31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 201 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 augustus 2011

Hierbij bied ik u aan het rapport van bevindingen van NVAO over de verbeterpotentie van vier opleidingen bij Hogeschool Inholland1. Het betreft de opleidingen Bedrijfseconomie (BE), Commerciële Economie (CE), Media en Entertainment Management (MEM) en Vrijetijdsmanagement (VTM).

Zoals ik in het Algemeen Overleg van 24 mei 2011 over het hbo en in mijn brief van 20 mei (Kamerstuk 31 288, nr. 167, vergaderjaar 2010–2011) heb aangekondigd is NVAO gevraagd om mij ten aanzien van genoemde vier opleidingen te adviseren over intrekking van de accreditatie. NVAO is gevraagd nog vóór de zomer de verbeterpotentie van de opleidingen te beoordelen, zodat hierover vóór de start van het nieuwe studiejaar helderheid is. Met bijgevoegd rapport beantwoordt NVAO deze vraag.

Hieronder vat ik de conclusies van het onderzoek samen en geef ik hierop mijn beleidsreactie.

Bevindingen uit het onderzoek

NVAO heeft een onderzoekscommissie ingesteld. De commissie heeft zich in haar onderzoek in hoofdzaak op drie vragen toegelegd, namelijk:

  • 1. Wat is de kwaliteit van het ontwikkelde verbeterbeleid als zodanig (op papier), onderscheiden naar instellings- en opleidingsniveau?

  • 2. Hoe staan management en docenten in het verbetertraject en wat is van dit traject gerealiseerd?

  • 3. Valt te verwachten dat met het ontwikkelde verbeterbeleid en de daarbij voorziene (en inmiddels al geïmplementeerde) verbetermaatregelen bereikt wordt wat de commissie bij haar eerdere opdracht (in bredere samenstelling) als aanbevelingen formuleerde? En wordt daarmee een stevige basis gelegd om de accreditatiebeoordeling van de opleidingen met vertrouwen tegemoet te kunnen zien?

De commissie heeft op elk van de drie vragen – na gedegen onderzoek van alle schriftelijke documentatie en informatie die haar ter beschikking stond en na verificatie daarvan door middel van gesprekken met alle betrokken partijen – een positief antwoord gekregen. Dat laat onverlet dat per opleiding nog wel aandachtspunten zijn bij de verdere realisatie van het verbetertraject.

Wat betreft de verbeterpotentie van de vier opleidingen is de conclusie van de commissie dat er – bij de huidige stand van voorgenomen en de deels al geïmplementeerde verbetermaatregelen en bij eenzelfde voortzetting van het huidige verbeterbeleid – ten aanzien van de opleidingen BE, CE, MEM en VTM van Hogeschool Inholland voldoende vertrouwen bestaat dat alle aan het einde van het studiejaar 2010–2011 door de instelling als voldoende beoordeelde afstudeerwerkstukken van hbo-bachelorniveau zullen zijn.

De commissie is ook positief gestemd over de uitkomst van de in dit verband ingezette beleidsinitiatieven op centraal niveau. Zij kwalificeert het verbeterbeleid op instellingsniveau als goed en toereikend. Alle aanbevelingen van de inspectie en NVAO zijn door de vier opleidingen goed opgevolgd. Voor alle vier opleidingen geldt dat als zij de gekozen aanpak weten door te zetten, de onderzoekscommissie vertrouwen heeft in het resultaat van de accreditatiebeoordeling.

Beleidreactie en vervolg

Het positieve oordeel over de verbeterpotentie van de vier opleidingen van Hogeschool Inholland is een belangrijk gegeven om over te beschikken vóór de start van het nieuwe hogeschooljaar. Het biedt de duidelijkheid die nodig is voor de start van het nieuwe studiejaar voor de zittende en toekomstige studenten, de docenten en de instelling. Ik stel vast dat Hogeschool Inholland en de vier opleidingen voortvarend bezig zijn met het verbeterproces en het implementeren van de noodzakelijke verbetermaatregelen.

De positieve uitkomst van dit tussentijds oordeel wekt vertrouwen, maar er kan niet worden vooruitgelopen op de uitkomsten van de definitieve advisering van NVAO over het eventueel intrekken van de accreditatie van deze opleidingen.

Het definitieve advies zal gebaseerd zijn op een onderzoek gericht op de kwaliteit van de gehele opleiding en is daardoor breder dan het onderhavige onderzoek van de commissie dat de focus had op de kwaliteit van de afstudeerfase en de naleving van de wet. Om haar advies te onderbouwen zal NVAO voor de vier betrokken opleidingen alle facetten van het accreditatiekader beoordelen. In het voorjaar 2012 zal ik, op basis van het advies van NVAO, besluiten of ik de accreditatie al dan niet intrek.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven