Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 30825 nr. 192 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 30825 nr. 192 |
Vastgesteld 24 mei 2013
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over het Groot Project Ecologisch Hoofdstructuur.
De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 23 mei 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Hamer
De griffier van de commissie, Franke
1 en 6
Aan welke Europese verplichtingen of andere internationale verplichtingen moet Nederland op natuurgebied voldoen?
Kunt u aangeven welke Europese natuurdoelen zijn vastgesteld, naast de vogel- en habitatrichtlijn (Natura 2000)?
Antwoord
Primair van belang zijn de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.1
Deze hebben ten doel om kwetsbare habitats en soorten die van Europees belang zijn te beschermen door middel van gebiedsbescherming en soortenbescherming. Deze richtlijnen zorgen ervoor dat op Europees niveau in een samenhangend systeem invulling wordt gegeven aan de doelstellingen en verplichtingen uit verschillende biodiversiteitsverdragen waarbij Nederland partij is. Bij deze verdragen gaat het onder meer om de Conventie inzake biologische diversiteit (CBD; Rio de Janeiro), het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijke leefomgeving (Bern), het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (Bonn), de Conventie inzake wetlands van internationale betekenis (Ramsar) en het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (OSPAR). Op onderdelen brengen de betrokken verdragen overigens verdergaande verplichtingen met zich mee dan de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De omzetting in wetgeving van de internationale verplichtingen op het vlak van natuur en biodiversiteit heeft in het bijzonder haar beslag gekregen in de Natuurbeschermingswet 1998 en in de Flora- en faunawet.
De Europese Kaderrichtlijn Water1 en de Kaderrichtlijn mariene strategie2 inzake de waterkwaliteit en de bescherming van het mariene milieu zijn mede van belang voor de natuur- en biodiversiteitsdoelen. De nationale omzetting daarvan geschiedt met name via de kaders van de Waterwet en de Wet milieubeheer.
Verder zijn relevant de internationale verdragen op het gebied van handel, zoals de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES) en de Internationale Tropisch Houtovereenkomst (ITTA). Deze zijn omgezet in rechtstreeks bindende Europese verordeningen. Op het gebied van hout heeft de Europese Unie ook eigenstandig een Verordening vastgesteld, de zogenoemde Europese Houtverordening3 die ertoe strekt om het op de markt brengen van illegaal hout te weren. Voor de uitvoering op nationaal niveau van ook deze internationale verplichtingen biedt met name de Flora- en faunawet het kader.
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel natuurbescherming – onder meer in hoofdstuk 3 – heeft een uitvoeriger beschrijving van de internationale verplichtingen plaatsgevonden.4
Voor de komende periode zijn richtinggevend de afspraken die zijn gemaakt tijdens de tiende bijeenkomst van partijen bij de Conventie inzake Biologische Biodiversiteit in Nagoya in oktober 20105 en de Europese biodiversiteitstrategie voor 2020.6
2
Gaan het Rijk en de provincies bij het bestuursakkoord Natuur uit van dezelfde Europese natuurdoelen? Kunt u in uw antwoord nader ingaan op het rapport «Provincies, natuurlijk...!», waarin de provincies lijken uit te gaan van bredere Europese doelen (Natura 2000, Kaderrichtlijn Water en Programmatische Aanpak Stikstof (PAS))?
Antwoord
Ja. De Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water zijn de internationale verplichtingen waarvan is uitgegaan bij zowel het bestuursakkoord natuur als bij het rapport «Provincies, natuurlijk...!». Het creëren van het Natura 2000-netwerk en de bescherming van Natura 2000-gebieden met het oog op het realiseren van een gunstige staat van instandhouding van habitats en soorten vloeit onmiddellijk voort uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Om te voldoen aan de verplichting om een gunstige staat van instandhouding te realiseren voor de betrokken habitats en soorten moeten ook buiten de Natura 2000-gebieden – in het bijzonder in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) – maatregelen worden getroffen. In het bestuursakkoord natuur zijn daarover afspraken gemaakt. Nederland zet de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in voor het realiseren van de Natura 2000-doelen ten aanzien van voor stikstof gevoelige habitats. Investering in versterking van de natuur en vermindering van de stikstofbelasting gaan bij die aanpak gepaard met ruimte voor economische ontwikkeling.
3
Waaraan heeft Nederland zichzelf aanvullend op deze Europese of internationale verplichtingen gecommitteerd?
Antwoord
In Nederland worden door Rijk en provincies ook gebieden en soorten beschermd die niet als zodanig worden genoemd in de betrokken richtlijnen, maar die mede invulling geven aan de meer algemene verplichtingen die voortvloeien uit de verschillende verdragen of die om andere redenen beschermenswaardig worden geacht. Het gaat hierbij veelal om de zogenoemde «rode lijst soorten». Daarnaast is er bijvoorbeeld de herbeplantingsplicht bij houtkap als voorzien in de Boswet. Deze vloeit niet onmiddellijk voort uit een concrete internationale verplichting, maar behoud van houtopstanden als doelstelling vindt brede maatschappelijke steun en draagt ook bij aan de doelstellingen op het vlak van CO2 en klimaat. Voorts gelden er – primair planologische – beschermingsmaatregelen voor bepaalde landschappen, waarvoor de provincies verantwoordelijk zijn, waarmee overigens mede invulling wordt gegeven aan het Europees Landschapsverdrag (Florence).
4
Welke van Europese of andere internationale verplichtingen vallen rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de provincies, en welke blijven de verantwoordelijkheid van het Rijk?
Antwoord
Het Rijk is verantwoordelijk voor alle Europese en internationale verplichtingen. Conform het bestuursakkoord natuur hebben de provincies een grote verantwoordelijkheid voor de realisatie van deze verplichtingen, in het bijzonder door de ontwikkeling, inrichting en beheer van de Ecologische Hoofdstructuur.
5
Welke aanvullende (Nederlandse) verplichtingen vallen rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de provincies, en welke blijven de verantwoordelijkheid van het Rijk?
Antwoord
Het Rijk is verantwoordelijk voor de wettelijke kaders als neergelegd in de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet; de provincies zijn in medebewind belast met de uitvoering van een deel van die wetten. Deze wetten vormen in belangrijke mate een omzetting van internationale verplichtingen, maar bevatten zoals in het voorgaande is aangegeven ook elementen van nationaal beleid. Het eerdergenoemde wetsvoorstel natuurbescherming – dat overeenkomstig het regeerakkoord zal worden gewijzigd bij nota van wijziging – voorziet in integratie en vereenvoudiging van die wetten en in een verdere decentralisatie van bevoegdheden naar provincies. Verder is in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening op grond van de Wet ruimtelijke ordening aan de provincies opgedragen om de Ecologische Hoofdstructuur te begrenzen en de wezenlijke waarden en kenmerken ervan te benoemen, met het oog op doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen.
7 en 8
Welke Europese natuurdoelen zullen in het kader van het bestuursakkoord Natuur gemonitord worden? Welke Europese doelen zullen door het Rijk, en welke zullen door de provincies gemonitord worden?
Kunt u aangeven op welk detailniveau de doelen gemonitord zullen worden om aan de Europese rapportageverplichtingen te voldoen? Hoe zal een rapportageverplichting aan Brussel er exact uit komen te zien?
Antwoord
In het bestuursakkoord natuur is afgesproken om te komen tot een eenvoudig gezamenlijk monitoringsysteem om te kunnen rapporteren over het bereiken van de Europese natuurdoelen voor de soorten en habitattypen die beschermd moeten worden op grond van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Hiervoor wordt voor soorten en habitattypen gekeken naar onder andere de verspreiding, populatieomvang/oppervlakte en de kwaliteit van het leefgebied/ habitattype. De formats van de landelijke rapportages voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn van de Europese Commissie zijn online beschikbaar.7 Provincies zijn verantwoordelijk voor het verzamelen van de monitoringsresultaten en stellen het Rijk in staat de landelijke rapportages op te stellen.
Daarnaast vindt in de Natura 2000-gebieden monitoring plaats om te kunnen beoordelen of de genomen maatregelen leiden tot het behalen van de gestelde gebiedsdoelen. Deze monitoring wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de trekker van het desbetreffende beheerplan van een Natura 2000 gebied.
De beschikbare informatie kan tevens gebruikt worden voor het up to date houden van de Natura 2000-gebiedendatabase van de Europese Commissie (i.e. Standaard Data Formulier).
9
Wanneer (welke maand in 2013) gaat u aan Brussel rapporteren over de ontwikkeling van de Natura 2000-doelen? Bent u bereid de Tweede Kamer te informeren over een eventuele reactie van de Europese Commissie op deze rapportage?
Voor de Habitatrichtlijn zal Nederland deze zomer de gevraagde rapportage (conform artikel 17 van de richtlijn) indienen. Voor de Vogelrichtlijn (conform artikel 12 van de richtlijn) is dit eind 2013. De Europese Commissie zal de gegevens van alle lidstaten combineren tot een overzicht per biogeografische regio (Nederland valt onder de Atlantische regio), dat naar verwachting rond eind 2014 gepubliceerd zal worden. Mocht ik een officiële reactie ontvangen van de Europese Commissie op de ingediende gegevens, dan zal ik u hier over infomeren.
10
Kunt u aangeven wanneer de contouren van de robuuste EHS planologisch zullen worden vastgesteld? Kunt u herbevestigen dat u de Kamer hierover dit voorjaar zult informeren?
Antwoord
Ik verwijs hiervoor naar de hoofdlijnennotitie voor ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland, waarover ik de Kamer binnenkort zal informeren.
11
In welke mate heeft ook de robuuste EHS externe werking?
Antwoord
De EHS heeft geen externe werking in de zin waarin Natura 2000-gebieden dat hebben, maar via de kaders van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kunnen in voorkomend geval ook beperkingen worden opgelegd aan activiteiten en functies in aangrenzende gebieden.
12
Kunt u aangeven wat de kwalitatieve doelen van het oorspronkelijke project EHS waren, en of deze in de loop der jaren zijn gewijzigd?
Antwoord
Het (kwalitatieve) doel van de oorspronkelijke EHS is het duurzame behoud, herstel en ontwikkeling van nationaal en internationaal belangrijke ecosystemen. De kwaliteit van de EHS werd uitgedrukt in 27 landelijke natuurdoelen, vermeld in de Beleidsnota «Natuur voor mensen, mensen voor Natuur» (2000) en het Meerjarenprogramma voor de Agenda voor een Vitaal Platteland (2006). Om de doelen beter te laten aansluiten op de internationale verplichtingen (Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, Kaderrichtlijn Water) is samen met de provincies en de terreinbeherende organisaties de Index Natuur en Landschap ontwikkeld. Prioriteit hierbij is het in stand houden en het verbeteren van de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden voor soorten uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn en op het verbeteren van de milieucondities.
13
Hoe verhoudt de beleidsdoorlichting van artikel 18 «natuur en regio» in 2015 zich tot de gezamenlijke evaluatie van Rijk en provincies in 2016?
Antwoord
Het instrument beleidsdoorlichting, zoals voorzien in 2015 richt zich op de legitimiteit, doelmatigheid en doeltreffendheid. De gezamenlijke evaluatie van Rijk en provincies zal gericht zijn op het bereiken van kwalitatieve doelen en is bedoeld om het proces van bijsturen van beleid goed in te richten.
De beleidsdoorlichting betreft het gehele beleidsterrein van artikel 18 «natuur en regio»; de gezamenlijke evaluatie heeft betrekking op een deel van dit terrein, namelijk de robuuste EHS, natuur buiten de EHS, soortenbescherming en het agrarische natuurbeheer.
14
Bent u bereid een plan van aanpak naar de Kamer te sturen voor de beleidsdoorlichting «Natuur en regio» conform de vergelijkbare toezegging van uw voorganger bij beleidsartikel 16 (zie Kamerstuk 33 400-XIII, nr. 18)?
Antwoord
Ja, ik ben bereid een plan van aanpak voor de beleidsdoorlichting «natuur en regio», naar de Kamer te sturen.
15 en 16
Hoe staat het met de afspraken die u zult maken over de werkwijze ten aanzien van het grond-voor-grond-principe? Wanneer kunt u de Kamer hierover concreet informeren?
Kunt u nader toelichten hoe en op welke momenten u voornemens bent de Kamer te informeren over de voortgang van het nieuwe natuurbeleid?
Antwoord
Het Rijk en de provincies werken momenteel met de maatschappelijke organisaties aan een hoofdlijnennotitie voor ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland. Hierin zullen ook de afspraken over het grond-voor-grond-principe worden uitgewerkt. Ik zal de Kamer hierover binnenkort informeren.
17
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is van de gezamenlijke monitoringssystematiek? Wordt deze medio mei 2013 naar de Kamer gestuurd, zoals u eerder heeft toegezegd?
Antwoord
De gezamenlijke monitoringsystematiek zal worden afgestemd op de afspraken die ik maak met de provincies in het kader van de hoofdlijnennotitie voor ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland. De uitwerking van de gezamenlijke monitoringsystematiek zal ik daarom, kort na afronding van de hoofdlijnennotitie, aan de Kamer zenden.
18
Wordt de gezamenlijke monitor ontwikkeld om alleen de Europese doelen (voortgang kwaliteit en ontwikkeling van de stand van soorten) te monitoren, of kan met de systematiek ook de voortgang van de EHS (verwerven, inrichten, beheren) worden gemeten?
Antwoord
De gezamenlijke monitoring zoals afgesproken in het bestuursakkoord natuur heeft primair als doel om te kunnen voldoen aan Europese rapportageverplichtingen. De basisinformatie, die hiervoor nodig is, kan ook voor andere doeleinden worden gebruikt.
De voortgang van verwerving, inrichting en beheer van de EHS wordt jaarlijks door de provincies opgesteld in het kader van de Natuurmeting op Kaart.
19
Welke nieuwe afspraken gaat u met provincies maken over de uitwisseling van informatie tussen Rijk en provincies over EHS en Natura 2000 om ervoor te zorgen dat tegemoet wordt gekomen aan de kritiek van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 31 865, nr. 46) met betrekking tot de informatiepositie van de Kamer?
Antwoord
Met de gemaakte afspraken tussen Rijk en provincies in het kader van het bestuursakkoord natuur over rapportages voor de Vogel- en Habitatrichtlijn (zie het antwoord op vraag 9), de rapportage in het kader van het Groot Project EHS (zie het antwoord op vraag 18) en de geplande beleidsevaluaties van Natura 2000 (zie antwoord op vraag 22 en 25) kom ik tegemoet aan de kritiek van de Algemene Rekenkamer m.b.t. de informatiepositie van de Tweede Kamer.
20
Gaat u de aanbeveling uit het rapport «Provincies, natuurlijk ...!» van de commissie Jansen overnemen om te komen tot een eenduidig monitoringssysteem, uitgaande van «single information en single audit»? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord
Ik beschouw deze aanbeveling in het licht van de afspraak uit het bestuurs-akkoord natuur over een gezamenlijk eenduidig monitoringssysteem waar ik reeds met provincies aan werk. Zie verder de antwoorden op vraag 17 en 18.
21 en 26
Op welke wijze zal hierbij de functie van de Dienst Landelijk Gebied geborgd worden?
Op welke wijze houdt u rekening met het 5e rapport van het Comité van Toezicht (pag. 6) waarin wordt aangegeven dat de aansturing van de Dienst Landelijk Gebied een onlogische keuze is die specifieke aandacht vraagt?
Antwoord
In het bestuursakkoord natuur is afgesproken dat de provincies vanaf 2015 zeggenschap krijgen over een deel van DLG. Rijk en provincies voeren overleg op welke wijze dat het beste plaats kan vinden.
22 en 23
Bent u bereid in het jaarverslag en in de begroting van Economische Zaken inzicht geven in streefwaarden en effectindicatoren voor de staat en instandhouding van Natura 2000, zoals de Rekenkamer aanbeveelt in haar brief van 21 november 2012 (Kamerstuk 31 865, nr. 46)?
Bent u bereid daarbij tevens beleidsconclusies te trekken, zodat de Tweede Kamer voldoende zicht krijgt op de vorderingen die gemaakt worden om aan de Europese verplichtingen te voldoen?
Antwoord
Het doel van Natura 2000 is het bereiken van de landelijke gunstige staat van instandhouding voor desbetreffende natuurwaarden. Op landelijk niveau wordt eens in de zes jaar de balans opgemaakt en hierover aan de Europese Commissie gerapporteerd (zie het antwoord op vraag 9). Deze gegevens zullen ook dienen als input voor de evaluatie van de Natura 2000-doelen, die gepland staat voor 2015. Deze evaluatie levert informatie over het behalen de doelen. Daar zullen ook de door u gevraagde beleidsconclusies getrokken worden. Aangezien het gaat om (dynamische) natuur is het niet zinvol op basis van jaarlijkse gegevens conclusies te trekken. Daarom zie ik geen toegevoegde waarde van het rapporteren hierover in het jaarverslag en de jaarlijkse begroting van mijn Ministerie. Ik zal uw Kamer hierover rapporteren bij de geplande evaluatie van de Natura 2000-doelen en evaluaties die daarop zullen volgen.
24
Bent u bereid in het jaarverslag en in de begroting van Economische Zaken prestatie-indicatoren op te nemen ten aanzien van de voortgang van de EHS of de ontwikkelopgaven voor nieuwe natuur (zie Kamerstuk 31 865, nr. 46)? Welke nadere afspraken gaat u hierover met de provincies maken?
Antwoord
Hier zal ik op ingaan in de hoofdlijnennotitie voor ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland, die ik dit voorjaar naar de Kamer zal sturen.
25
Bent u bereid in het jaarverslag en in de begroting van Economische Zaken inzicht te geven in status van de beheerplannen van alle Natura-2000 gebieden (i.p.v. alleen de prestaties van het Rijk), zoals de Rekenkamer aanbeveelt in haar brief van 21 november 2012 (Kamerstuk 31 865, nr. 46)?
Antwoord
Ik ben bereid u te informeren over de stand van zaken van alle beheerplannen.
27 en 28
Gaat u, zoals uw voorganger heeft toegezegd (in Kamerstuk 33 240-XIII, nr. 19) in het jaarverslag 2012 van het ministerie van Economische Zaken verantwoording afleggen over de ILG-periode 2007 t/m 2010?
Zo ja, op welke wijze wordt de definitieve prestatiebeoordeling van het Comité van Toezicht daarin betrokken? Zo nee, wanneer kan de Tweede Kamer de definitieve verantwoording over de ILG periode tot en met 2010 tegemoet zien?
Antwoord
De verantwoording over de ILG-periode vindt niet plaats middels het departementale jaarverslag maar – conform de wettelijke ILG-systematiek – aan de hand van de provinciale verantwoordingsrapportages 2007–2010. Via de jaarverslagen worden de verstrekte en nog vast te stellen ILG voorschotten verantwoord. Conform de ILG afrondingsovereenkomsten zal ik in 2013 de ILG-budgetten definitief vaststellen op basis van deze ILG-rapportages t/m 2010. Ik heb u hierover geïnformeerd bij de beantwoording op de motie Jacobi ((Kamerstuk 33 240-XIII, nr. 17). De beoordeling van het CvT verwacht ik medio 2013.
29
Beschouwt u de definitieve afrekening van de ILG-voorschotten 2007 t/m 2010 als een nulmeting voor de herijkte en/of robuuste EHS, zoals de Rekenkamer aangeeft in het rapport bij het jaarverslag 2011 van EL&I (Kamerstuk 33 240-XIII, nr. 2, pag. 10)? Zo ja, op welke wijze gaat u deze nulmeting gebruiken?
Antwoord
Nee, ik beschouw de definitieve afrekening van de ILG-voorschotten 2007 t/m 2010 als vaststelling van het definitieve ILG-budget. Een nulstand over de herijkte en/of robuuste EHS maakt daar geen onderdeel van uit.
30 en 31
Welke aanvullende informatie bent u voornemens naar de Kamer te sturen ter beantwoording van de motie Jacobi c.s. (Kamerstuk 33 240-XIII, nr. 17), gezien het feit dat het Comité van Toezicht ILG in zijn 6e rapportage aangeeft dat er op dit moment onvoldoende basis is voor het gewenste inzicht in de aanwending van de ILG-gelden tot en met 2011?
Wanneer kan de Kamer de definitieve rapportage van het Comité van Toezicht tegemoet zien. Op welke wijze bent u voornemens om de definitieve rapportage van het Comité van Toezicht ILG bij de beantwoording van de motie Jacobi c.s. te betrekken?
Antwoord
Conform de ILG-afrondingsovereenkomsten zal ik de ILG-budgetten definitief vaststellen op basis van de provinciale ILG-rapportages 2007 t/m 2010. Ik heb u hierover geïnformeerd bij de beantwoording op de motie Jacobi ((Kamerstuk 33 240-XIII, nr. 17). De beoordeling van het CvT over deze prestaties verwacht ik medio 2013.
32
Op welke wijze wordt verantwoording afgelegd over het Investeringsbudget Landelijk Gebied m.b.t. de periode 2012–2013?
Antwoord
De middelen van het oorspronkelijke ILG-budget m.b.t. 2012 en 2013 worden, conform de ILG-afrondingsovereenkomsten (Kamerstuk 30 825, nr. 187), via het provinciefonds (als decentralisatie-uitkering) beschikbaar gesteld voor de financiering van de juridische verplichtingen en het beheer t/m 2013. Provincies verantwoorden hierover aan Provinciale Staten.
33 en 34
Wanneer en in welke begrotingswet wordt de Kamer geïnformeerd over de intensiveringsmiddelen voor natuur (200 miljoen euro structureel) uit het begrotingsakkoord 2013 c.q. het regeerakkoord Rutte-Asscher? Bent u bereid de Kamer hierover uiterlijk te informeren in de 1e suppletoire begrotingswet 2013 van het ministerie van Economische Zaken, behorende bij de Voorjaarsnota 2013?
In welke begrotingswet wordt de besteding van de 200 miljoen euro voor 2013, waarover u de Kamer in uw brief van 17 januari hebt geïnformeerd (Kamerstuk 30 825, nr. 189), voorgelegd? Bent u bereid de Kamer hierover uiterlijk te informeren in de 1e suppletoire begrotingswet 2013 van het ministerie van Economische Zaken, behorende bij de Voorjaarsnota 2013?
Antwoord
Over de inzet van de intensiveringsmiddelen voor natuur in 2013 bent u met mijn brief van 17 januari 2013 (Kamerstuk 30 825, nr. 189) geïnformeerd. Deze middelen worden in de 1e suppletoire begroting 2013 opgenomen en via een decentralisatie-uitkering in het Provinciefonds aan de provincies beschikbaar gesteld. Over de intensiveringsmiddelen vanaf 2014 en verder wordt u geïnformeerd met de ontwerpbegroting 2014 en via de hoofdlijnennotitie voor ontwikkeling en beheer natuur in Nederland, waarover momenteel overleg plaatsvindt met de provincies en de maatschappelijke organisaties.
35
Hoe wordt verantwoording afgelegd over de intensiveringsmiddelen natuur die in 2013 door provincies en/of andere partijen (zoals de BES-eilanden) worden besteed?
Antwoord
Met uitzondering van de middelen bestemd voor Caribisch Nederland en de Markerwadden worden de intensiveringsmiddelen besteed aan gedecentraliseerde natuurbeleidsdoelen (natuurbeheer, herstelbeheer en hydrologie ten behoeve van Natura 2000 en PAS, robuuste EHS). Provincies zijn verantwoordelijk voor de realisatie. De verantwoording zal plaatsvinden door het monitoren van de effecten van het beleid, niet van de afzonderlijke prestaties.
De middelen ten behoeve van Caribisch Nederland worden ingezet voor specifieke, projecten die bijdragen aan de realisatie van het natuurbeleidsplan voor Caribisch Nederland. De toekenning en uitkering van de middelen zal plaatsvinden conform de Bijzondere Uitkeringsregeling Natuur Caribisch Nederland, die op dit moment in voorbereiding is. In het Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland 2013–2017 is nader uiteengezet op welke wijze de middelen zullen worden besteed en hoe de controle daarop zal worden uitgevoerd (zie Kamerstuk 30 825, nr. 191).Ten behoeve van de Markerwadden ben ik in overleg met betrokken partners om te komen tot een samenwerkingsovereenkomst.
36
Kunt u aangeven over welke financiële middelen die samenhangen met de decentralisatie, nog onduidelijkheid bestaat of beslissingen genomen moeten worden (naast de intensivering voor natuur uit het begrotingsakkoord 2013 c.q. het regeerakkoord Rutte-Asscher)?
Antwoord
Er zijn geen onduidelijkheden over de rijksbijdrage zoals overeengekomen in het natuurakkoord en de ILG afrondingsovereenkomsten. Over de natuurintensivering maak ik met provincies nadere afspraken.
37
Hoe verklaart u dat er discussie is tussen Rijk en provincies over de omvang van de bestaande EHS, waarbij het Rijk uitgaat van een omvang van 453.500 ha en provincies uitgaan van 519.000 ha (Nulmeting op Kaart, peildatum 1-1-2012, pag. 6).
Antwoord
Het Rijk heeft begin jaren »90 een inventarisatie gemaakt van de natuur, die destijds reeds onderdeel uitmaakte van de EHS, maar niet meer behoefde te worden verworven of ingericht. De omvang van deze bestaande EHS bedroeg 453.500 ha. De provincies hebben recent een eigen inventarisatie gedaan van de bestaande EHS in 1990 en kwamen tot een omvang van 519.000 ha. Er is geen onderzoek gedaan naar een verklaring voor de verschillen, maar naar verwachting hebben Rijk en provincies bij het bepalen van de omvang van de bestaande EHS verschillende definities en meetmethoden gehanteerd.
38
Hoe gaat u deze problematiek oplossen? Zal de gezamenlijke monitoringsystematiek hiervoor een oplossing bieden?
Antwoord
De provincies zullen de huidige begrenzing van de EHS herijken tot een robuuste EHS. Rijk en provincies zullen voor het realiseren van de robuuste EHS een ontwikkelopgave voor nieuwe natuur afspreken. De oppervlakte binnen de robuuste EHS, waarvoor de ontwikkelopgave niet geldt, en die alleen behoeft te worden beheerd, kan worden beschouwd als de oppervlakte Bestaande EHS.
39
Waarom bevat de vijfde voortgangsrapportage van het Groot Project EHS, die rapporteert over 2011, geen informatie over de hoeveelheid rijksgeld die in 2011 is uitgegeven? Kunt u deze informatie alsnog geven?
Antwoord
Met ingang van 1-1-2011 zijn de provincies verantwoordelijk voor de afronding van de in het bestuursakkoord natuur overeengekomen EHS. Omdat sprake is van gedecentraliseerd beleid leggen provincies hierover verantwoording af aan Provinciale Staten. U wordt over de voortgang van de EHS geïnformeerd op basis van de jaarlijkse beleidsinformatie uit de Natuurmeting op Kaart.
Ik beschik niet over een volledig beeld van de provinciale, financiële informatie over EHS in 2011. Ik heb daar ook geen afspraken met de provincies over gemaakt. De provincies realiseren de afronding van de EHS op basis van het grond-voor-grond principe, en voeren daarbij elk hun eigen kasmanagement.
40 en 41
Welke resultaten zijn in 2011 geboekt inzake het kwaliteitsbeleid EHS en was dit conform de planning?
Welke beleidsconclusies trekt u naar aanleiding van de 5e voortgangsrapportage EHS? Kunt u deze beleidsconclusies afzetten tegen de vooraf opgestelde doelen?
Antwoord
In de 5e voortgangsrapportage wordt geconcludeerd dat de Nederlandse natuur er gemiddeld genomen op vooruit is gegaan, maar dat dit in veel gevallen nog niet voldoende is om internationale biodiversiteitsdoelen te bereiken. Met het concept van een robuuste EHS komt de prioriteit te liggen op het in stand houden en het verbeteren van de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden voor soorten uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en op het verbeteren van de milieucondities.
42
Kunt u verklaren waarom u geen accountantsverklaringen (van de provincies bij hun ILG-rapportages) naar de Kamer heeft gestuurd, zoals in de bestuursakkoorden met de provincies is afgesproken en zoals onder meer is toegezegd door uw voorganger (Kamerstuk 30 825, nr. 57, pag. 24).
Antwoord
Met ingang van 1-1-2011 is het ILG gedecentraliseerd en zijn de provincies verantwoordelijk voor de afronding hiervan. De bij het ILG behorende informatie en verantwoordingssystematiek is daardoor komen te vervallen. Dat geldt ook voor de daaraan gerelateerde provinciale accountantsverklaringen.
Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG 2000, L 327).
Richtlijn 2008/56/EG van het Europees parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (PbEU 2008, L 164).
Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (PbEU 2010, L 295).
Mededeling van de Europese Commissie aan het Europees parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s «Onze levensverzekering, ons natuurlijk kapitaal: een EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020» van 3 mei 2011, COM (2011) 244, eur-lex.Europa.eu.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30825-192.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.