29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 325 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2015

Bijgaand bied ik u de openbare versie van het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 40 aan1, opgesteld door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). Dit DTN geeft inzicht in het actuele dreigingsniveau en de factoren die daartoe aanleiding geven. Het dreigingsniveau is, gebaseerd op de ontwikkelingen in deze DTN-periode, wederom vastgesteld op substantieel. Dit betekent dat de kans reëel is dat er een aanslag in Nederland plaatsvindt.

Zoals reeds geconstateerd werd in het DTN 39 (Kamerstuk 29 754, nr. 319), bevestigen onder andere de gebeurtenissen in Frankrijk en Tunesië van afgelopen zomer eens te meer het huidige dreigingsbeeld. Ook in Nederland en andere Westerse landen zijn soortgelijke aanslagen al langere tijd voorstelbaar.

Het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme vormt het beleidsmatige antwoord op de geconstateerde jihadistische dreiging. De verschillende maatregelen binnen het Actieprogramma en hun effectiviteit moeten altijd in samenhang worden gezien. Een aantal maatregelen ziet bijvoorbeeld op toepassing van (bestuurlijke) interventies gericht op individuen en een aantal maatregelen wordt breder ingezet, bijvoorbeeld de inzet op het voorkomen van radicalisering. Deze mix van maatregelen biedt het kabinet de mogelijkheid om binnen de kaders van het bestaande beleid de inzet bij te stellen op basis van actuele ontwikkelingen. De maatregelen in het Actieprogramma worden dan ook voortdurend tegen het licht gehouden, onder andere naar aanleiding van dit periodiek vastgestelde DTN. Op eventuele wijzigingen in de zwaarte en de inzet van maatregelen en op de algehele voortgang van het Actieprogramma wordt ingegaan in de vierde voortgangsrapportage die tegelijk met dit DTN aan uw Kamer wordt aangeboden. Daarmee kom ik tevens tegemoet aan een verzoek gedaan door de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie op 30 september jl.

In deze brief ga ik in op enkele belangrijke noties uit DTN 40. Daarnaast licht ik enkele elementen toe die van invloed zijn op de huidige dreiging tegen Nederland en het beleidsmatig antwoord dat daarop is of wordt ontwikkeld.

DTN 40

De dreiging tegen Nederland is onveranderd substantieel. Dat betekent dat de kans op een aanslag in Nederland reëel is. Er zijn in Nederland op dit moment echter geen concrete aanwijzingen voor een op handen zijnde terroristische aanslag.

De voornamelijk jihadistische dreiging blijft complex en kent een veelheid aan actoren. De dreiging gaat in potentie uit van internationale en lokale netwerken en van eenlingen. Dat laatste werd opnieuw duidelijk toen een jihadistische eenling hoogstwaarschijnlijk een aanslag wilde plegen op de hogesnelheidstrein Thalys op 21 augustus jongstleden. Deze aanslag kon worden verijdeld dankzij het optreden van medepassagiers.

Beleidsimplicaties

De nu volgende paragraaf benoemt een aantal elementen dat van invloed is op de huidige dreiging tegen Nederland en geeft een toelichting op reeds genomen of te nemen maatregelen.

Zorgen over aspecten van het salafisme

In september 2015 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) uw Kamer geïnformeerd over het kabinetsbeleid over de aanpak van problematische aspecten rond salafisme in Nederland.2 Aanvullend daarop kan worden gemeld dat het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum (WODC) via een haalbaarheidsstudie zal onderzoeken in hoeverre en op welke wijze de omvang van de aanhang van het salafisme in Nederland kan worden vastgesteld.

Een actueel beeld in relatie tot het salafisme hangt samen met de notie dat in opvangcentra voor asielzoekers humanitaire hulp wordt geboden door salafistische organisaties. Daarbij kan het voorkomen dat zij proberen asielzoekers te beïnvloeden. Wanneer dit gepaard gaat met problematische gedragingen, valt dit ook onder de voorgestelde aanpak salafisme en zal afhankelijk van de aard en ernst van het geval langs één of meer van de drie sporen worden gehandeld. De officiële instanties die asielzoekers opvangen, zijn alert op het mogelijk verbinden van voorwaarden aan de geboden hulp of het accepteren onder dwang van hulp uit een bepaalde hoek. Om het bewustzijn en de kennis hierover te actualiseren, te verstevigen en te borgen, worden trainingen op maat aangeboden aan medewerkers van de officiële instanties.

Binnen de kaders van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme wordt ook ingezet op het vergroten van de weerbaarheid van moslimgemeenschappen (maatregel 27) en wordt nadere invulling gegeven aan de aanpak van visumplichtige extremistische sprekers (maatregel 20f). U bent daarover in maart van dit jaar geïnformeerd.3 In Europees verband vinden de komende periode bilaterale gesprekken plaats met landen, waarmee reeds wordt samengewerkt in de aanpak van jihadisme. In deze gesprekken wordt informatie uitgewisseld over in Europa rondreizende, visumplichtige extremistische sprekers. Ook zit Nederland een Europese werkgroep voor die verdere informatie-uitwisseling en goede gebruikmaking van de bestaande Europese instrumenten verkent.

Ontwikkelingen migratiestromen en jihadisme

In diverse media is gedurende de afgelopen periode over mogelijk misbruik van de vreemdelingenketen door jihadistische groeperingen bericht. Hoewel nog niet vastgesteld, sluiten de verantwoordelijke diensten en organisaties in Nederland en in Europa hun ogen niet voor deze mogelijkheid4. De EU en Nederland zijn dan ook alert op signalen van misbruik van de asielprocedure door ISIS of andere terroristische organisaties.

In Nederland is en wordt veel geïnvesteerd in het bevorderen van het veiligheidsbewustzijn bij medewerkers van de vreemdelingenketen (waaronder COA, DT&V, IND). Zo ontvangen de medewerkers op de vele nieuwe locaties van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) die momenteel worden opengesteld een training met speciale aandacht voor veiligheidsonderwerpen. Daarin wordt onder meer aandacht geschonken aan veiligheidsbewustzijn in het kader van nationale veiligheid. Ook het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering (ROR), dat vanaf september 2015 operationeel is, zal opleidingen verzorgen voor professionals in onder andere de (brede) Veiligheids- Terrorismebestrijdings- en Vreemdelingenketen.

In algemene zin kan worden gesteld dat de signalering van potentiële radicalisering of jihadistische intenties in de vreemdelingenketen op verschillende niveaus kan plaatsvinden. Binnen de uitvoerende organisaties van de vreemdelingenketen is een meldstructuur ingericht voor dergelijke signalen waar de registratie- en screeningprocedures deel van uitmaken, maar ook via de medewerkers op de werkvloer en uit de vluchtelingenpopulatie zelf worden signalen ontvangen.

Daarnaast is er aandacht voor het risico op ronselen door jihadisten in asielzoekerscentra. In dit verband wordt onder andere getracht gevoelens van frustratie onder asielzoekers te voorkomen. Frustraties kunnen immers de vatbaarheid voor radicalisering en rekrutering vergroten. De brief, die door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is verzonden aan alle asielzoekers waarin hij uitleg geeft over de opvang, de asielprocedure en over wat zij kunnen verwachten, is hieraan ondersteunend.5 Ook wordt er gewerkt aan een handreiking voor gemeenten om onrust en frustraties te voorkomen.

Het WODC zal door middel van een onderzoek een bijdrage leveren aan de kwaliteit van de signalering van betrokkenheid bij radicalisering, jihadisme en van ronselpraktijken in de vreemdelingenketen. De vragen die daarbij centraal staan zijn: zijn er signalen van de aanwezigheid van jihadisten in de vreemdelingenketen? Hoe is de signalering van jihadisme en radicalisering in de vreemdelingenketen opgezet? Wat zijn mogelijkheden om deze verder eventueel eerder en beter te onderkennen? Dit onderzoek is naar verwachting halverwege 2016 gereed.

Er wordt, kortom, geïnvesteerd in de gehele vreemdelingenketen om eventuele signalen van potentiële radicalisering, ronselen of jihadistische intenties te onderkennen. Zoals in de samenvatting van het DTN 40 is gemeld zijn er, ondanks een enkel zorgelijk signaal dat jihadistische groepen de intentie zouden hebben om gebruik te maken van de vluchtelingenstroom met het oogmerk aanslagen te plegen, geen bevestigde gevallen van jihadisten die vanuit het Midden-Oosten of Noord-Afrika als operatives (dat wil zeggen handlangers of uitvoerders) via de vluchtelingenstroom naar Europa worden gestuurd.

Gewelddadige incidenten tegen noodopvang asielzoekers, toename extremistische uitingen en confrontaties

In DTN 40 wordt geconstateerd dat de huidige dynamiek rond de instroom van vluchtelingen en de onvrede die daarover in een deel van de samenleving bestaat, een toename van extremisme tot gevolg heeft. Dit uitte zich onder andere in de bestorming van een asielzoekerscentrum in Woerden (op 9 oktober jl.), bekladdingen van opvanglocaties en de bedreiging van burgemeesters, wethouders en raadsleden. Met bijvoorbeeld de demonstratie van Pegida in Utrecht (op 11 oktober jl.) werd zichtbaar dat hernieuwde gewelddadige confrontaties tussen links- en rechts-extremisten, maar ook tussen links-extremisten en rechtspopulisten mogelijk zijn. De gevolgen van botsingen tussen extremistische groepen zijn vooralsnog vooral gerelateerd aan de openbare orde en veiligheid. Aangezien extremistische uitingen zich niet langer uitsluitend via traditionele netwerken en organisaties manifesteren, maar meer voort lijken te komen uit losse groepen en personen, wordt de komende periode bezien of en welke extra maatregelen hierop nodig zijn.

Benadrukt wordt dat de kaders rond problematisch gedrag, zoals die ook zijn benoemd in de brief over salafisme in Nederland6, hier onverkort van toepassing zijn. Tegen deze achtergrond dienen zowel de overheid als de samenleving, ieder op hun eigen wijze en binnen de kaders van de Grondwet, normen te stellen en daarmee ook tegenwicht te bieden aan organisaties en personen die aanzetten tot haat, onverdraagzaamheid, antidemocratische gedragingen en die de vrijheid van anderen proberen in te perken.

