29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 326 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2015

Met deze brief bieden wij u de toegezegde rapportage1 aan over de voortgang van de uitvoering van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme2. Deze rapportage wordt, zoals door u verzocht, in een schematisch overzicht gepresenteerd (zie bijlage 1)3. Verder informeren we u over de stand van zaken van moties en toezeggingen in relatie tot de aanpak van jihadisme (bijlage 2 en 4)4, stand van zaken wetsvoorstellen (bijlage 5)5 en is in bijlage 3 meer informatie opgenomen over de familieondersteuning- en exitfaciliteit die inmiddels gerealiseerd zijn6.

Het dreigingsniveau is, gebaseerd op de ontwikkelingen in deze DTN-periode, wederom vastgesteld op substantieel7. Dit betekent dat de kans reëel is dat er een aanslag in Nederland plaatsvindt. Het Actieprogramma vormt het antwoord op de geconstateerde jihadistische dreiging. Het bestaat uit maatregelen gericht op de bestrijding en verzwakking van de jihadistische beweging in Nederland en het tegengaan van radicalisering. Het in samenhang toepassen van deze repressieve en preventieve maatregelen maakt dat er een mix ontstaat waarmee alle betrokken diensten en organisaties zich ten volle inzetten om de huidige dreiging het hoofd te bieden.

Dynamische inzet van maatregelen

Binnen het Actieprogramma kan de inzet op bepaalde maatregelen variëren in intensiteit en te leggen accenten, al naar gelang de (internationale) ontwikkelingen met betrekking tot de dreiging. DTN 40 laat zien dat ten aanzien van enkele onderwerpen een verschuiving van accenten binnen de mix van maatregelen nodig was en is.

Zo is in de afgelopen periode aandacht uitgegaan naar risicoreductie van personen van wie de uitreis is tegengegaan of mislukt en van wie, zoals in DTN 40 wederom is bevestigd, potentieel een dreiging kan uitgaan. Deze personen worden in het lokale domein besproken in een multidisciplinair casusoverleg (maatregel 30). Dit overleg dient ertoe informatie over personen en hun specifieke omstandigheden en risicofactoren uit te wisselen. Op basis van deze informatie wordt een pakket maatregelen samengesteld gericht op het reduceren van het risico dat van deze personen kan uitgaan. Waar mogelijk wordt een strafrechtelijk onderzoek gestart naar personen van wie de uitreis is tegengegaan of die een mislukte uitreispoging hebben ondernomen (naar analogie van maatregel 1).

Mede naar aanleiding van recente aanslagen met vuurwapens in Europa, heeft de Nationale Politie de opsporing van handel in illegale vuurwapens en het bezit en gebruik van automatische vuurwapens geïntensiveerd (maatregel 10). Het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum (WODC) heeft opdracht gekregen een vergelijkend onderzoek te doen naar de aanpak van vuurwapens. Hierbij zal vooral worden gekeken naar landen die zeer actief zijn op dit gebied (bijvoorbeeld het VK en Duitsland) om te bezien wat daarvan geleerd kan worden voor de Nederlandse aanpak (wettelijk, beleidsmatig en operationeel). Daarnaast werkt de Europese Commissie samen met de Lidstaten met prioriteit aan aanscherping van de Europese wet- en regelgeving voor vuurwapens. Nederland heeft daarbij gewezen op het belang van het aanscherpen van de wet- en regelgeving rond het onklaar maken van vuurwapens.

Ook is er de afgelopen maanden ingezet op het weren van visumplichtige extremistische sprekers die aanzetten tot haat en geweld en bijdragen aan radicalisering en polarisatie. In de tijdelijke Europese expertgroep extremistische sprekers – onder leiding van Nederland – is door vele Europese partnerlanden bevestigd dat dergelijke sprekers een gezamenlijk punt van zorg zijn en werd de Nederlandse ambitie om visumplichtige extremistische sprekers te weren gedeeld (maatregel 20f). De komende periode vinden er bilaterale gesprekken plaats met Europese landen, waarmee reeds wordt samengewerkt in de aanpak van jihadisme. In deze gesprekken wordt informatie uitgewisseld over in Europa rondreizende, visumplichtige extremistische sprekers. Naast het weren van visumplichtige extremistische sprekers wordt ingezet op het vooraf ontmoedigen van het uitnodigen van dergelijke sprekers. Dit past binnen de drie-sporen-aanpak van problematische gedragingen in het salafistische spectrum, waarover u in september jl. bent geïnformeerd8.

