31 265 Adoptie

Nr. 72 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2020

Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over de voortgang op de familierechtelijke onderwerpen ouderschap en adoptie en enkele wetgevingstrajecten.

Deze brief volgt de volgende indeling:

  • I. Ouderschap:

    • Voortgangsrapportage Scheiden zonder Schade

    • Tussenrapportage expertteam ouderverstoting/complexe omgangsproblematiek

    • Kinderalimentatie

    • Meerouderschap

    • WODC-onderzoeken

  • II. Adoptie:

  • a. Interlandelijke adoptie

    • Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie in het Verleden

    • Voortgang versterking rootszoektochten

    • Adoptiezaak India

    • COVID-19 maatregelen Centrale autoriteit

    • Medische duiding

    • Beëindiging werkzaamheden Stichting Kind en Toekomst en beëindiging interlandelijke adopties uit Nigeria

  • b. Binnenlandse adoptie

  • III. Wetgevingstrajecten

I Ouderschap

1. Voortgangsrapportage Scheiden zonder Schade

In de bijlage deze brief treft u de eerste voortgangsrapportage van het programma Scheiden zonder Schade (hierna programma) aan1. Het doel van het programma is het voorkomen van schade bij kinderen ten gevolge van de scheiding van hun ouders. Een jaar nadat het uitvoeringsprogramma aan uw Kamer is aangeboden, is er op verschillende fronten voortgang geboekt.

In twee regiolabs werken partijen samen aan een geheel nieuwe scheidingsaanpak. Het gaat enerzijds om sociaal (wijk)teams, gemeenten en gecertificeerde instellingen en anderzijds om de Raad voor de Kinderbescherming, de rechtspraak en de advocatuur. De nieuwe scheidingsaanpak volgt drie ontwerpprincipes:

  • vroegtijdige hulp en ondersteuning; met de regiolabs ontwikkelt het programma prototypes van een Digitaal Plein en een Digitale scheidingsbegeleider; ouders, kinderen en professionals krijgen hiermee laagdrempelig toegang tot neutrale informatie en ondersteuning. De prototypes zijn gereed bij afronding van het programma eind 2021.

  • een nauwe verbinding tussen zorg en recht, onder andere via de functie van gezinsvertegenwoordiger en/of casushouder die het proces begeleidt; in september gaan zeven pilots van start om verschillende varianten van de gezinsvertegenwoordiger uit te testen.

  • een alternatieve procedure bij de rechter die meer is gericht op de-escalatie, omdat geschilpunten gezamenlijk kunnen worden voorgelegd. De alternatieve procedure heeft vertraging opgelopen door COVID-19 en gaat zo spoedig mogelijk van start.

In de nieuwe scheidingsaanpak is een belangrijke rol weggelegd voor de gezinsvertegenwoordiger/casushouder. Deze persoon die in een vroeg stadium aan scheidende ouders wordt verbonden kan effectief de trajecten zorg en recht verbinden. Ik voel mij hierin gesterkt door het expertteam ouderverstoting/complexe omgangsproblematiek (hierna expertteam), dat ook een aanbeveling in deze richting doet. Verderop in deze brief kom ik terug op de tussenrapportage van dat expertteam.

Ook op andere terreinen is de voortgang te zien. Het programma ondersteunt en faciliteert ontwikkelingen in het land die de huidige scheidingsaanpak versterken. Zo ontwikkelt NIBUD in opdracht van het programma een online tool waarmee ouders de financiële gevolgen van de scheiding vroegtijdig in beeld kunnen brengen en hiermee beter regie kunnen voeren op het scheidingsproces. De eerste resultaten van deze tool zijn in de zomer gereed. Ook initieert het programma onderzoeken, bijvoorbeeld naar triage bij scheidingsproblematiek, naar de kosten van scheidingen en naar omgangsvoorzieningen. De resultaten van het onderzoek naar triage en kosten van scheidingen komen rond de zomer; onderzoek naar omgangsvoorzieningen wordt volgend jaar voor de zomer opgeleverd.

Het programma verbetert niet alleen de huidige scheidingsaanpak maar legt ook fundamenten onder een nieuwe scheidingsaanpak. Dat laat onverlet dat er voor de resterende looptijd van het programma nog een grote opgave resteert.

