30 872 Landelijk afvalbeheerplan

Nr. 247 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld op 23 juni 2020

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 24 april 2020 inzake het Besluit maatregelen kunststof drankverpakkingen (Kamerstuk 30 872, nr. 244) en over de brief van 24 april 2020 inzake het Besluit tot invoering van statiegeld op kleine plastic flessen en uitvoering moties blikjes(Kamerstuk 30 872, nr. 245).

De vragen en opmerkingen zijn op 19 mei 2020 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 22 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp

Antwoorden op de vragen van de VVD-fractie

Vraag:

Hoe wil de Staatssecretaris bereiken dat gemeenten meer gaan handhaven? En is de Staatssecretaris van plan dit te monitoren?

Antwoord:

Handhaving is een belangrijk instrument om zwerfafval te verminderen. De verantwoordelijkheid voor deze handhaving in gemeentelijke gebieden ligt bij de gemeenten. Zij hebben het beste inzicht of handhaving in hun specifieke context het beste instrument is of dat andere instrumenten meer van toepassing zijn. Deze behoefte kan sterk variëren tussen gemeentes en specifieke locaties. Het is aan gemeenten om de prioriteit en doelmatigheid hiervan te beoordelen.

Vanuit het Rijk ondersteun ik gemeenten in hun zwerfafvalaanpak met kennis en expertise van Rijkswaterstaat en wordt het delen van best practices tussen gemeenten gefaciliteerd, bijvoorbeeld met de benchmark zwerfafval.

Rijkswaterstaat (RWS) zal de monitoring van blikjes en flesjes in het zwerfafval voortzetten en daarover halfjaarlijks rapporteren, zoals tot nu toe gebruikelijk was.

Vraag:

Hoe gaat de inzameling van kleine plastic flesjes bij bijvoorbeeld tankstations eruit zien en hoe moet de importeur- en producentenverantwoordelijkheid daarbij worden voorgesteld? Worden zij verantwoordelijk voor het installeren van inname apparaten bij dergelijke locaties?

Antwoord:

Producenten en importeurs zijn verantwoordelijk voor het statiegeldsysteem. Het is aan hen om en fijnmazig systeem van inzamelpunten te organiseren waarmee de 90% inname doelstelling wordt gehaald. Een uitvoeringsorganisatie van de producenten maakt daarover afspraken met innamepunten, waaronder grote tankstations langs de snelweg. Verkooppunten die geen afspraken met producenten hebben gemaakt, kennen geen eigenstandige wettelijke innameverplichting.

Vraag:

Wat is de motivatie van de Staatssecretaris om een heffing van 15 eurocent in te voeren?

Antwoord:

Het statiegeld op kleine plastic flessen wordt ingevoerd ter bestrijding van zwerfafval dat veroorzaakt wordt door deze flessen. Dat betekent dat de prikkel om de flessen terug te brengen naar de innamepunten hoog genoeg moet zijn om invloed te hebben op het gedrag van de consument. Tegelijkertijd moet het een proportioneel bedrag zijn ten opzichte van de prijs van het product. Mede op basis van analyses van buitenlandse systemen is daarom gekozen op basis van de gedane onderzoeken voor een minimale hoogte van het statiegeldbedrag voor kleine kunststofflessen met een inhoud tot 1 liter van € 0,15.

Vraag:

Wat gaat de Staatssecretaris doen om de gestelde doelen wat betreft blik in het najaar van 2021 te halen?

Antwoord:

Uw Kamer heeft zich bij moties van de leden Paternotte c.s. (Kamerstuk 35 300 XII, nr. 33) en Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 35 300 XII, nr. 39) uitgesproken over de route voor aanpak van de blikjes in het zwerfafval. In de motie van het lid Dik-Faber c.s. wordt de regering verzocht eenzelfde traject voor blikjes in gang te zetten als voor kleine plastic flesjes is gedaan inclusief het voorbereiden van wettelijke maatregelen voor introductie van statiegeld per 2022, en de Kamer periodiek over de voortgang te informeren. De motie van het lid Paternotte c.s. verzoekt de regering, vergelijkbare doelen voor blikjes (als in drankverpakkingen) voor het najaar van 2021 in te stellen.

Rijkswaterstaat (RWS) zal de monitoring van blikjes in het zwerfafval voortzetten en daarover halfjaarlijks rapporteren, zoals tot nu toe gebruikelijk was. Zoals ik in mijn Kamerbrief heb aangegeven wordt, indien in het najaar 2021 blijkt dat deze doelen niet worden gehaald, in 2022 ook statiegeld op blikjes ingevoerd. Parallel bereid ik de daarvoor noodzakelijke wettelijke maatregelen voor alsmede het door mij aan uw Kamer toegezegde onderzoek naar de kosten, zodat deze op tijd gereed zijn conform het tijdpad van de moties.

Parallel aan de hierboven genoemde twee sporen heeft het bedrijfsleven aangegeven te onderzoeken hoe blikjes het beste ingezameld kunnen worden en wat daarvoor nodig is. Ik heb aangegeven bereid te zijn de uitkomsten van dit derde spoor ook bij de besluitvorming te betrekken.

Vraag:

Wat zijn de uitkomsten geweest van de pilots met cameratoezicht voor de handhaving? Is het bijvoorbeeld een mogelijkheid dit ook het komende jaar in te zetten om de doelen met betrekking tot blik in het najaar van 2021 te halen?

Antwoord:

Er zijn in meerdere gemeenten pilots gedaan, gericht op het voorkomen van bijplaatsingen bij verzamelcontainers voor afval.1 De inzet van camera’s met als doel het voorkomen van bijplaatsingen is wettelijk gezien niet zonder meer toegestaan, vanwege privacyregelgeving. Gemeenten moeten zeer zwaarwegende argumenten hebben om camera toe te kunnen passen. Het is aan individuele gemeenten om deze afweging te maken per specifieke situatie en passend binnen de privacywetgeving.

Vraag:

Is de Staatssecretaris ook bereid om de ervaringen met en de effectiviteit van statiegeld op kleine petflesjes mee te nemen in haar besluitvorming?

Antwoord:

Ja voor zover er al ervaringen zijn zal ik deze meenemen wanneer er in 2021 besloten wordt over invoering van statiegeld op blikjes.

Vraag:

Wanneer kunnen de uitkomsten van de stakeholder-overleggen voor de nationale zwerfafvalcampagne worden verwacht?

Antwoord:

De stakeholdergesprekken starten voor de zomer. Deze gesprekken gebruik ik om in samenspraak met de betrokken partijen de nationale campagne te ontwikkelen. Ik verwacht uw Kamer hierover eind van het jaar te kunnen informeren.

Antwoorden op de vragen van de PVV-fractie

Vraag:

Kan de Staatssecretaris melden wat de gewone man en vrouw straks extra moeten betalen voor dranken in kunststof drankverpakkingen?

Antwoord:

De regelgeving voor statiegeld verplicht producenten statiegeld uit te keren bij het inleveren van flessen. Of en in hoeverre het statiegeld bij verkoop in rekening wordt gebracht, is niet in regelgeving vastgelegd. Uit de kostenonderzoeken naar statiegeld blijkt dat het systeem voor 0 tot 3 cent per verpakking kan worden uitgevoerd. Consumenten die hun flesjes inleveren krijgen het statiegeld uiteraard bij inleveren van de flesjes weer terug.

Vraag:

Welke maatregelen moeten de winkels en de supermarkten nemen om aan de nieuwe wetgeving te voldoen en welke kosten zijn daarmee gemoeid voor deze ondernemers?

Antwoord:

Producenten en importeurs zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van het statiegeldsysteem en dragen hiervoor de kosten. Winkels en supermarkten dragen geen wettelijke verantwoordelijkheden. Producenten en importeurs hebben met de innamepunten afspraken gemaakt over investeringen en de vergoedingen die de innamepunten zullen krijgen.

Vraag:

Welk percentage van het zwerfafval in Nederland bestaat uit plastic? Welk percentage van het hergebruik van afval in Nederland bestaat uit plastic? Hoeveel plastic wordt er nu verbrand in Nederland in plaats van hergebruikt en welk percentage daarvan zou geschikt zijn voor hergebruik?

Antwoord:

Geteld op basis van aantallen bestaat circa 40–45% van het zwerfafval in Nederland uit plastic items als frietbakjes, tasjes en flesjes. In Nederland kwam in 2018 523 kton aan plasticverpakkingen in de handel, daarvan werd 272 kton voor recycling aangeboden. Het plastic dat niet gerecycled wordt, wordt verbrand. In hoeverre dit plastic recyclebaar is hangt onder meer af van het ontwerp van de verpakkingen en de wijze van inzameling.

Vraag:

Wat is de herkomst is van het plastic zwerfafval in Nederland en hoeveel plastic zwerfafval wordt in onze rivieren aangetroffen? Welke actie wordt ondernomen om hier verandering in aan te brengen? Is China niet de echte oorsprong van de verontreiniging?

Antwoord:

Er zijn mij nog geen analyses bekend naar de herkomst van het plastic zwerfafval op land en in rivieren in Nederland. Om beter in kaart te krijgen hoeveel zwerfafval er door de rivieren stroomt, ontwikkelt RWS als onderdeel van de «gezamenlijk aanpak zwerfafval in rivieren» een monitoringstrategie voor macro- en microplastic in Nederlandse rivieren. Binnen die aanpak worden ook een bronaanpak zwerfafval op rivieroevers ontwikkeld, een monitoringssystematiek ontwikkeld voor microplastic in de grote rivieren en pilots gedaan met afvangsystemen, om het plastics zwerfafval af te vangen, voordat het in de zee terecht komt.

Meer dan de helft van het mariene plastic zwerfafval wereldwijd komt van 5 landen: China, Indonesië, Filipijnen, Thailand en Vietnam. Het is daarom van belang om met deze landen samen te werken om de plastic problematiek aan te pakken. Vanuit die gedachte is Nederland sinds 2016 gestart met een bilaterale samenwerking met Indonesië om gezamenlijk een praktische aanpak te ontwikkelen om het mariene plastic zwerfafval terug te dringen (met beleidsadvies, pilots met bedrijven rond circulair ontwerp van verpakkingen en een regionale ketenaanpak in de plastic inzameling-sortering-recycling). Dit vanuit de gedachte dat een succesvolle aanpak in Indonesië een grote uitstraling en navolging kan krijgen in de rest van Zuidoost-Azië.

Antwoorden op de vragen van de CDA-fractie

Vraag:

Waarom wordt er naast de introductie van statiegeld ook een 90%-norm voor gescheiden inzameling van plastic flessen vastgelegd? Hoe vindt de handhaving van die regel plaats? Zijn de gevolgen van het coronavirus daarbij betrokken?

Antwoord:

De doelstelling van 90% inzameling volgt uit de afspraken die ik gemaakt heb met bedrijfsleven. In mijn brief van maart 2018 heb ik aangekondigd dat deze doelstelling in de regelgeving wordt opgenomen. Met deze doelstelling heb ik aansluiting gezocht bij de single-use-plastics richtlijn. Met deze 90% is er een helder en handhaafbaar doel dat producenten met het statiegeldsysteem moeten halen. Het toezicht hierop is gelijk aan die van de andere verplichtingen voor producenten en is belegd bij de ILT. De 90% inzameldoelstelling voorkomt ook dat de operationele werking van het statiegeldsysteem tot in detail in regelgeving moet worden vastgelegd. Door te sturen op deze doelstelling, kan de markt ruimte worden gegeven het systeem efficiënt en innovatief in te richten. De doelstelling gaat in per 2022, wat betekent dat het statiegeldsysteem bijdraagt aan het realiseren ervan. Het coronavirus staat mijns inziens het halen van deze doelstelling in 2022 niet in de weg.

Vraag:

Wanneer start de campagne tegen zwerfafval?

Antwoord:

Zoals ik in mijn brief van 24 april (Kamerstuk 30 872, nr. 245) schreef wordt de campagne dit jaar voorbereid die de communicatie van partijen betrokken bij de aanpak van zwerfafval zal versterken. Ik verwacht deze eind van het jaar te kunnen presenteren. De operationele start van de campagne verwacht ik begin 2021.

Vraag:

Wat zijn de randvoorwaarden om over te gaan tot invoering van statiegeld op blik? Welke alternatieven heeft de Staatssecretaris voor ogen voor het geval het statiegeld op blik niet ingevoerd kan worden?

Antwoord:

De gestelde prestatiedoelstellingen voor blikjes zijn gelijk aan die voor flesjes; een reductie van 70 tot 90% minder blikjes in het zwerfafval, alsmede 90% recycling van blikjes te realiseren. Zoals ik in mijn Kamerbrief heb aangegeven wordt, indien in het najaar 2021 blijkt dat deze doelen niet worden gehaald, in 2022 ook statiegeld op blikjes ingevoerd. Dit is conform motie van het lid Paternotte c.s. (Kamerstuk 35 300 XII, nr. 33). Parallel bereid ik hiervoor regelgeving voor waar een 90% doelstelling voor gescheiden inzameling onderdeel van is. Ook voer ik het door mij aan uw Kamer toegezegde onderzoek naar de kosten uit. Deze onderdelen zullen op tijd gereed zijn voor invoering conform het tijdpad van de moties. Ik zie geen reden waarom statiegeld op blikjes niet ingevoerd kan worden. Ik heb geen alternatieven voor ogen.

Parallel aan de hierboven genoemde twee sporen heeft het bedrijfsleven aangegeven te zullen onderzoeken hoe de blikjes het beste ingezameld kunnen worden en wat daarvoor nodig is. Ik heb aangegeven bereid te zijn de uitkomsten van dit derde spoor ook bij de besluitvorming te betrekken.

Vraag:

Wat zou het effect zijn van hogere boetes voor mensen die zich ontdoen van blikjes en het vervuilen van de openbare ruimte?

Antwoord:

Er is mij geen onderzoek bekend waarin specifiek is gekeken naar het effect van hogere boetes voor mensen die zich ontdoen van blikjes in openbare ruimtes. In algemene zin heeft onderzoek wel laten zien dat beloningen (zoals statiegeld) effectiever zijn bij het stimuleren van gewenst gedrag dan straffen (boetes). Dit omdat beloningen een positieve associatie hebben, wat gedragsverandering ondersteunt.

Antwoorden op de vragen van de D66-fractie

Vraag:

Hoe gaat gemonitord worden of er voldoende inzamelpunten zijn voor effectieve inzameling?

Antwoord:

Producenten en importeurs moeten voldoen aan de verplichting om 90% van de flesjes gescheiden in te zamelen. Mocht de doelstelling niet worden gehaald, dan is het aan producenten te zorgen voor een meer effectieve inzameling. De Inspectie voor Leefomgeving en Transport ziet toe op naleving hiervan en kan indien nodig handhavend optreden.

Vraag:

Met welke initiatieven (zoals de «plastic soup surfer» en de «zwerfinator») en milieuorganisaties gaat de Staatssecretaris samenwerken om de zwerfaval campagne een succes te maken?

Antwoord:

Voor de zwerfafvalcampagne zoek ik de samenwerking op met gemeenten, andere gebiedsbeheerders, maatschappelijke initiatieven, milieuorganisaties en bedrijfsleven. Ik start deze stakeholdergesprekken voor de zomer. Deze gesprekken gebruik ik om in samenspraak met de betrokken partijen de nationale campagne te ontwikkelen. Ik verwacht uw Kamer hierover eind van het jaar te kunnen informeren.

Vraag:

Hoe gaat de handhaving voor het tegengaan van zwerfafval vormgegeven worden, specifiek in de buitengebieden?

Antwoord:

De verantwoordelijkheid voor de handhaving in gemeentelijke gebieden ligt bij de gemeenten. Gemeentes hebben het beste inzicht of handhaving in hun specifieke context het beste instrument is of dat andere instrumenten meer van toepassing zijn. Deze behoefte kan sterk variëren tussen gemeentes en specifieke locaties.

Vraag:

Is het mogelijk om voor sap- en zuivelflessen statiegeld op te leggen? Kan de Staatssecretaris toelichten hoe aan de 90%-norm kan worden voldaan zonder statiegeld voor sap- en zuivelflessen? Technologische ontwikkelingen zullen het wellicht logischer maken om de uitzondering voor sap- en zuivelflessen op te heffen, zijn hier dan mogelijkheden voor? Kan worden toegelicht hoe de technische aspecten, die de uitzondering nu veroorzaken, worden gemonitord om in de gaten te houden wanneer eventuele aanpassingen relevant worden?

Antwoord:

In de toelichting van het besluit is uiteengezet waarom flesjes voor sap en zuivel zijn uitgezonderd. Dit heeft te maken met de lagere viscositeit van sappen en zuivel die ervoor zorgt dat er meer productrestant achter blijft. Ook levert de hogere mate van bederfelijkheid van de restanten van zuivel en sappen geur- en hygiëneprobleem op. Verder wordt voor het verpakken van sappen en zuivel van andere soorten kunststof gebruik gemaakt, die een ander recyclingproces vragen. Extra reiniging en extra sortering als gevolg van de aanwezigheid van flessen van sappen en zuivel leidt tot hogere kosten in het totale statiegeldsysteem en een slechtere kwaliteit van het recyclaat.

De norm van 90% voor gescheiden inzameling geldt voor alle flessen en daarmee ook voor flessen van sappen en zuivel. Indien deze flessen niet middels het statiegeldsysteem worden ingezameld, zullen producenten deze flessen op een andere manier gescheiden moeten inzamelen, bijvoorbeeld middels het PMD. In het implementatiebesluit van de Single-Use-Plastics richtlijn zal ik een bepaling opnemen waarmee het toegestaan wordt via PMD-ingezamelde flessen voor sap en zuivel, mee te tellen bij de 90% gescheiden inzamelingnorm.

Zoals eerder aan uw Kamer toegezegd zal bij een evaluatie van het statiegeldsysteem de ontwikkelingen en de gevolgen op het gebied van de sap- en zuivelflessen aan de orde komen.

Vraag:

Als de 90%-norm niet gehaald wordt, kan de monitoring dan ook aanwijzingen geven voor de redenen van het niet halen van deze doelstellingen? Kunnen factoren, zoals de hoogte van het statiegeld, het aantal innamepunten en onduidelijkheid bij de consument, in de monitoring worden meegenomen? En als dat niet het geval is, is er ander onderzoek dat hier inzicht in kan geven?

Antwoord:

Het is aan producenten om de 90% inzamelnorm te halen, daarover doen zij ieder jaar verslag. Ik ga ervanuit dat de norm door hen gehaald wordt. Mocht dit onverhoopt niet het geval zijn, dan is het aan producenten om maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de doelstelling wel gehaald wordt. Maatregelen die bij de genoemde factoren aansluiten kunnen, indien nodig, middels handhaving worden opgelegd.

Vraag:

In hoeverre wordt de verschuiving in de soorten verpakkingen, bijvoorbeeld van plastic flessen die recyclebaar zijn naar niet-recyclebare hybride plastic-karton verpakkingen, gemonitord? Kan de Staatssecretaris toelichten welke stappen ondernomen worden om te voorkomen dat niet-recyclebare verpakkingen op de markt komen of in aandeel toenemen?

Antwoord:

Een verschuiving is niet wenselijk. Een dergelijke verschuiving zou zichtbaar moeten zijn in de hoeveelheden verpakkingen die op de markt komen en in de monitoringsresultaten van het zwerfafval. Ik heb aan RWS gevraagd om beide aspecten nauwlettend in de gaten te houden. Als er sprake is van een verschuiving, zal ik passende maatregelen overwegen en uw Kamer daarover informeren.

Vraag:

Hoe gaat de Staatssecretaris waarborgen dat het beleid van een verplichte norm voor inzameling daadwerkelijk bijdraagt aan recycling of hergebruik en niet leidt tot de verbranding van dit plastic?

Antwoord:

Plastic van frisdrank en waterflessen (PET), en in het bijzonder als dat gescheiden wordt ingezameld via een systeem van statiegeld, is een goed te recyclen plasticstroom met een positieve marktwaarde. Van dit plastic worden nieuwe flessen gemaakt. Er is dan ook veel vraag naar gerecycled PET, ook in deze Coronacrisis. Het toepassen van PET-recyclaat in nieuwe flessen wordt als gevolg van de Single-Use-Plastics richtlijn ook verplicht. Het is daarom om meerdere redenen, geenszins aannemelijk dat dit plastic wordt verbrand. Daarnaast moeten producenten in regelgeving vastgelegde recyclingnormen voor al hun plastic verpakkingen halen. Hiervoor is inzamelen en recycling van PET onmisbaar.

Antwoorden op de vragen van de GroenLinks-fractie

Vraag:

Wat is de ratio achter de uitzondering voor sap en zuivel? Hoe zorgen we dat ook deze flesjes netjes in de prullenbak of terug bij de winkel belanden? Als het doel is om 90% van alle flesjes gescheiden in te zamelen, maar voor 17% geldt geen statiegeld, hoe halen we dan die 90%? Gaan winkels en andere verkooppunten ook die flesjes innemen waarvoor geen statiegeld verplicht is? Als uit evaluaties blijkt dat het aandeel zuivel- en sapverpakkingen toeneemt, komt er dan een einde aan deze uitzondering? Wanneer geldt een drank als sap of zuivel? Wat moet het aandeel sap of zuivel aan de drank zijn om sap of zuivel te zijn?

Antwoord:

In de toelichting van het besluit is uiteengezet waarom flesjes voor sap en zuivel zijn uitgezonderd. Daarop ben ik ook in de beantwoording van de vragen van de leden van de D66-fractie nader ingegaan. Dit geldt ook voor de 90% inzamelnorm en de werking daarvan m.b.t. de flessen van sap en zuivel.

De statiegeldverplichting zoals die in het Besluit is vastgelegd geldt voor flessen van frisdrank en water. Daarbij wordt verwezen naar de omschrijving van het begrip frisdrank in artikel 7a van het Warenwetbesluit Gereserveerde aanduidingen. Frisdrank is drinkwaar dat geen alcohol bevat en dat bestaat uit water en suikers of zoetstoffen waaraan mogen zijn toegevoegd: koolzuur; aroma’s; eetbare bestanddelen van vruchten of planten; vruchten- of plantensappen; technische hulpstoffen; of additieven. Dranken die aan deze eigenschappen voldoen, vallen onder de statiegeldverplichtingen.

Vraag:

Kan de Staatssecretaris bevestigen dat blikjes die via het restafval terechtkomen in de verbrandingsoven, niet mogen worden meegeteld bij de 90% doelstelling voor gescheiden inzameling?

Antwoord:

Mijn aanpak voor blikjes heeft als doel zwerfafval van blikjes tegen te gaan. De doelstelling voor 70%–90% zwerfafvalreductie, zal daarom leidend zijn bij het besluit over eventuele invoering statiegeld voor blikjes. Daarnaast geldt er als tweede prestatiedoel 90% recycling voor de blikjes, dat ook in het najaar van 2021 gerealiseerd moet worden.

De inzet op gescheiden inzameling vormt een waarborg voor een systeem dat effectief verpakkingen inzamelt en daarmee zwerfafval voorkomt. In de conceptregelgeving waarmee een verplichting voor statiegeld op blikjes wordt voorbereid, neem ik, gelet ook op het verzoek in de door uw Kamer aangenomen motie van het lid Paternotte c.s., een vergelijkbare doelstelling voor gescheiden inzameling op. Daarmee wordt dan inderdaad bedoeld dat blikjes gescheiden van andere verpakkingsstromen moeten worden ingezameld.

Vraag:

In het Besluit Beheer Verpakkingen zijn geen dwingende maatregelen opgenomen om te zorgen dat winkeliers, supermarkten, tankstations en kiosken op treinstations ook daadwerkelijk alle soorten flesjes innemen. Zijn hier afspraken over gemaakt? Met wie? Wordt dit gehandhaafd? Zijn er sancties? En klopt het dat straks ieder flesje ook bij ieder verkooppunt mag worden ingeleverd?

Antwoord:

Producenten en importeurs zijn verantwoordelijk voor het statiegeldsysteem. Het is aan hen om een fijnmazig systeem van inzamelpunten te organiseren waarmee de 90% innamenorm wordt gehaald. Deze norm is handhaafbaar, zoals ik ook heb aangegeven in de beantwoording van de vragen van de leden van D66 over de handhaving. Een uitvoeringsorganisatie van de producenten maakt daarvoor met innamepunten afspraken. Daarbij zijn door producenten ook afspraken gemaakt voor inname op treinstations, grote tankstations langs de snelweg en bij grote cateraars. Omdat producenten voorzien in één landelijk systeem, kunnen alle flessen bij alle innamepunten worden ingeleverd.

Vraag:

Hoe wordt uitwijkgedrag van de industrie naar bijvoorbeeld drankenkartons voorkomen? Moet hier niet op worden voorgesorteerd? Wordt dit bijgehouden in de monitoringsrapportages? Welke andere sluiproutes zijn denkbaar en hoe voorkomen we die?

Antwoord:

Een verschuiving is niet wenselijk. Een dergelijke verschuiving zou zichtbaar moeten zijn in de hoeveelheden verpakkingen die op de markt komen en in de monitoringsresultaten van het zwerfafval. Ik heb aan RWS gevraagd om beide aspecten nauwlettend in de gaten te houden. Als er sprake is van een verschuiving, zal ik passende maatregelen overwegen en uw Kamer daarover informeren.

Antwoorden op de vragen van de SP-fractie

Vraag:

Waarom is genoegen genomen met onnodige vertraging bij de invoering van statiegeld op kleine plastic flessen?

Antwoord:

In mijn Kamerbrief van maart 2018 (Kamerstuk 28 694, nr. 135) heb ik mijn tweesporenbeleid aangekondigd. Ik ben direct begonnen met het voorbereiden van de wettelijke basis voor een statiegeldverplichting. Daarbij heb ik aangegeven dat een wettelijke traject drie jaar kost: circa twee jaar voor het opstellen van de wetgeving en het besluitvormingsproces en daarna nog minimaal een jaar invoeringstermijn. Als parallel spoor kreeg het bedrijfsleven tot het uiterste besluitvormingsmoment de tijd om de gestelde doelen op een andere manier te halen. De afspraken ben ik nagekomen en die planning heb ik gehaald. Daarbij is er geen sprake geweest van vertraging. Uiteindelijk heb ik het besluitvormingsmoment in goed overleg met de betrokken partijen vervroegd toen ik op basis van de monitoringsrapportage tot de conclusie getrokken kon worden dat er te weinig voortgang werd geboekt. Dat was mogelijk omdat het wetgevingsproces tijdig en volgens toegezegde planning was afgerond.

Vraag:

Is er in het jaar nog een meetmoment voor plastic flessen en wordt de mogelijkheid opengehouden géén statiegeld in te voeren als bij de laatste meting blijkt dat de beoogde doelen zijn gehaald?

Antwoord:

Nee, het koninklijk besluit waarmee de statiegeldverplichting per 1 juli 2021 in werking treedt, is genomen en gepubliceerd (Stb. 2020, nr. 142).

Vraag:

Waarom wordt geen hoger bedrag voor statiegeld geheven?

Antwoord:

Zoals reeds aangegeven in het antwoord op soortgelijke vragen van de VVD-fractie betreft het hier minimumbedragen. Het staat het bedrijfsleven vrij hogere bedragen te hanteren als dat leidt tot een meer effectieve inzameling, waarbij de te bereiken doelstelling is vastgelegd.

Vraag:

Waarom gaat de 90%-norm voor gescheiden inzameling van plastic flessen pas over twee jaar in? Hebben de bedrijven inmiddels niet genoeg tijd gehad zich voor te bereiden? Kan de norm niet per 2021 in gaan?

Antwoord:

Per 1 juli 2021 wordt statiegeld verplicht en daarmee kunnen de doelstellingen gehaald worden. 2022 is het eerste volledige kalenderjaar waarin het systeem van statiegeld operationeel is, dat ook bijdraagt aan de inzameling. De 90% doelstelling voor gescheiden inzameling voor flessen gaat daarom gelden met ingang van het kalenderjaar 2022.

Vraag:

Waarom wordt niet direct ook statiegeld ingevoerd voor blikjes? Waarom weer hetzelfde traject ingaan, om uiteindelijk toch tot invoering van statiegeld over te gaan maar dan opnieuw met verloren jaren?

Antwoord:

Bij mijn aanpak voor blikjes volg ik de door uw Kamer aangenomen moties van de leden Paternotte c.s. (Kamerstuk 35 300 XII, nr. 33) en Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 35 300 XII, nr. 39). De gestelde prestatiedoelstellingen voor blikjes zijn gelijk aan de prestatiedoelstellingen voor flesjes; een reductie van 70 tot 90% minder blikjes in het zwerfafval, alsmede 90% recycling van blikjes te realiseren in het najaar van 2021.

De wettelijke verankering van statiegeld op blikjes vraagt een nieuw en afzonderlijk besluitvormingstraject. Dat ben ik inmiddels gestart en met de ervaring van de plastic flessen verwacht ik dit voor juli 2021 te kunnen afronden. Wanneer deze doelstellingen niet worden gehaald, zal uiterlijk in het najaar van 2021 statiegeld op blikjes worden ingevoerd.

Vraag:

Worden de automaten die nodig zijn voor de kleine flesjes direct geschikt gemaakt voor de inzameling van blikjes? Of moeten daar over twee jaar nieuwe automaten voor worden gemaakt en de inzamelpunten opnieuw ingericht worden?

Antwoord:

De innameapparatuur voor flessen, is na een software-update ook geschikt voor de inname van blikjes. Wel vraagt invoering van statiegeld op blikjes, naast flessen, een veel grotere capaciteit. Ook vanuit het oogpunt van deze nodige capaciteitsuitbreiding is een gefaseerde invoering onontkoombaar.

Antwoorden op de vragen van de Christen Unie-fractie

Vraag:

Welke omstandigheden zorgen ervoor dat versnelling van invoering van statiegeld voor plastic flesjes mogelijk blijkt? Gelden deze omstandigheden ook voor de blikindustrie? Is de Staatssecretaris bereid de invoering van statiegeld op blik ook te versnellen? Waarom is er niet gekozen voor een directe verplichte invoering van statiegeld op plastic flesjes per januari 2021? Waarom hebben betrokken bedrijven de gegeven 14 maanden voorbereidingstijd nodig?

Antwoord:

Het fysiek plaatsen van inname-apparatuur, het inrichten van innamepunten en het opzetten van het logistieke statiegeldsysteem kost tijd. Daarvoor moet ik het bedrijfsleven voldoende invoeringstermijn geven. In Europese jurisprudentie wordt gesproken over minimaal een jaar. Ik ben op basis van de monitoringsrapportage tot de conclusie gekomen dat er te weinig voortgang werd geboekt bij het halen van gestelde doelstellingen. Ik heb daarom het besluitvormingsmoment vervroegd, om daarmee duidelijkheid te verschaffen en het bedrijfsleven 14 maanden de tijd te geven het statiegeldsysteem operationeel in te richten.

De wettelijke verankering van statiegeld op blikjes vraagt een nieuw en afzonderlijk besluitvormingstraject. Dat ben ik inmiddels gestart en met de ervaring van de plastic flessen verwacht ik dit voor juli 2021 te kunnen afronden. Er kan dan uiterlijk in het najaar van 2021 een besluit over invoering worden genomen. Ik dien dan wederom een invoeringstermijn van minimaal een jaar in acht te nemen.

Vraag:

De combinatie van de coronacrisis en de lage prijs voor «virgin plastics» door de vele schaliegasboringen maakt dat de markt voor gerecycled plastic in zwaar weer verkeerd, hoe gaat de Staatssecretaris deze markt ondersteunen en verder stimuleren?

Antwoord:

De coronacrisis versterkt bestaande uitdagingen in de kunststofsector en maakt de noodzaak voor een verdere transitie, investeringen en innovatie groter. Dit komt mede door de daling van de prijs van virgin plastic als gevolg van de lage olieprijs. Hierdoor verslechtert de concurrentiepositie van recyclaat. Daarnaast kampen recyclingbedrijven met een moeilijke afzet van hun recyclaat, mede als gevolg van de stilvallende productie in de auto-industrie. In een aparte Kamerbrief zal ik nader ingaan op de effecten van COVID-19 op de kunststofrecycling.

Vraag:

Wil de Staatssecretaris zich ervoor inzetten de vanuit Europa ingevoerde verplichting tot gebruik van recyclaat van 25% gerecycled plastic te verhogen? Is de Staatssecretaris bereid zich in Europa in te zetten voor het invoeren van een verplicht percentage recyclaat van blik in blikverpakkingen? Zo nee, waarom niet? Wat is de ambitie van de Staatssecretaris voor het gebruik van recyclaat in eigen land? Onderschrijft zij de mening dat met een hoge ambitie Nederland koploper kan worden in de circulaire economie en hiermee ook nieuwe banen gecreëerd kunnen worden? Welke maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt de overheid als grote inkoper hierin? Is zij bereid zelf ook alleen maar verpakkingen van blik en plastic met een bepaald percentage recyclaat te kopen?

Antwoord:

De Europese verplichting tot het toepassen van 25% recyclaat geldt vooralsnog alleen voor plastic drankflessen van PET. Bij deze stroom is substantiële toepassing van recyclaat mogelijk, mede dankzij de inzameling via statiegeldsystemen. In Nederland wordt dit percentage reeds gehaald. Daarmee is Nederland koploper. Toepassing van meer plasticrecyclaat in PET-flessen is alleen mogelijk als dat veilig kan. Ik ben bereid om hierover met de sector in gesprek te gaan.

Gerecycled aluminium kent dezelfde kwaliteit en eigenschappen als nieuw aluminium en kan breed worden toegepast. Een verplichte toepassing van recyclaat in blikverpakkingen dient daarmee mijns inziens geen maatschappelijk doel. De beleidsmaatregelen die ik voor blikjes heb aangekondigd hebben als doel de hoeveelheid zwerfafval van blikjes te reduceren.

Voor het duurzaam inkopen van verpakkingen door overheden zijn MVI-criteria beschikbaar. Daarin is voor alle belangrijke inkoopcategorieën waar verpakkingen een rol spelen, een gunningscriterium opgenomen, waarbij een verpakking met meer recyclaat hoger wordt gewaardeerd.

Vraag:

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het bedrijfsleven een onderzoek is gestart naar de beste manier van inzameling van blikjes. Weet de Staatssecretaris of dit onderzoek op tijd afgerond zal zijn, voordat winkels investering moeten gaan doen?

Antwoord:

De inname-apparatuur voor flessen, is na een software-update ook geschikt voor de inname van blikjes. Het bedrijfsleven heeft aangegeven te zullen onderzoeken hoe de blikjes het beste ingezameld kunnen worden en wat daarvoor nodig is. Ik heb aangegeven bereid te zijn de uitkomsten van dit onderzoek bij de besluitvorming in 2021 te betrekken. Voorwaarde daarvoor is uiteraard wel dat het bedrijfsleven dit onderzoek tijdig afrondt.

Vraag:

Hoe worden deze doelen voor 90% inzameling gehandhaafd? Hoe geven bedrijven aan deze doelen te gaan halen?

Antwoord:

Ik verwijs de leden naar de antwoorden op de soortgelijke vragen de fracties van VVD, CDA en D66 over de 90% norm voor gescheiden inzameling en de handhaving daarvan.

Vraag:

Hoe gaat de Staatssecretaris om met verschillende typen plastic drankflesjes, zoals flesjes die deels van bioplastic zijn? Hoe creëert de Staatssecretaris een zo gelijkwaardig mogelijke stroom van plastic voor drinkflessen, zodat de recycling van dat plastic op een goedkope en kwalitatief beste manier wordt gedaan, zonder daarbij duurzame innovaties in de weg te zitten?

Antwoord:

Bij de verplichtingen voor 90% gescheiden inname van plastic flessen en de statiegeldverplichting voor frisdrank en water wordt geen onderscheid gemaakt tussen bioplastics en andere plastics. Plastic voor flessen van water en frisdrank (PET) kan gemaakt worden met biobased materiaal. Dit bioPET heeft bij de inzameling via statiegeld en de recycling daarna, dezelfde eigenschappen als overige PET, waarbij inzameling via statiegeld hoge kwaliteit recycling mogelijk maakt.

Antwoorden op de vragen van de PvdD-fractie

Vraag:

Hoe kijkt de Staatssecretaris terug op het proces waarmee uiteindelijk statiegeld op flesjes tot stand is gekomen? Deelt zij de mening dat de eerdere pogingen om het (zwerf)afval te reduceren te zeer door de sector gedicteerd werden? Deelt zij de mening dat de verpakkingsindustrie en levensmiddelenhandel daarmee actief een effectief beleid voor een schone leefomgeving hebben tegengewerkt?

Antwoord:

Ik heb in 2018 afspraken gemaakt met het verpakkend bedrijfsleven over de aanpak van de flesjes. Op basis van de monitoringsrapportage over zwerfafval ben ik tot de conclusie gekomen dat er te weinig voortgang wordt geboekt met het verminderen van het aantal plastic flesjes in het zwerfafval en daarom heb ik besloten om statiegeld op kleine plastic flessen in te voeren. Voor wat betreft de genoemde periode, heeft het bedrijfsleven zich in die besluitvorming en in voorbereiding van het statiegeldsysteem aan de procesafspraken gehouden en is het traject constructief doorlopen. Het bedrijfsleven heeft met het onderzoek door EY-Parthenon de uitwerking van het statiegeldsysteem tijdig en diepgravend ter hand genomen. Ook is het bedrijfsleven tijdig begonnen met het oprichten van een uitvoeringsorganisatie die het statiegeldsysteem operationeel zal inrichten.

Vraag:

Is de Staatssecretaris met de PvdD-leden van mening dat na decennia van «meestribbelen» door de sector nu enige sancties gerechtvaardigd zijn? Maatregelen om de supermarkten en de verpakkingsindustrie te laten merken dat het jarenlang tegenwerken van effectief beleid niet zonder consequenties blijft? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris zich bijvoorbeeld voorstellen dat een zo hoog mogelijk percentage recyclaat verplicht gesteld wordt, voor de productie van plastic flessen? Dat er strikte eisen gesteld worden aan design om inzameling en recycling te vergemakkelijken? En dat er een groot aantal inzamelpunten komt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Beleidsmaatregelen moeten mijns inziens genomen worden als ze de transitie naar een circulaire economie helpen versnellen. Besluitvorming hierover vindt plaats in een democratisch proces, waarbij eenieder de mogelijkheid krijgt zijn zienswijzen en belangen in te brengen. Mijn aandacht is daarbij gericht op de toekomst en de nog te realiseren ambities. Om die reden zet ik mij op Europees niveau in voor een verplicht aandeel recyclaat in plastic verpakkingen en producten en ook voor het verbeteren van de eisen die worden gesteld aan het ontwerp van verpakkingen.

Vraag:

Is de Staatssecretaris bereid om de monitoring van zwerfafval nog een aantal jaar (bijvoorbeeld vijf jaar) door te laten lopen zodat het effect van de invoering van statiegeld duidelijk in beeld gebracht wordt?

Antwoord:

Ja, Rijkswaterstaat zal de komende periode blijven monitoren, mede met het oog op de beleidsinzet voor blikjes.

Vraag:

Deelt de Staatssecretaris de mening dat het «zo veel mogelijk vrij laten» van de sector zoals zij het noemt tot nog toe niet erg effectief is geweest? Zo nee, waarom niet? Heeft het zo veel mogelijk vrij laten naar haar mening voornamelijk het publieke belang of het bedrijfsbelang gediend? Komt er een verandering in dit «staand beleid» waarin de sector zo veel mogelijk vrijgelaten wordt? Kan de Staatssecretaris aangeven waar dit staand beleid (waar zij in haar besluit naar verwijst) is vastgelegd?

Antwoord:

Het beleid om te sturen op doelen en het bedrijfsleven vrij te laten in de wijze waarop deze doelen worden gehaald, is de kern van het principe van producentenverantwoordelijkheid, zoals vastgelegd in het Besluit beheer verpakkingen 2014. Nederland is in algemene zin op veel aspecten koploper op het vlak van de recycling van verpakkingen. Deze aanpak gaat nu ook gelden voor de inname van kleine plastic flessen en de uitvoering van het daarbij geïntroduceerde statiegeldsysteem. Het is in het publieke belang dat het bedrijfsleven verantwoordelijk wordt gesteld voor het bereiken van verschillende maatschappelijk doelstellingen. Bij het verantwoordelijk stellen van bedrijven hoort ook het geven van voldoende ruimte om op een effectieve en innovatieve manier de verantwoordelijkheden na te kunnen komen. Bij de producentenverantwoordelijkheid wordt daarom strak gestuurd op in wetgeving vastgelegde doelstellingen.

Vraag:

Waarom richt de Staatssecretaris zich niet meer op het reduceren van verpakkingen? Wat kan bijvoorbeeld geleerd worden van de verandering die zichtbaar is in het toegenomen gebruik van eigen koffiebekers op stations? Houdt de Staatssecretaris rekening met een toename van hervulbare flessen? Houdt de Staatssecretaris bij het opzetten van het statiegeldsysteem rekening met een overgang van recyclebare flessen naar hervulbare flessen? Zo nee, waarom niet? Deelt de Staatssecretaris de mening dat het nu kiezen voor een recyclingsysteem dat niet open staat voor nog duurzamere varianten (zoals hervulbare flessen) een «lock-in» kan betekenen en daarmee verdere verduurzaming in de weg kan staan?

Antwoord:

Preventie en hergebruik staan boven recycling in de afvalhiërarchie. Ik wil het hergebruiken van verpakkingen verder stimuleren en het gebruik van verschillende single-use plastic verminderen. Ik zal u binnenkort informeren over de maatregelen die ik hiervoor in het kader van het Europese plastic pact en van de implementatie van de verpakkingenrichtlijn en de Single-use-plastics richtlijn neem.

Vraag:

Deelt de Staatssecretaris de stelling dat blikjes (samengesteld uit metaal en plastic) onder de Single Use Plastic Directive vallen? Zo nee, kan zij duiden waarom dit niet het geval is? Wanneer is een product volgens de Staatssecretaris een metalen drankverpakking? Mag het dan geen andere materialen dan metaal bevatten? Is de Staatssecretaris bereid erop aan te dringen dat blikjes onder de uitgebreide producentverantwoordelijkheid vallen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

De single-use-plastics richtlijn kent verschillende maatregelen. Ten eerste wordt bij kunststof drankverpakkingen voor eenmalig gebruik verplicht dat doppen aan de verpakking bevestigd blijven. Dit is voor de lipjes van blikjes al praktijk. Ten tweede volgt uit de richtlijn de verplichting 90% van de kunststofflessen, gescheiden in te zamelen. Voor blikjes zal ik wetgeving voorbereiden waarin een norm voor gescheiden inzameling ook nationaal wordt vastgelegd. Ten derde volgt uit de richtlijn dat producenten bewustwordingsmaatregelen moeten nemen. Deze verplichting volgt ook uit de kaderrichtlijn afvalstoffen en zal integraal onderdeel worden van de producentenverantwoordelijkheid en gaan gelden voor alle verpakkingen in Nederland, waaronder die voor metaal. Hiermee gelden de belangrijkste maatregelen die uit de single-use-plastics richtlijn volgen voor kunststofdrankverpakkingen, in de Nederlandse praktijk in de toekomst ook voor blikjes.

Vraag:

Kan de Staatssecretaris aangeven op welke andere vlakken zij nu wettelijke maatregelen wil voorbereiden om te komen tot een effectieve afvalaanpak? Overweegt zij wettelijke maatregelen om een maximale reductie van verpakkingsmateriaal te realiseren? Om maximale recycling te bereiken? Om maximaal gebruik van recyclaat te regelen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Ik zal uw Kamer voor de zomer per brief over het verpakkingenbeleid over de vervolgstappen ten aanzien van de bredere aanpak van overige vormen van verpakkingsmateriaal en recycling.

Naar boven