Spanningen tussen Turkse en Koerdische gemeenschappen

DTN 40 constateert toegenomen spanningen tussen Koerdische en Turkse gemeenschappen in Nederland. Op initiatief van de Minister van SZW is eind 2014 met verschillende organisaties uit de Turkse, Koerdische en Alevitische gemeenschap op nationaal niveau een dialoog gestart. Deze dialoog is erop gericht om gezamenlijk verantwoordelijkheid te nemen in het voorkomen dat conflicten en spanningen vanuit Turkije naar ons land overslaan en hier tot incidenten kunnen leiden. Met de bij deze dialoog betrokken organisaties is afgesproken dat zij hun achterban actief oproepen om beheerst om te gaan met meningsverschillen en met elkaar in gesprek gaan om escalaties in ons land te voorkomen.

Het lokaal bestuur is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid en wordt waar nodig ondersteund vanuit het Rijk. Deze ondersteuning vindt momenteel onder andere plaats door advisering en praktische ondersteuning door de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS).

Dreiging die kan uitgaan van gefrustreerde personen van wie de uitreis is tegengegaan of mislukt

De notie uit eerdere DTN’s dat de dreiging niet beperkt is tot uitreizigers en terugkeerders, maar tevens afkomstig is van gefrustreerde personen van wie de uitreis is tegengegaan of mislukt, wordt in DTN 40 nogmaals bevestigd. De aanpak van deze personen past binnen de kaders van de aanpak in het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme. Naar personen van wie de uitreis is tegengegaan of die een mislukte uitreispoging hebben ondernomen, wordt waar mogelijk een strafrechtelijk onderzoek gestart. Politie, AIVD en overige betrokken partijen blijven alert op ontwikkelingen en delen van relevante informatie. Ook worden tegengehouden en mogelijk gefrustreerde uitreizigers in het lokale domein besproken in een multidisciplinair casusoverleg. Hierin werken de betrokken landelijke en lokale partijen (strafrechtelijk en bestuurlijk) intensief samen met als doel informatie uit te wisselen en een pakket met de meest effectieve maatregelen samen te stellen. Deze maatregelen zijn erop gericht om het risico dat van deze personen kan uitgaan, te reduceren. Het wetsvoorstel Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding creëert de mogelijkheid om bestuursrechtelijke maatregelen te treffen op onder andere tegengehouden en mogelijk gefrustreerde uitreizigers. Te denken valt aan maatregelen als een periodieke meldplicht of een contactverbod. Het advies van de Raad van State over dit wetsvoorstel is inmiddels ontvangen.

Internationale context

Het DTN constateert een spanningsveld met betrekking tot Turkije. De ambivalente rol die daar uit voortkomt, betekent dat het belang van de dialoog op het terrein van terrorismebestrijding onverminderd hoog is. Naast bilaterale inspanningen bieden het Global Counterterrorism Forum (GCTF) en de anti-ISIS coalitie daar goede platformen voor.

Vrouwen en meisjes bij ISIS

Tot slot wordt in het DTN geconstateerd dat vrouwen en meisjes vooralsnog niet actief deelnemen aan de strijd, maar wel worden getraind in het gebruik van wapens. De aanpak van gewelddadig jihadisme richt zich al langere tijd ook op vrouwen en meisjes, bijvoorbeeld rond rekrutering en het voorkomen van uitreis. Deze benadering wordt ondersteund door de analyse in het DTN. Momenteel wordt bezien of een meer genderspecifieke benadering effectief kan zijn bij het tegengaan van radicalisering, rekrutering en de uitreis van vrouwen en meisjes. Indien daar aanleiding toe bestaat wordt dit opgevolgd door gericht beleid. Over de uitkomsten en eventuele beleidsontwikkeling wordt u geïnformeerd in het volgende DTN 41 en de beleidsimplicaties bij DTN 41.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Samenvatting Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 40, november 2015

Dreigingsniveau

Het dreigingsniveau voor Nederland is onveranderd substantieel, wat betekent dat de kans op een aanslag in Nederland reëel is. Er zijn in Nederland op dit moment geen concrete aanwijzingen voor een op handen zijnde terroristische aanslag. De voornamelijk jihadistische dreiging blijft complex en kent een veelheid aan actoren. De dreiging gaat in potentie uit van internationale en lokale netwerken, alsmede van eenlingen. De dreiging uit deze laatste hoek werd manifest toen een jihadistische eenling hoogstwaarschijnlijk een aanslag wilde plegen in de hogesnelheidstrein Thalys op 21 augustus 2015. Deze aanslag kon worden verijdeld dankzij het optreden van medepassagiers.

Deze Kamerbrief beschrijft de relevante dreigingsontwikkelingen zoals die zich voordeden sinds juli 2015, de maand waarin DTN39 werd gepubliceerd. Uw Kamer heeft begin september 2015 een tussentijdse actualisatie van DTN39 ontvangen. Er is in deze DTN40 Kamerbrief gekozen voor een schets van het dreigingsbeeld van de periode juli tot en met begin november 2015, om zo het gebruikelijke totaalbeeld van de dreiging te kunnen geven. Hierdoor zullen sommige passages in de Kamerbrief overlappen met de update van begin september 2015.

Jihadistische dreiging tegen het Westen

Het beeld van een complexe en reële dreiging geldt voor het gehele Westen. In Europa wordt zowel rekening gehouden met de mogelijkheid van complexe en grootschalige aanslagen, als met meer kleinschalige en eenvoudige aanslagen. De dreiging tegen Nederland is tot op zekere hoogte een afgeleide van de internationale dreiging. De strijd in en jihadgang naar Syrië en Irak spelen hierbij een prominente rol. Tot op heden is bij de aanslagen die sinds het najaar van 2014 in naam van ISIS in verschillende westerse landen zijn gepleegd, niet vastgesteld dat de centrale ISIS-leiding deze aanslagen zelf heeft geïnitieerd en aangestuurd. Er zijn wel steeds meer aanwijzingen dat het ISIS-leiderschap betrokken is bij of in ieder geval op de hoogte is van enkele van de plannen om aanslagen in het Westen te plegen. ISIS poogt geregeld de aanslagen propagandistisch uit te buiten door te stellen dat de aanslagplegers in het Westen in actie zijn gekomen omdat de groep daartoe heeft opgeroepen. Westerse leden van ISIS zijn betrokken bij aanslagplannen tegen het Westen. Vanuit Syrië rekruteren zij online sympathisanten, sturen zij (potentiële) aanslagplegers in het Westen aan en voorzien hen van doelwitinformatie.

Jihadistische dreiging tegen Nederland

Het conflict in Syrië en Irak blijft een voorname bron van dreiging voor Nederland. Ondanks pogingen van de overheid om uitreizen te beletten, vinden er nog steeds nieuwe uitreizen plaats. Gemiddeld gaat het om ongeveer 5 personen per maand. Tot 1 november 2015 zijn er vanuit Nederland in totaal circa 220 personen vertrokken. Het aantal terugkeerders staat op ongeveer 40. Het aantal uit Nederland afkomstige gesneuvelden bij de strijd in Syrië en Irak is zeer waarschijnlijk 42, uitsluitend mannen. Het aantal personen met jihadistische intenties in Syrië en Irak is rond de 140. Door het overlijden van mannen in het strijdgebied neemt het aandeel vrouwen in de totale uit Nederland afkomstige uitreizigerspopulatie toe. Vrouwen nemen vooralsnog niet actief deel aan de strijd aan het front, maar worden wel getraind in het gebruik van wapens. Zij voeren andere taken uit ten behoeve van ISIS, zoals online rekrutering. Onder de gesneuvelden bevinden zich vooral leden van ISIS, die onder meer bij bombardementen van de anti-ISIS coalitie om het leven zijn gekomen. Turkije is nog steeds het enige transitland van waaruit uitreizigers Syrië en Irak bereiken.

Een groeiend aantal Nederlanders in Syrië en Irak weet promotie te maken binnen de jihadistische groepen waarbij zij zich hebben aangesloten. Enkele Nederlanders hebben zich daar aangesloten bij subgroepen van ISIS die gericht zijn op het plegen van aanslagen in het Westen. De aanwezigheid van Nederlanders bij dergelijke subgroepen werkt dreigingsverhogend. Verder spelen enkele Nederlanders een prominente rol in de propaganda van ISIS en Jabhat al-Nusra of hebben deze rol gespeeld.

Verontrustend was de uitreis in augustus van de Nederlandse militair naar Syrië/Irak, waar hij zich waarschijnlijk heeft aangesloten bij ISIS. Het is voor het eerst dat een actief dienende Nederlandse militair als jihadstrijder uitreist. Defensie onderzoekt nog wat de veiligheidsimplicaties zijn van zijn uitreis en heeft maatregelen genomen om risico’s te reduceren. In reactie op het uitreizen van de Nederlandse militair riep de bij ISIS aangesloten Nederlandse ex-militair Yilmaz moslims in westerse krijgsmachten op hun voorbeeld te volgen.

Van jihadistische terugkeerders gaat in potentie een dreiging uit. Er is echter vastgesteld dat van de meeste terugkeerders in de huidige groep geen geweldsdreiging uit gaat. Het betreft hier vaak personen die teleurgesteld zijn door hun ervaringen in de strijdgebieden. In de eerste helft van 2015 waren er overigens maar twee terugkeerders. Waarschijnlijk is dit getal zo laag omdat het moeilijk is om toestemming te krijgen het «kalifaat» te verlaten en omdat strafrechtelijke vervolging in het thuisland afschrikwekkend werkt. De dreiging komt niet uitsluitend van uitreizigers en terugkeerders. Tegenover de kleine groep maandelijkse uitreizigers staat een groep die wel zou willen uitreizen en die, indien dit verhinderd wordt, een potentiële geweldsdreiging zou kunnen vormen. Verder zijn aanslagen door ISIS-sympathisanten, zoals de afgelopen periode in andere landen gezien, ook in Nederland mogelijk. Dergelijke aanslagen kunnen worden geïnspireerd door oproepen van en contacten met strijders die in Syrië verblijven.

Hoewel er een geweldsintentie bestaat bij enkele jihadisten in Nederland, is de zichtbaarheid van de jihadistische beweging in Nederland het laatste jaar sterk afgenomen. Een jaar na de beruchte pro-ISIS demonstraties in Den Haag en Amsterdam is dan ook geen sprake meer van openlijke jihadistische manifestaties in Nederland. De oorzaak kan gezocht worden in de afwezigheid (door onder andere uitreis of detentie) van charismatische initiatiefnemers en mogelijk toegenomen veiligheidsbewustzijn in het licht van een als repressief gepercipieerd klimaat. Dat ook de online aandacht voor gedetineerde jihadisten lijkt af te nemen, wijst tevens op een gebrek aan organisatiecapaciteit, leiderschap en toegenomen voorzichtigheid. De komende tijd zal de rechter uitspraak doen in een aantal terrorisme gerelateerde zaken.

De afgelopen periode zijn vele tienduizenden vluchtelingen ongecontroleerd de Europese Schengenzone binnengekomen. Hoewel het bij de huidige vluchtelingencrisis primair gaat om burgers in nood uit Syrië en Eritrea, zijn hier ook veiligheidsrisico’s aan verbonden. Ondanks dat in Nederland alle asielzoekers worden gescreend, valt niet uit te sluiten dat jihadisten of leden van jihadistische organisaties zich kunnen mengen onder migratiestromen en op die manier onopgemerkt en illegaal, Nederland binnenkomen. Zowel de infiltratie van jihadisten in de bekende reisroutes van migranten naar Europa als het misbruik van de asielprocedure brengt, vanuit het oogpunt van de terrorist, echter risico’s van onderkenning met zich mee. Daardoor is het onwaarschijnlijk dat deze kanalen veelvuldig door jihadisten worden gebruikt. Europese veiligheidsdiensten zijn niettemin alert op deze mogelijkheid. Ondanks een enkel zorgelijk signaal dat jihadistische groepen de intentie zouden hebben om gebruik te maken van de vluchtelingenstroom met het oogmerk aanslagen te plegen, zijn er geen bevestigde gevallen van jihadisten die vanuit het Midden-Oosten of Noord-Afrika als operatives (dat wil zeggen handlangers of uitvoerders) via de vluchtelingenstroom naar Europa worden gestuurd.

Er kunnen wel vraagtekens worden geplaatst bij de huidige mogelijkheden van immigratie- en veiligheidsdiensten in Europa om goed zicht te krijgen op de vluchtelingenstroom. Door de grote toestroom in de Schengenzone is het internationaal niet mogelijk alle personen nauwkeurig te identificeren en te screenen. Niet geïdentificeerde en gescreende personen kunnen vervolgens ook Nederland bereiken. Deze beperking aan de weerstandskant bemoeilijkt het zicht op eventuele aanwezigheid van jihadisten binnen de vluchtelingenketen en de daadwerkelijke dreiging die zij vormen. Daarnaast blijft het mogelijk dat bepaalde mensen in asielprocedures incidenteel vatbaar zullen zijn voor radicalisering. Ten slotte zou de mensensmokkel een mogelijke inkomstenbron voor jihadisten kunnen zijn.

Ontwikkelingen in Syrië en Irak

Het «kalifaat» van ISIS, dat eind juni 2014 werd uitgeroepen, bestaat nu meer dan een jaar. Sinds het uitroepen van dit «kalifaat» hebben verschillende groeperingen in andere delen van de wereld zich bij het «kalifaat» van ISIS aangesloten. Ook in Irak en Syrië, het kerngebied van het «kalifaat», heeft ISIS stand gehouden. De luchtaanvallen van de anti-ISIS coalitie sinds het najaar van 2014 treffen de groepering hard en hebben het gevoel van onoverwinnelijkheid bij ISIS aangetast. Echter, zij hebben de slagkracht van de groep niet wezenlijk verminderd. Ook het terreinverlies van de groep in beide landen is beperkt gebleven. Het zijn vooral de Iraakse en Syrische Koerden geweest die, met luchtsteun van de Verenigde Staten, gebied op ISIS hebben terugveroverd. De Russische luchtaanvallen in Syrië, die eind september 2015 van start gingen, zijn formeel gericht tegen jihadistische groepen. Desalniettemin treffen zij vooralsnog vooral de relatief gematigde soennitische strijdgroepen in het noordwesten van het land. Het verder escaleren van de Syrische burgeroorlog zal de tegenstellingen tussen sjiieten en soennieten in Syrië en daarbuiten versterken. Gelet op de hevige emoties bij vele soennieten in het Midden-Oosten kan het Russische optreden mogelijk een nieuwe impuls geven aan de jihadgang naar Syrië. De Britse autoriteiten verklaren dat er een «aanzienlijke mogelijkheid» is dat ISIS met een explosief verantwoordelijk zou zijn voor de crash van de Russische Airbus 321 Metrojet boven de Sinaï op 31 oktober 2015. Hierbij kwamen 224 mensen om het leven. Indien het Egyptische filiaal van ISIS, Wilayat Sinaï, inderdaad verantwoordelijk blijkt te zijn, betekent dit dat naast het Westen nu ook Rusland nadrukkelijk doelwit is geworden van ISIS.

Na de aanslag in het Turkse Suruç in juli 2015, die Turkije toeschrijft aan ISIS, kondigde Turkije een offensief aan tegen zowel ISIS als de PKK. Hoewel Turkije in augustus het de Amerikanen toestond luchtacties uit te voeren tegen ISIS vanaf een Turkse luchtmachtbasis en strikter toezag op het tegenhouden van uitreizigers richting Syrië, was het Turkse beleid ten aanzien van ISIS lange tijd ambivalent. Echter, er zijn tekenen dat Turkije na de aanslagen in Suruç en later in oktober in Ankara daadwerkelijk de dreiging vanuit ISIS bestrijdt, bijvoorbeeld door actiever op te treden tegen de ISIS-presentie in Turkije of door de grens met door ISIS gecontroleerd gebied in Syrië strenger te controleren.

Jabhat al-Nusra probeert een gematigd imago aan te nemen door zich onder andere af te zetten tegen de wreedheden van ISIS. Ook benadrukt de groep dat zij op dit moment gericht is op de strijd in Syrië en niet op het plegen van aanslagen in het Westen. Het gematigde gezicht dat de groep graag uitdraagt, leidt tot een zeker draagvlak onder soennitische moslims in Syrië, maar is niets meer dan façadepolitiek. Jabhat al-Nusra heeft namelijk wel degelijk intenties om het Westen te treffen, en kan (met name) terugkeerders inzetten voor aanslagplannen in het Westen.

De VS hebben in juli 2015 waarschijnlijk bij een gerichte aanval de leider van de aan al Qa’ida verbonden Khorasan-groep gedood. De Khorasan-groep opereert in Syrië en is gericht op het plegen van aanslagen in het Westen. De gedode leider was de belangrijkste planner en organisator in Syrië van aanslagplannen, onder meer gericht op het Westen. Hoewel de dood van de leider van de Khorasan-groep een tegenvaller voor de organisatie betreft, verandert de dreiging vanuit de groepering niet wezenlijk.

Ontwikkelingen conflict ISIS en al Qa’ida

Sinds de tweespalt binnen het jihadisme in april 2013 begon, is het jihadistische landschap wereldwijd radicaal veranderd. Met de opkomst van ISIS sinds het voorjaar van 2013 en zeker na het uitroepen van het «kalifaat» door ISIS in juni 2014, kwam een eind aan de vanzelfsprekende dominantie van al Qa’ida binnen het internationale jihadisme. Op dit moment kiezen de meeste jonge (aspirant-)jihadisten voor ISIS in plaats van al Qa’ida en aan haar gelieerde groepen. Deze populariteit is nog steeds groeiende. De positie van kern al Qa’ida is verzwakt door de acties van de VS tegen de leiding van de groep en de opkomst van ISIS. Tegelijkertijd moet niet uit het oog worden verloren dat al Qa’ida en aan haar gelieerde groepen nog steeds een factor van belang zijn en dreiging genereren. Veel van de aan al Qa’ida gelieerde groepen blijven geduchte strijdgroepen. Vooral Jabhat al-Nusra in Syrië en «Al Qa’ida op het Arabische Schiereiland (AQAS)» in Jemen staan er relatief goed voor. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat kern al Qa’ida zich op enkele vlakken versterkt.

Ontwikkelingen in Noord-Afrika

Door het toenemend aantal jihadistische aanslagen is duidelijk geworden dat jihadistische groeperingen gelieerd aan ISIS en al Qa’ida de veiligheidssituatie in Noord-Afrika en dan met name in Tunesië en Egypte negatief hebben beïnvloed. De aanslag in de Tunesische badplaats Sousse onderstreept de al langer in Tunesië toenemende dreiging richting westerse doelwitten in de regio. In reactie op aanslagen zijn de regeringen in Tunesië en Egypte repressiever gaan optreden tegen jihadisten. Dit beleid, dat ook gematigder islamisten treft, verhoogt de weerstand tegen aanslagen maar vergroot tegelijkertijd de voedingsbodem voor jihadisme in beide landen. De destabilisering in Noord-Afrika, die in mindere mate ook Algerije treft, wordt mede veroorzaakt door de chaos in Libië. Naast trainingskampen verspreid over Libië, hebben jihadistische netwerken in het land direct toegang tot de wapensmokkel in de Sahel en faciliteringsnetwerken door Afrika, het Midden-Oosten en waarschijnlijk ook Europa. ISIS heeft in het bijzonder geprofiteerd van de aanhoudende chaos in Libië en zet dit land steeds nadrukkelijker neer als potentieel uitreisgebied. Tegelijkertijd moet niet worden onderschat dat ISIS soms ook weerstand ondervindt van de lokale bevolking en andere jihadistische groeperingen. Ondanks de toegenomen aandacht voor Libië onder Nederlandse jihadisten gaat hun voorkeur nog steeds uit naar Syrië.

Verdere internationalisering van ISIS-activiteiten

In voorgaande DTN’s is al diverse malen gewag gemaakt van de groeiende steun voor ISIS in diverse landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika en van de destabilisering die daarmee gepaard gaat. In de afgelopen periode waren er weer nieuwe landen of gebieden waar sympathie voor ISIS ontstond of terroristische activiteiten uit naam van ISIS werden gepleegd. Zo kreeg Koeweit voor het eerst in dertig jaar te maken met een terroristische aanslag, uitgevoerd door een Saoedisch filiaal van ISIS. Na eerdere aanslagen op sjiitische doelwitten in Saoedi-Arabië pleegde een aan ISIS verbonden filiaal een aanslag tegen een soennitische moskee, hetgeen kan worden opgevat als een ISIS-aanslag tegen het Saoedische regime. Ook in de Palestijnse gebieden is vanuit pro-ISIS hoek sprake van facties die het gezag van Hamas betwisten en aanslagen plegen. Deze verdere internationalisering van pro-ISIS groepen in het Midden-Oosten kan de regio verder destabiliseren en de dreiging verhogen tegen westerse doelwitten in de regio en (op termijn) het Westen zelf.

Ontwikkelingen in Somalië

Het lijkt erop dat al Shabaab vaker dan in het verleden westerse jihadisten inzet voor zelfmoordaanslagen in Somalië. Ondertussen heerst er groeiende onvrede onder de enkele tientallen westerse jihadisten in Somalië over de wijze waarop zij door al Shabaab behandeld worden. Dat is de reden dat een deel van hen probeert het land te verlaten om elders de jihad voort te zetten. Dit betekent dat de aantrekkingskracht van Somalië als jihadgebied voor westerse jihadisten afneemt, een trend die al enkele jaren zichtbaar is.

Radicalisering en extremisme

Voor de dreiging vanuit links- en rechts-extremisme zijn de nieuwe omstandigheden met betrekking tot de vluchtelingencrisis relevant. Al enige tijd trachten extreemrechtse groeperingen zoals de NVU en Identitair Verzet in te spelen op levende sentimenten tegen moslims en asielzoekers. De voedingsbodem voor extremisme neemt toe gelet op de onvrede die bij veel mensen bestaat over de grote instroom van vluchtelingen in Nederland. Ook nemen de uitingen ervan toe. Er zijn in Nederland diverse bekladdingen geweest bij opvanglocaties voor vluchtelingen, waarbij in sommige gevallen extreemrechtse symboliek werd gebruikt. Verschillende burgemeesters, wethouders en raadsleden werden bedreigd om zo de komst van een azc tegen te gaan. Dit kan de lokale democratische besluitvorming ondermijnen. In Woerden is in oktober een sporthal die dienst deed als gemeentelijke noodopvang door twintig mensen aangevallen. Daarbij is met vuurwerk gegooid. Een dergelijk zwaar incident bij een opvanglocatie is in Nederland de laatste jaren niet voorgekomen. Ondanks dat er in de casus Woerden geen aanwijzingen zijn dat er betrokkenheid is geweest vanuit extremistische organisaties, kan de actie als extremistisch worden gekwalificeerd, gelet op het politieke motief en de impliciete geweldsdreiging die ervan uitging. Dergelijk anti-asielzoekersextremisme vanuit kleine groepen is moeilijk te voorzien omdat het niet gaat om personen of groepen die al bij veiligheidsorganisaties in beeld zijn. Van structurele gewelddadigheden tegen asielzoekerscentra is in Nederland vooralsnog echter geen sprake, in tegenstelling tot Duitsland waar het aantal geweldsincidenten bij azc’s ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar verdubbelde tot 340 in de maanden januari-augustus 2015. Voor terroristisch geweld uit extreemrechtse hoek zoals de aanslag op de Keulse burgemeesterskandidaat Henriette Reker, zijn in Nederland geen aanwijzingen. Gezien de emoties die de komst van asielzoekers bij delen van de bevolking oproept, kan een gewelddadige actie door een eenling ook in Nederland niet worden uitgesloten. Het is daarom van belang ontwikkelingen in deze hoek scherp in de gaten te houden, gelet op meer onbestemde sympathieën bij enkelen op het internet voor het steunen en het plegen van geweld tegen asielzoekers, moslims of minderheden.

In extreemlinkse kringen is de focus hoofdzakelijk gericht op verzet tegen het Nederlandse asiel- en vreemdelingenbeleid, alsmede op het voeren van actie tegen (de proliferatie van) extreemrechts. Diverse protestacties tegen de bouwer van een gezinslocatie in Kamp Zeist zijn reeds aangekondigd. De extreemlinkse Anti-Fascistische Aktie (AFA) kent een lange geschiedenis van het voeren van actie tegen (gepercipieerd) extreemrechts. Door de actualiteit rondom de grote instroom van vluchtelingen is er sprake van hernieuwde activiteit vanuit antifascistische hoek. In oktober zocht de AFA de gewelddadige confrontatie met deelnemers van een door de anti-islam- beweging Pegida georganiseerde demonstratie in Utrecht, waarbij diverse rechts-extremisten aanwezig waren. Deze ontwikkeling leidt tot het risico van hernieuwde gewelddadige confrontaties tussen extreemrechtse- en extreemlinkse groepen, zoals dat in andere Europese landen ook te zien is. Daarnaast is bij extreemlinks veel aandacht voor de thema’s politiegeweld, vermeend etnisch profileren door de politie en racisme in het algemeen, mede naar aanleiding van het overlijden van een Arubaanse arrestant in Den Haag eind juni. In aanloop naar de viering van Sinterklaas en de rol van Zwarte Piet daarbij, zijn al diverse acties aangekondigd.

Enkele extremistische actievoerders voor dierenrechten en het milieu blijven in Nederland actief, maar de nadruk ligt primair op activistische actievormen in plaats van extremistische acties. De milieugroepering Groenfront! organiseerde in augustus 2015 de zogenoemde Climate Games in Amsterdam, waarop vele buitenlandse actievoerders af kwamen. Tijdens een bezettingsactie gedurende die week werden twee arrestaties verricht.

Er zijn duidelijke aanwijzingen dat de recente hardere aanpak van radicale salafistische predikers gevolgen heeft voor de salafistische beweging in Nederland. Dit kan ertoe leiden dat een deel van de salafisten zich, bij wijze van tegenreactie, zichtbaarder en mogelijk radicaler zal manifesteren. Een deel van de salafisten beschouwt de hernieuwde aandacht voor het salafisme namelijk als een «aanval op de islam». Binnen de salafistische beweging zijn er initiatieven om te komen tot een gedeelde strategie om een antwoord te formuleren op de externe druk. Het is echter de vraag of deze initiatieven zullen slagen, gelet op de onderlinge verdeeldheid binnen het salafistische spectrum in Nederland. Ook buurlanden spannen zich in om radicale predikers te weren. Zo heeft België onlangs de verblijfstitel voor een uit Nederland afkomstige radicale prediker ingetrokken omdat hij actief zou zijn geweest in de extremistische kringen waaruit de terroristische cel van Verviers is voortgekomen.

Polarisatie en voedingsbodem

Processen van polarisatie zijn voor het DTN van belang omdat die radicaliseringsprocessen in belangrijke mate kunnen beïnvloeden. Ook bleek al vaker dat internationale gebeurtenissen binnenlands kunnen doorwerken en spanningen, onzekerheden en polarisatie kunnen aanwakkeren. Dit was de afgelopen periode ook het geval. Zo leidt de komst van grote aantallen vluchtelingen naar Nederland in toenemende mate tot spanningen in Nederland. Op lokaal niveau waren er de laatste jaren al mensen die zich in comités organiseerden en protesteerden tegen de komst van asielzoekerscentra. Gelet op toename van het aantal vluchtelingen sinds september 2015, worden de zorgen over het fenomeen bij velen in Nederland groter en breder: over het absorptievermogen, over de omgang van de overheid bij opvang en over de veiligheid. Eventuele geweldsincidenten door vluchtelingen in opvangcentra of andere negatieve berichten kunnen deze vrees verder aanjagen. Aan de andere kant is er bij velen in Nederland sprake van brede sympathie voor de vluchtelingen. Doordat voor- en tegenstanders van de komst en de opvang van vluchtelingen zich in de openbaarheid scherp uiten, komen zij in sommige gevallen recht tegenover elkaar te staan tijdens demonstraties. Gelet op het voorziene langdurige karakter van de vluchtelingenproblematiek, kunnen deze polarisatie en mogelijke vormen van maatschappelijk onrust voortduren. Daarbij is het mogelijk dat gelet op het feit dat de meeste vluchtelingen moslim zijn, reeds heersende angst en onzekerheid over de islam verder worden versterkt.

De Turkse militaire acties tegen de PKK in Syrië en Irak, alsmede de aanslagen van de PKK in Turkije, leiden in diverse Europese landen, waaronder Nederland, tot toegenomen spanningen tussen de Koerdische en Turkse gemeenschappen. Daarnaast geven ook de aanslagen in Suruç en Ankara voeding aan deze spanningen. Dit loopt ook in Nederland uit op gewelddadigheden tegen Koerdische en Turkse doelwitten. Zo werd in september 2015 onder andere de ambtswoning van de Turkse ambassadeur in Den Haag belaagd en werden bij een Koerdisch centrum in Amsterdam de ruiten ingegooid. De oproep van ISIS in het magazine Dabiq in september 2015 om een aanslag te plegen op een instituut in Rotterdam dat de PKK zou financieren (dat overigens al enige jaren geleden verhuisd is naar Frankfurt), kan de spanningen verder aanwakkeren. De inschatting blijft dat de PKK haar aanhang in Europa blijft mobiliseren, maar vasthoudt aan het beleid af te zien van terroristisch geweld in Europa. Ook van de kant van de extreemrechtse Turkse groepering Grijze Wolven in Nederland zijn er geen aanwijzingen voor terroristisch geweld. Op individueel niveau is het wel voorstelbaar dat zowel van Turkse als Koerdische kant incidenteel tot geweld wordt overgegaan.

Weerstand

De Nederlandse bevolking is in algemene zin onveranderd weerbaar tegen extremisme en politiek geweld. Zo waren er in Nederland geen ernstige gewelddaden begaan uit ideologische motieven en sluiten eveneens weinig Nederlanders zich aan bij radicale groepen. Opvallend is dat er een jaar na de beruchte pro-ISIS demonstraties geen sprake meer is van fysieke jihadistische manifestaties in Nederland. Ook online is de openlijke jihadistische manifestatie afgenomen. Ten slotte zijn er tekenen dat de overheidsaanpak van buitenlandse predikers heeft geleid tot extra positieve alertheid binnen delen van de moslimgemeenschap met betrekking tot het uitnodigen van mogelijk radicale buitenlandse predikers.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Brief Minister van SZW, 23 september 2015,Kamerstuk 29 614, nr. 38.

De brief en beleidsreactie is gebaseerd op een analyse van de AIVD en NCTV; Publicatie AIVD/NCTV, 23 september 2015, Salafisme in Nederland: diversiteit en dynamiek.

X Noot
3

Brief Minister van VenJ, SZW, BZ, BZK, 3 maart 2015, Kamerstuk 29 754 nr. 303.

X Noot
4

Over de maatregelen die op internationaal en nationaal niveau zijn getroffen, bent u eerder al geïnformeerd via de beleidsimplicaties bij het DTN 39 (Kamerstuk 29 754 nr. 313).

X Noot
5

Open brief Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, «Asiel in Nederland», 19 oktober 2015.

X Noot
6

Brief Minister van SZW, 23 september 2015, Kamerstuk 29 614, nr. 38.

Naar boven