2. Expertteam ouderverstoting/complexe omgangsproblematiek

Hierbij ontvangt uw Kamer tevens de tussenrapportage van het expertteam ouderverstoting/complexe omgangsproblematiek (bijlage 2)2. Het expertteam is naar aanleiding van de motie van het lid Westerveld ingericht om concrete oplossingen voor de problematiek van ouderverstoting uit te werken.3 Uw Kamer is in de beantwoording van Kamervragen d.d. 3 april 2020 ervan op de hoogte gesteld dat het expertteam vertraging heeft opgelopen.4 In de tussenrapportage geeft het expertteam een toelichting op de activiteiten en de focus daarvan.

Het expertteam zich richt op de onderwerpen bewustwording, vroegsignalering, screening, diagnostiek en analyse, adequaat onderzoek naar risicovolle situaties en drang en dwang in geval van complexe omgangsproblematiek en in geval van handhaving van het niet nakomen van omgangsregelingen. Het expertteam voorziet zich van informatie door het raadplegen van (inter)nationaal onderzoek, aanspreken van specifieke (ervarings)deskundigheid en het anoniem bespreken en analyseren van relevante casuïstiek.

Ik merk op dat de problematiek waarover het expertteam zich buigt niet alleen uiterst complex is maar bovenal een gevoelig onderwerp dat betrokkenen diep raakt. Uit de tussenrapportage maak ik op dat het expertteam op zorgvuldige wijze invulling geeft aan zijn opdracht, om te beginnen door de afgewogen afbakening van het vraagstuk en de nauwkeurige definiëring van de bijbehorende begrippen. Hiermee doet het expertteam in mijn ogen een belangrijke stap voorwaarts om de maatschappelijke discussie die hierover op veel plekken wordt gevoerd in goede banen te leiden. Het is belangrijk de problematiek rond ouderverstoting in breder perspectief te bezien. Het ligt voor de hand dat deze begripsbepaling als vertrekpunt geldt voor de oplossingsrichtingen waaraan het expertteam werkt. Deze brede probleemdefinitie zie ik ook terug in de onderwerpen waarop het expertteam zich richt. Ik omarm deze omvattende visie op het vraagstuk. Een te beperkte blik levert immers het risico op dat onjuiste aannames worden gedaan en verkeerde oplossingsrichtingen worden gepresenteerd.

Het expertteam doet tevens een tussentijdse aanbeveling aan het programma Scheiden zonder Schade. Die aanbeveling is om gedurende de experimentperiode van het programma in tenminste één regio alle zaken in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die verband houden met of voortvloeien uit geschillen tussen ouders op exclusieve basis door de gezinsvertegenwoordiger bij de rechter te laten aanbrengen. Ook in het geval dat de ouders een eigen advocaat hebben. Het expertteam acht realisatie hiervan mogelijk door gebruik te maken van de Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging.

Ik sta positief tegenover de aanbeveling om een experiment uit te voeren binnen het programma Scheiden zonder Schade. Wel zie ik juridische belemmeringen. Naast de focus op de psychologische aspecten die spelen in een echtscheiding (de zorgkant), is aandacht nodig voor de juridische kant van de echtscheiding, waaronder de kwaliteit van de juridische bijstand en het waarborgen van het recht op toegang tot de rechter en het recht van hoor en wederhoor. In de uitvoering van het experiment zal hiermee rekening worden gehouden.

3. Kinderalimentatie

a. Nationale ombudsman

De Nationale ombudsman (hierna No) heeft op 13 mei 2020 een onderzoeksrapport uitgebracht Van omgaan met onvrede naar leren van klachten. Het onderzoek gaat over de klachtbehandeling door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (hierna LBIO).

De No ontving verschillende klachten over de klachtbehandeling door het LBIO en heeft vanaf februari 2019 onderzoek gedaan naar de vraag of het perspectief van de burger voldoende is geborgd in de behandeling van klachten door het LBIO. Daarbij heeft de No de klachtbehandeling door het LBIO over de jaren 2015 tot en met 2019 getoetst aan zijn visie op professionele klachtbehandeling. De No doet aanbevelingen over het verbeteren van de klachtenprocedure en het verbeteren van de reactie op klachten. Hij beveelt aan om het proces van klachtbehandeling te wijzigen, de toegankelijkheid van de klachtenprocedure te verbeteren en te zorgen voor een duidelijke en inzichtelijke registratie van klachten. Voorts is de No van oordeel dat het LBIO meer werk moet maken van inhoud en toonzetting van reacties op klachten, meer aandacht moet hebben voor het gelijk van de burger en dat binnen het LBIO klachten meer onderwerp van gesprek moeten zijn.

