30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 728 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2020

Op verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, geef ik middels deze brief, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een inhoudelijke reactie op de brief over natuurinclusief bouwen die u op 18 november 2019 is gestuurd door verschillende maatschappelijke organisaties, wetenschappers en spelers uit de bouwsector.

Versterken biodiversiteit

De brief over natuurinclusief bouwen geeft een krachtig signaal: de natuur verdient beter. Ten eerste vanwege de verontrustende staat waarin de Nederlandse natuur verkeert, en ten tweede omdat investeren in natuur op de lange termijn een blijvende meerwaarde oplevert. Hier sluit ik mij volledig bij aan. Een gezonde en leefbare omgeving bestaat niet zonder natuur. We hebben de natuur hard nodig. Het is de basis van ons bestaan en van onze economie. De natuur is noodzakelijk, maar ook kwetsbaar. Het IPBES-rapport waarover ik uw Kamer eerder heb geïnformeerd (Kamerstuk 26 407, nr. 130) schetst een beeld van een natuurlijk systeem dat mondiaal steeds meer inboet aan veerkracht en stabiliteit, zodanig dat ook essentiële diensten die de natuur aan de mens levert hard achteruitgaan. Het IPBES-rapport roept ons op om als maatschappij op een fundamenteel andere manier met de natuur en natuurlijke hulpbronnen om te gaan. Alleen met gerichte en gecoördineerde inzet kan de teruggang in biodiversiteit omgebogen worden naar herstel en kunnen er meer leefgebieden voor soorten ontstaan. In de brief over het programma Versterken Biodiversiteit ga ik in op mijn inzet om dit te bereiken.

Natuurinclusief bouwen

De brief van de verschillende maatschappelijke organisaties, wetenschappers en spelers uit de bouwsector benadrukt het belang van natuurinclusief bouwen voor de natuur en doet ook een oproep om natuurinclusief bouwen tot norm te verheffen. Zij bieden daarbij een aantal waardevolle perspectieven. De partijen die de brief ondertekend hebben doen suggesties op het gebied van normstelling en regelgeving, stimuleren en faciliteren en de gezamenlijke inzet die nodig is om natuurinclusief bouwen tot het nieuwe normaal te maken. Daarnaast refereert de brief aan enkele goede voorbeelden, waar ik overigens betrokken bij ben, zoals de Green Deal 1.000 hectare nieuwe stedelijke natuur en het Deltaplan Biodiversiteitsherstel.

Zoals ik heb aangegeven in de brief aan uw Kamer over de structurele aanpak van de stikstofproblematiek van 24 april 2020 kan naast de inzet op natuurbehoud en -herstel ook een andere inrichting van de ruimte bijdragen aan condities voor een gunstige of verbeterde landelijke staat van instandhouding (Kamerstuk 35 334, nr. 82). Daarbij gaat het vooral om door middel van natuurinclusieve ruimtelijke inrichting natuur te vermengen met bestaande functies, landbouw, energie, klimaatadaptatie of woningbouw.

Ik heb daarbij de Kamer toegezegd een ruimtelijke verkenning stikstof te zullen uitvoeren. In deze verkenning zal worden onderzocht welke ruimtelijke ingrepen tot meer natuurinclusief areaal leiden om op die manier bij te dragen aan een gunstige staat van instandhouding. De ruimtelijke verkenning stikstof vormt een belangrijke bouwsteen voor het Nationaal Programma Landelijk Gebied, een programma onder de NOVI. Voor het einde van 2020 zal ik inzichtelijk maken hoe aan de ruimtelijke verkenning stikstof verder invulling wordt gegeven (Kamerstuk 35 334, nr. 82).

Ambities

In deze brief zal ik verder ingaan op natuurinclusief bouwen en ga ik inhoudelijk in op enkele elementen van de brief, waarop uw Kamer reactie heeft gevraagd. Ik deel de ambitie om natuurinclusief bouwen, waar ook natuurinclusief renoveren onder valt, algemeen gangbaar te maken. Ik zal hieronder ingaan op de inzet die hierop wordt gepleegd en wat het Rijk in gang gaat zetten. Deze acties zijn aanvullend op de inzet op het onderwerp Groen in de Stad waar ik u in september 2019 over informeerde (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 100) ter invulling van de moties Weverling c.s. (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 25) en Geurts c.s. (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 32).

Mijn aanpak op het gebied van biodiversiteit in de gebouwde omgeving, richt zich op 3 niveaus: groen op gebieds- en wijkniveau, natuurinclusief bouwen en renoveren, en toepassing van natuurinclusieve materialen.

