Bekendmaking overeenkomstig van artikel 5a.2a, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderwijs

Wijziging hoofdstukken 9 en 10 van het accreditatiekader NVAO

Goedgekeurd door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bij brief van 7 oktober 2011

9. Beslisregels

9.1 Opleidingsbeoordelingen

Wanneer er sprake is van verschillende varianten van een opleiding (bijvoorbeeld: voltijd, deeltijd en duaal), dan moet uit de beoordeling blijken dat voor elke variant de basiskwaliteit is gewaarborgd op grond van de standaarden uit het betreffende beoordelingskader om te komen tot een positief eindoordeel over de opleiding.

Indien een opleiding onder één CROHO-registratie wordt aangeboden op meerdere locaties, kan de opleiding alleen voor accreditatie in aanmerking komen als uit de beoordeling blijkt dat elke locatie voldoet aan de in het betreffende kader genoemde standaarden voor basiskwaliteit.

Beperkte opleidingsbeoordeling

  • Het eindoordeel over een opleiding is in elk geval ‘onvoldoende’ indien standaard 1 of 3 als ‘onvoldoende’ beoordeeld wordt. Een onvoldoende bij standaard 1 kan niet leiden tot het toekennen van een herstelperiode door de NVAO.

  • Het eindoordeel over een opleiding kan alleen ‘goed’ zijn indien tenminste twee standaarden als ‘goed’ worden beoordeeld; waaronder in elk geval standaard 3.

  • Het eindoordeel over een opleiding kan alleen ‘excellent’ zijn indien tenminste twee standaarden als ‘excellent’ worden beoordeeld; waaronder in elk geval standaard 3.

Uitgebreide opleidingsbeoordeling

  • Het eindoordeel over een opleiding is in elk geval ‘onvoldoende’ indien standaard 1 of 16 als ‘onvoldoende’ beoordeeld wordt. Een onvoldoende bij standaard 1 kan niet leiden tot het toekennen van een herstelperiode door de NVAO.

  • Het eindoordeel over een opleiding kan alleen ‘goed’ zijn indien tenminste de standaarden 1, 3, 6, 9, 13, 14, 15 en 16 als ‘goed’ worden beoordeeld.

  • Het eindoordeel over een opleiding kan alleen ‘excellent’ zijn indien tenminste de standaarden 1, 3, 6, 9, 13, 14, 15 en 16 als ‘excellent’ worden beoordeeld.

Beperkte TNO

  • Het eindoordeel over een opleiding is in elk geval ‘onvoldoende’ indien standaard 1 of 3 als ‘onvoldoende’ beoordeeld wordt. Een onvoldoende bij standaard 1 of 3 kan niet leiden tot het toekennen van een TNO onder voorwaarden.

Uitgebreide TNO

  • Het eindoordeel over een opleiding is in elk geval ‘onvoldoende’ indien standaard 1 of 15 als ‘onvoldoende’ beoordeeld wordt. Een onvoldoende bij standaard 1 of 15 kan niet leiden tot het toekennen van een TNO onder voorwaarden.

9.2 Instellingstoets kwaliteitszorg

• Het eindoordeel bij de instellingstoets kwaliteitszorg is in elk geval ‘negatief’ indien standaard 1 of 4 als ‘voldoet niet’ beoordeeld wordt. Een onvoldoende bij standaard 1 of 4 kan niet leiden tot het toekennen van een instellingstoets kwaliteitszorg onder voorwaarden.

10. Accreditatiebesluit WHW

In dit hoofdstuk geeft de NVAO uitwerking aan de regels die bij algemene maatregel van bestuur (amvb) gesteld zijn aan het verlenen van een besluit onder voorwaarden en aan het toekennen van een herstelperiode. De WHW schrijft voor dat er bij amvb voorschriften worden gegeven omtrent de voorwaarden waaronder en de gevallen waarin sprake kan zijn van het toekennen van een herstelperiode bij het verlenen van accreditatie (artikel 5a.12a, eerste lid), een toets nieuwe opleiding onder voorwaarden (artikel 5a.11, vierde lid) en een instellingstoets kwaliteitszorg onder voorwaarden (artikel 5a.13d, zesde lid). Deze amvb wordt hier aangehaald als: Accreditatiebesluit WHW.

10.1 Toets Nieuwe Opleiding en Instellingstoets Kwaliteitszorg onder voorwaarden

De NVAO kan aan een toets nieuwe opleiding of een instellingstoets kwaliteitstoets voorwaarden verbinden als hij op grond van het overgelegde advies van de commissie van deskundigen tot de conclusie komt dat bepaalde kwaliteitsaspecten weliswaar onvoldoende zijn, maar redelijkerwijs binnen een periode van één jaar zijn weg te nemen. Wat betreft de toets nieuwe opleiding geldt dit zowel voor de uitgebreide als de beperkte beoordeling (artikel 5a.10a, tweede lid, en artikel 5a.13g, eerste lid). Als een toets nieuwe opleiding of een instellingstoets kwaliteitszorg onder voorwaarden wordt verleend, hebben de bedoelde voorwaarden betrekking op de inspanningen die van het instellingsbestuur worden verwacht om te bereiken dat de kwaliteitsaspecten, die onvoldoende zijn, worden verbeterd en de wijze waarop deze moeten worden uitgevoerd, de wijze waarop en de termijn waarbinnen uiterlijk door het instellingsbestuur aan de NVAO wordt gerapporteerd, en de communicatie van het instellingsbestuur over de gestelde voorwaarden met studenten en andere belanghebbenden. Wat betreft de rapportagetermijn geldt dat deze logischerwijs moet zijn gelegen na de termijn die wordt gegund om de verbeteringen te realiseren. De periode kan korter zijn dan een jaar als de NVAO van mening is dat het herstel sneller te realiseren valt. De communicatie is van belang omdat studenten volledig geïnformeerd moeten zijn als zij kiezen voor een studie. Voor anderen, zoals werkgevers waarmee de instelling een bijzondere relatie heeft en waarbij veel studenten in dienst treden, is die informatie ook relevant.

Een aanvraag voor een toets nieuwe opleiding moet worden afgewezen als het oordeel over de standaard ‘Beoogde eindkwalificaties’ of over de standaard ‘Toetsing’ onvoldoende is. Een aanvraag voor een instellingstoets kwaliteitszorg moet worden afgewezen indien het oordeel over de standaard ‘Visie op de kwaliteit van het onderwijs’ of de standaard ‘Verbeterbeleid’ onvoldoende is. In die gevallen is een toets nieuwe opleiding of instellingstoets kwaliteitszorg onder voorwaarden niet mogelijk.

10.2 Herstelperiode accreditatie

Als de NVAO een aanvraag tot hernieuwing van een al bestaande accreditatie of accreditatie na afloop van een besluit toets nieuwe opleiding beoordeelt en vaststelt dat de opleiding niet voldoet aan alle vereiste kwaliteitsaspecten, kan hij besluiten de bestaande accreditatie, respectievelijk toets nieuwe opleiding, te verlengen en een zogenaamde ‘herstelperiode’ toekennen. Dit geldt zowel voor de uitgebreide als beperkte beoordeling accreditatie (artikel 5a.8, tweede lid, en art. 5a.13f, eerste lid). Een herstelperiode kan alleen maar worden toegekend als de NVAO van mening is dat de gebreken redelijkerwijs binnen een periode van ten hoogste twee jaar zijn te herstellen. Het beoordelingsrapport van het visitatiepanel is daarbij van groot belang. Als het oordeel over de standaard ‘Beoogde eindkwalificaties’ onvoldoende is, kan evenwel nooit een herstelperiode worden toegekend en moet de accreditatieaanvraag worden afgewezen. De reden daarvan is dat het ambitieniveau tenminste op orde moet zijn. Op het moment dat het nagestreefde eindniveau onder de maat is, ontbreekt aan de opleiding de garantie van basiskwaliteit, en daarmee samenhangend, een kritische kwaliteitscultuur en visie, het beginpunt van kwalitatief goed hoger onderwijs van internationale klasse. Toekenning van een herstelperiode is in zo’n geval niet op zijn plaats.

De NVAO kan bij het verlenen van de herstelperiode voorwaarden stellen. Deze voorwaarden komen qua inhoud en functie overeen met de voorwaarden die aan de toets nieuwe opleiding en de instellingstoets kwaliteitszorg kunnen worden verbonden. Het verschil met de toets nieuwe opleiding en de instellingstoets kwaliteitszorg onder voorwaarden is echter dat het instellingsbestuur ten minste een half jaar voor afloop van de herstelperiode een nieuwe aanvraag bij de NVAO moet indienen, namelijk een aanvraag om een besluit tot vaststelling dat de opleiding alsnog aan het accreditatiekader voldoet (artikel 5a.12a, vierde en vijfde lid, van de wet).

Net als bij de verbeterpunten bij de toets nieuwe opleiding geldt ook ten aanzien van de herstelperiode dat deze korter kan zijn dan twee jaar als de NVAO van mening is dat het herstel sneller te realiseren valt. Bij de keuze voor de indieningstermijn van een aanvraag als hiervoor bedoeld is echter de veronderstelling geweest dat een verlenging van de geldigheidsduur met minder dan een jaar onwaarschijnlijk is te achten. Daar komt bij dat bij een onvoldoende op de standaard ‘Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties’ een herstelperiode van maximaal een jaar mogelijk is, met andere woorden verbeteringen op deze standaard moeten binnen het tijdsbestek van een jaar te realiseren zijn anders wordt geen verlenging van de bestaande accreditatie of toets nieuwe opleiding verleend. Het visitatiepanel buigt zich over de wijze waarop de instelling de door de NVAO vastgestelde tekortkomingen heeft verbeterd en oordeelt of de opleiding inmiddels op alle wettelijke kwaliteitsaspecten voldoende scoort.

Net als het visitatiepanel, dat oorspronkelijk de opleiding heeft beoordeeld, behoeft het visitatiepanel, dat zich buigt over het herstel, naar analogie van artikel 5a.2, tweede lid, van de wet, instemming van de NVAO. Het visitatiepanel dat zich buigt over het herstel wordt in elk geval gevuld met twee vakdeskundigen uit het panel dat oorspronkelijk de opleiding heeft beoordeeld.

Naar boven