De No heeft een gedegen rapport opgeleverd met concrete aanbevelingen. Het LBIO staat tussen twee partijen met tegenstrijdige belangen, namelijk zij die alimentatie moeten betalen en zij die hierop recht hebben. De emoties kunnen bij alimentatiegerechtigden en -plichtigen hoog oplopen en bij klachtbehandeling moet het LBIO ervoor waken de indruk te wekken partijdig te zijn. Het LBIO heeft mij laten weten dat het reeds een aantal verbeteringen heeft doorgevoerd. Zo heeft het LBIO ter verbetering van het proces van klachtbehandeling inmiddels één vaste klachtbehandelaar aangesteld en is het LBIO reeds in 2019 gestart met een verbetertraject op het gebied van de communicatie met burgers. In dit traject is het taalniveau van het brievenpakket aangepast en wordt aandacht geschonken aan de bejegening van burgers door de medewerkers van het LBIO. Ook wordt de informatie op de website aangepast. Het LBIO heeft mij laten weten de komende tijd verdere stappen te zetten zodat aan alle aanbevelingen opvolging wordt gegeven. De No monitort gedurende een jaar de klachtbehandeling door het LBIO en de opvolging van de aanbevelingen. Nadien krijgt het uitgebrachte rapport een vervolg. Ik vertrouw erop dat het LBIO de aanbevelingen dan heeft overgenomen.

b. Preferentie kinderalimentatie

In de brief van 5 december 2019 heb ik aan uw Kamer laten weten in beginsel positief te staan tegenover het preferent maken van de kinderalimentatievordering en heb ik toegezegd nader te onderzoeken hoe aan een preferentie van kinderalimentatie invulling kan worden gegeven.5 Hierbij informeer ik u over de eerste uitkomsten van dit onderzoek alsmede over de resterende vragen.

Als aan kinderalimentatie preferentie wordt toegekend dan zou dit voorrecht het best passen direct na de voorrechten zoals genoemd in artikel 3:288 BW. Daarmee komt de kinderalimentatievordering onder meer na de vorderingen van de Belastingdienst en de Uitvoeringsorganisatie Werknemersverzekeringen. Ik ben mij ervan bewust dat door de bevoorrechte positie van de kinderalimentatievordering andere schulden worden achtergesteld die eveneens kwetsbare personen betreffen. Onder meer die van de niet door een verzekering gedekte schadevergoeding uit onrechtmatige daad. Dit valt echter mijns inziens te rechtvaardigen doordat kinderalimentatie ziet op de eerste levensbehoeften van een kind.

Preferentie van kinderalimentatie zoals hiervoor genoemd zal volgens door het LBIO verstrekte informatie leiden tot meer inbare vorderingen. Aan de andere kant voorzie ik dat een extra preferentie in de wet consequenties in de uitvoering zal hebben voor bijvoorbeeld schuldhulpverlening. Elke preferentie zorgt voor aanvullende problemen tijdens het schuldhulpverleningstraject. Mede daarom is het van belang om te bezien of het voordeel bij het preferent maken van kinderalimentatie opweegt tegen deze en eventuele andere consequenties in de uitvoering. Dit ook gelet op de Brede Schuldenaanpak waarop dit kabinet inzet.6 Ook wil ik de omvang onderzoeken – naast de door het LBIO geschatte zaken – van het aantal zaken waarin preferentie van kinderalimentatie daadwerkelijk een voordeel zal opleveren. Deze informatie is nodig om een afgewogen beslissing te nemen over het al dan niet preferent maken van kinderalimentatie. Ik verwacht uw Kamer hierover rond het einde van het jaar nader te informeren.

4. Meerouderschap

In de brief aan de Tweede Kamer van 12 juli 2019 heeft het Kabinet aangegeven op dit moment niet te kiezen voor een regeling van meerouderschap vanwege de in de brief genoemde knelpunten.7 Motie van het lid Bergkamp roept de regering op om te analyseren op welke wijze deze knelpunten zouden kunnen worden weggenomen en de Tweede Kamer hierover voor de zomer van 2020 te informeren.8 Het is niet haalbaar gebleken om op deze termijn een volledig beeld van de oplossingsrichtingen te kunnen presenteren. Ik zal u voor het herfstreces deze brief alsnog doen toekomen.

5. WODC-beleidsreacties

Hierbij bied ik uw Kamer aan het onderzoeksrapport «Omgangsregeling tussen ouders na scheiding», dat in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (hierna WODC) is uitgevoerd door Regioplan (bijlage 3)9. Dit onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van een motie van het lid Van der Graaf, waarin de regering wordt verzocht te onderzoeken of de belangen van kinderen en ouders worden gediend met een wettelijk startpunt dat de zorgrechten en zorgplichten gelijk verdeelt over beide ouders.10

Ik heb u eerder laten weten in de zomer mijn inhoudelijke reactie te geven op drie onderzoeksrapporten die zijn voortgekomen uit de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking ouderschap in haar rapport «Kind en ouder in de 21ste eeuw».11 Deze onderzoeken gaan over de procespositie van minderjarigen in familie- en jeugdzaken, eenvoudige adoptie van pleegkinderen en over omgang tussen grootouders en kleinkinderen. In het rapport over de procespositie van minderjarigen worden echter verstrekkende aanbevelingen gedaan die grote consequenties hebben voor de rechtspraktijk. Daardoor is een reactie voor de zomer niet haalbaar gebleken. Ik verken momenteel met de betrokken partijen op welke wijze invulling kan worden gegeven aan de verschillende aanbevelingen van dit onderzoek. Ik zal uw Kamer in het najaar mijn beleidsreactie op alle vier de onderzoeken sturen.

II Adoptie

Interlandelijke adoptie

1. Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie in het Verleden

Op 19 december 2019 heeft uw Kamer een motie van het lid Van Nispen aangenomen over het onderzoek van de Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie in het Verleden (hierna COIA).12 Deze verzoekt de regering om aan de COIA de wens over te brengen het onderzoek zo breed mogelijk vorm te geven, de nadruk meer te leggen op zorgvuldigheid en volledigheid dan op snelheid en ervoor zorg te dragen dat belangenorganisaties gedurende het onderzoek door de COIA op de hoogte worden gehouden. Deze wens heb ik overgebracht en ik vertrouw erop dat de COIA hieraan op zorgvuldige wijze invulling geeft.

In verband met de uitbraak van COVID-19, heeft de voorzitter van de COIA aangegeven de gestelde deadline voor oplevering van haar eindrapport zoals genoemd in het instellingsbesluit, 1 oktober 2020, niet te halen. De reden hiervoor is dat relevante informatiebronnen in de afgelopen maanden onvoldoende toegankelijk waren. Zo was het nagenoeg onmogelijk om naar het buitenland af te reizen, was het Nationaal Archief gesloten en konden er minder interviews worden afgenomen. De COIA heeft aangegeven er naar te streven uiterlijk begin februari 2021 haar onderzoek af te ronden. Ik pas het instellingsbesluit hierop aan. Daarbij houd ik de datum van 1 april aan om rekening te houden met eventuele onvoorziene omstandigheden.

2. Roots

Op 5 december 2019 heb ik uw Kamer ervan op de hoogte gesteld dat Fiom met belangenorganisaties voor interlandelijk geadopteerden in kaart zal brengen hoe de zoektochten voor geadopteerden per organisatie en per land duurzaam vergemakkelijkt kunnen worden en dat ik hiervoor een bijdrage van maximaal € 1,2 miljoen ter beschikking stel. Naar aanleiding van bezwaren van enkele belangenorganisaties tegen de samenwerking met Fiom en de zorg daarover bij uw Kamer heb ik tijdens het Algemeen Overleg van 11 december 2019 (Kamerstuk 33 836, nr. 55) toegezegd dat ik regie zal voeren op het verdere proces en dat de zorgpunten van de belangenorganisaties daarbij aan de orde gesteld kunnen worden. In navolging van deze toezegging werk ik samen met Fiom en de belangenorganisaties aan oplossingen voor vraagstukken omtrent informatiedeling, dossiervoering, archivering en kennisontwikkeling. Dit jaar wordt bijvoorbeeld waar mogelijk de kennisdeling tussen de belangenorganisaties verbeterd. Dit komt hun bedrijfsvoering en de kwaliteit van zoektochten ten goede. Ik zal hiervoor een deel van het eerder genoemde budget van € 1,2 miljoen beschikbaar stellen. Over de besteding van de rest van het budget zal ik een beslissing nemen na oplevering van het rapport van de COIA begin 2021 zodat ook de eventuele aanbevelingen van de COIA op het roots-terrein in de besluitvorming betrokken kunnen worden.

3. India

In 2007 werd in de Nederlandse media aandacht besteed aan vermoedelijke ernstige misstanden bij adopties uit een kindertehuis in India. De Indiase politie is toen een onderzoek gestart naar deze casus. In Nederland hebben de toenmalige? Inspectie Jeugdzorg en de hiervoor ingestelde Commissie-Oosting direct in 2007 onderzoek uitgevoerd naar het handelen van de Nederlandse vergunninghouder Stichting Meiling en naar de rol van het Ministerie van Justitie in deze casus. Uit die onderzoeken bleek dat Meiling noch het ministerie signalen had ontvangen over mogelijke onregelmatigheden, zodat er geen reden was te oordelen dat Stichting Meiling en/of het ministerie tekort zijn geschoten in de reactie op dergelijke signalen. Tegelijkertijd oordeelde de Inspectie dat de Nederlandse overheid onvoldoende toezicht hield op de vergunninghouder en dat de kans aanwezig was dat Stichting Meiling onbedoeld betrokken is geweest bij interlandelijke adopties die niet voldeden aan de uitgangspunten van het Haags Adoptieverdrag. In 2012 heeft de Indiase politie het voornoemde onderzoek afgerond en is een strafrechtelijk onderzoek gestart. In 2013 is uw Kamer voor het laatst geïnformeerd over de ontwikkelingen in deze zaak.13

Naar het zich laat aanzien heeft de Indiase rechter begin 2019 uitspraak gedaan in deze zaak en is een aantal verdachten veroordeeld voor verschillende strafbare feiten. Deze uitspraak en de onderliggende stukken heb ik onderhands ontvangen via één van de belangenorganisaties. Ik heb vorig jaar een officieel verzoek gedaan aan de Indiase autoriteiten om geïnformeerd te worden over de rechtelijke uitspraak. Dit verzoek is vooralsnog onbeantwoord gebleven. Ik blijf via het Ministerie van Buitenlandse Zaken aandringen op een reactie. Hoewel ik me niet kan baseren op informatie verkregen van de Indiase autoriteiten, lijkt het aannemelijk dat de rechter in India een aantal betrokkenen heeft veroordeeld voor strafbare feiten. Ik realiseer mij dat de conclusies uit de eerdere onderzoeken in Nederland hiermee extra lading zouden kunnen krijgen.

Ik heb Fiom de opdracht gegeven contact te zoeken met de betrokken adoptiefouders en de geadopteerde die destijds via het genoemde tehuis naar Nederland is geadopteerd en wiens adoptie aanleiding heeft gegeven voor het strafrechtelijk onderzoek in India. Fiom heeft de geadopteerde hiertoe inmiddels een brief gestuurd. Ik zal uw Kamer op de hoogte houden van de ontwikkelingen.

4. COVID-19 maatregelen Centrale autoriteit

De Centrale autoriteit internationale Kinderaangelegenheden (hierna CA) heeft op 20 maart jongstleden de adoptieketen geïnformeerd over de gevolgen van de COVID-19 uitbraak voor de werkwijze met betrekking tot het beoordelen van matchingsvoorstellen en het afgeven van toestemming voor de betreffende opnemingen. De CA heeft in de afgelopen maanden, zoals gebruikelijk, de matchingsvoorstellen beoordeeld en bij een positieve beoordeling een Statement of Approval afgegeven. In lijn met de reisrestricties en de negatieve reisadviezen heeft de CA aangegeven dat aspirant-adoptiefouders vanwege de uitbraak van COVID-19 niet kunnen afreizen naar landen van herkomst.

In de afgelopen periode is in één situatie maatwerk toegepast. Dit betreft een drietal kinderen vanuit Haïti. De kinderen zijn onder begeleiding naar Nederland gekomen. De adoptiefouders zijn zelf niet naar Haïti afgereisd.

Inmiddels zijn de reisadviezen per 15 juni versoepeld voor de landen binnen het Schengengebied. Deze landen hebben reisadvies code geel gekregen. Dit betekent dat kinderen uit Bulgarije, Hongarije, Slowakije en Portugal weer opgehaald kunnen worden. Uiteraard moeten de reisrestricties aan de zijde van het land van herkomst ook zijn opgeheven.

Ook voor landen met reisadvies code oranje heb ik versoepeling aangebracht. Nu op meerdere terreinen is gekozen voor een versoepeling van de maatregelen vind ik dat er een nieuwe belangenafweging moet plaatsvinden waarbij ik het belang van het kind om met zijn of haar adoptiefouders verenigd te worden zwaarwegend vind. Derhalve sta ik vanaf 15 juni ook reizen toe naar landen van herkomst met reisadvies code oranje. Er kan gereisd worden onder de voorwaarde dat er geen reisrestricties meer gelden van de zijde van het land van herkomst. Daarnaast wordt het dringend advies gegeven om voor hoogrisico landen de betreffende familie na aankomst in Nederland 14 dagen in quarantaine te laten gaan. Hiermee volg ik de geldende richtlijnen en adviezen van het kabinet. De vergunninghouders kunnen hiertoe per land een verzoek indienen bij de CA.

5. Medische duiding

In 2013 heeft de Inspectie Jeugdzorg aanbevolen om alle matchingsvoorstellen medisch te laten duiden door een Nederlandse kinderarts. De afgelopen jaren is deze werkwijze als pilot opgestart. Inmiddels is er een vaste groep van Nederlandse kinderartsen bereid gevonden om tegen een vergoeding deze dossiers te duiden. In de meerderheid van de zaken is het medisch duiden op deze manier reeds in de praktijk gebracht. Eerder is aan uw Kamer aangegeven dat het project vóór 2020 formeel in werking zou treden. Op dit moment vindt vertraging plaats omdat de artsen vanwege de COVID-19 uitbraak niet in staat zijn de overeenkomst van opdracht te finaliseren. Dit betekent dat nog niet in alle gevallen sprake is van medische duiding door een Nederlandse kinderarts. Ik verwacht dat eind van het jaar in alle gevallen medische duiding plaatsvindt.

6. Beëindiging werkzaamheden Stichting Kind en Toekomst en beëindiging interlandelijke adopties uit Nigeria

Stichting Kind en Toekomst, vergunninghouder voor interlandelijke adoptie, heeft verzocht haar vergunning niet meer te verlengen en daarmee per 1 oktober 2020 haar bemiddelingswerkzaamheden met betrekking tot interlandelijke adoptie te beëindigen. Stichting Kind en Toekomst heeft bemiddelingscontacten in enkele landen, waarvan een aantal in afstemming met de CA wordt overgedragen aan een andere vergunninghouder, te weten Stichting A New Way. Stichting Kind en Toekomst bemiddelde ook bij interlandelijke adoptie vanuit Nigeria. Ik heb geconstateerd dat Nigeria op bepaalde punten niet in lijn werkt met de uitgangspunten van het Haags Adoptieverdrag. Dit heeft geleid tot de beslissing de samenwerking met Nigeria te beëindigen.

Binnenlandse adoptie

1. Binnenlandse adoptie en afstand

Het Verwey Jonker Instituut (hierna: het VJI) is in september 2019 in opdracht van het WODC gestart met het onderzoek «Binnenlandse afstand en adoptie tussen 1956 en 1984». Aanmeldingen om deel te nemen aan het onderzoek verliep primair via het Aanmeldpunt afstand en adoptie (hierna: aanmeldpunt). Daarnaast konden mensen zich ook rechtstreeks tot het VJI wenden, indien ze deel wilden nemen aan het onderzoek. Ik heb u op 5 en 12 juni 2020 geïnformeerd over geconstateerde tekortkomingen bij het ministerie ten aanzien van het aanmeldpunt (Kamerstuk 31 265, nrs. 69 en 70). Ik heb u toegezegd in deze brief nader in te gaan op de nieuwe werkwijze inclusief de waarborgen op het gebied van privacybescherming.

Inmiddels heb ik met de betrokken organisaties afspraken gemaakt zodat het ministerie het VJI in staat stelt de extra werkzaamheden met betrekking tot de laatste aanmeldingen goed te kunnen uitvoeren. Met Fiom, VJI en WODC heb ik voorts de hoofdlijnen bepaald van de procedure om alle verslagen voor verificatie en correctie bij de aanmelders terug te leggen. Deze procedure zal door Fiom en door VJI worden uitgevoerd. Alleen zij beschikken over de verslagen ten aanzien waarvan aanmelders (mondeling) toestemming hebben gegeven voor verwerking ten behoeve van het onderzoek van VJI. De hoofdlijnen van deze procedure zijn de volgende:

  • De aanmelders worden op de kortst mogelijke termijn geïnformeerd over onderstaande procedure waarbij hen wordt gevraagd of zij bereid zijn hieraan mee te werken.

  • Fiom en VJI sturen de verslagen naar de aanmelders die zich bij elk van hen aangemeld hebben.

  • Zij vragen daarbij de aanmelders hun eventuele correcties op het verslag aan te geven.

  • Tevens vragen zij de aanmelders schriftelijk toestemming te geven dat het geverifieerde verslag 1) door het VJI kan worden gebruikt voor de selectie van diepte-interviews en/of 2) door het ministerie tijdelijk wordt bewaard ten behoeve van een geschikte mogelijkheid om de kennis over afstand en adoptie voor een breed publiek beschikbaar en levend te houden.

  • Eventuele correcties bij de geretourneerde verslagen worden door Fiom en VJI verwerkt en desgewenst wordt het verslag dan teruggestuurd naar de aanmelders.

  • Vervolgens worden de geverifieerde of gecorrigeerde verslagen naar gelang de instemming van de aanmelders gebruikt door het VJI en/of bewaard door het ministerie.

  • Fiom vernietigt de verslagen na ontvangst door VJI en/of ministerie. VJI vernietigt de verslagen na afloop van het onderzoek.

Zodra het ministerie een geschikte mogelijkheid heeft gevonden om onder andere met deze verslagen de kennis over afstand en adoptie voor een breed publiek beschikbaar en levend te houden, zal aan de aanmelders, die hebben ingestemd met tijdelijke bewaring door het ministerie, om instemming worden gevraagd het verslag over te dragen. Het ministerie is gestart met het onderzoeken naar de mogelijkheden hiertoe.

Tot slot wordt gewerkt aan de totstandkoming van een «Privacy Impact Assessment» en de benodigde verwerkingsovereenkomsten om ook in dat opzicht aan de eisen van de AVG te voldoen.

III Wetgevingstrajecten

Als bijlage bij deze brief treft u een geactualiseerd overzicht aan van de voortgang van het Wetgevingsprogramma Modernisering personen- en familierecht.1415 Het overzicht bevat een indicatieve planning en een aanduiding van de grondslag van de voorstellen, zoals regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34), EU-verplichting, aangenomen motie of toezegging. In de afgelopen periode heeft de voorbereiding van een aantal voorstellen vertraging opgelopen, mede in verband met de verschuiving van capaciteit vanwege de voorbereidingen van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid en aanverwante regelgeving. Bij de daardoor noodzakelijke prioritering is voorrang gegeven aan die voorstellen die strekken tot uitvoering van het regeerakkoord of die verband houden met EU-implementatieverplichtingen. Concreet betekent dit een vertraging van het wetsontwerp tot aanpassing van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie en het wetsontwerp dubbele geslachtsnaam. Ik verwacht de internetconsultatie van deze voorstellen respectievelijk voor het einde en rond het einde van het jaar te kunnen starten.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Kamerstuk 28 345, nr. 215.

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2728.

X Noot
5

Kamerstuk 33 836, nr. 47.

X Noot
6

Kamerstuk 24 515, nr. 431.

X Noot
7

Kamerstuk 33 836, nr. 45.

X Noot
8

Kamerstuk 33 836, nr. 48.

X Noot
9

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
10

Kamerstuk 33 836 nr. 31.

X Noot
11

Kamerstuk 33 836, nrs. 56 en 57.

X Noot
12

Kamerstuk 33 836, nr. 53.

X Noot
13

Kamerstuk 31 265, nr. 50.

X Noot
14

Zoals eerder aangekondigd bij brief van 16 december 2019, Kamerstuk 33 836, nr. 50, incl. bijlage.

X Noot
15

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven