau zullen worden gebracht en dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd en geborgd. De NVAO geeft het advies om voor de betreffende opleidingen van Hogeschool Inholland een verbeterperiode toe te kennen, mits in die periode ten minste het volgende geschiedt:

  • 1) Hogeschool Inholland zal aan studenten in de «oude curricula» extra mogelijkheden bieden om in de afstudeerfase de noodzakelijke methodologische vaardigheden voor het doen van onderzoek te verwerven;

  • 2) Hogeschool Inholland breidt het aantal docenten in beide opleidingen uit ten minste verhoudingsgewijs, zodat studenten extra begeleiding krijgen met bijzondere aandacht voor de afstudeerfase;

  • 3) Hogeschool Inholland creëert faciliteiten in beide opleidingen om de docenten te ondersteunen in het realiseren en borgen van een gedragen en gezamenlijke visie over de professionele norm die geldt voor het hbo-bachelorniveau en de beoordeling van de afstudeerwerken en de producten in de afstudeerfase;

  • 4) Hogeschool Inholland investeert in het tot stand brengen van adequate afstudeerplannen aan het begin van de afstudeerperiode. Dit geldt zowel voor de inhoud als voor de methodologische opzet en verantwoording van deze plannen;

  • 5) Hogeschool Inholland laat een extern panel in december 2012 de kwaliteit van de dan beschikbare afstudeerplannen beoordelen, zodat de hogeschool tussentijds inzicht heeft in haar eigen vorderingen en zo nodig kan bijsturen, en

  • 6) Hogeschool Inholland verbetert en verscherpt de beoordeling en de toetsing van de afstudeerwerken.

De NVAO heeft zich ervan vergewist dat het College van Bestuur van Hogeschool Inholland zich heeft gecommitteerd aan bovenstaande voorwaarden die de NVAO in dit advies stelt. Deze voorwaarden waaronder een verbeterperiode kan worden toegekend, hebben tot doel dat het hbo-bachelorniveau door de studenten wordt gerealiseerd en dat de opleidingen mede daardoor in september 2013 positief zullen worden beoordeeld.

Beleidsreactie en vervolg

Het positieve advies van de NVAO over Bedrijfseconomie en Vrijetijdsmanagement is een belangrijke uitkomst van de inspanningen die Hogeschool Inholland het afgelopen jaar heeft gepleegd om het tij te keren door onder meer stevig te investeren in de kwaliteit, de docent weer eigenaar van het onderwijsproces te maken en ervoor te zorgen dat procedures op orde zijn. In het rapport van de Inspectie van februari 2012 over de niveaubeoordeling en verbetertrajecten van de alternatieve afstudeertrajecten in het hoger onderwijs stelt de Inspectie eveneens «[...] dat Hogeschool Inholland uitvoering geeft aan een robuust verbetertraject dat alle geconstateerde tekortkomingen omvat en alle lagen van de organisatie betreft. Daarbij is goede voortgang geboekt». Hogeschool Inholland heeft deze inspanningen ook weten om te zetten in concrete resultaten wat onder andere blijkt uit de constatering van de NVAO dat de afstudeerwerken van voldoende niveau zijn. De NVAO adviseert mij om de accreditatie van deze beide opleidingen niet in te trekken. Ik volg het advies van de NVAO. Voor intrekking is namelijk geen aanleiding.

Tegelijkertijd constateert de NVAO dat de opleidingen Media en Entertainmentmanagement en Commerciële Economie, ondanks de vele inspanningen, er nog niet zijn. Standaard 1 tot en met 15 zijn voldoende, standaard 16 «toetsing en gerealiseerde eindkwalificatie» is onvoldoende. De opleidingen beschikken wel over een adequaat systeem van toetsing, maar de opleidingen kunnen nog niet aantonen dat gewaarborgd wordt dat afgestudeerden de beoogde eindkwalificaties hebben gerealiseerd.

De NVAO geeft aan dat bij een reguliere accreditatieprocedure zij een herstelperiode van één jaar zou afgeven als zij er vertrouwen in zou hebben dat de instelling de tekortkomingen binnen een jaar heeft weggewerkt. De NVAO concludeert dat gezien de beoordeling door de panels en de geschetste ontwikkelingen het vertrouwen mag worden uitgesproken dat Hogeschool Inholland de opleidingen binnen de aangegeven periode aantoonbaar op het gewenste hbo-bachelorniveau zal brengen en dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd en geborgd. De NVAO stelt in het advies een aantal voorwaarden waaraan het College van Bestuur van Hogeschool Inholland zich volledig heeft gecommitteerd. Mede op grond van dat commitment adviseert de NVAO de accreditatie thans niet in te trekken, maar beide opleidingen een verbeterperiode tot en met september 2013 te verlenen.

Het advies van de NVAO ten aanzien van de opleidingen vloeit voort uit artikel 5a.12b van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Ten behoeve van dit advies heeft de NVAO de kwaliteit van de opleidingen beoordeeld zoals dat ook bij een regulier accreditatieproces gebeurt. Bij een reguliere accreditatie zijn er drie mogelijke uitkomsten: «ja», «nee» en «herstelperiode». In een reguliere accreditatieprocedure zou de NVAO een herstelperiode7 toekennen; daarom adviseert de NVAO mij naar analogie daarvan om een verbeterperiode toe te kennen. Ik besluit overeenkomstig het advies van de NVAO.

In mijn afweging heb ik de bovengenoemde constatering van de Inspectie dat er goede voortgang is geboekt meegenomen evenals de constatering van de NVAO dat de curricula van beide opleidingen voor nieuwe studenten die instromen aan de maat zijn en dat de door de NVAO geformuleerde voorwaarden leiden tot betere begeleiding van zittende studenten, in het bijzonder voor studenten in de eindfase van de opleiding.

In september 2013 beoordeelt de NVAO de opleidingen Commerciële Economie en Media en Entertainment Management van Hogeschool Inholland op standaard 16, de enige standaard waarop beide opleidingen nu nog onvoldoende scoren. Op basis van dat NVAO-oordeel besluit ik of ik definitief afzie van het intrekken van de accreditatie.

Tot slot acht ik het van belang dat Hogeschool Inholland in 2013 voor MEM een numerus fixus instelt om duurzaam een goede student-staf ratio te realiseren. Het College van Bestuur van Hogeschool Inholland heeft zich hieraan gecommitteerd.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Kamerstuk 31 288, nr. 167, vergaderjaar 2010–2011.

X Noot
3

«Rapport van bevindingen t.b.v. tussentijds oordeel over de verbeterpotentie van de opleidingen BE, CE, MEM en VTM van Hogeschool Inholland», 1 juli 2011, bijlage bij kamerstukken II 2010/2011, 31 288, nr. 201.

X Noot
4

Beleidsreactie NVAO bij «Rapport beoordeling verbeterpotentie opleidingen Hogeschool Inholland», 13 juli 2011.

X Noot
5

Panelrapporten BE, CE, MEM en VTM, 19 juni 2012.

X Noot
6

Stcrt. 2010, nr. 21 523 en zoals nadien gewijzigd (Stcrt. 2011, 21131; 2012, 4962).

X Noot
7

Artikel 5a.12a WHW.

Naar boven