Groen op gebieds- en wijkniveau

Het is mijn ambitie om de natuur in de gebouwde omgeving te versterken, om zo bij te dragen aan natuurbehoud en biodiversiteitsherstel. Natuurinclusieve ontwikkeling draagt daarnaast bij aan uiteenlopende andere doelen en is daarmee te combineren, zoals het verbeteren van de omgevingskwaliteit, gezondheid en het tegengaan van hitte, droogte en wateroverlast in het kader van klimaatadaptie. Dit worden nature based solutions genoemd. Daarom wil ik samen met andere ministeries, provincies, gemeenten, natuurorganisaties en andere partijen verder in gesprek om toe te werken naar een samenhangende aanpak voor het vergroenen van de gebouwde omgeving. In het verlengde van de NOVI wordt dit in het programma Verstedelijking en Wonen uitgewerkt.

In deze aanpak is belangrijk dat kennis wordt opgebouwd, innovaties worden ontwikkeld, gedeeld en toegepast. Met verschillende acties draag ik bij aan kennisontwikkeling en -verspreiding. Voorbeelden hiervan zijn de Green Deal 1.000 ha nieuwe stedelijke natuur en het partnerschap met het Deltaplan Biodiversiteitsherstel. In het kader van de NOVI werkt het Rijk samen met de regio en grote, sterk groeiende steden aan regionale verstedelijkingsstrategieën. Natuurinclusief bouwen, de kwaliteit van het landschap en de verbinding tussen stad en ommeland zijn nadrukkelijke aandachtspunten bij het formuleren van die strategieën. Deze aspecten vergroten niet alleen de kwaliteit en de aantrekkingskracht van de stad en de regio, maar dragen tegelijkertijd ook bij aan een meer natuurinclusieve ontwikkeling van de stad. In de definitieve NOVI zal dit nader worden ingevuld. Er is inmiddels gestart met zeven stedelijke regio’s, te weten metropoolregio Amsterdam, de Zuidelijke Randstad, regio Utrecht, Brabantstad, Groningen-Assen, Arnhem-Nijmegen-Foodvalley en Zwolle, om deze verstedelijkingstrategieën te ontwikkelen.

Verder vindt in september de aangekondigde hackathon over het vergroenen van steden plaats. Tijdens de hackathon staan vraagstukken aangaande natuurinclusieve ruimtelijke ontwikkeling in de gebouwde omgeving centraal. Ter voorbereiding vinden er verschillende online sessies plaats, om zoveel mogelijk relevante partijen inhoudelijk te betrekken.

De gebouwde omgeving gaat zowel over stedelijk gebied als over infrastructuur en waterwerken. Ook bij de planning en uitvoering bij daarvan hecht het Rijk grote waarde aan een goede inpassing in de omgeving. Hiervoor zijn bijvoorbeeld in het kader van het Meerjarenprogramma Ontsnippering in de bestaande Rijksinfrastructuur faunapassages, als natuurbruggen bij spoor- en hoofdwegen en fauna-uittreedplaatsen bij hoofdvaarwegen, aangelegd waarmee knelpunten van het Natuurnetwerk Nederland zijn opgelost. In de planprocessen van nieuwe infrastructuur wordt daarbij gezocht hoe natuur meegenomen kan worden. Het Ministerie van I&W voert programma’s uit waarbij verschillende doelen, als waterkwaliteit en ecologie worden gecombineerd. Binnen de Programmatische Aanpak Grote Wateren werkt het Rijk met andere overheden en private partijen samen aan toekomstbestendige grote wateren waar hoogwaardige natuur goed combineert met krachtige economie. Voorbeelden zijn de aanleg van de Marker Wadden en de integratie van een vismigratierivier in de Afsluitdijk voor trekvissen.

Natuurinclusief bouwen en renoveren

Zoals de schrijvers van de brief over natuurinclusief bouwen aangeven, zijn de uitdagingen op het vlak van natuur groot en wordt er nog te vaak te vrijblijvend omgegaan met de natuur. Het mag niet zo zijn dat bouwontwikkelingen ten koste gaan van de natuur, deze zouden de natuur juist moeten versterken. Daarbij moeten we niet alleen kijken naar nieuwbouw. De bestaande gebouwenvoorraad is van groot belang als verblijfs- en nestelmogelijkheid van verschillende beschermde soorten, dus het is bij renovatie en het isoleren van bestaande gebouwen van belang dat voldoende aandacht wordt gegeven aan het behoud en de versterking van de habitats van die soorten. In het kader van de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord moeten tot 2050 jaarlijks 200.000 woningen en enkele tienduizenden andere gebouwen geïsoleerd worden. Daarom heb ik in januari 2018 het startsein gegeven voor de gedragscode natuurinclusief renoveren (NDS2018D03796). Hiermee worden woningen die een nul-op-de-meter-renovatie ondergaan volgens het NOM Keur, standaard voorzien van nestkasten voor gierzwaluwen, huismussen en vleermuizen. Daarnaast zoeken de Minister van BZK en ik in overleg met medeoverheden, natuurorganisaties en spelers uit de bouwsector naar mogelijkheden om soortenbescherming te verankeren als robuust onderdeel in de wijkgerichte aanpak van het aardgasvrij maken van de bestaande gebouwenvoorraad. Naast kennisoverdracht op basis van best practices ligt daarbij de focus op het inventariseren, analyseren en oplossen van (juridische) knelpunten bij de aanpak van soortenbescherming bij het verduurzamen van bestaande gebouwen.

Om dat te kunnen doen is het nodig om te weten welke soorten zich in de bebouwde kom bevinden. De Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) kan daarbij behulpzaam zijn, omdat deze databank informatie bevat over soorten in de stad. Maar nog niet alle natuurdata zijn opgeslagen in de NDFF, waardoor deze data vaak moeilijk te vinden zijn. Het Rijk wil eraan bijdragen dat de natuurdata zo veel mogelijk via de NDFF worden gebundeld en, vanwege het open data beleid van de overheid, gratis beschikbaar worden gesteld. Rijk en provincies zijn een bestuurlijk traject gestart om hierover nadere afspraken te kunnen maken.

Specifiek over vleermuizen is nog te weinig bekend. Daarom ga ik bestaande kennis over de aanwezigheid van vleermuizen in de gebouwde omgeving ontsluiten en monitoring en onderzoek opzetten om meer te weten te komen over de verspreiding, welke drukfactoren van invloed zijn op de staat van instandhouding en de effectiviteit van de maatregelen. Daarbij wordt ook de informatie over soorten betrokken die opgedaan wordt met de gedragscode natuurinclusief renoveren.

Ook ondersteun ik het Nationaal Dakenplan, dat het potentieel aan braakliggende daken wil benutten door deze in te zetten voor multifunctioneel gebruik dat bijdraagt aan verschillende opgaven zoals klimaatadaptatie, de energietransitie en biodiversiteitherstel. Bij dit Nationaal Dakenplan zijn ook mijn collega’s van EZK, I&W en BZK betrokken.

De voorstellen die de briefschrijvers doen op het gebied van normstelling en regelgeving ten aanzien van natuurinclusief bouwen, vind ik interessant. Er zijn verschillende gemeenten en partijen die al experimenteren met puntensystemen, waarin plannen voor nieuwe huizen of gebouwen in de stad die niet tot meer biodiversiteit leiden, niet meer worden toegestaan. Ook op provinciaal niveau zijn er ontwikkelingen. Binnen het convenant klimaatadaptief bouwen van onder anderen de provincie Zuid-Holland moet klimaatadaptief bouwen bijvoorbeeld de nieuwe norm worden voor nieuwbouw. Daarbij stellen de betrokken partijen ook minimale eisen voor biodiversiteit. Op deze manier betrekken decentrale overheden al natuur bij hun integrale verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke planning en inrichting.

Om te kunnen bepalen of een (maatschappelijke) norm of standaard voor natuurinclusief bouwen nodig is en, zo ja, in welke vorm, is meer inzicht nodig in de ervaren knelpunten voor natuurinclusief bouwen, op welk schaalniveau die spelen en wat er nodig is om die knelpunten weg te nemen. Om meer inzicht te krijgen in wat nodig is, ga ik daarom samen met de Minister van BZK, decentrale overheden en sectorpartijen de knelpunten voor wat betreft natuurinclusief bouwen in stedelijk gebied in de praktijk inventariseren en vervolgens analyseren of en in welk (juridisch) instrumentarium er gezocht moet worden voor het wegnemen van deze knelpunten. Ik wil de lessen uit bovengenoemde initiatieven daarbij betrekken. Hierover zal ik de kamer in het vierde kwartaal van 2020 informeren.

Ook zal het Rijk samen met de convenantpartners van het convenant klimaatadaptief bouwen via het Overleg Standaarden Klimaat Adaptatie (OSKA)verkennen in welke mate standaarden kunnen bijdragen aan de uitvoering van dat convenant. Dit raakt ook aan standaarden voor biodiversiteit, omdat maatregelen voor klimaatadaptatie zoals groene daken, bomen en beschaduwing, in veel gevallen direct bijdragen aan een groene omgeving en versterking van biodiversiteit, en omdat biodiversiteit onderdeel is van het convenant. Dit zal tot nieuwe inzichten leiden voor de ontwikkeling en aanpassing van standaarden. Al deze inzichten zullen meegenomen worden in het bepalen van een strategie voor het stimuleren van natuur in de stad binnen het programma Versterken Biodiversiteit. Het is in ieder geval van belang dat een norm of standaard ruimte biedt voor maatwerk, omdat de manier waarop natuurinclusief bouwen vorm krijgt en bijdraagt aan natuur afhankelijk is van de lokale omgeving en de staat waarin de biodiversiteit daar verkeert.