De komende tijd wordt extra ingezet op het samen met alle contraterrorisme partners verder opbouwen van specifieke kennis en kunde ten aanzien van de online dynamiek van jihadistische netwerk in Nederland en haar relatie met de in het buitenland verblijvende jihadgangers. Dit ondersteunt de strafrechtelijke en bestuurlijke aanpak en zal ten goede komen aan de aanpak van faciliteerders en ronselaars (maatregel 18 en 20a) en producenten en verspreiders van jihadistische content (maatregel 29b).

Verzoek vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie

De vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 1 oktober 2015 verzocht om het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme aan te vullen met maatregelen gericht op de toegenomen vluchtelingenstroom en mogelijke risico’s van radicalisering, vanuit nationaal perspectief en in Schengenverband9.

Vanuit het vreemdelingenbeleid zijn de inspanningen erop gericht om de opvang van de toegenomen stroom asielzoekers in goede banen te leiden en spanningen binnen deze groep, evenals bredere, maatschappelijke spanningen maximaal te beperken. Op de langere termijn is het belangrijk dat de groep asielzoekers die een tijdelijke verblijfsstatus krijgt, volwaardig aan de Nederlandse samenleving kan deelnemen. Vanuit het integratiebeleid is hiervoor veel aandacht.

In de beleidsreactie op het DTN 40 is beschreven welke maatregelen worden genomen om misbruik van de vreemdelingenketen tegen te gaan, nationaal en Europees. Tevens wordt in deze beleidsreactie aangekondigd dat het WODC door het doen van onderzoek een bijdrage zal leveren aan de kwaliteit van de signalering van betrokkenheid bij radicalisering, jihadisme en van ronselpraktijken in de vreemdelingenketen.

Daarnaast zal er, conform maatregel 18 van het Actieprogramma, aandacht zijn voor het risico op ronselen door jihadisten in asielzoekerscentra. Diverse maatschappelijke instellingen en religieuze organisaties bieden hulp aan bij de opvang van asielzoekers. Aan deze hulp mogen door die externe organisaties geen voorwaarden worden verbonden die strijdig zijn met de kaders waarbinnen het COA zijn werk uitvoert. De officiële instanties die asielzoekers opvangen zijn hier alert op en weren externe organisaties die zich niet aan de voorschriften houden. Om de kennis onder de medewerkers van deze officiële instanties structureel te verstevigen, aan te vullen met actuele informatie en structureel te borgen, biedt het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering (ROR) voor de kleine vreemdelingenketen trainingsaanbod op maat. Ook wordt voorlichting gegeven aan asielzoekers zodat zij weerbaar zijn in het contact met derden en ermee bekend zijn waar zij misstanden kunnen melden.

Tegengaan radicalisering

De opbrengsten van de inzet gericht op het tegengaan van radicalisering worden zichtbaar. Hierbij ligt de focus op het creëren van een weerbare samenleving, het gericht interveniëren in radicaliseringsprocessen en het voorkomen van nieuwe aanwas.

Op lokaal niveau wordt ingezet op versterking van de integrale aanpak van jihadisme in gemeenten en lokale instellingen. De lokale benadering is eveneens de kern van de aanpak van problematische gedragingen in het salafistisch spectrum.10 De Tweede Kamer heeft onlangs gesproken over de analyse die aan de aanpak ten grondslag ligt en ziet de drie-sporen-aanpak (interactie en dialoog, aanspreken en confronteren en verstoren en handhaven) graag concreet uitgewerkt (motie Potters c.s.).11 De versterkingsgelden12 die tot nu toe aan negen gemeenten zijn toegekend (Amsterdam, Arnhem, Delft, Den Haag, Gouda, Huizen, Rotterdam, Utrecht en Zoetermeer) worden aangewend voor kennisbevordering, vroegsignalering en de persoonsgerichte aanpak (maatregel 26 en 30). Het merendeel van deze gemeenten doet, samen met nog eens negen andere gemeenten waar de problematiek speelt, mee aan de complementaire onderwijsaanpak.13 Twee gemeenten zijn inmiddels gestart met proefprojecten rondom deze onderwijsaanpak. Met de kennis en ervaring die daarin wordt opgedaan, wordt begin 2016 gestart met de uitrol van deze onderwijsaanpak naar de overige 16 gemeenten. De onderwijsaanpak bestaat uit trainingen voor schoolbesturen en onderwijsprofessionals in het herkennen en omgaan met radicalisering, en burgerschaps- en debatactiviteiten voor leerlingen (maatregel 24). De ondersteuning van de lokale aanpak is en wordt, waar nodig, aangepast aan actuele ontwikkelingen en nieuwe behoeften van de gemeenten. Een aantal van deze behoeften en ontwikkelingen is naar voren gekomen in de behoefte-inventarisatie onder 49 gemeenten die onlangs aan uw Kamer is aangeboden.14 In de aanbiedingsbrief bij deze inventarisatie staat vermeld op welke wijze op deze behoefte is en wordt ingesprongen vanuit het Rijk.

De Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) is inmiddels ingericht en zal de komende vier jaar rechtstreeks onder het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vallen. De unit bestaat uit een tiental experts met kennis van verschillende thema’s en netwerken die raken aan de problematiek van radicalisering en sociale spanningen. Deze experts ondersteunen overheden, professionals en gemeenschappen en spelen praktijkgericht in op actuele maatschappelijke ontwikkelingen. Op 12 oktober jl. zijn de experts, de werkwijze en de website15 van de ESS officieel gepresenteerd tijdens een werkconferentie (maatregel 25). Vanaf 2016 zal de ESS verder worden uitgebreid, zoals eerder aangekondigd.16 In het kader van kennis- en expertisedeling voor professionals is verder het ROR opgezet.17

Met de oprichting van het ROR wordt verder geïnvesteerd in het vergroten van de kennis en expertise van eerstelijns professionals. In het ROR zijn alle door de NCTV ontwikkelde opleidingen en trainingen over het tegengaan van radicalisering en de bestrijding van gewelddadig jihadisme onder één dak te vinden. Het ROR biedt diverse trainingen aan voor professionals binnen de overheid en semi-overheid, waaronder professionals in de vreemdelingenketen en de jeugdzorg-, welzijns-, veiligheids- en justitiële sector (maatregel 35). Deelnemers leren hoe zij signalen van radicalisering kunnen herkennen, hoe zij deze signalen kunnen duiden en hoe zij, indien nodig, op de juiste manier kunnen handelen.

Tijdens het Algemeen Overleg over integratieonderwerpen (4 juni jl.) heeft de Minister van SZW toegezegd in deze voortgangrapportage uitgebreider in te gaan op de uitwerking van maatregel 27. Deze maatregel, over het mobiliseren van maatschappelijke tegengeluiden en versterken van de weerbaarheid tegen radicalisering en spanningen, is nader uitgewerkt in bijlage 2 bij deze brief. Tevens wordt in bijlage 3 ingegaan op het Familiesteunpunt Radicalisering, dat gezinnen ondersteunt in het omgaan met radicaliserende of geradicaliseerde familieleden (maatregel 23). In dezelfde bijlage wordt de exit-faciliteit («Exits») toegelicht, die trajecten aanbiedt voor jihadistische personen die openstaan voor een alternatief («spijtoptanten») om te re-integreren in de samenleving buiten het jihadistische netwerk (maatregel 13). Met deze exit-faciliteit wordt invulling gegeven aan de JBZ-raad motie van Nispen18 over het ontwikkelen van deradicaliseringsprogramma’s.

Internationale context

Tot slot staan de inspanningen om gewelddadig jihadisme tegen te gaan in Nederland staan niet op zich. Vanwege de internationale aard van de dreiging, zoals verwoord in DTN 40, is Nederland actief in EU- en in multilateraal verband. De inzet in EU verband is onder andere gericht op het vergroten van de effectiviteit van de nationale inzet door bijvoorbeeld gemeenschappelijke maatregelen om radicalisering te voorkomen. Zo is er in EU verband, onder meer door de Internet Referral Unit, sprake van een aanpak die zich richt op het ondermijnen van jihadistische content op internet. Daarnaast worden EU Lidstaten, door onder meer het Europese project genaamd SSCAT, ondersteund bij de ontwikkeling van een tegengeluid. Ook wordt het Radicalisation Awareness Network doorontwikkeld tot een Centre of Excellence, gevestigd in Nederland. Dit centrum brengt eerstelijns professionals samen om radicalisering te voorkomen, maar dient ook desgewenst EU Lidstaten en relevante derde landen van advies. Daarnaast is het van belang om binnen de EU en daarbuiten ervaringen uit te wisselen en om, voor zover mogelijk, in andere regio’s (verspreiding van) gewelddadig extremisme te voorkomen. Tijdens het Nederlandse EU voorzitterschap zal daarom een conferentie worden georganiseerd waarbij de lokale aanpak centraal staat. Doel is het bewustzijn vergroten van de meerwaarde van een dergelijke multidisciplinaire benadering en een basis bieden voor verder overleg en kennisuitwisseling tussen EU Lidstaten.

In multilateraal kader is Nederland samen met Marokko co-voorzitter van de Foreign Terrorist Fighters werkgroep binnen het Global Counterterrorism Forum (GCTF) en heeft Nederland (Minister Koenders van Buitenlandse Zaken) in september jl. het co-voorzitterschap van de GCTF overgenomen van de Verenigde Staten voor de komende twee jaar. Nederland is tot het voorjaar van 2016 co-voorzitter met Turkije, waarna Marokko deze rol overneemt van Turkije. Nederland wil er als co-voorzitter voor zorgen dat landen die deel uit maken van de GCTF de binnen dit forum verzamelde kennis en best practices vertalen naar concrete maatregelen.

Dit kan bijvoorbeeld door landen die liggen in regio’s waar bijzondere behoefte is aan CT capaciteitsopbouw te ondersteunen. Daarnaast is Nederland militair en diplomatiek actief binnen de anti-ISIS coalitie. Binnen deze coalitie is Nederland onder meer co-voorzitter van de Foreign Terrorist Fighters werkgroep. U wordt in dit kader ook verwezen naar de laatste Voortgangsrapportage inzake de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS.19

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Conform de gewijzigde motie Pechtold, Kamerstuk 29 754, nr. 267

X Noot
2

Kamerstuk 29 754, nr. 253

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
7

Zie het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 40, dat gelijktijdig met deze voortgangsrapportage aan uw Kamer wordt aangeboden (Kamerstuk 29 754, nr. 325).

X Noot
8

Zie hiervoor ook brief Minister van SZW (Kamerstuk 29 614, nr. 38) d.d. 23 september 2015.

X Noot
9

Verzoek VKC Veiligheid en Justitie d.d. 1 oktober 2015.

X Noot
10

Kamerstuk 29 614, nr. 38, 23 september 2015.

X Noot
11

Kamerstuk 32 824, nr. 112.

X Noot
12

Kamerstuk 29 754, nr. 302 Brief «Versterking Veiligheidsketen», 27 februari 2015

X Noot
13

Kamerstuk 29 240, nr. 310, 3 juni 2015

X Noot
14

Kamerstuk 29 754, nr. 323, 12 oktober 2015

X Noot
16

Kamerstuk 29 754, nr. 302 Brief «Versterking Veiligheidsketen», 27 februari 2015

X Noot
18

Kamerstuk 32 317, nr. 266

X Noot
19

Brief van Minister van Buitenlandse Zaken, Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en Minister van Defensie (2 november 2015)

Naar boven