29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 288 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE, VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2015

Recente aanslagen en andere voorbeelden van jihadistisch extremisme in Brussel, Parijs en Verviers, hebben geleid tot onrust in Nederland. Begrijpelijkerwijs hebben de fractievoorzitters vragen over de jihadistische dreiging, die in Parijs zo manifest werd, en over de wijze waarop de regering deze bestrijdt. Het Kabinet herkent én onderschrijft het breed gedeelde gevoel van verantwoordelijkheid en urgentie om steeds weer te bezien of we alles doen wat redelijkerwijs kan, om de veiligheid van Nederland te behouden.

Sinds de NCTV het dreigingsniveau in 2013 verhoogde naar substantieel, hebben opsporings- en veiligheidsdiensten (zoals AIVD, MIVD, KMAR, politie en OM) en ook lokale overheden zonder uitzondering hun alertheid verhoogd en de inspanningen op het gebied van terrorismebestrijding geïntensiveerd, om de veiligheidsrisico’s zo goed mogelijk te onderkennen en in te dammen. Bovendien draagt Nederland in Irak, Afghanistan, Mali en Somalië militair bij aan de internationale strijd tegen terroristische organisaties zoals ISIS. Op dit moment zijn de diensten in staat om te doen wat zij redelijkerwijs moeten doen in het aanpakken van de terroristische dreiging, al dan niet als gevolg van herprioritering. Dit is reeds gedeeld met Uw Kamer.1 Bij het bespreken van de huidige inzet van mensen en middelen kijkt het Kabinet vanzelfsprekend periodiek vooruit naar de behoeften van de veiligheidsketen op de langere termijn.

Zoals reeds aangegeven in het debat over de aanslagen in Parijs op 14 januari jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 41, item 7), is duidelijk dat als mocht blijken dat de capaciteit in de veiligheidsketen op dit gebied in de toekomst verder moet worden uitgebreid, de financiering daarvan geen belemmering kan zijn. Met de aanhoudende instabiliteit in het Midden-Oosten en Noord Afrika, de uitingen van de jihadistische dreiging in Europa en een toenemend aantal geradicaliseerde personen en terugkeerders in Nederland, is duidelijk geworden dat deze dreiging de komende jaren een gegeven is. Gezien het verwachte langdurige karakter van het huidige dreigingsbeeld, stelt het Kabinet logischerwijs de vraag of de inzet van de diensten en andere ketenpartners op termijn vol te houden is. Daarom heeft het kabinet de betrokken diensten en ketenpartners gevraagd om een analyse te maken, om te bezien of bij het voortduren van het huidige dreigingsbeeld ketenpartners versterkt moeten worden. Na bespreking in het kabinet, informeren wij Uw Kamer over de conclusies.

Het kabinet hecht zeer aan een constructieve dialoog hierover met Uw Kamer. Het leek ons goed om de beantwoording van de gestelde vragen in hun bredere context te plaatsen. Daarom beantwoorden wij de hierover gestelde Kamervragen, mede namens de Minister President, bij uitzondering door middel van deze Kamerbrief. De brief geeft antwoord op de op 26 januari jl. door de leden Berndsen-Jansen en Schouw (D66) gestelde schriftelijke Kamervragen over extra maatregelen tegen terreur (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 1242) en de op 30 januari jl. door de leden Roemer (SP), Van Haersma Buma (CDA), Wilders (PVV), Pechtold (D66), Slob (ChristenUnie), Van Ojik (GroenLinks) en Van der Staaij (SGP) gestelde schriftelijke vragen naar aanleiding van uitspraken tijdens het debat op 14 januari jl. over de aanslagen in Parijs (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 1241). Vanwege de vertrouwelijkheid kunnen wij geen antwoord geven op de vragen 4, 5, en 9 (deels) van de fractievoorzitters en vraag 6 van de leden van D66. Uiteraard is er alle bereidheid om vertrouwelijk een nadere toelichting te geven in de Commissie voor de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten (CIVD).

Jihadistische dreiging en radicalisering

Sinds maart 2013 heeft de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) het dreigingsniveau in Nederland verhoogd naar substantieel (Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN nr. 32). De aanslagen en incidenten van de afgelopen maanden zoals in Brussel, Parijs en Verviers, passen in dat huidige dreigingsbeeld: er bestaat een reële kans op een aanslag in Nederland, maar hiervoor zijn geen concrete aanwijzingen. Er is daarom momenteel geen aanleiding om het dreigingsniveau te verhogen. Wel tonen deze aanslagen, incidenten en aanhoudende aantallen uitreizigers en terugkeerders aan, dat de jihadistische dreiging langdurig van aard is.

Deze dreiging gaat vooral uit van terugkerende jihadgangers uit internationale strijdgebieden en van radicalisering, zowel in Nederland als in Europa. De Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) definieert een uitreiziger (jihadganger) als elke persoon die met jihadistische intenties Nederland verlaat, in een poging om strijdgebieden te bereiken waar jihadistische groeperingen actief zijn. Hierbij kan worden gedacht aan Syrië en Irak, maar ook aan Jemen, Afghanistan en Pakistan. Een terugkeerder is volgens de definitie van de AIVD een persoon, die met jihadistische intenties succesvol is uitgereisd naar strijdgebieden, waar jihadistische groeperingen actief zijn, en terugkeert naar het land van herkomst. Op dit moment zijn circa 180 Nederlanders uitgereisd naar jihadistische strijdgebieden, waarvan 25 zijn omgekomen, 35 Nederlanders zijn teruggekeerd en er nog circa 120 in Syrië en Irak verblijven.

Daarnaast is radicalisering van jongeren die zich aangesproken voelen door de jihadistische propaganda in Europa en ook in Nederland zichtbaar. Radicaal-islamitische groeperingen hadden tot ruim twee jaar geleden nauwelijks een podium in Nederland. Voortdurende jihadistische propaganda en de wervende kracht van Nederlandse jihadstrijders in Syrië en Irak blijven appelleren aan nieuw geradicaliseerde jongeren. Dit vormt in potentie inspiratie voor uitreizen en gewelddadig handelen. Dat het radicaal-islamitische landschap in Nederland de laatste jaren ingrijpend veranderd is, kan niet los worden gezien van de internationale ontwikkelingen. In de Nationale Contraterrorismestrategie 2011–2015 wordt daarom eveneens het belang van het aanpakken van voedingsbodems voor radicalisering benadrukt. Zoals bijvoorbeeld in het tegengaan van radicalisering en het bieden van een alternatieve boodschap dan terroristische propaganda.

De jihadistische dreiging, die wordt aangewakkerd door de instabiliteit in het Midden Oosten en delen van Afrika, illustreert de toenemende verwevenheid van onze interne en externe veiligheid, zoals beschreven in de beleidsbrief Internationale Veiligheid van november 2014 (Kamerstuk 33 694, nr. 6). Geradicaliseerde jongeren, vaak buurtgenoten van elkaar, reizen af naar verre jihadistische strijdgebieden en keren met strijdervaring terug naar Nederland. Het is daarom van belang om niet alleen in Nederland maar ook in jihadistische strijdgebieden actief te zijn, om zodoende de problematiek bij de bron aan te pakken.

Activiteiten integrale aanpak jihadisme

Op 29 augustus jl. stuurde het Kabinet het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme naar de Tweede Kamer, dat, in aanvulling op terrorismebestrijding in het buitenland, maatregelen bevat om de jihadistische dreiging tegen Nederlandse belangen in binnen en buitenland aan te pakken (Kamerstuk 29 754, nr. 253). Het Actieprogramma bestaat uit 38 maatregelen, zowel preventief als repressief. Alle beschikbare middelen worden momenteel aangewend om de jihadistische dreiging en radicalisering tegen te gaan. Voedingsbodems voor radicalisering worden bestreden, onder andere met inzet van scholen, jeugdzorg en reclassering. De strafrechtelijke en bestuursrechtelijke aanpak van jihadisten zijn versterkt. Haatpredikers worden steviger aangepakt, ronselaars voor de jihadgang worden verstoord, evenals facilitatoren en verspreiders van jihadistische propaganda. Uitreis naar jihadistische strijdgebieden wordt voorkomen, mede door invoering van een nieuw wettelijk uitreisverbod. Uitreizigers worden bij terugkeer zo mogelijk aangehouden en vervolgd. Naast uitbreiding van de wettelijke bevoegdheden om een meldplicht op te leggen en uitkeringen te beëindigen, worden de mogelijkheden uitgebreid om het Nederlanderschap in te trekken, indien de betrokken persoon zich heeft aangesloten bij een organisatie die deelneemt aan een nationaal of internationaal gewapend conflict.

Deze activiteiten vloeien voort uit de gemaakte drieslag uit het Actieprogramma: 1) het wegnemen van de voedingsbodem voor radicalisering (onder meer door samenwerking met de moslimgemeenschappen), 2) het voorkomen dat mensen uitreizen en 3) risicoreductie van terugkeerders. De basis voor deze aanpak is gelegen in effectieve informatie-uitwisseling, zowel nationaal als internationaal, en specifieke aandacht voor sociale media.

Het Actieprogramma is onder coördinatie en regie van de NCTV dus in volle gang en wordt in samenwerking met alle operationele en beleidsmatige partners uitgevoerd. De beleidsmatige en operationele partners in de veiligheidsketen zijn op dit moment op orde en werken intensief samen om de jihadistische dreiging aan te pakken. Over de voortgang van de uitvoering wordt de Tweede Kamer periodiek geïnformeerd. De volgende voortgangsrapportage wordt eind maart 2015 aan de Kamer aangeboden.

Sinds de zomer van 2014 hebben aanslagen zoals in het Joods museum in Brussel, maar vooral de aanslagen in Parijs, bij verschillende groepen in onze samenleving geleid tot zorgen of vragen over hun veiligheid. Er is vanuit de overheid, zowel op het niveau van het Rijk als vanuit de lokale overheid en de politie onder meer contact geweest met vertegenwoordigers van de moslimgemeenschap, de joodse gemeenschap en de Nederlandse Vereniging van journalisten, alsmede met journalisten, cartoonisten en cabaretiers die zich na de aanslag in Parijs bedreigd, dan wel bezorgd voelen. In deze gesprekken is aangegeven dat er aandacht voor hen is en dat zij incidenten en zorgwekkende ontwikkelingen kunnen melden bij de burgemeester, politie of de NCTV. Waar nodig zijn reeds passende maatregelen genomen, zowel zichtbaar als onzichtbaar. Zo zijn de regionale eenheden extra alert bij diverse objecten, waaronder synagogen en moskeeën. Zoals altijd blijft de overheid de veiligheidssituatie nauwgezet monitoren en neemt op basis van inschatting van dreiging en risico indien nodig passende maatregelen.

Zo zijn bij een aantal joodse instellingen aanvullende beveiligingsmaatregelen getroffen volgend op de aanslag in Brussel. Over de aard en de omvang van beveiligingsmaatregelen kunnen vanzelfsprekend geen uitspraken worden gedaan. Dit zou ten koste gaan van de veiligheid van de objecten, plaatsen of personen die beveiligd worden en van de mensen die de beveiliging uitvoeren. In samenspraak met de joodse gemeenschap, de betrokken burgemeesters, het Openbaar Ministerie en de NCTV wordt bezien hoe de noodzakelijke voorzieningen voor de veiligheid van deze instellingen op langere termijn kunnen worden gehandhaafd.

De Franse premier Valls heeft op 21 januari 2015 een plan aangekondigd, om personen die verdacht dan wel veroordeeld zijn voor terroristische misdrijven te registreren en hen te verplichten om met regelmaat hun verblijfplaats en buitenlandreizen door te geven aan Franse instanties. In Nederland bestaat reeds de nationale terrorismelijst (sanctielijst), waar verdachten en veroordeelden voor terroristische misdrijven in kunnen worden opgenomen. Daarnaast zijn verdachten van terroristische misdrijven opgenomen in de systemen van Politie en het Openbaar Ministerie en worden deze personen besproken in de lokale casusoverleggen. Het opleggen van een verplichting om verblijfplaats en buitenlandse reizen te melden vergt een wetswijziging. Momenteel wordt een wetsvoorstel voorbereid die een nieuwe bevoegdheid biedt om personen die de nationale veiligheid bedreigen een periodieke meldingsplicht op te leggen.

Op lokaal niveau wordt relevante operationele informatie gedeeld in de Driehoek. Ook vinden in diverse gemeenten multidisciplinaire casusoverleggen plaats, waarin maatregelen op persoonsniveau worden besproken. Alle relevante partijen, waaronder de gemeente en de Nationale Politie, schuiven daarbij aan. De Ministers van Veiligheid en Justitie, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties overleggen iedere zes weken met de burgemeesters van betrokken gemeenten, waarbij de samenwerking en het delen van informatie nadrukkelijk wordt besproken. Uiteraard worden hierbij ook suggesties voor verbetering gedeeld. De betrokken partijen zijn tevreden over de samenwerking en informatie-uitwisseling. In de gemeenten waar de problematiek het meest urgent is, worden maatwerkinitiatieven vanuit het Rijk geboden om gemeenten te ondersteunen in hun lokale aanpak. Dit betreft zowel advisering als financiële ondersteuning voor projecten.

Op internationaal niveau is de Europese samenwerking geïntensiveerd. De jihadgang naar en terugkeer van internationale strijdgebieden is niet alleen een Nederlands probleem, maar is ook een Europees probleem. Zo heeft de AIVD naast de bestaande bilaterale samenwerking medio 2013 een samenwerkingsverband opgezet, tussen I&V-diensten uit negen belangrijke Europese landen. Sindsdien wordt intensiever tussen deze diensten samengewerkt op het gebied van uitreizigers en terugkeerders. In dit samenwerkingsverband wordt bovendien systematisch informatie uitgewisseld over gekende reisbewegingen. Ook op andere vlakken vindt een sterke internationale beleidsmatige samenwerking plaats evenals een intensieve samenwerking op het gebied van politie en OM. Uitwisseling van informatie en analyse tussen onze politiediensten en uitwisseling van beleidsvoornemens tussen Europese Ministers is hier voorbeeld van. Dit gebeurt vaak niet alleen bilateraal, maar ook in Europees kader.

In de zogeheten «Parijsverklaring» is een aantal maatregelen geformuleerd waarop Europa de komende tijd versterkt zal inzetten (de EU Contraterorisme-strategie). Dit draait onder meer om verbeterde informatie-uitwisseling over jihadisten. De verklaring roept op tot een spoedige afronding van de gesprekken met het Europees parlement over reisgegevens. Zoals afgesproken wordt uw Kamer telkens ter voorbereiding van de JBZ-raden geïnformeerd over de voortgang en de positie die Nederland en andere landen innemen. Voorts zijn maatregelen aangekondigd zoals de aanpak internetpropaganda, wettelijke bevoegdheden, aanpak illegale vuurwapens. Bovendien is de rol van Europol voor wat betreft de aanpak van terrorisme benadrukt en is een strategie inzake Syrië tot stand gekomen. De lidstaten leveren al langer in toenemende mate data aan bij het Europol Focal Point, en het aantal signaleringen van terrorisme in het Schengen-Informatiesysteem (SIS) neemt elke maand toe. Nederland hoort bij de koplopers qua informatie-uitwisseling met Europol op dit terrein. De maatregelen uit de Parijsverklaring zijn in lijn met de Nederlandse nationale en internationale inzet die mede vorm wordt gegeven door de Nederlandse inbreng binnen het Global Counter Terrorism Forum (GCTF) en de implementatie van VNVR 2178 die specifiek betrekking hebben op Foreign Terrorist Fighters. Deze inzet is bekrachtigd tijdens de informele JBZ-raad in Riga, 29–30 januari jl.

Versterking Bewaken Beveiligen en inzet DSI

Sinds medio 2014 vindt, op advies van de NCTV, extra bewaking en beveiliging plaats van een aantal objecten. Naar verwachting zijn de maatregelen van langere duur. Daarom is gekeken naar de inzet van politiecapaciteit die ten koste gaat van de basisteams. De politie moet immers midden in de samenleving kunnen blijven staan. Zij zijn de ogen en oren in de wijk en fungeren als aanspreekpunt. Zij is herkenbaar en benaderbaar en staat in permanente verbinding met alle bevolkingsgroepen en organisaties. Daarom is in overleg tussen de regioburgemeesters, NCTV, de korpsleiding van de nationale politie en de Koninklijke Marechaussee, een herschikking aangebracht waarbij de Koninklijke Marechaussee de bewaking en beveiliging van objecten met een hoog risicoprofiel van de politie overneemt. Deze herschikking komt niet voort uit een verandering in de dreiging rondom de desbetreffende objecten, maar is ingegeven vanuit het belang dat wij hechten aan de beschikbaarheid van capaciteit voor de uitvoering van de basispolitiezorg. Het overnemen van deze bewaking- en beveiligingstaken door de Koninklijke marechaussee biedt bovendien de mogelijkheid om snel te kunnen reageren op een verhoogde dreiging. Daar waar er sprake is van toezicht in het publieke domein blijft dit uitgevoerd worden door de nationale politie. Dit is haar kerntaak.»

In het kader van bewaken en beveiligen kan de Koninklijke Marechaussee op grond van de artikel 57 van de Politiewet 2012 bijstand leveren aan de politie. Deze bijstand wordt aangevraagd en ingezet door het lokaal gezag. In overleg met een vertegenwoordiging van de regioburgemeesters, NCTV, de korpsleiding van de nationale politie en met de Koninklijke Marechaussee is in de uitvoering van de bijstand, die in het kader van bewaken en beveiligen is aangevraagd, een herschikking aangebracht.

De Koninklijke Marechaussee gaat de bewaking en beveiliging van een aantal objecten met een hoog risicoprofiel van de politie overnemen. Deze herschikking komt niet voort uit een verandering in de dreiging rondom de desbetreffende objecten, maar is ingegeven vanuit het belang dat gehecht wordt aan de beschikbaarheid van capaciteit voor de uitvoering van de basispolitiezorg. Het overnemen van deze bewaking- en beveiligingstaken door de Koninklijke marechaussee biedt bovendien de mogelijkheid om snel te kunnen reageren op een verhoogde dreiging. Daar waar er sprake is van toezicht in het publieke domein blijft dit uitgevoerd worden door de nationale politie. Dit is haar kerntaak.

De effecten van de herschikking op de andere taakvelden waar de Koninklijke Marechaussee opereert zijn goed bekeken en afgestemd met de betreffende gezagsdragers. De Koninklijke Marechaussee zal de aanvullende taken op het terrein van objectbewaking zolang als noodzakelijk uitvoeren. De noodzaak van de inzet van de Koninklijke Marechaussee zal driemaandelijks worden geëvalueerd. Er kan niet worden uitgesloten dat de ontwikkeling van de dreiging aanleiding geeft tot het bewaken en beveiligen van meer objecten en personen. Dit zal worden mee genomen in de eerdergenoemde analyse van de veiligheidsketen.

Tenslotte zijn de politiemedewerkers in de basisteams opgeleid, getraind en toegerust voor het geweldsniveau waarmee deze in de regel worden geconfronteerd. Een goed voorbeeld zijn de sinds enkele jaren bestaande AMOK-procedures, waarin de agenten in de basisteams van de politie worden opgeleid. Het afgelopen half jaar zijn reeds maatregelen genomen ter versterking van de Dienst Speciale Interventies (DSI). Deze en andere maatregelen dragen er aan bij dat de politie bij acute dreiging, ook in situaties die vragen om een inzet van zwaardere (gewelds)middelen bijvoorbeeld met Arrestatie- en Ondersteuningseenheden of Interventieteams (van de DSI of de Unit Interventie Mariniers), snel ter plaatse is en zo nodig opschalen. Over details van de werkwijze van speciale eenheden – en dus ook over de exacte aanrijtijden – kunnen in het openbaar geen mededelingen worden gedaan. De procedure van inzet van deze eenheden is vastgelegd in de «Regeling Dienst Speciale Interventies».

Veiligheidsketen nu en in de toekomst

Om de geschetste jihadistische dreiging voldoende aan te pakken hebben opsporings- en veiligheidsdiensten, zoals AIVD, MIVD, KMAR, politie en ook het OM, zoals gezegd de afgelopen maanden hun inspanningen op het gebied van terrorismebestrijding geïntensiveerd. Ook de lokale overheden hebben de inzet versterkt. De diensten zijn op dit moment in staat om te doen wat zij moeten doen op het terrein van jihadisme. Deels is dit het gevolg van herprioritering op andere terreinen. Wat betreft de I&V-diensten kunnen wij over deze herprioritering in het openbaar geen nadere mededelingen doen. In het algemeen kan daarover gesteld worden dat bij herprioritering van onderzoek of accentverschuivingen op een terrein het Kabinet zich altijd de vraag stelt of deze herprioritering verantwoord is in het licht van het totale dreigingsbeeld. Het Kabinet acht de gemaakte keuzes verantwoord.

De bezuiniging op de AIVD zag primair op efficiency en versobering en niet op het operationele proces (brief 30 juni 2014, Kamerstuk 30 977, nr. 104). De aankondiging van de bezuinigingen en de daarop volgende reorganisatie hebben echter wel geleid tot vertrek van een beperkt aantal medewerkers. In het openbaar kunnen geen verdere mededelingen gedaan worden over de specifieke aantallen en achtergrond van deze medewerkers. De AIVD werft momenteel nieuwe medewerkers uit de structurele verhoging van het budget met 25 miljoen euro per ingang van 2015.

De MIVD verricht eveneens onderzoek naar nationale en internationale jihadistische dreigingen. Het gaat hier vooral om het kunnen voorzien van aanslagen tegen defensiebelangen in Nederland en in missiegebieden. Ook levert de MIVD belangrijke inlichtingenondersteuning aan Nederlandse militairen tijdens hun inzet in het kader van de terrorismebestrijding in het buitenland, zoals in Irak. Gelet op de beperkt beschikbare middelen en het toenemende beroep daarop, is prioritering noodzakelijk geweest om de gewenste inlichtingenondersteuning te kunnen leveren. Dit is gebeurd in nauwe samenspraak met de afnemers van inlichtingenproducten.

Het waarborgen van de nationale veiligheid is een kerntaak van de overheid. Breed maatschappelijk en politiek draagvlak voor de aanpak van de jihadistische dreiging is van groot belang. De recente gebeurtenissen in Parijs en in Verviers, onderstrepen dit. De partijen in de veiligheidsketen hebben zich aan het dreigingsniveau aangepast en zijn op dit moment in staat de jihadistische dreiging het hoofd te bieden. Gezien het verwachte voortduren van het huidige dreigingsniveau, en het groeiend aantal terugkeerders, heeft het Kabinet opdracht gegeven tot een analyse van de veiligheidsketen om te bezien of de huidige inzet van de diensten en andere ketenpartners langdurig vol te houden is. Zoals gezegd vindt deze analyse momenteel plaats. Na bespreking in het Kabinet informeren wij Uw Kamer over de conclusies. De integrale aanpak van de jihadistische dreiging is intussen in volle gang. Over de voortgang van de implementatie van het actieplan Jihadisme wordt de Tweede Kamer periodiek geïnformeerd. De volgende voortgangsrapportage wordt eind maart 2015 aan de Kamer aangeboden.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Zie hiervoor onder andere brieven van 30 juni 2014 (Kamerstuk 29 754, nr. 251), 6 november 2014 (Handelingen II 2014/15, nr. 21, item 13)

Naar boven