Natuurinclusieve materialen

Bij natuurinclusief bouwen hoort ook het gebruik van natuurinclusieve en hernieuwbare (biobased) materialen, in het belang van natuurbehoud en biodiversiteitsherstel, niet alleen hier, maar ook in de gebieden waar de materialen vandaan komen. Via verschillende trajecten ben ik bezig met kennisontwikkeling en -verspreiding, het verbinden van sleutelspelers en het stimuleren van koplopers, zoals aangegeven in mijn brief over het vergroenen van steden die ik u in september 2019 heb gestuurd (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 100). Hierin werk ik ook samen met het Ministerie van BZK. De Minister van BZK heeft begin 2020 in samenwerking met organisaties van bouwers, ontwikkelaars, woningcorporaties en natuurorganisaties een innovatie- en kennistraject gestart. Hier wordt in de brief van de maatschappelijke organisaties, wetenschappers en spelers uit de bouwsector ook aan gerefereerd. In dit traject worden klimaatadaptatie en natuurinclusieve woningbouw door ervaringsdeskundigen uit de sector geanalyseerd en uitgedragen. Ook gemeenten en provincies zijn bij dit traject betrokken.

Als onderdeel van het stimuleren en faciliteren van het gebruik van natuurinclusieve materialen en natuurinclusief bouwen in het algemeen zal het Rijk in het kader van de NOVI samen met (rijks)opdrachtgevers en medeoverheden nagaan hoe natuurinclusief bouwen verder gestimuleerd kan worden via aanbestedingen, overheidsopdrachten en vergunningseisen. Hier gebeurt ook al het één en ander. In juli 2018 is het Betonakkoord ondertekend, waarin opdrachtgevers en opdrachtnemers in de gehele betonsector het doel hebben gesteld om de sector in 2030 natuurpositief te maken. Samen met de betrokken partijen draag ik actief bij aan de uitvoering hiervan. Daarnaast brengt de Minister van BZK in kaart wat de bijdrage van grootschalige bouw in hout kan zijn voor de aanpak van het stikstofprobleem, klimaatverandering en woningtekort en laat zij onderzoeken hoe het gebruik van duurzaam hout in de bouw bevorderd kan worden (Kamerstuk 30 196, nrs. 681 en 686). Tevens stimuleert het Rijk met de MIA\Vamil regeling investeringen in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. De milieulijst van deze regeling is in 2020 vernieuwd en biedt meer ruimte voor bedrijven die willen investeren in natuurinclusieve- en klimaatadaptatiemaatregelen.

Natuurcompensatie

In de brief wordt verder een vraag gesteld over het alsnog uitvoeren van natuurcompensatie die in het verleden niet heeft plaatsgevonden. Aangezien de provincies verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van natuurcompensatie, vind ik het passend om met hen in gesprek te gaan over de vraag of zij knelpunten en belemmeringen ervaren in de uitvoeringspraktijk. Dit zal ik doen in het kader van het onlangs aangekondigde programma Natuur. Daarnaast heb ik op 19 februari dit jaar een natuurbank aangekondigd om in het kader van de stikstofproblematiek op een gecoördineerde manier natuurcompensatie- en -verbeteringsmaatregelen te nemen en vast te leggen voor projecten van het Rijk en waterschappen, en heb ik een subsidieregeling van € 125 mln. aangekondigd voor maatregelen op het gebied van natuurherstel en -ontwikkeling (Kamerstuk 35 334, nr. 48). Het kabinet heeft daarnaast op 24 april jongstleden een stevige impuls aan het natuurbeleid voor de periode 2021–2030 aangekondigd, door jaarlijks een bedrag te investeren in het versterken en intensiveren van natuurbeleid dat binnen enkele jaren oploopt naar langjarig € 300 miljoen per jaar.

Tot slot: gezamenlijke inzet en uitvoering

Zoals eerder genoemd kan de teruggang in biodiversiteit alleen met gerichte en gecoördineerde inzet worden omgebogen naar herstel. Die inzet richt zich zoals hierboven uiteengezet op de ruimtelijke inrichting, de manier van bouwen en de gebruikte materialen. Dit vergt samenwerking tussen alle betrokken partijen, wat ook wordt benadrukt door de partijen die de brief over natuurinclusief bouwen hebben gestuurd. Samen met de Minister van I&W en de Minister van BZK ga ik verder in gesprek met de ondertekenaars van de brief, gemeenten en provincies, natuurorganisaties en spelers uit de bouwsector om natuurinclusief bouwen verder aan te jagen, kennis hierover te verspreiden, goede voorbeelden te delen en knelpunten in regelgeving in kaart te brengen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven